Het emancipatiebeleid naar allochtonen en erkende vluchtelingen. Werkzoekende allochtonen. VDAB-studiedienst Door het snel toenemende aantal allochtonen die Belg worden, dreigt de omvang van hun tewerkstellingsprobleem versluierd te worden achter de nationaliteit: de basisgegevens kloppen niet meer. Daarom hanteert de VDAB sinds enige tijd een methode om genaturaliseerde allochtonen te “herkennen” op basis van hun naam en voornaam. Van de Maghrebijnse en Turkse werkzoekenden blijkt immers 40% EU-onderdaan (meestal Belg) te zijn; in Limburg loopt dat voor de jeugdigen op tot ±80%. In deze tekst wordt bij de omschrijving van de begrippen “allochtoon” en “EU-er“ in principe uitgegaan van de origine en niét van de nationaliteit. Volgende definities zijn belangrijk: -
genaturaliseerden: Belgen en andere EU-onderdanen van Afrikaanse of Aziatische origine (het gaat vooral om Maghrebijnen en Turken), onafhankelijk van de wijze van nationaliteitsverwerving
-
allochtonen: personen die géén EU-nationaliteit bezitten + genaturaliseerde Afrikanen en Aziaten
-
EU’ers: de niet-allochtonen, d.w.z. alle personen met een EU-nationaliteit, maar exclusief genaturaliseerde Afrikanen en Aziaten
-
Maghrebijnen en Turken: allochtonen afkomstig uit de Maghreb (Algerije, Marokko, Tunesië) en Turkije, inclusief de genaturaliseerden
Niet-werkende werkzoekenden worden afgekort als nwwz.
KWANTITATIEVE OMSCHRIJVING VAN DE ALLOCHTONE NIETWERKENDE WERKZOEKENDEN EN EVOLUTIE
Toestand op 31.12.1999 In het Vlaamse Gewest zijn de meeste allochtone werkzoekenden Maghrebijnen1 en Turken2. Einde december 1999 maakten ze 76.1% uit van alle nwwz allochtonen (87.6 % bij de –25 jarigen). Op hun beurt hebben 39.9% van deze Maghrebijnen en Turkse werkzoekenden een of andere (meestal Belgische) EU-nationaliteit3. Vooral voor jonge allochtonen hebben werkloosheidscijfers volgens nationaliteit nog weinig relevantie. De meerderheid van hen (56.4% van de –25-jarigen) heeft intussen immers de Belgische nationaliteit.
1
Van de Maghrebijnse nwwz die géén Europese nationaliteit verwierven zijn 4.931 Marokkaan, 141 Algerijn en 209 Tunesiër. 2 Op 31.12.1999 bedroeg het aantal Turkse nwwz die géén Europese nationaliteit verwierven 4.800 eenheden. 3 Behalve de 6.445 Maghrebijnse en Turkse nwwz met de Belgische nationaliteit zijn er nog 130 met de Franse, 44 met de Nederlandse en 15 met de Spaanse nationaliteit.
Tabel 1 - Vlaamse Gewest: niet-werkende werkzoekenden op 31.12.1999 totaal
leeftijd
waarvan allochtonen
aantal nwwz
-25 25-29 30-39 40-49 50+ Totaal
42.645 25.566 49.147 49.208 13.883 180.449
6.901 4.646 6.701 3.330 407 21.985
% van nwwz 16,2% 18,2% 13,6% 6,8% 2,9% 12,2%
waarvan Maghreb.Turken met EUnationaliteit
waarvan Maghreb.Turken aantal % van allocht. 6.047 3.541 4.540 2.405 195 16.728
aantal
87,6% 76,2% 67,8% 72,2% 47,9% 76,1%
3.411 1.370 1.238 585 66 6.670
% van Maghreb.56,4% 38,7% 27,3% 24,3% 33,8% 39,9%
Zoals eerder hebben we dus ook in dit rapport rekening gehouden met de nieuwe EU-burgers.
Evolutie Het aantal allochtone werkzoekenden steeg tussen december 1998 en december 1999 met 1.1% tot 21.985 eenheden. Daardoor is het gewicht van de allochtone nwwz in het totaal opgelopen van 10.6% in 1998 tot 12.2% einde 1999. In dezelfde periode daalde het aantal werkzoekenden van Europese (EU)-origine met 11.9%. Binnen de allochtone groep viel er wél een verschuiving te noteren: het aantal nwwz van Maghrebijnse en Turkse origine daalde licht met 3.4% tot 16.728 eenheden. Het zijn dus de allochtone werkzoekenden van andere origines waarvan de aantallen nwwz stegen. Meer bepaald steeg het aantal werkzoekenden uit Albanië, (ex-) Joegoslavië en de ex-Sovjetunie sterk (samen +53%, 1.308 nwwz einde 1999). Het aantal nwwz uit Azië (vooral Pakistani) steeg met 16% (nu 552 eenheden), dat uit Zwart Afrika met 17% (nu 1.351 eenheden). Het aantal Oost-Europese nwwz (uit het vroegere Oostblok zonder de ex-DDR) steeg slechts met 7% (nu 399 eenheden). Grafiek 1 Aantal allochtone nwwz (dec. van elk jaar) 20.000
17.611
17.003
17.217
16.728
15.871 15.000
10.000
5.000
3.655
4.384
4.271
4.544
5.257
Maghreb.Turken
Andere allocht. 0
Tabel 2 - Evolutie van het aantal laaggeschoolde niet-werkende werkzoekenden 1998-1999 Aantal laaggeschoolde nwwz december 1998-1999 Geslacht-leeftijd MANNEN -18 18-24 25-29 30-39 40-49 50 + TOTAAL
VROUWEN -18 18-24 25-29 30-39 40-49 50 + TOTAAL
autochone Belgen
1998
1999 1999 1998
Maghreb.-Turken t.av.
1998
1999 t.av. relatieve evolutie allocht./ Belgen 1999 1998
890 9.256 4.703 10.356 12.815 5.186
879 7.344 3.865 8.859 11.178 4.539
99% 79% 82% 86% 87% 88%
205 2.155 1.483 2.642 1.818 175
226 1.881 1.487 2.579 1.779 159
110% 87% 100% 98% 98% 91%
43.206
36.664
85%
8.478
8.111
96%
1998 476 7.643 5.713 16.759 22.768 4.539
1999 509 6.414 4.700 14.318 20.256 4.237
57.898
50.434
1998
1999 1998
1999 1999 1998
t.av.
107% 84% 82% 85% 89% 93%
1998 128 2.171 1.253 1.307 508 31
1999 117 1.954 1.253 1.447 577 31
87%
5.398
5.379
t.av.
1998
112% 110% 122% 114% 112% 104% 113%
1999 t.av. relatieve evolutie allocht./ Belgen 1998
91% 90% 100% 111% 114% 100% 100%
85% 107% 122% 130% 128% 107% 114%
1999 t.av. relatieve evolutie allocht./ Belgen 1999 1998
TOTAAL M +V -18 18-24 25-29 30-39 40-49 50 +
1.366 16.899 10.416 27.115 35.583 9.725
1.388 13.758 8.565 23.177 31.434 8.776
102% 81% 82% 85% 88% 90%
333 4.326 2.736 3.949 2.326 206
343 3.835 2.740 4.026 2.356 190
103% 89% 100% 102% 101% 92%
TOTAAL
101.104
87.098
86%
13.876
13.490
97%
101% 109% 122% 119% 115% 102% 113%
De hoge werkloosheid van allochtonen wordt vaak te eenzijdig aan hun lage scholing toegeschreven. Dat er wel degelijk nog andere factoren een rol spelen blijkt uit de sterk verschillende evolutie van de groep van laaggeschoolde nwwz die hoogstens lager secundair onderwijs volgden. Bovenstaande tabel toont aan dat in de periode december ‘98–‘99 de werkloosheid onder de laaggeschoolde autochtone Belgische mannen terugviel op 85% van het jaar ervoor (daling van 15%). Bij de mannen van Maghrebijnse en Turkse origine kwam men maar op 96% van het peil van 1998 (daling van 4%). De relatieve evolutie voor de allochtonen mannen (vergeleken met de Belgische) brengt ons op een stijging van 13% (113% = 96% gedeeld door 85%). Om gelijke tred te houden met de daling van de werkloosheid bij autochtone Belgen zou een index 100% moeten behaald worden. Van inhalen van de achterstand is pas sprake als deze index lager ligt dan 100%. Voor de vrouwen bedraagt de relatieve variatie 114%, waarbij kan opgemerkt dat deze stijging slechts voor een beperkt deel kan verklaard worden door de stijgende participatiegraad.
