GGD Rotterdam en omstreken
GEZONDHEIDSKAART ALLOCHTONEN Gezondheidsproblemen en preventiemogelijkheden in kaart gebracht
Nelleke Huiskamp Henk Vis Wim Swart Toon Voorham
• • • •
Veel allochtonen hebben een slechtere gezondheid dan autochtonen in Rotterdam. Er zijn echter veel mogelijkheden om aan preventie te werken. De oudere migranten dreigen tussen de wal en het schip te vallen als de zorg niet op tijd voorbereidingen treft. De huisartsen en de migranten begrijpen elkaar slecht. Huisartsen ervaren een grotere werkdruk door de grote zorgvraag van migranten; migranten voelen zich weinig begrepen door de huisarts. De geestelijke gezondheid van migranten lijkt slechter dan die van Nederlanders. De toegankelijkheid van de geestelijke gezondheidszorg laat voor migranten te wensen over: men ervaart een grote drempel, en verwacht weinig van de hulpverlening.
INHOUD
1. Inleiding, algemeen uitgangspunt................................................................................................3 2. Demografie...................................................................................................................................5 2.1. Samenstelling van de bevolking..........................................................................................5 2.2. Prognoses............................................................................................................................6 2.3. Vluchtelingen, asielzoekers en illegalen..............................................................................7 3. Verschillen in gezondheid............................................................................................................9 3.1. Epidemiologische diagnose.................................................................................................9 3.2. Determinanten ...................................................................................................................12 3.3. Knelpunten en conclusies..................................................................................................13 4. Expertmeeting............................................................................................................................15 4.1. Geestelijke gezondheidszorg ............................................................................................15 4.2. Ouderen .............................................................................................................................16 4.3. Eerstelijn.............................................................................................................................17 4.4. Specifieke gezondheidsproblemen ...................................................................................18 5. Samenvattend: vier hoofdlijnen.................................................................................................19 Bijlagen .........................................................................................................................................21 Literatuur ........................................................................................................................................24
1
2
1. INLEIDING: ALGEMEEN UITGANGSPUNT
Migranten fungeren in de gezondheidszorg vaak als vergrootglas voor bestaande problemen. Hun aanwezigheid laat bijvoorbeeld de toegankelijkheid of ontoegankelijkheid van de gezondheidszorg duidelijker zien. Het laat de communicatieproblemen zien die op een andere manier ook al bestonden. Het laat ook de voorlichtingsproblemen zien. Er zijn maar enkele problemen die alleen met de migratie als zodanig samenhangen. Denk aan somatische problemen als pigmentvlekken, rachitis en tuberculose. Op psychosomatisch vlak spelen de dilemma's bij ouderen over wel of niet terugkeren of psychische problematiek veroorzaakt door leven ver bij het geboorteland vandaan. In veel gevallen is er ook sprake van gezondheidsproblemen door de sociaal-economische achterstand waarin men leeft. In de literatuur1 onderscheidt men vaak intermediaire factoren in de relatie tussen etnische achtergrond en gezondheidsproblemen specifieke determinanten en contextuele mechanismen. Als specifieke determinanten worden genoemd leefstijl (roken, lichaamsbeweging, pendelen), fysieke omgeving (achterstandswijken, woningen: kinderveiligheid), sociale omgeving (steun, opvoedingsondersteuning, oudere migranten, mantelzorg, psychosociale stress en het gebruik van de gezondheidszorg). Contextuele mechanismen zijn genetische factoren, het migratieproces, acculturatie, sociaal-economische positie en maatschappelijke context. Bovenstaande betekent dat de aanwezigheid van migranten voor de gezondheidszorg en voor gezondheidsbevordering vaak de rol heeft gekregen van de motor voor verandering. Want als de problemen zichtbaar zijn, is er aanleiding om met vernieuwende methodes aan de slag te gaan. In het kader van de gezondheidsbevordering voor migranten zijn er nieuwe intensieve voorlichtingsmethodes ontwikkeld, die nu in de sfeer van sociaal-economische gezondheidsverschillen ook voor autochtone doelgroepen toepasbaar zijn. De aanwezigheid van migranten in Nederland heeft voor GVO het gevolg gehad dat men in meervoud moest gaan denken. Verder geldt dat als er gezondheidsbevordering voor migranten moet worden ontwikkeld, er behalve voor de gewone problemen die er altijd spelen bij ontwikkeling van gezondheidsbevordering, extra aandacht moet zijn voor migrantenspecifieke aspecten: de taal, eventuele cultuurverschillen en de specifieke weg waarlangs migranten bereikt kunnen worden.2
Vraagstelling
De GGD kan op vier gebieden maatregelen nemen of maatregelen adviseren die de gezondheid bevorderen: interventies, beleid, onderzoek en regie. Dat geheel van maatregelen vormt het Programma Gezondheidsbevordering Migranten. • Interventies: Er kunnen interventies worden ontwikkeld en uitgevoerd die de gezondheid van de doelgroep bevorderen door gezondheidsbelemmerende en gezondheidsbevorderende factoren te beïnvloeden. Dat is een breed scala van mogelijkheden van voorlichting over gezondheid, trainingen, netwerkontwikkeling, e.d. • Beleid: Er kunnen beleidsmaatregelen worden genomen die de gezondheid bevorderen bijvoorbeeld omdat ze bovenstaande interventies ondersteunen of mogelijk maken, door belemmeringen weg te nemen. In het beleid worden ook de gefundeerde of overeengekomen keuzes gemaakt om voor een bepaalde periode de aandacht te richten op specifieke problemen of velden. Belangrijke uitgangspunten voor het beleid met betrekking tot migranten zijn geformuleerd in het programma Veelkleurige Stad3. De nadruk ligt op diversiteitbeleid 3
• •
(DiverCity) en participatie van migranten in alle geledingen van de gemeentelijke en gesubsidieerde organisaties. Onderzoek: Er is epidemiologisch c.q. gedragswetenschappelijk onderzoek noodzakelijk om problemen zichtbaar te maken, om meer zicht te krijgen op determinanten van gezondheidsproblemen, en om aangrijpingspunten voor interventies en beleid te vinden. Regie: De GGD kan in haar netwerk van maatschappelijke organisaties samenwerking stimuleren, en een bepaalde rolverdeling voorstellen. Er is draagvlak nodig voor de uitvoering van plannen, en de maatschappelijke organisaties (sociaal-culturele verenigingen, moskeeverenigingen, wijkorganisaties, e.d.) kunnen een bijdrage leveren aan de oplossingen van de gezondheidsproblemen. In het kader van de regiovisie gezondheidszorg 4 voor migranten wordt gewezen op de stagnerende multiculturalisatie van de zorg. Het voorstel wordt gedaan dat de mate van multiculturalisatie van een instelling in de zorg ook een toetssteen wordt voor financiering. Daarnaast wordt veel belang gehecht aan participatie van migranten in elke fase van de zorgvernieuwing.
