POLITIEWERK EN HET VERZORGEN VAN GEESTELIJK WELBEVINDEN
TUSSENRAPPORTAGE PROJECT SAOP Periode mei – december 2009 Vastgesteld : bestuursvergadering SAOP d.d. 26 januari 2010
Kadans Amsterdam
Georganiseerd overleg sector Politie (GOP) email briefnummer zaaknummer status
06-07-2010 GOP/10.00266bijl.1 ds.168.11 X Behandel Pieptermijn
Informatie
MANAGEMENTSAMENVATTING Dit verslag vormt de tussentijdse rapportage van een SAOP-onderzoek naar geestelijke verzorging bij de politie, dat in 2009 is gestart. Onderzocht is in hoeverre de afspraak is nagekomen uit de cao-politie 2005-2007, over het treffen van een professionele voorziening voor geestelijke verzorging door elk korps. In dit tussenrapport zijn belemmeringen en kansen geïnventariseerd. Wat zijn belemmeringen voor het effectueren van deze afspraak? Maar vooral ook: wat zijn de kansen voor geestelijke verzorging? Die blijken op korte termijn te liggen in het verlengde van de landelijke visiestukken van de politieorganisatie zelf. En op de middellange termijn liggen ze ook in de gang naar landelijke concernvorming. Werken aan geestelijk welbevinden binnen de politie is een zaak van lange adem. Deze tussenrapportage maakt duidelijk dat er - zowel in de politieorganisatie als in de samenleving - een onomkeerbare onderstroom is, waarin verzorgen van geestelijk welbevinden een vitale factor is voor arbeidsprestatie, arbeidssatisfactie en een lerende en levende organisatie. Aan het eind van dit tussenrapport staan aanbevelingen voor de middellange termijn en aanbevelingen voor het tweede deel van dit onderzoek. Kadans, Amsterdam 22 december 2009
2
INHOUD p 1 INLEIDING EN LEESORIËNTATIE
4
2 INRICHTING EN UITVOERING VAN HET ONDERZOEK: OPEN INTERVIEWS EN SPINNENWEBMETHODE
8
3 ANALYSE
10
3.1 Belemmeringen: een hindernisbaan 3.2 Mogelijkheden : anders leren kijken 3.3 Samenvatting van de analyse 4 TUSSENTIJDSE CONCLUSIES OP BASIS VAN DE EERSTE FASE VAN HET ONDERZOEK
18
5 AANBEVELINGEN VOOR MIDDELLANGE TERMIJN EN DE TWEEDE FASE VAN HET ONDERZOEK
19
6 LITERATUUR WAARNAAR WORDT VERWEZEN
21
3
1 INLEIDING EN LEESORIËNTATIE
Hoe vanzelfsprekend geestelijke verzorging bij de politie is Politiewerk vraagt nogal wat van de mensen die het politievak uitoefenen. Er worden hoge eisen aan politiemensen gesteld, want ze dragen bijzondere verantwoordelijkheden en lopen uitzonderlijke risico’s. Politiewerk is werken in de frontlinie, waarbij op het allerlaagste niveau de allergrootste bevoegdheid is neergelegd. Daardoor mogen ook specifieke eisen worden gesteld aan het werkgeverschap. Om ervoor te zorgen dat politiemensen aan de hoge eisen kunnen blijven voldoen, zal de werkgever op verschillende fronten sturing geven. Zorg voor de fysieke gesteldheid van de politiemedewerker (‘fysieke verzorging’) is bijvoorbeeld de gewoonste zaak van de wereld: gezondheid, fitheid en geoefendheid staan in het politiebedrijf onbetwistbaar hoog op de agenda (Werkgeversvisie 2008, 87) en er zijn dan ook velerlei beleidsmaatregelen op dit terrein. Wanneer mensen geen of te weinig aandacht besteden aan hun fysieke verzorging, kan het immers flink mis gaan. Als mensen daarin ontsporen krijgen zij klachten, worden zij ziek en komen ze in de gezondheidszorg terecht. Een parallel trekken tussen fysieke verzorging en geestelijke verzorging ligt eigenlijk heel erg voor de hand. Mensen dienen hun geest te verzorgen; doen ze dat niet dan kunnen ze vroeger of later ontsporen, voelen zij zich geestelijk niet meer gezond en komen zij terecht bij de geestelijke gezondheidszorg. Deze parallel ligt zo voor de hand, dat je je kan afvragen waarom niemand er ooit opkomt, zo merkt professor Meerten ter Borg terecht op (Ter Borg 2000, 49). Van politiemensen wordt verwacht dat zij onder druk op basis van geïnternaliseerde waarden zelfstandig en snel afwegingen en keuzes maken. Dat stelt niet alleen hoge eisen aan vakmanschap, maar roept direct ook de vraag op wat die ingrijpende ervaringen en confrontaties met de mens achter de politiemedewerker doen. Hoe werken die zaken door in zijn geestelijk welbevinden? Hoe verwerkt hij die ingrijpende gebeurtenissen en geeft hij ze een plaats? Hoe kunnen krassen op de ziel worden geheeld? Wat kan een mens überhaupt aan? Welke professionele hulp van de kant van zijn werkgever mag een politiemedewerker bij dit soort zaken redelijkerwijs verwachten? En last but not least: hoe kan zijn geest zo worden verzorgd dat hij de vitaliteit heeft om morgen conflictgeladen situaties weer onbevangen en zonder stress tegemoet te kunnen treden. 1 De laatste jaren is binnen de politieorganisatie steeds meer aandacht gekomen voor goed werkgeverschap en voor een open, professionele cultuur. Hierdoor kwamen ook het mentale aspect van het politiewerk en de persoonlijke drijfveren van de politieman en politievrouw scherper in het vizier. Bij de politie is de laatste jaren een groeiende interesse voor morele kwesties en voor zingeving. Meer aandacht voor de mens achter de medewerker, juist ook voor zijn kwetsbare kanten. Kortom, het domein van het ‘geestelijk welbevinden’ is de afgelopen tijd een vast aandachtspunt geworden bij visieontwikkeling en het opstellen van ambities van de politie in de huidige en toekomstige samenleving.
1
Omwille van de leesbaarheid is in dit rapport gekozen voor de hij-vorm als het over de politiemedewerker gaat. Het was niet vol te houden om in het hele rapport te spreken van “hij of zij”, “hem of haar”, “zijn of haar”, enzovoorts. Ons stond bij het schrijven van dit rapport een divers beeld van de politiemedewerker voor ogen: jong, oud, gehuwd, ongehuwd, homo en hetero-georiënteerd, met en zonder partner, met en zonder kinderen, met diverse culturele en religieuze achtergronden, verschillende levenservaringen, en inderdaad: zowel man als vrouw. Het is aan de lezer het rapport ook zo te lezen.
