H E T F O T O G R A F I S C H M U S E U M VAN A U G U S T E
GRÉGOIRE
HET FOTOGRAFISCH MUSEUM VAN
AUGUSTE GRÉGOIRE
EEN V R O E G E N E D E R L A N D S E
FOTOCOLLECTIE
O N D E R R E D A C T I E VAN DRS. I N G E B O R G T H .
LEIJERZAPF
C O N S E R V A T O R S T U D I E - EN DOCUMENTATIECENTRUM
VOOR
FOTOGRAFIE/PRENTENKABINET RIJKSUNIVERSITEIT
LEIDEN
S D U uitgeverij, ' s - G r a v e n h a g e 1989
® 1989 Prentenkabinet Rijksuniversiteit Leiden/ S D U uitgeverij 's Gravenhage Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij electronisch, mechanisch, door fotokopieën, opnamen, of enig andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever. V o o r zover het maken van kopieën uit deze uitgave is toegestaan op grond van artikel 16B Auteurswet 1912 j" het Besluit van 20 juni 1974, Stb. 351, zoals gewijzigd bij het Besluit van 23 augustus 1985, Stb. 471 en artikel 17 Auteurswet 1912, dient men de daarvoor wettelijke verschuldigde vergoedingen te voldoen aan de Stichting Reprorecht (Postbus 882, 1180 A W A m stelveen). V o o r het overnemen van gedeelte(n) uit deze uitgave in bloemlezingen, readers en andere compilatiewerken (artikel 16 Auteurswet 1912) dient men zich tot de uitgever te wenden. All rights reserved. N o part of this publication may be reproduced, stored in a retrieval system of any nature, or transmitted in any form or by means, electronic, mechanical, photocopying, recording or otherwise, without the prior written permission of the publisher (copyright holder), application for which should be addressed to the publisher. I S B N 90 12 06303 5
Met dank aan Fuji Photo Film bv, Tilburg
INH
OUD
VERANTWOORDING
7
INLEIDING: DE TRADITIE VAN HET VERZAMELWEZEN
9
LEVEN EN W E R K E N VAN DE VERZAMELAAR AUGUSTE GRÉGOIRE
12
Grégoires leven in vogelvlucht Verzamelaar onder verzamelaars Grégoire als amateurfotograaf en zijn rol
12 17
in het verenigingsleven Ambities als fotohistoricus Pionierend restaurator
25 30 34
Een droom wordt moeizaam verwezenlijkt
39
DE COLLECTIE GRÉGOIRE Eenmalige fotografische procédés Daguerreotypie 47, Amphitypie 62,
45 46
Pannotypie 70, Ferrotypie 71 Fotografie op papier
74
Stereofotografie 77, Visitekaart- en kabinetfoto's 83, Albums 101, Kunstfotografie 103, Nederlandse kunstfotografie 105, Camera W o r k I 16, School van Erwin Quedenfeldt- Henri Berssenbrugge - Franz Ziegler - Richard Polak 128, Nieuwe Fotografie 157, Kleurenfotografie 180 Bijzondere toepassingen en aan fotografie verwante objecten
182
NOTEN
189
TECHNIEKENLIJST
193
NAAMLIJST FOTOGRAFEN IN DE COLLECTIE GRÉGOIRE (met aantallen foto's)
200
PERSOONSREGISTER
204
COLOFON
206
D e tentoonstelling en het boek ' H e t Fotografisch Museum van Auguste Grégoire' werden samengesteld en redactioneel begeleid d o o r : drs. Ingeborg T h . Leijerzapf drs. Tineke de Ruiter drs. Hedi Hegeman Aukje Greijdanus Marilyn Jongenelen Frits Gierstberg met medewerking van: Gisèle Holdert Marjan Balkestein Marion Bouwens Carina Braun Marion Duijsman Nicoline Jansen Tanja van Kalmthout Pawel Klimecki Mieke Kroes Mare Laman Marcel Leechburch Auwers Marjan Maandag Ania Prazakova Désirée Raemaekers Perry Schrier Andrea Smith Liesbeth Stikkelman M o n i q u e T j o n J o e Gin G e k e Vinke Yv de Vries Nol Wentholt
6
V K R A N T \V O O R D I N G
Fotografie, iedereen is er zó mee vertrouwd, dat slechts enkelen zich nog bewust zijn van het moeilijke begin. Slechts een handvol geïnteresseerde verzamelaars heeft in het verleden stilgestaan bij de uitvindingen en verworvenheden van enkele nieuwsgierige en bezeten onderzoekers, die met omslachtige werkwijzen een beeld probeerden vast te leggen. Het is aan deze verzamelaars te danken dat wij nu, in een tijd dat fotografie meer aandacht gaat krijgen, nog de kans hebben om de anderhalve eeuw fotografiegeschiedenis met voldoende authentiek materiaal te bestuderen. Op 19 augustus 1839 vond in de Franse Academie van Wetenschappen te Parijs de introductie plaats van de daguerreotypie als nieuw, algemeen cultuurgoed. De uitvinding werd met groot enthousiasme ontvangen. Een ooggetuige berichtte, dat een uur na de bekendmaking van de daguerreotypie alle winkels van opticiëns werden belegerd. Aan de vraag naar instrumenten door fotografen in spé kon niet worden voldaan. De man die voor deze euphorie had gezorgd, was Louis J.M. Daguerre (1787-1851). Zijn uitvinding van een methode om het fotografisch beeld te fixeren, betekende een belangrijke stap voorwaarts. Door zijn commerciële inzichten in de gebruiksmogelijkheden van zijn vinding aan te wenden voor een actieve campagne, nam hi| direct een voorsprong op zijn concurrenten, die met andere methoden tot resultaten probeerden te komen. Publicitair buitte Daguerre zijn vinding zó goed uit, dat de datum van de bekendmaking van zijn vinding algemeen als de geboortedatum van de fotografie wordt beschouwd. Met de komst van de fotografie werd niet alleen een nieuwe kunstvorm geboren, maar ontstond ook een nieuw verzamelgebied. De aanleg van fotografische verzamelingen was in 1839 een even actueel gegeven als in 1989 en is - omgekeerd - in 1989 wonderlijk genoeg nog even weinig vanzelfsprekend als in 1839. De honderdvijftigjarige geschiedenis van de fotografie heeft een gigantische produktie aan beeldmateriaal opgeleverd, waarvan de meest interessante voorbeelden te zien zijn in (museum)collecties, verspreid over de gehele wereld. In Nederland is de oudste collectie op dit gebied die van de particuliere verzamelaar Auguste Grégoire (1888-1971). Sinds 1953 is deze verzameling in het Prentenkabinet van de Rijksuniversiteit Leiden (afd. Studie- en Documentatiecentrum voor fotografie) ondergebracht. Op 19 augustus 1989 wordt de introductie van de fotografie herdacht met de opening van de tentoonstelling Het Fotografisch Museum van Auguste Grégoire in het Catharina Gasthuis te Gouda. Op deze tentoonstelling wordt, evenals in dit begeleidende boek, een keuze uit deze omvangrijke, ruim zesduizend foto's en objecten tellende verzameling getoond. Zwaartepunten in boek en tentoonstelling zijn: a) een overzicht van oude procédés, waaronder een groot aantal daguerreotypieën, b) een goed vertegenwoordigde afde-
7
ling kunstfotografie en c) een opvallende nadruk op portretfotografie. Deze komen overeen met de zwaartepunten in Grégoires verzameling en kunnen gelden als representatief voor de gehele collectie Grégoire. In 1985 en 1988 hebben doctoraalstudenten kunstgeschiedenis zich in projektgroepverband, onder leiding van respektievelijk Ingeborg Leijerzapf en Tineke de Ruiter, beziggehouden met onderzoek naar het leven van de verzamelaar Auguste Grégoire en naar zijn 'verzamelbeleid'. Op basis van dit onderzoek hebben de studenten een aandeel gehad in de voorbereiding van de teksten voor de tentoonstelling en het boek, alsmede in het selecteren van ongeveer driehonderdvijftig foto's voor de tentoonstelling. De deelnemende studenten zijn vermeld bij de lijst van samenstellers. Voor de uit de tentoonstellingsselectie gedestilleerde, beperktere fotokeuze die het boek bevat en voor de redactie van het tekstgedeelte ligt de verantwoordelijkheid bij Ingeborg Leijerzapf, in samenwerking met Hedi Hegeman. Rest ons een woord van dank aan allen die aan de totstandkoming van de tentoonstelling en het boek hebben bijgedragen. In de eerste plaats de studenten en de staf van de afd. Studie- en Documentatiecentrum voor fotografie van het Prentenkabinet, met name Joke Pronk en Herman J. Moeshart, en de fotografen van het Prentenkabinet, Jan van der Kooi en Hein Ciere. Speciale dank gaat uit naar Hedi Hegeman, die zeer belangri|ke coördinerende en redactionele werkzaamheden op zich heeft genomen. Nicolette Sluijter-Seijffert, directeur van de Stedelijke Musea te Gouda, en haar staf hebben de realisering van de tentoonstelling mogelijk gemaakt, waarvoor wij hen zeer erkentelijk zijn. De ontwerper Jeroen de Vries heeft met zijn ontwerp van de affiche extra aandacht voor de tentoonstelling bewerkstelligd. De samenwerking met de SDU, uitgever van dit boek, verliep coöperatief en professioneel. De medewerking van drs. Evelyn de Regt stond daar borg voor. Tot slot nog een woord van dank aan de fotografen en erfgenamen van fotografen die ons probleemloos publikatie van de foto's toestonden.
Ingeborg Th. Leijerzapf, conservator fotografie Tineke de Ruiter, docente geschiedenis van de fotografie
8
I n l e i d i n g :
DE
T R A D I T I E
VAN
HET
VERZAMELWEZEN
Verzamelaars kunnen de meest uiteenlopende uitgangspunten hebben om een collectie op te bouwen. Toch lijkt het 'verzamelen om het verzamelen' een kernpunt te zijn; menige collectioneur is er letterlijk aan verslaafd. Deze drang die het verzamelen vereist, was ook Auguste Grégoire in hoge mate eigen. Hij heeft ooit gezegd: "Hoe meer ontmoedigingen ik ondervond, des te krachtiger zette ik de schouders onder het werk; het moest slagen!" Het irrationele aspect van verzameldrang, samen met het ordenende aspect dat in wezen een ieder tot een verzamelaar maakt, is helder verwoord door Nico Scheepmaker: "Men spreekt niet voor niets van 'verzamelwoede', het kan een woekerplant worden, tuinbalsemien, die je hele leven overwoekert als je niet bijtijds snoeit en wiedt en jezelf perken stelt. Maar iemand die helemaal niets verzamelt, die niets ordent en rangschikt en bewaart en toevoegt, is natuurlijk ook een gemankeerd mens, die zichzelf iets heel menselijks ontzegt." 1 Dat het verzameld worden ook gevolgen heeft voor het felbegeerde object zelf, is iets waar men misschien niet zo snel bij stilstaat. Elke verzamelaar haalt nu eenmaal de objecten uit hun oorspronkelijke context en geeft ze daarmee een subjectief bepaalde, nieuwe 'waarde'. Een eenvoudig kiekje krijgt bijvoorbeeld een andere betekenis, wanneer het in een museale fotografieverzameling wordt opgenomen. De omgeving waaruit Grégoire zijn foto's weghaalde, was vaak een rommelige zolder of een dreigende vuilnisbelt. Voor deze foto's was zijn collectie een veilige bewaarplaats. Een collectie ontstaat niet zelden uit toevallige omstandigheden. Elke verzamelaar is, zelfs wanneer hij streeft naar systematiek, afhankelijk van onvoorspelbare factoren. Hij kan te maken krijgen met 'concurrentie' op zijn verzamelgebied, de gezochte objecten kunnen moeilijk te vinden of onbetaalbaar zijn. Zelfs de meest weloverwogen museumcollectie is in zekere mate een verzameling onvermijdelijke 'gaten'. 2 Het ontstaan van fotoverzamelingen is in wezen slechts een variant op de aloude vorm van kunstverzamelingen. Verzameld hebben mensen eigenlijk altijd al. De kunstkamers, in de westerse wereld een oude vorm van verzamelen, weerspiegelden ten dienste van een voornamelijk vorstelijke elite een zo volledig mogelijk beeld van kunsten en wetenschappen. In de achttiende eeuw kregen deze kunstkamers een meer intiem en persoonlijk karakter. Nederland kende van 1740 tot 1840 een levendige kunsthandel ten dienste van de particuliere verzamelaars van kunstzinnige kostbaarheden. Deze bloei zette zich in de negentiende eeuw voort in een exportbeweging, toen de internationale interesse voor de Hollandse zeventiendeeeuwse kunst snel steeg. Waren de motieven van de verzamelaar eerst privégenoegen en studie, in de achttiende eeuw ontstond het type van de systematische kenner die ook als handelaar optrad. Het
9
De traditie van het
verzamelwezen
amateurisme werd in de negentiende eeuw overstemd door de serieuze kunstwetenschappen die het beleid van de kunsthandel gingen bepalen. De particuliere verzamelaar had aan het eind van de negentiende eeuw niet zelden een belangrijke functie in het circuit van musea, wetenschap en kunsthandel. Hoge kwaliteit kwam op den duur vanwege de prijs alleen binnen het bereik van overheidsmusea en rijke particulieren en in de twintigste eeuw ook van bedrijven die in kunst gingen beleggen. De kunsthistoricus Joseph Alsop heeft in zijn boek The Rare Art Traditions (1982) beschreven hoe eerst een kunstgeschiedschrijving is ontstaan, met een verzamelcultuur als gevolg daarvan, en hoe tenslotte de kunst daardoor een 'vrije' kunst kon worden. 3 In navolging van Alsop die het verzamelwezen beschreef als factor bij de bevrijding van de kunsten, kan gezegd worden dat door het verzamelen en documenteren, door het beschrijven en interpreteren de fotografie zo langzamerhand als een zelfstandige beeldvorm wordt gewaardeerd. In Nederland was de door Professor dr. H. van de Waal gerealiseerde aankoop van de collectie Grégoire aan het Prentenkabinet in Leiden, in 1953, het eerste teken van een groeiende 'officiële' waardering. Vanaf de jaren vijftig werd fotografie schoorvoetend in kunstmusea opgenomen als nieuw verzamelgebied. Niet geheel toevallig is dit opgekomen ten tijde van het ontstaan van nieuwe richtingen binnen de beeldende kunsten die in zekere mate gebruik maakten van fotografie, zoals popart, landart, conceptuele kunst en neo-realisme. Met een bijna profetisch oog voor de nog ongekende kwaliteiten en mogelijkheden van de fotografie zijn de resultaten waarschijnlijk al vanaf het allereerste begin door enkelingen verzameld. Een eerste schriftelijke mededeling over het verzamelen dateert echter van meer dan vijftig jaar na de uitvinding. Foto's moeten bewaard blijven als 'een beeldverslag van wat we zijn en wat we hebben bereikt', schreef de Engelse fotograaf John Thomas in 1891 in de Proceedings of the Royal Geographical Society .4 De zorg om het dreigende verloren gaan van apparatuur, kennis van procédés en de foto's zelf zou voor particuliere verzamelaars een constant motief blijven. Daarnaast werd fotografie verzameld, omdat zij voorzag in een massale behoefte aan kunstreprodukties, aan kennis van andere landen en culturen en aan erotische foto's. Foto's boden in de privésfeer de gelegenheid, goedkoop en zonodig discreet bekeken te worden. Met name portretten waren geliefde verzamelobjecten: bekende persoonlijkheden, zoals kunstenaars, politici en leden van het koninklijk huis, maar ook familieportretten. Deze rage werd ingezet met de introductie van visitekaartportretjes door de Franse fotograaf André Disdéri in 1854. In prachtige en vaak kostbare albums bewaarde men portretjes van circa 6 x 9 cm
De traditie van bet
verzamelwezen
van bekende persoonlijkheden, leden van vorstenhuizen, familie en vrienden; het eigen portretje deelde men uit. Daarnaast werden collecties stereofoto's van allerlei onderwerpen aangelegd om de kennis te verrijken; dikwijls werden de stereofoto's in familiekring bekeken. De fotografische industrie speelde in op de bijna niet te stillen massale beeldhonger in het laatste kwart van de negentiende eeuw met de produktie van prentbriefkaarten. Vanaf de beginperiode van de fotografie tot ver in de twintigste eeuw kostte het bijeenbrengen van een fotoverzameling niet al te veel moeite. Het fotografisch materiaal was nog ruimschoots voorhanden en door de geringe vraag waren de prijzen laag. Dit gold zelfs voor de zeldzame vroege voorbeelden van de fotografie. Dat veranderde echter in de jaren vijftig van deze eeuw. De belangstelling bij particulieren groeide en in samenhang daarmee ook de behoefte aan literatuur over fotografie en haar geschiedenis. Op kunstmanifestaties als de Biennale in Venetië ging in de jaren zestig de fotografie een rol spelen. Toonaangevend werden tentoonstellingen als de door de Verenigde Staten en Europa reizende The Family of Man uit 1955, samengesteld door Edward Steichen, en Mirrors and Windows: American photograpby since 1960 in 1978 door John Szarkowski georganiseerd voor het Museum of Modern Art te New York. Begin jaren zeventig ontstond een ware 'boom' in de fotohandel: veilinghuizen introduceerden fotografie als belangrijk onderdeel van hun aanbod. Negentiende-eeuwse foto's en apparatuur brachten ineens forse bedragen op, waardoor ook de interesse van speculanten werd gewekt. Het verzamelen kwam hiermee in een zichzelf versterkende geldstroom terecht en trad buiten de oorspronkelijke kring van liefhebbers. Fotogaleries namen toe in aantal en kwaliteit. De fotografie kreeg een vaste plaats in een aantal (kunst)musea in Europa en de Verenigde Staten. In Nederland zijn de collecties nogal divers en over verschillende instellingen verspreid. Deelgebieden van de fotografiegeschiedenis zijn bijvoorbeeld verzameld in diverse (middel)grote musea, waaronder het Stedelijk Museum te Amsterdam en het Haags Gemeentemuseum, verzamelingen buitenlandse en Nederlandse fotografie worden onder meer beheerd door de Rijksdienst Beeldende Kunst te Den Haag en de Stichting Nederlands Foto- & Grafisch Centrum te Haarlem. De enige verzameling die een uitgebreid en samenhangend overzicht van de Nederlandse fotografiegeschiedenis geeft, bevindt zich in het Prentenkabinet van de Rijksuniversiteit te Leiden. Deze is gegroeid uit de oorspronkelijke verzameling van Auguste Grégoire.
11
L E V E N EN WE R K E N V A N D E VERZAMELAAR A U G U S T E G R É G O I R E
Gr é go ir e s leven
in
vogelvlucht
Op 3 april 1888 werd Auguste Marie Jean Grégoire geboren in Den Haag, in het kinderrijke gezin van Auguste Josephus Johannes Grégoire (geb. 1845) en Maria Cornelia Huberta Schols, afkomstig uit Rotterdam. Zijn vader stond bij de gemeente ingeschreven als handelaar. Op dertien- of veertienjarige leeftijd wilde Auguste naar de zeevaartschool. Hij werd echter afgekeurd. Toen hij daarop zijn vader vertelde dat hij kunstschilder wilde worden, stuitte dit op bezwaren. Auguste moest een degelijker beroep kiezen, want een kunstopleiding zou Grégoire senior niet betalen. Auguste schijnt desondanks - zij het niet beroepsmatig - geschilderd te hebben. Ook had hij ambities voor het schrijver- en dichterschap. Hl) publiceerde naar eigen zeggen enkele schetsen, maar het bureauwerk van een schrijver trok hem niet zo aan, zodat hij het als jongen van achttien jaar probeerde in de fotografie. 5 Vermoedelijk eind 1904 of begin 1905 kocht Auguste voor een paar gulden een boxcameraatje met platen van 6,5 x 9 cm, waarmee hij zijn eerste schreden op het fotografenpad zette. 6 Eén van zijn eerste opnamen was van een meisje bij een boom. "Toen ik nog één plaat overhad, kwam er een meisje naar me toe, dat ik kende en vroeg of ik die plaat aan haar bevallige verschijning wilde spenderen. " 7 Nadat de kersverse fotograaf zijn platen had mogen ontwikkelen in een fotowinkel, bleek alleen deze laatste opname nog iets van een beeld weer te geven, de rest was geheel mislukt. 8 Met deze opname meldde hij zich aan bij het atelier van de Haagse hoffotograaf Henri de Louw aan de Prinsestraat 99. "Reeds vaak had hij bewonderend stilgestaan voor de étalage van een bekende hoffotograaf, waar men nu eens de prachtigste portretten in blauw, rood, lila of andere fantasiekleuren exposeerde en dan weer de enorme formaten, soms groter dan 1 meter, hem boeiden", schreef hij later.9 Auguste arriveerde op een moment dat De Louw geen personeel kon krijgen. Daarom nam deze de jongeman op staande voet, maar zonder betaling in dienst. De leertijd bij Henri de Louw stond in het teken van dienstbaarheid en hard werken. Hij kreeg in de tijd van twee jaar volgens eigen zeggen twee zondagen vrij, bij werktijden van rond de tachtig uur per week! Eerst werd hij als loopjongen ingezet, wat hij nogal teleurstellend vond. Daarna sneed hij papier, bereidde chemicaliën, spoelde de foto's, plakte deze op kartons en satineerde foto's. Pas op den duur mocht hij iets meer verantwoordelijk werk doen, zoals het maken van afdrukken in de 'drukkerij' (contactafdrukken op daglichtpapier), het retoucheren van opnamen en het helpen maken van 12
Anoniem jean en Auguste
Grégoire
op de Haagse ferrotypie
kermis 1895
7,6 x 5,1 cm inv.nr. G 5001
kooldrukken. Vooral bij de positiefretouche kwam Grégoires tekenaanleg goed van pas. Een stilleven van aardbeien schilderde de leerling zo overtuigend in als ware het een schilderij, dat er vierentwintig stuks werden besteld van dit "fotografisch kunst(wan)product". 10 Terugblikkend schreef hij over deze werkzaamheden: "De drukkerij was anders wel afwisselend; hij leerde de fotokunst nl. in de tijd van de grootste degeneratie, toen men trachtte met geraffineerdheid alle mogelijke trucs aan te brengen." 11
Henri de
Louw
Auguste
Grégoire,
17 jaar kooldruk
1905
13,5 x 10,0 cm (kabinetfoto) inv.nr. G 5016
Zijn leermeester gebruikte bijvoorbeeld zoals zijn meeste collega's - draperieën en een 'Rembrandtieke' verlichting; de achtergrond naast de draperie werd op het negatief afgedekt PRINSkSTRA&r'Se en op de foto werd met behulp van een tweede ' s G RAVEN H A 6 E . negatief een geschilderde achtergrond toegevoegd, bij voorkeur een 'voornaam' Haags stadsgezicht als de Vijverberg. Toen Grégoire ongeveer een jaar in dienst was, kreeg hij lessen in belichting en in het omgaan met objectieven en requisieten, om zodoende op zondag portretopnamen te kunnen maken. Op deze goedkope dag kwamen dienstmeisjes en andere minder vermogende cliënten hun portret laten maken (zes visitekaartportretjes voor f 1,— en drie kabinetfoto's voor f 2,50). Bij het fotograferen buiten het atelier mocht Grégoire nog steeds niets anders doen dan de camera, de statieven en alle toebehoren dragen. De Louw stelde zelf in en maakte de opname. Toen zijn gezichtsvermogen te sterk achteruit ging, mocht Grégoire instellen, maar het bedienen van de dop of de sluiter werd nog altijd niet aan de leerjongen overgelaten. Pas toen De Louw door een nierziekte veel rust moest houden, liet hij hem het camerawerk in het atelier en buiten doen. Een van de weinige kansen die hij als leerling kreeg om buiten zelfstandig te mogen fotograferen, leverde een anecdote op. Slagersjongens op fietsen maakten het hem lastig bij een opname van een sleperswagen met wijnvaten, die hij voor het Haagse Hotel des Indes moest maken. Na de camera te hebben ingesteld draaide Grégoire hem negentig graden, richting Paleis Voorhout. De jongens posteerden zich vervolgens voor het Paleis, waarna Grégoire de camera terugdraaide en snel de bedoelde opname maakte. Te gast op muziekavondjes bij Henri de Louw thuis, hoorde hij gesprekken over kunst die hem deden twijfelen aan de kunstzinnigheid van de fotografie. Na een 'leertijd' van twee jaar zette Grégoire het beroep van fotograaf uit zijn hoofd. De druppel die de emmer deed overlopen was een opdracht die atelier De Louw kreeg om een 13
Grégoires
Het beroep van. fotograaf straalde dus al met al niet de glamour uit die hij ervan had verwacht.
leven in
vogelvlucht
portret van een opgebaarde dode te maken, destijds heel gebruikelijk. De dode werd met zijn kist rechtop gezet om een goede belichting te krijgen. Terwijl Grégoire onder het zwarte doek zijn camera instelde, viel plotseling de dode uit de kist. Deze lugubere gebeurtenis ontnam hem de laatste vreugde in zijn werk. Het beroep van fotograaf straalde dus al met al niet de glamour uit die hij ervan had verwacht. Dit leidde er toe dat hij in 1907 het atelier vaarwel zei en daarmee de vakfotografie in het algemeen. Als amateurfotograaf bleef hij echter tot aan de Tweede Wereldoorlog zijn hobby uitoefenen en bovendien werd hij een gewaardeerd organisator en bestuurslid van de Haagsche Amateur Fotografen Vereeniging. Ook stortte hij zich met enthousiasme en ijver op het verzamelen van historische en eigentijdse fotografie. Beroepsmatig sloeg hij na 1907 een geheel andere richting in, namelijk die van de meubelhandel. De 'meubel-engroshandel Auguste Grégoire' heeft volgens het Vakblad van de Meubelindustrie als aanvangsdatum 28 oktober 1910, de dag waarop Grégoire "zich op het pad van het meubel en de woninginrichting begaf". 12 Hij verhuisde in deze jaren regelmatig. Op 1 mei 1909 werd hij in Den Haag ingeschreven als komend uit Delft, in 1910 werd hij uitgeschreven naar Amsterdam. Vanuit Lisse komend vestigde hij zich in oktober 1912 weer in Den Haag, waar hl) de rest van zijn leven - lange tijd ook in Voorburg-op circa tien verschillende adressen ingeschreven zou staan. Hij trad op 28 november 1912 in het huwelijk met Maria Streng (geboren 16 maart 1889), die hij in Lisse had leren kennen. Dit huwelijk hield geen stand. Op 13 augustus 1920 trouwde hi) voor de tweede maal, met Sara Regensburg. Zij vestigden zich in Voorburg. In het herdenkingsartikel uit 1950 in het genoemde Vakblad van de Meubelindustrie, ter gelegenheid van Grégoires veertigjarig jubileum in de meubelhandel, schreef men dat Grégoire in deze branche veel mensen ontmoette en dankzij zijn vlotte, levendige en inspirerende natuur, veel vrienden maakte. Ook werd in dit artikel zijn "goede blik op zakendoen" gememoreerd en prees men hem als "een vakman die het meubel in bouw en samenstelling verstaat". Bij de aanvang van zijn carrière in de meubelhandel opende hij een pand, waarin hij een binnenlandse en een Belgische agentuur begon. Korte ti)d daarna vertegenwoordigde hij verschillende buitenlandse meubelbedrijven, waaronder diverse in België en Frankrijk, en moest zijn huisvesting worden uitgebreid. In 1914 ging Grégoire zich weer richten op de Nederlandse markt, daartoe gedwongen door de Eerste Wereldoorlog. In 1914/1915 was hij acht maanden onder de wapenen. Volgens de bevolkingsregisters was hij toen gelegerd in de Morspoortkazerne in Leiden. 11 Na de oorlog werd Grégoire zelf fabrikant, in associatie met Dagobert David uit Frankfurt am Main. Zitmeubelen waren zijn
14
Grégoires
leven in
vogelvlucht
eerste specialiteit, later verschoof het accent onder invloed van de inflatie naar matrassen en meubelstoffen. Rond 1920 volgde een samenwerking met Lücker en Steiner, een groothandel in ijzeren ledikanten. Tot zijn pensionering bleef de meubelhandel Grégoires beroep. Van 1935 tot 1940 was hij tevens procuratiehouder van de meubelfirma Boes in Den Haag. Voor deze grote meubelfabriek had hij de alleenvertegenwoordiging en de leiding over het verkooppersoneel. Het werk werd door de Tweede Wereldoorlog grotendeels stilgelegd. Van 1942 tot 1947 was Grégoire voorzitter van de afdeling meubelen van de Vakgroep Meubileringsbedrijven en plaatsvervangend voorzitter van de sectie woninginrichting. Tot 18 juli 1945 verkocht hij korte tijd als vrijwilliger couponkaarten voor dieetvoeding van het Rijksbureau voor Voedselvoorziening in oorlogstijd en verrichtte hand- en spandiensten voor de illegaliteit. Na de oorlog werkte hij medewerkers van een fabriek in. Ook was hij in die tijd examinator voor het makelaarexamen in roerende goederen.
Het is een publiek geheim dat hij gaarne een onderscheiding zou hebben. De een is hier In april 1953 werd hij gepensioneerd. In diezelfde maand vond meer op gesteld dat dede overdracht plaats van zijn fotografische verzameling aan het Prenvan de Rijksuniversiteit Leiden. Voor zijn verdiensten ander, doch op zich tenkabinet op het terrein van de fotohistorie werd hij op 13 juli 1953 onderscheigenomen is dit verlangenden met de Zilveren Anjer, die hem door Prins Bernhard werd uitgereikt. Dit was een waar hoogtepunt in het leven van de vijfenzesniet overdreven. Het tigjarige verzamelaar. Het feit dat de onderscheiding hem door Prins Bernhard werd uitgereikt, was voor Grégoire belangrijk, gezien zijn museum is ongt aanhankelijkheid aan het Koninklijk Huis in het naoorlogse Nederzeer in het belang van deland. Ook de grotere naamsbekendheid die het krijgen van de Zilveren Anjer met zich meebracht, liet hem niet onberoerd. Nederlandse fotografie Door zijn pensionering en het afstaan van de collectie was zijn en ik vind hiervoor een leven een stuk lichter geworden. Als tachtigjarige noemde hij in een interview zijn collectie "de clou van mijn leven". Deze uitspraak decoratie meer op zijndateert uit 1968, het jaar waarin hij tot erevoorzitter van de HAFV benoemd. Twee jaar later werd hem op een vergadering van plaats dan bijvoorbeeldwerd de Bond van Nederlandse Amateur Fotografen Verenigingen voor het 25 jaar zitten op(BNAFV) nog een prijs uitgereikt, de Excellence nationale FIAP voor algemene fotoverdiensten. een stoelin het ministerie. Er verschenen interviews bij zijn zeventigste, vijfenzeventigste en tachtigste verjaardag. Hierbij vertelde hij dan steeds dezelfde verhalen en anecdotes, steeds subtiele variaties op de thema's van zijn leertijd bij De Louw en het verzamelen. In 1968 schreef de journalist Gerard van Doorn ter gelegenheid van Grégoires tachtigste verjaardag: "Zijn zoveelste kroonjaar, zijn zoveelste serie bezoeken van redacteuren van dag-, week- en vakbladen. Hij heeft zich duidelijk een zekere routine verworven in het te woord staan van de pers. Ik hoef hem dan ook nauwelijks vragen te stellen. Hij weet precies welke kreten de krant halen." 14 Jammer is, dat, bij alle verhalen die Grégoire over zichzelf ver-
15
spreidde, toch zoveel over zijn leven onbekend is gebleven. Nooit vertelde hij iets over zijn gezinsleven, zijn twee kinderen of zijn hobby's. Alleen uit een herdenkingsartikel uit de meubelbranche kennen we zijn vele activiteiten: hij deed aan schermen en schieten en aan wintersport, met een speciale voorliefde voor bobsleeën, en hij heeft tot op hoge leeftijd veel gezeild en gezwommen. Verzamelen was dus niet zijn enige 'sport'. In de jaren zestig ging de gezondheid van Grégoire wat achteruit, zijn gevoel voor humor leed daar echter niet onder: "Ondanks het feit dat ik niet meer fotografeer heb ik toch nog wel met chemicaliën te maken, maar die zijn voorgeschreven door mijn huisarts". 15 Op 83-jarige leeftijd overleed Grégoire in zijn huis aan de Conradkade 55 te Den Haag, op 13 juni 1971. Hij werd begraven op 'Nieuw Eykenduynen', Kamperfoeliestraat 2a.
16
Verzamelaar
onder
verzamelaars
"Zoeken, snorren, vorschen, vragen, koopen", zo werd Grégoires verzamelwerk in juni 1939 door een journalist omschreven, "... de geschiedenis der fotografie in zes laden en acht albums, het zou de titel kunnen zijn van een spannend tooneelspel, geschreven en geregisseerd door den heer Aug. Grégoire". 16 Midden in de crisisjaren, in 1934, begon Auguste Grégoire foto's te verzamelen. 17 Een vriend en collega-lid van de HAFV, Rob Dewald (een broer van de in vakkringen bekende fotograaf Chris Dewald), was hiervoor indirect verantwoordelijk. Hij had Grégoire een daguerreotypie beloofd, zodra hij het behang in zijn kamer zou vervangen. Tot dan moest de foto nog een vlek op de muur camoufleren. De daguerreotypie raakte echter beschadigd doordat ze van de wand viel en vervolgens door de vrouw des huizes werd 'opgepoetst', waarna het fotografische beeld bleek te zijn verdwenen. Grégoire vertelde in de loop der jaren steeds andere versies van deze anecdote, die inmiddels niet meer te verifiëren is.18 In ieder geval opende de vernietiging van dit ene exemplaar hem de ogen voor het dreigend verloren gaan van zovele foto's in particulier bezit, die als getuigen van de fotografische ontwikkeling van essentieel belang waren.
