Het energiemarktmodel Wat is de ruimte voor smart grid dienstverleningsconcepten?
capgemini ecofys eemflow energy hogeschool utrecht icasus dnv kema lomboxnet rijksuniversiteit groningen stedin taskforce innovatie regio utrecht universiteit utrecht/utrecht sustainability institute
provincie utrecht gemeente utrecht gemeente amersfoort
1
Het energiemarktmodel Wat is de ruimte voor smart grid dienstverleningsconcepten?
Rapport
Datum: 7 februari 2013
Werkpakket 2.1: Karteren energiemarktmodel Door: Alco Kieft, Eva Niesten, Floortje Alkemade | Universiteit Utrecht Martijn Maandag | DNV Kema Timme van Melle, Vera Haaksma | Ecofys Katinka van Beek | Stedin
capgemini ecofys eemflow energy hogeschool utrecht icasus dnv kema lomboxnet rijksuniversiteit groningen stedin taskforce innovatie regio utrecht universiteit utrecht/utrecht sustainability institute
provincie utrecht gemeente utrecht gemeente amersfoort
2
Inhoudsopgave Inleiding ______________________________________________________________ 4 Leeswijzer ___________________________________________________________ 4 1
2
3
4
5
6
7
Dienstverleningsconcepten voor Smart grids_______________________________ 5 1.1
Smart grids binnen pilot Utrecht ____________________________________ 5
1.2
Smart grids binnen pilot Amersfoort __________________________________ 6
Het Energiemarktmodel _______________________________________________ 7 2.1
Liberalisering van de elektriciteitssector ______________________________ 7
2.2
Energiemarktmodel voor centrale elektriciteitsproductie __________________ 9
2.3
Energiemarktmodel met decentrale duurzame elektriciteitsproductie _______ 14
Vragen wet- en regelgeving ___________________________________________ 17 3.1
Algemene vragen wet- en regelgeving _______________________________ 17
3.2
Elektrische deelauto op zonnestroom ________________________________ 18
3.3
Vraagsturing ___________________________________________________ 18
3.4
Opslag van elektriciteit in de wijk ___________________________________ 19
3.5
Inzicht geven / meten = weten ____________________________________ 20
3.6
Energiemanagement (vraagsturing) _________________________________ 20
3.7
Zonnepanelen als sensor (PhotoVoltaic-box) __________________________ 20
3.8
Antwoorden op vragen ___________________________________________ 20
Structuur wet- en regelgeving _________________________________________ 21 4.1
Europese richtlijnen en regelgeving _________________________________ 21
4.2
Nederlandse regelgeving __________________________________________ 22
4.3
(Technische) Codes ______________________________________________ 22
4.4
Tarievenstructuur _______________________________________________ 23
4.5
Energiebelasting ________________________________________________ 24
Antwoorden wet- en regelgeving _______________________________________ 26 5.1
Antwoorden op algemene vragen wet- en regelgeving ___________________ 26
5.2
Elektrische deelauto op zonnestroom ________________________________ 33
5.3
Vraagsturing ___________________________________________________ 34
5.5
Inzicht geven / meten = weten ____________________________________ 35
5.7
Zonnepanelen als sensor (PhotoVoltaic-box) __________________________ 36
Energiemarktmodel in ontwikkeling_____________________________________ 38 6.1
Initiatieven op Europees niveau ____________________________________ 38
6.2
Initiatieven binnen Nederland ______________________________________ 38
Conclusies en aanbevelingen __________________________________________ 41
capgemini ecofys eemflow energy hogeschool utrecht icasus dnv kema lomboxnet rijksuniversiteit groningen stedin taskforce innovatie regio utrecht universiteit utrecht/utrecht sustainability institute
provincie utrecht gemeente utrecht gemeente amersfoort
3
Inleiding De groei en het onvoorspelbare karakter van lokaal geproduceerde elektriciteit stelt de elektriciteitssector voor grote uitdagingen op het gebied van onder andere netbeheer en het balanceren van vraag en aanbod. Een oplossing voor deze uitdagingen wordt vaak gezocht in de toevoeging van meer intelligentie binnen de elektriciteitssector door de implementatie van intelligente netten, of smart grids. Het lokale karakter van deze ontwikkelingen heeft de potentie om een substantiële verschuiving teweeg te brengen binnen de waardeketen van de traditionele elektriciteitssector. Partijen zullen op een andere wijze met elkaar moeten samenwerken, waarbij het systeem van partijen en de interactie tussen deze partijen de implementatie van smart grid technologie dient te faciliteren. De geldende wet- en regelgeving binnen de elektriciteitssector speelt een belangrijke rol bij de mogelijkheden die partijen hebben om zich binnen de elektriciteitssector te positioneren. De ontwikkeling van smart grids is afhankelijk van partijen die bereid zijn om hierin te investeren. Deze partijen zullen alleen tot investeringen overgaan als zij behoefte hebben aan de mogelijkheden die een smart grid biedt. Deze behoefte kan ontstaan door het ontwikkelen van dienstverleningsconcepten waarbinnen deze behoefte wordt vervuld. Het testen van deze dienstverleningsconcepten binnen pilots zal moeten plaatsvinden binnen de grenzen van de huidige wet- en regelgeving. Een analyse naar de (her)positionering van partijen binnen het energiemarktmodel en de mogelijkheden en belemmeringen die hieruit ontstaan voor implementatie van smart grid dienstverleningsconcepten is daarom op zijn plaats. Dit document heeft als doel om inzicht te verschaffen in de ruimte die de huidige wet- en regelgeving biedt voor het ontwikkelen van smart grid dienstverleningsconcepten en het testen van deze dienstverleningsconcepten binnen pilots in Nederland. Hiervoor neemt het document dienstverleningsconcepten als uitgangspunt die binnen het ‘Smart Grids: Rendement voor Iedereen’-project als uitgangspunt zijn gekozen. Een beschrijving van het energiemarktmodel en de relevante wet- en regelgeving voor de ontwikkeling van smart grid dienstverleningsconcepten geeft inzicht in de mogelijkheden en belemmeringen die binnen het huidige systeem bestaan. Ook geeft deze analyse aanknopingspunten voor mogelijke aanpassingen binnen de huidige wet- en regelgeving die de ontwikkeling van smart grid dienstverleningsconcepten kan versnellen.
Leeswijzer Hoofdstuk 1 introduceert dienstverleningsconcepten uit het project ‘Smart Grids: Rendement voor Iedereen’. Hoofdstuk 2 geeft een beschrijving van de rollen binnen het traditionele energiemarktmodel en gaat in op de verschuiving die ontstaat door de implementatie van lokaal duurzaam geproduceerde elektriciteit. Hoofdstuk 3 introduceert een aantal vragen die bij betrokken partijen kunnen ontstaan tijdens de ontwikkelingen van dienstverleningsconcepten. Na het beschrijven van de structuur van wet- en regelgeving binnen de elektriciteitssector in hoofdstuk 4 volgen antwoorden op de vragen in hoofdstuk 5. Hoofdstuk 6 geeft een beschrijving van huidige ontwikkelingen in het energiemarktmodel die in de nabije toekomst kunnen leiden tot aanpassingen binnen de wet- en regelgeving. Het document sluit af met een bespreking van de belangrijkste belemmeringen binnen de huidige wet- en regelgeving en geeft aanbevelingen voor wijzigingen die de belemmeringen kunnen wegnemen.
capgemini ecofys eemflow energy hogeschool utrecht icasus dnv kema lomboxnet rijksuniversiteit groningen stedin taskforce innovatie regio utrecht universiteit utrecht/utrecht sustainability institute
provincie utrecht gemeente utrecht gemeente amersfoort
4
1
Dienstverleningsconcepten voor Smart grids
Het project ‘Smart Grids: Rendement voor Iedereen’ ontwikkelt en test dienstverleningsconcepten voor smart grids binnen twee pilotlocaties in Amersfoort en Utrecht. Onderstaande paragrafen introduceren deze twee pilotlocaties en de dienstverleningsconcepten.
1.1 Smart grids binnen pilot Utrecht Het bedrijf LomboXnet biedt glasvezelinternet aan binnen de wijk Lombok in Utrecht. De afgelopen jaren plaatste LomboXnet zonnepanelen op het eigen kantoor en op twee nabijgelegen scholen om de servers van elektriciteit te voorzien. LomboXnet experimenteert ook met andere manieren om de elektriciteit uit de zonnepanelen te gebruiken, zoals door het plaatsen van een laadpaal voor een elektrische auto. Er bestaan plannen om op meer scholen zonnepanelen te plaatsen met als doel om meer elektriciteit binnen de wijk op te wekken en te gebruiken. Door de toename van het aantal zonnepanelen in Lombok is in de toekomst meer zonnestroom beschikbaar. De geproduceerde elektriciteit zal zonder toevoeging van intelligentie grotendeels worden teruggeleverd aan het elektriciteitsnet. Het direct gebruiken van de zonnestroom heeft echter meerwaarde, omdat het de piekbelasting op het elektriciteitsnet bij veel zonneschijn verlaagt en verbruikers tegelijkertijd de inkoop van stroom van het net kunnen besparen. Voor LomboXnet zijn smart grids gerelateerde dienstverleningsconcepten benoemd die het direct gebruiken van de zonnestroom binnen de wijk kunnen vergroten. Dit zijn: (1) een elektrische deelauto op zonnestroom, (2) vraagsturing bij scholen en huishoudens en (3) opslag van elektriciteit in de wijk. Elektrische deelauto op zonnestroom Binnen dit dienstverleningsconcept maken consumenten of bedrijven gebruik van de deelauto’s en betalen een prijs per hoeveelheid gebruik. De elektriciteit waarmee de auto’s worden geladen is afkomstig van zonnepanelen op scholen, huishoudens of bedrijven binnen de wijk. Door de elektrische auto’s op te laden wanneer de zon schijnt is het mogelijk om een groter gedeelte van de lokaal geproduceerde zonnestroom binnen de wijk te gebruiken. Elektrische deelauto’s kunnen ook bijdragen aan de stabiliteit van het net. Zo is het in potentie mogelijk om het laden van de deelauto’s te versnellen wanneer de geproduceerde zonnestroom een piekbelasting veroorzaakt. De deelauto’s kunnen elektriciteit terugleveren aan het net wanneer onbalans ontstaat door teveel vraag en te weinig aanbod. Dit kan alleen wanneer de netcapaciteit dit toelaat. Vraagsturing Door intelligente apparatuur (bijvoorbeeld bij wasmachines etc.), te plaatsen bij bedrijven, scholen en consumenten wordt het mogelijk om deze (op afstand) automatisch aan of uit te zetten wanneer de situatie daarom vraagt. Met vraagsturingsapparatuur kunnen bedrijven, scholen en consumenten meer geproduceerde zonnestroom direct binnen de installatie of wijk gebruiken door apparaten aan te zetten wanneer de zon schijnt. Als de elektriciteitsprijs in de toekomst afhankelijk wordt van het aanbod op het net kunnen de bedrijven, scholen en consumenten geld besparen door apparaten aan te (laten) zetten bij een lage elektriciteitsprijs en uit te (laten) zetten bij een hoge elektriciteitsprijs. Vraagsturing biedt ook mogelijkheden voor andere partijen binnen de elektriciteitssector. Zo kunnen partijen (met goedkeuring) apparaten aanzetten bij een onbalans door te groot aanbod van (zonne)stroom en apparaten uitzetten bij een tekort aan geproduceerde (zonne)stroom. Vraagsturing biedt daarmee in potentie mogelijkheden om de balans op het net (beter) te handhaven. Vanwege de centrale rol die de bedrijven, scholen en consumenten bij vraagsturing bezitten zullen zij een belangrijk rol spelen bij het vormgeven van deze mogelijkheden.
capgemini ecofys eemflow energy hogeschool utrecht icasus dnv kema lomboxnet rijksuniversiteit groningen stedin taskforce innovatie regio utrecht universiteit utrecht/utrecht sustainability institute
provincie utrecht gemeente utrecht gemeente amersfoort
5
Opslag van elektriciteit in de wijk Het intelligent opladen en ontladen van opslagcapaciteit in de wijk biedt een alternatief voor toepassing van vraagsturing, maar kan ook goed naast vraagsturing worden toegepast. In plaats van apparaten aan te zetten bij een overschot aan elektriciteit op het net kunnen batterijen de elektriciteit opslaan. In plaats van apparaten uit te zetten bij een tekort aan elektriciteit op het net kunnen batterijen de elektriciteit tijdelijk leveren. De batterijen kunnen ook tijdelijk overtollig geproduceerde zonnestroom opslaan om deze weer te gebruiken wanneer de zon niet meer schijnt. Hierdoor wordt een groter gedeelte van de zonnestroom lokaal gebruikt. Tenslotte kunnen eigenaren van een intelligent opslagsysteem in potentie profiteren van de mogelijkheden van een variabele elektriciteitsprijs door de batterijen op te laden bij een lagere prijs. Eigenaren van opslagcapaciteit kunnen elektriciteit gaan terugleveren bij een tekort op het net, en hier een vergoeding voor ontvangen.
1.2 Smart grids binnen pilot Amersfoort In de wijk Nieuwland zijn vijftien jaar geleden tijdens de bouw van de wijk bij 500 woningen zonnepanelen geïnstalleerd, deels bij huurwoningen en deels bij koopwoningen. In 2012 is een groot deel van deze panelen hersteld. Door de aanwezigheid van deze zonnepanelen biedt deze wijk een interessante case voor een smart grid pilot. Binnen de pilotlocatie in Amersfoort bestaan plannen een smart grid te realiseren dat is gebaseerd op de dienstverleningsconcepten (1) inzicht geven aan bewoners in energiegebruik en energieproductie, (2) het implementeren van een energiemanagementsysteem (vraagsturing) en (3) het gebruiken van de zonnepanelen als sensor (PhotoVoltaic-box). Inzicht geven / meten = weten Het doel is om de bewoners inzicht te geven in het energiegebruik (bijvoorbeeld t.o.v. de buren) en de energieproductie van de eigen zonnepanelen om zodoende de betrokkenheid van bewoners bij de lokale energieproductie te vergroten. De huizen krijgen slimme meters waardoor de bewoners weten hoeveel elektriciteit ze gebruiken en opwekken. Aanvullende meetsystemen, zoals Plugwise, geven de bewoners inzicht in het energiegebruik van specifieke apparaten binnen het huishouden. Energiemanagement (vraagsturing) Binnen de wijk krijgen 100 woningen een energiemanagementsysteem dat binnen het project is gedefinieerd als: ‘huishoudens die de mogelijkheid hebben om hun elektriciteitsvraag en/of aanbod van hun elektrische apparaten binnen de dag te sturen op basis van een energieprijs of andere prikkels om daarmee de totale kosten van de elektriciteitsvraag te verlagen en/of slecht voorspelbare duurzame energiebronnen, zoals zonne-energie, optimaler in te passen’. Een energiemanagementsysteem helpt vraag sturen zodat zoveel mogelijk zelfgeproduceerde elektriciteit kan worden gebruikt. Dit dienstverleningsconcept is op veel punten gelijk aan het ‘vraagsturing’ dienstverleningsconcept binnen de pilotlocatie in Utrecht. Zonnepanelen als sensor (PhotoVoltaic-box) Om vraagsturing mogelijk te maken is het noodzakelijk om een goede voorspelling te kunnen maken van de piekproductie van de zonnepanelen. Een oplossing hiervoor is het gebruik van de zonnepanelen als sensor (PhotoVoltaic-box). Deze informatie helpt bij het voorspellen van een piekproductie. Huishoudens kunnen worden geprikkeld om de piek op te vangen door op dat moment apparaten aan te (laten) zetten.
capgemini ecofys eemflow energy hogeschool utrecht icasus dnv kema lomboxnet rijksuniversiteit groningen stedin taskforce innovatie regio utrecht universiteit utrecht/utrecht sustainability institute
provincie utrecht gemeente utrecht gemeente amersfoort
6
2
Het Energiemarktmodel
Dienstverleningsconcepten voor smart grids richten zich voor een groot deel op het efficient inzetten van lokaal geproduceerde duurzame elektriciteit. Dit hoofdstuk bespreekt eerst het energiemarktmodel van de traditionele elektriciteitssector gebaseerd op centrale elektriciteitsproductie om vervolgens in te gaan op de verschuiving die plaatsvindt door de opkomst van lokaal geproduceerde duurzame elektriciteit en smart grid technologie. Paragraaf 2.1 beschrijft de liberalisering die heeft geleid tot de huidige structuur van de elektriciteitssector en introduceert een aantal centrale begrippen. De beschrijving van het energiemarktmodel is gestructureerd volgens de rollen binnen het energiemarktmodel en de relaties tussen deze rollen. Omdat één partij meerdere rollen kan vervullen, maakt een beschrijving aan de hand van rollen het weergeven van het energiemarktmodel eenvoudiger. De wet- en regelgeving bepaalt in grote mate welke eisen worden gesteld aan partijen die deze rollen vervullen. Paragraaf 2.2 beschrijft de rollen in het energiemarktmodel, en paragraaf 2.3 geeft veranderingen in het energiemarktmodel weer wanneer er lokaal meer duurzame elektriciteit wordt geproduceerd.
2.1 Liberalisering van de elektriciteitssector De liberalisering van de elektriciteitssector heeft geleid tot een splitsing binnen de waardeketen van de elektriciteitssector. Een centrale gedachte van een geliberaliseerde elektriciteitssector is het bestaan van enerzijds monopolistische activiteiten en anderzijds activiteiten waarbij concurrentie mogelijk is. De transmissie en distributie van elektriciteit en het aanbieden van systeemdiensten (e.g. balanshandhaving) worden aangeduid als monopolistische activiteiten, terwijl elektriciteitsproductie, handel en levering plaatsvinden in een competitieve markt. Omdat deze verschillende activiteiten voor de liberalisering vaak waren ondergebracht binnen één bedrijf zorgde dit voor een splitsing van energiebedrijven. Deze ontwikkeling is nog steeds gaande. De Elektriciteitswet 1998, vaak afgekort tot ‘de Wet’, omschrijft regels voor splitsing van energiebedrijven, de vrijheid voor consumenten om te switchen van energieleverancier, maar ook de regels die betrekking hebben op de monopolistische activiteiten van transmissie, distributie en systeemdiensten. Deze elektriciteitswet is door de jaren heen herhaaldelijk aangepast. Het Ministerie van Economische Zaken, Landbouw & Innovatie (EL&I) is verantwoordelijk voor de inhoud van de Elektriciteitswet. De Energiekamer, onderdeel van de Nederlandse Mededingingsautoriteit (NMa), houdt toezicht op de naleving van de Elektriciteitswet. Voorheen heette de Energiekamer Directie Toezicht energie (DTe). De Energiekamer voert de wetten uit die geformuleerd zijn door het Ministerie van EL&I. De Elektriciteitswet definieert ook wat een net, installatie, directe lijn en gesloten distributiesysteem is. Deze definities zijn relevant om te bespreken, omdat ze de taken en verantwoordelijkheden van verschillende rollen binnen het energiemarktmodel afbakenen. 2.1.1 Net De Elektriciteitswet definieert een net als ‘één of meer verbindingen voor het transport van elektriciteit en de daarmee verbonden transformator-, schakel-, verdeel- en onderstations en andere hulpmiddelen, behoudens voor zover deze verbindingen en hulpmiddelen onderdeel uitmaken van een directe lijn of liggen binnen de installatie van een producent of van een afnemer’1. Verbindingen die binnen een installatie liggen of als directe lijn zijn aan te merken maken dus geen onderdeel uit van het net. In de praktijk maakt men het onderscheid tussen net en installatie vaak door te spreken van achter de aansluiting en voor de aansluiting of achter de meter en voor de meter.