Deze verslechterde relatieve situatie geldt voor alle leeftijdsklassen en voor beide geslachten (met uitzondering voor de kleine groep –18-jarige vrouwen). Ook de vrij sterke absolute daling van het aantal jeugdige laaggeschoolde nwwz Maghrebijnen en Turken (18-24 jaar) komt dus in feite neer op een relatieve achteruitgang. Volgende 2 grafieken tonen aan dat het gewicht van de allochtone werkloosheid in het totaal nog steeds toeneemt. Grafiek 2 en 3 - Evolutie van het aantal niet-werkende werkzoekende allochtonen 1995-1999
120.000
Nwwz: mannen per etnie - dec. 1995-1999 (aantallen en % allochtonen)
18%
16,1%
101.583
16%
100.000
14,4% 87.175
14%
81.363 13,5%
12,6% 80.000
12%
72.254
10,5%
62.857
10%
EU'ers
60.000 8%
40.000
6%
4% 20.000
11.869
12.598
12.678
12.184
12.084
0
160.000
% totaal
2%
0%
1995
180.000
Allochtonen
1996
1997
1998
1999
Nwwz: vrouwen per etnie - dec. 1995-1999 (aantallen en % allochtonen)
10%
9,4%
156.611
9%
140.396 140.000
8%
8,0%
130.364
7% 120.000
6,6%
110.850
5,9%
95.607
100.000
6% 5%
80.000
4% 3%
Allochtonen
2%
% totaal
60.000
40.000
20.000
EU'ers
4,7%
7.657
8.789
9.204
9.577
9.901
1% 0%
0
1995
1996
1997
1998
1999
Het percentage allochtonen in het totaal aantal nwwz steeg de afgelopen 5 jaar sterk en onafgebroken, vooral dan bij de vrouwen. Bij de vrouwen liep het percentage op van 4.7% tot 9.4%. Deze sterke stijging heeft echter voor een stuk te maken met de stijgende vrouwelijke participatie op de arbeidsmarkt.
Zo blijkt dat in het segment van de –25-jarigen het aandeel van de allochtone vrouwen in het totaal aantal vrouwelijke nwwz (16.9%) dat van de allochtone mannen reeds overtreft (15.4%). Bij de 2529-jarigen is dit nog niet het geval: het vrouwelijk allochtonen-aandeel bedraagt er nog maar 15.9%, tegen 21.3% bij de allochtone mannen. Door de doorschuifoperatie mag derhalve verwacht worden dat het aantal vrouwelijke allochtone nwwz de komende jaren hoe dan ook nog verder zal stijgen.
MAGHREBIJNEN EN TURKEN : BEVOLKING EN INWIJKING Op basis van een door VDAB ontwikkeld programma van naamherkenning voor Maghrebijnen en Turken kunnen we Belgische of andere EU-onderdanen van Maghrebijnse of Turkse origine detecteren. Deze methode kunnen we toepassen voor alle bestanden die een naam en voornaam bevatten, dus niet enkel op de eigen VDAB-bestanden, maar ook op bv. bevolkingsbestanden. Dit laat ons in principe toe om in een volgend hoofdstuk werkloosheidspercentages naar origine te berekenen, waarbij we deze definiëren als het aantal werkzoekenden gedeeld door het aantal inwoners van de betrokken origine. Bij wijze van proef konden we voor 12 gemeenten4 deze werkloosheidspercentages voor de Maghrebijns-Turkse groep en voor de autochtone Belgische groep berekenen, en dit per geslacht en leeftijdsklasse. Vooraleer dieper in te gaan op deze werkloosheidspercentages, lijkt het ons interessant het totnogtoe nooit eerder gepubliceerd materiaal over de Maghrebijnse en Turkse bevolking in Vlaanderen (genaturaliseerden + niet-genaturaliseerden) te belichten. De 12 gemeenten waarvoor we over de gegevens beschikken, zijn goed over Vlaanderen gespreid. We kunnen er daarom van uitgaan dat de hierna beschreven verhoudingen geldig zijn voor gans Vlaanderen.
4
Het gaat om gegevens van het Rijksregister, ons ter beschikking gesteld door volgende 12 gemeenten: Oostende, Kortrijk, Gent, Zele, Leuven, Diest, Antwerpen, Boom, Mechelen, Mol, Houthalen-Helchteren en Genk
Grafiek 4: Maghrebijnse-Turkse inwoners volgens leeftijd, mét en zonder genaturaliseerden voor 12 gemeenten (dec. 1998) 4500
9 97 408 40 4000
5 376
7 747 369 3 6 347
3500
7 293
3000
5 276 5 246
2500
9 213 2140 2000
8 173 1706 7 132
1500
8 246 115 1 909
1000
2 1 84 748 74
934
500
0
1819
4445
4647
4849
5051
5253
5455
5657
5859
naar nation. 1805 1707 1730 1987 2318 2277 1973 1943 1779 1553 1530 1266 1245 948
838
954
700
596
595
712
823
4089 4097 3765 3697 3747 3476 2937 2765 2465 2139 2140 1738 1706 1327 1158 1246 909
748
741
842
934
1,3
1,2
1,2
1,1
naar etnie factor
2,3
2021
2,4
2223
2,2
2425
1,9
2627
1,6
2829
1,5
3031
1,5
3233
1,4
3435
1,4
3637
1,4
3839
1,4
4041
1,4
4243
1,4
1,4
1,4
1,3
1,3
Bron: eigen VDAB-berekeningen op de gegevens verstrekt door de bevolkingsdiensten van de 12 gemeenten
De “factor” geeft aan hoeveel keer de totale etnische allochtone bevolking van een leeftijdsklasse die naar nationaliteit overtreft. Het totaal aantal etnische Maghrebijnse en Turkse inwoners (18-64 jaar) in de 12 gemeenten lag einde 1998 57% boven het “officiële” aantal volgens de nationaliteit. Voor bv. de 20-21-jarigen moet men de “officiële” cijfers zelfs vermenigvuldigen met 2.4 om tot het etnische totaal te komen. Gezien het aantal naturalisaties maand per maand sterk toeneemt, zijn deze verhoudingen intussen al overtroffen.
Grafiek 5 - Leeftijdsstructuur van Maghrebijnse -Turkse bevolking (18-64 jaar) – 31.12.1998 Etnische Maghrebijnse-Turkse inwoners dec. 98 (12 gemeenten) 2500
2191 2076
2013
1906
2000
1970 1885
1795 1812
1923 1917
mannen
1824
1691 1612 1559
vrouwen 1423
1500
1246
1202 1169
1153 1042
937
1000
971
921 817
865 841 721
684
643 635 523
535
525 501
424 408 418 330 317
500
549
505 387
385 307
292 199
119 50
64
62-63
60-61
58-59
56-57
54-55
52-53
50-51
48-49
46-47
44-45
42-43
40-41
38-39
36-37
34-35
32-33
30-31
28-29
26-27
24-25
22-23
20-21
18-19
0
Bron: eigen VDAB-berekeningen op de gegevens verstrekt door de bevolkingsdiensten van de 12 gemeenten
Wat opvalt in bovenstaande grafiek is het overschot aan jonge vrouwen (51.9% van de MaghrebijnsTurkse bevolking van 18 t/m 25 jaar is vrouw), en het zéér grote overwicht aan volwassen en oudere mannen (55% van de inwoners van 26 tot 49 jaar, en 60% van de inwoners tussen 50 en 64 jaar zijn mannen). Overigens kan men vermoeden dat ook de meeste allochtonen zonder papieren mannen zijn. Gegevens over de aanvragen tot regularisering per geslacht zijn nog niet beschikbaar, maar het feit dat 68% van de aanvragers zonder partner is, kan al een aanduiding in die zin zijn. Men kan dus besluiten dat de Maghrebijnse/Turkse bevolking een zéér substantieel overwicht kent aan mannen. Het mannelijke overwicht hoeft ook niet te verwonderen. Wanneer men de immigratiecijfers voor Vlaanderen over de laatste 4 jaren bekijkt (± 4.100 mannen en ± 2.900 vrouwen tussen 15 en 49 jaar), dan merkt men dat deze bijzonder ongelijk gespreid zijn over de geslachten en leeftijdsklassen. Er is een instroom van vooral jonge meisjes, en een veel grotere instroom van volwassen en oudere mannen.
Grafiek 6: inwijking van Maghrebijnse en Turkse inwoners 1995-1998 (Vlaamse Gewest)
3
1355
1333
1400
2,5
Mannen
3
Vrouwen
2
1200
aantal
753
800
600
2,0
956
1000
2
1,4
M/V
1,4
647
533
552 1,1
486
1,0
370
400
aantal mannen t.a.v. vrouwen
Inwijking in Vlaaanderen uit Maghreb-Turkije naar leeftijd (1995-1998) 1600
1
322 0,6
258
187
0,5
200
100 96
430,3
38 59
12
45-49
50-54
17
610,3
71
186 0,4
1
0
0
0-14
15-19
20-24
25-29
30-34
35-39
40-44
55-59
60+
Bron: NIS en eigen berekeningen (de cijfers voor 1998 dienden geëxtrapoleerd te worden op basis van de cijfers voor gans België)
WERKLOOSHEIDSPERCENTAGES BIJ TURKEN EN MAGHREBIJNEN Door niet-werkende werkzoekenden van de actieve leeftijden te delen door de dito inwoners, konden we voor het eerst werkloosheidspercentages berekenen naar origine, geslacht en leeftijd, en dit bij wijze van proef voor de 12 betrokken gemeenten5: Grafiek 7: mannelijke werkloosheidspercentages 18-49 jaar, naar origine en leeftijd (12 gemeenten – december 1998) Mannen: etnische werkloosheidspercentages per leeftijdsgroep - 31.12.1998 31,4% 29,2%
% nwwz in bevolking
30%
24,9%
26,3%
9
31,7%
28,2%
27,4%
7
23,7%
25%
8 6
20%
5
15%
4
10%
7,8%
3
9,1% 5,3%
5% 0%
3,7%
3,4%
3,7%
4,8%
5,0%
overtreffingsfactor
35%
Belgen (Vlaanderen)
Maghreb.Turken (12 gemeenten)
2 1 0
overtreffingsfactor
In Vlaanderen (12 gemeenten) was einde 1998 27.4 % van de Maghrebijns/Turkse mannelijke bevolking tussen 18 en 50 jaar werkloos (nwwz); dit percentage ligt 5.5 keer hoger dan bij de autochtone Belgen (5.0 %).