"Vanzelfsprekend zou ik slechts het allerbeste werk van bekende Adriaan Boer en andere 'kopstukken' op fotografisch gebied fotografen in de collectie hadden hem het verzamelen overigens afgeraden. Twee eerdere om in Haarlem tot een museum voor fotografie te komen opnemen, dodo al pogingen waren al mislukt, respectievelijk die van de Nederlandse Amateur spoedig bleek mij hoe Fotografen Vereeniging op initiatief van A. van Dijk in 1910 en van Nederlandse Club voor Fotokunst onder de bezielende leiding buitengewoon moeilijkde van Adriaan Boer in 1911. Toen Grégoire echter besloot toch door het was medewerking te zetten, hielp Boer hem met het leggen van contacten. In 1941 schreef Grégoire te werk te zijn gegaan volgens een "volledig uitgeuit vakkringen te werkt plan": "In 1939, bij het eeuwfeest van de uitvinding der fotografie, een tentoonstelling en daarna de geheele verzameling aan een krijgen." daarvoor in aanmerking komend museum afstaan, stelde ik mij voor. 19
20
Vanzelfsprekend zou ik slechts het allerbeste werk van bekende fotografen in de collectie opnemen, doch al spoedig bleek mij hoe buitengewoon moeilijk het was medewerking uit vakkringen te krijgen. Vaak heb ik toen gedacht aan Adr. Boer en anderen, die mij geheel ter goeder trouw dit werk ontraadden. Doch ik had A gezegd en wilde in ieder geval tot M, zegge het afstaan aan een museum, doorgaan." 21
In tegenstelling tot wat hij zich aanvankelijk had voorgesteld, bleek het eenvoudiger te zijn om foto's van reeds overleden fotografen te verzamelen dan van de nog levende tijdgenoten. Bij antiquairs, uitdragers en op markten vond hij veel van zijn gading en via relaties en kennissen kreeg hij ook uit familiebezit menig interessante foto. Hij was een goede prater en wist met de vasthoudendheid van een terriër vele malen mensen te overreden hun bezit aan hem af te staan.
17
Verzamelaar
onder
verzamelaars
In tamelijk korte tijd - tussen 1934 en 1939 - zette hij zo een belangwekkende verzameling op, die hij daarna steeds bleef aanvullen. Hij hield regelmatig lezingen over zijn collectie, waarmee hij hoopte zijn gehoor zo enthousiast te maken, dat zij tot schenkingen zouden overgaan. Dat viel echter dikwijls tegen: "Deze lezingen leverden merkwaardige resultaten op, tot mijn spijt moest ik vaak constateeren, dat beloften, tijdens zoo'n lezing aangegaan, gemakkelijk vergeten worden." 22 Toch heeft hij waarschijnlijk menig stuk voor zijn collectie op deze manier verworven. Ook hebben (amateur)fotografen, die hij als voorzitter van de Haagsche Amateur Fotografen Vereeniging uitnodigde te exposeren of een lezing te houden, ongetwijfeld schenkingen aan hem gedaan. Ook op andere manieren zocht Grégoire de publiciteit. Als reactie op een artikeltje in De Telegraafkreeg hij eens zesenzestig brieven die in een enkel geval tot schenking leidden. Een anecdote die hij meermalen heeft herhaald, betreft "twee oude dametjes, zusters, die mij over haar portretalbums wilden spreken. Even gezellig gepraat en bij het tweede kopje thee bleek mij al ras, dat beide zusters vreeselijk jaloersch op elkaar waren. Beiden hadden een groot aantal portretten uit familiebezit, zelfs van bijna 100 jaar terug, doch ieder meende, dat zij de mooiste en oudste bezat. Nu begon ik ze voorzichtig tegen elkaar uit te spelen. Zus 1, die zich even verwijderde, had mij een paar portretjes beloofd, hetgeen zus 2, eenigszins hardhoorend, niet verstaan had. Ik vertelde haar nu, dat 1 mij reeds mooie exemplaren had afgestaan en nu wilde 2 niet onderdoen en gaf mij een Daguerreotypie en diverse andere portretjes; zus 1, inmiddels teruggekomen, zag, dat 2 aan het weggeven was, wilde haar overbluffen en liet mij keus maken uit haar verzameling; dit maakte 2 weer vrijgeviger. Resultaat: bijna de geheele verzameling mede naar Voorburg." 2 3 Grégoire leed zonder enige twijfel aan het verschijnsel 'verzamelhonger' en niet alleen op het gebied van de fotografie. Hij was eveneens filatelist en op dat terrein ging hij zover dat hij na een diefstal van zijn postzegelverzameling geheel opnieuw begon. Zijn fotoverzameling ontstond vooral uit een verlangen om verschillende fotografische technieken en historisch belangrijke foto's te bewaren voor het nageslacht. Hij had aanvankelijk niet de drang om zo veel en zo compleet mogelijk te verzamelen. Voorbeelden van alle belangrijke procédés uit het verleden wilde hij bijeenbrengen, vooral de oudste en meest kwetsbare eenmalige procédés als de daguerreotypie, amphitypie, ferrotypie en pannotypie. Naarmate zi|n verzameling zich echter uitbreidde, ontwikkelde Grégoire meer kennis van de fotografiegeschiedenis en groeide zijn behoefte alle mogelijke fotografische toepassingen te kunnen laten zien. Zijn 'verzamelbeleid' werd daardoor systematischer. Hij breidde zijn technisch overzicht uit met foto's uit de Nederlandse portretateliers uit de vorige en het
Verzamelaar
Anoniem Auguste Grégoire
toont
zijn verzameling
thuis,
aan de Rembrandtlaan
88
te
Voorburg
uit: De
Telegraaf
11 juni 1939
onder
verzamelaars
begin van deze eeuw, waaronder de zogenoemde visitekaartportretjes en kabinetfoto's. Deze rangschikte hij op onderwerp in albums: damesportretten voluit, damesportretten driekwart (zgn. kniestuk), klederdrachten, bruidsparen, etcetera. Hij ordende ze ook chronologisch. 24 Aanvankelijk dacht Grégoire zich tot portretten te beperken, maar mooie landschappen, stadsgezichten en stillevens kon hij toch niet laten liggen. Ook voorbeelden van kunstzinnige expressie voegde hij aan zijn verzameling toe: foto's van Nederlandse en enkele buitenlandse kunstfotografen van rond de eeuwwisseling. De nieuwzakelijke portretten van Nederlandse vakfotografen van de jaren twintig en dertig hadden ook nog zijn belangstelling, maar verder kon de 'moderne' periode hem niet boeien. Henri Berssenbrugge was de eerste beroepsfotograaf die hem uit zichzelf "een overzicht van zijn machtigen arbeid schonk. Gom-, kool-, Erwino- en andere drukken, in den loop der jaren door hem gemaakt, verhuisden naar de bewuste kamer en vanaf dat oogenblik ging het crescendo." 25 In navolging van Berssenbrugge liet Franz Ziegler hem kort daarna een keuze maken uit zijn werk. Berssenbrugge en Ziegler, beiden lid van de HAFV, speelden een voortrekkersrol bij de realisering van Grégoires plannen om tot een goed overzicht van de Nederlandse fotografie te komen. Toen zij eenmaal met een schenking van hun werk over de brug waren gekomen, volgden meer vakfotografen hun voorbeeld. Richard Polak, een Nederlandse fotograaf die in Lausanne woonde, gaf eveneens gehoor aan Grégoires verzoek foto's af te staan "terwille van het culturele doel". Hij schonk Grégoire diverse malen een flink aantal foto's, in het totaal honderdtwintig exemplaren. Zo groeide de collectie uit tot wat Grégoire in 1939 een studieverzameling voor een museum noemde, een neerslag van de fotografische ontwikkeling van 'de oertijd' tot heden. Grégoire stelde zich van begin af aan ten doel zijn verzameling aan zo veel mogelijk belangstellenden te laten zien. In zijn huis aan de Rembrandtlaan 88 te Voorburg richtte hij aanvankelijk één kamer, op den duur zelfs de helft van zijn woning in als fotomuseum. Op verzoek kon men zijn 'fotografisch museum' komen bekijken. Ook stelde hij delen van zijn collectie regelmatig bij allerlei gelegenheden tentoon, vanaf 1935 talloze malen bij de HAFV en andere amateurfotografenverenigingen, in 1936 voor het eerst in een museum, Panorama Mesdag te Den Haag, als afsluiting van een fotowedstrijd in het kader van de Residentieweek. De collectie was in 1937 onderdeel van de grote tentoonstelling foto '37 in het Stedelijk Museum in Amsterdam, als een 'historisch voorvoegsel' voor de eigentijdse ontwikkelingen. Bij deze gelegenheid hield Grégoire een lezing, getiteld 'Hoe gingen de fotograven der vorige eeuw te werk ?' Vooral van de tentoonstelling van zijn collectie onder de titel 19
Verzamelaar
onder
verzamelaars
Een Eeuw Fotografie in 1939 in het Haags Gemeentearchief maakte Grégoire veel werk; hij zorgde dat de foto's zoveel mogelijk in lijstjes of in passepartouts tentoongesteld konden worden en restaureerde of retoucheerde de beelden indien nodig. Ook bij diverse jubilea van de H AFV, onder meer in 1947, toonde hij delen van zijn collectie en hij hield daar lezingen bij. Regelmatig heeft Grégoire zich in woord en geschrift over fotografie uitgelaten. In zijn artikelen ging hij vooral in op technische kwesties, maar in zijn lezingen ging hij de vraag naar de relatie tussen fotografie en kunst niet uit de weg. Hij liet zich soms voorzichtig uit over het kunstzinnig element in sommige foto's. Hij achtte bijvoorbeeld het predikaat 'kunst' van toepassing op de foto's van Jan van der Pant in zijn collectie. Bij de opening van een tentoonstelling van Van der Pants werk in 1931 citeerde hij met instemming diens uitspraak "Waar een kunstenaar werkt ontstaat kunst!" 2 6 In hetzelfde jaar stelde hij op de Derde Nationale Fototentoonstelling van de B N A F V echter "de categorische vraag (...), of de fotografie in het algemeen kunst genoemd kan worden. En dan antwoordde hij met een kort en bondig: Neen! Het geldt een jarenoude discussie, waarbij in bijzonder de amateurfotografen geacht werden, zeer laag te staan. Maar een geheel andere vraag is: kan fotografie kunst zijn? En dan antwoordt hij met een diep overtuigd: ja! Wat deze wanden tentoonspreiden is zeer zeker kunst." 27 In zijn collectie zijn pretentieloze kiekjes en voorbeelden van technieken te vinden naast kunstfotografie, en amateurfotografie naast professionele fotografie. Het onderscheid dat tussen de laatste twee in die jaren vaak werd gemaakt, achtte hij van weinig betekenis. "Veelal scheidt slechts het toeval den amateur van den beroepsfotograaf." 28 Steeds opnieuw blijkt dat Grégoire met zijn collectie een educatief doel heeft willen nastreven: de mensen beter bekend te maken met de verworvenheden van de fotografie en met de historische achtergronden van dit medium. Ter illustratie van diverse lezingen die hij over de geschiedenis van de fotografie heeft gehouden, gebruikte hij diapositieven van voorbeelden uit zijn collectie. In de lezing '100 jaar portretfotografie' die hij in 1935 voor de H A F V hield en ook in andere lezingen beschreef hij de fotografische ontwikkeling als een golfbeweging: op komst-verval-hernieuwde opkomst. Hierbij toonde hij als voorbeeld uit de tijd van de opkomst 20
Auguste Tentoonstelling
Grégoire van de
verzameling van Auguste in het Haags
Grégoire
Gemeente-archief t.g.v.
het
eeuwfeest van de fotografie bromidedruk januari 1939 22,7 x 35,7 cm inv.nr. G 4535
Verzamelaar
onder
verzamelaars
het werk van de toonaangevende fotograaf David Octavius Hill, en als voorbeeld uit de periode van verval het toenemend aantal requisieten en attributen in de fotografische ateliers. Daarna liet hij de opleving zien in de jaren twintig en dertig, in de kunst- en vakfotografie.29 Een verslaggever in Cosmorama schreef over een van de vele versies van deze lezing 'Honderd jaar fotografie', in 1938 voor de AAFV gehouden, dat hij in de getoonde selectie het werk van de Nederlandse fotografen van de laatste vijfentwintig jaar het meest bewonderenswaardig vond. Hij verwonderde zich over de fotografische produktie uit de periode van verval: "Alhoewel de bespreking van de vervalperiode, toen de fotografie was gedegradeerd tot kermis-attractie niet direct geschikt is om onze kunstzinnige gevoelens te ontwikkelen, biedt deze veel wetenswaardigs. Wij zagen weer de balustrades, het onzinnige standaardje, het salontafeltje, het quasi rotsje, en het imitatie-kasteel op het projectie-scherm verschijnen, waartussen, waarbij of waarop men ook nog wel de menselijke figuur kon ontdekken." 30 Het verzamelen op technieken was een algemene tendens in Grégoires tijd. Interesse in de receptuur van oude procédés en het besef van de dreigende vernietiging van tal van oude foto's uit particulier bezit dreven hem als vanzelfsprekend in die richting. Pas later gingen de meer inhoudelijke en esthetische aspecten van de foto's hem interesseren en heeft hij zijn collectie zo breed mogelijk proberen op te zetten. Uit de nadruk op portretten in zijn collectie blijkt echter dat persoonlijke voorkeur toch invloed had op de opbouw ervan. In de negentiende-eeuwse fotografie was de portretkunst zeker een hoofdonderdeel van de fotografische produktie, veel meer dan in de kunstfotografie en in de Nieuwe Fotografie. Toch verzamelde Grégoire ook uit die latere perioden vooral portretten; zijn keuze is daarom niet representatief voor wat er binnen die stromingen werd gemaakt. De opbouw van zijn collectie, zijn lezingen en zijn streven om zijn collectie in een museum onder te brengen, stonden alle in het teken van erkenning van de fotokunst als een belangrijk nationaal erfgoed. Auguste Grégoire was weliswaar een van de eerste fotoverzamelaars in Nederland, maar hij had illustere voorgangers en collega's in het buitenland, van wie hij sommigen persoonlijk kende, anderen slechts via hun boeken. Met sommigen had hij typische 'verzamelaarstrekken' gemeen. Zo begon de Franse verzamelaar Georges Sirot (1898-1977) met het verzamelen van portretten van bewonderde schrijvers, musici en acteurs, maar eenmaal begonnen met het verzamelen van foto's, kreeg hij ook oog voor architectuur- en landschapsfoto's. 31 In 1955 deed Sirot zijn collectie over aan de Bibliothèque Nationale te Parijs, waarna hij zich tot 1968 bezig hield met
21
Verzamelaar
onder
verzamelaars
het bijeenbrengen van een tweede collectie. Zoals bij vele verzamelaars het geval blijkt te zijn, laat het afstand doen van een collectie een leegte na die meteen weer moet worden opgevuld. De Fransman André Jammes, die foto's uit de collectie Sirot heeft overgenomen, concentreerde zich sinds 1950 op negentiendeeeuwse fotografie. Hij trachtte doorsneden van de oeuvres van fotografen samen te stellen en daarnaast te komen tot een overzicht van de technische ontwikkeling van de fotografie. Jammes verwachtte een creatieve herleving van het gebruik van oude procédés, net als Grégoire. Kennis daarvan was volgens hen relevant voor hedendaagse fotografen. 32 Jammes publiceerde over het ideaal dat vele fotoverzamelaars gemeen blijken te hebben: "Pour une musée ideale de la photographie", en formuleerde het verzamelmotief dat we ook bij Grégoire aantreffen als volgt: "Sommige drijfveren van een verzamelaar zijn persoonlijk en beroeren hem diep. Eén van de meest duidelijke is de wens om kunstwerken te behoeden voor hun vernietiging. Een collectie is vaak het resultaat van de activiteiten van iemand die beseft, dat een bepaalde vorm van artistieke creatie in de vergetelheid dreigt te raken, tenzij hij deze persoonlijk zou redden van de ondergang." 33
Sommige drijfveren van een verzamelaar zijn persoonlijk en beroeren hem diep. Eén van de meest duidelijke is Met dezelfde motivatie besloot in 1945 de naar Londen uitgeweken Duitse kunsthistoricus en fotograaf Helmut Gernsheim tot de de wens om aanleg van een verzameling foto's en aanverwante zaken, naast zijn kunstwerken te bestaande collecties gesteenten en mineralen, Afrikaanse sculpturen etc. Voor hem waren zowel de documentaire als de artistieke waarde behoeden voor van foto's belangrijke criteria en hij onderbouwde zijn collectie met hun vernietiging. apparatuur en documentatie, ook betreffende de voorgeschiedenis
van de fotografie. Nederland kon in 1956 met deze collectie kennismaken in het Stedelijk Museum in Amsterdam. 34 Gernsheim schreef een standaardwerk over de geschiedenis van de fotografie, History of photography (1955), waarin hij veel aandacht gaf aan de opeenvolgende uitvindingen en technieken. Gernsheim was niet de enige publicerende fotoverzamelaar. Zo waren er in Oostenrijk de technisch georiënteerde Joseph Maria Eder, een chemicus die in 1888 de Lehr- und Versuchsanstalt für Fotografie und Reproduktionsverfahren te Wenen oprichtte en in Duitsland Otto Steinert, sinds 1952 directeur van de Folkwangschule te Essen en organisator van belangrijke tentoonstellingen als Subjektive Photographie 1 en 2, in respectievelijk 1953 en 1955. O o k de Duitse verzamelaar Erich Stenger combineerde het verzamelen met het organiseren van fototentoonstellingen en hij schreef ondere andere Siegeszug der Photographie (1950). Auguste Grégoire was de enige Nederlander, die eveneens deze drie activiteiten combineerde. In Nederland had Grégoire twee belangrijke collega-verzamelaars: M. Muller Massis en Mr. Bert Hartkamp. De fotografische collectie van het Prentenkabinet, waarvan de verzameling Grégoire
22
Verzamelaar
onder
verzamelaars
de basis vormde werd in 1971 aanzienlijk uitgebreid: na een vijf jaar durende briefwisseling over een mogelijke overname werd het Prentenkabinet de nieuwe eigenaar van de fotografische collectie van de Amsterdamse verzamelaar M. Muller Massis. Talloze daguerréotypieën, amphitypieën en ferrotypieën, bijna driehonderd albums, ongeveer twintigduizend losse foto's van uiteenlopende onderwerpen, apparatuur en documentatie verdubbelden het reeds aanwezige bezit. Muller Massis was boekhandelaar met een kraampje op het Leidseplein in Amsterdam. Zijn klanten waren hem dikwijls behulpzaam bij het verzamelen van fotografica, tinnen soldaatjes, porselein, handdraaiorgels en postzegels. In een toespraak die hij bij de overdracht hield, zette Muller Massis zijn verzamelmotieven uiteen. De uitvinding zelf, de vele mogelijkheden van toepassing en de onderwerpen op de foto's interesseerden hem, en het verloren gaan van veel interessante gegevens en voorwerpen was voor hem het motief om ze bijeen te brengen, evenals dat voor Jammes en Grégoire het geval was geweest. De opname van zijn collectie in het Prentenkabinet betekende voor de hoogbejaarde Muller Massis een afsluiting van het verzamelen van fotografica; wel bleef hij nog actief bezig met zijn postzegelverzameling.
Wanneer mensen op zijn •verzoek sindsjaar en dag De collectie van advocaat Mr. Bert Hartkamp (geb. 1916) is sinds 1984 ondergebracht bij de Rijksdienst Beeldende Kunst te Den vergeten portretten vanHaag. Zoals het Grégoires doel was zijn verzameling ooit in een familieleden van de museum onder te brengen, zo heeft ook Hartkamp zich zijn collectie eveneens in een museale omgeving gewenst, al was dat nooit een zolder onder het stof leidraad voor zijn verzamelbeleid. Bert Hartkamp had en heeft zoals alle belangrijke collectioneurs een onverzadigbare drang tot verzavandaan haaiden, melen. Na een brand in 1972, waarbij een gedeelte van zijn collectie besloten zij soms vanuiten bibliotheek verloren ging, besloot hij zijn verzameldrift voortaan te beperken tot één onderwerp. Dit onderwerp, de vrouw in de een plotselinge en - fotografie, fascineerde hem en beschermde hem tevens tegen zijn overdadige aankopen. Na de brand heeft hij wel zijn volgens Grégoire aanvankelijk bibliotheek opnieuw zo compleet mogelijk bijeengebracht. Na de misplaatste - piëteit ofverkoop van zijn collectie aan het Rijk in 1984 is hij weer opnieuw verzamelen begonnen. nostalgie ze dan toch met Begon het verzamelen in 1955 voor Hartkamp vooral als een maar niet aan hem afte romantische zoektocht naar het 'wonder' dat fotografie heette, al gauw streefde ook hij naar ordening en bracht van de verschillende staan. vroege fotografische techieken voorbeelden bijeen. Later werkte hij
bewust aan een technisch vollediger overzicht en werden zijn aankopen mede daardoor bepaald. Bij zijn zoektochten op het Waterlooplein werd Hartkamp in de jaren vijftig naar eigen zeggen voor gek versleten als hij interesse toonde voor portretfoto's van hem totaal onbekende lieden. Dat het hem om andere zaken ging dan om de geportretteerde werd niet begrepen. Dit onbegrip blijkt ook uit de verhalen van Grégoire. Wanneer mensen op zijn verzoek sinds jaar
23
Verzamelaar
onder
verzamelaars
en dag vergeten portretten van familieleden van de zolder onder het stof vandaan haalden, besloten zij soms vanuit een plotselinge en volgens Grégoire misplaatste - piëteit of nostalgie ze dan toch maar niet aan hem af te staan. De drijfveren van de verschillende fotoverzamelaars in binnenen buitenland blijken veel overeenkomstige kenmerken te hebben: persoonlijke motieven veranderden door de groei van de verzameling en het inzicht in de geschiedenis van fotografie in een ruimere doelstelling tot behoud van bijzondere technieken en overzichten. Het willen onderbrengen van de gegroeide verzameling in een openbare instelling vloeide daaruit voort. Grégoire onderscheidde zich in die zin van hen dat hij direct een educatief doel voor ogen had en daarom van begin af aan persoonlijke motieven minder zwaar liet wegen.
24
Grégoire
als amateurfoto het
gr aaf en 7,ijn rol in verenigingsleven
Zoals het verzamelen van fotografie een essentieel onderdeel van Grégoires leven was, is ook het zelf fotograferen daaruit niet weg te denken. Aan amateurfotografen in het algemeen schreef hij eens bijzondere eigenschappen toe, zoals een verdiept bewustzijn: "Wij fotografen zien overal het schoone, ook daar, waar de niet-beoefenaars der zwarte kunst zoo gaarne snel voorbijloopen. Wij amateurs genieten het leven, zijn optimist, want met ons tegenwoordig zoo snelle materiaal is er bij ons geen tijd en plaats meer voor duistere gedachten. Wij leven, genieten en, zooals u hier aan de wanden kunt constateeren, trachten ook anderen te laten meegenieten." 35 Grégoire is na zijn mislukte pogingen bij Henri de Louw om vakfotograaf te worden de fotografie als amateur trouw gebleven tot aan de Tweede Wereldoorlog. Zijn oeuvre is niet erg groot, maar toont onomwonden zijn vakmanschap en een voorliefde voor romantische sferen. Men kan zijn werk niet als baanbrekend bestempelen; het behoort tot de nabloei van de kunstfotografische stijl. Nachtopnamen waren een favoriet thema. Grégoire trok er graag 's avonds laat op uit om Den Haag 'bij nacht' op de gevoelige (Hunter & Driffield) plaat vast te leggen. In een publikatie werd gesproken over een belichtingstijd van 20 minuten, ingesteld bij diafragma f.8. 36 Verder liet Grégoire zich inspireren door de landschapschilderijen van J . H . Weissenbruch, met name diens gezichten bij de Nieuwkoopse plassen en bij Noorden. De titels van deze fotocitaten naar Weissenbruch luiden dan ook veelzeggend 'Het land van Weissenbruch'. Tenslotte nam hij in dierentuinen graag zijn camera ter hand om 'portretten' van verschillende dieren te maken.
Auguste
Grégoire
Omgeving
Nieuwkoop/Noorden
('Land van kooldruk
Weissenbruch')
circa 1930
10,8 x 15,2 cm inv.nr. privé-album
Grégoire
II
Grégoire kreeg verschillende prijzen toegekend van de Haagsche Amateur Fotografen Vereeniging waarvan hij lid was; de eerste maal op 12 januari 1922 bij een onderlinge wedstrijd met als thema 'Avondopnamen', waar hij met een opname van de Hofvijver bij maanlicht een vijfde prijs in de wacht sleepte. Alle plaquettes en medailles die hij in de loop van de jaren won, hing hij in een prijzenkastje. Onderwerpen waarvoor hij vanaf 1922 tot 1939 werd onderscheiden waren onder meer (kinder)portretten, opnamen tijdens clubtochten, landschappen, nachtopnamen, wolkenpartijen en stillevens. Ook bij andere gelegenheden en organisaties viel zijn fotowerk in de prijzen, zoals bij Focus, de KLM, VVV's en stedelijke wedstrijden. Vele van deze bekroonde foto's bevonden zich niet in Grégoires verzameling, toen hij deze overdroeg aan het Leidse Prentenkabinet. Grégoire heeft nagenoeg niets schriftelijk medegedeeld over de door hem gebezigde fototechniek. Een enkele maal is er bij een publikatie in een fototijdschrift aandacht besteed aan de techniek waarmee hij zijn opname maakte. Zo is van een foto van Grégoire uit 1928, van een oude man in Brugge, bekend dat hij deze met een Plaubel Makina heeft gefotografeerd; deze opname werd uit de hand 25
Auguste
Grégoire Isegrim
bromidedruk
1931
17,5 x 26,3 cm inv.nr.
privé-album Grégoire
II
genomen met een belichtingstijd van 1/5 seconde. 37 Ook zijn opname van een ijsbeer in de Rotterdamse diergaarde uit 1931 werd gemaakt met een Plaubel Makina. Een oppasser moest zorgen dat het dier op veilige afstand bleef. Zoals gebruikelijk was in de periode van de kunstfotografie, drukte hij dit negatief in verschillende technieken af. Naast een kooldruk maakte hij een afdruk op het gravurepapier, dat toen in de mode was en dat door een gegreinde structuur het beeld verlevendigde.38 De ijsbeer heeft als titel 'Isegrim' meegekregen. In het geven van romantische en symbolische titels aan zijn foto's, zoals "Arm en oud" of "Harmonie" (voor een stilleven), toonde Grégoire dat hij behoorde tot de traditionele kunstfotografische richting. Na de oorlog heeft hij weinig meer gefotografeerd. Naar eigen zeggen was hij over zijn hoogtepunt heen, wat voor hem een reden was om te stoppen. Bovendien voelde hij zich met thuis bij de moderne fotografie: "Dat abstracte lag me niet zo; de romantiek daarentegen veel meer". 39 In het begin van de jaren twintig, toen Grégoire als amateurfotograaf actief werd, was er in Nederland een wijdvertakt netwerk van locale, regionale en nationale fotografenverenigingen ontstaan. Toen in Grégoires woonplaats de Haagsche Amateur Fotografen Vereeniging (HAFV) werd opgericht, op 6 maart 1907, telde deze slechts zestien leden.40 Het ledental groeide echter snel. De doelstellingen werden in 1910 omschreven als het organiseren van een vakbibliotheek met leeskring en clubtochten, het houden van wedstrijden en het organiseren van tentoonstellingen. De vereniging had een eigen doka, waarvan de leden gebruik konden maken. 41 Auguste Grégoire werd op de ledenvergadering van 11 november 1920 aangenomen als lid van de HAFV. In dit jaar werden met hem nog twintig andere nieuwe leden verwelkomd. Voor Grégoire was het lidmaatschap van deze vereniging niet alleen zinnig als fotograaf onder collegafotografen, maar op den duur ook nuttig voor 26
Grégoire
als amateurfotograaf
en zijn rol in het
verenigingsleven
zijn verzamelhobby. Door de contacten die hij via de HAFV met fotografen kon leggen, groeide zijn collectie in betekenis en bekendheid. Toen Grégoire een half jaar lid was, schonk hij aan de verenigingsbibliotheek een aantal boeken. De titels zijn onbekend, maar de schenking toont aan dat hij in dit stadium al belang hechtte aan een verbreding van artistieke en technische kennis onder de amateurfotografen. Hij gaf tijdens een HAFV-vergadering in 1922 een demonstratie van het kooldrukprocédé. Demonstraties van verschillende fotografische technieken waren binnen amateurfotografenverenigingen erg populair en Grégoire droeg hieraan in de H A F V gaarne zijn steentje bij.
"... met onverwoestbaar optimisme, groot geduld en nooit In toenemende mate werd Grégoire actief op bestuurlijk gebied. tekortschietenden Op zijn voorstel werd op ledenvergaderingen voortaan werk van tentoongesteld. Hij werd op 13 april 1922 tot lid van de perhumor; weet de heer leden manente Tentoonstellingscommissie benoemd, samen met Jonkheer Grégoire de leden zijnerSix. Tweemaal heeft hij zich tevergeefs kandidaat gesteld voor de Zijn eerste bestuursfunctie nam hij op 25 januari dub te bezielen tot steedsAteliercommissie. 1923 op zich. Als tweede secretaris volgde hij toen Jonkheer Six op nieuwen arbeid " die voor de functie had bedankt. Ruim een jaar later, op 8 mei 1924, werd hij eerste secretaris. Toen hij op 22 september 1927 in verband met drukke particuliere werkzaamheden zijn taak als eerste secretaris neerlegde, werd hij desondanks gekozen als vice-voorzitter. Hij was in deze periode goed in alle aspecten van het verenigingsleven ingewerkt.
Het voorzitterschap van de HAFV nam hij vanaf 8 maart 1928 op zich, na het overlijden van voorzitter Van Dissel. Vanaf 1925 had hij in diens plaats regelmatig vergaderingen geleid, wanneer Van Dissel wegens ziekte afwezig was. Bij zijn twaalfeneenhalfjarig jubileum als bestuurder van de H A F V werden Grégoires capaciteiten geroemd: "... met onverwoestbaar optimisme, groot geduld en nooit tekortschietenden humor, weet de heer Grégoire de leden zijner club te bezielen tot steeds nieuwen arbeid." 42 Hoogtepunt van het verenigingsleven was de viering van het vijfentwintigjarig jubileum van de H A F V in 1932. De ter gelegenheid van dit jubileum uitgeschreven Nationale Fotowedstrijd leverde vierhonderdvierenzestig inzendingen op die in het Gemeentearchief van Den Haag werden geëxposeerd. Buiten mededinging zond Grégoire zes foto's in. 43 In een openingstoespraak roerde de voorzitter het bekende thema aan in hoeverre fotografie kunst is. Als compromis stelde hij voor, de kunst met een grote 'K' te gunnen aan anderen en voor fotografen de erkenning op te eisen, dat zij de kunst met de kleine 'k', de levenskunst, dienden. 44 De HAFV-leden werden op 1 oktober 1934 door Grégoire op de hoogte gesteld van zijn plannen voor het samenstellen van een historische collectie. Dit is de eerste exacte datum die bewaard is 27
Grégoire
als amateurfotograaf
en zijn rol in bet
verenigingsleven
gebleven van het begin van zijn verzamelactiviteiten. Hij vroeg de HAFV-leden "... hem te helpen aan diverse portretten, zoowel de oudste procede's als de allernieuwste, tot het kunnen samenstellen van een collectie, teneinde een beeld te krijgen over de ontwikkeling der fotografie van het begin tot heden." Op basis hiervan zou hij "t.z.t. lezingen houden met projectie, waarbij alle voornaamste procede's, poseermethoden, atelierattributen, lichtbronnen enz. behandeld [zouden] worden." 45 Op 7 januari 1935 hield hij een dergelijke lezing onder de titel 'Honderd Jaren Portretfotografie', met een expositie van de collectie aan de wanden en op de tafels van de vergaderzaal in het Nationaal Schaakgebouw. Waarschijnlijk was dit voor een breder publiek de eerste kennismaking met zijn collectie. Voor andere amateurfotografenverenigingen herhaalde hij zijn lezing in de volgende maanden, en selecties uit zijn verzameling sierden nog talloze malen de wanden van het verenigingslokaal van de HAFV. Het ging hier meestal om aanwinsten van bekende beroepsfotografen. Het is duidelijk dat Grégoire met woord en beeld zijn enthousiasme voor de geschiedenis van de fotografie trachtte uit te dragen, vooral onder de amateurfotografen. In oktober 1939 hield hij een voordracht met het thema: 'fotografische opnamen bij kunstlicht', enkele weken later gevolgd door een voordracht over 'Grepen uit de praktijk der fotografie'. 46 Over het leven van een 'grote' fotograaf als David Octavius Hill sprak hij in 1940. Grégoires verzameling werd ook gebruikt voor lichtbeeldopnamen ter illustratie bij een lezing over 'Stromingen in de kunstfotografie' die dr. J-J.M. van Santen in 1942 hield. Grégoire hield zelf nog twee lezingen over de begintijd van de fotografie, waarvan de laatste gewijd was aan de Nederlandse ontwikkelingen. Als laatste voordracht in zijn functie als voorzitter, in 1946, sprak Grégoire over 'Diverse positiefprocede's vanaf de uitvinding der fotografie tot heden'. Hij organiseerde bij de H A F V regelmatig kleine thematische exposities met landschappen, stillevens, een aantal karikaturen dat hij in 1942 verwierf en, in 1947, micro- en macrofoto's. De diverse jubilea van de HAFV waren steeds mijlpalen, waarbij Grégoire op de een of andere wijze voor het voetlicht kwam. Bij het dertigjarig jubileum bijvoorbeeld, op 16 maart 1937, toonde hij zijn humoristische capaciteiten door een grappig gedicht voor te dragen, dat helaas niet bewaard is gebleven. Bij het veertigjarig jubileum in 1947 werd een jubileumtentoonstelling georganiseerd van ingezonden foto's naar aanleiding van een wedstrijd. Grégoire exposeerde daguerréotypieën en foto's van Jan van der Pant uit zijn collectie. 47 De laatste keer dat zijn collecties de HAFV-vergaderingen verlevendigden, was vermoedelijk op 5 januari 1948, toen hij zijn functie als voorzitter neerlegde. Vice-voorzitter Van Santen deed in 1946 moeite om Grégoire 28
Anoniem Jurering
fotowedstrijd
'Onze
dierentuin',
uitgeschreven
door de
Haagse firma J.B.