1
Artikel 1 lid i Elektriciteitswet
capgemini ecofys eemflow energy hogeschool utrecht icasus dnv kema lomboxnet rijksuniversiteit groningen stedin taskforce innovatie regio utrecht universiteit utrecht/utrecht sustainability institute
provincie utrecht gemeente utrecht gemeente amersfoort
7
2.1.2 Installatie Het begrip installatie is niet gedefinieerd in de Elektriciteitswet. De Energiekamer geeft de volgende omschrijving2: ‘het samenstel van elektrisch materieel en leidingen van een aangeslotene, te rekenen na het overdrachtspunt van de aansluiting’. Hieraan geeft de Energiekamer de volgende toevoeging ‘voor zover het een afnemer betreft, wordt hieronder verstaan alles wat – doorgaans achter de elektriciteitsmeter – in de woning of vestiging elektriciteit verbruikt’. Zowel een producent die elektriciteit op het net invoedt als een verbruiker die elektriciteit van het net afneemt zijn aangeslotenen. Beiden mogen binnen de eigen installatie aanpassingen aanbrengen aan ‘het samenstel van elektrisch materieel en leidingen’ en bepalen daarmee zelf welke apparaten zij plaatsen en welke kabels zij aan (laten) leggen. 2.1.3 Directe lijn De directe lijn is een recente toevoeging afkomstig uit het Derde Energiepakket3. Inmiddels is deze ook toegevoegd aan de Nederlandse Elektriciteitswet4. De Elektriciteitswet definieert een directe lijn als ‘een elektriciteitslijn die geen net is en die: • een geïsoleerde producent rechtstreeks verbindt met een geïsoleerde verbruiker van elektriciteit; • een producent met tussenkomst van een leverancier rechtstreeks verbindt met één of meer verbruikers van elektriciteit, niet zijnde in hoofdzaak huishoudelijke verbruikers, teneinde te voorzien in de elektriciteitsbehoefte van deze verbruikers’. Als een producent gebruikmaakt van een directe lijn is deze verplicht hiervan een melding te maken bij de Energiekamer. Volgens de Energiekamer betekent ‘geïsoleerd’ dat er geen sprake is van een aansluiting op een net5. Omdat alle dienstverleningsconcepten uitgaan van een aansluiting op het net zijn de mogelijkheden van een directe lijn voor smart grid dienstverleningsconcepten op dit moment beperkt. 2.1.4 Gesloten distributiesysteem6 Een gesloten distributiesysteem is ‘een net, niet zijnde het landelijk hoogspanningsnet, dat ligt binnen een geografische afgebakende industriële locatie, commerciële locatie of locatie met gedeelte diensten, waarop minder dan 500 afnemers zijn aangesloten en dat alleen niethuishoudelijke afnemers van elektriciteit voorziet, tenzij er sprake is van een incidenteel gebruik door een klein aantal huishoudelijke afnemers dat werkzaam is bij of vergelijkbare betrekkingen heeft met de eigenaar van het gesloten distributiesysteem’. Voor een gesloten distributiesysteem hoeft geen netbeheerder worden aangewezen, maar enkele regels die voor de netten gelden, gelden ook voor het gesloten distributiesysteem7. De regeling van het gesloten distributiesysteem heeft de regeling van het particuliere net vervangen. Binnen de nieuwe regeling van het gesloten distributiesysteem is ten opzichte van het particuliere net explicieter gemaakt dat er geen huishoudelijke afnemers op aangesloten mogen zijn. De mogelijkheden om een smart grid pilot bij huishoudens te organiseren binnen een gesloten distributiesysteem is daarmee beperkt.
2
Begrippenlijst Elektriciteit per 12 mei 2012, Energiekamer NMa Artikel 1 lid 15 Derde Elektriciteitsrichtlijn 2009/72/EG 4 Artikel 1 lid 1 onder ar Elektriciteitswet 5 Presentatie NMa 17 augustus 2012, Uitzonderingen op openbaar netbeheer, Karin Schuiling en Femke Heine 6 Artikel 1 lid 1 onder aq Elektriciteitswet 7 Artikel 15, lid 6 Elektriciteitswet 3
capgemini ecofys eemflow energy hogeschool utrecht icasus dnv kema lomboxnet rijksuniversiteit groningen stedin taskforce innovatie regio utrecht universiteit utrecht/utrecht sustainability institute
provincie utrecht gemeente utrecht gemeente amersfoort
8
2.2 Energiemarktmodel voor centrale elektriciteitsproductie Figuur 1 geeft een vereenvoudigde schematische weergave van de waardeketen binnen het traditionele energiemarktmodel van centrale elektriciteitsproductie en laat zien welke voornaamste rollen en belangrijkste relaties binnen de sector worden onderscheiden. De volgende paragrafen geven een korte beschrijving van de taken en verantwoordelijkheden van elke rol, waarbij ook aandacht is voor de onderlinge relaties. De namen van de rollen en de gebruikte definities sluiten hierbij aan bij de begrippenlijst van de Energiekamer8. Bijlage 1 geeft een overzicht van de gehanteerde begrippen. Figuur 1: Energiemarktmodel voor centrale elektriciteitsproductie9
Verbruikers net’ De Nederlandse Een verbruiker is ‘een aangeslotene die elektrische energie afneemt van het net’. wet- en regelgeving bevat geen aparte categorieën voor ‘bedrijven’, ‘consumenten’ of ‘huishoudens’, maar maakt onderscheid tussen verbruikers op basis van de maximale doorlaatwaarde van hun aansluiting. Afnemers die beschikken over een aansluiting op het net met een maximale doorlaatwaarde van 3*80A worden worden vaak kleinverbruikers genoemd. Voor deze groep zijn specifieke regels opgesteld, vaak met als reden om hen te beschermen. De Energiekamer omschrijft een grootverbruiker als ‘een aangeslotene, niet zijnde een kleinverbruiker’. kleinverbruiker’ De regels die specifiek zijn opgesteld voor kleinverbruikers zijn niet van toepassing op grootverbruikers. Producent Een producent is ‘een organisatorische eenheid die zich bezighoudt met het opwekken van elektriciteit’. De producent vormt de eerste stap binnen de traditionele waardeketen en zet hiervoor niet-elektrische elektrische energie, vaak in de vorm van fossiele brandstoffen, ndstoffen, om in elektriciteit. Centrale productie van elektriciteit vindt plaats binnen grote elektriciteitscentrales. Als een partij zowel de rol van producent als leverancier lev vervult, zoals bij veel grote energiebedrijven rgiebedrijven het geval is, kan hij zijn elektriciteit direct rect aan de klant leveren. Producenten kunnen ook afspraken maken met andere partijen voor de verkoop van elektriciteit via power purchase agreements. agreements Daarnaast 8 9
Begrippenlijst Elektriciteit per 12 mei 2012, Energiekamer NMa Figuur is gebaseerd op het Leveranciersmodel dat verplicht is per 1 april 2013
capgemini ecofys eemflow energy hogeschool utrecht icasus dnv kema lomboxnet rijksuniversiteit groningen stedin taskforce innovatie regio utrecht universiteit utrecht/utrecht sustainability institute
provincie utrecht gemeente utrecht cht gemeente amersfoort
9
kunnen producenten hun geproduceerde elektriciteit verkopen en verhandelen op de groothandelsmarkt. De groothandelsmarkt bestaat uit een bilaterale markt, een power exchange (APX/ENDEX), en een onbalansmarkt. De onbalansmarkt wordt besproken bij de rol van systeembeheerder, omdat de systeembeheerder de enige koper is op deze markt. Bilaterale markt Producenten verkopen een groot deel van de elektriciteit direct aan andere partijen op de bilaterale markt10. Dit zijn vaak leveranciers die de gekochte elektriciteit doorleveren aan de eigen klanten, maar ook grote bedrijven kunnen elektriciteit direct inkopen bij de producent op de bilaterale markt. Producenten en kopers van elektriciteit maken hierbij onderling afspraken over de omvang, duur en termijn van elektriciteitslevering. Er worden voornamelijk termijncontracten afgesloten11. Power exchange De power exchange in Nederland is de APX/ENDEX. In tegenstelling tot de bilaterale markt is handelen op deze power exchange anoniem met gestandaardiseerde producten, en elektriciteit wordt verhandeld op zowel de korte als de langere termijn. Op de APX wordt elektriciteit verhandeld voor de dag zelf (intra-day) en voor de volgende dag per uur (day-ahead). De noodzaak voor korte termijn handel ontstaat door onverwachte wijzigingen van vraag en aanbod en doordat elektriciteit niet goed opgeslagen kan worden. De prijs van elektriciteit op de APX is maar in beperkte mate voorspelbaar wat voor onzekerheid zorgt. Hierdoor wordt een groot deel van de elektriciteit op de bilaterale markt of de ENDEX verhandeld. Op de ENDEX worden gestandaardiseerde termijncontracten verhandeld. Alleen een partij in de rol van handelaar mag elektriciteit op de APX/ENDEX verhandelen. Handelaar Een handelaar is ‘een organisatorische eenheid die zich bezighoudt met het sluiten van overeenkomsten betreffende de koop en verkoop van elektriciteit’. Om elektriciteit te mogen verhandelen is een handelserkenning of een volledige erkenning nodig van de systeembeheerder. De systeembeheerder geeft een handelserkenning alleen af als aan strenge eisen wordt voldaan12. Door deze strenge eisen zijn er binnen het huidige energiemarktmodel maar enkele tientallen handelaren actief13. Deze strenge eisen worden gesteld omdat er grote financiële risico’s verbonden zijn aan het handelen op de energiemarkt. Een partij met een volledige erkenning van de systeembeheerder mag naast de rol van handelaar ook de rol van programmaverantwoordelijke partij (PV-partij) uitvoeren. Programmaverantwoordelijke partij (PV-partij) Omdat elektriciteit niet rendabel kan worden opgeslagen is het nodig om vraag en aanbod continue op elkaar af te stemmen. Onbalans op het netwerk kan leiden tot een instabiel net met grote netwerkstoringen als gevolg. In Nederland bestaat hiervoor een systeem van programmaverantwoordelijkheid en energieprogramma’s. Aangeslotenen op het net, zowel producenten als verbruikers in Nederland, hebben programmaverantwoordelijkheid voor hun aansluiting. Programmaverantwoordelijkheid is de verantwoordelijkheid om voorspellingen te doen over de eigen productie en het verbruik van elektriciteit, in de vorm van energieprogramma’s, en om zich vervolgens te gedragen volgens deze energieprogramma’s. Kleinverbruikers dragen deze programmaverantwoordelijkheid automatisch over aan hun leverancier. In de praktijk dragen ook veel grootverbruikers hun programmaverantwoordelijkheid over aan een erkende programmaverantwoordelijke partij (PVpartij).
10
Reader NGInfra Academy 2009; Electricity & Gas; Market design and policy choices http://www.nma.nl/regulering/energie/elektriciteit/groothandelsmarkt/Handelplaatsen/default.aspx 12 http://www.nma.nl/images/Systeemcode%20elektriciteit%20per%2014%20maart%20201222-197663.pdf 13 http://www.tennet.org/transport_en_systeemdiensten/systeemdiensten/programmaverantwoordelijkheid/pv_register.aspx 11
capgemini ecofys eemflow energy hogeschool utrecht icasus dnv kema lomboxnet rijksuniversiteit groningen stedin taskforce innovatie regio utrecht universiteit utrecht/utrecht sustainability institute
provincie utrecht gemeente utrecht gemeente amersfoort
10
De PV-partij stelt namens alle aansluitingen waarvoor hij verantwoordelijkheid draagt (zijn portfolio) energieprogramma’s op met daarin een voorspelling van de productie en afname van elektriciteit voor de volgende dag per kwartier. PV-partijen zijn vrij om te kiezen hoe ze tot de voorspellingen komen. Vaak maken de PV-partijen gebruik van standaard gebruiksprofielen14. Alle energieprogramma’s van de PV-partijen samen moeten tot balans op het net leiden. De systeembeheerder controleert iedere dag of de energieprogramma’s inderdaad met elkaar in overeenstemming zijn en ontvangt hiervoor iedere dag de energieprogramma’s van de PV-partijen. Een programmaverantwoordelijke partij is door de Energiekamer gedefinieerd als ‘een marktpartij die door de system operator (systeembeheerder) als programma-verantwoordelijke erkend is en daarmee de programma-verantwoordelijkheid daadwerkelijk mag uitvoeren’. De systeembeheerder geeft een volledige erkenning af aan partijen die aan strenge eisen voldoen15. In Nederland zijn door deze strenge eisen slechts een aantal tientallen PV-partijen actief, deze partijen hebben vaak ook de rol van grote producent, grootverbruiker of leverancier. Ook voor de PV-partijen geldt dat deze strenge eisen gesteld worden, omdat er grote financiële risico’s aan programmaverantwoordelijkheid verbonden zijn. Systeembeheerder De systeembeheerder heeft als taken om: (1) het transport van elektriciteit over alle netten op een veilige en doelmatige wijze te waarborgen, (2) grootschalige storingen van het transport van elektriciteit op te lossen en (3) de energiebalans op alle netten in Nederland te handhaven of te herstellen. Voor het handhaven van de balans heeft de systeembeheerder met name contact met de PV-partijen. In Nederland is maar één systeembeheerder actief. TenneT voert de rol van systeembeheerder uit in combinatie met de rol van landelijke netbeheerder. De systeembeheerder wordt daarom door de Energiekamer gedefinieerd als ‘de netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet, waar deze verantwoordelijk is voor het leveren van de systeemdiensten’. De Energiekamer bepaalt de hoogte van de tarieven die de systeembeheerder ontvangt voor haar diensten. Alle afnemers, met uitzondering van de producenten die zijn aangesloten op het hoogspanningsnet betalen hiervoor het systeemdienstentarief. Onbalansmarkt Het is onmogelijk om te allen tijde precies te voorspellen hoe hoog het elektriciteitsverbruik en de productie de volgende dag zal zijn. In de praktijk zijn vraag en aanbod daardoor niet altijd in balans. De systeembeheerder is verantwoordelijk voor het handhaven of het herstellen van de energiebalans en doet dit met behulp van een onbalansmarkt. Op de onbalansmarkt bieden producenten via biedingen (al dan niet verplicht) regelcapaciteit aan. Wanneer er te weinig elektriciteit op het netwerk aanwezig is, vraagt de systeembeheerder aan de producenten om hun biedingen uit te voeren en meer elektriciteit te produceren. Wanneer teveel elektriciteit op het netwerk aanwezig is, vraagt de systeembeheerder producenten minder te produceren op basis van de biedingen die zij op de onbalansmarkt hebben gedaan. De systeembeheerder betaalt de producenten voor het uitvoeren van hun biedingen, en brengt de kosten die het hiervoor maakt in rekening bij de PV-partijen die de onbalans hebben veroorzaakt. Door de PV-partijen verantwoordelijk te maken voor afwijkingen in hun energieprogramma’s bestaat er een sterke prikkel om deze energieprogramma’s zo goed mogelijk op te stellen en uit te voeren. Landelijke netbeheerder Een netbeheerder is ‘een vennootschap die op grond […] van de Wet is aangewezen voor het beheer van één of meer netten’. In Nederland beheert één landelijke netbeheerder (TenneT) in een gereguleerde omgeving de netten vanaf het 110kV spanningsniveau, en voert transport van elektriciteit uit over dit net. 14
15
Platform Versnelling Energieliberalisering, Profielenmethodiek Elektriciteit versie 3.04 http://www.nma.nl/images/Systeemcode%20elektriciteit%20per%2014%20maart%20201222-197663.pdf
capgemini ecofys eemflow energy hogeschool utrecht icasus dnv kema lomboxnet rijksuniversiteit groningen stedin taskforce innovatie regio utrecht universiteit utrecht/utrecht sustainability institute
provincie utrecht gemeente utrecht gemeente amersfoort
11
De belangrijkste transportdiensten van de landelijke netbeheerder zijn: (1) het oplossen van transportbeperkingen, (2) compenseren van netverliezen, (3) beheer en onderhoud van het landelijk transportnet en (4) het maken van afspraken met regionale netbeheerders en buurlanden. De verbruiker betaalt voor de diensten die de landelijke netbeheerder levert in de vorm van een transporttarief. Dit tarief wordt gereguleerd door de Energiekamer. Regionale netbeheerder De regionale netbeheerder is ‘een netbeheerder die is aangewezen voor het beheer van één of meer netten, anders dan het landelijk hoogspanningsnet.’ Regionale netbeheerders transporteren elektriciteit van het landelijke transportnet naar de verbruikers van elektriciteit. Dit wordt ook wel de distributie van elektriciteit genoemd en gebeurt op verschillende spanningsniveaus, bv. 230V voor huishoudens. Het distributienetwerk in Nederland is het net tot het 110 kV spanningsniveau. De belangrijkste taken en verantwoordelijkheden van regionale netbeheerders zijn: (1) het opereren van het distributienet, (2) het uitbreiden en onderhouden van het distributienet, (3) het aansluiten van afnemers en zorgen dat er voldoende distributiecapaciteit is, (4) het uitvoeren van marktfaciliterende taken en (5) het plaatsen, beheer en onderhoud van de meetinrichting van kleinverbruikers. De verbruiker betaalt voor de diensten die de regionale netbeheerder levert in de vorm van aansluit- en transporttarieven. De Energiekamer reguleert ook deze tarieven. Leverancier Een leverancier is ‘een organisatorische eenheid die zich bezighoudt met het leveren van elektriciteit’. Leveranciers zijn de commerciële en administratieve link met de verbruikers op het net. Leveranciers stellen het contract voor de levering van elektriciteit op, versturen de facturen en ontvangen de daarbij behorende vergoeding. Een leverancier koopt elektriciteit in op de bilaterale markt of de power exchange en levert dit administratief door aan de verbruiker. Als de leverancier ook de rol van producent vervult kan hij zelf geproduceerde elektriciteit direct aan de verbruiker leveren. Om in Nederland elektriciteit te mogen leveren aan kleinverbruikers is een vergunning nodig die door de Energiekamer wordt afgegeven. Een leverancier moet in heel Nederland elektriciteit kunnen leveren, heeft de plicht om dit op een betrouwbare manier en tegen redelijke tarieven te doen en is verplicht om elektriciteit te leveren aan elke afnemer die daarom vraagt. De leverancier is vrij om eigen leveringstarieven te bepalen en dient deze ieder jaar en bij tariefwijziging aan de Energiekamer toe te sturen. De Energiekamer oordeelt vervolgens of de tarieven redelijk zijn16. Een (toekomstige) leverancier moet bij de Energiekamer aantonen dat hij beschikt over de benodigde organisatorische, financiële en technische kwaliteiten om zijn taak goed te kunnen uitvoeren. In Nederland bestaan op dit moment circa 30 vergunningshouders voor levering van elektriciteit aan kleinverbruikers17. Vanaf april 2013 is voor kleinverbruikers het zogenaamde leveranciersmodel18 verplicht. Dit houdt o.a. in dat de leveranciers een factuur versturen voor zowel de levering van elektriciteit als voor de aansluit-, transport- en systeemtarieven. Leveranciers dragen zorg voor de financiële afhandeling met de netbeheerders. Ook wordt de leverancier verantwoordelijk voor het inschakelen van een meetverantwoordelijke partij.
