Zr. María del Rocío, Conferentie 2009-2014
HET GEESTELIJK AANBOD VAN MOEDER CLARA FEY: EEN WEG VAN ACTIE CONTEMPLATIE
De Oefening van Moeder Clara kan gedefinieerd worden als een voortdurende wandel in de tegenwoordigheid van God. „De weg der vereniging bestaat (…) in een voortgezette communie of vereniging met de Heer, in de voortdurende trouwe wandel voor en met de bruidegom van onze zielen.“ (Conferentie, 19 -2 -1854) „Het voortreffelijkste middel, om alle volmaaktheid te verkrijgen, bestaat in de wandel voor en met God. – Wie er naar streeft, zich steeds van de tegenwoordigheid van God bewust te zijn, zal daarin een grote kracht vinden en in alle gevallen hulp “ (Betrachtungen IV, S. 339)
Om in voortdurende vereniging met de Heer te leven, stelde Clara haar zusters een weg voor, die wij als volgt kunnen beschrijven:
1. 2. 3. 4. 5.
Veelvuldige communie en verlevendiging van de wens om te communiceren Innerlijke voorbereiding op elk ontvangen van de heilige Eucharistie Bewustwording van het feit, dat de eucharistische Jezus in ons blijft Verenigd blijven met de Heer, die wij in de Eucharistie ontvangen hebben Beseffen dat de Heer in de anderen is en dienst voor Hem aan de anderen
SAMENVATTEND: CONTEMPLATIEF EN ACTIEF LEVEN MET ELKAAR VERBINDEN
1. Veelvuldige communie en verlevendiging van de wens om te communiceren Clara Fey betoont de betekenis van het geloof en de liefde om de Oefening te leven: „Geloven wij dan, geloven wij vast, dat op het altaar werkelijk tegenwoordig is Christus, de Zoon van de levende God (Mt 16,16). Laten wij ons door dit geloof geheel doordringen, en wij zullen met steeds grotere eerbied en liefde voor de Heer verschijnen en alles verkrijgen, waarom wij Hem vragen“ (Betrachtungen III, S. 237) Geloven in de tegenwoordigheid van Jezus in de Eucharistie en aannemen, dat Hij komt, om in ons te wonen, is het begin van ons engagement om getuigenis af te leggen. Als wij communiceren, nemen wij vrijwillig de verplichting op ons om onze roeping consequent te leven. „Het heilige sacrament des altaars is het sacrament der liefde, Het is het grootste bewijs van een onuitsprekelijke liefde. Het is de liefde zelf. – Liefde echter verlangt wederliefde. Liefde verwekt echter ook wederliefde.“ (Betrachtungen III, S. 190) 2. Innerlijke voorbereiding op elk ontvangen van de heilige Eucharistie De Oefening verlangt vervolgens van ons „innerlijke ingekeerdheid“, om te communie te gaan. En van innerlijke ingekeerdheid spreken betekent niet alleen maar eenvoudig stil te worden, om in zich te keren en een paar gebeden op te z ter voorbereiding op het ontvangen van de Eucharistie. De liturgie nodigt ons uit tot zo’n innerlijke ingekeerdheid, dat wij vanuit het diepste geloof tot Jezus zeggen: „Heer, ik ben niet waardig, dat Gij komt onder mijn dak, maar spreek slechts één woord, en mijn ziel zal gezond worden.“ „Heer, ik ben niet waardig, dat gij tot mij komt, ik beken het vanuit het diepste van mijn ziel. Maar desondanks moet ik ook bekennen, dat ik u niet kan opgeven. Heer, de nederigheid wil me van U terughouden, maar de liefde dringt me naar u toe. Waarom bent u eigenlijk zo oneindig goed en vriendelijk? – Waarom toont u zich aan mij in uw grote beminnelijkheid? – Waarom roept u mij?– Waarom trekt u mij eigenlijk aan?– Waarom laat u mij niet liggen? – Zie toe, Heer, wat u doet, nu u zich met mij inlaat (...). Dus redt dan uw eigen eer, maak voor uzelf de woning van mijn hart gereed, en spreek maar een woord, een almachtig woord, dan wordt mijn ziel gezond.“ (Betrachtungen III, S.181f).
Welke betekenis geef ik aan deze woorden? Hoe maak ik ze mij eigen? Hoe laat ik ze tot leven komen?
3. Bewustwording van het feit, dat de eucharistische Jezus in ons blijft Niemand van ons kan deze openlijke belijdenis van het geloof in alle eerlijkheid afleggen, als ze niet contemplatief leeft. Wij kunnen het slechts, als we de gave bezitten, om gedurende ons leven van alledag te erkennen, dat het de Heer is, die het werk in ons en door ons, in de anderen en door de anderen volbrengt. Als wij communiceren, nemen wij het gehele „Lichaam van Christus“ in ons op; niet slechts een deel van het Lichaam van Christus. En wie is het Lichaam van Christus, als het niet onze medezusters in de gemeenschap zijn, de mensen, die om ons heen zijn, met wie wij werken, voor wie wij werken… Nemen wij hen ook helemaal in ons op? Accepteren wij ze vriendelijk en volliefde? Of accepteren we slechts die bepaalde „ brokstukken“, die we prettig vinden, die nuttig voor ons zijn en die ons niet lastig vallen? „Als we meer uit het geloof leefden, dan zou onze liefde sterk worden in ons hart, wij zouden onze blik hoger richten, niet zo zeer kijken naar de personen, die ons omringen, maar naar de Heer, die ons met deze mensen omringt en door ons in deze mensen bemind wil worden.“ (Kapitelermahnungen, 18-11-1882, Deel 2, Blz. 43) Daarom, mijn lieve zusters, is er iets dat wij moeten doen: onszelf aan de Heer toevertrouwen met alle liefde van ons hart, onszelf aan Hem geven, door ons van onszelf en onze eigenliefde af te keren. Wij moeten Hem alleen en al de Zijnen beminnen; ja, alle mensen uit liefde tot Hem… Laten we dapper zijn in deze liefde en in dit verlangen. Op dit punt is er geen „te veel“. Nee, hier kunnen we zoveel beminnen als we kunnen en willen. Nooit zullen wij de hoogste Liefde genoeg beminnen.“ (Conferentie IV, 231-232) Als ik het Lichaam van Christus ontvang, dan aanvaard ik ook zijn hele leer, dat wil zeggen, dan maak ik me het evangelie eigen en zet het om in de daad. Dan neem ik de „Oefening“ op in mijn dagelijks leven. Dat was de manier waarop Moeder Clara dit leefde. Tegenwoordig worden ons veel mogelijkheden aangeboden, om met het Woord van God te bidden, er over
te mediteren en na te denken, en de liturgische kalender brengt ons in relatie met de heilsgeschiedenis.