Hymans
(jury: 1. Franz
Ziegler,
2. Adrtaan 3. 4. Auguste
Boer,
Hymans, Grégoire)
bromidedruk
1929
10,6 x 15,2 cm inv.nr. privé-album
Grégoire
I
ter gelegenheid van zijn vijfentwintigjarig lidmaatschap van de H A F V in aanmerking te laten komen voor een koninklijke onderscheiding. Dit bleef toen echter zonder resultaat. Van Santen merkte op: "Het is een publiek geheim dat hij gaarne een onderscheiding zou hebben. De een is hier meer op gesteld dan de ander, doch op zich genomen is dit verlangen niet overdreven. Het museum is ongetwijfeld zeer in het belang van de Nederlandse fotografie en ik vind hiervoor een decoratie meer op zijn plaats dan bijvoorbeeld voor het 25 jaar zitten op een stoel in het ministerie." 48 Als argument wordt door Van Santen opvallend genoeg eerder Grégoires collectie genoemd dan zijn capaciteiten als bestuurslid van de HAFV. Zoals hij op 5 januari 1948 had aangekondigd, legde Grégoire op 1 maart van dat jaar zijn voorzitterschap neer. Na vijfentwintig jaar bestuurslid van de HAFV te zijn geweest nam hij afscheid van de vereniging. De tijd en energie die hij in het verenigingsleven had gestoken werden beloond met een erelidmaatschap. Hij gaf te kennen af te treden als voorzitter, omdat hij zich niet meer met de koers van de moderne fotografie kon verenigen. De indruk bestaat echter dat, naast de door Grégoire genoemde redenen, ook interne spanningen binnen het bestuur een rol hebben gespeeld. In de voorafgaande periode waren er twee bestuursleden afgetreden, omdat zij meenden niet voldoende betrokken te worden bij de besluitvorming. Bovendien was de vereniging in de naoorlogse periode waarschijnlijk enigzins ingeslapen. Er bestond behoefte aan nieuw bloed in het bestuur. Op zijn tachtigste verjaardag, in 1968, werd Grégoire benoemd tot erevoorzitter van de HAFV. 29
Ambities
als
fotohistoricus
Auguste Grégoire was boven alles een verzamelaar: fotohistoricus heeft hij zich nooit genoemd. Toch heeft hij zich wel degelijk met de geschiedenis van de fotografie beziggehouden. Zo blijkt bijvoorbeeld uit de persreacties op de talloze lezingen die Grégoire hield, dat hij de door hem besproken fotografische technieken altijd in een historisch kader plaatste.49 Bovendien spoorde hij tijdens die lezingen anderen aan om zijn fotocollectie te gebruiken bij historisch onderzoek. Grégoire schreef twee werken over fotografie. Een daarvan werd in 1948 gepubliceerd door uitgeverij Focus in Bloemendaal en droeg de titel Honderd Jaar Fotografie. Het andere, Helios, Het Boek der Uitvindingen, is nooit gepubliceerd. Er bestaat bovendien een typoscript, Manuscript voor een boek over de geschiedenis van de fotografie, naar gegevens van A. Grégoire. In de tijd dat Grégoire Honderd Jaar Fotografie schreef, was er binnen het Nederlandse taalgebied nauwelijks een geschiedschrijving van de fotografie voorhanden. Hij moet deze lacune hebben opgemerkt, want hij verzamelde naast foto's ook boeken over fotografie en in zijn bibliotheek met meer dan tweehonderd titels komt slechts een enkel Nederlands boek voor. 30 Honderd Jaar Fotografie bevat naast hoofdstukken over zijn eigen collectie en over restauratietechnieken ook een hoofdstuk over de geschiedenis van de fotografie. Ofschoon het hier om een globale geschiedschrijving gaat, worden sommige ontwikkelingen toch vrij gedetailleerd beschreven. Met name het prille begin van de fotografie, zoals de relatie tussen Daguerre en Nièpce en het werk van Talbot, wordt uitvoerig belicht. Het is een verdienste van Grégoire dat hij de geschiedenis van de Nederlandse fotografie relateerde aan die in Frankrijk, Duitsland, Groot-Brittannië en Amerika. Bij gebrek aan informatiebronnen over Nederlandse fotografie, was hij bij zijn werk genoodzaakt gebruik te maken van krante- en tijdschriftartikelen en advertentieteksten.51 Opvallend en wellicht typerend voor Grégoire is de manier waarop hij zijn geschiedschrijving verscheidene keren onderbreekt met anecdotes en persoonlijk commentaar op de geschetste ontwikkelingen. Zo constateerde hij na een bloeiperiode - een periode die hij in verband bracht met het werk van fotografen als Bayard, Cameron, Robinson, Hill en Nadar - een 'degeneratie' in de periode waarin de portretfotografie zich bediende van allerlei kitscherige 'romantische' rekwisieten. 52 Ook liet hij zijn afkeer blijken van het werken met papiersoorten en druktechnieken die foto's op schilderijen moesten doen lijken; hij sprak dan van 'bedrieglijke kunstproducten'. 53 "Ik schrijf al deze verschijnselen toe aan het eenvoudig niet beheersen van het apparaat, het niet weten wat aan te vangen met de onoverzienbare en ontelbare mogelijkheden." 54 In de vele lezingen die Grégoire sinds 1935 heeft gehouden, 30
Opvallend en wellicht typerend voor Grégoire is de manier waarop hij zijn gesehiedschiijving verscheidene keren onderbreekt met anecdotes en persoonlijk commentaar op de geschetste ontwikkelingen.
Ambities
als
fotohistoricus
bracht hij dezelfde verdeling van de geschiedenis van de fotografie aan: een bloeiperiode in de vroege jaren, gevolgd door een periode van verval en daarna weer een nieuwe bloeiperiode. De kitsch van de portretateliers had hij in zijn leertijd zelf nog meegemaakt. De kunstfotografie was voor hem als amateurfotograaf vertrouwd terrein; hij kende de edeldrukprocédés uit eigen ervaring. In interviews liet hij weten omstreeks 1940 gestopt te zijn met fotograferen, omdat de 'moderne' periode hem niet meer aansprak. In zijn pleidooi voor zuiver fotografische procédés wees hij de voor de ontwikkeling van de twintigste-eeuwse kunst zo belangrijke techniek van de fotomontage af: "Jammer genoeg moeten wij nog wijzen op een leugen, die de fotografie de laatste jaren vaak in opspraak heeft gebracht, n.1. de fotomontage." 55 Toen hij jaren later, in 1968, een interview gaf, was zijn mening over de 'modernere' stromingen veranderd: "Nu als tachtigjarige stond hij zich er met zichtbaar genoegen over te verbazen, dat veel van die moderne foto's hem toch wat te zeggen hadden." 56 Grégoire had er blijkbaar meer moeite mee om vooruitkijkend dan terugblikkend op de geschiedenis het kaf van het koren te scheiden. Zijn persoonlijke voorkeuren wogen echter nooit zwaarder dan zi|n hang naar volledigheid. Zijn sceptische houding ten opzichte van de kleurenfotografie weerhield hem er niet van er toch melding van te maken.
Nu als tachtigjarige stond hij zich er met zichtbaargenoegen over te verbazen, dat veel van dk mockïne foto's hem toch wat te zeggen hadden.
Gezien zijn werkzaamheden als amateurfotograaf en zijn functie als bestuurslid van de Haagsche Amateur Fotografen Vereeniging is het niet verwonderlijk dat Grégoire de amateurfotografie een plaats toekende in de geschiedenis van de fotografie. Ook de uitgebreide aandacht voor de talloze druktechnieken vindt waarschijnlijk haar oorsprong in deze ambiance. Was het verhaal in Honderd Jaar Fotografie nog het verhaal van een enthousiast en geïnteresseerd verzamelaar, met Helios presenteerde Grégoire zich meer als fotohistoricus. In de inleiding schreef hij de volgende relativering: "Dit werk is niet bedoeld als uitgebreid studieboek over de diverse procédés, welke in de loop der jaren zijn beoefend; het behandelt slechts in extenso het groot aantal uitvindingen, dat vanaf de oude tijden tot op heden op fotografisch gebied bekend is geworden." Waartoe het boek wèl bedoeld was, daarover heeft Grégoire zich niet uitgelaten, maar Helios, een bijna eindeloze opsomming van jaartallen en gebeurtenissen, heeft duidelijk het karakter van een boek - of de basis daarvoor - over de geschiedenis van de fotografie. Een belangrijke bron van zijn kennis over de geschiedenis van het medium waren, naast de mondelinge informatie van bevriende fotografen als Berssenbrugge, Polak en Ziegler, de boeken en handleidingen die hij in zijn bezit had. Waarschijnlijk heeft hij daarnaast gebruik gemaakt van Josef Maria Eders Geschichte der Photographie uit 1905, dat in 1948 nog steeds een belangrijk standaardwerk was. 57
31
Ambities
als
fotohistoricus
Eders technische en op feiten gerichte benadering is bij Grégoire duidelijk terug te vinden. Veel van de in het typoscript van Helios geplakte aanvullingen lijken afkomstig uit een andere publikatie, namelijk A Hundred Years of Photography van Lucia Moholy. 58 Twee voorbeelden van toevoegingen. Net als bij Eder begint Helios met de geschiedenis van de fotografie bij Aristoteles. Later verlegt hij het begin, zoals bij Moholy, naar China, naar de ontdekkingen van Hun-tsi-kwan. Het verhaal over de Franse minister Silhouette komt in Eders geschiedschrijving niet voor, wel in Moholy's boek. Het is naderhand aan het script toegevoegd. Grégoire had deze kleine, goed leesbare Penguin-uitgave in zijn bezit. Voor wat betreft de Nederlandse fotografie kon hij putten uit de serie artikelen die G.A. Evers in de jaren 1914-15 voor het maandblad Lux schreef. 59 Het ontbreken van elke bronvermelding en van een notenapparaat maakt het onmogelijk om zijn informatiebronnen nauwkeurig te achterhalen. Het manuscript Helios, Het Boek der Uitvindingen is in 1944 geschreven, in een tijd dat Grégoire, als zovele anderen, door de onderbreking van het normale levenspatroon ruimschoots de tijd had zich met zijn hobby bezig te houden. Het manuscript bestaat uit twee gedeelten: een uitgebreid overzicht van de geschiedenis van de fotografie aan de hand van feiten en gebeurtenissen, gerangschikt naar jaar, en een lijst van diezelfde feiten in alfabetische volgorde. Grégoire heeft getracht het eerste deel, dat loopt van 400 v Chr. tot 1938, zo volledig mogelijk te maken, getuige de vele toevoegingen aan het typoscript. Hij heeft daarbij niet geschroomd om in één overzicht ook talloze zaken met betrekking tot het ontwikkelen, het afdrukken en het restaureren van foto's uitvoerig uit de doeken te doen. Ook kleinere, onbelangrijke gebeurtenissen en anecdotes heeft hij niet onvermeld gelaten. Uit de inleiding van Helios blijkt dat Grégoire de bedoeling had om het boek ooit te publiceren en zich aldus als fotohistoricus te presenteren. De manier waarop hij Helios heeft geschreven, als een zo compleet mogelijke verzameling van feiten, typeert hem echter uiteindelijk meer als verzamelaar dan als historicus.
Ook kleinere, onbelangrijke gebeurtenissen en anecdotes heeft hij Dat Grégoire alle aspekten van de fotografie wilde onderbrengen in één boek mag blijken uit een tweede typoscript dat zich tussen niet onvermeld de boeken bevond die in 1953 in het bezit van het Prentenkabinet kwamen. Het draagt de veelzeggende titel Manuscript voor een boek gelaten.
over de geschiedenis van de fotografie, naar gegevens van A. Grégoire. Het 166 pagina's tellende script is geschreven door de onbekende B. Garf (wellicht een pseudoniem van Aug. Grégoire?) en is niet gedateerd. Getuige de diverse verwijzingen naar foto's was het de bedoeling om het boek te illustreren. Naast uitvoerige aandacht voor de vroege geschiedenis van de fotografie en de technische ontwikkeling van het medium na die tijd wordt er veel aandacht besteed
32
Ambities
als
fotohistoricus
aan de Nederlandse fotografie. Hoofdstuktitels als 'Nederland verneemt het nieuws', 'De opkomst van de Nederlandse beroepsfotografie' en 'De vroegste daguerreotypie in ons land' spreken in dit verband voor zich. Ofschoon er in dit script, net als in Helios, ook vele nauwgezette beschrijvingen van allerlei technieken voorkomen, is het beter leesbaar en zou daardoor geschikter voor publikatie zijn geweest. Op de achterin het script vermelde lijst van geraadpleegde werken komen de eerder genoemde Geschichte der Photographie van J.M. Eder en Hoe de fotografie in Nederland kwam van G.A. Evers, naast enkele andere werken, inderdaad voor. 60 Merkwaardig genoeg ontbreekt hier het boek van L. Moholy, A Hundred Years of Photography. Een nader onderzoek naar de herkomst van de in het script geplakte fotokopieën brengt aan het licht dat deze gemaakt zijn van tekstgedeelten uit de artikelen van Evers in Lux. Met name veel citaten, ook die niet op fotokopie staan, blijken uit Lux afkomstig. Grégoire heeft dus gebruik gemaakt van Evers' tekst zonder dat direct te vermelden. Wel heeft hij steeds de door Evers gebruikte bron vermeld. Vergelijking van deze passages met de geciteerde bronnen in Honderd Jaar Fotografie en Helios leert dat Grégoire ook bij het schrijven van deze boeken al gebruik moet hebben gemaakt van Evers' artikelen.
Uit da cdles blijkt dat Grégoires ml als fotohistoricus voornamelijk beperkt is gebleven tot het bestuderen en samenvoegen van de hem beschikbare literatuur.
Uit dit alles blijkt dat Grégoires rol als fotohistoricus voornamelijk beperkt is gebleven tot het bestuderen en samenvoegen van de hem beschikbare literatuur. Net als zijn rol als verzamelaar kan ook deze rol het best bezien worden in het licht van zijn uiteindelijke doel: het grote publiek informeren over en enthousiast maken voor de fotografie.
33
Pionierend
restaurator
"Naast de kamer, waar hij (Grégoire) zijn schatten bewaart, ligt het laboratorium - méér nog misschien dan het museum zijn heiligdom. Daar neemt hi) zijn proeven, om al die oude kostbare foto's voor het nageslacht te bewaren"/' 2 Deze door een journalist beschreven ruimte was niet groter dan twee bij drie meter. Grégoire vertelde dat hij er toen al zo'n twintig jaar aan de restauratie van zijn foto's werkte. De groeiende fotografische collectie en Grégoires restauratieve werkzaamheden zijn altijd onverbrekelijk met elkaar verbonden geweest. Grégoires actieve verzamelbeleid was in principe vooral gericht op het werk van de beste fotografen, maar men was over het algemeen eerder bereid juist in.slechte staat verkerende foto's aan hem af te staan. Door deze te restaureren heeft hij talloze kostbare foto's gered. Soms was hij echter te laat. Vanuit zijn afkeer van dit onherroepelijk verval en slecht beheer kunnen we zijn eis verklaren, dat bij overname van zijn collectie, het desbetreffend museum moest beschikken over een deskundige conservator. Uit Grégoires eigen manuscripten en uit diverse interviews met hem komen verschillende methodes aan het licht, die hij gebruikte om foto's te conserveren en restaureren. De kennis, die hij zich vooral door experimenteren eigen heeft gemaakt, kan moeilijk worden getoetst aan de kennis en ervaringen van andere restaurators uit die periode. Wel is er verband te leggen met de methoden van de toonaangevende Duitse fototechnicus Erich Stenger, wiens boekje Wiederherstellung alterphotographischer Bilder (Halle 1920) hij geregeld raadpleegde. Net als Stenger experimenteerde Grégoire jarenlang tot hij unieke foto's correct en met het minst mogelijke risico kon restaureren. Wat Grégoire omschreef als het 'heel aardig werkje' van Stenger, gaf onvoldoende aan in welke gevallen welke methoden moesten worden toegepast.62 Vaak week Grégoire dan ook af van Stengers voorschriften, wanneer hij meende de nodige veiligheidsmarges te moeten hanteren. Uit de vele technische handleidingen in zijn bibliotheek leerde hij de verschillende recepturen en methoden die aan iedere fotografische techniek ten grondslag lagen en waarop hij zijn restauraties baseerde. Bovendien had hij voordeel van zijn in de praktijk verworven kennis van vele oude fotografische procédés, wanneer het op experimenteren aankwam. Grégoires kundigheid op restauratiegebied was tot over de landsgrenzen bekend. Een Noorse gezant liet hem in de jaren veertig een 34
Anoniem Auguste Grégoire bekijkt een gerestaureerde foto bromidedruk circa 1948 11,0 x 7,9 cm inv.nr. privé-album Grégoire I
Pionierend
restaurator
daguerreotypie restaureren. Verschillende Nederlandse eigenaars van fotografica hebben eveneens een beroep op hem gedaan. Na de oorlog kreeg hij enkele opdrachten van officiële zijde, wellicht naar aanleiding van wat hij in 1948 in Honderd Jaar Fotografie schreef, namelijk dat hij bereid was om inlichtingen te verstrekken of te assisteren bij het restaureren, want "de weinige, nog bestaande Daguerréotypieën moeten behouden blijven!" 63 De Nederlandse regering vertrouwde hem in die tijd daguerreotypieën toe die onder water hadden gelegen. Ook daguerreotypieën uit de collectie van het Nederlands Openluchtmuseum werden in 1948 door hem gerestaureerd. Bij overheidscollecties was de kennis van conservatie en restauratie van foto's nauwelijks bij het eigen personeel aanwezig. Omstreeks 1950 restaureerde Grégoire foto's uit het bezit van koningin Wilhelmina. Grégoires zelfverzekerdheid was niet zonder grond, als we zien hoe de in zijn eigen collectie gerestaureerde foto's er op dit moment uitzien. Over de details sprak hij zich niet altijd even duidelijk uit. Wel gaf hij prijs hoe hij daguerreotypieën vernieuwde, wat hij met ruim honderd exemplaren succesvol deed. Voor de restauratie van daguerreotypieën paste Grégoire meestal de cyaankali-methode toe. 64 Deze kon de meest voorkomende aantasting van het beeld ongedaan maken. Daguerreotypieën hebben namelijk de neiging, wanneer ze aan de lucht worden blootgesteld, na verloop van tijd te oxyderen. Dit proces begint met een bruine zwavelrand aan de rand van de plaat die zich uitbreidt over de gehele foto tot er niets meer zichtbaar is. Bruin en als het ware beeldloos trof Grégoire ze dan ook vaak aan, in een tijd dat particulieren van conservering weinig of geen besef hadden. "Eens kreeg ik bezoek van een ouden heer, die mij een bruine metaalplaat, keurig in een ouden courant verpakt, liet zien. Hij vertelde mij, dat er indertijd portretjes op gestaan hadden en hij wilde mij de plaat wel voor mijn verzameling schenken. Ofschoon twijfelend aan eenig succes heb ik haar bewerkt en bleek mij, dat het werkelijk een familiegroep van negen personen, waaronder heel jonge kinderen, was, dateerend uit ongeveer 1845, en dit stuk is, ofschoon niet het mooiste, toch zeker een der interessantste van de verzameling." 65 De te restaureren daguerreotypie haalde Grégoire zonder het oppervlak aan te raken uit lijst, passepartout of etui. Het ergste vuil verwijderde hij door de plaat in alcohol of - meestal - in brandspiritus te laten weken en daarna in gedestilleerd water te spoelen. Kaliumcyanide voor de eigenlijke behandeling was niet zonder meer verkrijgbaar. "Ofschoon deze stof zeer giftig is en in een apotheek zonder medisch recept niet te bekomen, beschikt de fotogroothandel meestentijds over een zekere voorraad, zodat het door bevriende relatie zeker wel te bemachtigen zal zijn." Vanwege het gevaar van deze stof bij inademing en wondjes gebruikte Grégoire de cyaankalimethode alleen in een goed geventileerd vertrek-niet in de donkere kamer-en met rubberen handschoenen aan. De cyaankali-oplossing 35
Pionierend
u
restaurator
schommelde Grégoire maximaal tien minuten over het beeld. Ook wel wreef hij hardnekkige vlekken of randen met een watje in: "Buitengewoon interessant is het nu, deze methode van nabij te volgen. Het beeld, eerst nog slechts flauw te zien, klaart op en de vuile zwavelranden verdwijnen, totdat ten laatste het geheel in zijn oorspronkelijke pracht te voorschijn komt." 6 6 Na spoelen met gedestilleerd water was de foto dan gereed. Eventueel kreeg de daguerreotypie tenslotte een behandeling met goudtoning voor een betere houdbaarheid.
Het beeld, eerst nog slechts flauw te zien, klaart op en Na de overdracht aan het Prentenkabinet leerde hij het personeel een methode om daguerreotypieën met tyo-ureum in plaats van met de vuüe cyaankali te herstellen. Grégoire raadde Stengers methode om het zwavelranden beeld te versterken af, omdat hij elk risico ten gunste van het behoud verdwijnen, totdatwildeHetvermijden. is zonder meer vooruitstrevend van Grégoire dat hij zo ten laatste het weinig mogelijk in het beeld ingreep, dus dat zijn verbeteringen met onherstelbare toevoegingen waren, maar uitgingen van de foto zelf. geheel in zijn Het lakken van daguerreotypieën, door Stenger in zijn boekje aankeurde hij af: "Wel zal hierdoor de houdbaarheid verhoogd oorspronkelijke bevolen, worden, doordat de zwavel uit de lucht de beeldlaag niet zo gemakpracht te voorschijnkelijk kan bereiken, doch... hoe zal de lak zich in de toekomst houden ten opzichte van de uiterst gladde zilverlaag? Zal zij mogelijk komt." barsten of gedeeltelijk afspringen en daardoor een toekomstige res67
tauratie onmogelijk maken?" 68 Niet alleen hadden particuliere bezitters geen kennis van conservatie en restauratie, het verval werd vaak door onkunde nog verergerd. Zo is er het bekende verhaal van de huisvrouw, die het beeldje meende te moeten oppoetsen. Andere vormen van schade waren deuken en vlekken. Vooral de oudste daguerreotypieën die nog geen behandeling hadden ondergaan met goudtoning, een gangbare beschermingsmaatregel van latere jaren, bleken vaak ontsierd door krassen en vingerafdrukken. Zulke beschadigingen van het origineel kunnen niet worden hersteld. Alleen door via een reproduktie een nieuwe afdruk te maken en deze te retoucheren, kon in dat stadium het beeld nog worden 'gezuiverd'. 69 Grégoire maakte wel eens reprodukties voor particulieren van hun beschadigde foto's, waarbij hij deze reprodukties retoucheerde. Dikwijls mocht hij de originelen dan voor zijn collectie behouden! 70 In de beginperiode van de fotografie was de daguerreotypie niet de enige bestaande techniek. In Engeland werd door Henry Fox Talbot de zoutdruk, naar de uitvinder ook wel talbotypie genoemd, uitgevonden. Dit procédé had te lijden van een andersoortig verouderingsproces: deze foto's verbleekten bijzonder snel. Grégoire vond een chemische methode om het vervaagde beeld op te halen. Bij een lezing over '100 jaar portretfotografie' die hij op 8 januari 1935 voor de H A F V hield, liet hij gerestaureerde foto's in deze techniek zien. Hij kondigde een jaar later een vakpublikatie aan over
36
Pionierend
restaurator
het onderwerp, maar die is er voor zover bekend nooit gekomen. Ook zoutdrukken van particulieren, dus niet uit zijn eigen collectie, nam hij onder handen. Een kaartje uit 1939, als dank voor restauratie van een zoutdruk, is bewaard gebleven: "Mede namens mijn Moeder, zeg ik u hartelijk dank voor de wijze, waarop U "de Tantes" weer hebt doen herleven." 71 Een door zijn kwetsbaarheid zeer zeldzame techniek uit de beginjaren is de pannotypie, een op leer of wasdoek afgedrukt fotografisch beeld. Grégoire bezat hiervan twee slecht geconserveerde exemplaren, die hij regelmatig ter sprake bracht (inv.nr. G 4255). Hier konden restauratietechnieken niets uitrichten, omdat hij het gebarsten collodiumbeeld niet aan het wasdoek kon hechten. 72 Ook de kans van slagen bij restauratie van een amphitypie was niet groot. "Alvorens tot eventuele behandeling over te gaan, raad ik sterk aan het beeld eerst te reproduceren, opdat men, als dit mislukt, tenminste nog iets overhoudt." 73 Het op glas gehechte beeld kon met kwikchloride en broomkali worden versterkt en gebleekt. Amphitypieën zijn sterk gebleekt en worden aan de achterzijde voorzien van een donker fond. Asfalt en zwarte was waren de geijkte middelen voor de zwarting van de achterkant. Wanneer deze beschadigd was, kon de laag voorzichtig worden afgekrast en kon een nieuwe laklaag worden aangebracht. Eenvoudiger is het een zwarte stof of zwart papier achter het beeld aan te brengen.
"'Alvorens tot eventuele behandeling over te gaan,, raad ik sterk aan meest voorkomende techniek in de negentiende eeuw, en het beeld eerst te ookDe in Grégoires collectie, is de albuminedruk. Deze kwam voornareproduceren, opdat melijk op visitekaart- en kabinetfoto's voor. Verblekingen en vlekken op deze albuminebeelden kon Grégoire na enkele jaren van men, als dit mislukt, experimenteren aan zes verschillende oorzaken toeschrijven. Deze onvoldoende fixatie, onvoldoende spoeling, onzuivere chetenminste nog iets waren: micaliën of opzetkartons, slecht plakmiddel en verbleking door licht. Met toenemend succes heeft Grégoire sedert de aanvang van zijn overhoudt."
verzameling duizenden foto's in hun oorspronkelijke kracht en kleur hersteld. "Als krachtproef zijn eenige der behandelde portretjes een geheelen zomer aan het volle daglicht blootgesteld, terwijl de helft door zwart papier was afgedekt. Zij bleken volkomen vrij van verkleuring te zijn." 7 4 "Deze proef is steeds goed doorstaan en ik durf ze dus weer een lang leven te garanderen." 75 Een eerste schoonmaakbeurt van albuminedrukken bereikte Grégoire door eenvoudigweg met watten en lauw water "vrij krachtig" te poetsen. Problematischer was het losweken van het kartonnetje: "het komt vaak voor, dat het portret muurvast aan het carton vastgekleefd blijft. In dit geval is verder wachten nutteloos en wordt spoedig ingrijpen vereist, daar een te lang verblijf in het natte element de beelden niet ten goede komt.(...) Nu verhoog ik de temperatuur door er steeds warm water bij te gieten en soms is het nodig bijna tot het kookpunt te gaan, alvorens het eigenzinnige papier aan de hoeken gaat omkrullen, ten teken, dat het loslaatproces begint." De meest ingrijpende en 37
Pionierend
restaurator
riskante methode was het laagje voor laagje afschuren van het karton, op het laatst met de vingertoppen tot de foto is bereikt. 76 Na dit reinigen en losmaken van het fotografisch beeld maakte Grégoire ernstige verblekingen ongedaan door eerst verder te bleken met behulp van kalium- of kwik-oplossingen en vervolgens te herontwikkelen bij daglicht met amidol. 77 Anders dan Stenger fixeerde Grégoire altijd het door hem versterkte beeld. Daarna poetste hij de foto in met witte bijenwas en retoucheerde de duizenden puntjes, die vaak door gebruik van slechte lijm waren ontstaan. Dit is, zeker wanneer we het vergelijken met zijn restauratiemethodes van de daguerreotypie, een vrij ingrijpende methode. Wanneer de was vermengd was met 'dubbel geslibt puimsteenpoeder' nam de foto de retouche gemakkelijker aan. Kooldrukken werkte Grégoire met het penseel in de goede kleur bij. Oppoetsen met was of overgieten met een collodium-oplossing maakte deze retouches onzichtbaar. Bromidedrukken werkte hij soms bij door ze in een kaliumbichromaat- en zoutzuuroplossing te bleken, te herontwikkelen en te fixeren. Bij celloïdinepapieren was er geen oplossing voorhanden voor het probleem van de microscopisch kleine barstjes. Met Stengers sublimaat-restauratiemethode had Grégoire hierbij nooit succes gehad. Celloïdine is een recenter procédé dan de hiervoor genoemde technieken. Grégoires uitgesproken voorkeur voor de vroegste fotografie komt hier duidelijk naar voren. Hij meende namelijk als vanzelfsprekend te kunnen volstaan met het maken van een reproduktie van een verouderde celloïdineafdruk, "Daar het hier evenwel portretjes van de latere tijd betreft, zodat men aan het behoud van het origineel niet veel waarde behoeft te hechten". 78 Niet altijd had Grégoire oog voor de historische en artistieke waarde van een foto. Meer het object zelf en de techniek ervan hadden zijn aandacht. Aan elke restauratie ging een nauwkeurige studie vooraf. Albums en lijstjes werden evenals het fotografisch beeld waar nodig hersteld. Vele daguerreotypieën en amphitypieën kreeg Grégoire echter zonder lijst; daarvoor zocht hij dan passende lijstjes uit de tijd zelf. Alle grote foto's gaf hij gelijke passe-partouts. Vergelingen van het papier rond een foto hief hij op door het te baden in achtereenvolgens een kaliumpermanganaat- en een kaliummetabisulfietbad. 79 Het bezit van een zo uitgebreide collectie heeft Grégoire als een grote verantwoordelijkheid opgevat. Het was voor hem een stimulans tot studie en experimenten. Ook wanneer restauratie niet nodig was, bestudeerde hij zijn foto's nauwkeurig. De met de hand ingeschilderde amphitypie van P.J. Kirsch legde hij eens onder de microscoop. De gouden stippen op de das van de geportretteerde dame bleken tot zijn verbazing zelf ook weer uit een aantal minuscuul kleine stipjes te bestaan (inv.nr. G 4197). 80 Zijn bewondering voor technisch vakmanschap was groot.
Een
droom
wordt
moeizaam
verwezenlijkt
Op 17 april 1953 was het Prentenkabinet van de Rijksuniversiteit Leiden het toneel van de feestelijke opening van de tentoonstelling Een eeuw fotografie, die in het klein een afspiegeling vormde van de collectie van Auguste Grégoire. Deze tentoonstelling werd gehouden ter gelegenheid van de overname van de collectie door het Prentenkabinet. Sinds Grégoire was begonnen te verzamelen, had hij de opname van zijn collectie in een museum op het oog. "In 1939, bij het eeuwfeest van de uitvinding der fotografie, een tentoonstelling en daarna de geheele verzameling aan een daarvoor in aanmerking komend museum afstaan, stelde ik mij voor. (...) Al heeft de oorlog het bereiken van het einddoel vertraagd, daar het nu niet mogelijk is, het geheel in een museum onder te brengen, toch kan ik reeds mededeelen, dat diverse besprekingen met de autoriteiten hebben plaatsgevonden en het reeds zoo goed als zeker is, dat de verzameling in een onzer fraaiste musea wordt ondergebracht. De eenige conditie, welke ik tegen het afstaan der collectie moet stellen, is, dat deze steeds kosteloos, of tegen zeer geringe vergoeding, voor het publiek te bezichtigen moet zijn, opdat zij als studiemateriaal te allen tijde geraadpleegd kan worden. " 81 Op welk museum Grégoire hier doelde is met duidelijk. De besprekingen met de genoemde autoriteiten hadden vooralsnog geen tastbaar resultaat.