16
Artikel 95b lid 2 en 3 Elektriciteitswet http://www.nma.nl/regulering/energie/energiebedrijven/vergunningen/lijst_van_vergunninghouders/default.aspx 18 Programmabureau Marktmodel ‘Stroomopwaarts’ Gezamenlijk stapsgewijs naar een beter functionerend marktmodel voor kleinverbruik; Markt Proces Model Leveranciersmodel, versie 6.0 7 maart 2012 17
capgemini ecofys eemflow energy hogeschool utrecht icasus dnv kema lomboxnet rijksuniversiteit groningen stedin taskforce innovatie regio utrecht universiteit utrecht/utrecht sustainability institute
provincie utrecht gemeente utrecht gemeente amersfoort
12
Meetverantwoordelijke partij (MV-partij) Sinds de liberalisering van de energiesector konden alle aangeslotenen op het net een eigen MVpartij kiezen. Deze partij had als taak om: (1) een meter te leveren en te plaatsen, (2) de meetdata te verzamelen, (3) de verbruiken vast te stellen en te valideren, (4) de verbruiken te versturen naar de netbeheerder en (5) de meter te onderhouden en te controleren. De metermarkt was een vrije markt waarbinnen de prijs van meetdiensten werd bepaald door concurrentie. In theorie konden zowel grootverbruikers als kleinverbruikers een eigen MV-partij kiezen. In de praktijk werd hier, met name door kleinverbruikers, maar weinig gebruik van gemaakt. In een onderzoek van de NMa bleek dat de gemiddelde prijs voor meterdiensten tussen 2001 en 2006 met 83% was gestegen, waarna de NMa concludeerde dat de ‘vrije metermarkt niet werkt zoals op voorhand werd verwacht’19. Met ingang van januari 2008 stelt de NMa maximum meettarieven vast20. Vanaf 1 januari 2012 is de netbeheerder verantwoordelijk voor het beheer en onderhoud van de meetinrichting bij kleinverbruikers21. De netbeheerder blijft hierbij eigenaar van de meter en door de gereguleerde omgeving waarin de netbeheerder opereert is de prijs voor het plaatsen van de meter reguleerbaar. Door de invoering van het leveranciersmodel schakelt niet langer de klant, maar de leverancier vanaf april 2013 een MV-partij in die verantwoordelijkheid is voor het collecteren, valideren en vaststellen van meetgegevens22 van haar klanten. Grootverbruikers houden de mogelijkheid om een eigen MV-partij te kiezen. Om MV-partij te worden moet een partij aan een aantal eisen voldoen23. De systeembeheerder (TenneT) stelt vast of aan de eisen is voldaan. Als dit het geval is krijgt de partij een erkenning als MV-partij.
19
NMa (2006), Een markt (z)onder spanning: marktmonitor, ontwikkeling van de Nederlandse kleinverbruikersmarkt voor elektriciteit en gas, Den Haag 20 NMa (2007) Besluit tot vaststelling meettarieven elektriciteit 2008 21 Artikel 16 lid 1 onder o Elektriciteitswet 22 Artikel 95ca Elektriciteitswet 23 Artikel 1.2.8 Meetcode Elektriciteit per 14 maart 2012 capgemini ecofys eemflow energy hogeschool utrecht icasus dnv kema lomboxnet rijksuniversiteit groningen stedin taskforce innovatie regio utrecht universiteit utrecht/utrecht sustainability institute
provincie utrecht gemeente utrecht gemeente amersfoort
13
2.3 Energiemarktmodel met decentrale duurzame elektriciteitsproductie Figuur 2 geeft een vereenvoudigde schematische weergave van de waardeketen binnen een energiemarktmodel met meer lokale duurzame elektriciteitsproductie en laat zien welke voornaamste rollen en belangrijkste relaties binnen de sectorr worden onderscheiden. De volgende paragrafen geven een korte beschrijving van de taken en verantwoordelijkheden van de rollen die wijzigen ten opzichte van het energiemarktmodel met centrale elektriciteitsproductie. Figuur 2: Energiemarktmodel met decentrale duurzame elektriciteitsproductie24
Prosumenten Steeds meer bedrijven en huishoudens kiezen voor het zelf produceren van (duurzame) elektriciteit, bijvoorbeeld in de vorm van zonnepanelen. zonnepanelen. Kleinverbruikers, zoals huishoudens en veel bedrijven, die ook de rol van producent op zich nemen noemt men me vaak prosumenten. prosumenten De opkomst van prosumenten heeft voor het elektriciteitsnet twee belangrijke consequenties. Ten eerste daalt de hoeveelheid eveelheid kWh die de prosumenten van het net afnemen wanneer de zon schijnt. Omdat de verbruikers nog steeds elektriciteit van het net nodig hebben wanneer de zon niet schijnt blijft het echter noodzakelijk om een elektriciteitsnet te onderhouden. Ten tweede gaan prosumenten overtollig geproduceerde eproduceerde elektriciteit op het net invoeden. De prosument zal de overtollig geproduceerde elektriciteit hierbij het liefste willen verkopen. Vanwege de beperkte hoeveelheid elektriciteit die een individuele prosument op het net invoedt en de onvoorspelbaarheid van de geproduceerde duurzame elektriciteit is er geen vraag bij grootverbruikers. Daardoor is het voor de prosument niet mogelijk om zijn elektriciteit te verkopen op de bilaterale markt. Ook de power exchange is voor individuele prosumenten en buiten bereik vanwege de strenge eisen die aan een handelaar worden gesteld. De prosument zal daarom zijn elektriciteit willen verkopen aan zijn eigen leverancier of aan bijvoorbeeld huishoudens in dezelfde wijk.. Binnen Nederland bestaat voor kleinverbruikers met de salderingsregeling de mogelijkheid om eigen geproduceerde elektriciteit te verrekenen met afgenomen elektriciteit van het net. In die situatie wordt de geproduceerde elektriciteit verkocht aan de leverancier. Voor het leveren levere van 24
Figuur is gebaseerd op het Leveranciersmodel dat verplicht is per 1 april 2013
capgemini ecofys eemflow energy hogeschool utrecht icasus dnv kema lomboxnet rijksuniversiteit groningen stedin taskforce innovatie regio utrecht universiteit utrecht/utrecht sustainability institute
provincie utrecht gemeente utrecht cht gemeente amersfoort
14
elektriciteit aan huishoudens in dezelfde wijk moet een prosument aan alle eisen voldoen die aan de rol van leverancier worden gesteld. Als de lokale prosument geen constante elektriciteit kan garanderen (wat meestal zo is) zal de afnemer van de zonnestroom van de prosument twee leveranciers moeten hebben, ten eerste de prosument als leverancier van de zonnestroom en een tweede leverancier om stroom te leveren als de buren even niets produceren. Het hebben van twee leveranciers is echter binnen het huidige energiemarktmodel niet mogelijk. Handelaar Wanneer prosumenten zich verenigen ontstaan nieuwe mogelijkheden om overtollig geproduceerde elektriciteit te verkopen. De geproduceerde elektriciteit van één prosument behaalt bijvoorbeeld lang niet het minimale volume van 1MW waarmee men op de power exchange handelt25. Bij een zeer positieve schatting van een zonneproductie van 3000W per prosument zijn meer dan 300 prosumenten tegelijk nodig om tot de 1MW te komen. Eén van de mogelijkheden om voldoende volume te bereiken is door toevoeging van een nieuwe partij binnen het energiemarktmodel, de Onafhankelijke Dienst Aanbieder (ODA), die namens de gezamenlijke prosumenten handelt op de power exchange. Een ODA zal hierbij moeten voldoen aan alle eisen die aan de rol van handelaar of PV-partij worden gesteld. Leverancier Zoals besproken hebben prosumenten naast de salderingsregeling beperkte mogelijkheden om de overtollig geproduceerde elektriciteit te verkopen. Als een prosument toch elektriciteit wil leveren aan bijvoorbeeld andere kleinverbruikers binnen de eigen wijk zal de prosument ook de rol van leverancier op zich moeten nemen. Een producent/prosument die ook de rol van leverancier op zich wil nemen moet hiervoor een leveringsvergunning aanvragen bij de systeembeheerder en zal alle verplichtingen die komen kijken bij de rol van leverancier moeten kunnen nakomen. Door de onvoorspelbaarheid van lokaal geproduceerde duurzame elektriciteit ontstaan mogelijk grotere schommelingen in de prijs die de leverancier betaalt op de elektriciteitsmarkt, waarbij de prijs daalt bij een overschot aan geproduceerde elektriciteit en stijgt bij een tekort. Leveranciers kunnen deze fluctuatie in elektriciteitsprijs in de toekomst mogelijk doorgeven aan de verbruiker, waardoor de verbruikers te maken krijgt met variabele elektriciteitstarieven. Met vraagsturing- of opslagsystemen kunnen verbruikers van deze variabele elektriciteitstarieven profiteren. Voor de onbalansmarkt geldt dit niet persee, aangezien de prijzen daar afhankelijk zijn van de hoogte van de ingezonden biedingen door producenten en de hoogte van de onbalans. Regionale netbeheerders De opkomst van prosumenten speelt zich grotendeels af op het niveau van het distributienet. Omdat de prosumenten ook elektriciteit willen gebruiken als de eigen productie niet voldoende is zal een aansluiting op het net in de meeste gevallen nodig blijven. Door de aansluiting van veel decentrale productie-eenheden ontstaan bij het beheer van het distributienet een aantal uitdagingen. Een grote productie van (zonne)stroom door prosumenten kan congestieproblemen veroorzaken. Opties voor de netbeheerder zijn om verbruikers binnen een wijk te stimuleren om stroom af te nemen wanneer de zon schijnt. Deze stroom wordt dan lokaal geproduceerd en meteen geconsumeerd, zonder aan het netwerk te worden toegevoegd. Op deze manier kan een congestieprobleem in de wijk worden verminderd. Een netbeheerder kan verbruikers hiertoe stimuleren door mee te investeren in smart grid technologieën of door variabele tarieven te hanteren voor het transport van elektriciteit. Een andere mogelijkheid is om transport van geproduceerde elektriciteit van de prosument tijdelijk te weigeren bij dreigende congestieproblemen. De mogelijkheden van de netbeheerder om hiertoe over te gaan zijn echter beperkt vanwege strenge wet- en regelgeving. 25
ENDEX Market Rules version 20.3, 3 october 2012
capgemini ecofys eemflow energy hogeschool utrecht icasus dnv kema lomboxnet rijksuniversiteit groningen stedin taskforce innovatie regio utrecht universiteit utrecht/utrecht sustainability institute
provincie utrecht gemeente utrecht gemeente amersfoort
15
Programmavantwoordelijke partij (PV-partij) Wanneer verbruikers, producenten en prosumenten zich anders gaan gedragen door de implementatie van lokaal duurzame elektriciteitsproductie kan meer onbalans ontstaan doordat de energieprogramma’s van de PV-partijen minder goed overeenkomen met het daadwerkelijke gebruik, danwel de productie van elektriciteit. De energieprogramma’s die de PV-partij indient bij TenneT zijn vaak opgesteld met behulp van standaardprofielen, ook al is de PV-partij vrij om zijn eigen methode te kiezen. Wanneer verbruikers zich anders gaan gedragen zorgt dit voor onbalans en dus hogere kosten voor de PV-partij. De opkomst van prosumenten kan dus leiden tot een aanpassing van de manier waarop PV-partijen voorspellen wat het energiegebruik en de energieproductie de volgende dag gaat zijn, bijvoorbeeld door het toevoegen van een ‘zonnefactor’ aan de standaardprofielen en/of toepassing van de voorspellingen van de PhotoVoltaic-box. Systeembeheerder Op dit moment gebeurt balanshandhaving alleen op landelijk niveau door de landelijke netbeheerder. Door de toename van lokale duurzame elektriciteitsproductie en de daarbij gepaarde fluctuaties aan energieproductie op distributieniveau kan het nodig worden om ook op distributieniveau balans te gaan handhaven26, waarbij de regionale netbeheerder ook de rol van systeembeheerder op zich neemt. De opslag van elektriciteit en vraagsturing bieden hiervoor in potentie allerlei mogelijkheden. De noodzakelijke technologische aanpassingen en aanpassingen in wet- en regelgeving zijn echter dusdanig groot dat deze ontwikkeling niet op kortere of middellange termijn zal bijdragen aan de ontwikkeling en implementatie van de dienstverleningsconcepten zoals in dit document worden besproken. Dit document gaat daarom niet verder in op de mogelijkheden voor balanshandhaving op distributieniveau.
26
Van der Veen, R. & De Vries, L. (2009). The impact of microgeneration upon the Dutch balancing market. Energy Policy, 37, 2788-2797.
capgemini ecofys eemflow energy hogeschool utrecht icasus dnv kema lomboxnet rijksuniversiteit groningen stedin taskforce innovatie regio utrecht universiteit utrecht/utrecht sustainability institute
provincie utrecht gemeente utrecht gemeente amersfoort
16
3
Vragen wet- en regelgeving
De mogelijkheden die partijen hebben voor het ontwikkelen en implementeren van smart grid dienstverleningsconcepten is afhankelijk van de nu geldende wet- en regelgeving binnen het energiemarktmodel. Dit hoofdstuk introduceert een aantal vragen die bij betrokken partijen kunnen ontstaan.
3.1 Algemene vragen wet- en regelgeving Smart grid dienstverleningsconcepten gaan veelal samen met het optimaal gebruiken van lokaal geproduceerde duurzame elektriciteit. Bij partijen die smart grid dienstverleningsconcepten ontwikkelen kunnen daarom vragen ontstaan over de (on)mogelijkheden binnen het energiemarktmodel rondom lokaal duurzame elektriciteitsproductie. Een aantal algemene vragen over wet- en regelgeving gerelateerd aan de rollen binnen het energiemarktmodel en de verschuiving die binnen het energiemarktmodel plaatsvindt zijn: Verbruiker en Prosument 1. Hoe werkt de salderingsregeling? 2. Kan een verbruiker/prosument in alle gevallen zijn eigen leverancier kiezen? 3. Kan een verbruiker/prosument meer dan één leverancier hebben? 4. Kan een prosument overtollig geproduceerde elektriciteit verkopen aan een andere partij dan de eigen leverancier? 5. Heeft de prosument een garantie dat zijn overtollig geproduceerde elektriciteit op het net wordt geaccepteerd en getransporteerd? 6. Fluctueren de aansluit- transport- en systeemdienstentarieven voor de prosument met de geproduceerde en afgenomen hoeveelheid elektriciteit? Zorgen deze tarieven voor een stimulans om meer elektriciteit op te wekken en minder te gebruiken? Handelaar 7. Aan welke eisen moet een handelaar voldoen, bijvoorbeeld een Onafhankelijke Dienst Aanbieder (ODA) die namens prosumenten wil handelen op de power exchange? Leverancier 8. Aan welke eisen en verplichtingen moet een leverancier voldoen, bijvoorbeeld een prosument die elektriciteit wil leveren aan andere kleinverbruikers in de wijk? 9. Mag een leverancier een variabel elektriciteitstarief hanteren voor kleinverbruikers en prosumenten om deze te stimuleren op een bepaald moment elektriciteit af te nemen? 10. Kunnen de huidige salderingsregeling en variabele elektriciteitstarieven naast elkaar bestaan? Regionale netbeheerder 11. Wie mag elektriciteitskabels aanleggen? 12. Mag een regionale netbeheerder vanuit zijn gereguleerde rol (mee)investeren in de implementatie van smart grids? 13. Kan een netbeheerder afwijken van gereguleerde tarieven om zodoende partijen te stimuleren om in de implementatie van smart grids te investeren? 14. Kan een netbeheerder transport van elektriciteit van een prosument weigeren bij dreigende overbelasting van het net? 15. Wie is verantwoordelijk voor de informatie-uitwisseling over elektriciteitsgebruik en teruglevering van elektriciteit door de prosument? Programma-verantwoordelijke partij (PV-partij) 16. Aan welke eisen en verplichtingen moet een PV-partij voldoen? Bijvoorbeeld een prosument die leverancier wordt en daarmee programma-verantwoordelijkheid draagt voor zijn aansluitingen? capgemini ecofys eemflow energy hogeschool utrecht icasus dnv kema lomboxnet rijksuniversiteit groningen stedin taskforce innovatie regio utrecht universiteit utrecht/utrecht sustainability institute
provincie utrecht gemeente utrecht gemeente amersfoort
17
17. Kan een PV-partij een vergoeding geven aan een prosument/verbruiker die de PV-partij helpt balans in zijn portfolio te handhaven? Tenslotte ontstaan binnen elk smart grid dienstverleningsconcept specifieke vragen met betrekking tot wet- en regelgeving. Voor smart grid dienstverleningsconcepten zijn vaak slimme meters nodig. Vragen met betrekking tot de slimme meter worden behandeld bij het dienstverleningsconcept ‘Inzicht geven / Meten = weten’.
3.2 Elektrische deelauto op zonnestroom De partijen en de rol die zij vervullen zijn naar verwachting: (1) het bedrijf dat de deelauto aanbiedt als afnemer van zonnestroom, (2) de school, het huishouden of het bedrijf dat de zonnestroom produceert als producent, (3) de netbeheerder die de stroom transporteert van de zonnepanelen naar de laadpalen voor de elektrische deelauto, en (4) de PV-partij die verantwoordelijk is voor het handhaven van de balans voor de aansluitingen op het net van de laadpaal en van de producenten van zonnestroom27. We gaan er hierbij vanuit dat geen elektriciteit in de batterijen wordt opgeslagen om later weer terug te leveren aan het net. Omdat er binnen de wet geen onderscheid wordt gemaakt tussen accu’s in elektrische auto’s of accu’s specifiek voor opslag van elektriciteit in de wijk is dezelfde wet- en regelgeving hierop van toepassing. Bij het dienstverleningsconcept ‘opslag van elektriciteit in de wijk’ wordt uitgebreider ingegaan op het opslaan van elektriciteit in accu’s en de mogelijkheden om dit in het energiemarktmodel in te passen. Naast algemene vragen over de werking van de elektriciteitssector, de implementatie van lokaal geproduceerde duurzame elektriciteit en de nodige infrastructuur (zie vorige paragraaf) kunnen deze betrokken partijen met specifieke vragen te maken krijgen voor dit dienstverleningsconcept. Deze hebben bijvoorbeeld te maken met wie in deze situatie kabels mag aanleggen tussen de zonnepanelen en de laadpalen, wat de mogelijkheden van de salderingsregeling zijn binnen dit dienstverleningsconcept, welke mogelijkheden het bedrijf met het deelautoconcept heeft om de elektriciteit te verkopen aan de gebruikers van het deelautoconcept en op welke manieren de netbeheerder of PV-partij financieel kunnen bijdragen. Een aantal specifieke vragen met betrekking tot wet- en regelgeving voor een elektrische deelautoconcept op zonnestroom zijn: 18. Wie mag de kabel tussen de zonnepanelen en de laadpaal aanleggen? 19. Kan een prosument zijn overtollig geproduceerde zonnestroom verkopen aan het bedrijf dat een deelautoconcept aanbiedt? 20. Wat zijn de mogelijkheden van de salderingsregeling binnen dit dienstverleningsconcept? 21. Kan het bedrijf met het deelautoconcept de elektriciteit verkopen aan gebruikers van het deelautoconcept? 22. Kan de netbeheerder dit dienstverleningsconcept stimuleren door voor het bedrijf dat het deelautoconcept aanbiedt af te wijken van gereguleerde tarieven?
3.3 Vraagsturing Vraagsturing heeft vele toepassingsmogelijkheden. De betrokken partijen en de rol die zij vervullen binnen het energiemarktmodel zijn afhankelijk van hoe vraagsturing is toegepast. We bespreken drie situaties: (1) een prosument die vraagsturing binnen de eigen installatie toepast, (2) verbruikers die met behulp van vraagsturing anticiperen op fluctuaties in de elektriciteitsprijs en (3) vraagsturing dat wordt ingezet om piekbelasting op het net te beperken. Om vraagsturing mogelijk te maken is in de meeste gevallen een slimme meter nodig.