5
De allochtonen in Vlaanderen leven geconcentreerd in een aantal grotere gemeenten, daar waar autochtone Belgen ook buiten de grotere kernen wonen, waar hun werkloosheidsgraad merkelijk lager ligt. In feite zouden we de vergelijking moeten maken tussen enerzijds de Maghrebijns-Turkse werkloosheidspercentages, en anderzijds de autochtone, en dit voor heel Vlaanderen. Voor de Maghrebijnen-Turken beschikken we totnogtoe echter enkel over die van 12 gemeenten, die wél representatief zijn voor gans Vlaanderen.
Voor Maghrebijns-Turkse vrouwen liggen de werkloosheidspercentages onder de 30 jaar wat hoger, daarboven liggen ze een stuk lager; dit laatste is te wijten aan hun lage participatiegraad. Zo is 35% van deze vrouwen tussen 20 en 22 jaar werkloos, 21% tussen 30 en 34 jaar, en “slechts” 10% tussen 40 en 44 jaar. Voor mannelijke Maghrebijnen-Turken (18-49 jaar) variëren de werkloosheidsgraden per gemeente tussen 30% en méér (Boom, Mechelen, Antwerpen, Leuven), tot minder dan 22% (Diest, Zele, Houthalen-Helchteren). In de gemeenten Mechelen, Mol, Kortrijk liggen ze meer dan 5 keer hoger dan die van de plaatselijke autochtonen. Grafiek 8: mannelijke werkloosheidspercentages naar origine en gemeente (18-49 jaar)
40% 35%
6 34% 5 31%
30%
30%
5
30% 4
24%
5 4
24% 21%
3 2
12%
9%
9% 6%
5%
5%
27%
27%
19%
3
15% 10%
26%
4
25% 20%
5
7%
5%
3
3
11% 10%
factor
Mannen: etnische werkloosheidspercentages per gemeente (18-49 j.) - dec. 98
19%
4 3
EU'ers
3
3
8%
8% 5%
4%
2 1
5% TOTAAL
HOUTHALEN
GENK
GENT
ZELE
OOSTENDE
KORTRIJK
LEUVEN
DIEST
MOL
MECHELEN
BOOM
0 ANTWERPEN
0%
MaghrebTurkije
factor
WERKLOOSHEID BIJ ALLOCHTONE SCHOOLVERLATERS Dit hoofdstuk geeft een zicht op de werkloosheid onder schoolverlaters, per etnie en studieniveau, en dit voor de maand juni van het jaar volgend op hun inschrijving als schoolverlaters. De situatie wordt geanalyseerd voor het schooljaar 1996-1997, 1997-1998 en 1998-1999.
Minder kans op werk bij gelijk studieniveau Voor elk jaar wordt het aantal inschrijvingen gemeten van schoolverlaters tussen juni en oktober, en het aantal onder hen dat einde juni van het jaar daarop nog steeds (of opnieuw) niet werkende werkzoekende is. De percentages van personen die nog nwwz zijn worden dan vergeleken volgens origine. In bijlage 3 vindt men een overzicht van instroom en werkloosheid van de schoolverlaters naar origine voor de laatste 3 jaren. Instroom van allochtone schoolverlaters qua studieniveau en studierichting De demografische evolutie verklaart voor een stuk het feit dat het aandeel van de allochtonen in het totaal aantal ingeschreven schoolverlaters steeg van 4.2% in 1996-1997 tot 4.8% in 1998 (van 2.108 eenheden naar 2.397).
Tabel 3: ingeschreven allochtone schoolverlaters in 1996, 1997 en 1998 ingeschreven allochtone schoolverlaters juni-oktober 1998 TOTAAL
Lager Lager onderwijs secundair
Hoger sec. Hoger sec. Hoger sec. Hoger beroeps techn. algem. onderwijs
Mannen
1.188
260
356
327
159
18
68
Vrouwen
1.209
150
328
476
135
40
80
ingeschreven schoolverlaters juni-oktober 1997
Mannen
1.099
247
315
299
154
24
60
Vrouwen
1.145
160
279
462
136
36
72
Mannen
1.022
ingeschreven schoolverlaters juni-oktober 1996 268 312 259 114 26
43
Vrouwen
1.086
161
53
306
410
117
39
Analyseren we de samenstelling van de groep van ingeschreven allochtonen qua studieniveau, dan blijkt duidelijk dat hun studieniveau de laatste jaren stijgt, vooral bij de mannen. De gemiddelde “diplomawaarde”6 per ingeschreven allochtone schoolverlater steeg sinds vorig jaar bij de mannen met 7%, bij de vrouwen met 4% Zo steeg het aantal inschrijvingen van allochtone mannelijke schoolverlaters met een hoger secundair diploma de laatste 3 jaren met 26%, bij de allochtone vrouwen met slechts 15%. De gemiddelde diplomawaarde voor allochtone vrouwen ligt echter nog steeds 10% hoger dan bij de mannen, omdat verhoudingsgewijs nog steeds méér allochtone vrouwen secundaire of hogere studies beëindigen. Dit neemt niet weg dat er nog een schrijnend verschil bestaat tussen het studieniveau van autochtone en allochtone schoolverlaters. Ook binnen het secundair onderwijs zijn er nog grote verschillen. In 1998 waren er nog steeds 3.5 keer meer inschrijvingen van allochtone vrouwen met een hoger secundair beroepsdiploma dan met een hoger secundair technisch diploma (bij de EUvrouwen bedroeg deze verhouding slechts 1.5). Bij de allochtone mannen lag de verhouding tussen hoger secundair beroeps en technisch gunstiger: 2.1 keer hoger (maar deze factor bedroeg slechts 0.95 bij de autochtone mannen). Bovendien zijn er binnen het beroeps– en het technisch onderwijs op zijn beurt nog sterke verschillen tussen autochtonen en allochtonen. Vooral vrouwen volgden daar nog erg weinig toekomstgerichte richtingen. Binnen het lager/hoger beroeps– en het technisch onderwijs zien we wel een duidelijke evolutie ten goede, vooral dan bij de vrouwen. De “productief vrouwelijke richtingen” (overwegend kleding) worden door allochtone vrouwen steeds minder gevolgd (338 inschrijvingen uit het lager/hoger beroeps– en technisch secundair onderwijs in 1996-97, nog maar 289 in 98-99); de veel beter presterende administratief-tertiaire richtingen (handel, kantoor…) van het lager/hoger secundair beroeps –en technisch onderwijs kennen daarentegen steeds meer succes bij de allochtone vrouwen (van 280 naar 350 inschrijvingen). Ook de richtingen “persoonsverzorging” zitten bij de allochtone vrouwen in de lift: van 118 naar 173 inschrijvingen. De weinig toekomstgerichte richtingen haartooi e.d. hielden echter meer dan stand (van 58 naar 83 inschrijvingen).
6
We berekenen hier een gemiddelde “diplomawaarde” op volgende basis: we kennen de waarden 1 toe aan het diploma lager onderwijs, 2 aan het diploma lager secundair, 3.5 aan het hoger secundair beroeps, 5 aan het hoger secundair technisch en het hoger secundair algemeen vormend, en 7 aan het hoger onderwijs.
Ook bij de allochtone mannen die lager/hoger beroeps – of het technisch onderwijs volgden, noteren we een positieve evolutie. In tegenstelling tot de “vrouwelijke” productieve richtingen zijn de “mannelijke” productieve richtingen vrij toekomstgericht. Welnu, deze richtingen leverden de jongste jaren ook steeds meer inschrijvingen van allochtone mannen op (van 538 naar 650). Het algemeen vormend hoger secundair onderwijs leverde in 98-99 nog steeds uiterst weinig allochtone schoolverlaters: 40 vrouwen en 18 mannen. Dit verklaart voor een groot deel de minieme doorstroming naar het hoger onderwijs van de 2de cyclus en naar het universitair onderwijs.