"Al heeft de oorlog het hereiken van het einddoel vertraagd\ daar het nu rikt mogelijk is, het geheel in een museum onder te brengen, toch kan De moeizame medewerking van overheids- en andere instanties ik reeds was in die jaren niet wezenlijk anders dan nu in 1989. Typerend is mededeelen, dat een polemiek tussen Frits Gerhard, redacteur van De Fotograaf en Smalfilmer, het orgaan van de B N A F V en Grégoire over het hem diverse verweten gebrek aan samenwerking bij de viering van het eeuwfeest van besprekingen met de fotografie: "Zooals men weet, heeft de Bond eenigen tijd geleden de beschikking gekregen over de collectie "Nederlandsch de autoriteiten Fotografisch Museum", een historische verzameling, welke destijds onder beheer van een daartoe in het leven geroepen Stichting is hebben bijeengebracht. Deze collectie zal bij de bovengenoemde Bondsherplaatsgevonden en denking van het eeuwfeest der fotografie voor de eerste maal tentoongesteld worden. Wij hebben er onlangs nog op gewezen, welk het reeds zoo goed een mooie gelegenheid hier was om prachtig voor den dag te komen, door het inbrengen van de particuliere collectie Gregoire in het als zeker is, dat deFotografisch Museum. Dit zou natuurlijk zonder gevaar in dien verzamelingineen vorm kunnen gebeuren, dat de collectie Gregoire in haar geheel een van het Museum zou vormen." Grégoires antwoord luidonzer fraaiste onderdeel de: "Toen ik in 1933 het besluit nam uit een cultureel oogpunt een musea wordt historische fotocollectie aan te leggen, was mij bekend, dat in 1912 door eenige vooraanstaande Ned. Fotografen in dezelfde richting ondergebracht," gewerkt was. Ook de geheele onaangename Haarlemsche historie was mij niet vreemd en heb ik met 3 leden der toen nog steeds bestaande, doch latente commissie uitvoerig over mijn plan gesproken. De inlichtingen welke ik kreeg en nog op schrift heb staan
39
Een droom wordt moeizaam
"Mijn verzameling
verwezenlijkt
waren ... afblijven, want door gebrek aan medewerking is niets te bereiken. (...) Naar ik mij meen te herinneren is in 1936 het oud archief uit Haarlem aan den Bond afgestaan en tot heden is mij nog nimmer verzocht met dit lichaam samen te werken. O f is men mogelijk de meening toegedaan, dat ik mijn verzameling, a raison van veel tijd, studie, inspanning en financieele offers bij elkaar gekregen, aan den Bond, Hij wien noch ik, noch mi|n vereemging, zijn aangesloten, zou moeten aanbieden, en er, volgens Uw schrijven een eer in zou moeten stellen, dat de collectie, onder den naam van collectie Grégoire een onderdeel zou uitmaken van de Bondscollectie ? Neen, Mr. Gerhard, daarvoor heb ik dit werk niet volbracht. Mijn verzameling wordt ondergebracht in een rijks- of gemeentemuseum en behoeft niet den naam te dragen van collectie Grégoire, doch zal een onderdeel vormen van een verzameling, waarin met alleen goede werken uit de vroegpenode, doch ook het beste werk van vele Nederlandsche fotografen uit later tijd zal te vinden zijn. Al wordt mijn naam in deze nooit weer genoemd, zal ik dan tevreden zijn met het resultaat en wensch van harte, dat de Bondscollectie alsdan in hetzelfde museum zal ondergebracht worden." Het daarop volgend naschrift waarin F. Gerhard zich verweerde, bevat onder meer deze passages: "Ons simpele standpunt was dit: wij vinden het jammer, nu er een groot landelijk lichaam is dat een herdenking van het eeuwfeest georganiseerd heeft (op zeer breeden grondslag), dat er daarnaast ook nog andere vieringen gehouden worden. Eén algemeene viering door allen lijkt ons mooier. (...) Naar onze persoonlijke meening zou het niet vreemd geweest zijn, indien de heer G. contact gezocht had met den Bond, omdat door combinatie en samenwerking altijd meer te bereiken is. Het zou toch niet wenschelijk zijn dat er in twee musea, twee gelijksoortige collecties van dezen aard zouden komen." 8 2
ondergebracht in een rijks- of gemeentemuseum en behoeft niet den naam te dragen van collectie Grégoire, dcxh zal een onderdeel vormen, van een verzameling, waarin niet alken In 1947 maakte Grégoires verzameling deel uit van een jubileumgoede werken iét tentoonstelling van de veertigjarige HAFV. In dit jaar zette hij de museumdiscussie weer voort, die hij al zo lang en eigenlijk als enige de vmegperiode, voerde. Misschien in een streven naar meer overtuigingskracht of de Bondscollectie de loef af te steken, noemde hij zijn collectie doch ook het besteom het Nederlands Fotografisch Museum. werk van vele Er was nog steeds geen onderdak gevonden. Volgens eigen zeggen had hij het Museum van de Arbeid te Amsterdam en het Haags Neilerlandsche Gemeentemuseum op het oog gehad, maar beide instellingen bezafotografen uit laterten noch de middelen noch gekwalificeerd personeel om een conservator op dit gebied aan te stellen. Naast een lage entreeprijs eiste tijd zal te vinden Grégoire namelijk ook de aanstelling van een ter zake kundige conservator als voorwaarde voor een overdracht. Dat hij inmiddels drinzijn." gend om zo'n overdracht verlegen zat, werd ondermeer geïllustreerd 83
84
door de gedwongen ontruiming van een deel van zijn woning in 1948 op last van de gemeente Voorburg. Grégoire woonde op dat
40
Een droom wordt moeizaam
verwezenlijkt
moment alleen in het grote huis aan de Rembrandtlaan. Zijn vrouw was ziek geworden en moest langdurig worden opgenomen. Het Bureau voor Volkshuisvesting van de gemeente eiste de woning op om de chronische woningnood voor geëvacueerde of gerepatrieerde gezinnen te lenigen. Grégoire protesteerde op hoog niveau; hij schakelde zelfs de minister van Wetenschap, Cultuur en Opvoeding in om wegens het belang van zijn 'fotografisch museum' in de woning te mogen blijven. Hij kreeg inderdaad op 6 april 1948 een vrijwaringsverklaring van het ministerie. Dit appel heeft slechts gedeeltelijk geholpen. De gemeente vorderde toch de bovenverdieping van zijn huis voor een andere bewoner, een gewezen NSB-er, op zich al een grote bron van ergernis voor Grégoire. Voor de collectie was er nu nauwelijks meer plaats in het pand. Aan deze affaire werd zelfs in de pers aandacht besteed: "Wat is het jammer, dat deze kostbare verzameling - enig in Europa - door gebrek aan plaatsruimte voor Voorburg verloren dreigt te gaan!" 85
a
In 1951 bracht Grégoire zijn vriend Richard Polak zijdelings op de hoogte van zijn aanbod aan het Departement van Onderwijs, Kunst en Wetenschappen, "Ik heb de gehele verzameling n.1. aan het Departement aangeboden voor ongeveer 2 jaar tegen de prijs, welke ik er indertijd aan spandeerde, zegge f 6000,-," 8 6 Bij dit bedrag, dat uiteindelijk ook werd betaald bij de overdracht aan het Prentenkabinet, werden de hoeveelheid tijd die Grégoire in het verzamelen had gestoken en de vele schenkingen niet meegerekend. Polak raadde Grégoire aan contact op te nemen met zijn achterneef, Professor dr. H. van de Waal, hoogleraar-directeur van het Prentenkabinet der Rijksuniversiteit te Leiden. Grégoire liet er geen gras over groeien en beschreef in een brief van 11 december 1951 aan Van de Waal zijn situatie. Van de Waal bezocht de collectie op 19 februari 1952. Hij was er meteen van overtuigd dat de collectie in het Prentenkabinet goed op zijn plaats zou zijn. Vanaf zijn eerste pogingen om geld en aandacht voor Grégoires collectie te krijgen tot aan de persconferentie bij de feitelijke overdracht hanteerde Van de Waal dezelfde argumenten om opname in het Prentenkabinet te verantwoorden. 87 "De geschiedenis der fotografie is een stuk ontwikkelingsgeschiedenis enerzijds van het menselijk zien, anderzijds van een reeks technische uitvindingen. Het eerste aspect motiveert de onderbrenging in een Prentenkabinet, dat tevens het kunsthistorisch instituut dezer Universiteit bevat, het tweede de vestiging in de enige stad van ons land, die een museum voor de geschiedenis der Natuurwetenschappen bezit."
Ik heb de gehele verzameling ril aan het Departement aangeboden voor ongeveer 2 jaar tegen de prijs, welke ik er indertijd aan spandeerde, zegge f6000,-."
Van de Waal werd al snel de enige Nederlandse kunsthistoricus die een duidelijk standpunt over fotografie en haar geschiedenis innam. Vanuit een praktische noodzaak, het behoud van de collectie Grégoire, werd hij een institutioneel fotoverzamelaar met een vooruitziende blik en een fototheoreticus met autoriteit. 88 De kwestie 41
Een droom wordt moeizaam
verwezenlijkt
of fotografie een weerslag van het zien was als kunst of als document, omzeilde Van de Waal in zijn eerste argumentaties. In een verantwoording aan de universiteit schreef hij na de overdracht: "Er zijn heel wat producten in onze openbare kunstverzamelingen (ons Prentenkabinet niet uitgezonderd), die met het begrip kunst nog maar door een uiterst dun draadje zijn verbonden, maar die toch door de bezoekers en door de directies daar niet gaarne gemist zouden worden. (...) En wat de kunstwaarde betreft, zonder de befaamde twistvraag of de fotografie een kunst is of niet, hier weer op te rakelen, kan in deze verzameling duidelijk worden geconstateerd, dat de foto's uit de tijd van het impressionisme een impressionistisch, die uit de tijd van het expressionisme een expressionistisch en die uit de tijd van nieuwe zakelijke kunst een "nieuw" en "zakelijk" aspect vertonen. Blijkbaar gebeurt er bij het maken van een foto toch wel wat meer, dan dat een neutraal instrument domweg registreert; en kennelijk vertegenwoordigt deze "eeuw fotografie" de evolutie der West Europese visie gedurende de afgelopen honderd jaar." s<) Een praktische reden voor opname in de collectie van het Prentenkabinet formuleerde Van de Waal als volgt. "Uit een oogpunt van inventarisatie, conservatie en restauratie bezit een fotocollectie grote overeenkomsten met de geaardheid van prenten en tekeningen, zodat de in het Prentenkabinet aanwezige administratieve en technische hulpkrachten zonder veel moeite bij het beheer van deze collectie betrokken zouden kunnen worden." Als derde argument noemde hij de documentaire waarde van de foto's (portretten, topografie, oude klederdrachten e.d.), geheel in de sfeer van de meeste aan het Prentenkabinet gerichte vragen. Als historisch document was fotografie op zijn minst de gelijke van prenten en tekeningen. Internationaal gezien was fotografie als verlengstuk van een grafische collectie geen unicum. Vanwege de overeenkomst met het karakter en beheer van grafische kunsten maakte ze al deel uit van onder andere de collectie van het Prentenkabinet in de Bibliothèque Nationale te Parijs. Het was voor het Leidse Prentenkabinet moeilijk de financiering rond te krijgen, ook al was een bedrag van f 6000,- niet uitzonderlijk hoog. Van de Waal benaderde verschillende instanties en drong daarbij aan op snel handelen, daar het zich liet aanzien dat er ook vanuit het buitenland belangstelling voor de collectie was. Een veel hogere prijs dan het door Grégoire bedongen bedrag zou geboden kunnen worden. Wellicht werd deze vrees ingegeven door het bezoek dat de Amerikaanse fotohistorici Beaumont en Nancy Newhall in 1952 aan Grégoire brachten, toen zij ter gelegenheid van een congres voor filmarchivarissen Amsterdam aandeden. De Voorburgse Courant van 7 december wist naar aanleiding van dit bezoek te melden, dat Newhall de gehele dag bij Grégoire gebleven was en zich zeer enthousiast betoonde. "Tijdens zijn bezoek vertelde hij onze plaats-
42
genoot, dat zijn verzameling zeker niet de grootste is. Maar wel noemde hij deze de mooist opgezette." In een later artikel in Het Vaderland in 1958 werd vermeld dat het Kodakmuseum te Rochester, waarvan Beaumont Newhall directeur was, destijds een bod op de collectie had gedaan. Deze bewering kon niet worden geverifieerd.
Dick Boer Grégoire toont daguerreotypieën aan de Amerikaanse fotohistorici Beaumont en Nancy Newhall, in gezelschap van de heer Veldman, fototechnicus van Kodak N. V. bromidedruk 1952 11,0 x 10,2 cm inv.nr. privé-album Grégoire I
Het Prins Bernhard Fonds kwam als eerste financier over de brug en zegde in oktober 1952 toe een gedeelte bij te dragen, en wel f 1000,-. De bemiddelaar Richard Polak volgde met f 500,-. Een bedrag van f 1500,- van het Leids Universitair Fonds en een extra crediet van f 3000,- van het College van Curatoren der Rijksuniversiteit Leiden voor het resterende bedrag maakten uiteindelijk de aanschaf mogelijk. Ondertussen toonde, na alle vergeefse pogingen die Grégoire zelf bij diverse musea had ondernomen, het Stedelijk Museum te Amsterdam interesse, maar toen waren de onderhandelingen met het Prentenkabinet reeds in een vergevorderd stadium. 90 Een maand nadat de financiering rond was, op 23 december 1952, werd de ontvangst van de collectie officieel aan Grégoire bevestigd. In het Prentenkabinet stelde men in de daarop volgende maanden de tentoonstelling Een eeuw fotografie samen, die op 17 april feestelijk werd geopend door burgemeester Jhr.mr. F.H. van Kinschot. Als oude strijdmakker van Grégoire kreeg Johan Huijsen het woord om herinneringen op te halen. Huijsen bood Van de Waal nog een foto van Koningin Wilhelmina aan, ter aanvulling van de collectie. Hij had Van de Waal eerder al de suggestie aan de hand gedaan om de collectie van het 'Fotografisch Museum', in bezit van de Bond van Nederlandse Amateurfotografen Verenigingen (BNAFV), te trachten te verwerven. Inderdaad kon Van de Waal bij de opening mededelen, dat ook deze collectie aan het Prentenkabinet zou worden afgestaan. Een eeuw fotografie is, na de expositie in het Prentenkabinet, ruim een maand te zien geweest in het museum Huis van Looy te Haarlem. Regelmatig zijn daarna gedeelten uit de omvangrijke collectie geëxposeerd.
43
Een droom wordt moeizaam
verwezenlijkt
Grégoire betreurde de afwezigheid van Prins Bernhard bij de opening. Een uitnodiging was afgewezen omdat "niet voldoende concrete aanleiding" bestond. Door de bemiddeling van Van de Waal - "Het is mij bekend, dat het de heer Grégoire een grote voldoening zou wezen, indien hem van officiële zijde een blijk van waardering zou worden gebracht" - werd aan Grégoire drie maanden later in Amsterdam de Zilveren Anjer uitgereikt voor zijn verdiensten voor de fotografie in Nederland. Bij deze gelegenheid op 13 juli konden de verzamelaar en de Prins elkaar alsnog de hand schudden.
Anoniem In bet gebouw
van de
Neder-
landse Handelmaatschappij Amsterdam Bernhard
te
reikt Prins
de Zilveren
Anjer
Na de overdracht is Grégoire blijven verzamelen. Met enkele honderden schenkingen verrijkte hij nog regelmatig de collectie van het Prentenkabinet, die hij persoonlijk dikwijls bezocht. De banden met zijn levenswerk heeft hij nooit geheel doorgesneden. Ook kwam hij het Prentenkabinet te hulp bij restauraties van beschadigde foto's die blijkbaar problemen gaven: "Na ontvangst van Uw noodkreet, haast ik mij, deze te beantwoorden. Eerlijk gezegd had ik deze reeds verwacht, daar slechts door langdurig experimenteren de restauratie succes kan hebben. Ware dit zo eenvoudig, zou ieder fotograaf dit kunnen, terwijl het nu in handen van enkelen blijft." 91 Zoals zo vaak, werkte de aanwezigheid van een eerste collectie als een magneet. Na de tweede - de BNAFV-collectie - zouden schenkingen en aankopen blijven volgen, waaronder in 1968 de verzameling van de Nederlandse Amateur Fotografen Vereeniging en in 1971 de collectie van Muller Massis (zie hfdst. Verzamelaar onder verzamelaars). Met deze belangrijke collecties onder haar hoede groeide het Prentenkabinet uit tot een toonaangevend instituut voor collectionering, bestudering en - helaas in mindere mate - ook voor exposities van de geschiedenis van de fotografie. Het Prentenkabinet blikt bij het honderdvijftigjarig bestaan van de fotografie in 1989 terug naar haar eigen eerste begin. Enkele decennia na de eerste expositie, Een eeuw fotografie, is de collectie Grégoire nu opnieuw uitgangspunt voor een tentoonstelling. Deze expositie en de gelijknamige publikatie zijn een eerbetoon aan de man die zich met zoveel inzet gewijd heeft aan de totstandkoming van een collectie Nederlandse fotografie: Auguste Grégoire.
44
uit aan Auguste (links Prof.dr.
Grégoire
H. van de
Waal
en dr. J.J.M.
van
bromidedruk
13 juli 1953
Santen)
17,2x23,1 inv.nr. privé-album
Grégoire
cm I
C O L L E C T I E
G R É G O I R E
Iedere verzameling vertoont gelijkenis met een levend organisme. Zij is door een verzamelaar tot leven geroepen, groeit, functioneert en vergaat op den duur. De verzameling Grégoire vormt hierop geen uitzondering, in die zin dat zij niet meer zelfstandig functioneert, maar in een groter geheel is opgenomen. De geestelijke vader ervan, Auguste Grégoire, behoorde tot de categorie liefhebbers die door de hele geschiedenis van de kunst heen een belangrijke rol hebben gespeeld en vaak pionierswerk hebben verricht. Grégoire was op vele terreinen van de fotografie actief: als amateur, verzamelaar, restaurator, conservator, schrijver en vurig verdediger. Achteraf is duidelijk te zien, dat zijn bezigheden een logische keten vormen, waarvan iedere schakel voortkomt uit de andere. Zijn liefde voor de fotografie maakte de verzamelaar in hem wakker. Het onderhoud van de verzameling en de zorg om het behoud van foto's bracht hem tot restaureren. Dat kon alleen geschieden met een grondige kennis van alle bestaande technieken. Grégoire's boekenkast bevatte dan ook meer dan honderdvijftig werken over fotografie en fotografische technieken. Zijn bibliotheek beschouwde Grégoire als een belangrijk onderdeel van zijn verzameling. Van zijn boeken over fotografie maakte hij in 1943 een getypte catalogus. Vroege lectuur, zoals de 'Handelwijze van Daguerre' in het Nederlandsch Magazijn ter verspreiding van Algemeene en Nuttige Kundigheden uit 1839 en een Almanak voor het Schoone en Goede uit 1860, maken hiervan deel uit. Deze almanak was geïllustreerd met originele foto's van de Amsterdamse fotograaf Jager. Van de meer dan tweehonderd in deze catalogus - soms meermalen genoemde titels bestaat het overgrote deel uit technische handleidingen. In verschillende talen geven deze handleidingen tekst, uitleg en receptuur met betrekking tot alle mogelijke fotografische technieken. Deze publikaties hebben Grégoire ondersteund bij zijn restauratiewerkzaamheden, maar sloten vooral aan bij zijn streven om een volledig historisch overzicht te geven van de fotografie. Evenals bij het fotografische gedeelte van zijn collectie, nam Grégoire ook in zijn bibliotheek de techniek als uitgangspunt. Bij de overdracht van Grégoires collectie aan het Prentenkabinet te Leiden waren ongeveer negentig boeken inbegrepen. Aan de basis van zijn verzameling stond een daguerreotypie, weggepoetst door de zindelijkheid van een Hollandse huisvrouw. Deze ogenschijnlijk zo kleine gebeurtenis zette hem aan tot zijn reddingsactie. Zijn opzet was het aanleggen van een verzameling, die exemplaren van alle mogelijke fotografische technieken zou bevatten, van de begintijd tot de tegenwoordige tijd, en het beste werk van de contemporaine Nederlandse vakfotografen. Deze verzameling zou uiteindelijk bestemd zijn voor een openbaar Nederlands museum.
45
Hoe slaagde Grégoire uiteindelijk in zijn opzet? Hij pakte het plan met voortvarendheid aan, snuffelde op vlooienmarkten, bij uitdragers en antiquairs en gebruikte zijn diplomatieke gave om foto's bij vrienden, kennissen en fotografen los te praten. Hij schakelde ook zeer frequent de pers in en bijna ieder krante- of tijdschriftartikel over Grégoire (hij had er een plakboek vol van) eindigde steevast met een oproep om foto's te schenken. Als een man van actie zocht hij naar wegen om zijn verzameling voor het publiek toegankelijk te maken. Zolang er nog geen museum gevonden was, stelde hij zijn huis open voor bezoekers en organiseerde hij vele tentoonstellingen. De collectie was tegen vervoerskosten beschikbaar voor alle fotografenverenigingen in Nederland. Thematische selecties kon men lenen voor lezingenavonden of als rondreizende tentoonstelling. Alle plannen die hij bij aanvang van zijn verzameling had bedacht, leken moeiteloos gerealiseerd te kunnen worden, op één essentieel punt na: de overdracht aan een Nederlands museum. Alle buitenlandse aanbiedingen sloeg Grégoire af voor dit ene doel, onderbrenging in een Nederlands museum. De realisatie van dit plan heeft veertien jaar langer geduurd dan zi|n bedoeling was, maar hij heeft het tenslotte toch verwezenlijkt gezien. De visie op wat hij moest gaan verzamelen was van de aanvang af aanwezig en hij is er in tamelijk korte tijd in geslaagd alles bijeen te halen wat hij noodzakelijk en wenselijk vond. Natuurlijk weerspiegelt Grégoire's collectie zijn eigen belangstelling en voorkeuren. De talloze verschillende procédés, de fotografische portretkunst, de kunstfotografie en de nieuwzakelijke fotografie - met name alles van Nederlandse oorsprong - behoorden tot zijn verzamelterrein. Er zijn ook buitenlandse foto's en die bevinden zich onder de oude procédés, de visitekaarten kabinetfoto's en in enkele typische gevallen onder de kunstfotografie. De opbouw van zijn collectie laat zich het beste aan de hand van de verschillende onderdelen bespreken.
46
François Carlebur (Dordrecht) onbekende jonge vrouw daguerreotypie 1847 12,0 x 9,0 cm inv.nr. G 4141
EENMALIGE FOTOGRAFISCHE PROCÉDÉS In de vroege periode van de geschiedenis van de fotografie gebruikte men vooral eenmalige procédés: directe positieve beelden zonder tussenkomst van een negatief. Het lag voor de hand dat Grégoire aanvankelijk juist de zeldzame en kwetsbare eenmalige procédés zocht, zo mogelijk van iedere soort minstens één goed voorbeeld: daguerreotypieën, amphitypieën, ferrotypieën en een enkele pannotypie. Hij probeerde uitsluitend exemplaren van hoge kwaliteit te verzamelen. Kwaliteit betekende voor hem niet zozeer esthetische als wel technische kwaliteit: scherpte, goede belichting en gaafheid.
DAGUERREOTYPIE De kern van zijn verzameling noemde Grégoire een zeventigtal daguerréotypieën. Deze werden bewaard in fraai versierde etuis van met fluweel gevoerd leer of in lijstjes, die ons allerlei voor de negentiende eeuw typerende decoraties tonen.
Auvry (rondreizend) J. Houbaer daguerreotypie 1842 7,0 x 6,0 cm inv.nr. G 41 30 gerestaureerd door Grégoire in 1935
De genoemde technieken leverden alle unica op; de afdruk kwam eenmalig op een harde drager tot stand. De vroegste fotografen kozen als materialen voor de drager van hun beelden vooral gepolijste en met een zilverlaagje bedekte koperplaten, glas, leer of de goedkopere metalen ijzer (ferrotypie) en tin (tintypie).
De daguerreotypie was de vroegst algemeen toepasbare fotografische techniek, die in 1839 bekend werd gemaakt door François Dominique Arago, een Franse wetenschapper. Uitvinder was de schilder en fotograaf Louis J.M. Daguerre. Een koperplaatje als drager werd verzilverd, wat haarscherpe, maar spiegelende beelden opleverde. Door de benodigde lange belichtingstijden waren stillevens en gebouwen toepasselijke onderwerpen om te fotograferen. Toch waagde men zich ook al vroeg aan het portret, het meest begeerde onderwerp voor een foto. Vanwege de lange belichtingstijden werd een hoofdsteun al spoedig een onvermijdelijk attribuut in het fotografenatelier. Veel van deze vroegste foto's zijn anoniem. Maar van enige daguerréotypieën in Grégoires verzameling zijn de makers bekend, hetzij door plaketiketten op de achterkant van de foto, hetzij door handgeschreven annotaties: Auvry, Emanuel van Blitz, François Carlebur, Hippolyte Caluyer, Guyard, Hutchinson, J.F.C. Schiltz en Henri Schuijt behoorden onder anderen tot de in Nederland werkende daguerreotypisten; onder hen bevinden zich enkele uit het buitenland afkomstige, door Europa rondreizende portretteurs.
47
Anoniem onbekende man daguerreotypie circa 1845 9,5 x 7,2 cm inv.nr. G 41 32
Anoniem onbekende jonge vrouw daguerreotypie circa 1850 10,0 x 7,5 cm inv.nr. G 4153
48
J.F.C. Schiltz (Amsterdam) Mevr. Henriëtte Begram, echtgenote van Jacobus A. van Bemmelen daguerreotypie circa 1852-'54 11,0 x 9,0 cm inv.nr. G 4143 gerestaureerd door Grégoire in 1937
Emanuel A . van Blitz (o.a. Utrecht) A. van Bemmelen daguerreotypie circa 1855 10,0 x 7,5 cm inv.nr. G 4168 gerestaureerd door Grégoire in 1937
49
Anoniem onbekende vrouw daguerréotypie circa l845-'50 5,0 x 4,2 cm inv.nr. G 4178
50
Anoniem onbekende man daguerreotypie circa 1855 5,2 x 4,2 cm inv.nr. G 4155
51
P.H. van der Burcht (Arnhem) onbekende vrouw daguerreot/pie circa 1850 10,0 x 7,5 cm inv.nr. G 4140
53
Hippolyte j. Caluyer (Parijs/Den Haag) H. Tollens Cz., dichter daguerreotypie 1854 14,5 x I 1,0 cm inv.nr. G 4148 gerestaureerd door Grégoire in 1948
54
C. Barnes (artiste mobile) onbekende man daguerreotypie circa 1850 7,0 x 6,0 cm inv.nr. G 4156
55
L. Herzog (Bremen) onbekend echtpaar daguerreotypie circa 1855 12,5x9,5 cm inv.nr. G 4139 gerestaureerd door Grégoire in 1948
Henri C. Schuijt (o.a. Den Haag) Mej. C . en jhr. E. Vinkhuizen daguerreotypie 1853 17,0 x 13,0 cm inv.nr. G 4150 gerestaureerd door Grégoire in 1936
57
Anoniem oude man met kind daguerreotypie circa I845-'S0 7,3 x 6,0 cm inv.nr. G 41 37
A . van O v e r b e e k e (Schoondijke) pijprokers daguerreotypie circa 1855 7,5 x 10,5 cm inv.nr. G 4180
58
Anoniem Familie van Bemmelen daguerreotypie circa 1854 12,5 x 16,5 cm inv.nr. G 4149
59
Auvry (rondreizend) onbekend echtpaar daguerreotypie circa 1850 14,7 x 11,3 cm inv.nr. G 4172
60
AMPHITYPIE Een ander eenmalig procédé was de amphitypie, een tiental jaren na de openbaarmaking van de daguerreotypie uitgedacht. Het was een goedkoper en eenvoudiger te produceren alternatief voor de kostbare daguerreotypie. Drager van het fotografisch beeld bij deze techniek is glas. Op dezelfde wijze als bij de daguerreotypie werden de amphitypieën in foedraals, etuis, broches en lijstjes gemonteerd. Er bevinden zich circa zestig amphitypieën in de collectie, de meeste van anonieme fotografen; van enkele fotografen zijn de namen bekend, onder wie Hendrik de Boer, Deutmann, P.J. Kirsch, Carl Rensing.Julius Schaarwachter en Louis Wegner.
Anoniem Curaqao, protestante kerk te Willemstad amphitypie 1860 21,3 x 16,3 cm inv.nr. G 4198
Julius Schaarwachter (Nijmegen) J. Salbé amphitypie 1856 10,0 x 7,0 cm inv.nr. G 4199
62
P.J. Kirsch (Luik) Mevr. L. Lable amphitypie 1860 16,5 x 13,5 cm inv.nr. G 4197
63
Anoniem onbekende man amphitypie (ingekleurd) 1865 7,5 x 6,5 cm inv.nr. G 4194
64
Anoniem onbekende vrouw amphitypie circa 1862 7,5 x 6,0 cm inv.nr. G 4245
88ÈS»
1
Deutmann (Amsterdam) P. Mouwen amphitypie (ingekleurd) 1866 10,5 x 8,5 cm inv.nr. G 4204
65
Anoniem buitenopname van onbekende paar amphitypie circa 1885 8,0 x 6,8 cm inv.nr. G 4241
69
PANNOTYPIE Bijzonder zeldzaam is de pannotypie, een vroege techniek op leer of zeildoek. Het bezit van twee - enigzins gehavende - produktert vermeldde Grégoire in de meeste gesprekken vol trots, omdat hij vermoedde dat hij de enige exemplaren ter wereld bezat. Daarin had hij echter geen gelijk. In diverse museale collectie zijn inmiddels pannotypieën te vinden; in de collectie van het Prentenkabinet bevinden zich nu vijf exemplaren.
Anoniem onbekende vrouw pannotypie circa 1855 7,0 x 6,0 cm inv.nr. G 4255
70
FERROTYPIE Het zoeken naar goedkopere methoden ging voort en resulteerde in 1853 in de ferrotypie, een eenmalig procédé op blik als drager in plaats van glas. Het werd een bi|zondcr populair procédé - vanwege de lage prijs en omdat men er op kon wachten — op kermissen, jaarmarkten in warenhuizen of gewoon op straat. De ferrotypie is eigenlijk het eerste fotografische massaprodukt en de voorloper van de pasfotoindustrie. Deze techniek bleef tot het begin van de twintigste eeuw in gebruik.
Anoniem moeder en kind ferrotypie (ingekleurd) 1862 24,9 x 17,6 cm inv.nr. G 4254
71
Anoniem Utrechtse kermis ferrotypie 3 juli 1891 8,7 x 6,5 cm inv.nr. G 4265
Anoniem kermisbord met hoofden ferrotypie circa 1915 6,0 x 4,0 cm inv.nr. G 4266
72
Anoniem pastorie te Arum, Friesland ferrotypie circa 1860 4,5 x 6,0 cm inv.nr. G 4274
73
FOTOGRAFIE OP PAPIER Aanvankelijk minder populair, maar even oud als de eenmalige technieken, was het negatief-positief procédé. De vroegste techniek om langs deze weg afdrukken op papier te maken, werd door de Engelsman Henry Fox Talbot ontwikkeld: via een papieren negatief kon men afdrukken maken op elk willekeurig geprepareerd papier. Ook hij maakte in 1839 zijn vinding wereldkundig, kort na de bekendmaking van Daguerre. Zoutdrukken waren minder scherp dan de foto's volgens positiefprocédés, maar dat had bij sommige fotografen juist de voorkeur, daar het meer overeenkwam met de mate van detaillering in de traditionele beeldende kunst. Talbots zoutdrukprocédé werd ook wel kalotypie of talbotypie genoemd. In de eerste twintig jaar werden de zoutdrukken dikwijls ingekleurd, in navolging van de traditionele miniatuurschilderkunst. Tegelijkertijd werd zo de slechte houdbaarheid verhuld. Na Talbot werd het negatief-positief afdrukken op papier steeds meer geperfectioneerd. Met behulp van een negatief kon een onbeperkt aantal afdrukken worden gemaakt. Vanaf circa 1870 verdrong dit principe de eenmalige procédés. De vereenvoudigde opnametechniek met glasnegatief, het in de handel verkrijgbare albumine afdrukpapier en de mogelijkheid tot afdrukken in grote oplage, gaven de fotografie een nieuwe (commerciële) wending. In de collectie Grégoire bevindt zich één papiernegatief uit deze vroege periode, van de Haagse fotograaf Herman Buckmann uit 1855. Ook zijn er enkele goede (ingekleurde) voorbeelden van positieve zoutdrukken, van onder meer Julius Schaarwachter en van de Franse fotograaf M.M. Rennes. Fotografie op papier begon, globaal gezien vanaf 1860, de overwin-
Atelier de Coloris, M.M.Rennes (Parijs) onbekende vrouw zoutdruk (ingekleurd) circa 1850 19,0 x 14,0 cm inv.nr. G 529
Julius Schaarwachter (Nijmegen) onbekende man zoutdruk (ingekleurd met pastelverf) 1858 15,5 x 12,0 cm inv.nr. G 533
74
ning op de unica te behalen, aanvankelijk schoorvoetend met de zelf te prepareren 'natte' collodiumnegatieven (1850-1860). Na de introductie van de 'droge' plaat in 1871 en het voorgesensibiliseerde albuminepapier werd fotograferen in toenemende mate eenvoudiger en voor iedereen bereikbaar. Het aantal fotografen en de totale produktie groeide snel, tegen het eind van de negentiende eeuw nog meer gestimuleerd door de uitvinding van rolfilms en draagbare camera's. Met de invoering van het negatiefpositief procédé was de weg open naar massaproduktie. Vanaf de jaren vijftig begon de bloei van commerciële exploitatie van onder meer visitekaartportretjes, fotoalbums en stereofotografie met alle daarbij behorende attributen. Het fenomeen van verzamelrage had zich aangediend. In Grégoires collectie zijn deze verschijnselen te bestuderen naast de ontwikkeling van de diverse papierprocédés. Voor het volgen van de historische lijn in de fotogeschiedenis is het zinvoller Grégoires collectie verder te presenteren via de genoemde fenomenen dan via de technische ontwikkeling. Grégoire bouwde zijn collectie ook nadrukkelijk op die wijze op.