27
Wanneer de laadpaal achter de meter wordt geplaatst, is de netbeheerder in dit dienstverleningsconcept minder relevant. Ook zal de laadpaal dan geen eigen aansluiting hebben, en dus geen PV-partij. capgemini ecofys eemflow energy hogeschool utrecht icasus dnv kema lomboxnet rijksuniversiteit groningen stedin taskforce innovatie regio utrecht universiteit utrecht/utrecht sustainability institute
provincie utrecht gemeente utrecht gemeente amersfoort
18
Een prosument kan vraagsturing toepassen binnen de eigen installatie zodat een groter gedeelte van de geproduceerde (zonne)stroom direct kan worden gebruikt. Apparaten worden in deze situatie aangezet wanneer de zon schijnt. Als alle apparatuur en benodigde kabels binnen de eigen installatie van de prosument liggen is deze zelf verantwoordelijk voor het aanleggen van de elektriciteitskabels en vraagsturingsapparatuur. Het is mogelijk dat de prijs voor elektriciteit en eventueel distributie van elektriciteit in de toekomst (meer) variabel worden gemaakt. Dit stimuleert gebruikers om op een bepaald moment elektriciteit af te nemen. Verbruikers kunnen van fluctuaties in de elektriciteitsprijs profiteren wanneer zij in staat zijn om apparaten aan te zetten bij een lagere prijs en door apparaten uit te zetten bij een hogere elektriciteitsprijs. Betrokken partijen en de rol die zij in dat geval vervullen zijn: (1) huishoudens, scholen en bedrijven als afnemers van elektriciteit, (2) een leverancier die elektriciteit met een variabele prijs aanbiedt en (3) eventueel een netbeheerder wanneer deze een variabel distributietarief hanteert. Een derde mogelijkheid om vraagsturing in te zetten is om piekbelasting van het net te beperken. Wanneer teveel elektriciteit wordt ingevoed op het net kan piekbelasting worden verminderd door apparaten van de prosument aan te zetten. Deze apparaten gebruiken dan de zonnestroom direct waardoor de stroom niet ingevoed wordt op het net. Ook is het mogelijk om apparaten uit te zetten wanneer piekbelasting ontstaat door teveel consumptie van elektriciteit. Bij beide principes zijn dezelfde partijen betrokken: (1) huishoudens, scholen en bedrijven die als verbruikers de mogelijkheid bieden om op afroep apparaten aan of uit te zetten, (2) een partij die gebaat is bij het op afroep verlagen of verhogen van de vraag naar elektriciteit, zoals een PV-partij die zijn portfolio in balans wil houden. Een Onafhankelijke Diensten Organisatie (ODA) kan in deze situatie namens een groep collectieve gebruikers afspraken maken met de PV-partij. Een aantal specifieke vragen met betrekking tot wet- en regelgeving voor vraagsturing zijn: 23. Welke randvoorwaarden scheppen de huidige specificaties van de slimme meter voor mogelijkheden voor vraagsturing? 24. Kan de PV-partij een verbruiker een vergoeding geven voor het aan laten sturen van zijn vraagsturingsapparatuur bij onbalans binnen het portfolio van de PV-partij? 25. Kan de netbeheerder een verbruiker een vergoeding bieden voor het uit laten zetten van zijn vraagsturingsapparatuur bij een dreigend tekort aan netwerkcapaciteit?
3.4 Opslag van elektriciteit in de wijk Opslag van elektriciteit in de wijk kan op verschillende manieren plaatsvinden, bijvoorbeeld met vaste accu-packs of met behulp van batterijen in elektrische auto’s. Voor de wet- en regelgeving maakt het niet uit van welk soort opslagsysteem sprake is. Een eigenaar van een opslagsysteem kan profiteren van een mogelijk fluctuerende elektriciteitsprijs door bij lagere prijzen elektriciteit op te slaan, en de opgeslagen elektriciteit bij een hogere prijs te gebruiken of te verkopen. Betrokken partijen en de rol die zij in deze situatie vervullen zijn: (1) de eigenaar van het opslagsysteem als verbruiker van elektriciteit of prosument en (2) een leverancier die elektriciteit met een variabel tarief aanbiedt. Een opslagsysteem heeft ook de potentie om bij overbelasting van het net, het net te ontlasten door lokaal geproduceerde elektriciteit op te slaan. Daarnaast kan een opslagsysteem worden ingezet om elektriciteit op het net in te voeden wanneer er meer vraag is dan aanbod van elektriciteit. Betrokken partijen en de rol die zij in deze situaties vervullen zijn: (1) de eigenaar van het opslagsysteem als aanbieder van opslagcapaciteit, in de rol van verbruiker of prosument, en (2) een partij die gebaat is bij het op afroep laten opslaan en invoeden van elektriciteit, dit kan een PV-partij zijn die zijn portfolio in balans wil houden, of de netbeheer die met voldoende netcapaciteit elektriciteit wil distribueren.
capgemini ecofys eemflow energy hogeschool utrecht icasus dnv kema lomboxnet rijksuniversiteit groningen stedin taskforce innovatie regio utrecht universiteit utrecht/utrecht sustainability institute
provincie utrecht gemeente utrecht gemeente amersfoort
19
Een aantal specifieke vragen met betrekking tot wet- en regelgeving voor opslag van elektriciteit in de wijk zijn: 26. Mag een eigenaar van een opslagsysteem elektriciteit als producent op het net invoeden? 27. Kan een eigenaar van een opslagsysteem gebruik maken van de salderingsregeling? 28. Mag een PV-partij de balans in zijn portfolio handhaven door huishoudens te vergoeden voor gebruik van daar aanwezige opslagsystemen?
3.5 Inzicht geven / meten = weten Relevante partijen en hun rol binnen het energiemarktmodel voor dit dienstverleningsconcept zijn: (1) consumenten als gebruikers van de apparatuur en afnemers van elektriciteit van het net, (2) de netbeheerder voor het plaatsen en onderhouden van de slimme meter en (3) de partij die de apparatuur plaatst bij de verbruikers. Vragen met betrekking tot wet- en regelgeving voor dit dienstverleningsconcept zijn: 29. Mag elke partij apparatuur voor het creëren van inzicht plaatsen bij de verbruikers? 30. Wie heeft de verantwoordelijkheid om een slimme meter aan te leggen? 31. Wat zijn de specificaties van de slimme meter? 32. Is de privacy van gebruiksgegevens bij de slimme meter gewaarborgd?
3.6 Energiemanagement (vraagsturing) Omdat dit dienstverleningsconcept vergelijkbaar is met het ‘vraagsturing’ dienstverleningsconcept zoals reeds besproken in §3.3 worden geen specifieke vragen voor dit dienstverleningsconcept gedefinieerd.
3.7 Zonnepanelen als sensor (PhotoVoltaic-box) De PhotoVoltaic-box kan voorspellingen leveren over de verwachte opbrengst van zonnepanelen. De volgende rollen zijn betrokken bij dit dienstverleningsconcept: (1) de prosument die informatie beschikbaar stelt over zijn zonne-installatie, (2) een PV-partij die de voorspellingen kan gebruiken om zijn portfolio beter in balans te houden. Vragen met betrekking tot wet- en regelgeving voor dit dienstverleningsconcept zijn: 33. Kunnen de gegevens van de PhotoVoltaic-box via de slimme meter worden verstuurd naar de PV-partij danwel de netbeheerder? 34. Kan de PV-partij de prosumenten compenseren voor het beschikbaar stellen van de informatie?
3.8 Antwoorden op vragen Zoals beschreven in bovenstaande paragrafen leiden de ontwikkeling richting meer lokaal geproduceerde duurzame elektriciteit en het ontwikkelen van smart grid dienstverleningsconcepten tot vragen over wet- en regelgeving binnen het huidige energiemarktmodel. Het is daarom van belang om te begrijpen hoe de structuur van wet- en regelgeving is opgebouwd en in welke richtlijnen, wetten en regelingen gezocht kan worden naar antwoorden op bovenstaande vragen. Hoofdstuk 4 gaat in op deze structuur. Hoofdstuk 5 geeft vervolgens antwoord op de vragen zoals in dit hoofdstuk beschreven.
capgemini ecofys eemflow energy hogeschool utrecht icasus dnv kema lomboxnet rijksuniversiteit groningen stedin taskforce innovatie regio utrecht universiteit utrecht/utrecht sustainability institute
provincie utrecht gemeente utrecht gemeente amersfoort
20
4
Structuur wet- en regelgeving
Relevante wet- en regelgeving voor smart grids is afkomstig van drie niveaus, waarbij elk bovenliggend niveau de randvoorwaarden schept voor de invulling van het niveau eronder. De drie niveaus zijn (1) Europese richtlijnen, (2) Nederlandse wet– en regelgeving en (3) codes zoals opgesteld binnen de sector.
4.1 Europese richtlijnen en regelgeving De Europese richtlijnen bepalen de grenzen waarbinnen de lidstaten hun elektriciteitssector mogen vormgeven. Sinds 1996 is in de Europese Unie een ontwikkeling in gang gezet richting een geliberaliseerde elektriciteitssector28. Op Europees niveau zijn voor smart grids en slimme meters het Derde Energiepakket, de Richtlijn hernieuwbare energie en de Richtlijn energie-efficiëntie relevant. De Europese richtlijn voor de energiesector van 1996 is inmiddels twee keer aangepast29, waarbij enerzijds een steeds striktere vorm van splitsing tussen monopolistische en commerciële activiteiten werd ingevoerd en anderzijds de competitieve markt verder werd geopend. Ondanks de ontwikkeling richting een striktere vorm van splitsing is op dit moment nog geen splitsing van het eigendom van het distributienet van verticaal geïntegreerde elektriciteitsbedrijven vereist. De levering van elektriciteit is vanaf 1 juli 2007 voor residentiële gebruikers volledig opengesteld. Voor overige gebruikers was de markt al vrijgesteld vanaf 1 juli 2004. Derde Energiepakket: In de laatste aanpassing van de Europese richtlijnen, vaak het Derde Energiepakket genoemd, worden lidstaten verplicht de modernisering van de distributienetten te bevorderen, bijvoorbeeld door de invoering van smart grids30. Hiertoe dienen de lidstaten de regelgevende instanties ten sterkste aan te bevelen om de energie-efficiency te bevorderen door bv. de implementatie van smart grid oplossingen31. Hierbij valt op dat de richtlijn niet verder gaat dan het verplichten van lidstaten om aanbevelingen te doen en dat smart grids als één voorbeeld van een maatregel wordt genoemd ter optimalisatie van de energie-efficiëntie. De richtlijn schrijft tevens een kosten-batenanalyse voor de uitrol van slimme meters voor. Als deze analyse positief uitvalt moeten lidstaten een plan opstellen om in 2020 tenminste 80% van de consumenten te voorzien van een slimme meter32. Richtlijn ter bevordering van hernieuwbare energiebronnen: Volgens deze richtlijn zijn smart grids een instrument om de toename in de productie van duurzame energie te faciliteren. De lidstaten moeten ‘passende maatregelen’ nemen om intelligente netwerken te ontwikkelen33. Wat passend is wordt aan de lidstaten overgelaten. Dat de richtlijn smart grids als instrument bestempelen voor het bevorderen van de productie van duurzame energie laat zien dat deze ontwikkelingen hand in hand gaan. Richtlijn energie-efficiency: Deze richtlijn richt zich op het stimuleren van energie-efficiency bij de eindverbruiker en niet op distributieniveau. De richtlijn noemt ‘intelligente meetsystemen, zoals individuele op afstand bediende meetinstrumenten en informatieve facturering’34 als voorbeelden voor het stimuleren van de energie-efficiency en benoemt daarmee een belangrijk onderdeel van een smart grid, de slimme meter. De richtlijn bespreekt ook de deels verplichte uitrol van slimme meters vergelijkbaar met het Derde Energiepakket. In een voorstel van 27 juni 2012 voor aanpassing van de energie-efficiency richtlijn werden smart grids en dan met name vraagsturing 28
Richtlijn 96/92/EG Richtlijn 2003/54/EG en Richtlijn 2009/72/EG 30 Overweging 27 preambule Richtlijn 2009/72/EG 31 Artikel 3 lid 11 Richtlijn 2009/72/EG 32 Bijlage I, onder 2, Richtlijn 2009/72/EG 33 Artikel 16, lid 1, Richtlijn 2009/28/EG 34 Bijlage III, Richtlijn 2006/32/EG 29
capgemini ecofys eemflow energy hogeschool utrecht icasus dnv kema lomboxnet rijksuniversiteit groningen stedin taskforce innovatie regio utrecht universiteit utrecht/utrecht sustainability institute
provincie utrecht gemeente utrecht gemeente amersfoort
21
genoemd. Volgens dit voorstel moeten lidstaten ervoor gaan zorgen dat de netwerktarieven en andere regelgeving de implementatie van variabele tarieven voor vraagsturing bij eindgebruikers gaat ondersteunen. In de versie van het voorstel dat op 11 september 2012 is aangenomen door het Europees Parlement komen de passages over smart grids en vraagsturing echter niet meer terug. Bovenstaande richtlijnen laten zien dat op Europees niveau de implementatie van smart grids niet wordt afgedwongen. Smart grids worden alleen genoemd als voorbeeld of als mogelijk instrument. Voor de uitrol van slimme meters zijn de richtlijnen meer dwingend door een kosten-batenanalyse te vereisen. Een daadwerkelijke grootschalige uitrol wordt op dit moment echter ook niet vereist.
4.2 Nederlandse regelgeving Om de Europese richtlijn voor de energiesector uit 199635 te implementeren is in Nederland een nieuwe Elektriciteitswet geïntroduceerd. Deze Elektriciteitswet uit 1998 is in de loop van de tijd regelmatig aangepast. Nederland heeft ervoor gekozen om zowel de landelijke netbeheerder als de distributienetbeheerder volledig onafhankelijk te maken van verticaal geïntegreerde energiebedrijven36. Nederland gaat bij het splitsen van activiteiten dus verder dan de Europese richtlijnen vereisen. De splitsing van het eigendom, ook wel het ‘groepsverbod’ genoemd, zou per 1 januari 2011 ingaan, maar is nog niet in heel Nederland uitgevoerd vanwege weerstand vanuit een aantal energiebedrijven. De energiebedrijven beargumenteren binnen het lopende geschil dat de splitsing in strijd is met het Europees recht op vrij verkeer van kapitaal37. Relevante wetgeving voor smart grids is afkomstig uit de Elektriciteitswet. Belangrijke ontwikkelingen voor smart grids binnen de Elektriciteitswet zijn bijvoorbeeld: (1) dat bij weigeren van transport van duurzame elektriciteit, de netbeheerder dit aan de NMa moet melden en maatregelen moet voorstellen om weigering in de toekomst te voorkomen38, (2) het introduceren van een certificatensysteem op basis van garanties van oorsprong (GvO’s) voor duurzame energieproductie39 en (3) dat netbeheerders vraagsturing in overweging dienen te nemen bij aanpassingen aan het net. De Elektriciteitswet is geschikt gemaakt voor de kleinschalige uitrol40 van slimme meters zoals vereist door de Europese richtlijnen. De passages die een grootschalige uitrol mogelijk maken staan al wel in de Elektriciteitswet genoemd, maar zijn nog niet in werking getreden. Dit gebeurt op een ‘nader te bepalen tijdstip’41. Als aanvulling op de Elektriciteitswet kan het Ministerie van Economische zaken, Landbouw en Innovatie (EL&I), namens de Minister, ministeriële regelingen opstellen die nadere invulling geven aan de bepalingen in de Elektriciteitswet. De Energiekamer ziet toe op de implementatie van deze wetten en regelingen.
4.3 (Technische) Codes Naast de Elektriciteitswet bestaan er vijf technische codes waarin regelgeving en procedures staan uitgewerkt. De codes beschrijven hoe de netbeheerders en de verbruikers zich op het net dienen te gedragen. Veel relevante regelgeving voor smart grids is in deze codes te vinden. De Netcode beschrijft voorwaarden voor hoe de netbeheerders en gebruikers van het net zich met betrekking tot het net dienen te gedragen. Hierbij gaat de Netcode in op o.a. (1) de werking van de netten, (2) aansluitingen op het net (aansluitdienst) en (3) transport over het net 35
Richtlijn 96/92/EG Staatsblad 2006, 614 37 LJN: BM8494, Gerechtshof 's-Gravenhage , 200.035.170/01 38 Artikel 24 lid 2 Elektriciteitswet 39 Staatsblad 2003, 493 40 Artikel 26ad Elektriciteitswet 41 Artikel 26ae lid 1 Elektriciteitswet 36
capgemini ecofys eemflow energy hogeschool utrecht icasus dnv kema lomboxnet rijksuniversiteit groningen stedin taskforce innovatie regio utrecht universiteit utrecht/utrecht sustainability institute
provincie utrecht gemeente utrecht gemeente amersfoort
22
(transportdienst). In de Systeemcode staan voorwaarden beschreven voor de manier waarop TenneT, als beheerder van het landelijk transport netwerk, en haar afnemers in de vorm van gebruikers, producenten, programmaverantwoordelijken en regionale netbeheerders, zich dienen te gedragen met betrekking tot systeemdiensten. De Meetcode beschrijft voorwaarden voor o.a. het meten van transport en levering van elektriciteit en het uitwisselen van meetgegevens. De Informatiecode beschrijft de vereisten voor administratieve processen en de uitwisseling van informatie binnen de elektriciteitssector. De netbeheerders maken gebruik van gereguleerde tarieven welke zij in rekening mogen brengen bij gebruikers van het net. De berekeningswijze van deze tarieven staat beschreven in de Tarievencode.
4.4 Tarievenstructuur De implementatie van smart grids heeft een direct effect op de hoeveelheid getransporteerde elektriciteit over het net en daarmee ook in een aantal gevallen op de hoogte van de te betalen aansluit-, transport- en systeemdienstentarieven. Deze paragraaf geeft daarom een beschrijving van de tarievenstructuur. De regionale netbeheerder rekent een tarief voor de aansluiting op het net en het transporteren van elektriciteit. De landelijke netbeheerder rekent ook een tarief voor de systeemdiensten. Deze tarieven zijn sterk gereguleerd en staan onder continue controle van de Energiekamer. De Tarievencode geeft een gedetailleerde beschrijving van de berekeningswijze voor de verschillende tarieven. 4.4.1 Aansluittarief42 Het aansluittarief bestaat uit twee componenten: (1) een eenmalige bijdrage op basis van de initiële investeringskosten en (2) een periodieke vergoeding per maand voor het in stand houden van de aansluiting. Beide componenten zijn afhankelijk van de capaciteit van de aansluiting. 4.4.2 Transporttarief43 Het transporttarief dekt de kosten voor het transporteren van elektriciteit van producenten naar verbruikers door gebruik te maken van het net. Vanuit het transporttarief betaalt de netbeheerder o.a.: (1) het opereren, onderhouden en uitbreiden van de netten, (2) het oplossen van transportbeperkingen en (3) het compenseren van bij het transport optredende verliezen. De hoogte van het transporttarief was tot 1 juli 2009 voor alle gebruikers van het net afhankelijk van de hoeveelheid getransporteerde elektriciteit. Vanaf deze datum is voor kleinverbruikers (verbruikers met een aansluitcapaciteit niet hoger dan 3*80A) een capaciteitstarief ingevoerd, waardoor de hoogte van het transporttarief afhankelijk werd van de grootte van de aansluiting. Alleen als de aansluiting wordt aangepast, kan de netbeheerder de afnemer indelen in een andere tariefcategorie. De hoogte van de transportkosten zijn volledig onafhankelijk van zijn verbruik, dus of de verbruiker (deels) teruglevert of niet, hij betaalt dezelfde transportkosten. Voor grootverbruikers geldt dat een gebruiker betaalt op basis van het gecontracteerde transportvermogen dat gekoppeld is aan de aansluitcategorie. Eénmaal per jaar mogen gebruikers de hoogte van dit gecontracteerde transportvermogen verhogen of verlagen met als maximum de categorie van de aansluitcapaciteit. Voor grootverbruikers blijft, naast een capaciteitscomponent, eveneens een variabel transporttarief gelden dat afhankelijk is van de hoeveelheid getransporteerde elektriciteit. Bij een grootverbruiker heeft teruglevering dus wel invloed op zijn transportkosten. Hij betaalt dan minder aan variabel transporttarief.