Werkloosheid van allochtone schoolverlaters na 1 jaar Bijlage 3 geeft een overzicht van de werkloosheidspercentages van de schoolverlaters voor de laatste drie jaren (96-97, 97-98 en 98-99), dit per geslacht, origine en studieniveau. Enkele markante cijfer. Van de mannelijke autochtone schoolverlaters die hoger secundair beroepsonderwijs afsloten in 1998 waren er in juni 1999 nog 13.6% werkloos (nwwz). Bij de allochtone mannen was dit dubbel zoveel: 26.9%. Bij de meisjes uit het hoger secundair beroepsonderwijs waren deze cijfers nog alarmerender: 16.6% tegen 46.8% (maal 2.8). Vergelijken we de werkloosheidspercentages na 1 jaar inschrijving voor de jaren 96-97 en 98-99, dan stellen we weliswaar vast dat steeds minder allochtone schoolverlaters na 1 jaar werkloos zijn. In 9697 was nog 28.1% van de allochtonen na 1 jaar werkloos, in 98-99 nog slechts 19.6%. Deze vooruitgang houdt echter slechts gelijke tred met de vooruitgang die ook bij de autochtonen plaatsgreep (waar er een daling van 16.1% naar 9.9% plaats greep). Anders gezegd: de allochtonen profiteren van de gunstige conjunctuur, maar blijven sterk achterop lopen t.a.v. de autochtonen, en dit ondanks het feit dat hun gemiddeld studieniveau steeg. Past men de hogere “werkloosheidspercentages” van 1996-97 toe op de aantallen van de inschrijvingen van allochtone schoolverlaters voor 1998-99, dan zou dit ons op 400 extra werkloze allochtonen gebracht hebben. Dit geeft een idee van de positieve weerslag van de goede conjunctuur op de tewerkstelling van allochtone schoolverlaters. Al bij al blijft het verschil tussen allochtone en autochtone schoolverlaters, ook bij gelijk studieniveau, zéér groot. Volgend grafieken spreken voor zich. Grafiek 9 en 10: werkloosheid van de schoolverlaters 1 jaar na “afzwaaien” 1998-1999 Mannelijke nwwz schoolverlaters 1998-1999 per etnie (% van instroom na 1 jaar) 60%
52%
50%
40%
39% 35%
34% 27%
30%
27%
28%
23% 18%
20%
14%
14%
16%
11%
EUBURGER S
10%
ALLOCHTONEN Totaal
Hoger onderwijs
Hoger secund. Algemeen
Hoger secund. technisch
Hoger secund. beroeps
Lager secundair
0% Lager onderwijs
% nog nwwz
50%
Vrouwelijke nwwz schoolverlaters 1998-1999 per etnie (% van instroom na 1 jaar)
80% 70%
67% 61%
% nog nwwz
60% 50%
55% 47%
50%
47%
40%
35%
34%
26%
30%
17%
20%
21%
19%
16% 9%
10%
EUBURGERS
0%
ALLOCHT ONEN
Opvallend blijft dat veel meer allochtone vrouwelijke schoolverlaters na 1 jaar nog werkloos zijn dan mannelijke allochtonen (50.5%, tegenover 34.5%). Het feit dat allochtone vrouwen vaker hoger secundair onderwijs afsluiten dan mannen, zou nochtans een positieve invloed moeten hebben. Te vaak gaat het echter om studies in het beroepsonderwijs die slecht in de markt liggen. Bovendien blijkt uit de praktijk dat de beschikbaarheid van vele allochtone vrouwen voor de arbeidsmarkt gering is. De achterstand tussen allochtonen vrouwen en allochtone mannen verkleint echter bij hoger studieniveau (hoger secundair technisch en algemeen vormend, hoger onderwijs). Verder studeren heeft bij allochtone meisjes een duidelijk emancipatorische uitwerking. Opvallend is verder dat “genaturaliseerde” Maghrebijnen en Turken het beter doen dan “nietgenaturaliseerden”. Vooral bij meisjes schijnt dit het geval te zijn, waarbij echter niet onmiddellijk kan uitgemaakt worden in welke mate dit te maken heeft met een voorkeur van de werkgever of de intermediairen, dan wel met de factoren als motivatie en talenkennis van de genaturaliseerden zelf. Tabel 4 : Genaturaliseerde en niet-genaturaliseerde Maghrebijnse en Turkse schoolverlaters Maghrebijnse en Turkse schoolverlaters 1998-1999 ("genaturaliseerden" en "niet-genaturaliseerden") TOTAAL ingeschr. 1998
nwwz 1999
Lager onderwijs % nog ingeschr. nwwz nwwz 1998 1999
Lager secundair
% nog ingeschr. nwwz nwwz 1998 1999
Hoger secundair
% nog ingeschr. nwwz nwwz 1998 1999
Hoger onderwijs
% nog ingeschr. nwwz nwwz 1998 1999
% nog nwwz
Mannen Niet-genatur.
403
165
40,9%
128
67
52,3%
136
47
34,6%
132
51
38,6%
7
0
0,0%
Genatur.
734
226
30,8%
116
60
51,7%
203
72
35,5%
361
86
23,8%
54
8
14,8%
Niet-genatur.
395
244
61,8%
75
54
72,0%
136
98
72,1%
175
90
51,4%
9
2
22,2%
Genatur.
764
344
45,0%
59
38
64,4%
181
98
54,1%
460
197
42,8%
64
11
17,2%
Vrouwen
KENMERKEN VAN DE ALLOCHTONE WERKZOEKENDENPOPULATIE Allochtone werkzoekenden naar studieniveau en studierichting Tabel 5: werkzoekenden jonger dan 30 jaar - naar studieniveau en studierichting Werkzoekenden (nwwz+deeltijds werkend) jonger dan 30 jaar - einde 1999 studieniveau
mannen
studierichting
mannen + vrouwen
waarvan allocht.
werkz.
%
aantal
waarvan allocht. aantal
%
Belgisch
lager onderwijs
lager onderwijs
lager secundair
algemeen
lager secundair (techn.+beroeps) admin.-tertiair produktief-mann. produktief-vrouw. produktief-gemengd
2.416
2.089
86,5%
2.020
1.427
70,6%
4.436
3.516
79,3%
6.945
1.619
23,3%
5.923
1.323
22,3%
12.868
2.942
22,9%
697
68
9,8%
750
64
8,5%
1.447
132
9,1%
1.314
192
14,6%
3.932
356
9,1%
5.246
548
10,4%
6.801
1.019
15,0%
389
14
3,6%
7.190
1.033
14,4%
226
26
11,5%
3335
1.028
30,8%
3.561
1.054
29,6%
78
6,7%
90
7,4%
2.396
168
7,0%
1.172
1.224
personenverzorging
89
3
3,4%
2320
333
14,4%
2.409
336
13,9%
haartooi...
85
20
23,5%
1570
163
10,4%
1.655
183
11,1%
17.329
3.025
17,5%
19.443
3.371
17,3%
36.772
6.396
17,4%
2.381
73
3,1%
3.009
140
4,7%
5.390
213
4,0%
géén Belg. Diploma + lager
subtotaal laaggeschoold
ond.+ lager sec.
hoger secundair algemeen vormend hoger secund. techn.
admin.-tertiair
2.127
89
4,2%
5.494
280
5,1%
7.621
369
4,8%
produktief-mann.
1.921
165
8,6%
180
2
1,1%
2.101
167
7,9%
produktief-vrouw.
16
1
6,3%
374
47
12,6%
390
48
12,3%
produktief-gemengd
466
17
3,6%
483
26
5,4%
949
43
4,5%
personenverzorging
35
1
2,9%
323
18
5,6%
358
19
5,3%
550
13
2,4%
557
6,0%
7.404
386
5,2%
11.976
646
5,4%
10,0%
haartooi... subtotaal hoger secundair technisch
hoger beroeps
werkz.
%
aantal
géén diploma
vrouwen
waarvan allocht.
werkz.
7
4.572
. 273
secund. 751
67
8,9%
4008
409
10,2%
4.759
476
3.459
417
12,1%
406
5
1,2%
3.865
422
10,9%
78
3
3,8%
3203
849
26,5%
3.281
852
26,0%
produktief-gemengd
569
33
5,8%
487
14
2,9%
1.056
47
4,5%
personenverzorging
101
2
2,0%
3859
255
6,6%
3.960
257
6,5%
69
11
15,9%
1516
161
10,6%
1.585
172
10,9%
5.027
533
10,6%
13.479
1.693
12,6%
18.506
2.226
12,0%
4.971
80
1,6%
10.245
143
1,4%
15.216
223
1,5%
36.696
6.073
16,5%
55.600
7.160
12,9%
92.296
13.220
14,3%
admin.-tertiair produktief-mann. produktief-vrouw.
haartooi... subtotaal hoger secundair beroeps
hoger onderwijs
algemeen totaal
alle richtingen
In bovenstaande tabel werden de middelbare studierichtingen onderverdeeld in 4 grote groepen: 1° studies gericht op productie, 2° studies gericht op administratieve of tertiaire beroepen (handel, talen, verkoop, artistieke opleidingen…), 3° studies gericht op personenverzorging (gezinshulp, verpleging, kinderverzorging...) en 4° studies gericht op haartooi-gezichtverzorging...