Anoniem Generaal Neeteson in zijn cadettentijd zoutdruk (ingekleurd) 1855 13,5 x 9,5 cm inv.nr. G 4258
75
76
STEREOFOTOGRAFIE De eerste experimenten met stereoscopisch zien door Sir Charles Wheatstone dateren al uit 1838. Stereoscopie berust op het principe van 'diepte' zien met twee ogen: twee vrijwel identieke afbeeldingen werden ten opzichte van elkaar iets verschoven. Wanneer de ene met het linker en de ander met het rechteroog via een prisma werd bekeken, ontstond een beeld met diepte. De stereoscopie was van circa 1840 tot 1900 een ware rage binnen de fotografie. In 1841 werden voor het eerst daguerréotypieën voor deze toepassing gebruikt. Grégoire heeft enige vroege voorbeelden in dit procédé, in goede staat, weten te bemachtigen.
bition' in Londen interesse toonde, werd de stereofotografie een commercieel succes. Vanaf 1865 werden zogenaamde transparanten geproduceerd, foto's op dun albuminepapier in kartonnen raampjes. Deze konden plaatselijk worden doorgeprikt om bij doorvallend licht bijvoorbeeld kaarsen of kroonluchters te laten 'branden'; ook werden ze van .ichteren beschilderd of van gekleurde vellet|es voorzien De in serie massaal vervaardigde genrescènes, diablerieën (duivelsvoorstellingen), spookverschijningen, landschappen en architectuuropnamen maakten het mogelijk om tijdens avondjes in familiekring plezier te maken, te griezelen of denkbeeldig
Charles Mouhot (Den Haag) luitspelende vrouw stereodaguerreotypie circa 1855 6,5 x 12,8 cm inv.nr. G 4163
Beter voldeden de latere glazen stereoplaten, waar het licht doorheen kon vallen. Een voorbeeld hiervan in de collectie Grégoire, een vroege opname van de maan, toont de educatieve en wetenschappelijke relevantie van deze vinding. Sinds het afdrukken op papier was het met de hand inkleuren van stereofoto's mogelijk, wat de populariteit zeer verhoogde. Met name toen koningin Victoria in 1851 op de 'Great Exhi-
de wereld te bereizen. Ook buiten, bijvoorbeeld op kermissen en jaarmarkten, kon tegen betaling door stereokijkers het nieuwe wonder worden bekeken.
77
Anoniem maan stereodiapositief circa 1865 6,5 x 12,2 cm inv.nr. G 4906 uitgegeven door A. Jager, boekhandelaar te Amsterdam
Anoniem boudoirscène stereo-albuminedruk (ingekleurd) circa l855-'60 7,5 x 13,5 cm inv.nr'. G 4881
78
B.K. (Parijs) Course de vélocipèdes, nr.47 uit een serie diablerieën stereo-albuminedruk op ingekleurd tissue circa 1860 7,0 x 14,6 cm inv.nr. G 4883
79
Anoniem diensters in de strijkkamer stereo-albuminedruk circa 1855-'60 7,3 x 12,7 cm inv.nr. G 4878
80
Anoniem Amsterdam, Stadskoffiehuis ' D e Beurs' stereo-albuminedruk circa 1865 8,2 x 14,8 cm inv.nr. G 4873
Anoniem timmermanswerkplaats stereo-albuminedruk op ingekleurd tissue circa 1865 6,5 x 13,9 cm inv.nr. G 4884
81
Ferrier père (Parijs) Parijs, rue de la Paix stereodiapositief circa 1865 7,0 x 14,5 cm inv.nr. G 4907
Anoniem O u d e Kerk te Amsterdam stereozoutdruk circa 1855 7,4 x 13,7 cm inv.nr. G 4858
82
VISITEKAARTEN KABINETFOTO'S Vele honderden portretfoto's in twee standaardafmetingen maken deel uit van de collectie Grégoire: het visitekaartportretje (ca. 8,5 x 6 cm) en de foto op kabinetformaat (ca, 1 6 x 1 1 cm). Het fotoportretje op visitekaartformaat werd omstreeks 1854 in
Frankrijk geïntroduceerd door de fotograaf Disderi, de vermoedelijke uitvinder. Deze maakte vier, acht of zelfs twaalf opnamen tegelijk op één plaat, drukte deze af op albuminepapier en plakte ze op kartonnetjes van visitekaartformaat. In Nederland werd het visitekaartportretje in 1855 ingevoerd. Even succesvol werd de omstreeks 1866 (in Nederland in 1867) geïntroduceerde kabinetfoto, welke evenals het visitekaartportret vooral werd gebruikt voor portretten. In dit formaat kwamen ook stadsgezichten en tableaux-vivants regelmatig voor. Opmerkelijk zijn de modieuze en rijk versierde achterkanten bij beide formaten kartons later in de negentiende eeuw. Deze afwerking geeft vaak een indicatie omtrent de ouderdom van de meestal ongedateerde foto's. Vanaf omstreeks 1860 werden portretten van vorsten en bekende persoonlijkheden op grote schaal op visitekaart- en kabinetformaat verspreid. Op den duur liet ieder die het zich kon veroorloven op deze wijze zijn portret maken. De produktie en uitwisseling van dit fototype is ongekend groot geweest. De aanvankelijke kwaliteit moest het op den duur afleggen tegen de kwantiteit. De beunhazerij bleef niet uit. Er ontstond een merkwaardig gebruik van salonachtig ateliermeubilair: draperieën, balustrades en decors met onwezenlijke landschappen. Grégoire zag deze ontwikkelingen als een periode van verval.
J.H. Kiebert (Gouda) 'Toe, geef me je Portret' aibuminedruk circa 1875
De visitekaart- en kabinetfoto's bleven in zwang tot aan de Eerste Wereldoorlog. Ontelbare bekende Nederlandse fotografen hebben deze formaten veelvuldig gebruikt. Het overzicht van de Nederlandse fotografie in de collectie Grégoire is voor een groot deel op deze fotootjes gebaseerd.
8,9 x 5,6 cm (visitekaartportretje) inv.nr. G 1765
83
F. Harting (Gouda) onbekende vrouw albuminedruk circa l860-'65 8,5 x 5,3 cm (visitekiartpirtretje) inv.nr. G 15?3 gerestaureerd door Grégoire in 1936
G. Hoogwinkel (Rotterdam) onbekende v r o u w albuminedruk 1858 8,8 x 5,5 cm (visitekaartportretje) inv.nr. G 1659 0 H O O G W I N K E L , Phot
84
Maurits Verveer (Den Haag) Mevr. Meinezs G r e v e albuminedruk april 1868 9,2 x 6,0 cm (visitekaartportretje) inv.nr. G 2264
Anoniem J.J.van Santen (geb. 1799) albuminedruk circa 1855 9,2 x 5,8 cm (visitekaartportretje) inv.nr. G 875
85
Géruzet frères (Brussel) wetenschapper albuminedruk circa 1875 8,9 x 5,5 cm (visitekaartportretje) inv.nr. G 1319
E. Cornelisse (Rotterdam) onbekende vrouw met kind albuminedruk circa 1865 8,8 x 5,5 cm (visitekaartportretje) inv.nr. G I 179
CÜBKCLISSf. r . " ROneRlJMX
86
Albert Greiner (Amsterdam) echtpaar met kind albuminedruk circa 1870 8,9 x 5,6 cm (visitekaartportretje) inv.nr. G 1509
C.E. W e s t e r b o r g (Arnhem/Utrecht) Barth. W . W t t e w a a l l albuminedruk 1890 I 3,8 x 9,8 cm (kabinetfoto) inv.nr. G 2734
87
Anoniem E.W. Hoet albuminedruk circa 1870 8,9 x 5,9 cm (visitekaartportretje) inv.nr. G 893
J.C. Tamson (Middelburg) onbekende man albuminedruk circa l855-'60 9,0 x 6,0 cm (visitekaartportretje) inv.nr. G 2210
M. Bosse (Deventer) onbekende vrouw albuminedruk circa 1870-75 9,2 x 5,1 cm (visitekaartportretje) inv.nr. G 1094
Anoniem hazewindhond albuminedruk circa 1870-75 8,8 x 5,5 cm (visitekaartportretje) inv.nr. G 949
89
Anoniem groepsportret in tuin albuminedruk circa 1870 8,9 x 6,0 cm (visitekaartportretje) inv.nr. G 941
Henri de Louw (Den Haag/Delft) Middelburg, stadhuis albuminedruk circa 1870-75 9,9 x 15,3 cm (kabinetfoto) inv.nr. G 2658
90
Bernardus Bruining (Leiden) man in maskeradecostuum albuminedruk circa 1870-75 9,3 x 6,1 cm (visitekaartportretje) inv.nr. G I I 16
Joh. v.d. Heijden (Amsterdam/Hilversum) Louis Bouwmeester, acteur albuminedruk circa 1885 18,8 x 9,9 cm inv.nr. G 520
91
ff.
pÄNTEi^,
PHOT.
M. J . P A R S O N , Rotterdam.
... Uitgave v&n — J . M. S C H A L E K A M P ,
fi
J
Haarlem.
Willem Ganter (Rotterdam) / Albert Greiner (Amsterdam) in memoriamportret circa 1870, gemonteerd in fotografisch vignet circa 1885 albuminedruk I 3,9 x 9,8 cm (kabinetfoto) inv.nr. G 2569 uitgave van M.J. Parson, Rotterdam en J.M. Schalekamp, Haarlem
93
t/Ld/miwa u /
f
^iym'^H^y
E. May (Halle) Admiraal T o m Pouce albuminedruk circa 1870 8,5 x 5,5 cm (visitekaartportretje) inv.nr. G 1935
94
Carl E. Mogle (Rotterdam) naaktmodel bromidedruk circa 1895 13,7 x 9,4 cm inv.nr. G 2667
Anton Delboy (Den Haag) M. de Leeuw kooldruk circa 1885 9,2 x 5,5 cm (visitekaartportretje) inv.nr. G 1214
96
G e o r g e L. Mulder ( U t r e c h t ) groepsportret kinderen albuminedruk September 1882 I 3,8 x 10,0 c m (kabinetfoto) inv.nr. G 2678
C . W . Bauer (Middelburg) onbekend meisje albuminedruk circa 1880 9,1 x 5,7 cm (visitekaartportretje) inv.nr. G 1005
C.
BAUER
MIDDELBURG.
97
Photographie Parisienne (Rotterdam) 'winterlandschap' in foto-atelier albuminedruk circa 1885 I 3,5 x 10,2 cm (kabinetfoto) inv.nr. G 2404
t/h' ï f i />£/•( '0 Cf vqM .< C. B.BROERSMA
}|§g>.
LiyjUWARDEN
wHlemskarto
Cornelis B. Broersma (Leeuwarden) onbekend paar kooldruk circa 1885 12,8 x 9,3 cm (kabinetfoto) inv.nr. G 2526
98
99
Hof Ihoiograaf
(§»oHstraat 12,
8S,N<wi
slip
jSpecMliteiïin fergreotinijei! vm.QasI&s I De negativ« s;r£en >»:r Mcesldirasii'vfsari.
41 Willemstraa!
C. P- WO LIR AEE
'S GRÄVENHAOE
Willemstraat47.
®W||
PHOTO GSAPHE
ZM . OEN KQNK IG SN «IJIEH HMSf KONN I GN I VAN W I EDEN EN NOORWEGEN BssMiaratatraal.iai, S
HAGE.
i'.Msi.U S Q RAVEWHA 3 g
Achterkanten van visitekaartportretjes circa 1865 t/m 1895 inv.nr. G 3041
Anoniem Mr. A.N. van Diepen en Mevr. M.P.H. van Diepen-van der V o o r t albuminedrukken, gemonteerd op litho 1864 I 1,5 x 17,5 cm inv.nr. G 538
100
ALBUMS De komst van visitekaart- en kabinetfoto's veroorzaakte zoals gezegd een ware verzamelrage. Zij werden bewaard in fraai uitgevoerde albums met speciaal voor deze formaten
E.P. & C o 'Album Renaissance', circa 1880 band van leerpapier met vlinderreliëf, bladen met litho-opdruk, gevuld met 48 foto's inv.nr. G 4742-4790
aangebrachte passepartout-vensters. Grégoire heeft enkele prachtige exemplaren van zulke albums voor zijn collectie weten te bemachtigen, onder andere één met een ingebouwd muziekdoosje. Hij probeerde zoveel mogelijk zijn visitekaart- en kabinetfoto's op de oorspronkelijke wijze in oude albums te bewaren, die hij vaak moest restaureren. Van de veertig albums die hij uiteindelijk bezat, stelde hij bij sommige zelf de inhoud samen per thema: damesportretten in chronologische volgorde, portretten van het Koninklijk Huis en klederdrachten. Of hij voor dat doel oorspronkelijke albums uit elkaar haalde, is niet bekend, maar gezien Grégoires gevoel voor de fotohistorie is dat niet zo waarschijnlijk.
m
t; ' i '
Pagina met vorstenportretten uit Regnib's Miniaturen Album, Haarlem (uitg. Binger & Chits), circa 1870 inv.nr. G 4327
KUNSTFOTOGRAFIE Aan het eind van de negentiende eeuw ontstond een internationale stroming binnen de fotografie, die wel het picturalisme of de kunstfotografie werd genoemd. Toonaangevend waren buitenlandse fotografen als de Engelsman Peter Henry Emerson en zijn landgenoot George Davison, de Schot James Craig Annan, de Amerikanen Alfred Stieglitz, Frank Eugène en Clarence White, de Fransman Robert Demachy, de Oostenrijker Heinrich Kühn en de Duitser Hugo Erfurth. De foto's van deze nieuwe richting waren al snet in Nederland op tentoonstellingen te zien. Ook de ideeën van de kunstfotografen raakten spoedig bekend; zij werden onder meer in de fototijdschriften gepubliceerd en kenden navolgingen. Vanaf omstreeks 1890 is een dergelijke stroming ook in ons land waar te nemen. De overgang naar de twintigste eeuw wordt, wanneer we uitgaan van een indeling naar technieken, gemarkeerd door het gebruik van edeldrukprocédés als de platinadruk, de kooldruk en de gomdruk. Grégoire kende de kooldruk nog uit eigen ervaring als een procédé dat, in tegenstelling tot de albuminedrukken, niet kon verbleken en op allerlei soorten papier kon worden afgedrukt.
Rudolph Dührkoop (Hamburg) E.O. Hoppé bromidedruk 1908 21,6 x 16,5 cm inv.nr. G 625
Grégoire ging er pas na verloop van tijd toe over, naast de vroege technieken ook de kunstfotografie en de daarop volgende Nieuwe Fotografie te verzamelen. Zijn motivatie werd ook op dat terrein, maar niet in de eerste plaats, ingegeven door de gebezigde technieken; het kunnen laten zien van verschillende stijlen van fotograferen in deze perioden vond hij zeker zo belangrijk.
103
De kunstfotografie behandelde veel meer thema's dan alleen de portretfotografie, die in de negentiende eeuw het fotografisch onderwerp bij uitstek had gevormd. In navolging van met name de impressionistische schilderkunst werden landschappen, stadsgezichten en interieurscènes gefotografeerd. Hoewel Grégoire zijn keuze niet expliciet heeft gemotiveerd. verzamelde hij desondanks uit de periode van de kunstfotografie veel portretten. Dit was vermoedelijk het gevolg van zijn concentratie op de vakfotografie.
Rudolph Dührkoop onbekende vrouw bromidedruk 1912 21,2 x 15,5 cm inv.nr. G 637
G r e t e Back (Dresden) onbekende acteur bromidedruk 1914 22,0 x 15,0 cm inv.nr. G 618
104
NEDERLANDSE KUNSTFOTOGRAFIE Grégoire heeft de hand weten te leggen op een uniek voorbeeld van vroege Nederlandse kunstfotografie, een interieurscène uit de jaren zeventig, getiteld Bij de waarzegster, van de Arnhemse fotograaf J. Ephraïm. Wellicht onder invloed van de Victoriaanse kunstfotografie uit de jaren 1860-1880, met fotografen als O , Rejlander en H.P. Robinson, wordt in deze foto geen genoegen genomen met afbeelding van de realiteit, maar wordt een vertelling verbeeld. In Nederland zijn dergelijke vroege kunstfoto's zeldzaam.
J. Ephraim (Arnhem) 'Bij de waarzegster' albuminedruk circa 1870-75 22,5 x 26,5 cm inv.nr. G 544
De betekenis van het werk van Carl Emil Mögle, één van de eerste Nederlandse vakfotografen die vanaf het eind van de jaren tachtig het maken van fotografische künst nastreefde, was Grégoire niet ontgaan. Mögle bereikte zijn doel niet door manipulatie - dit wees hij pertinent af - maar door bijzondere nadruk te leggen op stemming, die hij weergaf met de zachte grijstonen van zijn platina-afdrukken. Hij bezat bovendien de gave om met een uitgekiende compositie, belichting en scherpte ruimtewerking in zijn foto's te creëren.
Carl E. Mögle (Rotterdam) oude man platinadruk 1905 40,5 x 29,8 cm inv.nr. G 224
105
106
In dezelfde gedachtenlijn als Mögle - d i e van een zuivere benadering van de fotografie - werkte de twintig jaar jongere Bernard Eilers. Hij behoorde tot de belangrijke vertegenwoordigers van de kunstfotografie rond de eeuwwisseling, met mensen als Adriaan Boer (van wie Grégoire nooit een foto heeft kunnen 'loskrijgen'), Johan Huijsen en Berend Zweers. Deze laatsten namen in sterkere mate dan kunstfotografen van het eerste uur als Mögle, de beeldende kunst tot voorbeeld. Zij werkten met verschillende edeldrukprocédés, met grote formaten en ambachtelijke manipulatie van de afdruk. Met name de foto's van Berend Zweers, in de collectie goed vertegenwoordigd, zijn van een bijzondere kwaliteit en kunnen een vergelijking met internationale prestaties uit deze jaren goed doorstaan. Huijsen en Zweers - beiden specialist in kooldruktechnieken en gomdrukken - waren medeoprichters van het door Adriaan Boer geinitieerde Nederlandsch Fotografisch Museum in 1911.
Johan Huijsen (Amsterdam) verweerde gevel gomdruk circa 1910 29,1 x 23,0 cm inv.nr. G 166
107
Bernard Eilers (Amsterdam) Rythme in de arbeid; aan de Baarsjes te Amsterdam broomoliedruk 1907 25,7 x 46,5 cm inv.nr. G 142
108
Bernard Eilers Amsterdam fotogravure 1930 43,1 x 49,0 cm inv.nr. G 4514
109
Berend Z w e e r s (Haarlem) Korte Spaarne te Haarlem kooldruk op Japans papier 1910 30,5 x 40,0 cm inv.nr. G 505
110
Berend Z w e e r s waterflora kooldruk 1905 28,9 x 23,2 cm inv.nr. G 496
111
Berend Z w e e r s naaktstudie kooldruk circa 1900 36,8 x 26,9 cm inv.nr. G 493
Berend Z w e e r s maaiende boer kooldruk 1906 36,8 x 23,2 cm inv.nr. G 498
Berend Z w e e r s boer met melkkar kooldruk circa 1900 36,1 x 20,8 cm inv.nr. G 487
113
Berend Z w e e r s Maria Wilhelmina Z w e e r s kooldruk 1913 35,5 x 27,8 cm inv.nr. G 507
1 14
Berend Z w e e r s Chris Lebeau, beeldend kunstenaar kooldruk op Japans papier circa 1900 27,8 x 31,0 cm inv.nr. G 494
CAMERA WORK Grégoire had in zijn collectie een serie fotogravures van buitenlandse vooral Amerikaanse en E n g e l s e - f o tografen. Deze fotogravures laten zich onmiddellijk herkennen als van oorsprong in het Amerikaanse tijdschrift Camera Work ( 1 9 0 3 - 1 9 1 7 ) opgenomen illustraties. 93 Camera Work was vanaf 1903 het orgaan van de Amerikaanse kunstfotografische beweging 'Photo Secession', in 1902 opgericht op initiatief van Alfred Stieglitz. De fotogravures van David Octavius Hill, Alfred Stieglitz, Annie Brigman, Karl Struss en vele andere uit de collectie G r é goire komen exact overeen met de maten van de fotogravures in Camera work. Grégoire of degene die hem deze foto's leverde, hebben de foto's vermoedelijk uit de band losgesneden.
Annie Brigman (San Francisco) The pool circa 1906 fotogravure 23,8 x 12,5 cm inv.nr. G 567 uit: Camera W o r k april 1912, nr.38, pl.V
Karl F. Struss ( N e w York) O v e r the house tops circa 1900 fotogravure 23,0 x 12,5 cm inv.nr. G 593 uit: Camera W o r k april 1912, nr.38, pl.VII
116
Annie Brigman The wondrous globe circa 1910 fotogravure 12,2 x 19,9 cm inv.nr. G 566 uit: Camera W o r k april 1912, nr.38, pl.IV
117
James Craig Annan (Glasgow) Bolney backwater circa 1910 fotogravure 14,6 x 23,2 cm inv.nr. G 682 uit: Camera W o r k oktober 1910, nr.32, pi.IV
David Octavius Hill beeldhouwers Alexander Handyside Ritchie en W m . Henning fotogravure naar origineel negatief (1843) in bezit van James Craig Annan 21,4 x 15,8 cm inv.nr. G 674 uit: Camera W o r k januari 1912, nr.37, pl.lll
118
David Octavius Hill (Edinburgh) girl in straw hat fotogravure naar origineel negatief (1845) in bezit van James Craig Annan 21,5 x 15,9 cm inv.nr. G 679 uit: Camera W o r k januari 1912, nr. 37, pi.VIII
119
Clarence H. W h i t e ( N e w Y o r k ) Alvin Langdon Coburn and his mother 1909 fotogravure 21,1 x 15,8 cm inv.nr. G 595 uit: Camera W o r k oktober 1910, nr. 32, pi.I
120
James Craig Annan (Glasgow) East & W e s t circa 1900 fotogravure 20,5 x 15,7 cm inv.nr. G 684 uit: Camera W o r k oktober 1910, nr. 32, pl.l
Paul B. Haviland ( N e w Y o r k ) The Japanese lantern 1900 fotogravure 20,7 x 15,9 cm inv.nr. G 569 uit: Camera W o r k juli 1912, nr. 39, pl.ll
122
George H. Seeley (Stockbridge, Mass.) vrouw met bol circa 1910 fotogravure 14,2 x 17,9 cm inv.nr. G 574 uit: Camera W o r k januari 1910, nr.29, pi.IX
Frank Eugène (München) Brigitte W e n z 1900 fotogravure I 1,9 x 16,9 cm inv.nr. G 650 uit: Camera W o r k april 1910, nr.30, pl.X
123
George H. Seeley Autumn circa 1905 fotogravure 20,5 x 16,1 cm inv.nr. G 576 uit: Camera W o r k januari 1910, nr.29, pl.ll
124
Alfred Stieglitz ( N e w York) The Mauretania 1910 fotogravure 20,8 x 16,2 cm inv.nr. G 582 uit: Camera W o r k oktober 1911, nr.36, pl.IV
125
Alfred Stieglitz Spring showers, N e w Y o r k 1900 fotogravure 23,0 x 9,1 cm inv.nr. G 585 uit: Camera W o r k oktober 1911, nr. 36, pl.XVI
Alfred Stieglitz The terminal 1893 fotogravure 12,1 x 15,7 cm inv.nr. G 577 uit: Camera W o r k Oktober 191 I, nr.36, pl.XV
126
Alfred Stieglitz The steerage 1907 fotogravure 19,7 x 15.8 cm inv.nr. G 580 uit: Camera W o r k oktober 1911, nr.36, pl.lX
127
S C H O O L VAN ERWIN QUEDENFELDT Een geheel eigen techniek werd ontwikkeld door de Diisseldorfse fotograaf Erwin Quedenfeldt: de Erwinodruk. De via deze techniek gemaakte, op prentkunst lijkende foto's noemde hij 'fotografiek*. Hijzelf, zijn leerlingen en de enige Nederlandse navolger Henri Berssenbrugge, behaalden met deze gepatenteerde techniek een nogal excentriek expressionistisch resultaat, dat het midden hield tussen fotografie en grafische kunst. Uitgaand van een fotografisch negatief werd bij deze fotografieken met de handpers een geabstraheerde afdruk gemaakt. Deze foto's wijken extreem af van de gebruikelijke fotografische afdrukken. Grégoire heeft een serie Erwinodrukken uit 1919, die wellicht bijeen was gebleven na een expositie, van Quedenfeldt en zijn leerlingen kunnen bemachtigen.
Henri Berssenbrugge (Den Haag) Erwin Quedenfeldt, fotograaf erwinodruk 1922 29,0 x 22,7 cm inv.nr. G 4520
:
/
Erwin Quedenfeldt (Düsseldorf) Henri Berssenbrugge, fotograaf erwinodruk juli 1922 23,3 x 17,0 cm inv.nr. G 61 I
mmmmmm, . ^m-?- - ^s? Erwin Quedenfeldt (Düsseldorf) Frühling erwinodruk 1923 18,1 x 24,3 cm inv.nr. G 64
De jongere generatie Nederlandse kunstfotografen - met name Henri Berssenbrugge en Franz Ziegter, beiden lid van de Haagsche Amateur Fotografen Vereeniging waarvan Grégoire zovele jaren voorzitter was - is buitengewoon goed in Grégoire's collectie vertegenwoordigd. Berssenbrugge was geschoold aan een kunstacademie, hetgeen invloed had op zijn fotografische visie, die altijd sterk verwant bleef aan de verschillende stromingen en stijlen in de beeldende kunst. Hij heeft met vele technieken en onderwerpen geëxperimenteerd. W e vinden in de collectie een hoogwaardige doorsnede van zijn oeuvre (115 foto's); het zijn vooral portretten in de technieken: verf- en gomdrukken, erwinodrukken en zilverbromiden.
Henri Berssenbrugge Lisette Berssenbrugge, dochter van de fotograaf gomdruk S juni 1924 23,6 x 17,6 cm inv.nr. G 39
133
Henri Berssenbrugge Parijs, Place du Tertre, Montmartre gomdruk 1927 39,8 x 29,8 cm inv.nr. G 4521
134
H. B £ R / / £ . n B R U û / j t BEfl
Henri Berssenbrugge Dr. Ernst Krauss, letterkundige en impressario gomdruk 1926 39,5 x 29,9 cm inv.nr. G 94
HAA/S
137
Henri Berssenbrugge Johan de Meester Jr., acteur verfoverdruk 1922 25,5 x 17,5 cm inv.nr. G 32
Henri Berssenbrugge D o m Gregorius de W i t , schilder-monnik gomdruk 1924 23,9 x 17,8 cm inv.nr. G 43
138
Henri Berssenbrugge
Henri Berssenbrugge
Mevr. van U/tvanck, vrouw van schilder
Mevr. van Uytvanck, vrouw van schilder
gomdruk 1924
erwinodruk circa 1924
23,6 x 17,7 cm
29,8 x 23,8 cm
inv.nr. G 41
inv.nr. G 82
139
Henri Berssenbrugge Enny Vrede, actrice broomverfdruk circa 1915 39,9 x 29,7 cm inv.nr. G 86
140
Henri Berssenbrugge Fr. de Geetere, kunstschilder en zijn vrouw verfoverdruk 1926 29,5 x 39,7 cm inv.nr. G 93
De jongere Haagse collega van Berssenbrugge, Franz Ziegler, stond veel eigen werk aan Grégoire af. Hij was een belangrijk portrettist die met diverse edeldrukprocédés werkte. Van Ziegler treffen we vijfenveertig foto's in de collectie aan. Evenals Berssenbrugge was Ziegler van mening dat een fotograaf vrij moet kunnen werken, zonder vaste regels en bepalingen. Het resultaat telde, niet de technieken of ingrepen die daaraan voorafgingen. Deze visie stond lijnrecht tegenover die van de voorstanders van een 'zuivere' benadering van fotografie.
Franz Ziegler (Zwolle/Den Haag) dansgroep gomdruk 1937 25,1 x 35,6 cm inv.nr. G 474
Franz Ziegler Henri Berssenbrugge in Londen verfoverdruk september 1928 18,4 x 28,3 cm inv.nr. G 454
143
Franz Ziegler a profile study diplo-gomdruk 1930 27,8 x 22,3 cm inv.nr. G 458
Franz Ziegler Robert Ziegler gomdruk 1931 27,0 x 18,6 cm inv.nr. G 459
144
Franz Ziegler Dhr. v.d. Beek, cellist bromidedruk 1935 39,3 x 29,2 cm inv.nr. G 465
146
Franz Ziegler
Franz Ziegler
Dr. H. Colijn, staatsman
Dr. H. Colijn, staatsman
bromidedruk (solarisatie) 1932
bromidedruk 1932
37,2 x 28,1 cm
39,1x 28,5 cm
inv.nr. G 460
inv.nr. G 461
Franz Ziegler schaakspelers gomdruk 1928 22,5 x 26,9 cm inv.nr. G 452
147
Franz Ziegler Mr. Holthaus, concertzanger photodiplografie naar gomdruk 1925 28,6 x 22,9 cm inv.nr. G 446
148
Franz Ziegler 80 jaar gomdruk 1924 28,1 x 22,1 cm inv.nr. G 447
D e Nederlandse amateurfotograaf Richard Polak verdient aparte vermelding, Polak, de in Zwitserland wonende vriend van Grégoire, bemiddelde bij de overdracht aan het Prentenkabinet. Eerder verrijkte hij Grégoires collectie door een vriendschappelijke schenking van ruim honderd foto's. Als kunstfotograaf was Polak een buitenbeentje. Hij specialiseerde zich in opnamen van genrescènes in de stijl van beroemde Hollandse schilders als Johannes Vermeer en Pieter de Hoogh. Voor de camera arrangeerde hij zijn modellen in door hemzelf gemaakte kleding zoals die in de Gouden Eeuw werd gedragen. Zijn als zeventiende-eeuws interieur ingerichte atelier diende als decor. Deze foto's zijn in 1923 gepubliceerd in het boek Photographs from life in old Dutch costume.94 In de collectie Grégoire is Polak ook vertegenwoordigd met bijbelse thema's en met foto's van Italiaanse landschappen. Richard Polak (Rotterdam/Lausanne) Man with shield broomoliedruk door Ch. Diserens 1936 30,2 x 22,5 cm inv.nr. G 365
Richard Polak Portrait of a lady with coat of arms 1913-1915 fotogravure 1923 21,8 x 16,2 cm inv.nr. G 297 uit: Photographs from Life in O l d Dutch Costume 1923, nr.63
150
Richard Polak The piper 1915 fotogravure 1923 23,2 x 16,2 cm inv.nr. G 289 uit: Photographs from Life in O l d Dutch Costume 1923, nr.25
151
Richard Polak The philosopher 191 3-1915 fotogravure 1923 17,0 x 22,5 cm inv.nr. G 369 uit: Photographs from Life in O l d Dutch Costume 1923, nr.56
152
Richard Polak The linenchest 1915 fotogravure 1923 22,5 x 16,8 cm inv.nr. G 286 uit: Photographs from Life in O l d Dutch Costume 1923, nr. 11
153
Richard Polak Miss A de M .nnie de Meester, danseres en actrice) platinadruk 1915 22,7 x I 3,4 cm inv.nr. G 303
m x .