42 43
Tarievencode hoofdstuk 2 Tarievencode hoofdstuk 3
capgemini ecofys eemflow energy hogeschool utrecht icasus dnv kema lomboxnet rijksuniversiteit groningen stedin taskforce innovatie regio utrecht universiteit utrecht/utrecht sustainability institute
provincie utrecht gemeente utrecht gemeente amersfoort
23
4.4.3 Systeemdienstentarief44 Elke aangeslotene die elektriciteit verbruikt en een aansluiting heeft op een net dat wordt beheerd door een netbeheerder is het systeemdienstentarief verschuldigd. Het verbruik in kWh bepaalt voor grootverbruikers de hoogte van het systeemdienstentarief. Voor kleinverbruikers wordt gerekend met een zogenaamd ‘forfaitair verbruik’ dat is vastgesteld op basis van het landelijk gemiddelde verbruik per afnemerscategorie. Alle kleinverbruikers betalen daarmee hetzelfde tarief. De kosten voor systeemdiensten zijn laag in vergelijking met de andere tarieven.
4.5 Energiebelasting In de smart grid pilots is de levering van zonnestroom een belangrijk onderdeel van de dienstverleningsconcepten. Om te bepalen of de levering van zonne-energie rendabel is, is het belangrijk om de regels met betrekking tot de energiebelasting te kennen, en dan met name de Wet belastingen op milieugrondslag. Volgens deze wet wordt energiebelasting geheven over ‘de levering via een aansluiting aan de verbruiker […]’45. Een definitie van levering wordt hierbij niet gegeven. Wel noemt de Wet belastingen op milieugrondslag dat verbruik van elektriciteit ook aangemerkt wordt als levering wanneer: (1) deze producten op andere wijze zijn verkregen dan door een levering via een aansluiting aan de verbruiker46. Een prosument die zelf elektriciteit opwekt moet hierover dus in beginsel energiebelasting betalen. Op deze bepaling is echter een belangrijke uitzondering gemaakt en geldt niet voor ‘de verbruiker die elektriciteit heeft geproduceerd door middel van hernieuwbare energiebronnen’47. Een prosument die zelf duurzame elektriciteit opwekt en verbruikt binnen zijn eigen installatie hoeft daarmee dus geen energiebelasting te betalen. Op het moment dat de prosument de duurzame elektriciteit via het net gaat leveren aan de buren moet wel energiebelasting worden afgedragen. Ook een bedrijf dat zonnestroom opwekt en dit wil leveren aan verbruikers (huishoudens) binnen de wijk is dus energiebelasting verschuldigd. De salderingsregeling maakt het voor prosumenten mogelijk om de energiebelasting niet te betalen als de elektriciteit wordt verkocht aan de leverancier. Salderingsregeling: In de Wet belastingen op milieugrondslag is ook geregeld dat een prosument die elektriciteit op het net invoedt alleen energiebelasting betaalt over de ‘via de aansluiting geleverde elektriciteit minus de via de aansluiting ingevoede elektriciteit’48. Hiermee is geregeld dat prosumenten die gebruikmaken van de salderingsregeling over het gesaldeerde geen energiebelasting betalen. Prosumenten mogen salderen tot een maximum van 5000 kWh per jaar. Boven deze limiet mogen ze geproduceerde elektriciteit verkopen aan hun leverancier, maar hierover is wel belasting verschuldigd. In een recent ingediend wetsvoorstel49 wordt voorgesteld om deze limiet, het maximum van 5000 kWh per jaar, te schrappen. Het voorstel tot vervallen van de salderingsgrens geldt voor alle verbruikers met een aansluiting van maximaal 3*80A, de zogenaamde kleinverbruikers. Voorwaarde is dat de kleinverbruiker duurzame elektriciteit opwekt. Voor overige niet duurzame vormen van elektriciteitsopwekking blijft de salderingsgrens van 5000 kWh per jaar gehandhaafd "Hierbij kan bijvoorbeeld worden gedacht aan micro-warmtekrachtkoppelingsinstallaties en generatoren". Salderingspilot: Met een salderingspilot wordt de situatie bedoeld waarin een groep van consumenten gezamenlijk eigenaar wordt van een zonne-installatie, bv. op een nabijgelegen school. Er wordt gemeten hoeveel elektriciteit de zonnepanelen (per huishouden) opwekken en dit 44
Tarievencode hoofdstuk 4 Artikel 50 lid 1 Wet belastingen op milieugrondslag 46 Artikel 50 lid 4 Wet belastingen op milieugrondslag 47 Artikel 50 lid 5 Wet belastingen op milieugrondslag 48 Artikel 50 lid 2 Wet belastingen op milieugrondslag 49 Kamerstukken II 2012/13 33493 nr 2 en 3 45
capgemini ecofys eemflow energy hogeschool utrecht icasus dnv kema lomboxnet rijksuniversiteit groningen stedin taskforce innovatie regio utrecht universiteit utrecht/utrecht sustainability institute
provincie utrecht gemeente utrecht gemeente amersfoort
24
wordt vervolgens gesaldeerd met de verbruikte elektriciteit van de huishoudens. De redenering dat er in deze situatie geen energiebelasting verschuldigd is, is gebaseerd op het ontbreken van een duidelijke definitie van ‘levering’ binnen de Nederlandse wetgeving. De Europese richtlijn uit 2009 geeft de volgende omschrijving: ‘verkoop, wederverkoop daaronder begrepen, van elektriciteit aan afnemers’50. Als een consument zelf eigenaar is van de zonne-installatie zou kunnen worden beredeneerd dat er slechts sprake is van transport van elektriciteit.51 Salderen wordt over het algemeen alleen toegestaan "achter de aansluiting". Dit houdt dus in dat saldering binnen de onroerende zaak geaccepteerd wordt. Saldering wordt niet zonder meer geaccepteerd voor zelf duurzaam geproduceerde elektriciteit getransporteerd over het net naar een andere (eigen) aansluiting. Zelflevering via het net is een belaste levering. Het wettelijk kader beperkt daarmee de mogelijkheden voor het lokaal gebruik van collectief opgewekte duurzame energie. Meer informatie voor de mogelijkheden tot zelflevering via het net is te vinden in de bladen Weekblad fiscaal recht en Juridisch up-to-date52.
50
Artikel 2 lid 19 Richtlijn 2009/72/EG Bron: Bijeenkomst bij CMS Derks Star Busmann, Smart Grids: Rendement voor iedereen, 23 april 2012 52 Weekblad fiscaal recht 6947, 29 mrt 2012 en Juridisch up to date nummer 10, 31 mei 2012 51
capgemini ecofys eemflow energy hogeschool utrecht icasus dnv kema lomboxnet rijksuniversiteit groningen stedin taskforce innovatie regio utrecht universiteit utrecht/utrecht sustainability institute
provincie utrecht gemeente utrecht gemeente amersfoort
25
5
Antwoorden wet- en regelgeving
Dit hoofdstuk geeft antwoord op de vragen zoals geïntroduceerd in hoofdstuk 3. De antwoorden volgen hierbij dezelfde volgorde als waarin de vragen zijn geformuleerd.
5.1 Antwoorden op algemene vragen wet- en regelgeving De eerste paragrafen geven antwoord op de vragen die op elk dienstverleningsconcept van toepassing zijn. De opvolgende paragrafen geven antwoord op de dienstverleningsconcept specifieke vragen.
1
5.1.1 Prosument Hoe werkt de salderingsregeling? Het salderen van elektriciteit, of in andere woorden, de mogelijkheid voor kleinverbruikers om zelf geproduceerde en teruggeleverde elektriciteit af te trekken van de ingekochte elektriciteit is vastgelegd in de wet53. Hierbij noemt de wet een limiet van 5000 kWh per jaar, waarbij de leverancier verplicht is om tot die limiet te salderen. Indien een kleinverbruiker meer elektriciteit produceert dan de limiet van 5000 kWh is de leverancier verplicht om een redelijke vergoeding te betalen voor de hoeveelheid elektriciteit die de producent boven deze limiet invoedt op het net54. Het voordeel van dit systeem zit voor de kleinverbruiker in het feit dat ze voor de zelf geproduceerde elektriciteit, tot de limiet van 5000 kWh, een vergoeding krijgen die gelijk is aan hetgeen ze betalen voor elektriciteit. Hiermee wordt ook BTW en energiebelasting uitgespaard. De BTW en energiebelasting is hij/zij namelijk alleen verschuldigd over de overgebleven hoeveelheid kWh na saldering. Ook hoeven zij geen aparte contracten met de leverancier aan te gaan waarin de hoogte van de terugleveringsvergoeding staat aangegeven. Als prosumenten meer elektriciteit terugleveren dan 5000 kWh is bij wet geregeld dat een leverancier hiervoor een ‘redelijke vergoeding’ moet bieden. De hoogte van deze vergoeding is niet bij wet geregeld. De leveranciers zijn echter vrij om ook boven de limiet van 5000 kWh te salderen. De meeste leveranciers stellen hierbij de beperking dat ze nooit meer teruggeleverde elektriciteit accepteren dan dat de gebruiker afneemt55. Hierdoor is de mogelijkheid voor een grotere zonne-installatie om gebruik te maken van deze soepele salderingsregeling beperkt. Er bestaan bij leveranciers verschillende inzichten over de af te dragen energiebelasting bij een hogere saldering dan 5000 kWh. Als een leverancier de verbruikers ook boven de limiet van 5000 kWh vrijstelt van het betalen van belasting, dan heeft de leverancier twee mogelijkheden: (1) of de leverancier draagt zelf de energiebelasting namens de klant af of (2) de leverancier stuurt aan op een proefproces bij de belastingdienst. Door het nieuwe wetsvoorstel zoals besproken in §4.5 is het mogelijk dat de limiet van de salderingsregeling wijzigt, waarbij geen limiet gaat gelden voor duurzaam geproduceerde elektriciteit en wel een limiet van 5000 kWh voor niet-duurzaam geproduceerde elektriciteit.
2
Kan een verbruiker/prosument in alle gevallen zijn eigen leverancier kiezen? De levering van elektriciteit is op Europees niveau vanaf 1 juli 2007 volledig vrijgesteld voor alle verbruikers van elektriciteit56. Dit is ook vastgelegd in de Nederlandse Elektriciteitswet57. Voor overige verbruikers was de markt al vrijgesteld vanaf 1 juli 2004. In deze keuzevrijheid bestaat dus geen verschil tussen grootverbruikers en kleinverbruikers. Door deze keuzevrijheid van leverancier heeft een leverancier geen garantie dat een klant voor lange tijd elektriciteit blijft afnemen, maar geeft voor de verbruiker het recht om van leverancier te 53
Artikel 31c Elektriciteitswet Artikel 95c lid 2 en 3 55 Salderingsoverzicht 2012, Stichting Zonne-energie Wageningen, Juli 2012 56 Richtlijn 2003/54/EG 57 Artikel 86g Elektriciteitswet 54
capgemini ecofys eemflow energy hogeschool utrecht icasus dnv kema lomboxnet rijksuniversiteit groningen stedin taskforce innovatie regio utrecht universiteit utrecht/utrecht sustainability institute
provincie utrecht gemeente utrecht gemeente amersfoort
26
veranderen. Als er sprake is van een overeenkomst voor bepaalde duur kan de leverancier bij tussentijdse beëindiging van de overeenkomst een ‘redelijke vergoeding’ in rekening brengen58. De hoogte van de vergoeding is afhankelijk van de resterende looptijd van het contract en varieert tussen de 50 en 125 euro59. 3
Kan een verbruiker/prosument meer dan één leverancier hebben? Het hebben van één leverancier is voor kleinverbruikers om meerdere redenen praktisch onmogelijk. Veel marktprocessen gaan uit van één leverancier voor kleinverbruikers. Hieronder volgen twee voorbeelden van de moeilijkheden die het hebben van meerdere leveranciers oplevert. Deze voorbeelden hebben te maken met de rol van de PV-partij en met de invoering van het leveranciersmodel. De leverancier van een kleinverbruiker heeft automatisch ook programmaverantwoordelijkheid voor de aansluiting van deze verbruiker. Als een kleinverbruiker twee leveranciers heeft is het niet langer duidelijk welke leverancier de programmaverantwoordelijkheid voor die aansluiting draagt. Als beide leveranciers in de veronderstelling zijn dat ze de programmaverantwoordelijkheid dragen dan leidt dit tot verkeerde voorspellingen en dus onbalans op het net. Vanaf 1 april 201360 is in Nederland het zogenaamde leveranciersmodel actief. Dit leveranciersmodel regelt dat voor kleinverbruikers de afrekening zowel het tarief van de aansluiting en het gebruik van het net bevat als de afrekening voor de hoeveelheid afgenomen elektriciteit. In de praktijk is dit al langer het geval, maar met de invoering van het leveranciersmodel wordt dit wettelijk vastgelegd. De invoering van het leveranciersmodel is gebaseerd op het idee dat een kleinverbruiker maar één leverancier heeft. Kleinverbruikers hebben nog steeds het recht om van leverancier te wisselen, maar als ze elektriciteit willen afnemen van een lokale (duurzame) bron én van een leverancier ontstaat de situatie dat beide leveranciers de netbeheertarieven in kW in rekening brengen. Grootverbruikers kunnen wel meer dan één leverancier hebben, omdat zij zelf programmaverantwoordelijkheid kunnen dragen. In de Europese richtlijnen staat zelfs nadrukkelijk genoemd dat grote, niet-huishoudelijke afnemers het recht hebben om gelijktijdig met meerdere leveranciers contracten af te sluiten61.
4
Kan een prosument zijn overtollig geproduceerde elektriciteit verkopen aan een andere partij dan de eigen leverancier? Deze mogelijkheid is zeer beperkt vanwege twee redenen. Ten eerste is in de meeste gevallen waar geleverd wordt aan een kleinverbruiker een leveringsvergunning nodig. Dit bespreken we gedetailleerd bij vraag 8. Ten tweede wordt de hoeveelheid geproduceerde elektriciteit door een prosument in veel gevallen niet direct gemeten. Bij veel kleinverbruikers is de oude ‘domme’ meter vaak nog in gebruik. Deze oude meter ‘draait terug’ in de situatie dat er meer elektriciteit wordt geproduceerd dan verbruikt, waardoor de meter alleen de gesaldeerde hoeveelheid elektriciteit bijhoudt. De netbeheerder is alleen verplicht om de gesaldeerde hoeveelheid door te geven aan de leverancier62, op basis waarvan de afrekening plaatsvindt. Een kleinverbruiker is daardoor genoodzaakt om de zelf geproduceerde elektriciteit apart te laten uitlezen door de partij aan wie hij de elektriciteit verkoopt.
58
Artikel 95m lid 8 Elektriciteitswet Besluit nummer 102740 / 13.BT827 NMa 60 Artikel 95cb Elektriciteitswet 61 Artikel 41 Richtlijn 2009/72/EG 62 Hoofdstuk 3 Informatiecode: periodieke uitwisseling van meetdata en (andere) verbruikersgegevens is nog niet ingevuld. Zie wel 1.3.4, 1.3.5 e.v. 3.1.1.4 en 1.3.1a Meetcode. 59
capgemini ecofys eemflow energy hogeschool utrecht icasus dnv kema lomboxnet rijksuniversiteit groningen stedin taskforce innovatie regio utrecht universiteit utrecht/utrecht sustainability institute
provincie utrecht gemeente utrecht gemeente amersfoort
27
5
Heeft de prosument een garantie dat zijn overtollig geproduceerde elektriciteit op het net wordt geaccepteerd en getransporteerd? Wanneer een producent een verzoek tot transport indient bij de netbeheerder heeft de netbeheerder de plicht om een voorstel te doen voor het transporteren van elektriciteit tegen een redelijk tarief63. Een netbeheerder behoudt wel de mogelijkheid om transport te weigeren als er niet voldoende capaciteit beschikbaar is64. De ruimte die de netbeheerder heeft om transport te weigeren is voor duurzame elektriciteit verminderd door een recente toevoeging aan de Elektriciteitswet. Een netbeheerder moet aan de NMa melden indien sprake is van een weigering van transport van duurzame elektriciteit en is verplicht daarbij aan te geven welke maatregel de netbeheerder neemt om dit in de toekomst te voorkomen65. De mogelijkheid voor de netbeheerder om transport van een elektriciteitsproducent te weigeren is dus miniem, maar wel aanwezig. Of de netbeheerder deze mogelijkheid zal gaan gebruiken bij een verder toenemende lokale energieproductie zal afhangen van de het tempo van de ontwikkelingen in de markt.
6
Fluctueren de aansluit- transport- en systeemdienstentarieven voor de prosument met de geproduceerde en afgenomen hoeveelheid elektriciteit? Zorgen deze tarieven voor een stimulans om meer elektriciteit op te wekken en minder te gebruiken? Een prosument kan binnen zijn eigen installatie intelligentie toevoegen, waardoor hij in staat is om meer stroom zelf direct te gebruiken en daardoor minder elektriciteit hoeft te transporteren over het net. Deze mogelijkheid ontstaat als de prosument teveel geproduceerde elektriciteit tijdelijk opslaat of zijn eigen verbruik beter afstemt op de aanwezige productie van elektriciteit (vraagsturing). Om de investeringsbeslissing te kunnen maken is het voor de prosument van belang om te weten wat het effect hiervan is op de hoogte van de betaalde aansluit-, transporten systeemdienstentarieven aan de netbeheerder. Aansluittarief: Het aansluittarief is afhankelijk van de aansluitcapaciteit en bestaat uit een eenmalig bedrag voor het realiseren van de aansluiting en een maandelijkse bijdrage ter dekking van de kosten voor het in stand houden van de aansluiting. Als de prosument geen elektriciteit over het net levert dan kan de prosument mogelijk af met een lagere aansluitcapaciteit. Aan wijzigen van de aansluitcapaciteit zijn echter kosten verbonden plus eventueel een éénmalige bijdrage voor het verwijderen van de oude aansluiting66. Deze kosten moeten worden afgewogen tegen het voordeel van een lager aansluittarief. Daarnaast is het zo dat er voor kleinverbruikers maar twee aansluitcategorieën bestaan67, wat betekent dat de mogelijkheden voor het wijzigen van capaciteit beperkt zijn. Transporttarief: Als een prosument ook kleinverbruiker is, geldt een vast capaciteitstarief dat afhankelijk is van de afnemerscategorie waarin hij is ingedeeld. Deze afnemerscategorie kan de netbeheerder alleen aanpassen wanneer de kleinverbruiker een andere aansluitcapaciteit aanvraagt. Prosumenten die als grootverbruiker zijn gecategoriseerd (aansluiting groter dan 3*80 A) betalen per aansluiting en per hoeveelheid elektriciteit in kWh die op het net is aangeboden/verbruikt en voor de gecontracteerde transportcapaciteit. Als de prosument de elektriciteit met een smart grid ‘achter de meter’ aan klanten levert (zie mogelijkheid van directe lijn) dan kan de hoeveelheid elektriciteit die over het net getransporteerd wordt omlaag. Hierin zit een potentiële kostenbesparing, maar voor kleinverbruikers zijn deze mogelijkheden beperkt door de beperkte flexibiliteit in aansluitmogelijkheden. Systeemdienstentarief: Een prosument betaalt het systeemdienstentarief wanneer de productielocatie is aangesloten op een net dat wordt beheerd door een netbeheerder. De hoogte van het tarief is voor prosumenten met een aansluiting van meer dan 3*80A afhankelijk van het totale verbruik van de productielocatie. Dit totale gebruik wordt berekend door de hoeveelheid 63
Artikel 24 lid 1 Elektriciteitswet Artikel 24 lid 2 Elektriciteitswet 65 Artikel 24 lid 2 Elektriciteitswet 66 Tarievencode 2.4.3 67 Artikel 2.1.1 Netcode 64
capgemini ecofys eemflow energy hogeschool utrecht icasus dnv kema lomboxnet rijksuniversiteit groningen stedin taskforce innovatie regio utrecht universiteit utrecht/utrecht sustainability institute
provincie utrecht gemeente utrecht gemeente amersfoort
28
ingevoede elektriciteit op het net en het bedrijfsgebruik van de productielocatie in kWh af te trekken van de afgenomen elektriciteit en de geproduceerde elektriciteit68. Kleinverbruikers betalen het systeemdienstentarief op basis van een forfaitair verbruik in kWh dat gebaseerd is op het gemiddelde verbruik per afnemerscategorie. De kosten voor systeemdiensten zijn laag in vergelijking met de andere tarieven.