4
Wat aan dit onderzoek voorafging: ontwikkelingen sinds 1999 In januari 2009 heeft de SAOP (Subsidiecommissie Arbeidsmarkt- en Opleidings-projecten Politie) het project Geestelijke verzorging Politie opgestart. Aandacht voor dit onderwerp kent in de politieorganisatie een langere voorgeschiedenis. Al in 1999 publiceerden de vier landelijke politieorganisaties het onderzoek Onder je pet praten, waarin de wenselijkheid van professionele geestelijke verzorging werd verkend. Bij enkele korpsen werd een geestelijk verzorger aangesteld. In het kielzog van dit onderzoek werd in de cao-politie 2005-2007 opgenomen dat elk korps een professionele voorziening op het terrein van geestelijke verzorging zou regelen. Maar in de praktijk bleek het niet eenvoudig deze afspraak direct in alle korpsen te effectueren. Nadere verkenning en het aanscherpen van de insteek van geestelijke verzorging bleken noodzakelijk: wat zijn de kenmerken van geestelijke verzorging? En van geestelijke verzorging bij de politie? Kan geestelijke verzorging een gebalanceerde en effectieve plaats krijgen binnen het aanwezige HRM-instrumentarium en het bestaande zorgpalet? Bij welke aanwezige visies, urgenties en ambities inzake werkgeverschap zou kunnen worden aangehaakt?
Focus van dit onderzoek: inventariseren en draagvlak creëren Om die noodzakelijke verheldering en aanscherping te krijgen, wordt in deze tussenrapportage vooral geanalyseerd waar de belemmeringen en kansen liggen voor professionele geestelijke verzorging. Op basis van deze analyse wordt nagegaan wat logische stappen zijn om geestelijke verzorging meer te laten aarden in de politieorganisatie. Deze rapportage is gebaseerd op een inventariserende rondgang langs alle korpsen, het Korps Landelijke Politie Diensten, de Politieacademie, de vier geestelijke verzorgers en op gesprekken met experts, naar wie sleutelfiguren in de korpsen verwezen. Op basis van de conclusies van deze inventariserende ronde, worden in een tweede fase van het project in 2010 pilots uitgevoerd, waarin de verworven kennis in praktijk wordt gebracht. In deze eerste fase van het onderzoek wordt specifieke aandacht gegeven aan het verwerven van draagvlak door vooral ook de onderstroom van geestelijke verzorging in beeld te krijgen: Wat zit er achter ingenomen standpunten? Welke connotaties, gevoelens en persoonlijke betrokkenheid roept het begrip ‘geestelijke verzorging’ sowieso op binnen de politieorganisatie? Welk vocabulaire wordt er gebruikt om ‘geestelijke verzorging’ te benoemen en te bespreken? Wat zijn de gangbare aannames en argumentaties wanneer er gesproken wordt over zaken als zingeving en moraliteit? Hoe en welke verbanden worden er gelegd tussen werkervaringen en geestelijke verzorging?
Voornaamste uitkomst: een pluraliteit aan denkbeelden over ‘geestelijke verzorging’ In zijn algemeenheid kan worden gesteld dat binnen de politieorganisatie de noodzaak om aandacht te geven aan het geestelijk welbevinden niet of nauwelijks hoeft te worden uitgelegd of hoeft te worden gelegitimeerd. De Werkgeversvisie van 2008 blijkt hierbij bij alle korpsen een solide en inspirerend baken. Waar leidinggevenden wel mee worstelen, is om op een passende en consequente manier vorm en inhoud te geven aan intenties en ambities die men heeft met geestelijk welbevinden. Tussen korpsen blijkt er sprake van een aanzienlijke ongelijktijdigheid bij de invoering van de Cao-afspraak over geestelijke verzorging. Het ene korps blijkt de implementatie van geestelijke verzorging strak en inhoudelijk ter hand te hebben genomen, het andere heeft zich beperkt tot het opstellen van een losse, formele procedure, bij weer een ander heeft het nauwelijks aandacht gekregen.
5
Het begrip ‘geestelijke verzorging’ wordt binnen korpsen, maar ook tussen medewerkers zeer uiteenlopend gebruikt en geduid. In de regel blijkt het subjectief te worden ingevuld. Dat wil zeggen: men laat zich sterk leiden door persoonlijke opvattingen en de ervaringen met zaken als geloof, religie en levensbeschouwing in de persoonlijke levensgeschiedenis. Meer breed gedeelde visies vormen een uitzondering. Soms worden ideeën over geestelijke vorming ook bepaald door de couleur locale, door de dominante religieuze en kerkelijke groepen in de omgeving van het korps. Men zou kunnen zeggen dat er sprake is van een flinke Babylonische begripsverwarring. Opvattingen over geestelijke verzorging scheren langs elkaar heen. Zij lopen uiteen van smal, bijvoorbeeld tot een beperking tot de hoofdstromen van de godsdienstige denominaties (katholiek, protestant, islam), tot grenzeloos breed, bijvoorbeeld tot persoonlijke drijfveren. En tot alles wat daartussen zit. Met deze pluraliteit aan opvattingen loopt de politieorganisatie overigens in de pas met de algemeen maatschappelijke trend op het terrein van levensbeschouwing en religie in de Nederlandse samenleving. Levensbeschouwing en religie zijn in Nederland in snel tempo aan het transformeren. Mensen zijn in de afgelopen decennia steeds meer zelf de vorm en wijze van levensbeschouwing gaan kiezen die bij hen past: levensbeschouwing is van sociale institutie steeds meer een private praktijk geworden (onder meer Zock 2007, 10; Van de Donk 2006, Van Halen e.a. 2009; Taylor 2009).
Opbouw van dit onderzoeksverslag In hoofdstuk 2 wordt de onderzoeksopzet beschreven en verantwoord. In hoofdstuk 3 vindt de lezer een analyse van de gegevens, onderverdeeld naar belemmeringen en kansen voor geestelijke verzorging bij de politie. In hoofdstuk 4 zijn de tussentijdse conclusies van dit onderzoek te vinden, die uitgewerkt worden in hoofdstuk 5 in een aantal conclusies voor de korte en middellange termijn. In discussie en onderzoek wordt een veelheid van begrippen gebruikt om het domein van het ‘geestelijke’ aan te duiden: mentale gezondheid, geestelijk welbevinden, zingeving, zinvinden, betekenisgeving, moraliteit, religie en welzijn worden door en naast elkaar gebruikt. We kiezen hierin bewust geen positie. We zien ze als sentizing concepts (Blumer 1969). Dat wil zeggen: we zien ze als voorlopige theoretische constructies, die aanwijzingen kunnen geven in welke richting een meer definitief theoretisch concept moet worden gezocht.
Uitzichten van dit onderzoek: aanbevelingen voor volgende stappen De genoemde diepgaande veranderingen in de samenleving en cultuur hebben ook consequenties voor het verderbrengen van de discussie over geestelijk welbevinden en de status van geestelijke verzorging binnen de politieorganisatie. De begripsverwarring zal moeten worden overstegen. Voor het voeren van professioneel beleid zijn scherpere begripsbepalingen nodig en gedeelde kaders over het mensbeeld; dat wil zeggen: over de verhouding tussen het fysieke, het psychische, het sociale en het geestelijke aspect van het mens-zijn. De rondgang langs de korpsen, KLPD, Politieacademie en aangewezen deskundigen laat zien dat er veel land valt te winnen in het gebied van geestelijk welbevinden. Er liggen kansen om aansluiting te vinden bij processen die al in gang zijn, waarvoor bijvoorbeeld de Werkgeversvisie een fundament biedt. De Werkgeversvisie stelt dat de burger door heel het land een eenduidige en betrouwbare politie verwacht, een politie die opereert als één concern. En dat HRM een belangrijke steunpilaar is voor het creëren van samenhang in de politieorganisatie (pag. 10). De
6
gesprekken in de eerste ronde van dit onderzoek maken duidelijk dat geestelijke gezondheid en de verzorging daarvan essentiële componenten zijn van een samenhangend, effectief zorgsysteem. Aan het eind van deze tussenrapportage wordt een serie concrete aanbevelingen gedaan voor het inbrengen van deze twee componenten in het gehele systeem van zorg.