4
2. DEMOGRAFIE
2.1. Samenstelling van de bevolking
De term migranten wordt meestal gebruikt om het onderscheid tussen autochtoon en allochtoon te maken, of om een andere dan een Nederlandse etnische oorsprong aan te duiden. Volgens de definitie van het Ministerie van Binnenlandse Zaken geldt het een-uit-drie-criterium: iemand heeft een andere etnische achtergrond als de persoon zelf of één van de ouders in een van de landen van herkomst is geboren. Voor gezondheidsbeleid is het lang niet altijd een onderscheidende term. Voor een aantal deelgemeenten - met name in de achterstandsituaties - geldt dat veruit de meerderheid van de jeugd een etnische achtergrond heeft. Daar is (jeugd)gezondheidsbeleid per definitie migrantenbeleid. En bovendien, de eerste autochtone Turkse kinderen worden nu geboren. Kortom, de term migranten volgens deze definitie verliest steeds meer duidelijkheid. De vraag is of en hoe deze groep autochtone Rotterdammers straks nog teruggevonden kunnen of moeten worden in registraties. In het kader van het programma Cultuur en Gezondheid van Zorg Onderzoek Nederland (ZON) zal daarover worden geadviseerd. Voor de indeling van de bevolking in etnische groepen wordt die van het COS gehanteerd, te weten: -
-
Nederlanders ; Turken; Marokkanen; Surinamers; Antillianen/Arubanen; Kaapverdianen; Mediterranen: Spanje, Portugal, Italië, voormalig Joegoslavië en Griekenland; Overig rijk: EU-landen, Israël, Zuid-Afrika, USA, Canada, Japan, Australië (mensen bij wie het derde geboorteland ontbreekt worden gerekend bij "overig rijk"); Overig arm: Mexico, Midden- en Zuid-Amerika, rest Afrika, rest Azië.
Onder doelgroepen wordt verstaan de groepen die landelijk worden onderscheiden: Turken, Marokkanen, Antillianen/Arubanen en Surinamers (zie tabel 1).
5
Tabel 1: Allochtonen per deelgemeente (COS, 1/1/1999)5, en per schilgemeente 1997)6: allochtoon doelgroep Tur Mar Sur (ex K-Ver) Stadcentrum 51% 24% 7% 6% 10% Delfshaven 69% 41% 14% 11% 14% Overschie 32% 13% 2% 4% 5% Noord 48% 28% 9% 8% 9% Hillegersberg/Schiebroek 25% 6% 1% 2% 2% Kralingen/Crooswijk 47% 24% 6% 7% 9% Prins Alexander 25% 8% 1% 1% 6% Feijenoord 60% 40% 17% 8% 11% IJsselmonde 31% 13% 2% 2% 7% Charlois 44% 23% 6% 4% 8% Hoogvliet 29% 13% 2% 1% 6% Hoek van Holland 13% 2% 1% 0% 1% Rotterdam COS 43% 22% 7% 5% 8% Barendrecht 9% 2% 0% 1% 1% Capelle aan den IJssel* 21% 7% 0% 0% 5% Heerjansdam 6% Krimpen aan den IJssel 12% 2% 0% 0% 1% Ridderkerk 12% 3% 1% 0% 1% Albrandswaard 10% 0% 1% 0% Rotterdam CBS 37% 21% 6% 4% 8% Amsterdam 43% 22% 4% 7% 10% 's Gravenhage 38% 20% 5% 4% 9% Utrecht 29% 16% 4% 8% 3% Nederland 17% 7% 2% 1% 2%
en de grote steden (CBS, Ant
K-Ver1
totaal
2% 3% 1% 2% 1% 1% 1% 4% 3% 4% 4% 0% 2% 0% 2%
3% 9% 2% 3% 1% 2% 1% 2% 1% 1% 1% 0% 2%
28.348 72.729 16.772 52.100 38.982 52.014 83.740 71.646 59.123 65.876 41.610 9.392 592.597 23.894 62.366 3.469 27.954 46.657 15.247 589.987 715.148 442.159 233.951 15.567.107
0% 0% 2% 2% 1% 1% 1% 1%
*: In Capelle aan den IJssel zijn van 5% van de inwoners van Indonesische etniciteit (Buurtmonitor 2000)
Van de in Nederland 17.035 wonende Kaapverdianen woont 80% (13.708) in Rotterdam; een heel specifieke Rotterdamse groep dus. De snelst groeiende bevolkingsgroepen zijn Marokkanen (5% groei per jaar), Antillianen (10% groei vorig jaar) en overig arm (7% groei per jaar). De 100.000 overige buitenlanders bestaan voor 16.000 mensen uit Mediterranen, 54.000 overige rijk (waarvan 30.000 uit EU-landen), en voor 35.000 uit overig arm (waarvan 13.500 Indonesiërs en 6.000 Chinezen).