4. Verenigd blijven met de Heer, die wij in de eucharistie
ontvangen Terugkeren naar het tabernakel is niet de herhaling uit gewoonte van een schietgebed of en zin. Een van de manieren, waarop Moeder Clara haar zusters bemoedigde, om in de tegenwoordigheid van de Heer te leven, bestond daarin, dat zij hen maandelijks of met een zekere regelmaat korte zinnen uit de heilige Schrift of gedachten van heiligen gaf ter herinnering gedurende de dag. De teksten waren een hulp voor de Oefening, beter gezegd: het waren oefeningen. Ze maakten het mogelijk. Om een blik op de Heer te richten en ook op de naaste. En ik? Hoe lees ik de heilige Schrift? Hoe geeft ik haar vorm in mijn leven? Verandert het Woord van God mij, doordat het mij tot omkeer beweegt? Of verander ik het Woord zo, dat het zich aan mij aanpast? Clara adviseert ook het zoeken naar „kunstgrepen“, om met God verbonden te leven. De kunstgreep bestaat uit een van buiten komende impuls, die ertoe kan leiden, dat men zich aan de tegenwoordigheid van God herinnert. Afgezien daarvan moet op de gekozen impuls ( een slag van de klok, het geluid van de klok, de deurbel, een afbeelding van de Heer) een uitdrukking van vereniging met de Heer volgen ( bv. een zin, innerlijk zwijgen, een blik). In ieder geval moet deze „Oefening” sober en eenvoudig zijn. .
5. Beseffen dat de Heer in de anderen is en dienst voor
Hem aan de anderen Ja, het beleven van de „Oefening“ betekende voor Clara Fey, dat zij gedurende de dag naar het tabernakel van het huis van God terugkeerde, om Jezus te vragen: „Wat zou jij doen?”, en tegelijkertijd Jezus in de levende tabernakels te beschouwen, in mijn broers en zusters, om voor hen dat te doen, wat Jezus zou doen. „Het ene oog moet bezig zijn in dienst van de naaste, moet zijn behoeften
ontdekken; het andere moet strak op de Heer gericht zijn. De ene hand moet bezig zijn en werken voor de broeder, de andere moet onafgebroken de Heer vasthouden. Met een arm moeten wij de last van de ander dragen, met de andere alleen op de Geliefde steunen. De ene voet moet in navolging van de goede Herder de verloren schaapjes opzoeken, de andere moet onwrikbaar vaststaan in de voorhoven van Jeruzalem.- Op deze wijze wordt elke uiterlijke activiteit gereinigd en geheiligd.” (Betrachtungen IV, S. 31)
SAMENVATTING: CONTEMPLATIEF EN ACTIEF LEVEN MET ELKAAR VERBINDEN „Als wij er aan gewend raken, steeds zo in de tegenwoordigheid van God met Hem te werken, dan kan het niet missen, dat God onze trouwe gids en helper zal zijn, dan moet ons alles lukken. Er kan bij ons dan niets mis gaan. Streven wij er dientengevolge naar, om het beschouwende leven met het actieve leven te verbinden. Een ziel die in de voortdurende vereniging met God wandelt, leeft in de hoogste beschouwing, ook al heeft ze nog zo veel te doen. De Heer zegt dit ook tegen de heilige Catharina van Siëna: „Denk jij aan mij, en ik zal aan jou denken.“ Zorg ervoor, dat je in mijn tegenwoordigheid wandelt, dat je je gebeden goed verricht, dat je je ijverig kwijt van datgene,wat je plicht is, en voor het overige zal Ik dan zorg dragen. Vooral in het klooster moet men zich inspannen, om altijd van de kern uit te gaan. Deze kern echter, het middelpunt, is Jezus in het allerheiligste sacrament. Een ziel, die zo met de grootste eenvoud en nederigheid op de Heer steunt bij alles, wat ze doet, zal ertoe komen, grote dingen voor de Heer te verrichten.“ (Conferentie, 8-9-1850) „Vroeger was het meer de tijd van het zoeken. Wij hebben gezocht en gevonden. Lange jaren hebben wij gezocht, want de schat was buitengewoon groot en rijk. Lang hebben wij gezocht, maar [we hebben] genoeg gevonden, om steeds weer te zoeken. Nu is het meer de tijd van het bezit, van het schouwen, van de vreugde. De zee ligt voor onze blikken uitgestrekt, duiken wij erin, duiken wij onder! Laten wij ons in God verliezen, laten we onszelf verliezen, laten we allen dienaars zijn in volmaakte liefde!“ (P. Sartorius, 6-61867)