Kadans, Amsterdam, 22 december2009 Dr. Peter de Haan, partner Kadans, Amsterdam; Manager opleidingen Theologie en Levensbeschouwing, Hogeschool Windesheim. Dr. Bert de Reuver, partner Kadans, Amsterdam; directielid Instituut voor Interdisciplinaire Studies, Universiteit van Amsterdam .
7
2 INRICHTING EN UITVOERING VAN HET ONDERZOEK: OPEN INTERVIEWS EN SPINNENWEBMETHODE Het onderzoek is uitgevoerd volgens het in het projectplan opgenomen activiteitenschema. Bij de gesprekken is de techniek van het open interview gebruikt: een combinatie van een gesprek en een aantal startvragen over vastgestelde onderwerpen. Standaard duurden deze gesprekken een uur. Wanneer de geïnterviewde aangaf langer door te willen praten, is daar ruimte aan gegeven. Gesprekken vonden, op een enkel geval na, plaats op de locatie van de geïnterviewde . Geïnterviewden zijn uitdrukkelijk uitgenodigd om openheid van zaken te geven. Gevraagd werd niet alleen ervaringen, opvattingen, praktijken en gegevenheden naar voren te brengen, maar ook bezwaren, onzekerheden, twijfels, openingen en aarzelingen inzake geestelijke verzorging. In bijna alle gevallen is het gelukt een echt gesprek over geestelijke verzorging te entameren. Dat wil zeggen: er is geprobeerd om ideeën en ervaringen uit te wisselen en te becommentariëren. Het eerste gesprek bij de korpsen vond plaats met de portefeuillehouder voor HRM dhr. drs. G.J. Veldhuis, korpschef van Limburg-Zuid. Vervolgens zijn er gesprekken gevoerd bij de andere 25 korpsen. In de regel met een of meer aangewezen vertegenwoordigers van personeelszaken. In een enkel geval met de korpschef (zie overzicht hieronder). Eén korps had geen behoefte aan gesprek en heeft volstaan met een korte, schriftelijke reactie. Verder is er gesproken met de korpsleiding van het KLPD en de voorzitter van het College van Bestuur van de politieacademie. Bij het plannen van de gesprekken is er gebruik gemaakt van de zogeheten ‘spinnenwebmethode’. Op advies van de respondenten zijn gesprekken gevoerd met een aantal deskundigen van binnen en buiten de politieorganisatie. Hierbij zijn de inzichten die zijn opgedaan in daaraan voorafgaande gesprekken direct benut. Deze methode maakte het mogelijk in relatief korte tijd een compleet en betrouwbaar beeld te krijgen over de aanwezige, richtinggevende denkbeelden inzake geestelijke verzorging en de belemmeringen en de kansen voor de verdere implementatie van geestelijke verzorging .
Overzicht gesprekken A. Gesprekken in de korpsen 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9. 10. 11.
Limburg- Zuid (Maastricht): korpschef Friesland (Leeuwarden): hoofd P&O Drenthe (Assen): hoofd P&O samen met beleidsmedewerker IJsselland (Zwolle): hoofd P&O Noord- en Oost Gelderland (Apeldoorn): hoofd P&O Gelderland - Midden (Arnhem): hoofd P&O Gelderland – Zuid (Nijmegen): hoofd P&O Zaanstreek - Waterland (Zaandam): korpschef samen met geestelijk verzorger Gooi en Vechtstreek (Hilversum): hoofd P&O Haaglanden (Den Haag): adjunct-directeur HRM; samen met beleidsmedewerker Rotterdam Rijnmond (Rotterdam): commissaris diensthoofd P&O; beleidsmedewerker P&O (afzonderlijk) 12. Zuid-Holland Zuid (Dordrecht): chef DOCC 13. Zeeland (Middelburg): hoofd P&O 14. Midden- en West Brabant (Tilburg): hoofd P&O samen met de Arbo-coordinator
8
15. 16. 17. 18. 19. 20. 21. 22. 23. 24. 25. 26. 27.
Brabant –Noord (Den Bosch): hoofd P&O Brabant – Zuid (Eindhoven): beleidsmedewerker P&O Flevoland (Lelystad): hoofd P&O Utrecht: leden SMT Groningen: hoofd P&O Twente: plaatsvervangend hoofd P&O samen met bedrijfsmaatschappelijk werker Noord Holland Noord (Alkmaar): hoofd P&O Amsterdam-Amstelland: bureauchef dienst Personeel & Arbeidsvoorwaarden, samen met geestelijk verzorger Holland- Midden (Leiden): districtschef met korpsportefeuille P&O Limburg – Noord: korpschef samen met hoofd P&O Kennermerland (Haarlem): geen behoefte aan gesprek Politieacademie (Apeldoorn): voorzitter CvB, samen met geestelijke verzorger KLPD, korpschef, samen met geestelijk verzorger
B. Gesprekken met de vier geestelijk verzorgers werkzaam bij 1. korps Amsterdam-Amstelland 2. korps Friesland 3. Korps Landelijke Politiediensten en de Politieacademie 4. korps Zaanstreek-Waterland
C. Gesprekken met deskundigen 1. Prof. dr. H. Zock, bijzonder hoogleraar Levensbeschouwing en geestelijke volksgezondheid met bijzondere aandacht voor het domein van geestelijke verzorging 2. Prof. Dr. B. Gersons, hoogleraar Psychotrauma, Academisch Medisch Centrum, deskundige PTSS; behandelaar politiemedewerkers 3. Dr. G. Anthonio, directeur jeugdhulp; Friesland; Lector Leadership and Change Management, Stenden Hogeschool; eerder directeur Mesdagkliniek Groningen. Initiator van de functie geestelijk verzorger 4. Mw. M. Visser, VTS, projectleider Landelijk programma HRM; beleidskader Integriteit 5. Deelname Expertconferentie Welzijn Politie; politieacademie Apeldoorn 6. F. Wagenaar MPA, oud-korpschef; voorzitter Tuin der bezinning 7. Drs. J. Huizing, projectleider beleidsevaluatie; ontwikkelaar medewerkerstevredenheidsonderzoek 8. Drs. G.L. Born, voorzitter NCRV; daarvoor: voorzitter College van Hoofden van Dienst van de geestelijke verzorging Krijgsmacht 9. Mw. prof. dr. D. Verweij, hoogleraar Militaire Ethiek aan de Nederlandse Defensie Academie te Breda; bijzonder hoogleraar Normatieve en beleidsmatige dilemma's van multilaterale vredesoperaties, Radboud Universiteit Nijmegen 10. Prof. dr. M. van Uden, hoogleraar ‘Levensbeschouwing en geestelijke volksgezondheid, met bijzondere aandacht voor de psychologische aspecten’, Universiteit van Tilburg; vrijgevestigd klinisch psycholoog-psychotherapeut
9
3 ANALYSE 3.1. Belemmeringen: een hindernisbaan In de gesprekken met vertegenwoordigers van de korpsen en met de experts kwam er een flink aantal belemmeringen voor het breder implementeren van geestelijke verzorging aan het licht. Belemmeringen, zeer verschillend van aard, omvang, gewicht en diepzinnigheid. Personen die bedenkingen hebben tegen geestelijke verzorging putten vrij uit dit arsenaal. De belemmeringen staan in de meeste gevallen niet op zichzelf maar troffen we aan in combinaties en clusters. Combinaties en clusters waarin losse bezwaren elkaar versterken. Het heeft voor dit onderzoek niet veel zin om deze afzonderlijke bezwaren meer uitgebreid te belichten, grondig te analyseren of op juistheid en legitimiteit te evalueren. Wat we in deze paragraaf vooral willen benadrukken is de massiviteit van weerstand: er is sprake van een hindernisbaan vol belemmeringen. Hieronder geven we de genoemde bezwaren kort en sec, en at random weer. (a) In een tijd van bezuiniging en reorganisatie Het heeft weinig zin om in een tijd van