2.2. Prognoses
Voor heel Rotterdam zijn prognoses beschikbaar tot 2011; ook hier komt weer een definitieprobleem om de hoek kijken. 80000 De eerste derde generatie-kinderen zijn/70000 worden nu geboren en worden tot de Ne60000 1996 derlanders gerekend als zowel hun vader 50000 2011 40000 als hun moeder in Nederland is geboren. 30000 Het aantal migranten volgens de BiZa20000 definitie neemt vanzelf af. Zonder de 10000 derde generatie nemen de etnische min0 derheden toe van 150.000 in 1996 tot 0-14 jaar 15-29 jaar 30-54 jaar 55+ 212.000 in 2011, mét derde generatie tot 217.000. Met name ouderen zullen in de toekomst een veel groter aandeel in de bevolking 100000 90000
1
Kaap-Verdianen 6
hebben dan nu het geval is. Het is een discussievraag in hoeverre het voor het toekomstige beleid noodzakelijk is om de derde generatie migranten in registraties te kunnen terugvinden. Naar verwachting zal de Raad voor de Volksgezondheid en Zorg daarover een advies uitbrengen. Zorg Onderzoek Nederland zal een aantal projecten uitvoeren waarin ook alternatieven worden bekeken, zoals verschillende vormen van zelfcategorisatie.
2.3. Vluchtelingen, asielzoekers en illegalen
In Rotterdam is er een groeiende groep van vluchtelingen. Samen met de migratiestroom vanwege huwelijk en gezinshereniging, vormen zij de nieuwkomers van Rotterdam. De groep vluchtelingen groeit, het aantal gezinsherenigers neemt in aantal af. De groep van vluchtelingen en asielzoekers is zeer heterogeen. Landen van herkomst zijn: Iran, Irak, Servië, Bosnië, Somalië. De vluchtelingen en asielzoekers zullen vooralsnog in deze notitie buiten beschouwing worden gelaten.
7
8
3. VERSCHILLEN IN GEZONDHEID
Hier volgt een overzicht van verschillen in gezondheid tussen Marokkanen, Turken, Surinamers, Antillianen, Arubanen en Kaapverdianen aan de ene kant en Nederlanders aan de andere kant op basis van landelijke literatuur, vaak ontleend aan de Volksgezondheidtoekomstverkenning 19977 en de Minderhedenmonitor8. Waar mogelijk volgt een bespreking van de Rotterdamse situatie. Er is met name weinig bekend over Antillianen en Kaapverdianen. Voor met name de schilgemeenten geldt dat weinig bekend is Indonesiërs. Over de gezondheidstoestand van allochtonen zijn niet al te veel gegevens voor handen. De informatie die er wel is, wijst meestal op een achterstand ten opzichte van de autochtone bevolking, ook vergeleken met de autochtone bevolking met een lage sociaal economische status.
3.1. Epidemiologische diagnose
Kinderen •
Onder Turken en Marokkanen komt een verhoogde mortaliteit voor, vooral in de perinatale perioden (infectie- en parasitaire ziekten, aangeboren afwijkingen, geboortetrauma) en bij uitwendige oorzaken letsel (door ongevallen, misdrijven en zelfmoord) en vergiftiging. Wiegendood komt vaker voor bij Turken, minder vaak bij Marokkanen. Er is verhoogde mortaliteit bij Surinamers en Antillianen door vroeggeboorte. In Rotterdam is er een hogere zuigelingensterfte bij Turken, Marokkanen en Antillianen dan onder Nederlanders. Bekijken we de leeftijden (zuigelingen uitgezonderd), dan zien we dat in de periode 1992-1998 in de klassen van 1-24 jaar de sterfte onder Marokkaanse mannen en onder Surinaamse, Antilliaanse, Turkse en Marokkaanse vrouwen is verhoogd ten opzichte van Nederlanders.
•
Bij Turkse kinderen komen vaker voor: chronische aandoeningen, waaronder respiratoire luchtwegklachten, erfelijke aandoeningen, tandcariës, ongevallen, zweren van maag en 12-vingerige darm, rachitis en tuberculose. Minder vaak komen voor: astmatische luchtwegklachten, klachten aan oor en bewegingsapparaat en suikerziekte. Bij Marokkaanse kinderen ook chronische aandoeningen: vaker suikerziekte, cariës en erfelijke aandoeningen. Minder vaak astma, oor en bewegingsapparaat. Surinaamse en Antilliaanse kinderen hebben minder chronische aandoeningen: wel vaker respiratoir en erfelijk, minder vaak astmatisch, aandoeningen van het bewegingsapparaat en suikerziekte.