7
5.1.2 Handelaar Aan welke eisen moet een handelaar voldoen, bijvoorbeeld een Onafhankelijke Dienst Aanbieder (ODA) die namens prosumenten wil handelen op de power exchange? Om elektriciteit te mogen verhandelen is een handelserkenning of een volledige erkenning voor programmaverantwoordelijkheid van de systeembeheerder (TenneT) nodig. Een partij die een handelserkenning heeft gekregen mag energieprogramma’s indienen en kan transactiepartij zijn in energieprogramma’s en dus handelen69. Een potentiële handelaar moet aan een reeks eisen voldoen om een handelserkenning te krijgen70. Ten eerste moet de aanvrager beschikken over voldoende deskundigheid om de activiteiten van een handelaar uit te kunnen voeren. Ten tweede moet de aanvrager beschikken over de technische, administratieve en organisatorische faciliteiten om deze activiteiten te kunnen uitoefenen. Ten derde moet een financiële zekerheidsstelling worden afgegeven en tenslotte moet de aanvrager een overeenkomst met TenneT aangaan tot naleving van een aantal voorwaarden. Om te voldoen aan de eisen voor technische, administratieve en organisatorische faciliteiten zijn grote investeringen nodig. Ook de financiële zekerheidsstelling is voor kleine partijen fors en ligt minimaal rond de 60.000 euro71. Naast deze eisen vanuit de systeembeheerder voor het verkrijgen van een handelserkenning worden aanvullende eisen gesteld voor toegang tot de APX/ENDEX. Eén van die eisen is een bankgarantie. Door de hoge eisen is de rol van handelaar niet voor elke partij weggelegd. Dit is ook terug te zien aan het aantal handelserkenningen en volledige erkenningen die zijn uitgegeven72. Binnen pilots voor smart grids zal daarom, wanneer er een rol is weggelegd voor een handelaar en de eisen om handelaar te worden zijn voor de betrokkenen in het project niet haalbaar, gezocht moeten worden naar partners die al een handelserkenning of een volledige erkenning bezitten.
8
5.1.3 Leverancier Aan welke eisen en verplichtingen moet een leverancier voldoen, bijvoorbeeld een prosument die elektriciteit wil leveren aan andere kleinverbruikers in de wijk? Om deze vragen te kunnen beantwoorden is het belangrijk om te weten: (1) wat de eisen zijn voor het verkrijgen van een leveringsvergunning, (2) aan welke verplichtingen een leverancier moet voldoen en (3) binnen welke grenzen een leverancier zijn verkoopprijs mag bepalen. Leveringsvergunning: Een leveringsvergunning is in de meeste gevallen vereist voor levering van elektriciteit aan kleinverbruikers (er bestaan een aantal uitzonderingssituaties die we hieronder bespreken)73. Kleinverbruikers zijn aangeslotenen met een aansluiting met een maximale doorlaatwaarde van 3*80A. Voor verbruikers die buiten deze groep vallen (grootverbruikers) is geen leveringsvergunning vereist. De vereiste voor het hebben van een leveringsvergunning geldt voor elke partij die wil leveren aan kleinverbruikers. De wet maakt hierin geen onderscheid tussen bedrijven die elektriciteit willen leveren aan kleinverbruikers of kleinverbruikers die aan andere kleinverbruikers willen leveren. Voor het verkrijgen van een leveringsvergunning bestaan een aantal eisen, en op een vergunninghouder rusten meerdere verplichtingen. Dit is o.a. nodig om de serviceverlening richting de verbruikers te waarborgen en zorgt ervoor dat er te allen tijde een partij verantwoordelijk is 68
Tarievencode 4.4.1 Systeemcode 3.2.3 70 Systeemcode 3.2.11 71 Hoogste net-transactievolume in MWh binnen één dag met een minimum van 50 MW of 1200 MWh per dag (50 MW * 24 uur). Bij een elektriciteitsprijs van 50 €/MWh is dit €60.000. 72 http://www.tennet.org/transport_en_systeemdiensten/systeemdiensten/programmaverantwoordelijkheid/pv_register.aspx 73 Artikel 95a lid 1 Elektriciteitswet 69
capgemini ecofys eemflow energy hogeschool utrecht icasus dnv kema lomboxnet rijksuniversiteit groningen stedin taskforce innovatie regio utrecht universiteit utrecht/utrecht sustainability institute
provincie utrecht gemeente utrecht gemeente amersfoort
29
voor het handhaven van de balans over de aansluitingen van de klanten. Een keerzijde hiervan is dat de strenge eisen de mogelijkheden beperken voor de smart grid pilots. Wel bestaan er vijf uitzonderingssituaties waarbinnen levering zonder leveringsvergunning toegestaan is74. Als een smart grid pilot binnen deze uitzonderingssituaties valt kan elektriciteit geleverd worden zonder leveringsvergunning. De drie meest relevante uitzonderingen zijn als volgt: 1. Indien de elektriciteit is opgewekt met een installatie die voor rekening en risico van de afnemer, alleen of, voor een evenredig deel, tezamen met andere afnemers, in werking wordt gehouden en de afnemer de geleverde elektriciteit verbruikt; 2. Indien de afnemer aan dezelfde rechtspersoon toebehoort als de producent die de elektriciteit heeft opgewekt dan wel een dochtermaatschappij daarvan in de zin van artikel 24a van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek en de afnemer de geleverde elektriciteit verbruikt; 3. Indien de elektriciteit anders dan bedrijfsmatig wordt geleverd overeenkomstig bij ministeriële regeling te stellen regels. Eisen voor leveringsvergunning: Een partij die elektriciteit wil gaan leveren aan kleinverbruikers dient hiervoor een verzoek in bij de Energiekamer van de NMa. Volgens de Elektriciteitswet krijgt de partij een leveringsvergunning als deze beschikt over: (1) de benodigde organisatorische, financiële en technische kwaliteiten voor een goede uitvoering van zijn taak, en (2) redelijkerwijs in staat is om de verplichtingen (zie volgende paragraaf) na te komen75. De NMa publiceert een uitgebreide checklist voor het aanvragen van een leveringsvergunning76 waaruit blijkt aan welke specifieke eisen een aanvrager dient te voldoen. Als binnen een smart grid dienstverleningsconcept sprake is van levering van elektriciteit kan samenwerking worden gezocht met een partij die reeds een leveringsvergunning bezit. Begin 2013 maakte de NMa bekend dat de ‘whitelabel’ constructie niet langer wordt geaccepteerd. Whitelabels zijn bedrijven die onder een eigen merknaam contracten afsluiten, maar de elektriciteit leveren via de leveringsvergunning van een partner. Bestaande whitelabels worden gestimuleerd om zelf een leveringsvergunning aan te vragen77. Het faillissement van Trianel heeft duidelijk gemaakt dat de risico’s bij dergelijke samenwerkingsverbanden niet moet worden onderschat. Verplichtingen voor vergunningshouders: Indien de vergunning is verleend is de vergunninghouder onderhevig aan meerdere verplichtingen78. Twee zijn belangrijk om te noemen, omdat deze voor veel (kleinere) partijen lastig te behalen zijn. Ten eerste is een vergunninghouder verplicht om op een betrouwbare wijze en tegen redelijke tarieven zorg te dragen voor de levering van elektriciteit aan iedere afnemer die daarom verzoekt. Voor kleinere partijen die hun teveel geproduceerde elektriciteit willen doorverkopen is dit een lastig te bereiken eis, aangezien ze maar een beperkte hoeveelheid elektriciteit kunnen leveren. Ten tweede bezit de mededingingsautoriteit (NMa) de mogelijkheid om een maximumtarief vast te stellen als zij van mening is dat er sprake is van een onredelijk tarief. In welke gevallen de NMa zal beslissen dat er sprake is van een onredelijk tarief is niet bekend. Voor een kleinverbruiker die zijn overtollige zonnestroom wil doorverkopen voor een hogere prijs dan de gangbare marktprijs biedt dit mogelijk vervelende consequenties79. Een leverancier heeft automatisch de programmaverantwoordelijkheid voor haar klanten80. Hierdoor is de leverancier verplicht te voldoen aan alle verplichtingen die komen kijken bij programmaverantwoordelijkheid, zie voor een beschrijving van deze verplichtingen vraag 16. De leverancier kan ervoor kiezen om deze programmaverantwoordelijkheid zelf uit te voeren, maar kan deze ook uitbesteden aan een andere partij. 74
Artikel 95a lid 2 Elektriciteitswet Artikel 95d lid 1 Elektriciteitswet 76 www.nma.nl/regulering/energie/energiebedrijven/vergunningen/ 77 NMa 9 januari 2013, nieuwsbericht www.nma.nl ‘whitelabels versterken met eigen vergunning na Trianel drama’ 78 Artikel 95b Elektriciteitswet 79 Artikel 95b lid 3 en 4 80 Voorwaarden als bedoeld in artikel 31, lid 2 Elektriciteitswet, te vinden in de Systeemcode 3.1.7 75
capgemini ecofys eemflow energy hogeschool utrecht icasus dnv kema lomboxnet rijksuniversiteit groningen stedin taskforce innovatie regio utrecht universiteit utrecht/utrecht sustainability institute
provincie utrecht gemeente utrecht gemeente amersfoort
30
9
Mag een leverancier een variabel elektriciteitstarief hanteren voor kleinverbruikers en prosumenten om deze te stimuleren op een bepaald moment elektriciteit af te nemen? Een variabel tarief bestaat op dit moment al in de vorm van een dag- en nachttarief. Binnen de wet bestaan geen beperkingen om meer variatie binnen deze prijs te brengen door de prijs afhankelijk te maken van de op dan geldende prijs op de elektriciteitsmarkt. Op basis van de slimme meter is het daarom in theorie mogelijk om variabele tarieven te introduceren. Echter, de NMa blijft in dat geval de mogelijkheid houden om een maximumtarief in te stellen wanneer deze van mening is dat er sprake is van een onredelijk tarief. In welke gevallen de NMa hiertoe zal besluiten is niet bekend.
10
Kunnen de huidige salderingsregeling en variabele elektriciteitstarieven naast elkaar bestaan? De wettelijke salderingsmogelijkheid voor kleinverbruikers maakt het lastig om met de leverancier af te rekenen op basis van variabele tarieven die per tijdseenheid van een uur of kwartier variëren. De logica van het salderen van productie op het ene moment en afname op het andere moment valt of staat met het bestaan van relatief vaste elektriciteitsprijzen. De enige variatie in prijzen is in Nederland bepaald door het bestaan van het dag/nachttarief of door lange termijn variaties in de hoogte van de tarieven. Binnen het huidige Nederlandse systeem en de salderingsregeling speelt de elektriciteitsprijs tot 5000 kWh dus geen rol, alleen het verschil tussen productie en verbruik. Door de grootschalige implementatie van slimme meters wordt het mogelijk om de prijs ook van invloed te laten zijn. Dit kan invloed hebben op de uitvoering van de salderingsregeling.
11
12
5.1.4 Regionale netbeheerder Wie mag elektriciteitskabels aanleggen? Dat is afhankelijk van of er sprake is van een net of een installatie. Zie voor definities van beide begrippen §2.1. Als er sprake is van een net ligt de eindverantwoordelijkheid voor werkzaamheden bij de netbeheerder. Deze mag de werkzaamheden wel uitbesteden, maar alleen onder strikte voorwaarden81. In de wet is verder geregeld dat producenten, leveranciers en handelen zich moeten onthouden van iedere bemoeienis met de uitvoering van de taken van de netbeheerder82. Als er sprake is van een installatie ligt de verantwoordelijkheid bij de eigenaar. Deze is in dat geval dus vrij om eigen elektriciteitskabels aan te (laten) leggen. Mag een regionale netbeheerder vanuit zijn gereguleerde rol (mee)investeren in de implementatie van smart grids? Een regionale netbeheerder is verantwoordelijk voor het aanleggen, herstellen, vernieuwen en uitbreiden van de netten binnen een bepaalde regio. Binnen deze regio mogen geen andere partijen, behalve met expliciete goedkeuring van de netbeheerder, deze activiteiten met betrekking tot het net uitvoeren. Een partij die kabels wil aanleggen moet zich dus goed realiseren dat hij deze activiteiten niet zelf mag uitvoeren als er sprake is van een net. Netbeheerders hebben volgens de Elektriciteitswet de taak om: ‘de netten aan te leggen, te herstellen, te vernieuwen of uit te breiden, waarbij in overweging worden genomen maatregelen op het gebied van duurzame elektriciteit, energiebesparing en vraagsturing of decentrale elektriciteitsproductie waardoor de noodzaak van vervanging of vergroting van de productiecapaciteit ondervangen kan worden83’. Binnen de wetgeving is daarmee vastgelegd dat netbeheerders de mogelijkheid tot vraagsturing (en daarmee de stimulering van smart grids) moeten overwegen als alternatief voor het uitbreiden van de netten. Of netbeheerders daadwerkelijk gaan investeren in smart grids zal ook afhangen van de tariefstructuur, en dus of zij voldoende opbrengsten ontvangen om te kunnen investeren in
81
Artikel 16Aa Elektriciteitswet Artikel 16 lid 4 Elektriciteitswet 83 Art. 25 Derde Elektriciteitsrichtlijn 2009/72/EG en art 16 lid 1c Elektriciteitswet 82
capgemini ecofys eemflow energy hogeschool utrecht icasus dnv kema lomboxnet rijksuniversiteit groningen stedin taskforce innovatie regio utrecht universiteit utrecht/utrecht sustainability institute
provincie utrecht gemeente utrecht gemeente amersfoort
31
smart grids. De huidige tariefstructuur geeft de netbeheerders geen grote prikkels om te investeren in smart grids84. 13
Kan een netbeheerder afwijken van gereguleerde tarieven om zodoende partijen te stimuleren om in de implementatie van smart grids te investeren? De tarieven zijn vergaand gereguleerd door de Tarievencode. Toch staat in de Tarievencode de mogelijkheid voor netbeheerders beschreven om afwijkende grenzen voor de aansluitcategorieën vast te stellen85. De NMa staat een netbeheerder alleen in uitzonderlijke gevallen toe hier gebruik van te maken, bijvoorbeeld bij een fusie met een andere netbeheerder om tot geharmoniseerd aansluitcategorieën te komen. De mogelijkheden voor netbeheerders om een afwijkende aansluitcategorie in het leven te roepen voor partijen die capaciteit in de vorm van vraagsturing of een opslagsysteem aan de netbeheerder aanbieden zijn daarmee zeer beperkt. Een netbeheerder kan wel besluiten om een lager transporttarief in rekening te brengen. Hierbij moet de netbeheerder wel ‘gelijke gevallen gelijk behandelen’. Tot op heden is dit altijd uitgelegd als ‘iedereen in dezelfde aansluitcategorie’. De mogelijkheid voor de netbeheerder om een lager transporttarief in rekening te brengen voor partijen die capaciteit aanbieden in de vorm van vraagsturing of een opslagsysteem zijn daardoor ook zeer beperkt.
14
Kan een netbeheerder transport van elektriciteit van een prosument weigeren bij dreigende overbelasting van het net? Een netbeheerder heeft volgens de Elektriciteitswet de plicht om een partij die daarom verzoekt een voorstel te doen voor het transporteren van elektriciteit voor een redelijk tarief86. Een netbeheerder dient voldoende reservecapaciteit te hebben87, maar behoudt wel de mogelijkheid om transport te weigeren als er niet voldoende capaciteit beschikbaar is88. In het geval van een tekort aan capaciteit zal de netbeheerder congestiemanagement toepassen, waarbij de netbeheerder de beschikbare capaciteit verdeeld over de aanvragers van transportcapaciteit. Een recente toevoeging aan de Elektriciteitswet beschrijft dat de netbeheerder een weigering van transport aan de NMa moet melden indien er sprake is van duurzame elektriciteit. Ook is de netbeheerder hierbij verplicht om aan te geven welke maatregelen worden genomen om dit in de toekomst te voorkomen89. De netbeheerder kan de mogelijkheid tot het weigeren van transport inzetten als de situatie daarom vraagt. De NMa is dus wel altijd op de hoogte als er tot weigering van transport van duurzame elektriciteit wordt overgegaan en kan hierop ingrijpen90, bv. door de netbeheerder te verplichten om maatregelen te nemen, zodat het weigeren van transport in de toekomst niet meer nodig is.