bezuiniging en reorganisatie de discussie over het aanstellen van een geestelijke verzorger opnieuw op de agenda te zetten. Dit bezwaar werd door bijna alle gesprekspartners vroeg of laat in het gesprek ingebracht. Men bracht naar voren dat hierbij de schaarsere financiële middelen een rol spelen, maar vooral ook de psychologische impact van reorganisatie en krimp. Wanneer een afdeling P&O moet krimpen en collega’s verdwijnen dan is het aanstellen van een nieuwe functionaris in de persoon van een geestelijk verzorger een lastig te verantwoorden zaak. (b) Adhocratie In verschillende bewoordingen werd er op gewezen dat er in een korps - vaak noodgedwongen - sprake kan zijn van een sturing, waarbij men zich primair niet baseert op beleid, maar op hetgeen zich ad hoc in alledaagse gebeurtenissen voordoet. Nadenken en beleid ontwikkelen voor meer complexe zaken, bijvoorbeeld op het terrein van geestelijke gezondheid en een voorziening voor geestelijke verzorging, vergt tijd, grondige bezinning en vraagt om langere processen. De tijd daarvoor is schaars. De snelle wisseling van hoofden P&O bij sommige korpsen is volgens enkele geïnterviewden ook debet aan het ontbreken van meer doorgaande processen. (c) Pamperen Elke zorgvoorziening schept zijn eigen vraag. Geestelijke verzorging zou weer een nieuwe loot zijn aan de boom van zorgvoorzieningen. Die boom is de afgelopen jaren steeds dikker geworden. Volgens sommigen te dik. In sommige korpsen wordt niet alleen de vraag gesteld naar de financiële houdbaarheid van het bestaande zorgsysteem, maar vooral ook naar zijn effectiviteit. “Het zou goed zijn als het hele, bestaande zorgpalet eens goed tegen het licht wordt gehouden. Een debat over de invoering van geestelijke verzorging kan hierbij misschien als katalysator fungeren.” (d) Niet op mijn erf De maatschappelijk werker, de psycholoog en de bedrijfsarts vormen de centrale personen in het huidige zorgsysteem. Het gaat om min of meer gevestigde posities. In sommige korpsen is hun positie minder sterk, staat hun functioneren onder kritiek, dreigt outsourcing of staat hun baan ten gevolge van de komende bezuinigingen onder druk. Een deel van deze groep zorgverleners ziet de geestelijke verzorging niet als aanvullend, maar als bedreigend voor de eigen positie.
10
(e) De vakorganisaties hebben verzaakt In 1999 brachten de vakorganisaties het rapport Geestelijke verzorging bij de politie met een manifestatie in de Rode Hoed breed onder de aandacht. Daarna is het stil gebleven. Er wordt op gewezen dat er rond 2000 kansen lagen, ook richting nationale overheid. Er was sprake van een zeker momentum: “Zo’n kans krijg je maar een keer, die mag je niet voorbij laten gaan.” (f) Babylonische spraakverwarring en disembedding Praten over ‘geestelijke verzorging’ is soms een moeizame zaak. Gesprekken over geestelijke verzorging hebben het risico vast te lopen in een Babylonische spraakverwarring. Gesprekspartners praten nogal eens langs elkaar heen. Begrippen als ‘zingeving’, ‘religie’ of ‘geestelijk’ blijken voor de gesprekspartners een wisselende inhoud, reikwijdte of gevoelswaarde te hebben. Wat ontbreekt is een gemeenschappelijke taal, een soort Esperanto voor deze werksoort. Bovendien zijn termen als ‘zingeving’, ‘geestelijke verzorging’, ‘geloof’, ‘geestelijke gezondheid’, religie en ‘spiritualiteit’ in het verleden gemonopoliseerd door de kerken en de georganiseerde levensbeschouwingen. Praten over ‘het geestelijke’ en ‘geestelijke verzorging’ in heel andere setting, i.c. in de politieorganisatie, is daarom lastig. Het is een vorm van ‘disembedding’: een proces waarin essentiële menselijke functies en behoeften worden losgemaakt van hun traditionele setting en in een nieuwe setting worden gebracht. (Ter Borg, 9). (g) De mythe van de machocultuur De politie staat te boek als een macho-organisatie. In elk rapport over de politie kom je dit woord wel een keer tegen en in gesprekken viel het regelmatig. Die harde machocultuur zou ook het nadenken over een soft onderwerp als geestelijke verzorging dwarsbomen of zelfs onmogelijk maken. Ontegenzeggelijk zijn er harde kanten aan het politiewerk en zijn vormen van omgang onder collega’s misschien soms ruw. Ook op dit punt zijn er grote verschillen tussen korpsen. Soms lijkt het er op dat men het ‘macho-fenomeen’ wil cultiveren. Na een ronde langs de korpsen is bij ons vooral het beeld achtergebleven van een organisatie, die de afgelopen tien jaar een aantal flinke slagen heeft gemaakt in werkgeverschap en personeelsbeleid, die zorg heeft voor zijn personeel en die een open oog heeft voor ontwikkelingen in de samenleving. Een organisatie die op tal van punten veel minder hard is dan menige andere arbeidsorganisatie. De reserves ten aanzien van een onderwerp als geestelijke verzorging kunnen daarom ook anders worden bekeken. Geestelijke verzorging lijkt niet te weinig aandacht te krijgen omdat het een ‘soft onderwerp’ is, maar meer vanwege het ontbreken van een bij de politieorganisatie passend vocabulaire, adequate analyses en een instrumentarium om een overleg ter zake te kunnen voeren. (h) Gebrek aan kaders Bij geestelijk verzorging is onduidelijkheid over de beroepsstandaard en er ontbreekt een legitimerend achterliggend wetenschappelijk kader. De bedrijfspsycholoog kan terugvallen op de taal van de academische psychologie, de bedrijfsarts op de taal van de geneeskunde en de bedrijfsmaatschappelijk werker kan leunen op een breed geaccepteerde beroepsstandaard. Bij geestelijke verzorging overheerst conceptuele onduidelijkheid. Een breed gedragen kader is afwezig. Onderzoek en theorievorming staan nog in de kinderschoenen. De deskundigen met wie we spraken gaven het ingrijpende religieuze transformatieproces dat in Nederland gaande is aan als belangrijke oorzaak van de nog onderontwikkelde theorievorming (Van de Donk e.a., 2006). (i) Regio’s met een eigen kleur De directe omgeving van een korps kan in belangrijke mate het gesprek over geestelijke verzorging bepalen. Er zijn korpsen die liggen binnen een regio die een hoge mate van
11