•
Kinderen van minderheden hebben vaker bepaalde infectieziekten, vaker overgewicht en een beduidend slechter gebit. Bij Marokkaanse kinderen komt diabetes opvallend vaak voor. Voor Rotterdam geldt dat Surinaamse, Turkse en Marokkaanse jongeren vaker psychosociale problemen hebben: met name het hoge percentage suïcidepogingen is zorgwekkend. Tenslotte voelen kinderen van Turkse, Surinaamse en Antilliaanse afkomst zich ook lichamelijk en emotioneel minder gezond. In de Rotterdamse Jeugdmonitor9 wordt gesignaleerd dat het psychisch welbevinden van meisjes van Turkse herkomst minder gunstig is dan van meisjes van andere allochtone herkomst en Nederlandse herkomst. Het psychisch welbevinden van jongens van Turkse en Marok-
9
kaanse herkomst is minder gunstig dan van jongens van andere allochtone herkomst en Nederlandse herkomst. Etnische herkomst speelt bij meisjes een iets grotere rol dan bij jongens.
Volwassenen •
Voor Turken en Marokkanen geldt dat de mortaliteit voor jongvolwassenen hoger is dan gemiddeld, en voor diegene die ouder zijn dan 35 jaar lager. De oorzaken zijn vaker uitwendige oorzaken en infectieziekten, maar weer minder vaak kanker. Bij Marokkanen komt minder hart- en vaatziekten voor. Uit een landelijke doodsoorzaakanalyse blijken ook verschillen in met name de leeftijdsgroep van 15-29 jaar. Niet-natuurlijke doodsoorzaken zijn het belangrijkst (mannen: 67%, vrouwen: 44%). Voor autochtonen zijn verkeersongevallen het belangrijkst, gevolgd door zelfdoding. Onder allochtonen komen verkeersongevallen minder vaak en zelfdoding juist vaker voor. De kans op overlijden als gevolg van een misdrijf is onder migranten 2 tot 14 maal zo groot, al zijn daarvan de absolute aantallen zeer klein.10
•
Zeer veel chronische aandoeningen komen méér voor bij Turken en Marokkanen dan bij Nederlanders, ook als rekening wordt gehouden met sociaal-economische status. Voorbeelden hiervan zijn rugaandoeningen, zweren aan maag en twaalfvingerige darm, darmstoornissen, migraine, duizeligheid en tandcariës Bij Surinamers wordt vaker een hoge bloeddruk geconstateerd. Hindoestaanse Surinamers hebben zeer vaak diabetes.
•
De ervaren gezondheid is minder goed bij Turken, Marokkanen en Surinamers en Antillianen, dan bij autochtonen. Voor alle migrantengroepen geldt dat er meer psychosomatische klachten voorkomen. Voor Marokkanen, Surinamers en Antillianen geldt dat het gebruik van de Riagg en opnames in een psychiatrische inrichting minder onder mannen, en meer onder vrouwen voorkomt. Bij allochtone mannen komen seksueel overdraagbare aandoeningen (SOA) vaker voor.
Ouderen De verschillen tussen autochtonen en allochtonen in met name psychische gezondheid worden groter met de leeftijd. Dit wordt echter niet teruggevonden in het gebruik van de geestelijke gezondheidszorg. Rotterdam: De sterfte onder Kaapverdische en Surinaamse vrouwen van 85 jaar e.o. is daarentegen verlaagd ten opzichte van Nederlanders. In Capelle, Krimpen en Ridderkerk wordt gesignaleerd dat de Molukse ouderen steeds minder aansluiting vinden bij de Nederlandse zorgverleners. De GGD houdt per drie à vier jaar zelf een gezondheidsenquête; bovendien wordt voor de andere jaren aangesloten bij de Rotterdamse Omnibus enquête. Hieronder zijn de gegevens voor de SF36 in het jaar 1999 en voor ervaren gezondheid en psychosociale problemen weergegeven van de periode 1996 tot en met 2000. De SF36-lijst geeft o.a. een indicatie van de algemene subjectieve gezondheidstoestand en is gebaseerd op WHO-doelstellingen. De SF36 meet de volgende dimensies van gezondheid: - algemene gezondheidsbeleving - fysiek functioneren - fysieke rolbeperkingen - vitaliteit
subjectieve evaluatie van de algemene gezondheidstoestand; beperkingen bij trappenlopen, aankleden ten gevolge van gezondheidsproblemen; problemen met werk of andere dagelijkse bezigheden ten gevolge van fysieke gezondheidsproblemen; gevoelens van energie en vermoeidheid; 10
- pijn - emotionele rolbeperkingen
hoeveelheid pijn en beperkingen ten gevolge van pijn; problemen met werk of andere dagelijkse bezigheden ten gevolge van emotionele problemen; beperkingen bij bijvoorbeeld bezoek aan familie en vrienden; gevoelens van depressie en nervositeit.