H
Richard Polak onbekende vrouw plati nadruk 1913 22,7 x 17,0 cm inv.nr. G 268
155
Richard Polak Holofernes bromidedruk 1913 15,5x13,0 cm inv.nr. G 274
Richard Polak H e t hoofd (Johannes de Doper) daglichtpapier 1919 I 1,7 x 19,0 cm inv.nr. G 298
156
NIEUWE FOTOGRAFIE In Honderd jaar fotografie schreef Grégoire over de Nieuwe Zakelijkheid: " D e close-up, die ons de schoonheid van een enkel detail toonde, zoals schilders het zelden zagen en zoals de Kunst het nog nooit had weergegeven, stuwde de fotografie in geheel nieuwe banen (...) De moderne zakelijkheid werd de periode der herwonnen eerlijkheid." 9 5 Deze stroming verspreidde zich vanuit Rusland en Duitsland naar Nederland en andere Europese landen. De structuurweergave van het object, optimale scherpte, close-ups, een dynamische compositie en een grote toonschaal vormden de ingrediënten van deze moderne richting. Slechts één foto van een van de grondleggers van het nieuwe streven in Nederland bevond zich in Grégoires verzameling: een zelfportret met objectief van Paul Schuitema. Van de nieuwe middelen die pioniers als Schuitema en Piet Zwart voor hun reclameactiviteiten gebruikten - fotomontage, dubbeldrukken, fototypografie - moest Grégoire niets hebben. Hij koos werk van vakfotografen en van enkele amateurfotografen, die sinds de jaren dertig deze nieuwzakelijke richting op hun eigen 'gematigde' wijze volgden. Steef Zoetmulder, Evert van Ojen, Leen van Oudgaarden, Jan de Meijere, Henk Mersel en Martien Coppens vertegenwoordigden onder anderen deze groep. O o k foto's die neigden naar nieuwe vormgeving maar met gedeeltelijk behoud van de kunstfotografische erfenis, zoals van Godfried de Groot en de Haagse fotograaf Mira, vond Grégoire de moeite van het verzamelen waard.
J. Guggenheimer (Amsterdam) A m Chorfenster bromidedruk circa 1935 38,9 x 29,1 cm inv.nr. G 155
157
N.C. Perk (Den Haag) kerkinterieur bromidedruk 1939 35,7 x 25,5 cm inv.nr. G 4517
2 K.L.F. Goelst (Arnhem) schepen in haven bromidedruk 1938 26,8 x 36,7 cm inv.nr. G 4524
158
Leen van Oudgaarden (Rotterdam) Suomen Joutsen, Fins opleidingsschip, in de haven van Rotterdam bromidedruk 1939 39,0 x 29,2 cm inv.nr. G 237
159
S!P Godfried de G r o o t (Amsterdam) model bromidedruk circa 1935 45,6 x 32,6 cm inv.nr. G 150
160
Godfried de G r o o t naaktstudie bromidedruk circa 1935 42,7 x 31,3 cm inv.nr. G 152
161
Mira ( D e n Haag) D r . Van Broekhuyzen, gezant in Zuid-Afrika bromidedruk (gevaluxe-velours) circa 1938 29,3 x 23,3 c m inv.nr. G 213
162
Mira onbekende vrouw bromidedruk (gevaluxe-velours) circa 1938 29,2 x 23,2 cm inv.nr. G 215
163
Jan de Meijere Prins Wilhelm van Z w e d e n bromidedruk 1938 28,4 x 22,2 cm inv.nr. G 197
Jan de Meijere (Huddinge bij Stockholm) Wilma bromidedruk 1934 28,8 x 21,5 cm inv.nr. G 194
164
De enige 'buitenlandse' vertegenwoordiger van de nieuwe visie in Grégoires collectie was de in Canada wonende Nederlander Jan van der Pant, ooit student geweest aan de Leidse Universiteit, waar hij met de journalistieke fotografie in aanraking kwam. Hij vormde zich tot een goede fotograaf, met een heldere kijk op zijn onderwerp en een voorkeur voor contrastwerking. Zijn werk sluit meer aan bij de "straight photography' van Amerikaanse fotografen dan bij de Europese Nieuwe Zakelijkheid.
1 4
A
if
\rC
Jan van der Pant (Vancouver) Seabirds bromidedruk circa 1935 35,0 x 27,0 cm inv.nr. G 246A
Jan van der Pant Portrait of t w o generations bromidedruk circa 1935 35,1 x 27,5 cm inv.nr. G 243
165
Jan van der Pant The window bromidedruk circa 1935 35,0 x 27,6 cm inv.nr. G 242
Jan van der Pant Kitchen Symphony bromidedruk circa 1935 35,3 x 27,7 cm inv.nr. G 250
Jan van der Pant Variations on a theme bromidedruk circa 1935 35,3 x 27,7 cm inv.nr. G 241
167
Paul Schuitema (Rotterdam/Den Haag) zelfportret bromidedruk 1937 57,2 x 48,5 cm inv.nr. G 386
168
Ook uit de periode van de Nieuwe Fotografie blijkt Grégoire weer veel portretten te hebben gekozen. Hij zocht voornamelijk werk uit bij vakfotografen, die dit onderwerp meestal op hun repertoire hadden staan. Toch is de Nieuwe Fotografie ook vertegenwoordigd door kenmerkende foto's voor reclamedoeleinden, met thema's als composities van glaswerk en kledingaccessoires. De sociaalgerichte reportagefotografie uit de jaren dertig is nauwelijks aanwezig in de collectie, op enkele uitzonderingen na van bijvoorbeeld de Zwitserse fotografen Jacques Naegeli en Franz Heun, of de Nederlander J.B. Hymans. Ook de naoorlogse richtingen in de Nederlandse fotografie zoekt men tevergeefs in de collectie Grégoire. Na de Tweede Wereldoorlog heeft Grégoire zich meer beziggehouden met het zoeken van een onderkomen voor zijn verzameling dan met verzamelen zelf. Hij bleef weliswaar attent op bijzondere stukken, maar dat betrof eerder oude procédés en bijzondere toepassingen dan eigentijdse fotografie. Grégoire zei zelf ook niet veel binding te hebben met de 'moderne' stromingen.
N o r b e r t Kraus (Den Haag) onbekende man bromidedruk 1937 40,8 x 30,0 cm inv.nr. G 179
169
Henk Mersel Jr. gaas bromidedruk april 1938 38,4 x 28,8 cm inv.nr. G 208
170
Henk Mersel Jr. (Hengelo) wollen deken bromidedruk 1938 38,4 x 28,8 cm inv.nr. G 207
171
N o r b e r t Kraus (Den Haag) stilleven met glaswerk bromidedruk circa 1937 97,5 x 70,5 cm inv.nr. G 4497
172
Henk Mersel Jr. (Hengelo) vazen bromidedruk april 1938 38,3 x 28,6 cm inv.nr. G 209
Evert M. van O j e n (Den Haag) Bariet bromidedruk circa 1935 47,8 x 36,9 cm inv.nr. G 4494
173
174
Franz Heun (Bern) jongetje voor ruit bromidedruk circa 1935 30,5 x 24,5 cm inv.nr. G 689
175
Evert M. van O j e n Van Nellefabriek Rotterdam bromidedruk circa 1935 44,3 x 33,5 cm inv.nr. G
Steef Zoetmulder (Rotterdam) herenaccessoires bromidedruk 1938 39,9 x 30,0 cm inv.nr. G 478
176
228
Steef Zoetmulder sculptuur en architectuur bromidedruk circa 1938 35,1 x 29,5 cm inv.nr. G 483
177
Jacques Naegeli (Gstaad) Afrikaanse jongen bromidedruk circa 1938 12,0 x 17.0 cm inv.nr. G 709
J.B. Hymans (Den Haag) kinderen in Zuid-Oost Azië bromidedruk circa 1935 47,8 x 38,4 cm inv.nr. G 171
179
KLEURENFOTOGRAFIE Vanaf de uitvinding van de fotografie heeft het zoeken naar kleurenprocédés, vanwege de grootste gelijkenis met de werkelijkheid, een belangrijke plaats ingenomen. Zowel amateurs als vakfotografen hielden zich hiermee bezig. Van de meeste kleurenprocédés bevinden zich enkele voorbeelden in Grégoire's verzameling. Grégoire begon in zijn onuitgegeven manuscript Helios de uiteenzetting over kleurenfotografie met de Fransman Nicéphore Nièpce als p o nier. Zolang er nog geen betrouwbare kleurenprocédés waren ontwikkeld, werden als alternatief allerlei soorten foto's met de hand ingekleurd. Van de sinds de vroege negentiende eeuw op deze wijze gekleurde foto's heeft Grégoire prachtige exemplaren verzameld. Deze werkwijze werd het meest veelvuldig toegepast bij portretten en genrevoorstellingen op een fotografische basis van zoutdruk en albumine. D e gebroeders Lumière - dezelfden die aan de bakermat van de cinematografie stonden - ontwikkelden in 1892 de autochromeplaat, een eenvoudig toepasbaar rasterprocédé, waarbij veel kleurnuances mogelijk waren. Deze techniek werd in 1904 gepresenteerd en vanaf 1907 ook in Nederland enthousiast ontvangen. In Amsterdam en Den Haag werden demonstraties gehouden door de heer Gabillat. Grégoire was aanwezig bij de presentatie in de Vieux Doelen in Den Haag. Hij was zeer onder de indruk van de schitterende kleuren, maar betreurde de hoge kosten van deze techniek. Van deze zogenaamde Lumière-platen zijn e r enkele exemplaren in zijn collectie, volgens eigen zeggen juist die exemplaren die in 1907 door Gabillat gedemonstreerd waren.
180
Gebr. Lumière (Parijs) fruitstilleven autochroomplaat 1908 16,2 x 11,4 cm inv.nr. 57.333
In Grégoires bibliotheek vinden we een boek over de autochroom, door Lumière en Jougla, en een Duits bock over de vroege kleurenfotografie uit 1910 door Dr. Max Osborn, Von der Farbtgen Photographie. Na de Eerste Wereldoorlog veroverden de Engelse Paget-ColourPlates de markt, net als Lumières procédé met glasplaten als drager, maar waarbij een kortere belichtingstijd volstond.
Een belangrijke verbetering was de driekleurendruk, met name de uit Duitsland afkomstige Jos-Pé-druk. D o o r drie kleurenfilters werden tegelijkertijd drie deelnegatieven opgenomen. Deze werden over elkaar heen afgedrukt tot een positief kleurenbeeld in bijvoorbeeld kooldruk. D e speciale camera waarin het beeld direct in drie kleuren werd ontleed, maakte dit procédé zeer kostbaar. Daar tegenover stond het voordeel van de zuivere kleuren die ermee konden worden bereikt. D e jaren twintig waren rijk aan concurrerende technieken. Enkele daarvan zijn: photocolor, multicolor, technicolor en duxochrome. Van een andere, tamelijk onbekende techniek, het C o lorama-procédé, bezat Grégoire, naast de fotografische voorbeelden, ook de uiteenzetting van het principe en de gebruiksaanwijzing. V o o r amateurfotografen was de geleidelijke vereenvoudiging van de kleurenprocédés van groot belang. Agfa verbeterde bijvoorbeeld in 1928 de kleurenplaat. Sinds de tweede helft van de jaren dertig maakte de kleinbeeldcamera het fotograferen in zwart-wit en kleur op grote schaal populair. Kodak introduceerde in 1935 de kodachrome-kleurenfilms voor dit kleinbeeldformaat. T e r wille van volledigheid in het overzicht van de fotografiegeschiedenis heeft Grégoire de ontwikkelingen in de kleurenfotografie tamelijk nauwgezet gedocumenteerd. D e kleurenfotografie had echter niet zijn specifieke belangstelling.
181
BIJZONDERE TOEPASSINGEN EN AAN FOTOGRAFIE VERWANTE OBJECTEN Een rubriek die door Grégoire regelmatig werd aangeduid als 'Varia' bevatte een scala van bijzondere fotografische toepassingen en aan fotografie verwante zaken. Ongetwijfeld verzamelde Grégoire al deze toepassingen en 'randverschijnselen' om de veelzijdigheid en de vérstrekkende betekenis van fotografie te doen beseffen. Waardevol voor een overzicht van de fotografie achtte hij de uitingen van fotografie als wetenschappelijk instrument, zoals microfotografie en electronenmicroscopische fotografie. Daarnaast stonden de ultravioletfotografie, röntgen- en infraroodfotografie ten dienste van juridisch en medisch onderzoek. In 1947 hield Grégoire aan de hand van voorbeelden uit zijn collectie een lezing over schriftexpertise. Fotografie kon, door het schrift te vergroten, vervalsingen opsporen; door uitvergroting van vingerafdrukken verleende de fotografie haar diensten aan de criminologie. Voor zijn collectie heeft Grégoire onder andere uit het Haagse politie-archief geput.
HF
1 I
Carel J. Tirion (Den Haag) boven: jongen met gezwel in linker borsthelft; links gewone opname, rechts infraroodopname, waarop stuwing in onderhuidse aderen zichtbaar is onder: jongen met gezwollen linker arm; links gewone opname, rechts infraroodopname, waarop stuwing in onderhuidse aderen zichtbaar is bromidedrukken 1938 16,9 x 12,0 cm per foto inv.nr. G 4470
182
Anoniem ultrasnelle fotografie: waterstraal 1/50000 sec., brekende melkkan, straal uit theepot 1/1250 sec. bromidedrukken 1938 inv.nr. G 4475
Anoniem linksboven: vingerafdruk (kringtype) 8 x vergroot, circa 1935 bromidedruk 16,7 x 12,3 cm middenhoven: vingerafdruk (lustype) 8 x vergroot, circa 1935 bromidedruk 17,3 x 11,5 cm rechtsboven: drievoudig portret door Politie 's-Gravenhage, circa 1935 bromidedruk 8,6 x 15,7 cm Johan Huijsen (Amsterdam) rechtsonder: vingerafdrukken en handtekening J. Huijsen Amsterdam met poeder op collodiumnegatief (zonder camera), circa 1935 contactafdruk op bromidepapier 6,8 x 10,7 cm inv.nr. G 4473
183
Moitessier (opname) / Varroquier (afdrukken) microscopische opnamen albuminedrukken I856 4,5 cm per foto inv.nr. G 5022 Mottessier. — Photogr,
Tiré par Varroquifr.
F10. I. Fécule de pomme de terre (polarisation), ! f . — Fio. 2 . Vaisseaux ponctués du s a p i n , - î f . — F i e , 3 . Cristaux d'acide urique, y . — F i o . 4 . Diatomées marines du Hommet (Cherbourg), i f * . — Fig. 5 Globules du sanj: de grenouille, — Fio. 6 . Acarus do la gale de l'homme, i f ! .
184
Onder 'Varia' rangschikte Grégoire verder de weinig voorkomende technieken als xylofotografie (afdrukken op hout), crystoleum, porseleinfoto's, Stanhopelensjes in penhouders en naaldenkokers, miniatuurfoto's, waaronder twee filmbeeldjes van 1 cm uit 1870 uit de zgn. Pigeondienst (een instelling die tijdens de Frans-Duitse oorlog gebruik maakte van postduiven om foto's van het belegerde Parijs naar het onbezette deel van Frankrijk te brengen), automaatfoto's, draadloos overgebrachte tele-foto's, Kerst- en Nieuwjaarskaarten, bidprentjes, exlibrissen, fotolijstjes en een uitvoerige aanvullende documentatie over foto-humor, oude adreskaartjes en advertenties voor fotografische technieken en apparatuur.
Henri Berssenbrugge (Den Haag) zelfportret xylofoto circa 1924 29,4 x 23,5 cm inv.nr. G 67
F. Diel onbekende jonge vrouw crystoleum 1890 16,0 x 12,0 cm inv.nr. G 545
«SSsi
185
Grégoire had een zwak voor fotografische karikaturen. De vervorming van portretten was in de tekenkunst al een populair genre als tegenwicht van de idealiserende schildertraditie voordat de fotografie ontstond. Grégoire was vermoedelijk geïnteresseerd in karikaturen als voorloper van de portretfotografie. In 1942 werd in de HAFV over dit onderwerp een tentoonstelling georganiseerd, waarvoor Grégoire uit eigen bezit naar verluidt veertig karikaturen op karton plakte en exposeerde. Silhouetten heeft hij vanuit deze portretgerichte belangstelling eveneens verzameld, ook in de karikaturale variant. Het natrekken van de geprojecteerde schaduw van een persoon kwam aan het eind van de achttiende eeuw in de mode en werd een vermakelijk gebruik op feesten en kermissen. Simon Schaesberg, toegeschreven silhouetportret van onbekende dame papierknipsel 1781 9,3 x 6,8 cm inv.nr. G 2838
J . W . Schwenck optische tekening van een kasteeltoren ingekleurde pentekening 1890 56,0 x 44,0 cm inv.nr. G 5020
Verwant aan de fotografie en daarom opgenomen in de verzameling waren optische vindingen. Gedurende de negentiende eeuw waren verschillende methoden ontwikkeld om bewegende beelden te verkrijgen, voorlopers van de film. Net als bij de stereofotografie lag de nadruk bij deze vindingen op het illusoire karakter, wat ze zeer geschikt maakte voor vermaak in kleine kring. Fotografie, zo blijkt uit dit soort objecten, was niet de enige visuele verrijking, ook teken- en prentkunst werden tot leven gewekt in een streven naar verbreding van de gangbare kijk op de wereld. De suggestie van beweging werd opgewekt in de fenakistoscoop en de zoöpractiscoop, apparaten die schijven met daarop met de hand getekende en ingekleurde figuurtjes lieten draaien. Anders dan de cinematografie, waren deze optische technieken bedoeld voor intieme vertoning in de huiseh|ke kring. Een zeer gering aantal negentiendeeeuwse camera's is in de collectie aanwezig als verwijzing naar de mechanische basis van de fotografie, bijvoorbeeld een enkele stereocamera en stereokijkers vanwege het zo afwijkende karakter van deze apparatuur. Grégoire had niet de behoefte dit terrein van de fotografie eveneens volledig te bestrijken.
Anoniem tweezijdig betekende draaischijf voor fenakistoscoop ingekleurde pentekening op karton circa 1875 17,5 cm inv.nr. G 5023
I. Leupoldi anamorphoseportret van Luther ingekleurde pentekening op karton circa 1880 28,0 x 37,8 cm inv.nr. G 5021/1
187
N
o
t
e
n
1. Nico Scheepmaker, Iedereen verzamelt, maar op zijn manier. Een inleiding, in Thomas Leeflang, Verzamelen is ook een kunst, twintig verzamelaars over hun hobby, Utrecht (Spectrum) 1982, p. 12. 2. Kees Fens beschrijft in zijn artikel, 'De beschrijving van een verzameling' in De Volkskrant 29 november 1982, hoe een kenner hem rondleidde in een museum en hem voortdurend attendeerde op de afwezigheid van bepaalde objecten. 3. Joseph Alsop, The rare art traditions, The history of Art Collecting and lts Linked Phenomena, New York/Pnnceton (Harper & Row/Princeton University Press) 1982, genoemd in Mariëtte Haveman, 'Hoe vrij is fotografie', in Openbaar kunstbezit 29 (1985) 3. pp. 83-84. 4. Geciteerd in Robert A. Weinstein, Larry Booth, Collection, use and care of historical photographs, Nashville 1977, p. 64. 5. Auguste Grégoire beschreef zijn leertijd bij Henri de Louw in een artikel 'Uit het leven van Jean Art (Leerling-fotograaf in 1905)', in jaarboek Die Haghe 1957, pp. 76-100. 6. In de vele interviews die Grégoire in zijn leven gaf, sprak hij zichzelf wat data betreft nogal eens tegen; dat geldt met name de data waarop hij begon te fotograferen en waarop hij begon te verzamelen. 7. Auteur onbekend, Collectie Grégoire. Foto's in het Prentenkabinet, in Haagsche Post 25 april 1953. 8. Die Haghe 1957, p. 76; idem in bune maart 1968, p. 34. 9. Die Haghe
Phototri-
13. Van 9-8-1914 tot 16-4-1915; bron: Gemeentearchief 's Gravenhage. 14. Gerard van Doorn, Auguste Grégoire oudheidkundige van de fotografie, in F. Ned. Vereniging voor Vakfotografen mei 1968, p. 17. 15. Auteur onbekend, August Grégoire, nestor der fotografie, 80 jaar, in Het Binnenhof 28 februari 1968. 16. Auteur onbekend, Knobbels en hobbies. Geschiedenis in laden en albums. Vijf duizend opgehaalde portretten, in De Telegraaf 11 juni 1939. 17. Grégoire is zelf onduidelijk over de aanvang; hij sprak ook wel eens over 1933. Het eerste schriftelijke blijk van zijn verzamelactiviteiten dateert van 1 oktober 1934, opgetekend in de notulen van de ledenvergadering van de HAFV (zie: Grégoire als amateurfotograaf en zijn rol in het verenigingsleven). 18. Aug. Grégoire, Een fotografisch museum, in Nederlandsch Jaarboek voor Fotokunst (hierna afgekort tot NJFK) 1941, p. 24; Het Vaderland 7 januari 1939; Voorburgse Courant 12 september 1947; Haagse Post 52 april 1953. 19. NJFK 1941, p. 24. 20. De geschiedenis van deze en andere collectievormingen is beschreven in een ongepubliceerd werkstuk van Erik J.A. Zevenhuizen, De fotografische musea in Nederland, Overzicht van de pogingen die er sedert 1910 in Nederland zijn ondernomen om te komen tot een museum voor de fotografie, Heemskerk/Leiden 1988 (archief Prentenkabinet Leiden).
1957, p. 77. 21. NJFK 1941, p. 24.
10. idem, p. 95. 22. NJFK 1941, p. 26. 11. idem, p. 85. 12. Schubad, 'Een dag van betekenis', Vakblad van de Meubelindustrie 21 oktober 1950.
23. NJFK 1941, pp. 24-25. 24. De foto's zijn, waarschijnlijk na de overdracht, om niet meer te achterhalen redenen uit de ca. 40 albums gehaald. 189
Noten
25. NJFK 1941, p. 24. 26. Auteur onbekend, Opening tentoonstelling. Foto's J. v.d. Pant, in Het Vaderland 3 mei 1931. 27. Auteur onbekend, Derde Nationale Foto-tentoonstelling, Het Vaderland 29 maart 1931. 28. idem. 29. Th. Boogaard, Haagsche A.F. V., in Focus 22 (19 januari 1935) 2, p. 54. 30. Auteur onbekend, 100 Jaar fotografie, in Cosmorama 4 (april 1938) 4, p. 64. 31. 'Georges Sirot, 1898-1977, une collection de photographies anciennes', in Photogenies (1983) 3. 32. Marion Kalter, André Jammes: "Teaching people to look", in Printletter 5 (maart/ april 1980) 2, p. 4. 33. Vertaald uit Stuart Bennett, 'Photography collecting comes of age', in Christie's International Magazine april/mei 1987, p. 3. 34. Museum Fodor te Amsterdam, 9 juli-30 september 1956. 35. Auteur onbekend, Plaatselijke fotowedstrijd Haagsche Amateur Fotografen Vereeniging, in Het Vaderland 26 januari 1936. 36. V., Auguste Grégoire: 80 jaar - 65 jaar fotografie, in Phototnbune 30 (maart 1968) 3, p. 36. F.en aantal van deze opnamen is bewaard gebleven. In 1933 schonk hij er enige van aan het Gemeentearchief 's-Gravenhage. Ook in Grégoires album met eigen foto's, in de collectie van het Prentenkabinet, komt een nachtopname voor. 37. idem, p. 36. 38. idem, p. 36.
39. Auteur onbekend, August Grégoire, nestor der fotografie, 80 jaar, in Het Binnenhof 28 februari 1968. 40. Marion Duijsman, Auguste M.J. Grégoire, zijn rol binnen de Haagsche Amateur Fotografen Vereeniging 1920-1948, Leiden 1988; ongepubliceerd werkstuk in kader studie Kunstgeschiedenis (archief Prentenkabinet Leiden). 41. De doka was in gebruik van 1909-1943. De statuten werden goedgekeurd bij Koninklijk Besluit van 13 mei 1910, nummer 71. Bron: Gemeentearchief 's-Gravenhage. 42. Auteur onbekend, Aug. Grégoire, 12'/: jaar bestuurder der H.A.F.V., in Focus 22 (9 november 1935) 23, p. 663. Of het hier om een twaalfeneenhalf-jarig jubileum als bestuurslid of als voorzitter ging, is niet met zekerheid te zeggen. 43. De tentoonstelling werd gehouden van 5 tot 13 maart. In de catalogus zijn de nrs. 422427 van Grégoire: Er was eens, Toen bet winterde, Ruurloo, Arm en oud, Meyendel en La Barrage de la Gileppe. Bron: Gemeentearchief 's-Gravenhage. 44. Het Vaderland
6 maart 1932.
45. Notulen ledenvergadering HAFV, 1 oktober 1934. Bron: Gemeentearchief 's-Gravenhage (HAFV-archief inv.nr.16). 46. De notulen van de HAFV-ledenvergaderingen van 1935 tot 1938 ontbreken in het Gemeentearchief 's-Gravenhage; voor informatie over deze periode is men aangewezen op verslagen in de desbetreffende jaargangen van het fotografisch tijdschrift Focus. Zie werkstuk Marion Duijsman, Leiden 1988 (archief Prentenkabinet Leiden). 47. Auteur onbekend, Haagsche A.F.V., in Focus 32 (15 maart 1947) 5, p. 60. De expositie werd gehouden van 19 t/m 27 april 1947 in het Gemeentearchief 's-Gravenhage. 48. Brief dd. 19 november 1946 in HAFV-archief, inv.nr.3 (Gemeentearchief 's-Gravenhage).
190
Noten
49. Grégoire verzamelde en bewaarde alle recensies van zijn aktiviteiten in knipselalbums. Helaas vergat hij soms de bron en/of exacte datum te vermelden. 50. In de door Grégoire zelf gemaakte catalogus wordt bijvoorbeeld niet genoemd: G.A. Evers, Hoe de fotografie in Nederland kwam, in Lux, Tijdschrift voor Fotografie 25 (1914) 15, 18 en 26 (1915) 1,9, 13, 15, 17, 19; hij heeft deze artikelen wel gebruikt. Het grootste deel van zijn boekenverzameling betreft allerlei technische handleidingen. Niet alle in zijn catalogus genoemde boeken zijn in het Prentenkabinet terechtgekomen. 51. Grégoire citeerde uit o.a.: Kunst en Letterbode, Algemeen Handelsblad, De Beeldende Kunsten, Het Leeskabinet, Lux, Tijdschrift voor Fotografie, Amsterdamse Courant, Arnhemse Courant, De Navorscher. 52. Aug. Grégoire, Honderd Jaar Fotografie, Bloemendaal (N.V. Uitgeversmaatschappij Focus) 1948, p. 19.
60. Lijst van geraadpleegde werken (zoals in het script vermeld): - J.M. Eder, Geschichte der Photographie - Prof. Erich Stenger, Die Photographie in Kultur und Technik - Prof. Erich Stenger, Die beginnende Photographie im Spiegel von Tageszeitungen und Tagebüchern - Photography 1839-1939, Catalogus van de Eeuwfeesttentoonstelling der Fotografie te New York - Georges Potonniée, Cent ans de Photographie - Camille Recht, Die alte Photographie - Hellmuth Th. Bossert en Heinrich Guttmann, Aus der Frühzeit der Photographie, 1840-1870 - G.A. Evers, Hoe de Fotografie in Nederland kwam, Bibliografie en opstellen in het maandblad Lux, 1914-1915 61. Auteur onbekend, Het Voorburgs Fotografisch museum, in Voorburgse Courant 12 september 1947. 62. NJFK 1941, p. 24.
53. idem, p. 20
63. Honderd Jaar Fotografie
54. idem, p. 20
64. idem p. 41.
55. idem, p. 26
65. NJFK 1941, p. 24.
56. Auteur onbekend 'HAFV 60 jaar'; dit artikel in het knipselalbum van Grégoire in het Prentenkabinet Leiden is geannoteerd: Fototribune 1967, no. 6; in genoemd tijdschrift werd het artikel echter niet teruggevonden.
66. Honderd Jaar Fotografie
57. Josef Maria Eder, Geschichte der Photographie, Halle (Wilhelm Knapp) 1905. 58. Lucia Moholy, A hundredyears ofphotography 1839-1939, Harmondsworth (Penguin Books) 1939. 59. G.A. Evers, Hoe de Fotografie in Nederland kwam, Lux 25 (1914) 15, 18 en Lux 26 (1915) 1, 9, 13, 15, 17, 19. Het betreft een zestal artikelen met een uitgebreide bronvermelding en een lijst van in Nederland verschenen publikaties op het gebied van de fotografie.
1948, p. 42.
1948, p. 41.
67. idem p. 42. 68. idem p. 42. 69. idem p. 41. Dit is geen restauratiemethode, maar een methode om een gave afdruk te verkrijgen voor bijvoorbeeld publikatiedoeleinden. 70. idem p. 42. 71. dd. 15 januari 1939, in knipselalbum Van Grégoire, Prentenkabinet Leiden. 72. Honderd 42.
Jaar Fotografie
1948, p. 32 en
191
Noten
73. idem p. 43. 74. NJFK 1941, p. 24. 75. Honderd
Jaar Fotografie
1948, p. 46.
76. idem p. 45. 77. idem p. 46. 78. idem p. 47. 79. idem p. 47. 80. idem p. 32. 81. NJFK 1941, pp. 24-25. 82. F.G., Honderd jaar fotografie ... met versnippering, in De Fotograaf en Smalfilmer 52 (8 december 1938) 22; het ingezonden artikel van Grégoire en het naschrift van Gerhard in het volgende nummer: (22 december 1938) 23. 83. Auteur onbekend, Een bijzonder museum te Voorburg. Zeldzame collectie fotografische producten, in Nieuwe Courant 19 februari 1948. 84. Ingeborg Donker, Een eeuw fotografie, in Algemeen Dagblad 2 mei 1953. 85. Auteur onbekend, St. Martinusstam, in Voorburgse Courant 18 (?) mei 1951. 86. Brief aan Polak dd. 17 december 1951. In een brief aan Van de Waal dd. 11 december heet het echter dat Grégoire in overleg met het Departement de collectie elders probeert onder te brengen. 87. Brief dd. 5 maart 1952 van Van de Waal aan A.D. Huysman, de in fotografie geïnteresseerde voormalig directeur van het grafisch bedrijf Joh. Enschedé en Zonen in Haarlem. Brief in archief Prentenkabinet Leiden. 88. Zie: Mattie Boom, Hans van de Waal: een plaats voor de fotografie, in Geschiedenis van de Nederlandse fotografie, Alphen aan den Rijn (Samsom) afl. 8, 1988. 192
89. H. van de Waal, De fotoverzameling Grégoire verworven voor het Prentenkabinet der Rijksuniversiteit te Leiden, in Mededelingen uit de Civitas Academia Lugduno Batava (juli 1953) 5/6, p. 79. 90. Brief dd. 10 november 1952 van Van de Waal aan de Commissie van Uitvoering van het L U F . Brief in archief Prentenkabinet Leiden. 91. Brief dd. 7 november 1953 aan mej. L. Mansveld. Brief in archief Prentenkabinet Leiden. 92. Camera Work werd in 1903 opgezet, geredigeerd en uitgegeven door Alfred Stieglitz te New York. Zie: Robert Doty, "Photo Secession". Photography as a Fine Art, RochesterN.Y. (George Eastman House) 1960,p. 33 e.v. Doty merkte over de fotogravures op: "These were usually photogravures printed on Japanese paper and tipped into the magazine by hand. They quite often surpassed the quality of the original." 93. Richard Polak, Photographs from life in old Dutch costume, Miinchen (Franz Hanfstaengl) 1923. 94. Honderd
Jaar Fotografie
1948, p. 26.
O V E R Z I C H T VAN DE F O T O G R A F I S C H E P R O C É D É S D I E IN DE C O L L E C T I E G R É G O I R E VOORKOMEN'1' * Samengesteld door jan van Dijk en Johan de Zoete; uittreksel (met enkele toevoegingen) uit de lijst Fotografische Termen en technieken, in Geschiedenis van de Nederlandse fotografie (Ingeborg Th. Leijerzapf, red.), Alphen aan den Rijn (Samsom uitg.), afl.10, 1989.