De productieve richtingen worden nog eens onderverdeeld in traditioneel mannelijke, traditioneel vrouwelijke en “gemengde” productieve richtingen7. De tabel illustreert nog maar eens dat jonge allochtone werkzoekenden (- 30 jaar) in verhouding tot de autochtone werkzoekenden zeer laag geschoold zijn. Voor een stuk heeft dit te maken met het grote aantal nieuwkomers zonder Belgisch diploma, die vooral onder de allochtone mannen zeer talrijk blijven (zie volgend hoofdstuk). Het gaat hier in de regel om nieuwkomers in het raam van de gezinsvorming en gezinsvereniging. Daarbij dient echter opgemerkt dat ze bij de laaggeschoolden gerekend worden. Het coderingssysteem van de VDAB voorziet géén aangepast studieniveau voor deze nieuwkomers, hoewel sommigen wel degelijk beter geschoold zijn. O.m. door hun gebrekkige kennis van het Nederlands hebben ze echter weinig kans om een betrekking te vinden die overeenkomt met hun studieniveau. Dezelfde tendensen als vorig jaar blijven gelden: oververtegenwoordiging van allochtonen uit de studierichtingen gericht op beroepen uit de productie, zwakke vertegenwoordigd in de quartaire richtingen, een grotere proportie middelbaar geschoolde allochtone vrouwen dan mannen (maar overwegend uit het beroepsonderwijs - richtingen als kleding), minimale vertegenwoordiging in de doorstroomrichtingen en het hoger onderwijs.
Nieuwkomers onder de Maghrebijnse en Turkse werkzoekenden De inwijking van mensen in de actieve leeftijd weerspiegelt zich op de arbeidsmarkt. De nieuwkomers8 belanden vaak in de werkloosheid. Onder de mannelijke Maghrebijnse en Turkse werkzoekenden van 26 en 27 jaar is 37% nieuwkomer; onder de 28- en 29-jarigen is dat reeds 47% (juni 1999). Bij de vrouwen krijgt men een gans ander beeld. De “jonge bruidjes” die inwijken in het kader van de gezinsvereniging komen nauwelijks op de arbeidsmarkt terecht. Grafiek 11 en 12: nieuwkomers onder de Maghrebijnse en Turkse nwwz (juni 1999)
400
70%
350
60%
mannen naar leeftijd
300
nieuwkomers-nwwz
62%
62% 66%
57%
50%
54% 250
47%
% nieuwkomers
Maghrebijnse-Turkse werkzoekenden: aantal nieuwkomers en % - juni 99
40%
200
37% 150
30%
30% 20%
100
21%
aantal nieuwkomers
10%
50 0 -16
5%
16-17
7% 18-19
9% 0% 20-21
22-23
24-25
26-27
28-29
30-31
32-33
34-35
36-37
38-39
% nieuwkomers
leeftijd
7 De opsplitsing van de “productieve” studierichtingen gebeurde op basis van de feitelijke verdeling van de inschrijvingen tussen mannelijke en vrouwelijke werkzoekenden. Richtingen meestal door mannen gevolgd zijn bv. mechanica, bouw, traditioneel vrouwelijke richtingen zijn hoofdzakelijk kleding en confectie. Een aantal productieve richtingen werden gecatalogiseerd als “gemengd” omdat er zowel mannen als vrouwen ingeschreven zijn (diamant, scheikunde, tuinbouw, groepskoken, tandtechniek...). 8 Personen die volgens de VDAB-gegevens niet beschikken over een Belgisch diploma. Ze zijn meestal pas na hun 12de levensjaar in België toegekomen.
60%
140
nieuwkomers-nwwz
120
% nieuwkomers
Maghrebijnse-Turkse werkzoekenden: aantal nieuwkomers en % - juni 99
vrouwen naar leeftijd
50%
50%
43%
100
40%
37%
80
30%
30%
60
23% 20% 40
14% 9%
20
10%
9%
7%
7%
16%
aantal nieuwkomers
4% 0
0%
-16
16-17
18-19
20-21
22-23
24-25
26-27
28-29
30-31
32-33
34-35
36-37
38-39
% nieuwkomers
leeftijd
Talenkennis onder de Maghrebijnse en Turkse werkzoekenden Het grote aantal nieuwkomers onder de allochtone nwwz maakt dat velen gebrekkig Nederlands kennen. Van de mannelijke Maghrebijnse en Turkse werkzoekenden van 25-29 jaar bv. verstaat 31% géén of gebrekkig Nederlands. Grafiek 13 – mannen: kennis Nederlands onder Maghrebijnse en Turkse werkzoekenden % Maghrebijns-Turkse werkz. mannen die géén of slecht Nederlands verstaan - sept. 99
70% 53%
60% 50%
41%
40%
31%
30% 15%
20% 5%
10% 0%
- 20 jaar
20-24 jaar
25-29 jaar
30-39 jaar
40 plus
TOT.
GEEN BELG. DIPLOMA
53%
68%
65%
55%
56%
58%
LAGER ONDERWIJS
3%
8%
13%
29%
45%
17%
LAGER+HOGER SEC.
3%
5%
8%
12%
29%
7%
6%
8%
35%
38%
20%
15%
31%
41%
53%
32%
HOGER ONDERWIJS TOTAAL
5%
Bij de allochtone vrouwelijke nwwz is de talenkennis even beperkt als bij de mannen, althans bij gelijke leeftijd en gelijke scholing. Doordat er onder de nwwz allochtone vrouwen relatief minder nieuwkomers en ouderen zijn, is de kennis van het Nederlands bij de gemiddelde werkzoekende Maghrebijnse en Turkse vrouw beter dan bij de gemiddelde allochtone werkzoekende man.
KISS-ONDERZOEK: VREEMDE NAMEN VAAK IN DE PRULLENMAND Het KISS-systeem van de VDAB laat werkgevers toe om, via internet, selecties te maken in het aanbod van kandidaten die via de VDAB hun curriculum vitae daartoe ter beschikking stellen. Onderzoek van deze selecties levert onthutsend materiaal op omtrent de discriminatie bij aanwerving9. Het gaat hier niet om een of andere beperkte enquête, maar om tienduizenden geselecteerden in heel Vlaanderen, netjes uitsplitsbaar volgens meerdere kenmerken. Elke zoekopdracht van de werkgever in KISS levert een aantal “geselecteerde” werkzoekenden op die aan de jobsvereisten voldoen10. Daarbij verschijnt in eerste instantie enkel naam en voornaam op het scherm van de werkgever. De c.v.’s die achter deze namen steken, kunnen dan al dan niet “bekeken” of aangeklikt worden. Het “percentage bekeken” geeft dus weer welke kans op een eerste contact met de werkgever deze a priori gelijkwaardige kandidaten hebben (ze beantwoorden immers allen aan de ingevoerde vereisten). In principe zouden de bekijk-kansen voor elke groep dus gelijk moeten zijn. Volgende 2 grafieken bevatten voor 3 etnische groepen (Maghrebijnen-Turken, Zuid-Europeanen, etnische Belgen)11 het percentage bekeken c.v.’s per studieniveau12.
Resultaten van het KISS-onderzoek voor Vlaanderen De resultaten liegen er niet om. De kansen op een eerste contact met een werkgever worden scherp beïnvloed door de naam die de kandidaat draagt. Ook Zuid-Europeanen hebben blijkbaar af te rekenen met discriminatie, zij het veel mindere mate. Eigenlijk geven de grafieken nog een geflatteerd beeld van de kansen van allochtonen op een eerste contact met de werkgever. Sommige werkgevers kruisen immers blind alle namen aan, drukken dan alle c.v.’s af, om ze pas daarna door te nemen. Het selecteren van de kandidaat biedt overigens nog geen garantie op uitnodiging, laat staan op uiteindelijke aanwerving. De kans om uiteindelijk aangeworven te worden ligt voor allochtonen waarschijnlijk in verhouding nog lager.
9 Ons onderzoek van de KISS-databank liep over de periode september 1997-maart 1999. In die periode werden circa 1.7 miljoen werkzoekenden geselecteerd door de werkgevers. Onder hen circa 1.6 miljoen autochtonen, 51.000 Maghrebijnen en Turken, en 18.000 etnische Zuid-Europeanen. Om en bij de 4.000 verschillende bedrijven voerden een selectie in. Het onderzoek werd uiteraard niét geïndividualiseerd tot op het niveau van de werkgever of de werkzoekende. 10
In de meeste gevallen voeren de werkgevers een combinatie in van jobvereisten, zoals beroep, studieniveau, leeftijd, beschikbaar vervoersmiddel, talenkennis, regio etc. Uiteraard kunnen noch het geslacht, noch de nationaliteit of etniciteit als selectiecriterium ingevoerd worden. 11
Anders dan in een vorig onderzoek onderscheiden we hier een derde groep: de “etnische Zuid-Europeanen” (Portugezen, Spanjaarden, Italianen, al dan niet “genaturaliseerd”). Bedoeling was ook voor hen zicht te krijgen op mogelijke discriminatie. Het opsporen van “genaturaliseerde” Zuid-Europeanen gebeurde volgens dezelfde namenherkenningsmethode als voor de Maghrebijnen en Turken, maar het was niet mogelijk deze detectie even waterdicht te houden, dit vanwege het grote aantal “gewone” voornamen. Wij probeerden zoveel mogelijk de Bart Castelletti’s en de Mieke Rodriguez’sen te elimineren uit deze groep. 12 Een kenmerk zoals het studieniveau wordt niet noodzakelijk ingevoerd door de werkgever; geslacht en etniciteit kunnen helemaal niet ingevuld worden. Meestal wordt het beroep het voornaamste criterium. De tabel geeft dus een a posterioriindeling.