- sociaal functioneren - geestelijke gezondheid
Alle dimensies hebben een score van 0 tot 100, waarbij geldt des te hoger de score des te beter de gezondheid. Scores SF36
90 85 80 Nederland Turkije Marokko Antillen Suriname Kaapverdie Mediterraan Overig rijk Overig arm
75 70 65 60 55 50 45 Algemene gezondheid
Fysiek functioneren
90 85 80 Nederland Turkije Marokko Antillen Suriname Kaapverdie Mediterraan Overig rijk Overig arm
75 70 65 60 55 50 45 Pijn
Sociaal functioneren
11
Bekijken we de scores op de diverse dimensies van de SF36-lijst, dan valt op dat allochtonen vrijwel over de hele linie slechter scoren dan autochtonen. Antillianen en mensen uit de categorie Overig rijk hebben bijna vergelijkbare scores als autochtonen. Met name Turken en Mediterranen scoren slechter, terwijl dat in mindere mate geldt voor Marokkanen, Surinamers en Kaapverdianen. 80 70
60 Nederland Turkije Marokko Antillen Suriname Kaapverdië Mediterraan Overig rijk Overig arm
50
40
30
20
10
0 Ervaren gezondheid
Psychosociale problemen
Als we kijken naar enquête-gegevens uit de periode 1996-2000 voelen in Rotterdam met name de vrouwelijke Turken en Marokkanen zich het minst gezond. In mindere geldt dit ook voor Surinamers, Antillianen, Mediterranen en Overig arm. Verder hebben Mediterranen, Turken, Surinamers en Overig arm de meeste psychosociale problemen, gevolgd door Marokkanen, Antillianen en Kaapverdianen.
3.2. Determinanten
Determinanten van de gezondheidsverschillen tussen allochtonen en autochtonen worden door de VTV 1997 verdeeld in de volgende groepen: leefstijl, fysieke omgeving, sociale omgeving en zorg en preventie. Leefstijl is in het algemeen een determinant van gezondheid, op dit gebied zijn de verschillen tussen autochtonen en allochtonen gevarieerd: zo zijn bijvoorbeeld de voedingsgewoonten van Turken en Marokkanen meestal beter voor de gezondheid, maar roken bijvoorbeeld Turkse volwassenen meer dan Nederlanders en zijn er aanwijzingen dat allochtonen oververtegenwoordigd zijn onder drugsgebruikers. De fysieke omgeving waarin de meeste allochtonen leven is gemiddeld slechter dan die van autochtonen, ze zijn vaak geconcentreerd in armere buurten en met name Turken en Marokkanen leven vaak langs autochtone bevolkingsgroepen heen. Bij de sociale omgeving worden onder meer onderscheiden de huishoudenssamenstelling en de sociaal economische status. De huishoudenssamenstelling van allochtonen wijkt wat af van het gemiddelde Nederlandse patroon, zo zijn er minder alleenstaanden, met name onder Turken, wat meestal samengaat met een beter gezondheid en onder Surinamers en Antillianen zes 12
maal zoveel één-ouder gezinnen, wat samengaat met een mindere gezondheid. Het gemiddeld lagere opleidingsniveau en daarmee samenhangende lagere sociaal-economische status van allochtonen gaan net als bij autochtonen samen met een mindere gezondheid. Overigens hebben Turken en Marokkanen, zelfs als ze worden vergeleken met autochtonen van vergelijkbare sociaal-economische status, nog steeds een slechtere gezondheid. Voor wat betreft zorg en preventie ligt het bezoek aan tandarts lager, is de vaccinatiegraad bij kinderen lager bij allochtonen. Verder doen allochtonen minder vaak mee aan screeningsprogramma’s zoals de screening op baarmoederhalskanker. Daar staat tegenover dat allochtonen in het algemeen vaker de huisarts bezoeken, zeker in Rotterdam, zie de figuur hieronder. 180 160 140 120 Nederland Turkije Marokko Antillen Suriname Kaapverdië
100 80 60 40 20 0 Gemiddeld huisartsbezoek
GGZ-gebruik
Dit geldt met name voor Turken, Antillianen, en Marokkanen. Ook Surinamers en Mediterranen gaan iets vaker naar de huisarts. Ook dit verschil neemt met de leeftijd toe. In de geestelijke gezondheidszorg is dit beeld anders. Met name Turkse en Marokkaanse mannen komen wel in aanraking met de GGz, maar zeer vaak voor een éénmalig consult of een kortdurende behandeling. Dit geeft waarschijnlijk aan dat vraag en aanbod niet op elkaar aansluiten. Huisartsen lijken sommige groepen allochtonen minder vaak door te verwijzen naar de GGz dan Nederlanders. Ondanks de grotere problematiek en het hoger huisartsbezoek maken Turken en Marokkanen ongeveer evenveel gebruik van de GGz als Nederlanders. In het geval van Surinamers, Antillianen en Kaap Verdianen is de situatie nog extremer: zij maken veel minder gebruik van de GGz dan autochtonen.
3.3. Knelpunten en conclusies
Knelpunten Zowel huisartsen als patiënten ervaren knelpunten in de zorg. Artsen ervaren dat met name met Turken en Marokkanen van de eerste generatie. Artsen ervaren ook de grote vraag van allochtonen patiënten naar medisch onderzoek, medicatie en verwijzing als een grote belasting. Er 13
wordt weinig verwezen naar de geestelijke gezondheidzorg, omdat patiënten daar weinig voor voelen en de GGz geen adequate hulp biedt. Allochtone patiënten ervaren dezelfde knelpunten: ze worden niet snel genoeg naar een specialist verwezen en zijn niet tevreden over de voorgeschreven medicijnen. Ze vinden dat de huisarts te weinig tijd voor ze heeft en hebben ook behoefte aan informatie over de gezondheidszorg in de eigen taal. Er moet een betere afstemming van vraag en aanbod komen, rekening houdend met specifieke zorgbehoeften.