A m b r o t y p i e - 1851, Frederick S c o t t A r c h e r en P e t e r W i c k e n s Fry. Populair van 1852 t o t ca. 1870. D e ambrotypie diende als goedkopere opvolger van de daguerreotypie en w e r d voornamelijk
gebruikt
v o o r portretjes in etui. D e opname w e r d ( m e t een krappe belichtingstijd) gemaakt op een natte collo-
A l b u m i n e o p glas - 1848, N i è p c e de St. Victor. D i t negatiefprocédé w e r d gebruikt v o o r z o w e l opnamedoeleinden ( t o t ca. 1860) als v o o r het vervaardigen van lantaarnplaatjes en stereodia's ( t o t ca. 1915). D e glasplaat is voorzien van een albuminelaag ( e i w i t ) met kaliumjodide. D o o r 'zilveren' in een bad m e t zilvernitraat en azijnzuur ontstaat het relatief laaggevoelige zilverchloride. Belichting 6 t o t 18 minuten. N a een aantal verbeteringen heeft dit procédé, d o o r de lage prijs, enige tijd m e t de daguerreotypie kunnen concurreren. A l b u m i n e p a p i e r - 1850, L.D. Blanquart-Evrard. H é t fotopapier van de negentiende e e u w , vooral gebruikt v o o r het afdrukken van collodiumnegatieven. T o t ca. 1900 was dit papier zeer populair. D e lichtgevoelige laag, aangebracht op dun papier van uitstekende kwaliteit, bestaat uit een dun laagje eiwit met een zout. N a dompeling in een zilverbad ontstaat fijn verdeeld zilverchloride, w a t een laaggevoelig daglichtpapier oplevert. N a 1872 was dit papier o o k voorgesensibiliseerd verkrijgbaar, al verminderde dan de gevoeligheid snel. D e oorspronkelijke geel- t o t roodachtige kleur kon d o o r omkleuring in een goudbad v e r b e t e r d w o r d e n t o t sepia of paarsbruin. O o k de houdbaarheid v e r b e t e r d e daarmee. H e t dunne papier w e r d vaak opgeplakt en geglansd. E e n voordeel van de albuminedruk t.o.v. de zoutdruk was dat de beeldpartijen niet in het papier verzonken en daardoor een b e t e r e t o o n w e e r g a v e mogelijk was.
diumplaat zie Collodium). N a ontwikkeling w e r d het negatief gebleekt waarna het, tegen een zwarte achtergrond geplaatst, de indruk van een positief geeft. A m p h i t y p i e - 1849 Frankrijk. O p ambrotypie lijkend procédé, doch m e t albumine i.p.v. collodium. A r t y c h r o m e - methode o m foto's in t e kleuren (jaren '30). A u t o c h r o o m p l a a t - 1904, August en Louis Lumière. Kleurendia materiaal, populair van 1907 (het m o m e n t van introductie) t o t in de jaren dertig. D e autochroomplaat is gebaseerd op de additieve kleurenrastermethode (zie Driekleurenfotografie). In dit geval bestaat het raster uit naast elkaar gelegen rood, groen en blauw gekleurde zetmeelkorrels, die bij de opname als filters w e r k e n en bij de w e e r g a v e d o o r optische menging een additief gevormd beeld opleveren. D e gevoeligheid was relatief laag. B r o m i d e p a p i e r - zie Broomzilverpapier. Broomolie(over)druk
-
1907, E.J. W a l l en C .
W e l b o u r n e Piper. Een v e r d e r e ontwikkeling van de olie(over)druk. Bij de broomoliedruk w o r d t uitgegaan van een vergroting op bromidepapier, zodat een contactnegatief niet nodig is. H e t fotopapier w o r d t na de normale afwerking gebleekt, waarbij het zilverbeeld verdwijnt en een in verschillende mate gelooid gelatinereliëf overblijft. D e v e r d e r e procedure verloopt als bij de olie(over)druk. D e broomoliedruk behoort t o t de edele procédés en is d o o r verschillende kunstfotografen t o t ca. 1940 gebruikt. W o r d t incidenteel nog toegepast.
193
Over/.icht fotografische
Broomverf(over)druk
-
zie
Broomo-
lie(over)druk.
procédés
Chloridepapieren — Een groep barietpapieren met weinig-gevoelige zilverchloride-emulsie (zie Zilverchloride papieren). Deze papieren kwamen na ca.
Broomzilverpapier (Bromidepapier) - 1874, Pe-
1885 in de plaats van het albuminepapier. Door de
ter Mawsdley. Vanaf ca. 1880 tot op heden een zeer
machinale vervaardiging waren deze papieren goed-
populair ontwikkelpapier. Sinds ca. 1890 wordt de ge-
koop en betrouwbaar. Het waren echter alle contact-
latinebroomzilveremulsie op een barietlaag aange-
papieren; voor vergrotingen waren zij niet gevoelig
bracht. Door de hoge gevoeligheid van de emulsie is
genoeg. Na 1905 zijn zij langzamerhand verdrongen
het geschikt voor het maken van vergrotingen. De
door de broomzilverpapieren.
beeldtint is van oorsprong neutraal, doch kan op talloze manieren omgekleurd worden. Broomzilverpapieren zijn in vele oppervlaktestructuren en gradaties leverbaar.
Chlorobromide ontwikkelpapieren - 1883, J.M. Eder. Door toevoeging van zilverbromide aan een zilverchloride-emulsie wordt de gevoeligheid van het papier hoger. Met dit papier kunnen vergrotingen ge-
Biihlers kooldruk - directe kooldruk (zie kooldruk). Calotypie - zie Kalotypie. Carbrodruk - 1919, H F. Farmer. Verbeterde ozobroomdruk, maar volgens dezelfde principes. Het resultaat is een pigmentbeeld op overdrachtpapier, dus eigenlijk een soort kooldruk. De naam carbro (een samentrekking van carbon en bromide) werd gebruikt door de Autotype Co. te Londen. Deze firma produceerde tot in de jaren vijftig ook materialen voor driekleurencarbrodrukken. Kleurencarbro's werden nogal eens gebruikt om van zwart-wit kleurseparatienegatieven (zie Driekleurenfotografie) kleurafdrukken te vervaardigen. N a 1930 verloor deze methode aan populariteit.
maakt worden. Ook de beeldtint wordt door de toevoeging van het zilverbromide warmer. Dit ontwikkelpapier is heden nog steeds in gebruik. Het wordt ook wel 'portretpapier' genoemd. Collodium - 1846, Christian Friedrich Schönbein. Transparante stof, vervaardigd uit schietkatoen, ether en alcohol. In de fotografie gebruikt als bindmiddel voor bepaalde negatief- en positiefprocédés. Als negatiefprocédé zou het zogenoemde natte collodiumprocédé van Frederick Scott Archer (1851) het meest verbreid raken. Door zijn hoge gevoeligheid (ca. 10 sec. belichtingstijd) wist dit procédé al snel de daguerréotypie en de kalotypie te verdringen, (zie ook Ambrotypie, Ferrotypie en Pannotypie). Nadeel van de natte platen was dat de gevoeligheid afnam, naarmate de plaat droger werd. De in 1855 door J.M. Taupenot ontwikkelde droge albumine-col-
Celloïdinepapier - 1865, G. Wharton Simpson. Voluitdrukkend daglichtpapier. Rond 1895 zeer populair bij vakfotografen, vooral voor portretten; bij amateurs tot aan de Tweede Wereldoorlog in gebruik. De beeldtint is, zoals bij vele daglichtpapieren, geelbruin, doch meestal kleurde men met goud om tot sepia of zelfs paars. O m het amateurs nog gemakkelijker te maken, kon men een goudverbinding in de emulsie meegieten, zodat de omkleuring achterwege kon blijven (zelftintend celloïdinepapier). Matte cello ïdinepapieren lieten zich ook met goud en platina omkleuren, wat een fraaie, zeer houdbare, neutraal zwarte druk opleverde.
lodium-emulsie werd door de lage gevoeligheid niet succesvol. D e collodiumplaten werden rond 1880 weer opgevolgd door de veel gebruiksvriendelijker droge gelatine platen (zie Gelatine-emulsies). Als positiefprocédé werd collodium met name gebruikt in het celloïdinepapier. Colorama - 'driepak'-kleurenprocédé van de firma N.V. Colorama te 's-Gravenhage (jaren '30), vorm van subtractieve kleurenfotografie, bestaande uit drie op elkaar liggende filmblaadjes, met emulsielagen die gevoelig zijn voor respectievelijk blauwviolet, groen en rood licht; aan de smalle zijde tezamen geplakt en aan de achterzijde voorzien van een schutblad, in een chassis gelegd met een glasplaat ervoor werd de opname gemaakt met een belichtingsduur van het 2 a 3-voudige van de belichtingstijd voor een zwart-wit opname met een plaat van 17° Scheiner. Het driepak werd na opname in gesloten originele verpakking aan de leverancier gestuurd om het te laten afdrukken.
194
Over/.icht fotografische
Combinatie-gomdruk - ca. 1900 Heinrich Kühn. Variant op de gomdruk, met heldere kleuren in de lichte partijen en verzadigde kleuren in de donkere partijen, ter verhoging van de contrastwerking. Met gebruikmaking van verschillende kleurstofpigmenten kon men ook meerkleurige afdrukken maken. Vooral gebruikt door kunstfotografen in begin 20ste eeuw. Crystoleum - ca. 1870 tot 1900. Een ingekleurde albuminedruk, die op de binnenzijde van een gebogen stuk glas is geplakt. De papieren drager van het albuminepapier wordt zo ver afgeschuurd dat de afdruk transparant wordt. Daarna wordt het beeld aan de achterzijde ingekleurd. Deze techniek is afgeleid van een achttiende-eeuwse methode voor het inkleuren van gravures. Achter de foto wordt vaak nog een tweede stuk glas aangebracht met daarop de kleuren voor de grotere partijen. Aan de voorzijde, door het glas heenkijkend, is zo een ingekleurde foto ontstaan met een grote detailscherpte en enige diepte. Cyanotypie (Blauwdruk) - 1842, Sir John Herschel. Positief contactprocédé, berustend op de lichtgevoeligheid van ijzerzouten. Na belichting van een met deze zouten behandeld stuk papier, hoeft dit alleen nog maar in water gespoeld te worden om het beeld te laten ontstaan. Dit beeld bestaat uit een stabiele ijzerverbinding, Berlijns blauw. H e t procédé is enigszins populair geweest bij amateurs rond 1900 voor het maken van proefafdrukjes. O p grote schaal werd dit procédé toegepast voor het vermenigvuldigen van technische en bouwkundige tekeningen (tot ca. 1950).
procédés
Daguerreotypie- l837-'39, LouisJacques Mandé Daguerre. De eerste op grote schaal toegepaste fotografische techniek. Een gepolijste, verzilverde koperplaat werd lichtgevoelig gemaakt met behulp van jodiumdampen. Na 1841 wist men de gevoeligheid aanzienlijk op te voeren door met broomdampen naast het gevormde zilverjodide, extra zilverbromide te vormen. De belichtingstijd was vóór 1841 ongeveer een half uur tot een uur, na 1841 enige minuten. De ontwikkeling vond plaats in kwikdampen. Het beeld werd in een zoutoplossing, later het bekende 'hypo', gefixeerd. Een verdere verbetering was het goudbad, dat het beeld stabieler maakte en het contrast verbeterde. Het gevormde (negatieve) witgrijze beeld op het spiegelende oppervlak verschijnt als positief als men de daguerreotypie tegen zwart laat spiegelen. De opnamen (altijd unicaten) werden vanwege hun kwetsbaarheid achter glas gemonteerd en evenals de in die tijd zo populaire miniatuurschilderijtjes in etuitjes opgeborgen. Diplo(duplo)grafie - variant van gomdruk; toegepast door Franz Ziegler, jaren '30. Driekleurenfotografie - 1869, Charles Cros en Ducos du Hauron. Door het maken van drie opnamen op panchromatisch materiaal, via een rood, een groen en een blauw filter, verkrijgt men een zogenaamde kleurseparatie van het (kleurige) origineel. Met behulp van deze drie zwart-wit negatieven kan men weer een kleurenafbeelding samenstellen. Bij het eerste praktisch toegepaste systeem, het additieve systeem, werd het beeld tot stand gebracht met
Daglichtpapieren - 1839 tot ca. 1950. Een groep fotopapieren die door middel van daglicht belicht dienden te worden. Daglicht werkt sterk op de lichtgevoelige laag in en was daarom het meest geschikt als lichtbron voor deze groep laaggevoelige papieren. D e belichting vond altijd plaats in contact met het negatief: vergroten zou de toch al lange belichtingstijd (enige minuten tot meer dan een uur) nóg langer maken. In tegenstelling tot de ontwikkelpapieren, waar het beeld pas na ontwikkeling zichtbaar wordt, ontstaat bij de zilverhoudende daglichtpapieren het beeld tijdens de belichting (deze behoeven dus niet ontwikkeld te worden). Daarom spreekt men ook wel van voluitdrukkende papieren. Tot deze groep worden gerekend: de zoutdruk, het albuminepapier, en van de chloridepapieren het P.O.P. (Printing O u t Paper, in 1891 door llford geïntroduceerde naam voor voluitdrukkend ziverchloride papier) en het celloïdinepapier. Bij al deze papieren werd zeer fijn verdeeld, doch niet al te stabiel zilver gevormd. Daarom werd veelal goud-
behulp van dezelfde rode, groene en blauwe filters. Door bijvoorbeeld lichtprojectie op een wit scherm door drie zwart-wit positieven die naar de separatienegatieven zijn vervaardigd, vormden de kleuren zich door optische menging. Een ander additief systeem, d.m.v. een kleurenraster werd bijvoorbeeld toegepast bij de autochrome. Bij het zogenoemde subtractieve systeem werden de separatienegatieven indirect gebruikt om drie complementaire kleuren over elkaar heen aan te brengen. De rood, groen en blauwe separaties werden dan tot positieve kleurenbeelden verwerkt in respectievelijk cyaan, magenta en geel. Populaire technieken volgens dit systeem waren bijvoorbeeld de kooldruk en vooral ook (wat later) de carbrotechnieken. Al deze (tijdrovende) technieken verdwenen vrij snel na 1936, toen directe, subtractieve opnamematerialen op de markt verschenen, zoals de nieuwe Agfacolor en Kodachrome. Maar ook bij deze directe methoden wordt het zichtbare licht nog altijd in drieën gesplitst.
toning toegepast. Andere contactpapieren, zoals de cyanotypie, de kallitypie, de kooldruk e.d. dienen eigenlijk ook tot de daglichtpapieren gerekend te worden.
195
Over/.icht
Droge plaat - Broomzilvergelatine-emulsies (na 1871; zie Gelatine-emulsies) zijn in hun normale droge toestand lichtgevoelig, in tegenstelling tot natte collodium platen, die in droge toestand hun lichtgevoeligheid verliezen. Dufaycolorfilm - procédé uit 1935, teruggaand op vindingen van Louis Dufay, voor additieve kleurenfotografie met vast met de plaat of film verbonden fotomechanisch raster, bestaande uit regelmatig lijnenstelsel van transparante rode lijnen op gelijkmatige afstand van elkaar en een opeenvolging van blauwe en groene rechthoekjes daartussen. Zeer lichtecht procédé; in de handel geweest als vlakfilm, rolfili 1 en kleinbeeldfilm.
fotografische
procédés
Etstechniek - bewerking met chemische middelen op een negatief, onder meer door beoefenaars van de fotografiek toegepast om toonwaarden te beïnvloeden. Ferrotypie (Tintypie, Melainotypie)- 1853, Adolphe Alexandre Martin. Direct positief op zwart (later ook chocoladebruin) gelakt blik. De lichtgevoelige laag werd tot 1891 volgens de natte collodiummethode (zie Collodium) vervaardigd. Daarna gebruikte men de droge gelatine-emulsie technieken in speciaal voor dit doel geconstrueerde camera's, waarin ook de chemicaliën ondergebracht konden worden. Deze camera's trof men op kermissen, stranden en in de toeristenoorden. De verwerkingstijd (ca. I minuut) was kort doordat de drager geen chemicaliën opzoog. Het ma-
Duxochrome - 1928, Johannes Herzog. Systeem om uitgaande van drie zwart-wit separatienegatieven (zie Driekleurenfotografie) tot kleurafdrukken te ko-
teriaal was goedkoop. Zijn concurrent rond 1860, de ambrotypie, bezat meer kwaliteit, maar was ook duurder.
men. Bij dit procédé worden met zilverbromide lichtgevoelig gemaakte gelatinefolies in de kleuren geel, magenta en cyaan na belichting door de drie negatieven op een gemeenschappelijke drager overgebracht. Het Duxochrome systeem is een verbetering van de pinatypie. De materialen zijn van 1929 tot 1963 geleverd.
Films - Als drager voor negatiefmateriaal was glas lange tijd het aangewezen materiaal. Ter beperking van het gewicht en de breekbaarheid zocht men naar vervangende materialen. Zo'n licht, soepel en transparant materiaal vond men in celluloid (Hannibal Goodwin, 1887), dat vanaf 1889 door Kodak werd toege-
Edele procédés (edeldrukprocédés) - Verzamelnaam voor een aantal fotografische technieken die alle gemeen hebben dat het gevormde beeld niet uit zilver bestaat, maar uit een bestendige kleurstof. Bij deze procédés wordt bovendien de (kunst)fotograaf in de
past. Tientallen jaren is dit materiaal voor rol- en vlakfilm gebruikt. Tegenwoordig bedient men zich meestal van polyester en celluloseacetaat. Door het grotere gebruiksgemak van de rolfilm nam de populariteit van het fotograferen enorm toe.
gelegenheid gesteld in de afwerkingsfase in te grijpen. Tot de edele procédés behoren onder andere de broomoliedruk, de gomdruk en alle kooldruktechnieken. De edele procédés zijn in de kunstfotografie veel toegepast van 1895 tot 1915. Enkele edele procédés worden incidenteel nog steeds toegepast. Erwinodruk - Van o.a. de gomdruk afgeleid procédé, genoemd naar de uitvinder Dr. Erwin Quedenfeldt. Met een handpers wordt een langs fotografische weg verkregen plaat afgedrukt op niet-fotografisch papier. De drukplaat, de Erwinoplaat, is een glasplaat met daarop een gelatine-laag die lichtgevoelig is gemaakt met bichromaat. Een afbeelding wordt met behulp van een positiefopname of een positieve vergroting op transparant gemaakt papier op de lichtgevoelige gelatine van de drukplaat gekopieerd. In contact met water zwellen de niet-belichte delen en verschijnt er een reliëf in negatief. De reliëfplaat wordt met een vette verfsoort bestreken (de gezwollen vochtige partijen nemen de verf niet aan) en onder de pers afgedrukt. Gebruik van verschillende pigmenten is mogelijk. In Nederland is deze techniek alleen gebruikt door Henri Berssenbrugge, die bij Quedenfeldt een licensie had gekocht.
196
Fotografiek - verzamelnaam voor een aantal methoden, waarbij de halftinten uit een negatief worden verwijderd, zodat alleen zwart en wit overblijven. Opvatting van o.a. de Bikla Schule te Düsseldorf (van belang voor Nederlandse kunstfotografen, met name Berssenbrugge): er mag van fotografiek worden gesproken wanneer technieken worden toegepast die niet steunen op de oorspronkelijke opname van het objectief en afwijken van de klassieke fotografische behandeling van lichtgevoelige emulsies, hoewel als opnamemateriaal wordt uitgegaan van emulsies die voor de gewone fotografie worden gebruikt. Er mag overigens uitsluitend met fotografische middelen worden gewerkt. Fotogravure - zie Heliogravure.
Over/.icht fotografische
Fotolithografie - Er zijn talloze methoden uitgedacht om het fotografische beeld door middel van lithografie te vermenigvuldigen. Poitevin in Frankrijk was een der eersten die, werkend met lichtgevoelige lagen direct op de steen, rond 1855 tot aanvaardbare resultaten kwam. Mr. E.J. Asser, een Amsterdams jurist en amateurfotograaf, publiceerde in 1859 zijn indirecte fotolithografisch procédé, waarbij het beeld op speciaal papier vervaardigd werd en vervolgens werd overgedragen op de steen. Het procédé was echter niet betrouwbaar bij de weergave van halftonen. Fotomechanische procédés — Bij de fotomechanische procédés wordt met behulp van fotografische middelen een drukvorm vervaardigd. De afbeelding op deze drukvorm wordt vervolgens door middel van grafische technieken (in hoogdruk, diepdruk of vlakdruk) vermenigvuldigd. Tot de fotomechanische procédés behoren onder meer: -
(Fotoxylografie)
- Heliogravure - Lichtdruk - Photochrom -
Woodburytypie Fressondruk - 1900, Théodore Henri Fresson.
Fresson, ontevreden over de onbetrouwbaarheid van de toenmaals beschikbare directe kooldrukpapieren (zoals die van Artigue), vervaardigde, aanvankelijk voor eigen gebruik, later ook commercieel een reeks monochrome directe kooldrukpapieren, die constant van kwaliteit waren. Na 1951 vervaardigt het Franse familiebedrijf ook een vierkleurenversie van deze kooldruktechniek, de quadrichromie. Door eigenschappen als korte toonschaal (weinig tussentinten tussen wit en zwart) en zeergrote houdbaarheid maken sommige hedendaagse mode- en kunstfotografen gebruik van deze techniek. Gaslichtpapier - zie Zilverchloridepapieren III. Gelatine - Een lijmachtige stof die gewonnen wordt uit dierlijke afvalstoffen (zoals botten en delen van huiden van koeien) welke collageen bevatten. In de fotografie vooral gebruikt als transparant bindmiddel voor lichtgevoelige emulsies en speciale coatings. O o k wordt gelatine zelf, in combinatie met een dichromaat, lichtgevoelig. Als zodanig wordt zij bij belichting gelooid en daarmee onoplosbaar in warm water. Deze en andere eigenschappen van belichte gelatine, zoals zweibaarheid en kleverigheid vormen de basis van vele (meest oudere) fotografische en fotomechanische procédés. Gelatine-emulsies - 1871, Dr. Richard Maddox. Als negatief opnamemateriaal verdrong de droge gelatinebroomzilveremulsie rond 1875 het natte collo-
procédés
gebruiksvriendelijkheid en de ca. 40 keer hogere gevoeligheid. Het negatiefmateriaal kreeg de naam 'droge plaat'. Ook toen het collodiumtijdperk na 1880 was afgelopen, sprak men nog jaren over 'droge platen'. Zoals steeds het geval, werd ook deze oorspronkelijk voor opnamemateriaal ontwikkelde emulsie later voor afdrukpapieren toegepast. De gelatine-emulsie bleek goedkoop een produkt van hoge kwaliteit op te leveren, en wordt nog steeds voor zowel opname- als afdrukmateriaal gebruikt. Gevaluxe Velours - Bromidepapier (zie Broomzilverpapier) rond
1938 door Gevaert geïntrodu-
ceerd. In het papieroppervlak bevinden zich vezels, die het papier een mat aanzien geven. Toch is de toonschaal bijna zo goed als dat van glanzend papier, omdat de vezels geen diffuus licht doen ontstaan, zoals bij normale matte papieren. Vanwege fraaie fluwelen zwarte partijen is deze papiersoort tot ca. 1960 gebruikt door o.a. kunstfotografen. Gomdruk - 1858, John Pouncy. In 1858 gelukte het Pouncy om de lichtgevoeligheid van bepaalde colloïden in combinatie meteen dichromaat uitte werken voor arabische gom. De gomdruk werd bij de opkomst van het picturalisme in 1894 door A. Roullé-Ladevêze herontdekt. De techniek is vrij eenvoudig. Tekenpapier wordt bestreken met een lichtgevoelig mengsel bestaande uit arabische gom, een pigment en kaliumdichromaat. Na droging wordt het negatief in contact bij daglicht belicht. D e onbelichte delen worden met water weggespoeld, terwijl het beeld gevormd wordt door de resterende gelooide gom met het pigment. D e korte toonschaal kan verbeterd worden door deze procedure enige malen te herhalen. Door de vrije keuze van papier en pigment en door de mogelijkheid handmatig in te grijpen, was de gomdruk het meest populaire edele procédé bij de picturalisten (ca. 18951920). W o r d t incidenteel nog steeds toegepast voor creatief gebruik. Goudtoning - Bij veel oudere procédés bestond het beeld uit uiterst fijn verdeeld zilver. De houdbaarheid was zeer matig en de beeldkleur vaak minder aangenaam. O m de beeldkleur te verbeteren en tegelijkertijd de houdbaarheid te vergroten, paste men al spoedig goudtoners toe. Dat gebeurde al in 1841 bij de daguerreotypie, en vanaf 1848 bij albuminedrukken. Bij de meeste daglichtpapieren werd door het goudbad de oorspronkelijke geel- tot roodbruine kleur veranderd in sepia tot violet. Aanvankelijk werd dit goudbad apart toegepast, later werd het met het fixeerbad gecombineerd tot het kleurfixeerbad. Aan het eind van de negentiende eeuw vereenvoudigde men met name voor de celloïdine- en Aristo-daglichtpapieren de procedure nog verder door het goud al in de lichtgevoelige laag aan te brengen (zelftintende papieren).
diumprocédé (zie Collodium), vanwege zijn grotere
197
Over/.icht fotografische
Heliogravure - 1879, Karl KI fc. Bij dit fotomechanische procédé wordt een diapositief belicht op pigmentpapier (zie Kooldruk). Het belichte pigmentpapier wordt vervolgens overgedragen op een koperplaat waarop uiterst fijn asfaltpoeder is aangebracht. Na ontwikkeling wordt de koperplaat geëtst in ijzerchloride, waarbij het gelatinereliëf optreedt als een zuurinwerkingsvertragende laag. De dunste gedeelten van het reliëf worden het eerst door het ijzerchloride doordrongen, de dikkere gedeelten later. Hierdoor ontstaan in de koperplaat tussen de asfaltkorreltjes uiterst fijne putjes van verschillende diepte, die bij het drukken (op een gewone etspers) de verschillende grijswaarden opleveren. De heliogravure werd van 1880 tot ca. 1920 veelvuldig gebruikt voor luxe kunstreprodukties, en was ook enige tijd zeer populair bij de kunstfotografen rond 1900.
procédés
De kooldruk onderscheidt zich van andere afdruktechnieken door de lange toonschaal (veel tussentinten tussen wit en zwart) en de uitmuntende houdbaarheid. D e meest gebruikte kleur is warmbruin. Deze techniek is op grote schaal toegepast voor kunstreprodukties en voor andere toepassingen waar hoge kwaliteit vereist was. O p beperkte schaal werden ook driekleurenkooldrukken vervaardigd (de Carbrodruk). Een vereenvoudiging van het procédé was de directe kooldruk, waarbij het beeld niet meer overgedragen hoefde te worden (Artigue, Fresson). De kooldruk is tot ca. 1930 ook door kunstfotografen gebruikt. Lichtdruk - 1869, Joseph Albert. De lichtdruk is een fotomechanisch procédé waarbij de drukvorm bestaat uit een laag gelatine op een dikke glasplaat. Het principe van deze methode (dat eigenlijk al in 1855 door Poitevin ontdekt was) berust op de eigenschap
Hochheimer gomdruk - In tegenstelling tot wat
van lichtgevoelig gemaakte gelatine om na belichting
de naam suggereert is dit géén gomdruk, doch een
onder een halftoonnegatief en spoelen in koud water
directe kooldruk.
verschillende hoeveelheden inkt aan te kunnen nemen. De lichtdruk werd vanaf 1870 op grote schaal toege-
Jos-Pé procédé - 1923, Gustav Koppmann. Procédé om kleurafdrukken te maken via kleurseparatienegatieven (zie Driekleurenfotografie). De materialen
past, voornamelijk voor kunstreprodukties en prentbriefkaarten. Momenteel wordt deze techniek nog maar door enkele firma's bedreven.
voor dit procédé zijn van 1923 tot ca. 1943 geleverd. Door de speciale manier van inktoverdracht bij dit procédé liet de beeldscherpte te wensen over. De benodigde kleurseparatienegatieven konden met één belichting in speciale Jos-Pé camera's gemaakt worden.
Natte collodiumprocédé - zie Collodium. Olie(over)druk
-
1904, G.E.H.
Rawlins.
De
olie(over)druk behoort tot de edele procédés en is tot ca. 1920 in gebruik geweest. Papier met een gela-
Kalotypie (Talbotypie) - 1840, W H. Fox Talbot. Dit eerste negatiefprocédé zou bij lange na niet zo populair worden als de daguerreotypie. Bij de kalotypie werd een stuk papier lichtgevoelig gemaakt door middel van zilverjodide en zilvernitraat. D e belichtingstijd bedroeg 10 tot 60 seconden. Na afwerking werd het verkregen negatief met was behandeld om het transparant te maken. Door belichting (in contact) van een op dezelfde wijze lichtgevoelig gemaakt papier met dit negatief verkreeg men een positief. Kooldruk - 1855, A.L. Poitevin en 1864, Sir J . W . Swan. Basis voor de kooldruk is gelatine, dat door middel van een dichromaat lichtgevoelig wordt gemaakt. De gelatine is, samen met een pigment (bijvoorbeeld koolstof) op het zogenoemde pigmentpapier aangebracht. Tijdens de belichting wordt de gelatine in meerdere of mindere mate gelooid, afhankelijk van de zwarting in het negatief. Deze gelooide gelatine is onoplosbaar in water. O m het beeld te kunnen ontwikkelen (waarbij de niet-gelooide gelatine, die zich onder het gelooide laagje bevindt, verwijderd moet worden) moet het belichte pigmentpapier overgedragen worden op een tijdelijke drager. Na de ontwikkeling (in warm water) wordt het beeld, dat spiegelbeeldig op deze tijdelijke drager is aangebracht, nogmaals overgedragen op het uiteindelijke papier.
198
tinelaagje wordt lichtgevoelig gemaakt met kaliumdichromaat. Na droging wordt in contact met een negatief belicht. Wanneer men het papier daarna in koud water legt, zwellen de onbelichte delen op; de belichte (gelooide) gedeelten nemen minder of helemaal geen water op. Het vochtige gelatinereliëf neemt daardoor meer vette inkt aan in de gelooide gedeelten dan in de minder gelooide gedeelten, waar het water de inkt afstoot. De olieverf wordt meestal tamponerend met een kwast opgebracht. Bij de oliedruk laat men de inkt indrogen op het gelatinereliëf; bij de olieoverdruk drukt men het beeld door middel van een pers op een ander papier over als de verf nog nat is. O p deze manier kunnen van één reliëf meer afdrukken gemaakt worden. Bij deze techniek heeft men, naast de vrije keuze in papier en kleur, een grote vrijheid om vergaand in het beeld in te grijpen, mogelijkheden die met name door de Picturalisten hoog gewaardeerd werden.
Over/.icht
Pagetplaat - Additieve methode voor het maken van kleurenfoto's. Voor de opname gebruikte men een panchromatische plaat of film, welke werd belicht door een los driekleurenraster heen. De opname werd ontwikkeld als een gewone zwart-wit opname en vervolgens afgedrukt op een zwart-wit diapositiefplaat. O p dit diapositief werd een raster aangebracht dat identiek was met dat wat bij de opname werd gebruikt, waarna men het gefotografeerde object in zijn oorspronkelijke kleur kon waarnemen. Pannotypie - ca. 1850 tot 1860. O p zwart leer of op zwart, geprepareerd linnendoek overgedragen
fotografische
procédés
grafisch vervaardigd gelatinereliëf met grote kracht in een loodplaat geperst. Afdrukken van deze drukvorm verkrijgt men door vloeibare gelatine (waaraan een pigment is toegevoegd) in de vorm te gieten, daar overheen een vel papier te leggen, waarna door vlak aandrukken het teveel aan gelatine uit de mal geperst wordt. D e halftonen ontstaan door de verschillende diepten in de mal, waardoor bij het aanpersen meer of minder gepigmenteerde gelatine in de drukvorm achterblijft. De achtergebleven gelatine stolt en blijft dan aan het papier hechten. De Woodburytypie werd vooral gebruikt als boekillustratie. Na ca. 1890 raakte deze in onbruik.
collodiumnegatief, dat daardoor, net als bij de ambrotypie en de ferrotypie, als positief gezien wordt. Het procédé werd echter door de veel grotere kwetsbaarheid lang niet zo populair als de beide bovengenoemde technieken.
Xylofoto - foto op hout; door Berssenbrugge gebruikt, eind jaren '30; vermoedelijk kooldrukprocédé. Zilverchloride papieren - diverse soorten: I. Zilverchloride collodium papier- 1865, G. Wharton
Photographie peinte - Overgeschilderde kalotypie of zoutdruk. Het fotografische beeld kan zelfs geheel onder de (water)verf schuilgaan. Pigmentdruk - Deze term wordt soms gebruikt voor de kooldruk, maar ook, meer algemeen, voor alle fotografische procédés waarbij het beeld gevormd wordt door pigmenten, zoals de gomdruk en de broomoliedruk.
Simpson. Voluitdrukkend daglichtpapier, vooral bekend onder de naam celloïdinepapier; in Amerika ook wel Aristopapier genoemd. O o k zelftintend te verkrijgen. Bij amateurs lange tijd zeer geliefd vanwege de lage prijs en eenvoudige verwerking. Veelal bruine kleur. Zie ook Goudtoning. II. Zilverchloride gelatine papier - 1882, William Abney. Voluitdrukkend daglichtpapier, vooral bekend onder de naam P.O.P.; in Europa ook Aristopapier genoemd. Vooral voor portretten kwam dit papier al
Pigmogravure - Een oudere benaming voor de broomolie(over)druk. Platinadruk - 1873, William Willis. O p de lichtgevoeligheid van ijzerzouten gebaseerd contactpapier. Door warme ontwikkeling verkrijgt het beeld een bruine kleur. D e matte zwarte tint en fraaie toonschaal, vooral in de middenpartijen, maken dit papier aantrekkelijk voor kunstzinnige toepassingen. De houdbaarheid is uitstekend. Na 1878 wist men door koude ontwikkeling een neutraal zwarte kleur te bereiken. Het papier zelf was pas vanaf ca. 1880 te verkrijgen en verdween door de sterke prijsstijging van het platina na de Eerste Wereldoorlog rond 1935 van de markt. Tegenwoordig weer incidenteel gebruikt voor creatieve doeleinden.
snel in de plaats van het celloïdinepapier. Ook zelftintend verkrijgbaar. Veelal bruine kleur. Zie ook Goudtoning. III. Zilverchloride gelatine ontwikkelpapier - 1881, J.M. Eder en G. Pizzighelli. Ontwikkelpapier, meer bekend onder de naam gaslichtpapier. Dit papier was gevoeliger dan de daglichtpapieren, zodat men bij kunstlicht (bijv. gaslicht) kon belichten. Voor vergrotingen was het echter nog niet gevoelig genoeg. De ontwikkeling kon in het schemerduister plaatsvinden. Omdat er geen doka nodig was en men niet afhankelijk was van daglicht, is dit papier lange tijd (tot ca. 1940) bij amateurs in gebruik geweest. De tint is warm- tot koelzwart, in tegenstelling tot de daglichtpapieren, die overwegend bruin van tint zijn. Zoutdruk - 1834 tot 1841, W . H . Fox Talbot.