Grafiek 14 - mannelijke KISS-dossiers naar origine, bekeken door de werkgever Mannen: KISS-selecties: % bekeken c.v.'s op basis van naam + voornaam - per etnie (sept. 97 maart 99)
45%
36%
35%
35%
35%
41% 39%
39%
39%
40%
35%
35%
33% 31%
32%
28%
30%
27% % bekeken
39%
27% 26%
24%
25%
25% 23%
21%
20%
Benelux
20%
20%
17% 15%
Z.-Europa 10%
5%
MaghrebTurkije Totaal
Hoger onderwijs
Hoger sec. ASO
Hoger sec. technisch
Hoger sec. beroeps
Lager secundair
Lager onderwijs
Géén Belg.diploma
0%
Verrassend is misschien wel dat ook Zuid-Europeanen af te rekenen hebben met discriminatie, zij het veel mindere mate. Hoe hoger echter het studieniveau, hoe kleiner de kans op discriminatie. Belangrijk is dat de discriminatie ook sterk afhankelijk is van het geslacht. Werkgevers zijn duidelijk minder vooringenomen t.a.v. allochtone vrouwen dan t.a.v. allochtone mannen. Nemen we als voorbeeld de c.v.’s van kandidaten die hoger secundair beroepsonderwijs volgden. De spanning tussen de bekijkpercentages voor autochtone en allochtone mannelijke kandidaten bedraagt 1.63 (35% tegen 21%); bij de vrouwen bedraagt de spanning “slechts” 1.25 (32%, resp. 26%).
Grafiek 15 - vrouwelijke KISS-dossiers naar origine, bekeken door de werkgever Vrouwen: KISS-selecties: % bekeken c.v.'s op basis van naam + voornaam - per etnie (sept. 97 - maart 99)
45% 40%
36% 35%
35%
28% 27%
% bekeken
30%
30% 29%
39%39%
37% 35% 34%
34% 32%
32%
32%
39% 37%
28%
28%
27%
26% 25%
23%
22%
21% 20%
Benelux
15% 10%
Z.-Europa
Totaal
Hoger onderwijs
Hoger sec. ASO
Hoger sec. beroeps
Lager secundair
Lager onderwijs
Géén Belg.diploma
0%
Hoger sec. technisch
5%
MaghrebTurkije
De tewerkstellingsituatie van allochtone vrouwen is paradoxaal. Enerzijds blijkt uit de werkloosheidscijfers voor allochtone schoolverlaters dat hun surplus-werkloosheidspercentage t.a.v. de autochtonen véél groter is dan bij de allochtone mannen. Maar anderzijds worden ze bij gelijke scholing veel minder gediscrimineerd te worden dan allochtone mannen. Deze paradox heeft te maken met de zeer eenzijdige scholing van de Maghrebijnse en Turkse vrouwen (richting kleding e.d.) en met hun lagere beschikbaarheid voor de arbeidsmarkt.
Regionale KISS-discriminatie-indexen13 Discriminatie van allochtonen bij aanwerving blijkt ook afhankelijk van de regio. De selectieverantwoordelijken in de bedrijven leven niet in het luchtledige, en zijn dus onderworpen aan de heersende opvattingen. Werkzoekende Maghrebijnen en Turken in de regio’s Antwerpen, Mechelen en SintNiklaas worden méér gediscrimineerd dan deze in West-Vlaanderen, Vlaams-Brabant of Limburg.
13
Het percentage bekeken kiss-dossiers van autochtone Belgen (voor een bepaald studieniveau en geslacht) wordt gelijk gesteld aan 100%. De discriminatie-index geeft aan in welke mate allochtonen onder deze 100% blijven. Een discriminatieindex van 0 zou betekenen dat er in dat segment géén discriminatie is.
Grafiek 16: Regionale discriminatie-indexen KISS-selecties: discriminatie-index voor mannelijke laag -en middelbaar geschoolde Mahgrebijnen en Turken t.a.v. etnische Beneluxers per regio (non-discriminatie= 0%)
60%
50%
48%
47% 44%
50%
44% 42%
40%
38%
36% 32%
30%
27%
28%
28%
26%
20%
10%
TOTAAL
LIMBURG
HALLE-VILVOORDE
LEUVEN
TURNHOUT
MECHELEN
ANTWERPEN
AALST
ST.-NIKLAASDENDERMONDE
OUDENAARDE
GENT
OVERIGE W.VLAANDEREN
KORTRIJKROESELARE
0%
TERUGVAL IN DE WERKLOOSHEID Allochtonen die werk vinden hebben een grotere kans op terugval in de werkloosheid dan autochtonen. In de eerste 4 maanden van 1999 werden 25.442 autochtone Belgische mannen afgeschreven wegens werk14; einde december 1999 waren 11.9% onder hen opnieuw werkloos (nwwz). Bij de Maghrebijnen en Turken werden er 1.472 afgeschreven wegens werk, waarvan einde 1999 21.1% opnieuw zonder werk zat. Tabel 5
Afgeschreven wegens werk januari-april van elk jaar en nog ingeschreven einde van elk jaar in % Mannen Belgen Maghr.-Turken Vrouwen Belgen Maghr.-Turken
14
1997
1998
1999
16,5% 33,6%
14,7% 29,7%
11,9% 21,1%
15,4% 28,1%
12,7% 25,3%
10,4% 18,8%
In feite vonden veel meer mensen een job, maar we telden enkel diegenen waarvan de VDAB zeker weet dat ze afgeschreven werden wegens werk.
Wél merken we dat het aantal allochtonen dat terugvalt in de werkloosheid van jaar tot jaar daalt en dat deze daling bij de allochtone mannen méér uitgesproken is dan bij de autochtone mannen. In 1997 was 33.6% van de allochtonen mannen op het einde van het jaar “hervallen”, in 1999 was dat nog slechts 21.1% (autochtone Belgische mannen: van 16.5% naar 11.9%). Ook indien we gelijke studieniveaus beschouwen, blijft de achterstand van de allochtonen echter groot. Van alle laaggschoolde allochtone mannen die begin 1999 werk vonden, was 22.2% eind 1999 opnieuw werkloos, tegen slechts 15.2% bij de laaggeschoolde autochtonen.
CONCLUSIES •
De allochtone werkloosheidspercentages t.a.v. de bevolking liggen vele malen hoger dan die van de Belgische werkzoekenden. De werkloosheid onder laaggeschoolde Maghrebijnen en Turken is het afgelopen jaar lichtjes gedaald, maar houdt absoluut géén gelijke tred met de veel sterkere daling bij de laaggeschoolde Belgische autochtonen.
•
De werkloosheid van andere allochtone groepen (uit zwart Afrika, Pakistan, Albanië, (ex)Joegoslavië en de ex-Sovjetunie) steeg zéér sterk.
•
Ook bij gelijke leeftijd en scholing ligt de werkloosheid van allochtonen veel hoger dan die van autochtonen. Behalve de vooroordelen waarvan allochtonen slachtoffer zijn bij aanwerving, spelen wellicht ook andere factoren een rol: gebrekkige kennis van het Nederlands bij oudere allochtonen en nieuwkomers, het gebrek aan contacten met Belgische netwerken, de lage scholing, de onaangepaste studiekeuze (beperkte aanwezigheid in de doorstroomrichtingen, oververtegenwoordiging in het beroepsonderwijs).
•
Ook werkzoekenden met een Italiaanse, Spaanse of Portugese naam blijken gediscrimineerd te worden bij hun poging tot een eerste contact met een werkgever via KISS, zij het in veel mindere mate dan allochtonen met een niet-Europese naam
•
Allochtone vrouwen zijn gemiddeld beter geschoold dan de mannen en blijken ook bij gelijke scholing duidelijk minder gediscrimineerd te worden dan allochtonen mannen, maar ze volgen bv. nog massaal de richting kleding in het beroepsonderwijs. Sommige allochtone vrouwen zijn waarschijnlijk ook minder beschikbaar voor de arbeidsmarkt.
•
In het raam van de gezinsvorming en gezinsvereniging immigreren nog heel wat jonge, vooral mannelijke allochtone werkzoekenden. Deze nieuwkomers maken bv. 28 % uit van de mannelijke Maghrebijns/Turkse niet-werkende werkzoekenden van 24-25 jaar. Er is een sterke nood aan specifieke begeleiding én opleiding voor deze mensen.
•
Vooroordelen bij aanwerving van allochtone werknemers nemen sterk af wanneer het om beter opgeleide allochtonen of om vrouwelijke allochtonen gaat. Dit is een positief gegeven dat beleidsperspectieven opent.