secularisatie kent, bijvoorbeeld korpsen in de Randstad. Er zijn korpsen waar men, ten gevolge van de instroom van nieuwe collega’s met een religieuze maar met niet-christelijke of niet-Europees christelijke achtergrond, op een nieuwe wijze geconfronteerd wordt met de factor religie in het werk. Er zijn korpsen in het zuiden waar men in meer of mindere mate te maken heeft met de uitlopers van het katholicisme. En tenslotte zijn er korpsen die geheel of gedeeltelijk binnen de ‘Bijbelgordel’ liggen. Die veelkleurigheid blijkt voor een aantal gesprekspartners het argument bij uitstek om af te zien van een verdere verkenning van geestelijke verzorging: “Hoe wil je al die verschillende groepen, die ook intern weer versplinterd zijn, bedienen met één man of één vrouw in je korps. Daar is geen beginnen aan.” (j) Politiemensen hebben geen behoefte aan geestelijke verzorging In sommige korpsen leeft de stellige overtuiging dat er geen behoefte is aan geestelijke verzorging. Dat baseert men op uitgevoerd behoefte-onderzoek. Bijvoorbeeld: een algemene schriftelijke behoeftepeiling onder het personeel, een behoeftepeiling naar acute ondersteuning bij een grootschalig incident of het niet gebruikmaken van een geoutsourcede voorziening voor geestelijke verzorging. (k) Monsterverbond in weerstand In een enkele situatie troffen we een opmerkelijk monsterverbond aan tussen een vertegenwoordiger van de christelijke orthodoxie en een vertegenwoordiger van de groep areligieuzen. Voor de vertegenwoordiger van de orthodoxie is ‘geloof’ een zaak tussen hem en zijn God. Hij beleeft die in de kring van zijn gezin en binnen de eigen kerkelijke gemeenschap. Geestelijke verzorging met aandacht voor zingeving in het algemeen staat in tegenspraak met Godsgeloof. Deze groep orthodoxen vindt onverwachte medestanders bij personen die areligieus zijn en die van mening zijn dat religie, zingeving en aanverwante zaken in de werksituatie moeten worden geweerd. (l) Verander nooit een winnend team Op een aantal plaatsen is er tevredenheid over het functioneren van het bestaande sociaalmedisch team. Collega’s zijn goed op elkaar ingespeeld en men heeft een manier van werken gevonden, die wordt gewaardeerd. Meestal gaat het hier om korpsen die de zorg in huis hebben georganiseerd en om collega’s die langer met elkaar samenwerken. Dergelijke teams zien niet in wat in hun situatie de toegevoegde waarde zou zijn van geestelijke verzorging. (m) 26 koninkrijkjes Een ronde langs de korpsen laat zien, dat er opmerkelijk grote verschillen zijn in de manier waarop de zorgketen wordt georganiseerd en hoe die de afgelopen jaren is herijkt en herordend. In grotere korpsen zijn reorganisaties soms uitgevoerd met veel deskundigheid van organisatieadviesbureaus. De sociaal-maatschappelijke zorg kan geheel of gedeeltelijk outgesourced zijn. Andere korpsen daarentegen zweren bij een arts en/of maatschappelijke werker in vaste dienst die dicht bij het personeel staat. De uiteenlopende visies op zorgverlening en de nog grotere verschillen in de organisatie daarvan staan een korpsoverstijgende discussie over geestelijke verzorging in de weg. (n) Eén persoon maakt het verschil In de huidige situatie kan de voorkeur, maar ook de afkeur van één enkele persoon het verschil maken in het wel of niet creëren van een voorziening van geestelijke verzorging. Drie van de vier momenteel functionerende geestelijke verzorgers zijn aangesteld op instigatie van hun korpschef of voormalig korpschef. De geschiedenis leert dat een geestelijk verzorger in de gevarenzone raakt als zijn nieuwe korpschef dit onderwerp minder relevant vindt dan zijn voorganger.
12
Ook hoofden P&O blijken een sterk stempel te kunnen drukken op de discussie. Ook hier zijn grote verschillen aanwijsbaar. Er zijn hoofden P&O die gefascineerd zijn door thema’s als zingeving/spiritualiteit en werk. Zij gaan graag het gesprek aan. Er zijn ook hoofden P&O die laten uitkomen niet veel met dit soort thema’s op te hebben. (o) De huidige geestelijke verzorgers zijn geen model Good practices kunnen een stimulerende voorbeeldfunctie hebben. Voor de bestaande geestelijk verzorgers gaat dat niet op. Hun aantal is te klein, is de afgelopen jaren niet gegroeid en er zijn geen aanwijzingen dat hun aantal zal groeien. Hun werk blijft voor andere korpsen onzichtbaar. Bij andere korpsen blijkt men niet of nauwelijks bekend met het werk van de bestaande geestelijke verzorgers. Soms heeft men er vaag over gehoord. Er blijkt ook weinig aanleiding om kennis van te nemen van het werk van geestelijk verzorgers omdat men de situatie of de behoeften van het eigen korps niet goed vergelijkbaar zegt te vinden met de situatie van het korps waarbinnen een geestelijk verzorger opereert. Het geringe aantal geestelijke verzorgers en de verschillen in hun functieomschrijving staan een solide beroepsprofiel in de weg. Momenteel belichaamt een geestelijk verzorger als het ware zijn beroep: het beroep bestaat in feite bij gratie van hem als beoefenaar. Dat is zijn kracht, maar tegelijkertijd zijn zwakte. (p) Intrinsieke vormen van geestelijke verzorging In een aantal gesprekken kwam naar voren dat men geen behoefte had aan een aparte professionele voorziening van geestelijke verzorging omdat men een manier van werken had ontwikkeld waarmee men de doelstellingen en intenties van geestelijke verzorging prima kon realiseren. Die manier van werken wist men te onderbouwen. Twee voorbeelden sprongen eruit. In de eerste plaats een integraal, meerjarig veranderingsproces bij een korps; een veranderingsproces met speerpunten ten aanzien van het dragen van verantwoordelijkheid, loopbaanontwikkeling, inspirerend leiderschap en zorg op maat; bottom up georganiseerd. Aandacht voor de ‘mentale gezondheid’ was intrinsiek in dit proces opgenomen: “In dit veranderingsproces gaan we uit van zingeving en dialoog.” Een tweede voorbeeld betreft beroepsinvulling van een aantal zorgverleners. Soms een bedrijfsarts, vaker een maatschappelijk werker die in ‘het gat van de geestelijke verzorging’ is gesprongen. Sommige maatschappelijk werkers zijn meegegroeid met de veranderende organisatie, hebben een sterke persoonlijke interesse in zingeving / spiritualiteit en hebben zich door cursussen op deze terreinen bekwaamd. Hun manier van werken wordt door hun leidinggevende gestimuleerd en gewaardeerd. (q) Scheiding tussen kerk en staat Nogal eens hoorden we de opmerking: “Religie is een privézaak, is iets voor achter de voordeur.” Of een variant daarop: “ Nederland kent nu eenmaal een scheiding tussen kerk en staat.” Sommigen nemen de scheiding tussen kerk en staat absoluut, voor anderen is het aanleiding om scherper te kijken waar bij geestelijke verzorging de grenzen liggen of welke eisen er gesteld dienen te worden aan de geestelijk verzorger. (r) Botsende culturen In de cultuur van de politie overheerst een managerial aanpak volgens vaste procedures. De dominante vorm van denken is: ‘doel - methode - effect - nut’. Handelingen moeten passen in protocollen en evidence based zijn. De manier van werken van een geestelijk verzorger laat zich hiermee lastig rijmen. De geestelijk verzorger werkt ‘low-profile’, werkt vaak in stilte, veel van zijn werk blijft onzichtbaar en de waarde van zijn werk valt meestal niet uit te drukken in cijfers en geld.