Talbotypie - zie Kalotypie.
Positief procédé. Met keukenzout bestreken tekenpa-
Tintypie - zie Ferrotypie.
gemaakt. Het papier heeft dus geen speciale extra coa-
Transparex - handelsnaam van Agfa-Gevaert
tot het beeld ontstaan is. Gebruikte men als negatief
pier wordt door middel van zilvernitraat lichtgevoelig
voor warmtegevoelig filmmateriaal voor het maken van transparanten bij de overheadprojectie. Woodburytypie - 1864, Walter Bentley Woodbury. H e t eerste fotomechanische procédé dat op grote schaal is toegepast. Bij dit procédé wordt een foto-
ting. Er wordt in contact belicht onder een negatief een met was doorzichtig gemaakte kalotypie, dan noemt men de hiervan gemaakte zoutdruk vaak eveneens een kalotypie. De zoutdruk is rond 1855 door de albuminedruk verdrongen, doch rond de eeuwwisseling door de mogelijkheid zelf het papier te kunnen kiezen, weer korte tijd in gebruik geweest.
199
I N DE C O L L E C T I E G R É G O I R E BEVINDEN ZICH F O T O ' S VAN DE V O L G E N D E F O T O G R A F E N (MET
AANTAL
F O T O ' S )
Brauckmann, F.A. ( 1 )
Delboy, A.J. (1)
Abraas, Charles (5)
Brigman, Annie W . (2)
Delboy, Lambertus (1)
(zie ook: Zimmermans, Adolphe)
Broersma, C.B. (7)
Angel, P. (1)
Bruining, Bernard ( I I )
Anzinger, M. (1)
Buckmann, J.H. (1)
Apert zie: Bausseton Arens-Tepe, Toni (9)
Burcht, P.H. v.d. (1)
Aa, Camillus van der & J. Chrispijn (4) (zie ook: Vlaanderen & Van der Aa) Adolphe (1)
Alexandre & Cie (1)
Anten, Louis zie: Pronk-Anten
Arnfeld, Grete (1)
Braun, Adolphe (3)
Brodeck zie: Marden Brüggemann, Th. (2) Bruyn, J. de ( 1 )
Buckmann. Herman (5) Burg, G. (1)
Atelier de Coloris (1)
Burght, H. v.d. (1)
Auvry (3)
Buse. H.J. (1)
Atelier de Rembrandt (1) Ayton, Alex (1) Bacard Fils (2)
Bachrich, L. (1) Back, Grete (6) Baer, J. (13)
Burman, H.G. (1)
Büttinghausen, J. zie: Koene en Büttinghausen Büttinghausen, M. (11)
Caland, F. (2)
Caluyer, Hippolyte J. (1) Carjat, Etienne (1)
Delboy, Gebr. (31) Delboy, L.M. (4)
Delboy, W.F.A. (1) Desmaisons, E. (7) Deutmann (1)
Deutmann, F.W. (7) Deutmann, F.W.H. (2)
Deutmann, H. (4) Dewald, C.M. (2)
(zie ook: Plauzewski & Dewald) (zie ook: Vinkenbos & Dewald) Dewald, R.C.A. (1) Diel, F. (1)
Dinckes, Carl (3) Dingjan, A. (3) Dingjan, M.C. (1)
Disderi, André Adolphe (5) Does & Söhnen (1)
Bal (1)
Carlebur, François (12)
Doherty, Aug. (4)
Bassano, Alexander (1)
Caspel, S. van (2)
Doorne, Joh. van (2)
Castro (1)
Downey, W . & D. (3)
Charles & Van Es (2)
Duchauffour & Mclntyre (1)
Chits, Jacques ( 12)
Duclos.J. (1)
(zie ook: Binger & Chits)
Dührkoop, Rudolph (17)
Barnes, C. (1) Bauer, C . W . (18) Bausseton & Apert (2) Bayer (2) Becher, Emil (1)
Becher, Gebr. (12) Becher. R. (8) Beerman, H.G. (1) Berssenbrugge, Henri (115) Besnyö, Eva (1)
Bethlehem, Jzn. C. (1)
Beurden, A. van (5) Bikkers, J. (1)
Carre, A. (5)
Cassirer & Danziger ( 1 )
Chrispijn, J. (1)
Clausing, P. (3)
Duijn jr, C. van (1)
Cleare, G.R.N. (1)
Dijck, Alex van (2)
Clausing jr, P.C. (3) Cobb zie: Edouart
Binger & Chits, Charles (1)
Conen, Adolphe (2)
Binger & Cie, Charles (14)
Colclough, C.J. (1)
Binns, J. (1)
Coppens, Martien F.J. (5)
Bles, A.E. (1) Blitz, E.A. (5) Blonk zie: Gips Boer, H.G. de (8) Boeseken, A. (28) Bom, H. (33)
Boonstoppel, H. (4) Born, H. (1) Bosch, O. van (3) Bosco, Le (1) Bosse, M . ' ( l ) Bosse, U. (3)
Bottomley, J. (1)
Boursaus (1)
Cordes, C.F. (2)
Cordes, C.F. & L.J. (2)
Dijk, W . C . van (6) Dijkgraaf-Exner, P. (1)
Ebbenhorst & Zoon, J. (3) Ebner (1)
Edouart & Cobb (1) Eekhardt, J.C. (1) E.F.D.(I) Egenberger, J.H. (1)
Cornelisse (5)
Eilers, Bernard F. (3)
Cornelisse, E. (1)
Elliott & Fry (4)
Corres, de (1)
Elzinga, R. (1)
Craig Annan, James (5)
Elzinga, S.R. (1)
Cramer, E.L. (10)
Craije Azn. H.J. (1) Culie, K. (2) Dana (1) Danziger zie: Cassirer Daru ( 1 )
Davids, Alexin (1)
Degaud (1)
Bradley, J. (1)
Delboy (14)
200
Dijk, J. van (1)
Cordes, Hendrik (1 )
Delabarre & Cie (1)
Brainich & Leusink (3)
Duyshart & C o (1)
Cordes, Gebr. (1)
Bovenhof, A.J. (1)
Bowman & C o (2)
Dulfer, E.W.L. (1)
Dumont (1) Dupont, J. (1)
Cohnen jr, Joh. (2)
Blane, Numa (1)
Dorp, H.J. van (3)
(zie ook: Aa, Camillus van der & J. Chrispijn) Cittert, E. van (5)
Billotte, Freres (1)
Blanche (1)
Donk & Co, H.C. (4)
Delafosse, E. ( 1 )
Delboy, Anton (2)
Engelman, F.J. (1) Engels, P. (1)
Engelsch (1)
Ephraim, J. (3) Ephraïm jr, J. ( 1 1 ) Erdengaingh, H.G. (2) Es, van zie: Charles Eugène, Frank (14) Evers, Joh. (1) Faassen, J.L. (1) Falk (4) Feekman (1)
Fotografen
Feibert, Confeld von (1)
Guyard (1)
Feuerstacke, F.W. (1)
Hader, E. (5)
Fleming, E.L. (1)
Hake, J.G.A. vor der (1)
Ferrier & Soulier (2)
Florman, G. ( 1 ) Foto Américaine (2) Francis (2)
Haagen, J.J. van (1)
Hunerjager, C.G. (1)
Frénay, Atelier (1)
Happel, I.G. (1)
Fry zie: Elliott
Harms, H. (1)
Fuik, Henri A. ( 1 )
Harting, F. (16)
Harting, P. (1)
Hasewinkel, H. (1)
Gaillard (1)
Haviland, P.B. (2)
Galerie de Coloris (1)
Hazes (1)
Galerie de Photografie ( 1 )
Hechy, F. (1)
Ganter, Atelier (1)
Hegewald, A. (1)
Ganter, Willem (1)
Heide, B. van der (1)
Ganter & Greiner (1)
Heinze, Felix (1)
Garlinex, H. (1)
Heilbrunn, Dora (2)
Geels, j . J . ( l )
Hennequin, J.F. (1)
Gelder, Joh. W . K . van (2)
Henning, Cornelis (5)
Georges (7)
Hense, N. (2)
Gerretsen (1)
Henst, A. van der (1)
Gerstenhauer-Zimmerman (2)
Hubers, Firma G.C. (1)
Hulk, J.F. (1)
Hanfstaengi, Franz (1) Hansen, Math. (1)
Fuchs, Heinrich F. (1)
Hoyer-Dubois, E. (1)
Hulk & Co, J.F. (1)
Hameter, J.G. (41)
Hermanos, Schattman (1)
Hulk & Vlaanderen (2) Kuo zie: Maceo
Hutchinson, T. (1)
Huijsen, Johan () 0) Huijsen, J.L.T. (1) Huijsen & Zoon (1) Ivens, Wilhelm (2)
Jacobs, A. (1)
Jacotin, Ch. (12) Jaeger, H. (1)
Jaeger, J. (1)
Jager, A. (65) Jagermayer, G. (1) Janas, T. (2)
Janssens, C. & L. Radermacher (5) Jasper, J B. (1) Jean, L. (1) Jesse, Nico (3) Jong, de (1)
Hermans, Fr. (8)
Jong, Bernard de (1)
Géruzet Frères (5)
Herning, Lorus (1)
Jonker, H. (1)
G.H. (2)
Herzog, L. (1)
Kameke (3)
Gips & Blonk (1)
Heijden, J.H. van der (1)
Kampfraath, W . H . A . (2)
Heijden, Johannes L. van der (3)
Kannemans & Zoon (5)
Goedeljee, Johannes (74)
Heijden, J.R. van der (1)
Karoli & Push (1)
Gerstenkamp, J. ( 1 ) Géruzet, J. (6)
Gilde, C.J. de (3) Goebel, Julius (1) Goelst, K.L.F. (1)
Hermelink (2)
Heun, Fr. (1)
Heijenberg, W . C . (2)
Jong, Godfried de (1)
Kameke, Richard (1)
Karsen, K. (1)
Heyland, F. (1)
Karsen jr, K. (1)
Gooi, Wouter van (2)
Higdon, T. (1)
Kaufmann, L (1)
Götte, P.F. (1)
Hill, David Octavius (9)
Goertz, L. (2) Golul, H. (3)
Hiemstra, G. (5)
Karsses, J.W. (1)
Hijmans, J.B. (2)
Kayser, F. (2)
Hill, M.W.H. (1)
Keng Chow (1)
Goupil & Cie (5)
Hill-Muchamore, W . H . (1) Hill Brothers (1)
Kerkhoff, E. v.d. (3)
Graaf, J.J.D. de (1) Graaff, H.C. de (5)
Hille, M. (3)
Kerremans, Frères (2)
Grammann, W.J. (1)
Hisgen, G. (3)
Kiek. Israel D. (2)
Hisgen & Co, O . (1)
Kierdorff, A.F. (1)
Grand, Karel le (1)
Hoek.J.H. van d e r ( l )
Kiers, P. zie: Snoek, J.B.
Grégoire, Auguste (16)
Hoffmeister. J.H. (15)
Kirchner & Comp. E.(l)
Greiner, Albert (114)
Hoflinger, J. (1)
Gorkom jr, J. van ( 10) Goude, Helena (2)
Gräfe, F. (6)
Grand, Dirk le (3)
(zie ook: Ganter & Greiner)
Hisgen Brothers (1)
Hogeveen, J. (1)
Grient, A. van der (1)
Hohmann, J. (2)
Grob, J. (2)
H o h m a n n , J. e n A . POLMAN ( 1 )
Groot, Godfried de (6)
Holl, P.C. (7)
Gros, H.F. (1)
Holm, Joh. H. (1)
Gruijter, A. de (1)
Guerard (6)
Guggenheimer, P. (6)
Grégoire
Houwelingen. H. van (15)
Halwas (1)
Franck (1)
Fuchs, E. (5)
in de collectie
Kelders, J. (2)
Kerkhoven, J. (1) Kiebêrt, J.H. (5)
Kirsch, P.J. (1) Klaarwater Jun, W.J.J. (1) Knibbe-Ruloffs, B.F.J.E. (2) Koch. Carl (1) Koch. Emil (1) Koene, Pieter (1)
Holtgen, P.H. (1)
Koene & Büttinghausen (3)
Hoogwinkel, G. (6)
Koene & C o (2)
Hoogwinkel jr, G. (9) Hornung (2)
Koike, Dr. (2)
Gustave (2) Guy de Coral, J.J.M. (3)
Hout, M. van (1)
Kolkow, Fr. Julius von (3)
Kok, J.J. (2)
201
Fotografen
Koller, K. ( 1 ) Koningh, L. de (4) Koningsveld, Jacobus van (4) Koorenhoff, Abraham (48) Korfmacher, Gerard (3)
Korsten, C.J. (1) Korsten, J. (12)
Kouw, P.H. (4)
Kramer, J.G. (1)
Kramer, J.H. (4) Kraus, Norbert (5) Kuhn, D. (1) Kuipers, J. (1)
McFarlane, H. (2) Mclntyre zie: Duchauffour Mebius, Joh. (2)
Medringtons (1) Meertens, D. (3)
Peverelli, Johan B. (1) Photografie Centraal (2)
Mende, Th. (1) Mens, H.A. (4) Mersel, Henk (9)
Metro-Goldwyn-Mayer (7) Meyche, Fr. (1)
Lachenwitz, Fr.C. (1) Lacombe & Lacroix ( 1 ) Lacroix zie: Lacombe Laddé, M.H. (4)
Lammers, R. (1) Lavieter & Cie, J.L. de (18) Lear ( 1 )
Leeuwen, A . W . van (1) Legray & Cie (1)
Leon & Co, B. (1) Letalle, A. ( 1 ) Leusink zie: Brainich Levaque, J. ( 1 )
Levitsky, Sergej L. (2) Lewis, A.D. (1) Leyde & Co, Fr. (2) Leyenaar, Cornelis (1)
Lindeborg (1) Linnig, E. (1)
Loescher & Petsch (2) Loman zie: Seiibach
Lomans, J.F. (1) London and Continental Photographic Company, The ( 1 )
Meyer, J. (5)
Miethe, Adolf (1)
Potjewijd, B.J. ( 1 )
Mirande, J.C. (1) Mögle, Carl E. (15) Mondt, P.C. (1)
Malvern, Norman (1)
Postma, G. ( 1 ) Pottjewijd, B.J. (1) Preim, J. (1)
Montessier (1)
Prell, A. (2)
Mora (6)
Preuninger, A.L. (1)
Mortimer, F.J. (6)
Pronk, Henri (25)
Mouhot, Ch. (1)
Pronk-Anten ( 1 ) Push zie: Karoli
Muider, Georges L. (17) Muller, E. (1) Muinier, F. (2)
Quedenfeldt, Erwin (7) Quist, J.J. (1)
Murkens & Co, H.J. (1)
Raad, F.W. de (1)
Naegeli, J. (55)
Rache Buse, H.P.E. (1)
Muysken (1)
Raan, J.J. de ( 1 )
Narcisse, Gustave (1)
Radermacher, Ed. (12)
N D. (1) Neurdein, E. (33)
Radermacher, L. zie: Janssens, C. Rau, William J. (1)
Ney, van (2)
Ravensteyn, J.J. van ( 1 )
Niekerk, D. (1) Nielan, Joh. (1)
Nievergeld (2)
Ockenburg, W . P . (1) Oelrichs, H F. (2)
Reelick, Ant. C. (2) Reesinck, J.C. (10)
Reinhardt, C.A.L. (3)
Reissig, Ferdinand (14) Rennes, M M. (1) Rensing, C. (2)
Reutlingen Ch. (1)
Offenberg (5)
Reynders, Peter (5)
Ojen, Evert M. van (1 1)
Reynet de la Rue, P.H.J. (2)
Oppers, J.P. (5)
Mahler, B. (2)
Pöppinghausen, von (2)
Mitkiewicz (1)
Lumière, Auguste (9)
Magielse, J. (2)
Polman. A. zie: Hohmann, J. en A. Polman
Portzgen, J. ( 1 )
Oosterhuis, Pieter (1)
Mader, C. (1)
Plauzewski & Dewald ( 1 ) Plumier, Alphonse (1)
Mira, O. (4)
Ludwig, Fr. (1)
Maceo y Huo (1)
Pitt. J.E. (1)
Poole, J.B. le (1)
Numafils (1)
Maasen, H.M. (3)
Photographie Française (2 Photographie Parisienne (3)
Mienikus, C.J. (1)
Nilson, K. (1)
Luck, Constantin (2)
Photografisch Establisement (Engels) ( 1 ) Photografisch Gezelschap ( 1 )
Polak, Richard (113)
Michaelsen, C.L. (1)
London Stereoscopic Company ( 1 )
Lovell, J.L. (1)
Peuvion, J. ( 1)
Meyere, Jan de (1 1)
Loo-Smet, C. van ( 1 ) Louw, Henri de (1 1) Louw, J.M.W, de (4)
Petsch zie: Loescher
Melle, J.J. van (1)
Meulen, van der (1)
Labots zie: Theunisse
Petit, Pierre (7)
Melchers (1)
Kurkdjian, O. (1) Laarman, J.H. (1)
Pestman & C o (4)
Petz & C o (1)
Mekking, W.S. (6)
Rikkers, W . (1)
Ringh, W . de (1)
Os, Cas van (1)
Ringler, H.A.K. (3)
Oudgaarden, Leen van (2)
Roelse, H.H. (7)
Oudgaarden, Hykus A. van (1)
Overbeeke, A. van (2) Oversluys (8) Paltoni (/)
Manuel, G.L. (1)
Pander, Dick (1)
Marcussen & C o ( 1 )
Pant, Jan van der (23)
Grégoire
Perrin, L.A.A. (2) Perscheid. Nicola (4)
Meffert, W . (1)
Kuipers & Zoon, W . E . (2) Kuijer, W . G . (19)
in de collectie
Ritscher & Landsman (4) Roemer, P.W. (3) Roon, Atelier Van (1) Roose, A. (1) Rooyen, A. van ( 1 ) Rosmalen & Zoon. F.D. van (2) Rost van Tonningen (2)
Marden & Brodeck ( 1 )
Paramount (1)
Marian, A. ( 1 )
Park, Bertram (2)
Rotary Photographic Co. Ltd, The ( 1 )
Marzaraki ( 1 )
Paton, J. (1)
Rotteveel, M.N.F. (1)
Pelgrom, W . (1)
Roubakine, B. ( 1 )
Matankar ( 1 ) May, E. (1)
Pepin (3)
Mayer (4)
Perk, N.C. (1)
Mayr, W . ( 1 )
202
Perret, F. (1)
Russell & Sons (2) Rijk, J. van der (7)
Salzbergwerk, Phot. am (1)
Fotografen
in de collectie
Grégoire
Swaab, Joseph (2)
Wirckman, C.C. ( I )
Sanders jr, E. (2)
Taeschler, Singer ( I )
Wollrabe, H . W . (12)
Schaarwächter, Julius C. ( I )
Tamson ( I )
Sanders, Benjamin ( I )
Wollrabe, Carl Philip (5)
Sanders, Gebr. ( I )
Tabi, Ch.G. ( I )
Schaarwächter, J. (2)
Taggesell, A. (2)
Woodbury & Page (7)
Schadek, E. (4)
Teckman ( I )
Wotke (I)
Schafgans, J. ( I )
Theunisse & Labots ( I )
W o t k e & Zoon ( I )
Scheermeyer, L. ( I )
Timmermans jr, J. ( I )
Worp, H . W . van der ( I )
Tepe, Richard (16)
Wotke, P. ( I )
Schalekamp, J.N. ( I )
Timmer, Leo P. ( I )
Wyatt, W.T. ( I )
Scheeres, W . P . ( I )
Tinker, W . (7)
Zanen, Weijert jan van (2)
Schütz, J.F.C. ( I )
Tismeer, Leo P. ( I )
Ziegler, Franz (44)
Schols, Anna ( I )
Tournier ( I )
Zimmer ( I )
Schotel, Ateliers (3)
Trumper, Frères ( I )
Schotel Szn, Jac. & S. (4)
Unger, G.F. ( I )
Schaepman, Christoffer H. (2)
Zanen, W J . van (2)
Schiffer, P. (5)
Tirion, Carel Jan (7)
Ziegler, E. (7)
Schmidt, P. ( I )
Tollens, H.J. (10)
Zijl, H. van de ( I )
Schorteldoek (4)
Trumfye ( I )
Zimmermans, Adolphe (21)
Schotel, Jac. (2)
Turner, T.C. ( I )
Schotel, S.A. ( I )
Vandenhove Fils ( I )
Schouten, Ch. ( I )
Vaessen, Jean (32
Schroeder, E.H. ( I )
Veen, H. ( I )
Schuitema, Paul ( I )
Vermeulen, C.J.L. (16)
Schueren, H. ( I )
Schuiten, H.Ph.J. (7) Schuitvlot, N. ( I ) Schulz, E. ( I )
Schurman, Willy (15) Schuyt, Henri C. ( I )
Schwenck jr, J.W. ( I )
Seeley, George H. (7)
Seiibach & Loman (2) Serre, L H . (2)
Severin, Robert (10)
Sinclair, James A. (16)
Sipmann, W . ( I ) Sisting, Jul. ( I )
Slaterus, J.H. (4)
Verschuur, Coenraad (4)
Verveer, Maurits (15)
Vinkenbos & Dewald (9) Vivex ( I )
Vlaanderen, Pieter ( I ) (zie ook: Hulk & Vlaanderen) Vlaanderen & Van der Aa (3) Voet, H.B. ( I ) Vorsin, J. ( I ) V.Q. (2)
Waegeningen, P.J. van (2) Waereld, E.F. v.d. ( I )
Wechsel, E. ( I )
Snell ( I )
Wegner, Louis (5)
Sonntag, E. ( I )
Weinberg, A.S. ( I )
Sosec, O.Y. de (2)
Werner, Franz ( I )
Staas, Thomas M. (3)
Westerborg, C.E. (15)
Steffen, J. ( I )
W e y e r , A.C. ( I )
Sternitzky, A. ( I )
Weynen, Th. (3)
Wanderink Vinke, G. (2)
Snelfotografie Electrique ( I )
Weesing, H.J. (4)
Snoek, J.B. en P. Kiers ( I )
Wegner & Mottu (24)
Soulier zie: Ferrier
Wentzel, J.W. ( I ) Werner, L.R. (8)
Westerborg, J.W. ( I )
Steinhauser, H. ( I )
Weynen, P. (2)
Stieglitz, Alfred (14)
Weynen & Fils, P. ( I )
Stoes.J. ( I )
White, Clarence ( I )
Stok, Ant. J. van der (4)
White, Sidney Victor and E. Baringstoke ( I )
Stollenwerk, L. (4)
Wijk, Jac. van ( I )
Stokvis, Jan (3)
Wiegand, O. ( I )
Stoppelman, Frans ( I )
Willemsens, N. ( I )
Strauss, Fotografie (3)
Wilson, W . A . ( I )
Strauch, Atelier (2) Struss, K.F. (5) Stutz, P. (3)
Susan, Ari M.A. (2)
Susan & Co, A.M.A. (2)
Zweers, Berend (25)
Verrijk, A. ( I )
Snelfotografie American ( I )
Staveren, H.C. van ( I )
Zwaan, Joan ( I )
Verou, P. ( I )
Walery ( I )
Speekhout, Gerard J. (2)
Zoetmulder, Steef (10)
Vermeulen, Abraham A. (8)
Smith, Frank Eugène zie: Eugène, Frank Smith, P. ( I )
(zie ook: Adolphe)
William ( I ) Windmeyer, P.N. (7) Winkel, L. van de ( I )
Winsen, van ( I )
Winsheym, D.W.J. van (2)
203
P E R S O O N S R E G I S T E R Alsop, Joseph 10, 189
Annan, James Craig 103, 118-119, 121 Arago, François Dominique 47
Eder, Joseph Maria 22, 31-33, 191 Eilers, Bernard 107-109 Emerson, Peter Henry 103
Art, Jean 189 Auvry 47, 60
Ephraim, J. 105
Bal 92
Evers, G.A. 32-33, 191
Back, Grete 104 Barnes, C. 55
Bauer, C . W . 97
Erfurth, Hugo 103
Eugène, Frank 103, 123
Fens, Kees 189 Ferrier père 82
Bayard, Hippolyte 30
Gabillat 180
Begram, Henriette 49
Garf, B. 32
Beek, v.d. 146
Ganter, Willem 93
Bemmelen, A. van 49
Geetere, Fr. de 141
Bemmelen, Jacobus A. van 49
Gernsheim, Helmut 22
Berssenbrugge, Henri 19, 31,128-129,
Goelst, K.L.F. 158
Bemmelen, Familie van 59
Bennett, Stuart 190
132-143, 185 Berssenbrugge, Lisette I 33 Binger & Chits 102 Blitz, Emanuel A. van 47, 49 Boer, Adriaan 17, 29, 107 Boer, Dick 43 Boer, Hendrik G. de 62, 68 Boes, Meubelfirma I 5 Boogaard, Th. 190 Boom, Mattie 192 Booth, Larry 189 Bosse. M. 89 Bossert, Hellmuth Th. 191
Gerhard, Frits 39-40 Géruzet frères 86
Golül, H. 130 Grégoire, Auguste Josephus Johannes 12 Grégoire, Jean 12 Greiner, Albert 87, 93 Groot, Godfried de 157, 160-161 Guggenheimer, J. I 57 Guttmann, Heinrich 191 Guyard 47 Hanfstaengl, Franz 192 Harting, F. 84
Hartkamp, Bert 22-23
Haveman, Mariette 189
Bouwmeester, Louis 91
Haviland, Paul B. 122
Broekhuyzen, Dr. Van 162
Herzog, L. 57 Heun, Franz 169, 175
Bruining, Bernardus 91
Heijden, Joh. v.d. 91 Hill, David Octavius 21, 28, 30, I 16, 118-119 Hoet, E.W. 88 Holthaus, Mr. 148 Hoogh, Pieter de 150 Hoogwinkel, G. 84 Hoppé, E.O. 103 Houbaer, J. 47 Hun-tsi-kwan 32 Hutchinson 47 Huijsen, Johan 43, 107, 183 Huysman, A.D. 192 Hymans, J.B. 29, 169, 178-179 Jager, A. 45. 78 Jammes, André 22-23, 190 Jougla 181 Kalter, Marion 190 Kiebert, J.H. 83 Kinschot, F.H. van 43 Kirsch, P.J. 38, 62-63 Koningh, L. de 92 Koningin Victoria 77 Koningin Wilhelmina 35, 43 Kraus, Norbert 169, 172 Krauss, Ernst I 36 Kühn, Heinrich 103 Lable, L. 63 Lebeau, Chris I 15 Leeflang, Thomas 189 Leeuw, M. de 96
Brigman, Annie 116, 117
Broersma, Cornelis B. 98
Buckmann, Herman 74 Burcht, P.H. van der 53 Caluyer, Hippolyte J. 47, 54 Cameron, Julia Margaret 30
Carlebur, François 46-47
Coburn, Alvin Langdon 120 Colijn, H. 147
Coppens, Martien I 57
Cornelisse, E. 86 Daguerre. Louis J.M. 30, 45, 47 David, Dagobert 14
Davison, George 103
Delboy, Anton 96
Demachy, Robert 103 Deutmann 62. 65 Dewald, Chris 17 Dewald, Rob 17 Diel, F. 185
Diepen, A.N. van 100
Diepen-van der Voort. M.P.H. 100 Dinckes, Karl I 30
Disdéri, André 10, 83
Diserens, Ch. I 30
Dissel, G.H. van 27 Donker, Ingeborg 192
Doorn, Gérard van 15,189 Doty, Robert 192
Dührkoop, Rudolph 103-104 Duijsman, Marion 190 Dijk, A. van 17
204
Henning, Wm. I 18
Leupoldi, I. 187 Louw, Henri de 12-1 3, I 5, 25,90, 189 Lücker en Steiner 15 Lumière, (Gebroeders) 180-181 Luther 187
Mansveld, L. 192 May, E. 94
Meester, Annie de 154 Meester Jr., Johan de 138 Meinezs Greve 85 Merseljr., Henk 157, 170-171, 173-174 Meijere, Jan de 157, 164 Mira 157, 162-163 Mögle, Carl Emil 95, 105-107 Moholy, Lucia 32-33, 191 Moitessier 184 Mouhot. Charles 77 Mouwen, P. 65 Mulder, George L. 97 Muller Massis, M. 22-23, 44 Nadar, Paul 30, 99 Naegeli, Jacques 169, 179 Neeteson, Generaal 75 Newhail, Beaumont 42-43 Newhall, Nancy 42-43 Nièpce, Nicéphore 30, 180 Ojen, Evert M. van 157, 173-175 Osborn, Max 181 Oudgaarden, Leen van 157, 159 Overbeeke, A. van 58 Pant, Jan van der 20, 28, 165-167, 190 Parson, M.J. 93 Penning, W.L. I 35 Perk, N.C. 158 Polak, Richard 19, 31,41,43, 150-156, 192
Potonniée, Georges 191 Pouce, Tom 94 Prins Bernhard 15, 44
Prins Wilhelm 164 Quedenfeldt, Erwin 128-129, 131 Recht, Camille 191 Regensburg, Sara 14
Regnib 102 Rejlander, O. 105 Rennes, M M. 74
Rensing, Carl 62, 66
Ritchie, Alexander Handyside 118 Robinson, Henry Peach 30, 105 Ruiter de Wild 68
Salbé, J. 62
Santen, J.J. van 85
Santen, J.J.M. van 28-29, 44
Schaarwächter, Julius 62, 74 Schaesberg, Simon 186 Schalekamp, J.M. 93
Scheepmaker, Nico 9, 189 Schiltz, J.F.C. 47, 49
Schols, Maria Cornelia Huberta 12 Schuitema, Paul 157, 168
Schuijt, Henri C. 47, 57 Schwenck, J.W. 186
Seeley, George H. 123-124 Silhouette, Minister 32
Persoonsregister
Sirot, Georges 21-22, 190 Six, Jonkheer 27
Steen, Jan 52
Steichen, Edward 11 Steinen, Otto 22
Stenger, Erich 22, 34, 36, 38, 191
Stieglitz, Alfred 103, I 16, 125-127, 192
Streng, Maria 14
Struss, Karl F. 116 Sijbolt 66 Szarkowski, John 11 Talbot, William Henry Fox 30, 36, 74 Tamson, J.C. 88
Thomas, John 10 Tirion, Carel J. 182 Tollens C z „ H. 54 Uytvanck, van 139 Varroquier 184 Veldman 43 Vermeer, Johannes I 50 Verveer, Maurits 85 Vinkhuizen, C. 57
Vinkhuizen, E. 57
Vos, Nora de 132 Vrede, Enny 140 Waal, H. van de 10,41-44, 192
Wegner, Louis 62
Weinstein, Robert A. 189 Weissenbruch, J.H. 25 Wenz, Brigitte 123 Westerborg, C.E. 87 Wheatstone, Charles 77 White, Clarence H. 103, 120
Wit, Dom Gregorius de 137-138 Wttewaall, Barth. W . 87 Zevenhuizen, ErikJ.A. 189
Ziegler, Franz 19,29, 31,133,143-149 Ziegler, Robert 145 Zimmermans, Adolphe 99
Zoetmulder, Steef 157, 176-177
Zwart, Piet 157
Zweers, Berend 107, 110-115 Zweers, Maria Wilhelmina I 14
205
C O LOF
ON
Vormgeving: Marion Dinkelberg Zetwerk: Assist, Goes Fotografie: Jan van der Kooi (Prentenkabinet Leiden) Lithografie: Gravura, 's-Gravenhage Drukwerk: SDU drukkerij, 's-Gravenhage Produktie: SDU uitgeverij, 's-Gravenhage Copyright foto's: Prentenkabinet Rijksuniversiteit Leiden, m.u.v. foto's van D. Boer, C. J. Tirion, P. Schuitema en S. Zoetmulder.
206
207
208
Auguste Grégoire (1888-1971) was de eerste Nederlandse fotografieverzamelaar. Gedurende zo'n twintig jaar bracht hij ongeveer zesduizend foto's bijeen. Hij concentreerde zich daarbij op de Nederlandse fotografie, zodat zijn verzameling - en dat is uniek - een overzicht biedt van de Nederlandse fotohistorie, van de eerste daguerréotypieën tot en met de moderne fotografische stromingen in de jaren dertig. Zijn grootste wens was een 'Fotografisch Museum' al dan niet als onderdeel van een ander museum. In 1953 werd deze droom verwezenlijkt toen het Prentenkabinet van de Rijksuniversiteit Leiden na aankoop de collectie voor het publiek openstelde. Het Fotografisch Museum van Auguste Grégoire schetst het leven van een gedreven fotoverzamelaar, grondlegger van de belangrijkste collectie Nederlandse fotografie. Rijk geïllustreerd biedt het boek een rondgang door het 'museum', aangevuld met veel achtergrondinformatie over fotografische genres, stijlen en technieken.
S D U uitgeverij, ISBN 90 12 06303 5