Bijlage 1 - Allochtone nwwz per gemeente (absolute cijfers) Niet-werkende werkzoekende allochtonen per gemeente 31.12.1999 (gemeenten met min. 60 allochtonen) Gemeente - leeftijd
totaal
TOTAAL ALLE STUDIENIVEAUS LAAGGESCHOOLD BETER GESCHOOLD waarvan Maghreb.- waarvan "ge-allochto. Maghreb.- waarvan "ge- allochto. Maghreb.- waarvan "ge-
allochto. ANTWERPEN 18-29 30+ Totaal Antwerpen BOOM 18-29 30+ Totaal Boom LIER 18-29 30+ Totaal Lier MECHELEN 18-29 30+ Totaal Mechelen WILLEBROEK 18-29 30+ Totaal Willebroek MOL 18-29 30+ Totaal Mol TURNHOUT 18-29 30+ Totaal Turnhout VILVOORDE 18-29 30+ Totaal Vilvoorde ZAVENTEM 18-29 30+ Totaal Zaventem DIEST 18-29 30+ Totaal Diest LEUVEN 18-29 30+ Totaal Leuven BRUGGE 18-29 30+ Totaal Brugge KORTRIJK 18-29 30+ Totaal Kortrijk OOSTENDE 18-29 30+ Totaal Oostende AALST 18-29 30+ Totaal Aalst DENDERMONDE 18-29 30+
vrouwen
3.539 3.247 6.786
64 50
15
36 9
401 389 790
56 51
33 20
117 167
83
45
137
53
68 225 281
506
83 82 165
131 169 300
196
126 110 178
288
50 53 103
109 139 248
177
89 102 101
203
56 54 110
63 56
140
46 47 29
28 6 34
122
100
34 32 66
34 29 63
33 27 60
22
15 9 2 11 14 1
15 13
12 1 13
13 0
. 13
13 2
14 4
17 2
13 9
17
18
19
13 4
13 2
16 5
21 12 33
8
15
21
6 2
23 5
15 6
30 20 50
24
28
21
16 8
5 1
25 7 32
41
21
6
17 24
60 62
46 54
20 9 29
63
182
46
71
20 1
20 10
14 3
30 41
24 39
86 96
33 13
46 27 73
227
61
81
149
6
30
17
4 2
24 4
29 21 50
39
35
28
17 22
53 96
94 133
39 22
48 33
66
256
56
68
27 8
9 4
24 4
37 31
27 39
85 171
30 26
74 66
29 17
283
88
78
166
1
13
28
1 0
35 21
11 15 26
24
22
56
20 4
83 83
117 166
43 45
37 41
92
456
47
19
16 6
11 1
39 22
9 10
58 34
196 260
23 24
76 101
41 48
109
92
72
40
19
12
61
16 3
19 9
11 4 15
59
33
28
24 35
15 25
65 44
53 39
32 40
163
57
45
18
26 7
27 8
19 9
10 8
59 104
19 38
40 5
103 93
65 61
223
25
120
53
18
35
28
16 2
72 17
28 9 37
25
10
89
16 9
24 29
78 145
13 12
82 38
60
133
94
32
9 1
26 4
73 22
22 10
30 30
63 70
51 43
24 29
48 20
79
19
219
104 37 42
11 8
94 125
21 24
89 48
47
65
136
117
482
30
95
428 54
15 2
26 4
96 56
57 47
745 133
17
30
152
naturalis."
878
17
19
594
783 167
15 2
15 4
283 311
60 57
32 15
35 30
51 85
30 53
76
88
53
284
49 39
33 34
328 367
38 13
20 9 29
67
695
51
40 30
38 46
122 63
84 55
28 21
74 74 148
Turken
naturalis."
70
84
185
139
49
31 6
355 328
53 27
48 36 84
37
683
80
107
59 38
200 79
88 66
29 10 39
97
279
154
55 32 87
45
Totaal Dendermonde 119
HAMME 18-29 30+ Totaal Hamme 15
28 13 41
114
Turken
naturalis."
1.796 3.058 1.244 2.756 2.313 816 988 2.243 413 3.080 2.110 359 2.784 5.301 1.657 5.836 4.423 1.175 950
63 38 101
Turken
13
Beter geschoold: minstens hoger secundair onderwijs voltooid; laaggeschoold: hoogstens lager secundair onderwijs voltooid.
7 0 7
Vervolg bijlage 1 - Allochtone nwwz per gemeente (absolute cijfers) Niet-werkende werkzoekende allochtonen per gemeente 31.12.1999 (gemeenten met min. 60 allochtonen) Gemeente - leeftijd
totaal
TOTAAL ALLE STUDIENIVEAUS LAAGGESCHOOLD BETER GESCHOOLD waarvan Maghreb.- waarvan "ge-allochto. Maghreb.- waarvan "ge- allochto. Maghreb.- waarvan "ge-
allochto. ZELE 18-29 30+ Totaal Zele GENT 18-29 30+ Totaal Gent RONSE 18-29 30+ Totaal Ronse LOKEREN 18-29 30+ Totaal Lokeren ST.-NIKLAAS 18-29 30+ Totaal St.-Niklaas TEMSE 18-29 30+ Totaal Temse BERINGEN 18-29 30+ Totaal Beringen GENK 18-29 30+ Totaal Genk HASSELT 18-29 30+ Totaal Hasselt LEOPOLDSBURG 18-29 30+
vrouwen 81 47
128
1.344 115 120
235
263 229
193
16
61 25
398 172 570
376 158
145 117
82 29 111
66 50
40 27 67
364 196
10.438
217 89 306 21 5 26 117 48 165 24 16 40 43 17 60 181 76 257
29 32
23 14
309 207
26 30
56 42
202 64
234 205 439
30 226 196
422
188
52
13
5 3 8
10 6 16
83 11 94
49 3
8 5
11 6
133 55
6
71
17
6 0
64 7
8 5
18 12
121
9
13
106 15
9 0
64 7
16 8
42 28 70
9
71
24
132 21
.
58 35
12 3 15
153
9
93
56
98
266
129 115
16 8
134 23
15 3
26 7 33
24
157
18
244
61
37
516
139 122
21 11
52 34
31 16
35 10
16 8
129 57
203 30 233
45
24
186
47
261
32
86
33 21
107 38
34 35
225 158
233 48
38 12
17 2
113 16 129
281
50
19
383
54
145
69
230 173
21 3
193 122
43 32
152 26
234 50
27 28
32 0 32
178
284
55
75
403
24
315
50 42
235 72
40 16
73 66
40 4
152 28
271 102
27 4 31
44
180
373
139
92
307
56
107 105
29 5
357 179
422 367
43 12
40 5
118 29
29 2 31
55
45
147
789
212
34
536
423 391
53 35
59 40
242 139
71 5
45 13
42 14
28 5 33
76
58
56
381
814
88
99
246 144
474 132
108 76
69 57
36 14
72 7
60 20
174 29 203
50
79
80
126
390
606
184
76 72
231 45
655 415
156 143
265 64
37 14
53 22
17 1 18
329
51
75
299
148
276
1.070
218 216
74 14
394 165
261
434
88
559
534
262
109 61
260 83
657 441
87 24
50 30
136 125
20 3
280 95 375
80
naturalis."
23
346 149
71 89
146 132
21 3 24
495
160
278
111
170
343
1.098
199 155
1.029 1.007
78 106
82 24
25 4 29
2.036
184
106
354
86
Totaal Heusden-Zolder 560 LOMMEL 18-29 42 30+ 21 Totaal Lommel 63 HOUTHALEN-HELCHTEREN 18-29 203 30+ 129 Totaal Houthalen-H. 332 DILSEN-STOKKEM 18-29 37 30+ 37 Totaal Dilsen-Stokkem 74 BILZEN 18-29 67 30+ 48 Totaal Bilzen 115 MAASMECHELEN 18-29 317 30+ 216 Totaal Maasmechelen 533 Totaal (alle gemeenten) 18-29 11.547
30+ 16
121 64
116 77
78 35
207 130
59 43
1.231 1.330
Turken
naturalis."
102
2.561
113
337
185
520 178
107 103
130 39
60 44 104
698
210
169
492
1.294 1.071
57 42
218 139
42 5 47
2.365
99
357
79 46
785 559
Turken
naturalis."
125
1.511 1.425
Totaal Leopoldsburg 116
HEUSDEN-ZOLDER 18-29 30+
61 25 86
2.936
Turken
5 2 7
83 11 94
69 9 78
6.146
9.588
4.781
8.721
6.918
2.979
2.826
2.670
1.802
3.755
7.140
1.889
9.667
6.572
1.591
771
568
298
Beter geschoold: minstens hoger secundair onderwijs voltooid; laaggeschoold: hoogstens lager secundair onderwijs voltooid.