Conclusies Er is een aantal concrete gezondheidsproblemen waarvoor gezondheidsbevorderingsprogramma’s kunnen worden ontwikkeld. Met name kunnen worden genoemd de chronische aandoeningen zoals diabetes, hart- en vaatziekten en psychosomatische klachten. Verder is zichtbaar dat er veel problemen zijn in de eerstelijnszorg en in de geestelijke gezondheidszorg. En de demografische prognose maakt duidelijk dat de zorg voor ouderen aandacht verdient. Om meer zicht te krijgen op de laatste drie probleemvelden (eerstelijn, ouderenzorg en geestelijke gezondheidszorg) is er een discussie met het maatschappelijk middenveld georganiseerd.
14
4. EXPERTMEETING
Op 18 april 2000 heeft er een expertmeeting plaatsgevonden met het doel de beschikbare epidemiologische gegevens en de resultaten van de Rotterdamse minderhedenmonitor te bespreken met het maatschappelijke organisaties, om te komen tot concrete voorstellen voor verbetering. De discussie in de expertmeeting is geleid langs de drie hoofdthema's de geestelijke gezondheidszorg, de eerstelijns gezondheidszorg en de zorg voor allochtone ouderen. Voor elk hoofdthema is aan de deelnemers gevraagd na te denken over voorstellen op het gebied van interventies, beleidsmaatregelen, onderzoek en regie (het stimuleren van samenhang en samenwerking in het veld).
4.1. Geestelijke gezondheidszorg
Maatregelen in de zorg Stelling: Het percentage allochtonen bij de opgenomen patiënten is relatief hoog omdat er gebrek is aan opvang in het voortraject. En er is een fundamenteel verschil in benadering: de Nederlandse gezondheidszorg gaat uit van zelfredzaamheid en mondigheid, terwijl de doelgroep veel meer behoefte heeft aan bemoeizorg. • De interculturalisatie van de GGz, ook de extramurale GGz is nog maar net op gang gekomen. Daaraan zou veel harder getrokken kunnen worden door het aantrekken van personeel van allochtone afkomst, en door maatregelen op het gebied van de erkenning van diploma's van allochtone hulpverleners. • De zorgverlening kan meer intercultureel door meer van groepsmethoden gebruik te maken, en door de informatievoorziening aan de familie optimaal te maken.
Primaire preventie Bij de primaire preventie is een integrale aanpak noodzakelijk. Alle vormen van primaire preventie op dit moment kunnen nog beter afgestemd worden op migranten. Daarvoor is een overlegstructuur op wijkniveau noodzakelijk. Denk aan een zorgnetwerk, maar dan niet alleen voor de overlastsituaties en psychiatrische problematiek maar ook voor psychosociale problematiek en depressies. Concrete maatregelen: • Netwerken op wijkniveau, zoals een medewerker van de Riagg in de eerstelijn, of met een spreekuur in een gezondheidscentrum. • Meer intermediairen in de zorg, zoals migrantenvoorlichtsters, bijvoorbeeld voor ondersteuningsgroepen voor vrouwen met psychosomatische klachten c.q. spierspanningpijn • Meer allochtoon personeel. • De ontwikkeling van een programma Levensvaardigheden meer aansluitend bij de allochtone jongeren.
15
4.2. Ouderen
Pas de laatste tijd is er aandacht voor de wensen en behoeften van oudere migranten ontstaan. Dat komt omdat ze vaker besluiten om in Nederland oud te worden. Veel oudere migranten hebben last van eenzaamheid, voelen zich geïsoleerd, hebben heimwee en gwzondheidsklachten (denk aan diabetes, hypertensie, hart- en vaatziekten en psychosomatische klachten). Ze leven in twee werelden, hier in Nederland en in het land van herkomst. Stress, heimwee, armoede en weinig bewegen zijn oorzaken dat ouderen zich niet voldoende welbevinden. Veel migrantenouderen zijn teleurgesteld in Nederland, de mensen om zich heen en de kinderen. Zij hebben moeite om dit te accepteren. Kinderen willen b.v. niet langer hun ouders verzorgen, die op hun beurt zich afgepoeierd en aan de kant gezet voelen. De ouders leggen een “verzorgingsplicht” op hun kinderen. Ouders kunnen zich overbodig voelen als hun kinderen verwesteren. Daarnaast is er het algemeen menselijk verschijnsel dat ouderen naarmate ze ouder worden, terugvallen op vroeger tijden: regressie. Voor migrantenouderen betekent dat men zelfs het Nederlands weer verleert, en alleen nog in de moedertaal kan communiceren. Op dit moment is dat het geval met de Molukse ouderen uit Ridderkerk, Capelle aan den IJssel en Krimpen aan den IJssel: zij hebben steeds meer behoefte aan Molukse verzorgers. Er moet vooral geluisterd worden naar de wensen van migrantenouderen. De communicatie tussen de bestaande instellingen en de zelforganisaties is hierbij een belangrijk middel. Het is waarschijnlijk niet zo dat veel ouderen in een verzorgingshuis terecht zullen komen. De meeste mensen blijven het liefst thuis tot ze sterven. Het is op dit moment nog niet duidelijk hoe deze thuiszorg van huisarts, wijkverpleegster en de huishoudelijke hulp voor de allochtone ouderen optimaal vormgegeven kan worden. De Nederlandse visie en werkwijze gaat uit van de autonomie van het individu. Daarom verwacht men zelfredzaamheid en mondigheid. De allochtone oudere verwacht vaak een andere, meer dirigerende houding van de hulpverlener. Huisartsen en andere hulpverleners zouden dit moeten herkennen en erkennen. Veelal wordt door hen de taalbarrière als een probleem gesignaleerd en niet de culturele achtergrond. In de deelgemeente Delfshaven is men 20 jaar geleden begonnen de zorg om te buigen in een transculturele zorg. De Hindoestaan zorgt voor de Marokkaan. Dit model van transculturele zorg kan van pas komen in de hele stad. Gezondheidzorg voor allochtone ouderen is in ontwikkeling. Er wordt voorlichting gegeven, er is vertrouwen en respect, aan communicatie wordt hard gewerkt en er komen steeds meer voorzieningen die aansluiten op de behoeften. De GGD levert een bijdrage met de Antilliaanse, Arubaanse, Chinese, Kaapverdiaanse, Marokkaanse en Turkse gezondheidsvoorlichtsters. De uitdaging die er op dit moment ligt is om aparte voorzieningen voor de eerste generatie te bewerkstelligen.