13
(s) Zijns broeder hoeder Een aantal respondenten vreest de institutionalisering van geestelijke verzorging. In hun ogen is geestelijke verzorging bij uitstek de verantwoordelijkheid van iedere leidinggevende en collega. Op het moment dat je geestelijke verzorging gaat institutionaliseren en professionaliseren ontneem je mensen hun verantwoordelijkheid om een steun en toeverlaat voor elkaar te zijn. Dagelijkse geestelijke verzorging, zo stellen deze geïnterviewden, gedijt in “gewoon menselijk contact” “op de werkvloer”. Het kenmerkt zich door “empathie” en “bescheidenheid”. 3.2. Mogelijkheden: anders leren kijken We hebben gezien dat er tal van belemmeringen zijn om geestelijke verzorging breder te implementeren. Maar zijn er ook mogelijkheden? Die blijken er te zijn door op een andere manier waar te nemen: door te switchen en met een frisse blik te kijken (Van Es 2009, 31; Senge 2006, 36). Tot nu toe bekeken we geestelijke verzorging bij de politie primair vanuit een beweging van buiten naar binnen: vanuit de positie van de zorgdiscipline en het beroep geestelijke verzorging die als een ‘vreemd lichaam’, als ‘iets’ van buiten, de politieorganisatie binnengeloodst moet worden. Maar we kunnen ook andersom kijken: van binnen naar buiten. Vanuit de politieorganisatie en de daar aanwijsbare behoeften en lopende processen inzake zaken die te maken hebben met geestelijk welbevinden in de meest brede zin van het woord. Dat blijkt een verrassend ander beeld op te leveren. Hieronder geven we een aantal gesignaleerde behoeften en lopende processen inzake geestelijk welbevinden. Bijna allemaal komen die rechtstreeks uit de koker van gesprekspartners, die in het tweede deel van een interview met ons wilden brainstormen over professionele aandacht voor geestelijke gezondheid. Een enkel idee komt voort uit de bestudering van materiaal (rapporten e.d.) dat door hen is aangereikt.
(a) Aansluiten bij landelijke visiestukken, beleidskaders, projecten De politie heeft als organisatie de afgelopen tien jaar een aantal grote slagen gemaakt op het terrein van HRM. Deze metamorfose heeft zijn neerslag gekregen in visiestukken, beleidskaders en notities. Bijvoorbeeld: Werkgeversvisie politie, een inspirerend fundament 2008, Beroepscode (Code blauw) 2005, project Fit en Gezond 2007, Kadernota Omgangsvormen en sociale veiligheid 2009, Concept Beleidskader Integriteit Nederlandse politie, Project Welzijn politie, 2009. In dit soort stukken zijn frisse visies te vinden op de identiteit van de politie, op het werkgeverschap, op de competenties van de medewerkers en de implicaties van veranderingen in de samenleving voor het werk van de politie. Zij bevatten frappante raakvlakken met de vitale zingevingprocessen waar ook professionele geestelijke verzorging zich op richt. We noemen enkele in het oog springende raakpunten: • In de Werkgeversvisie wordt ‘zingeving’ op verschillende plaatsen genoemd. Het wordt gezien als een noodzakelijke, vitaliserende kracht. (bijv. p.17, 95). • Er is oog voor ‘heel de mens’, de werknemer als persoon met een eigen identiteit en biografie (idem, p.20). • Er is oog voor individualisering, de eigen culturele achtergrond en identiteit van de politiemedewerker (idem, p. 74). Voor de positieve kanten van individualisering maar ook voor de nieuwe vragen die deze oproept (idem, p.13, 43). • Er wordt gewezen op een leiderschapsstijl die gebaseerd is op zelfkennis, authenticiteit, openheid (idem, 82) en verbinden (Beleidskader integriteit, p.10).
14
•
•
Gezondheid wordt niet gereduceerd tot fysieke fitheid maar gerelateerd aan mentale gezondheid (idem 87; project Fit en gezond) en morele vitaliteit (Beleidskader Integriteit, p. 17) Er is expliciete aandacht voor waarden, normen, integriteit, het versterken van de morele competentie; voor zelfstandige oordeelsvorming (Beleidskader Integriteit, p. 24). Discussies en trainingen over deze onderwerpen worden gestimuleerd (vgl. Code Blauw).
(b) Aangrijpingspunten bij landelijke onderzoeken naar werkdruk, risicofactoren, lichamelijke en psychische gezondheidsklachten, tevredenheid en verzuim Politiewerk vraagt veel van de mensen. Er worden hoge eisen aan hen gesteld, want ze dragen bijzondere verantwoordelijkheden en lopen uitzonderlijke risico’s. De politie heeft de laatste jaren steeds meer aandacht gegeven aan de gevolgen van het risicovolle werk voor de lichamelijke en geestelijke gezondheid. Een aantal hoofden P&O adviseerde daarom om na te gaan of de discussie over geestelijke verzorging aansluiting zou kunnen vinden bij de uitkomsten van landelijk onderzoek naar werkdruk, risicofactoren, lichamelijke en psychische gezondheidsklachten, tevredenheid en verzuim. (Vgl. bijv. TNO, Werkstress bij de politie 2000, 2001 en 2005) en het medewerkertevredenheid- of werkbelevingsonderzoek dat in afzonderlijke korpsen is uitgevoerd. Deze onderzoeken laten zien waar potentiële stressbronnen zitten. Lastiger is te bepalen door welke interventies die kunnen worden teruggedrongen. Stress, depressies, trauma’s e.d. zijn nooit helemaal uit te sluiten, maar in een aantal gevallen kunnen ze worden verzacht, tijdiger worden gesignaleerd of in geval van stress en depressie wellicht zelfs worden voorkomen. Interventies kunnen mogelijk ook voorkomen dat mentale problemen worden gemedicaliseerd. De gesprekspartners die deze zaken aandroegen, zouden graag verder onderzocht willen zien in hoeverre geestelijke verzorging hierbij een rol zou kunnen spelen. (c) Ingaan op vormen van geestelijke verzorging die bottom up zijn ontwikkeld In een aantal korpsen zijn er initiatieven of wordt er nagedacht over nieuwe vormen van zorg die betrekking hebben op geestelijke gezondheid of geestelijke verzorging. De volgende kwamen wij tegen: • Een voornemen voor een training zingeving voor alle werknemers van het korps bij het bezinningscentrum Zin in werk. • Reflectie over de aandacht voor zingeving en moraliteit in onderwijs maar ook in persoonlijke vorming. • Een aantal gesprekspartners menen dat extra aandacht voor zingeving en moraliteit nodig is voor de nieuwe generaties die minder vaste kaders hebben voor zingeving en ethiek en zonder steun van instituties zelf hun levensbeschouwelijk kader moeten ontwerpen. Zij hebben weinig zekerheden, het zijn zoekers. (vgl. ook: Religie doen, p. 15-28) • Bezinningsruimte: inrichten van een permanente plek voor stilte en meditatie op het bureau. • Het inrichten van een tijdelijke plek voor bezinning. Bijvoorbeeld bij het overlijden van een collega. • Ideeënvorming over een diploma-uitreiking in het korps met een uitgebreider en dieper ritueel. Een ritueel waarin het gemeenschapsgevoel, de risico’s van het vak, de verantwoordelijkheden en de persoonlijk inzet op een meer symbolische wijze worden gearticuleerd. Met ruimte voor bezinning, stilte en gebed. (d) Signalen over verharding in de samenleving oppikken Een aantal keren werd de verruwing en verharding in de samenleving genoemd. Wat doet dat met de politiemedewerker als mens? Wat doet dat met zijn motivatie? Wat doet dat met zijn mens- en wereldbeeld? De veranderende samenleving roept nieuwe vragen op over zingeving