Bijlage 2 - Allochtone nwwz per gemeente (relatieve cijfers) Niet-werkende werkzoekende allochtonen 31.12.1999 (gemeenten met min. 60 allochtonen) Gemeente - leeftijd ANTWERPEN 18-29 30+ Totaal Antwerpen BOOM 18-29 30+ Totaal Boom LIER 18-29 30+ Totaal Lier MECHELEN 18-29 30+ Totaal Mechelen WILLEBROEK 18-29 30+ Totaal Willebroek MOL 18-29 30+ Totaal Mol TURNHOUT 18-29 30+ Totaal Turnhout VILVOORDE 18-29 30+ Totaal Vilvoorde ZAVENTEM 18-29 30+ Totaal Zaventem DIEST 18-29 30+ Totaal Diest LEUVEN 18-29 30+ Totaal Leuven BRUGGE 18-29 30+ Totaal Brugge KORTRIJK 18-29 30+ Totaal Kortrijk OOSTENDE 18-29 30+ Totaal Oostende AALST 18-29 30+ Totaal Aalst DENDERMONDE 18-29 30+ Totaal Dendermonde HAMME 18-29 30+ Totaal Hamme
totaal allochtonen
waarvan vrouwen Maghreb.-Turken in %
3.539 3.247 6.786
5.301
63 38
50% 20% 35%
30 53 83
0,7
89 48
300
288
248
203
119
76
72%
140
81 60% 21%
45%
81% 63%
74 66
46% 30%
47 29
50%
78
39%
57% 45%
37 41
55% 53%
63 56
65%
177
54%
72% 60%
76 101
38% 35%
102 101
47%
72
36%
51% 42%
32 40
45% 30%
109 139
38%
196
36%
49% 13%
103 93
50% 36%
110 178
47%
120
42%
54% 41%
82 38
37% 29%
131 169
43%
53
33%
54% 34%
24 29
54% 42%
225 281 506
94 125
45%
50%
31% 27% 29%
219
54%
137
35 30
44% 51% 48%
65% 38% 53%
65
117 167 284
49 39
45% 27% 36%
45% 24% 37%
88
74 74 148
84 55
50% 41% 46%
34% 19% 27%
139
56 51 107
355 328
60% 41% 52%
53% 16% 38%
683
88 66 154
45%
97
401 389
53% 31%
59 38
56% 18% 39%
790
31%
87
64 50
41% 18%
55 32
44% 34% 41%
114
3.058 2.243
51% 30% 41%
101
waarvan "genaturaliseerd" in %
73
53% 33% 44%
48 33 39% 57%
69%
46 27
43% 33% 40%
° Beter geschoold: minstens hoger secundair onderwijs voltooid; laaggeschoold: hoogstens lager secundair onderwijs voltooid
Vervolg bijlage 2 - Allochtone nwwz per gemeente (relatieve cijfers) Niet-werkende werkzoekende allochtonen 31.12.1999 (gemeenten met min. 60 allochtonen) Gemeente - leeftijd
totaal allochtonen
ZELE 18-29 30+ Totaal Zele 128 GENT 18-29 30+ Totaal Gent 2.936 RONSE 18-29 30+ Totaal Ronse 235 LOKEREN 18-29 30+ Totaal Lokeren 357 ST.-NIKLAAS 18-29 30+ Totaal St.-Niklaas 492 TEMSE 18-29 30+ Totaal Temse 193 BERINGEN 18-29 30+ Totaal Beringen 570 GENK 18-29 30+ 1.098 Totaal Genk HASSELT 18-29 30+ 262 Totaal Hasselt LEOPOLDSBURG 18-29 30+ 116 Totaal Leopoldsburg HEUSDEN-ZOLDER 18-29 30+ Totaal Heusden-Zolder 560 LOMMEL 18-29 30+ Totaal Lommel 63 HOUTHALEN-HELCHTEREN 18-29 30+ Totaal Houthalen-H. 332 DILSEN-STOKKEM 18-29 30+ Totaal Dilsen-Stokkem 74 BILZEN 18-29 30+ Totaal Bilzen 115 MAASMECHELEN 18-29 30+ Totaal Maasmechelen 533 Totaal (alle gemeenten) 18-29 30+ 21.985 Totaal
waarvan vrouwen in %
81 47
Maghreb.-Turken
75% 53% 67%
1.511 1.425
79 46 125
52% 39% 46%
115 120
1.294 1.071
50% 35%
218 139
107 103
60% 28%
263 229
207 130
46% 28%
116 77
199 155
53% 32%
398 172
109 61
65% 48%
657 441
394 165
50% 24%
203 129
44% 41% 43%
309 207 516
53% 36% 45%
46%
86
48%
62% 31%
52 34
57% 35%
11.547 10.438
46%
69
52%
55% 31%
34 35
64% 35%
317 216
43%
315
54%
53% 19%
193 122
65% 43%
67 48
57%
56
50%
66% 40%
40 16
58% 37%
37 37
34%
536
41%
49% 13%
357 179
60% 45%
42 21
48%
99
55%
49% 46%
59 40
61% 54%
364 196
57%
184
58%
72% 32%
108 76
57% 25%
66 50
49%
1.070
42%
59% 27%
655 415
57% 36%
145 117
68% 23% 52%
559
49%
44% 15% 31%
170
60%
40% 18% 31%
354
45%
73% 34% 54%
337
38%
40% 17% 30%
210
47%
53% 11% 38%
2.365
42%
waarvan "genaturaliseerd" in %
65% 31% 52%
9.588 7.140 16.728
50% 26% 40%
° Beter geschoold: minstens hoger secundair onderwijs voltooid; laaggeschoold: hoogstens lager secundair onderwijs voltooid
Bijlage 3 – schoolverlaters 1996-1997, 1997-1998, 1998-1999: instroom en % nog werkloos in juni van het jaar nadien Schoolverlaters 1998-1999 volgens origine
TOTAAL
in-geschr. nwwz 1998 1999
Lager onderwijs
% nog nwwz
in-geschr. nwwz 1998 1999
Lager secundair
% nog in-geschr. nwwz nwwz 1998 1999
Hoger sec. beroeps
% nog in-geschr. nwwz nwwz 1998 1999
Hoger sec. techn.
% nog in-geschr. nwwz nwwz 1998 1999
Hoger sec. algem.
% nog in-geschr. nwwz nwwz 1998 1999
Hoger onderwijs
% nog in-geschr. nwwz nwwz 1998 1999
% nog nwwz
Mannen EU-BURGERS ALLOCHT.
24.070
3.869
16,1%
1.124
437
38,9%
3.568
830
23,3%
4.978
676
13,6%
5.188
705
13,6%
1.417
395
27,9%
7795
826
10,6%
1.188
410
34,5%
260
136
52,3%
356
122
34,3%
327
88
26,9%
159
43
27,0%
18
9
50,0%
68
12
17,6%
23.857
3.848
16,1%
569
266
46,7%
2.038
691
33,9%
5.077
843
16,6%
3.442
651
18,9%
1.211
314
25,9%
11520
1083
9,4%
1.209
610
50,5%
150
101
67,3%
328
200
61,0%
476
223
46,8%
135
47
34,8%
40
22
55,0%
80
17
21,3%
Vrouwen EU-BURGERS ALLOCHT.
Schoolverlaters 1997-1998 volgens origine
TOTAAL
in-geschr. nwwz
Lager onderwijs
% nog nwwz
in-geschr. nwwz
Lager secundair
% nog in-geschr. nwwz nwwz
Hoger sec. beroeps
% nog in-geschr. nwwz nwwz
Hoger sec. techn.
% nog in-geschr. nwwz nwwz
Hoger sec. algem.
% nog in-geschr. nwwz nwwz
Hoger onderwijs
% nog in-geschr. nwwz nwwz
% nog nwwz
Mannen EU-BURGERS ALLOCHT.
24.227
4.405
18,2%
1.069
462
43,2%
3.517
928
26,4%
5.078
717
14,1%
5.023
682
13,6%
1.408
328
23,3%
8.132
1288
15,8%
1.099
425
38,7%
247
151
61,1%
315
139
44,1%
299
84
28,1%
154
30
19,5%
24
10
41,7%
60
11
18,3%
24.563
5.253
21,4%
565
288
51,0%
2.186
858
39,2%
5.383
1075
20,0%
3.450
694
20,1%
1.241
323
26,0%
11.738
2015
17,2%
1.145
632
55,2%
160
115
71,9%
279
169
60,6%
462
245
53,0%
136
65
47,8%
36
22
61,1%
72
16
22,2%
Vrouwen EU-BURGERS ALLOCHT.
Bijlage 3 – schoolverlaters (vervolg) Schoolverlaters 1996-1997 volgens origine
TOTAAL
in-geschr. nwwz
Lager onderwijs
% nog nwwz
in-geschr. nwwz
Lager secundair
% nog in-geschr. nwwz nwwz
Hoger sec. beroeps
% nog in-geschr. nwwz nwwz
Hoger sec. techn.
% nog in-geschr. nwwz nwwz
Hoger sec. algem.
% nog in-geschr. nwwz nwwz
Hoger onderwijs
% nog in-geschr. nwwz nwwz
% nog nwwz
Mannen EU-BURGERS ALLOCHT.
23768
5259
0,221263884
963
476
49,4%
3.549
1239
34,9%
4.348
828
19,0%
4.838
917
19,0%
1.427
511
35,8%
8.643
1288
14,9%
1.022
510
49,9%
268
182
67,9%
312
161
51,6%
259
100
38,6%
114
42
36,8%
26
14
53,8%
43
11
25,6%
24.646
6.127
0
531
312
58,8%
2.246
1021
45,5%
5.229
1429
27,3%
3.469
895
25,8%
1.262
455
36,1%
11.909
2015
16,9%
1.086
742
68,3%
161
121
75,2%
306
242
79,1%
410
266
64,9%
117
74
63,2%
39
23
59,0%
53
16
30,2%
Vrouwen EU-BURGERS ALLOCHT.
Naar inhoud