15
Wie is verantwoordelijk voor de informatie-uitwisseling over elektriciteitsgebruik en teruglevering van elektriciteit door de prosument? Door invoering van het leveranciersmodel verandert deze situatie. Tot 1 april 2013 is de netbeheerder verplicht om de gesaldeerde hoeveelheid door te geven aan de leverancier91, op basis waarvan de afrekening plaatsvindt. Vanaf 1 april 2013 schakelt een leverancier een meetbedrijf in voor het collecteren, valideren en vaststellen van de meetgegevens die betrekking hebben op kleinverbruikers92. De netbeheerder blijft verantwoordelijk voor het plaatsen van de meetinrichting bij de kleinverbruiker93. 84
Niesten, E.M.M.I. (2010) Network investments and the integration of distributed generation: Regulatory recommendations for the Dutch electricity industry. Energy Policy, 38(8), 4355-4362. 85 Tarievencode 2.3.3 86 Artikel 24 lid 1 Elektriciteitswet 87 Artikel 16, lid 1 onder d Elektriciteitswet 88 Artikel 24 lid 2 Elektriciteitswet 89 Staatsblad 2011, 163 90 Artikel 24 lid 2 Elektriciteitswet 91 Hoofdstuk 3 Informatiecode, 1.3.4, 1.3.5 e.v. 3.1.1.4 en 1.3.1a Meetcode. 92 Artikel 95ca lid 1 Elektriciteitswet 93
Artikel 16 lid 1 onder 0 Elektriciteitswet
capgemini ecofys eemflow energy hogeschool utrecht icasus dnv kema lomboxnet rijksuniversiteit groningen stedin taskforce innovatie regio utrecht universiteit utrecht/utrecht sustainability institute
provincie utrecht gemeente utrecht gemeente amersfoort
32
16
5.1.5 Programma-verantwoordelijke partij (PV-partij) Aan welke eisen en verplichtingen moet een PV-partij voldoen? Bijvoorbeeld een prosument die leverancier wordt en daarmee programma-verantwoordelijkheid draagt voor zijn aansluitingen? Om programmaverantwoordelijkheid uit te mogen voeren is een volledige erkenning van de systeembeheerder (TenneT) nodig. De eisen voor het verkrijgen van een volledige erkenning zijn minimaal gelijk aan de eisen voor een handelserkenning (zie vraag 7) aangevuld met een aantal eisen. Voor een volledige erkenning moet de aanvrager, net zoals voor een handelserkenning, kunnen aantonen dat deze over voldoende deskundigheid en technische, administratieve en organisatorische faciliteiten beschikt om de verantwoordelijkheden van de programmaverantwoordelijke partij uit te kunnen voeren. De financiële zekerheidsstelling die moet worden afgegeven is hoger dan voor een handelserkenning. Deze financiële zekerheidsstelling wordt niet alleen bepaald door het hoogste net-transactievolume in MWh binnen één dag met een minimum van 50 MW, maar is ook afhankelijk van de totale transportcapaciteit van de aansluitingen van grootverbruikers waarvoor de programmaverantwoordelijke partij verantwoordelijk is. Vanwege deze hoge eisen voor het krijgen van een vergunning voor een volledige erkenning kiezen veel leveranciers voor het overdragen van de programmaverantwoordelijkheid die zij dragen aan een al erkende programmaverantwoordelijke partij. Als in het kader van een smart grid pilot de rol van een programmaverantwoordelijke partij nodig is zal daarom in veel gevallen een samenwerking aangegaan moeten worden met een al erkende programmaverantwoordelijke partij.
17
18
Kan een PV-partij een vergoeding geven aan een prosument/verbruiker die de PV-partij helpt balans in zijn portfolio te handhaven? Omdat de activiteiten van de PV-partij plaatsvinden binnen een vrije markt bestaan hiervoor geen belemmeringen binnen de huidige wet- en regelgeving. Deze vragen worden voor vraagsturing en opslag van elektriciteit in meer detail beantwoord (vraag 24 en 28).
5.2 Elektrische deelauto op zonnestroom Wie mag de kabel tussen de zonnepanelen en de laadpaal aanleggen? Zie ook vraag 11. Zolang de kabel binnen de installatie ligt van het bedrijf dat het deelautoconcept aanbiedt of de installatie van de eigenaar van de zonnepanelen mogen deze partijen zelf elektriciteitskabels aan (laten) leggen. Als er sprake is van een net ligt deze verantwoordelijkheid volledig bij de netbeheerder.
19
Kan een prosument zijn overtollig geproduceerde zonnestroom verkopen aan het bedrijf dat het deelautoconcept aanbiedt? Zoals besproken bij vraag 4 is het lastig om elektriciteit te verkopen aan een andere partij dan de eigen leverancier. Als het bedrijf met het deelautoconcept de rol van leverancier op zich neemt is het wel mogelijk. Het bedrijf met het deelautoconcept krijgt daarbij te maken met alle eisen en verantwoordelijkheden die gepaard gaan met het zijn van leverancier, zie vraag 8.
20
Wat zijn de mogelijkheden van de salderingsregeling binnen dit dienstverleningsconcept? De salderingsregeling geldt alleen voor kleinverbruikers. Als het bedrijf dat het deelautoconcept aanbiedt zelf kleinverbruiker is en zonnepanelen plaatst kan hij gebruik maken van de salderingsregeling. Het doel van het dienstverleningsconcept is echter om zoveel mogelijk lokaal geproduceerde elektriciteit bruikbaar te maken binnen de deelauto’s, waardoor zo weinig mogelijk elektriciteit wordt teruggeleverd aan het net. De salderingsregeling is daarmee minder relevant. Als het bedrijf met het deelautoconcept zelf ook de rol van leverancier uitvoert (zie vraag 19) kunnen zijn klanten, in de vorm van prosumenten met zonnepanelen, de geproduceerde
capgemini ecofys eemflow energy hogeschool utrecht icasus dnv kema lomboxnet rijksuniversiteit groningen stedin taskforce innovatie regio utrecht universiteit utrecht/utrecht sustainability institute
provincie utrecht gemeente utrecht gemeente amersfoort
33
elektriciteit salderen met de afgenomen elektriciteit. Het bedrijf met het deelautoconcept bepaalt hierbij als leverancier zelf hoeveel vergoeding aan de prosumenten wordt gegeven. 21
Kan het bedrijf met het deelautoconcept de elektriciteit verkopen aan gebruikers van het deelautoconcept? Als het bedrijf met het deelautoconcept zelf leverancier is staan de leveringstarieven onder controle van de Energiekamer. In dat geval is het wel mogelijk, maar alleen binnen de grenzen die de Energiekamer stelt voor de leveringstarieven (zie vraag 8).
22
Kan de netbeheerder dit dienstverleningsconcept stimuleren door voor het bedrijf dat het deelautoconcept aanbiedt af te wijken van gereguleerde tarieven? Mogelijkheden voor de netbeheerder om af te wijken van gereguleerde tarieven zijn zeer beperkt, zie voor een uitgebreide beschrijving vraag 13.
23
5.3 Vraagsturing Welke randvoorwaarden scheppen de huidige specificaties van de slimme meter voor mogelijkheden voor vraagsturing? Zoals weergegeven bij vraag 19 zijn de minimale specificaties van de slimme meter vastgelegd in het ‘Besluit op afstand uitleesbare meetinrichtingen’. Een slimme meter dient ten minste ieder kwartier gegevens te kunnen registreren. De kans is daarmee groot dat vraagsturing binnen een kortere tijdsperiode niet mogelijk is. Door de vereiste flexibele inrichting van de meter is het echter mogelijk om onderdelen te vervangen zodat alsnog aan de specifieke eisen van het dienstverleningsconcept worden voldaan.
24
Kan de PV-partij een verbruiker een vergoeding bieden voor het aan laten sturen van zijn vraagsturingsapparatuur bij onbalans binnen het portfolio van de PV-partij? Als een programmaverantwoordelijke partij continue inzicht heeft in het energieverbruik en de energieproductie op de aansluitingen binnen zijn portfolio kan hij vraagsturing inzetten op het moment dat het daadwerkelijke gebruik en de productie niet overeenkomen met zijn ingediende energieprogramma’s. Dit gebeurt op dit moment al op grotere schaal bij tuinders en grote koelsystemen. Met de introductie van vraagsturing bij huishoudens wordt dit in theorie ook op het niveau van kleinverbruikers mogelijk. Omdat deze activiteiten plaatsvinden binnen een vrije markt geldt hiervoor dat er binnen de huidige regelgeving geen belemmeringen bestaan voor de PV-partij om een vergoeding te geven aan de eigenaren van de vraagsturingsapparatuur.
25
Kan de netbeheerder een verbruiker een vergoeding bieden voor het uit laten zetten van zijn vraagsturingsapparatuur bij een dreigend tekort aan netwerkcapaciteit? De netbeheerder voert alleen de taken uit zoals zijn vastgelegd binnen de Elektriciteitswet94. Alleen de landelijke netbeheerder mag een reservecapaciteit handhaven die groot genoeg is om de operationele netwerkveiligheid te waarborgen95. Of dit reservecapaciteit mag zijn in de vorm van vraagsturingsapparatuur is niet gespecificeerd. Vanuit de minimale specificaties van de slimme meter (zie vraag 31) heeft de regionale netbeheerder sowieso altijd de mogelijkheid om een slimme meter bij noodsituaties preventief volledig of gedeeltelijk af te schakelen. Op deze wijze kan een tekort aan netwerkcapaciteit in nood altijd worden opgelost.
26
5.4 Opslag van elektriciteit in de wijk Mag een eigenaar van een opslagsysteem elektriciteit als producent op het net invoeden? Deze vraag is afhankelijk van de vraag of er gesproken kan worden van duurzame elektriciteit. Een leverancier hoeft geproduceerde elektriciteit van een kleinverbruiker namelijk alleen te accepteren
94 95
Artikel 16 Elektriciteitswet Artikel 16 lid 10 Elektriciteitswet
capgemini ecofys eemflow energy hogeschool utrecht icasus dnv kema lomboxnet rijksuniversiteit groningen stedin taskforce innovatie regio utrecht universiteit utrecht/utrecht sustainability institute
provincie utrecht gemeente utrecht gemeente amersfoort
34
als er sprake is van duurzame elektriciteit96. Of elektriciteit nog ‘duurzaam’ is nadat het opgeslagen is geweest in een opslagsysteem is de vraag. Een netbeheerder moet transport van elektriciteit toelaten zolang er voldoende netwerkcapaciteit beschikbaar is. Alleen als er sprake is van duurzame elektriciteit moet de netbeheerder een melding sturen naar de Energiekamer als elektriciteit wordt geweigerd. Het is voor de netbeheerder dus eenvoudiger om niet duurzame elektriciteit op het net te weigeren. Hier is dus van belang of er na opslag van elektriciteit nog sprake is van ‘duurzame’ elektriciteit. 27
Kan een eigenaar van een opslagsysteem gebruik maken van de salderingsregeling? De salderingsregeling is op dit moment nog onafhankelijk van de productiemethode van de ingevoede elektriciteit97. Ook elektriciteit uit een opslagsysteem valt daarmee binnen de salderingsregeling. In een recent wetsvoorstel, zie §4.5, is voorgesteld om de salderingslimiet van 5000 kWh voor duurzaam geproduceerde elektriciteit te laten vervallen. De limiet van 5000 kWh blijft voor niet duurzaam geproduceerde elektriciteit in stand98. Ook hier is het dus van belang of er na opslag van elektriciteit nog sprake is van ‘duurzame’ elektriciteit.
28
29
30
Mag een PV-partij de balans in zijn portfolio handhaven door huishoudens te vergoeden voor gebruik van daar aanwezige opslagsystemen? Voor het inzetten van opslagsystemen bij huishoudens door de PV-partij geldt hetzelfde als voor het inzetten van vraagsturing bij huishoudens (zie vraag 27). Omdat de activiteiten van een PVpartij plaatsvinden binnen een vrije markt bestaan binnen de huidige regelgeving geen belemmeringen voor de PV-partij om een vergoeding te geven aan eigenaren van een opslagsysteem als de PV-partij deze opslagsystemen gebruikt om balans in zijn portfolio te handhaven.
5.5 Inzicht geven / meten = weten Mag elke partij apparatuur voor het creëren van inzicht plaatsen bij de prosumenten? Het plaatsen van een (slimme) meter is de taak van de netbeheerder (zie vraag 18). Alle overige apparatuur binnen de installatie van de verbruiker mag door de eigenaar of door een andere partij met toestemming van de eigenaar worden geplaatst. Als er sprake is van een net is het aanleggen van kabels de verantwoordelijkheid van de netbeheerder, zie voor een definitie van een net en een installatie §2.1. Wie heeft de verantwoordelijkheid om een slimme meter te plaatsen? Netbeheerders hebben de taak om de meetinrichting bij kleinverbruikers te plaatsen en te onderhouden99. Een slimme meter wordt geplaatst wanneer: (1) de afnemer hierom vraagt, tenzij dit technisch onmogelijk is, financieel onredelijk is of als de prijs niet in verhouding staat tot de potentiële energiebesparing, (2) een bestaande meetinrichting wordt vervangen, tenzij dit technisch onmogelijk is of niet kostenefficiënt, (3) een nieuwe aansluiting wordt gemaakt in een nieuw gebouw of (4) een gebouw ingrijpend wordt gerenoveerd100. In de ‘regeling vergoeding prioriteitsplaatsing op afstand uitleesbare meters’ is een vast tarief van 60 euro vastgelegd die netbeheerders mogen vragen voor het plaatsen van een slimme meter101.
96
Artikel 95c lid 2 Elektriciteitswet Artikel 35c Elektriciteitswet 98 Kamerstukken II 2012/13 33493 nr 2 99 Artikel 16 lid 1 onder 0 Elektriciteitswet 100 Artikel 26ad Elektriciteitswet 101 Regeling van de Minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie van 26 oktober 2011, nr. WJZ / 11144990, houdende regels over de vergoeding voor prioriteitsplaatsing van op afstand uitleesbare meters (Regeling vergoeding prioriteitsplaatsing op afstand uitleesbare meters) 97
capgemini ecofys eemflow energy hogeschool utrecht icasus dnv kema lomboxnet rijksuniversiteit groningen stedin taskforce innovatie regio utrecht universiteit utrecht/utrecht sustainability institute
provincie utrecht gemeente utrecht gemeente amersfoort
35
31
Wat zijn de specificaties van de slimme meter? De minimale specificaties van de slimme meter zijn vastgelegd in het ‘Besluit op afstand uitleesbare meetinrichtingen’102. Voornaamste eisen zijn hierbij dat (1) een slimme meter het actuele vermogen in Watt moet kunnen registeren, maar niet hoeft deze te kunnen weergeven, (2) de actuele meterstand in kWh moet kunnen weergegeven en registeren, (3) de gegevens ten minste elk kwartier geregistreerd worden, (4) ten minste dagelijks op afstand uit te wisselen zijn met externe applicaties, (5) de meetinrichting in staat is om informatie van een andere meetinrichting als separate gegevensstroom te ontvangen, te registreren, weer te geven en door te sturen, (6) de meter dient een flexibele opbouw te hebben waarbij de meter eenvoudig kan worden opgewaardeerd door onderdelen en software te vervangen en (7) de meter dient tenslotte de mogelijkheid van ‘schakelen’ te hebben, waarbij de netbeheerder op afstand handelingen kan verrichten zoals preventief afschakelen bij noodsituaties, of gedeeltelijke afschakeling door te dimmen of te beperken.
32
Is de privacy van gebruiksgegevens bij de slimme meter gewaarborgd? Bij verbruikers bestaat enige weerstand tegen de uitrol van slimme meters, met name vanuit de gedachte dat de energiebedrijven inzicht zouden kunnen krijgen in persoonlijke gegevens over het energieverbruik. Op aandringen van de Tweede Kamer werd in 2008 een onderzoek uitgevoerd door het College Bescherming Persoonsgegevens dat concludeerde dat de voorstellen voor implementatie van de slimme meter in strijd waren met de Wet bescherming persoonsgegevens103. Onderzoek door de Universiteit van Tilburg in opdracht van de Consumentenbond concludeerde tevens dat de liggende wetsvoorstellen in strijd waren met het Europees Verdrag tot Bescherming van de Rechten van de Mens104. Dit leidde tot een aantal aanpassingen in de wetsvoorstellen. De verbruiksgegevens vallen tegenwoordig onder de Wet bescherming persoonsgegevens om zodoende de privacy bescherming te waarborgen. De gezamenlijke netbeheerders hebben op basis van deze wetgeving een gedragscode opgesteld met betrekking tot het verwerken van persoonsgegevens bij kleinverbruikers die op 19 mei 2012 in werking is getreden105. In de Elektriciteitswet is geregeld dat een netbeheerder de leverancier toegang moet geven tot de meetgegevens van de afnemers. Als dit meetgegevens betreft met een kleiner tijdsbestek van een dag, bijvoorbeeld per uur of per kwartier, moet hierbij voldaan worden aan de eisen zoals gesteld in de Wet bescherming persoonsgegevens. Dit komt erop neer dat elke verbruiker zijn ‘ondubbelzinnige toestemming’ moet geven, voordat de netbeheerder de meetgegevens per uur of per kwartier naar de leverancier mag toesturen106. Een verbruiker kan zelfs verzoeken om de slimme meter niet op afstand te laten uitlezen. Hiervoor wordt de slimme meter administratief uitgezet, zodat geen uitwisseling van meetgegevens meer plaatsvindt. Door invoering van het leveranciersmodel schakelt een leverancier vanaf april 2013 een meetbedrijf in voor het collecteren, valideren en vaststellen van de meetgegevens.
33
5.7 Zonnepanelen als sensor (PhotoVoltaic-box) Kunnen de gegevens van de PhotoVoltaic-box via de slimme meter worden verstuurd naar de PV-partij danwel de netbeheerder? Onderdeel van de minimale specificaties van de slimme meter is de mogelijkheid om informatie van een andere meetinrichting als separate gegevensstroom te ontvangen, registreren, weer te geven en door te sturen (zie vraag 31). In theorie kan de slimme meter dus informatie afkomstig van de PhotoVoltaic-box doorsturen. 102
Besluit van de Minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie van 27 oktober 2011, houdende regels over op afstand uitleesbare meetinrichtingen (Besluit op afstand uitleesbare meetinrichtingen) 103 CPB (2008) Rapport van het College Bescherming Persoonsgegevens, 17 juni 2008 104 Universiteit van Tilburg in opdracht van de consumentebond (2008) Het wetsvoorstel ‘slimme meters’: een privacytoets op basis van art. 8 EVRM. 105 Nederland, Gedragscode Verwerking van Persoonsgegevens door Netbeheerders in het kader van Installatie en Beheer van Slimme meter bij Kleinverbruikers, Inwerkingtreding 19-05-2012 106 Artikel 26ab Elektriciteitswet capgemini ecofys eemflow energy hogeschool utrecht icasus dnv kema lomboxnet rijksuniversiteit groningen stedin taskforce innovatie regio utrecht universiteit utrecht/utrecht sustainability institute
provincie utrecht gemeente utrecht gemeente amersfoort
36
34
Kan de PV-partij de prosumenten compenseren voor het beschikbaar stellen van de informatie? Een programmaverantwoordelijke partij kan baat hebben bij de voorspellende informatie die vanwege een PhotoVoltaic-box (zonnepanelen als sensor) beschikbaar komt. Voorspellende informatie over de energieproductie via zonnepanelen op de aansluitingen waarvoor hij verantwoordelijk is geeft hem de mogelijkheid om zijn energieprogramma’s aan te passen. De programmaverantwoordelijke partij loopt hierdoor minder risico op onbalans tussen zijn ingediende programma en het uiteindelijke daadwerkelijke verbruik en de productie van elektriciteit. Hiernaast kan de programmaverantwoordelijke partij gebruikmaken van de mogelijkheid tot vraagsturing en opslagsystemen die de aangeslotenen in zijn portfolio beschikbaar hebben. Door apparaten aan of uit te zetten of energie op te slaan of terug te leveren aan het net wanneer er onbalans dreigt te ontstaan kan de programmaverantwoordelijke partij betalingen voor onbalans aan de systeembeheerder verminderen of vermijden. Op basis van de voorspellingen over energieproductie met behulp van de PhotoVoltaic-box kan de programmaverantwoordelijke partij in theorie zijn energieprogramma wijzigen. Hierbij is het van belang dat de programmaverantwoordelijke partij zijn energieprogramma tot een uur van tevoren kan aanpassen107. De voorspellingen zijn daardoor tot een uur van tevoren waardevol. Omdat de activiteiten van de programmaverantwoordelijke partij plaatsvinden in een vrije markt kan de programmaverantwoordelijke partij een vergoeding geven voor de voorspellende informatie aan de beheerders van de PhotoVoltaic-box. Het is wel de vraag vanaf welke schaal deze informatie voor de programmaverantwoordelijke partij echt waardevol wordt. Het is daarbij goed om te realiseren dat het energiegebruik van kleinverbruikers maar rond de 30% van het totale portfolio van de programmaverantwoordelijke partijen omvat.