15
en ethiek. Vragen de snelle veranderingen en verharding in de samenleving niet om nieuwe vormen van professionele zorg voor en het trainen van mentale weerbaarheid? In dit verband merkte een geïnterviewde op dat zijn korps op basis van onderzoek indicaties had dat angstgevoelens en dienstongevallen onder jongere medewerkers stijgende zijn. (e) Aansluiting zoeken bij diversiteitbeleid Een aantal keren werd aanbevolen aansluiting te zoeken bij het diversiteitbeleid en na te gaan hoe zingeving en ethiek een rol spelen bij medewerkers met een cultuur die sterk is verbonden met een religie. (f) Aansluiten bij dilemmatraining Binnen een aantal korpsen wordt gewerkt met dilemmatrainingen, verschillend van opzet. Meestal ligt het accent daarbij op ethisch argumenteren. In aanvulling op die cognitieve benadering is er behoefte aan morele vorming en het zich persoonlijk eigen maken van waarden en normen. (g) Aansluiten bij leiderschapstrainingen Volgens een aantal gesprekspartners liggen er bij uitstek kansen voor geestelijke verzorging door in te breken bij leiderschapstrainingen op alle niveaus. Zaken die in verband met leiderschap en zingeving werden genoemd: de leider als rolmodel, investeren in waarden, ethiek en cultuur, aandacht voor immateriële zaken, inspireren. (h) Onweersproken activiteiten van de geestelijke verzorger In een aantal korpsen waar geen geestelijk verzorger aanwezig was, gaf men wel een aantal voorbeelden van situaties en gebeurtenissen waar men graag over een geestelijk verzorger had willen beschikken. Genoemd werden: a. Het organiseren van rouwdiensten bij het overlijden van een lid van het korps, van een partner of kind van een medewerker. b. Het begeleiden van het rouwproces van nabestaanden over een langere termijn. Ondersteunen van mensen met een ernstig verlies die troost zoeken. Het gaat hier niet om vastgelopen rouw, waarbij psychische hulp noodzakelijk is. c. Gesprekken met gewetensbezwaarden die op grond van religie of levensovertuiging problemen hebben met bepaalde werkzaamheden. Genoemd werden: medewerkers met een islamitische of orthodox-christelijke achtergrond. d. Gesprekken met medewerkers van speciale diensten die ervaringen met een heftige impact voor het eigen wereldbeeld hebben opgedaan. Genoemd werd de Jeugd- zedenpolitie. 3.3 Samenvatting van de analyse (a) Er is veel begripsverwarring over ‘de geestelijke verzorger’ en ‘een professionele voorziening voor geestelijke verzorging’. Men heeft bij die begrippen heel verschillende connotaties. Omschrijvingen lopen van beperkt tot zeer breed. Wat ontbreekt is een gemeenschappelijke vocabulaire die richting kan geven aan reflectie en discussie. (b) Er is een hindernisbaan van belemmeringen, zeer uiteenlopend van aard, omvang, gewicht en diepzinnigheid. Veel van deze belemmeringen hebben te maken met de begripsverwarring. (c) De politieorganisatie is in beweging.‘Zingeving en moraliteit’ en ‘geestelijke gezondheid” zijn serieuze onderwerpen van reflectie en worden als relevant beschouwd voor de realisering van de ambities van de politieorganisatie.
16
(d) Er is een zeer grote verscheidenheid en ongelijktijdigheid tussen korpsen: sommige korpsen zijn afwachtend, andere zijn zoekend, weer anderen lopen voorop met experimenten van nieuw HRM-beleid, waarin aandacht is voor zingeving, moraliteit en geestelijke welbevinden. (e) De momenteel aangestelde geestelijke verzorgers hebben een wankel profiel: sterk afhankelijk van de persoonlijke smaak van een korpschef. Drie van de vier nu aangestelde geestelijk verzorgers danken hun aanstelling aan de huidige of vorige korpschef. (f) In hun huidige rol zijn geestelijke verzorgers niet of nauwelijks betrokken bij de ideeënvorming, ontwikkelingen en concretisering van zingeving, moraliteit en geestelijk welbevinden in het kader van nieuw HRM-beleid, zowel lokaal als landelijk. Zij zijn primair begeleiders en hulpverleners.
17
4 TUSSENTIJDSE CONCLUSIES OP BASIS VAN DE EERSTE FASE VAN HET ONDERZOEK Uit de voorafgaande analyse is gebleken dat er een hindernisbaan vol belemmeringen is om de bestaande geestelijke verzorging uit te zaaien naar alle 25 korpsen, maar ook dat er wanneer we anders durven te kijken - verrassende, nieuwe mogelijkheden liggen voor een ‘geestelijke verzorging 2.0’. Moeten we energie en tijd steken in het wegwerken van de belemmeringen óf inzetten op een nieuwe benadering? Welk scenario heeft toekomst? Hoe dit dilemma op te lossen? (a) Doorgaan op de weg van de bestaande geestelijke verzorging: een requiemscenario Om de bestaande vorm van geestelijke verzorging uit te breiden naar alle korpsen is het nodig de hindernisbaan met zijn belemmeringen te slechten. Geprobeerd zou kunnen worden met kennis en argumenten de weerstanden te weerleggen en begrip te kweken voor het aanstellen van een nieuwe medewerker, de geestelijke verzorger. Dat zal geen eenvoudige opgave zijn en het is de vraag hoe groot de kans van slagen is. Maar eigenlijk hoeft die afweging helemaal niet te worden gemaakt. Doorslaggevend is de atmosfeer van bezuiniging en krimp. Die zal bepalend zijn voor de komende tijd. Door atmosfeer ontbreekt iedere noodzakelijke randvoorwaarde voor een succesvolle afloop: het maakt dit scenario tot een requiemscenario. (b) Geestelijk verzorger 2.0: concernvorming als kansscenario Introductie van ‘een geestelijk verzorger 2.0’ met een profiel dat aansluit bij behoeften en processen inzake geestelijk welbevinden die uit de ambities van de politieorganisatie zelf komen, valt te beschouwen als een proces van ‘disembedding’. ‘Geestelijk welbevinden’ wordt losgemaakt van zijn traditionele setting en in een nieuwe setting gebracht (vgl. 3.1f). Dit transformatieproces vergt onderzoek, experiment, uitwisselen van kennis en bundeling van krachten. Op het niveau van één afzonderlijk korps is dat nauwelijks te realiseren. Daar is een meer centrale aansturing voor nodig, bijvoorbeeld vanuit het landelijk HRM-beleid en/of het Kennis- en onderzoekscentrum van de Politieacademie. Het proces van concernvorming biedt een uitgelezen kans om ‘mentale gezondheid’ een integrale plaats te geven in het beleid en te bepalen welke kennis en kunde er nodig zijn om dat beleid te realiseren.