Concrete voorstellen voor interventies • • • • • • • •
Ontmoetingruimten voor ouderen creëren, bijvoorbeeld in het sociaal cultureel werk. Voorlichting d.m.v. groepsbijeenkomsten met gebruikmaking van de lokale radio. Zorg op maat thuis door mensen uit de eigen allochtone groep. Deskundigheidsbevordering van professionele hulpverleners. Ontwikkel seniorenvoorlichting voor-en-door ouderen. Stimuleren van een Turks en Marokkaans spreekuur van het ouderenwerk. Stimuleren van allochtone zorgconsulenten in gezondheidscentra. Stimuleer een “culturele uitwisseling”: de sterke kanten van de culturen uitwisselen, bijvoorbeeld rond stervensbegeleiding of rouwverwerking. 16
Concrete voorstellen voor beleidsmaatregelen • • • • •
Zelforganisaties sterker maken. Meer flexibele faciliteiten voor mantelzorg: meer regie bij de vraag leggen. Armoedebeleid aanpassen, en beter communiceren (ouderen maken niet optimaal gebruik van alle mogelijkheden). Aparte voorzieningen voor werving en opleiding allochtoon personeel stimuleren. Een aantrekkelijker remigratie beleid maken.
Concrete onderzoeksvoorstellen • • •
Achtergronden en persoonlijke omstandigheden van oudere allochtonen in kaart brengen (behoeftepeiling, zorgvraag verduidelijken, ziekte of handicap inventarisatie). Instellingen evalueren op respons t.a.v. allochtone ouderen: een “acculturatiemonitor”. Meer onderzoek naar groepen waarvan weinig bekend is zoals Antillianen, Kaapverdianen en Molukkers.
Concrete voorstellen voor regie • •
Woningen voor groepen, en traditionele woningen bevorderen d.m.v. advisering in bouwprogramma's in het kader van Gezond Bouwen en Wonen. Samenwerking verbeteren tussen instellingen en zelforganisaties. Regiovisie zorg over gezondheid, welzijn en wonen van allochtone ouderen ontwikkelen.
4.3. Eerstelijn
De eerstelijn is de eerste zorg die de allochtone patiënt tegenkomt, en hier worden dan ook als eerste knelpunten in de zorg ervaren. In de monitor worden veel knelpunten in de eerstelijn beschreven.
Concrete voorstellen voor interventies • • •
Het stimuleren van alternatieve, geconcentreerde zorgcentra, waarin zorgbemiddeling en migrantenvoorlichting een zwaar accent krijgen, en waarin hele korte lijnen mogelijk zijn na doorverwijzing door de huisarts naar maatschappelijk werk of Riagg. Voorlichting en educatie rond klachtenpresentatie, naar de huisarts en de patiënt. Organiseer op wijkniveau bijeenkomsten van allochtone zorggebruikers (bijvoorbeeld via de moskee of culturele vereniging) en hulpverleners in de eerstelijn. In de Afrikaanderwijk is een succesvolle stimulerende bijeenkomst geweest van moskee-bezoekers en huisartsen. Dat verdient in andere wijken navolging.
17
Concrete voorstellen voor beleidsmaatregelen • • • •
Meer tijd voor de allochtone patiënt bij de huisarts, en dus meer geld ter vergoeding. Versterken van de aandacht voor gezondheid in het welzijnswerk. Versterken van en investeren in sleutelfiguren zoals buurtmoeders, migrantenvoorlichters en zelforganisaties. Stimuleer de ontwikkeling van visies op multiculturele eerstelijnszorg gedragen door de hulpverleners.
Concrete onderzoeksvoorstellen • •
Stimuleren dat de registratie van etniciteit, ook van de derde generatie volledig blijft. Meer te weten komen over de (determinanten van de) ervaren gezondheid.
Concrete voorstellen voor regie • • •
Stimuleren van een duidelijker rol voor het maatschappelijk werk in de eerstelijn. Stimuleren van allochtone maatschappelijk werkenden. Meer aandacht voor de allochtone patiënt in de huisartsopleiding (ziektebeleving, communicatie).
4.4. Specifieke gezondheidsproblemen
Concrete voorstellen voor interventies •
• •
De diabetesvoorlichting kan breed worden geïmplementeerd. Daarvoor is het wenselijk dat afstemming plaatsvindt met de diabeteszorg zoals dat in een programma wordt voorgesteld door het Zilveren Kruis, in samenwerking met Star (Stichting Artsenlaboratorium Rotterdam) en Thuiszorg. Er is specifieke zorg en preventie noodzakelijk op het gebied van Aids, Soa, virale hepatitis en tuberculose (zie ook: Gezondheidskaart Infectieziekten). Met name door Turken wordt erg veel gerookt. Nagegaan kan worden hoe de sociale norm ten aanzien van roken kan worden beïnvloed. Er is bij een aantal zelforganisaties motivatie om eraan te gaan werken.