107
Systeemcode artikel 3.6.19
capgemini ecofys eemflow energy hogeschool utrecht icasus dnv kema lomboxnet rijksuniversiteit groningen stedin taskforce innovatie regio utrecht universiteit utrecht/utrecht sustainability institute
provincie utrecht gemeente utrecht gemeente amersfoort
37
6
Energiemarktmodel in ontwikkeling
Het vorige hoofdstuk liet zien dat er belemmeringen zijn binnen de huidige wet- en regelgeving voor de ontwikkeling naar smart grids. Om de pilotfase tot een succes te maken en om de weg vrij te maken voor grootschalige implementatie zijn aanpassingen nodig in de huidige wet- en regelgeving. Op zowel Europees als nationaal niveau bestaan meerdere initiatieven die zich met deze ontwikkeling van de wet- en regelgeving bezighouden.
6.1 Initiatieven op Europees niveau Omdat de elektriciteitssector steeds meer gekenmerkt wordt door internationale samenwerking is het niet verwonderlijk dat op Europees niveau nagedacht wordt over de implementatie van smart grids. Eerst is veel aandacht gegeven aan het ontwikkelen van een visie rondom de implementatie van de slimme meter. Op dit moment is het ontwikkelen van (technische) standaarden op Europees niveau een belangrijke activiteit. De Europese Raad heeft op 4 februari 2011 conclusies geformuleerd waarin de staatshoofden en regeringsleiders van de lidstaten en de voorzitter van de Europese Commissie (EC) aangeven dat lidstaten en Europese standaardisatie-organen uitgenodigd worden om het werk aan technische standaarden voor elektrische voertuigen, slimme meters en smart grids te versnellen. Ook wordt de EC uitgenodigd om nieuwe initiatieven op het gebied van smart grids op te starten108. Aan het einde van 2009 is een Smart Grids Task Force (SGTF) opgericht door de EC. In de eerste twee jaar van deze Task Force is consensus bereikt binnen de betrokken organisaties over de beleidsrichting en zijn aanbevelingen gedaan over o.a. standaardisatie en privacy van gegevens rondom de slimme meter. Op basis van de resultaten van de Task Force is door de EC op 12 april 2011 een mededeling gepubliceerd over de regelgeving met betrekking tot de ontwikkeling van smart grids109. De EC heeft aanbevelingen vanuit de SGTF voor het uitrollen van de slimme meter overgenomen110. De kosten-baten analyse voor de slimme meter die lidstaten moeten uitvoeren (zie §4.1) in het Derde Energiepakket is hier het resultaat van. Vanuit de EC is tevens een mandaat uitgegeven richting Europese standaardisatie-organisaties om te komen tot normen om smart grids grootschalig toe te kunnen passen111. De focus van het SGTF ligt in 2012 op het zekerstellen van de tijdige adoptie van de nieuwe normen, het komen tot beleidsaanbevelingen mbt privacy en databescherming en het komen tot beleidsaanbevelingen voor de grootschalige uitrol van smart grids. De activiteiten van de SGTF en de relatieve snelheid waarmee de EC de aanbevelingen overneemt maken het goed mogelijk dat er vanuit Europees niveau wijzigingen in het energiemarktmodel gaan ontstaan.
6.2 Initiatieven binnen Nederland In het Energierapport van het Ministerie van Economische Zaken van 2008 werd reeds een Taskforce aangekondigd voor de ontwikkeling van een gedeelde visie op het realiseren van smart grids in Nederland. Tot deze instelling van de Taskforce Intelligente Netten werd in 2009 formeel besloten112. In juli 2010 presenteerde de Taskforce Intelligente Netten een discussiedocument ‘Op weg naar intelligente netten in Nederland’, waarin o.a. werd benoemd dat aanpassingen in het regulerende kader nodig zijn om tot implementatie van smart grids te komen. Een van de belangrijkste aanbevelingen voor aanpassingen in de regelgeving uit dit discussiedocument is het toevoegen van prijsprikkels in de netwerkkosten en in de elektriciteitsprijzen.
108
Punt 4 en 10, Conclusions, European Council, 4 februari 2011 COM(2011)202, Smart Grids: from innovation to deployment 110 COM(2012)1342 Commission recommendation on preparations for the roll-out of smart metering systems 111 M/490 Smart Grids Mandate to support European Smart Grid deployment, 1 maart 2011 112 Besluit van de Minister van Economische Zaken van 16 oktober 2009, nr. WJZ/9182801, houdende de instelling van een Taskforce Intelligente Netten 109
capgemini ecofys eemflow energy hogeschool utrecht icasus dnv kema lomboxnet rijksuniversiteit groningen stedin taskforce innovatie regio utrecht universiteit utrecht/utrecht sustainability institute
provincie utrecht gemeente utrecht gemeente amersfoort
38
Om de aanbevelingen van de Taskforce Intelligente Netten te ondersteunen is een Innovatieprogramma Intelligente Netten (IPIN) gestart met als doel om voorbereidingen te treffen voor de introductie van intelligente netten in de periode 2010 – 2015. Binnen IPIN zijn onlangs 12 proeftuinen van start gegaan waarbinnen wordt geëxperimenteerd met nieuwe technologieën en samenwerkingsverbanden. IPIN wordt uitgevoerd door AgentschapNL. Binnen IPIN bestaat het plan om gebruik te maken van een recente wijziging binnen de wetgeving, waarmee het mogelijk is geworden om bij wijze van experiment af te wijken van de Elektriciteitswet. Dit kan alleen als het experiment ‘bijdraagt aan ontwikkelingen op het gebied van de productie, het transport en de levering van decentraal geproduceerde duurzame elektriciteit, […] en past binnen verantwoorde financiële kaders van het Rijk’. Een verzoek tot deze wetswijziging werd gedaan binnen een Motie van het lid Van der Werf113. Deze motie werd aangenomen op 7 juli 2012 en is vanaf 12 juli 2012 in kracht114. Door de toevoeging dat alleen afgeweken kan worden van de wetgeving als het past binnen verantwoorde financiële kaders van het Rijk is een tijdelijke versoepeling van de energiebelasting regels waarschijnlijk niet mogelijk. Begin 2013 wordt een verdere uitwerking van de Motie van der Werf verwacht, o.a. in de vorm van een Algemene Maatregel van Bestuur. Het IPIN heeft het Nederlandse Normalisatie Instituut (NEN) tevens verzocht om normen te ontwikkelen die nodig zijn om smart grids grootschalig toe te kunnen passen. Bij het NEN is daarom het platform Smart Grids van start gegaan. Het platform coördineert de Nederlandse inbreng in de Europese standaardisatie-activiteiten voor smart grids. Parallel aan deze ontwikkelingen is het Ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie (EL&I) eind 2011 van start gegaan met de Wetgevingsagenda STROOM. Het groeiend aandeel hernieuwbare energie, meer grensoverschrijdend transport en een toename van decentraal geproduceerde energie vraagt volgens het kabinet om Stroomlijnen, Optimalisering en Modernisering van de Elektriciteitswet. De Wetgevingsagenda STROOM is niet primair gericht op de implementatie van smart grids, maar heeft mogelijk belangrijke consequenties voor de regelgeving rondom decentraal geproduceerde duurzame energie en daarmee ook voor smart grid pilots. Het doel van deze wetgevingsagenda is om te komen tot een toekomstbestendig wettelijk kader, waarin de taken en verantwoordelijkheden die noodzakelijk zijn voor deze transitie helder vast worden gelegd115. In het kader van STROOM is eind 2012 een nieuw wetsvoorstel116 naar de Tweede Kamer gestuurd. Dit wetsvoorstel behelst een aantal punten, welke mogelijk een impact hebben op dienstverleningsconcepten. Deze punten zijn: − Een voorstel tot vervallen van de salderingslimiet van 5000 kWh dat geldt voor alle verbruikers met een aansluiting van maximaal 3*80A, de zogenaamde kleinverbruikers. Voorwaarde is dat de kleinverbruiker duurzame elektriciteit opwekt. Voor overige niet duurzame vormen van elektriciteitsopwekking blijft de salderingsgrens van 5000 kWh per jaar gehandhaafd "Hierbij kan bijvoorbeeld worden gedacht aan microwarmtekrachtkoppelingsinstallaties en generatoren." − Het aanpassen van de definities van een directe lijn, waardoor (en waarschijnlijk onbedoeld) energiebelasting is verschuldigd tussen een productie-installatie en een afnemer. Dit betekent dat een verbinding tussen een PV-installatie en de meterkast van de verbruiker ook als directe lijn worden aangemerkt. En bijgevolg energiebelasting hierover verschuldigd is. Uit interpretatie van de memorie van toelichting bij het wetsvoorstel is het onwaarschijnlijk dat dit de doelstelling is van het wetsvoorstel. De verwachting is dat dit onderdeel van het wetsvoorstel nog wordt aangepast.
113
Tweede Kamer, vergaderjaar 2011–2012, 32 814, nr. 12 Staatsblad 2012, 334 115 Tweede Kamer, vergaderjaar 2011–2012, 31 510, nr. 47 116 Kamerstukken II 2012/13 33493 nr 2 114
capgemini ecofys eemflow energy hogeschool utrecht icasus dnv kema lomboxnet rijksuniversiteit groningen stedin taskforce innovatie regio utrecht universiteit utrecht/utrecht sustainability institute
provincie utrecht gemeente utrecht gemeente amersfoort
39
−
Het aanpassen van bepalingen rondom het transporttarief. Bij algemene regel van bestuur kan worden bepaald dat een deel van de kosten verbonden aan het transport van elektriciteit in rekening wordt gebracht bij afnemers die elektriciteit invoeden op het net dat wordt beheerd door de netbeheerder. Een onderzoek naar mogelijkheden om een producententarief te introduceren loopt nog.
capgemini ecofys eemflow energy hogeschool utrecht icasus dnv kema lomboxnet rijksuniversiteit groningen stedin taskforce innovatie regio utrecht universiteit utrecht/utrecht sustainability institute
provincie utrecht gemeente utrecht gemeente amersfoort
40
7
Conclusies en aanbevelingen
In het project ‘Smart Grids: Rendement voor Iedereen’ worden dienstverleningsconcepten ontwikkeld in pilots in Amersfoort en Utrecht. Deze dienstverleningsconcepten zijn gebaseerd op: de elektrische deelauto op zonnestroom, vraagsturing, lokale opslag van elektriciteit, inzicht geven aan huishoudens in energiegebruik en productie, energiemanagementsysteem, en het gebruik van zonnepanelen als sensor (PhotoVoltaic-box). De introductie van decentraal geproduceerde duurzame energie speelt een belangrijke rol in deze dienstverleningsconcepten, en tevens bij de ontwikkeling naar smart grids. De huidige wet- en regelgeving op Europees en nationaal niveau is (grotendeels) gericht op een energiesector met grootschalige en centrale productie van elektriciteit die via het transmissie- en distributienet bij de eindverbruiker terechtkomt. Deze wetten en regels zullen in de toekomst aangepast moeten worden aan de ontwikkelingen naar meer decentraal geproduceerde duurzame energie en smart grids. In dit document hebben we een aantal vragen beantwoord en belemmeringen in de Nederlandse wet- en regelgeving benoemd die de implementatie van dienstverleningsconcepten bemoeilijken. De belangrijkste belemmeringen op dit moment zijn als volgt: De hoge eisen die worden gesteld aan de rollen van handelaar en PV-partij maken het voor veel partijen lastig om deze rollen op zich te nemen. Als de rol van handelaar en PV-partij bij de ontwikkeling van een dienstverleningsconcept betrokken zijn is het noodzakelijk om samenwerkingsverbanden aan te gaan met partijen die deze rollen kunnen vervullen. Wanneer het om aansluit- en transportkosten gaat, bestaan er weinig prijsprikkels voor kleinverbruikers en prosumenten om vraagsturing en lokale opslag toe te passen. Dit komt door de beperkte mogelijkheden voor het wisselen van aansluitcapaciteit voor kleinverbruikers, en voor flexibiliteit in het aansluit- en transporttarief. Voor kleinverbruikers is het praktisch onmogelijk om twee leveranciers te hebben, en dus om levering van decentraal geproduceerde duurzame energie door een klein bedrijf uit de buurt aan te vullen met levering van een groter bedrijf. Dit komt door het leveranciersmodel en het automatisch afstaan van programmaverantwoordelijkheid aan de leverancier. Hierdoor wordt de aankoop van lokaal geproduceerde duurzame energie bemoeilijkt. De mogelijkheden tot verkoop van elektriciteit aan anderen dan de eigen leverancier zijn beperkt, doordat een leveringsvergunning is vereist, en doordat een vergunninghouder verplicht is om zorg te dragen voor de levering van elektriciteit aan iedere afnemer die daarom verzoekt. Dit bemoeilijkt de business case voor lokale initiatieven tot het aanbieden van zonnestroom en opgeslagen elektriciteit. Bij het ontwikkelen van smart grid dienstverleningsconcepten kan samenwerking worden gezocht met een leverancier die deze activiteiten op zich kan en wil nemen. Een gedegen risicoanalyse is bij dergelijke samenwerkingsverbanden op zijn plaats. De huidige in de wet vastgelegde taken en bijbehorende tariefstructuur geeft de netbeheerders geen grote prikkels om te investeren in smart grids. Dit kan de implementatie van slimme meters, en andere investeringen die van belang zijn bij smart grid dienstverleningsconcepten, vertragen. De invulling van de huidige salderingsregeling staat door een nieuw wetsvoorstel ter discussie. De businesscase van smart grid dienstverleningsconcepten is voor een groot gedeelte afhankelijk van de de hoogte van de af te dragen energiebelasting. Aangezien de hoogte van de af te dragen energiebelasting (sterk) wordt beïnvloed door de mogelijkheid tot salderen zorgt dit voor onzekerheid binnen huidige initiatieven voor smart grid pilots. Voor het huidige project biedt de Motie van der Werff de mogelijkheid om de dienstverleningsconcepten uitgebreider te testen en te ontwikkelen in een regelvrije ruimte.
capgemini ecofys eemflow energy hogeschool utrecht icasus dnv kema lomboxnet rijksuniversiteit groningen stedin taskforce innovatie regio utrecht universiteit utrecht/utrecht sustainability institute
provincie utrecht gemeente utrecht gemeente amersfoort
41
Recente initiatieven om de wet- en regelgeving aan te passen (bv. STROOM) zouden een aantal van deze belemmeringen in wet- en regelgeving op termijn structureel kunnen wegnemen. Aanbevelingen in dit kader zijn: De huidige aansluit- en transporttarieven bieden voor kleinverbruikers en prosumenten onvoldoende prikkel om vraagsturing en lokale opslag toe te passen. Een heroverweging van het aanbrengen van meer flexibiliteit in het aansluit- en transporttarief is hierdoor op zijn plaats. Uit een recent wetsvoorstel blijkt dat afnemers die elektriciteit invoeden op het net van de netbeheerder in de toekomst mogelijk een aanvullend tarief moeten gaan betalen117. Door dit aanvullende tarief afhankelijk te maken van de hoeveelheid ingevoede elektriciteit kan een prikkel ontstaan om meer elektriciteit binnen de eigen installatie te gebruiken in de vorm van vraagsturing en/of opslagsystemen. Dit komt ten goede aan de implementatie van een aantal smart grid dienstverleningsconcepten. De onmogelijkheid om twee leveranciers te hebben maakt het praktisch onmogelijk om als kleinverbruiker direct decentraal geproduceerde duurzame elektriciteit in te kopen. Een heroverweging van dit één leveranciersbeleid en duidelijkheid over welke leverancier in een dergelijk geval programmaverantwoordelijkheid draagt kan bijdragen aan de implementatie van smart grid dienstverleningsconcepten. De strikte eisen voor een leveringsvergunning voor levering aan kleinverbruikers maakt het voor lokale bedrijven praktisch onmogelijk om geproduceerde duurzame elektriciteit te verkopen aan kleinverbruikers in dezelfde wijk. Een aanvullende uitzonderingssituatie op de noodzakelijke leveringsvergunning voor bedrijven die beperkt lokaal duurzame elektriciteit willen leveren aan kleinverbruikers biedt een mogelijkheid. Hoe in dat geval omgegaan wordt met de programmaverantwoordelijkheid van de aansluiting is hierbij een aandachtspunt. De wettelijk vastgelegde taakomschrijving van de netbeheerder biedt onvoldoende ruimte om te investeren in smart grids. Een heroverweging van deze taakomschrijving samen met een bijpassende aanpassing aan de tarievenstructuur biedt mogelijkheden om investeringen in smart grids te versnellen. Onduidelijkheid rondom aanpassingen in de salderingsregeling werkt verstarrend voor huidige smart grid initiatieven. Een snelle beslissing en duidelijke communicatie richting betrokken partijen is noodzakelijk om huidige initiatieven te ondersteunen. Aanpassingen in wet- en regelgeving in lijn met bovenstaande aanbevelingen kan een impuls geven aan de dienstverleningsconcepten binnen het project ‘Smart grids: Rendement voor iedereen’. Ten eerste doordat kleinverbruikers een grotere prikkel krijgen om in het project te participeren, ten tweede omdat praktische problemen als het één leveranciersbeleid en de strikte eisen voor een leveringsvergunning komen te vervallen en tenslotte doordat duidelijkheid over aanpassingen in de salderingsregeling onzekerheid rondom toekomstige baten wegneemt.
117
Kamerstukken II 2012/13 33493 nr 2
capgemini ecofys eemflow energy hogeschool utrecht icasus dnv kema lomboxnet rijksuniversiteit groningen stedin taskforce innovatie regio utrecht universiteit utrecht/utrecht sustainability institute
provincie utrecht gemeente utrecht gemeente amersfoort
42
Bijlage 1: Begrippenlijst118 Aangeslotene
Afnemer Verbruiker Producent Handelaar
Programmaverantwoordelijke partij (PVpartij) Systeembeheerder (System operator) Netbeheerder
Onbalans
Regionale netbeheerder Leverancier
118
Een natuurlijk persoon of rechtspersoon, die beschikt over een aansluiting op een net, dan wel degene die om een aansluiting heeft verzocht. Een natuurlijk persoon of rechtspersoon die beschikt over een aansluiting op een net. Een aangeslotene die elektrische energie afneemt van het net. Een organisatorische eenheid die zich bezighoudt met het opwekken van elektriciteit. Een organisatorische eenheid die zich bezighoudt met het sluiten van overeenkomsten betreffende de koop en verkoop van elektriciteit. Een marktpartij die door de system operator als programmaverantwoordelijke erkend is en daarmee de programmaverantwoordelijkheid daadwerkelijk mag uitvoeren. De netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet, waar deze verantwoordelijke is voor het leveren van de systeemdiensten. Een vennootschap die op grond van artikel 10, 13 of 14 van de Wet (Elektriciteitswet) is aangewezen voor het beheer van één of meer netten. Het verschil tussen het energieprogramma en de gerealiseerde som van invoeding/afname op alle netaansluitpunten/verzamelpunten van een programmaverantwoordelijke, gedurende een bepaalde tijdsperiode. Een netbeheerder die is aangewezen voor het beheer van één of meer netten, anders dan het landelijk hoogspanningsnet. Een organisatorische eenheid die zich bezighoudt met het leveren van elektriciteit.
Begrippenlijst Elektriciteit per 12 mei 2012, Energiekamer NMa
capgemini ecofys eemflow energy hogeschool utrecht icasus dnv kema lomboxnet rijksuniversiteit groningen stedin taskforce innovatie regio utrecht universiteit utrecht/utrecht sustainability institute
provincie utrecht gemeente utrecht gemeente amersfoort
43