18
5 AANBEVELINGEN VOOR DE MIDDELLANGE TERMIJN EN DE TWEEDE FASE VAN HET ONDERZOEK We concludeerden dat er kansen liggen door in het perspectief van concernvorming ‘geestelijke vorming 2.0’ te ontwikkelen op basis van de ideeënvorming over geestelijk welbevinden binnen de politieorganisatie zelf. Hieronder hebben we de mogelijkheden uit 3.2 herordend met behulp van Appreciative Inquiry (Buckingham 2002). Appreciative Inquiry is een methode om veranderingen in organisaties te bewerkstelligen, waarbij uitgegaan wordt van de positieve krachten die elke organisatie bezit. Appreciative Inquiry focust niet op de problemen die zich in een organisatie voordoen, maar op de positieve ervaringen en ontwikkelingen; die geven energie en inspiratie. Als we de mogelijkheden, die we in 3.2 hebben beschreven, langs de lijn van Appreciative Inquiry bekijken, komen we tot de onderstaande serie aanbevelingen. We hebben deze onderverdeeld naar (a) aanbevelingen voor de korte termijn, die in de tweede fase van het onderzoek kunnen worden uitgewerkt en (b) aanbevelingen voor de middellange termijn, die door een centrale instantie binnen de politieorganisatie kunnen worden opgepakt (bijvoorbeeld door vts Politie Nederland, Politieacademie Onderzoek, Kennis & Ontwikkeling, Projectgroep concernvorming). De aanbevelingen zijn zo gekozen dat ze op verschillende domeinen en dimensies van de politieorganisatie betrekking hebben. Door deelprojecten van verschillende aard te spreiden over de gehele organisatie worden de leereffecten vergroot . Er ontstaat een konvooi van deelprojecten, die elkaar onderling versterken. 5.1 Aanbevelingen voor de middellange termijn (a) Cursussen leiderschap Meer aandacht voor zingeving en ethiek in de cursussen leiderschap voor korpschefs en districtschefs (vgl. bijv. Ganzevoort 2003). (b) Interdisciplinaire samenwerking Interdisciplinaire samenwerking zoeken tussen ‘geestelijke verzorging’ en bestaande projectgroepen die zich bezig houden met het onderwerp ‘geestelijk welbevinden’/ ‘mentale gezondheid’. Denk aan: Project Integriteit, Project Fit en Gezond, project Code Blauw, Project Welzijn Politie. (c) Centrum voor kennis en kunde Oprichten van een centrum voor kennis en kunde inzake ‘zingeving en moraliteit bij de politie’. (d) Opleiding en vorming De onderwerpen ‘zingeving’ en ‘moraliteit’ een plaats geven in opleidingen, vorming en trainingen van politiemensen. Te beginnen in de basismodule: ‘Wat betekent het politievak voor mij?’ (e) Master opleiding geestelijk verzorger politie en de Nederlandse Krijgsmacht In samenwerking met de Nederlandse Krijgsmacht laten inrichten en laten verzorgen van een masteropleiding ‘Geestelijke verzorger 2.0’ door een van de instellingen van hoger onderwijs in samenwerking met de Politieacademie.
19
5.2 Aanbevelingen voor de korte termijn: pilots tweede fase van dit onderzoek (a) Profiel en adequate naamgeving In samenwerking met landelijke HRM • een functieprofiel van de geestelijk verzorger nieuwe stijl opstellen. • Zoeken naar een adequate naamgeving van functie en werkterrein. Aanbevolen wordt om in de gesprekken tijdens deze ontwikkelfase de werktitels ‘geestelijk welbevinden’ en ‘het verzorgen van geestelijk welbevinden’ te gebruiken. (b) Visiestuk voor de periode 2010-2015 • In samenwerking met vts Politie Nederland, Politieacademie en de Politievakorganisaties opstellen van een visiestuk ‘geestelijk welbevinden’ en ‘verzorgen van geestelijk welbevinden’ binnen de kaders van de actuele landelijke visiestukken. • Ontwikkelen van een begrippenkader en body of knowledge. • Nagaan waar in dezen samenwerking mogelijk is met de Nederlandse Krijgsmacht waar een vergelijkbare, fundamentele discussie loopt over de invulling van geestelijke verzorging in de toekomst. • Verbinding leggen naar de opleiding en vorming van politieambtenaren; zo mogelijk ook naar de Politieonderwijsraad. (b) Catalogus •
•
In samenwerking met huidige geestelijke verzorgers ontwikkelen van een catalogus met activiteiten, instrumenten en protocollen, die specifiek zijn voor geestelijke verzorging. Hierdoor wordt bestaande ervaringskennis gebundeld en komt deze beschikbaar voor anderen. Checken in de arbocatalogus of hierin al mogelijkheden worden genoemd en of deze mogelijkheden kunnen worden benut.
(c) Praktijkexperimenten Praktijkexperimenten: uittesten van visiestuk (vgl. a) en catalogus (vgl. b) in drie praktijksituaties, waarbij sprake is van samenwerking tussen twee of meer korpsen. Hierdoor wordt geanticipeerd op landelijke concernvorming. Bij voorkeur op drie plaatsen verspreid over Nederland: • Bij twee korpsen waar nu geen geestelijk verzorger is, • Bij twee of meer korpsen waar bij een van de korpsen reeds een geestelijk verzorger aanwezig is, • Bij een groter samenwerkingsverband van vier of meer korpsen. (d) Denktank ‘geestelijke welbevinden en verzorgen van geestelijk welbevinden’ Installeren van een landelijke denktank die fungeert als expertgroep en stuurgroep van het konvooi van projecten. De denktank bestaat uit experts en sleutelfiguren van binnen en buiten de politie. Een van de korpschefs is voorzitter en fungeert als ambassadeur.
20
6 LITERATUUR WAARNAAR WORDT VERWEZEN Borg. M. Ten, Waarom geestelijke verzorging? Zingeving en geestelijke verzorging in de moderne maatschappij, KSGV, Nijmegen 2000. Blumer H., Symbolic Interactionism, Englewood Cliffs (N.J.) 1969, p. 140-152. Buckingham, Marcus & Donald O. Clifton, Ontdek je sterke punten. Spectrum 2002. Donk, W. Van de Donk e.a., Geloven in het publieke domein. Verkenningen van een dubbele transformatie, WRR, Amsterdam 2006. Ganzevoort, J.W. Spiritualiteit in leiderschap. Een verkenning van de betekenis van spiritualiteit voor leiderschap in organisaties, Nijmegen 2003. Halen, C. Van e.a. (red.), Religie doen. Religieuze praktijken in tijden van individualisering, KSVG, Tilburg 2009. Senge P. e.a., Presence, Een ontdekkingsreis naar diepgaande verandering in mensen en organisaties, Den Haag 2006. Taylor, C., Een seculiere tijd, Rotterdam 2009 (oorspronkelijk 2007). Werkgeversvisie Politie, Een inspirerend fundament, De Bilt 2008. Wit, S. de, ‘Onder je pet praten’. Een verkennende studie naar de wenselijkheid van de geestelijke verzorging bij de politie. Politievakorganisatie ACP, Leusden 1999. Zock, H., Niet van deze wereld. Geestelijke verzorging en zingeving vanuit godsdienstpsychologisch perspectief, inaugurale rede RU Groningen, KSGV, Tilburg 2007.
21