18
5. SAMENVATTEND: VIER HOOFDLIJNEN
Voor het programma gezondheidsbevordering allochtonen kunnen we nu vier hoofdlijnen beschrijven (niet in volgorde van prioriteit): 1. Versterking van de zorg voor migranten in de eerstelijn kan via het stimuleren van geconcentreerde zorgcentra, met korte lijnen, aandacht voor case-management, praktijkondersteuning, meer bemoeizorg, allochtone maatschappelijk werkers en migrantenvoorlichting. Meer inzicht is nodig in de problemen van allochtonen in contact met de eerstelijn. Lacunes zijn hier het inzicht in specifieke groepen (zoals Chinezen en Kaapverdianen), en in specifieke knelpunten (zoals rond klachtenpresentatie). In het kader van het streven van de GGD om de gezondheidsinfrastructuur in de eerstelijn te versterken zal ook specifieke aandacht aan migranten worden gegeven. Ook zal het aantal migrantenvoorlichtsters die specifiek in de eerstelijn werkzaam zijn in de komende jaren nog kunnen groeien. 2. Versterking van de geestelijke gezondheidszorg voor allochtonen door het stimuleren van de interculturalisatie van de geestelijke gezondheidszorg, meer inzicht verwerven in de psycho-sociale, psycho-somatische en depressie gerelateerde problematiek van allochtonen. Op dit moment loopt een methodiekontwikkelingsproject in de eerstelijn (Bruggen Bouwen) waarbij migrantenvoorlichtsters Turkse en Marokkaanse vrouwen met spierspanningpijn intensief begeleiden. En de GGD participeert in Mikado, een project met het doel om de toegankelijkheid van de geestelijke gezondheidszorg voor migranten te verbeteren. 3. Organiseren van de opvang van allochtone ouderen, meer inzicht verwerven in wensen en behoeften van de ouderen en hun kinderen. Stimuleren van experimenten met ontmoetingsruimten, transculturele opvang (ook voor Molukse ouderen), en het monitoren van de verschillende vormen opvang die formeel en informeel (denk ook aan pendelouderen) gaan ontstaan. De GGD zal in 2001 een intensieve consultatieronde organiseren met de zorg - en zelforganisaties om een beter zicht te krijgen op de diverse mogelijkheden voor de allochtone ouderen. Het is van belang dat de inbreng van de ouderen zelf hierin zo groot mogelijk is. 4. Ontwikkeling van preventie van een aantal specifieke gezondheidsproblemen, die in bovengenoemde lijnen niet voldoende aan bod komen: verbetering van de zorg voor diabetes patiënten voorkomen van complicaties daarbij, preventie van hart- en vaatziekten. De preventie moet zich richten op leefstijl (roken, voeding, zelfzorg) en op de verbetering van de communicatie met de zorg.
19
BIJLAGEN
Sterfte In het algemeen valt er weinig over de sterfte te zeggen. Er zijn namelijk grote verschillen per leeftijdsgroep. Wel is de sterfte onder Marokkaanse mannen, Kaapverdianen en Noord Mediterranen en "overig arm" overall duidelijk lager. De sterfte onder allochtonen vertoont een ander patroon dan bij Nederlanders. Zuigelingen, kleuters en jongeren vertonen een hogere sterfte, ouderen (35+) vertonen een lagere sterfte. Dat maakt dat overall maten zoals de SMR (Standard Mortality Rate) en CMF (Comparable Mortality Figure) niet goed toe te passen zijn. Ze zouden bij gelijkmatige verdeling van de sterfteverschillen over de leeftijdsgroepen ongeveer gelijk moeten zijn. SMR-waarden per etniciteit ten opzichte van Rotterdam (periode 1992-1998): Man
Vrouw
Nederland Suriname Turkije Marokko Antillen Kaap Verdië Noord-Mediterraan overig rijk overig arm Nederland Suriname Turkije Marokko Antillen Kaap Verdië Noord-Mediterraan overig rijk overig arm
SMR 99 114 94 74 141 75 83 106 80 96 117 85 82 102 49 71 105 94
van 97 104 84 63 117 61 73 103 71 94 106 71 63 79 35 56 103 83
tot 100 124 106 86 169 91 95 109 90 98 128 101 104 129 68 88 107 107
20
CMF 98 98 90 48 90 54 77 106 78 96 103 91 113 98 40 79 107 83
van 96 86 56 23 54 26 58 103 66 94 90 58 -16 50 19 54 104 69
tot 100 110 123 74 125 82 97 110 89 97 117 123 242 147 61 104 109 97
gelijk? j n j n n n j j j j n n n j j ? j n
< > <
= < >
Ervaren gezondheid naar etniciteit 1996-2000
Nederland Turkije Marokko Antillen Suriname Kaap-Verdië Mediterraan overig rijk overig arm onbekend gemiddeld
75 53 58 67 65 67 61 71 68 67 72
ondergrens 74 48 52 57 60 57 54 66 63 58 71
bovengrens 77 58 64 76 69 76 68 75 73 76 73
aantal waarnemingen 5.314 429 297 105 483 107 186 312 332 115 7.781
bovengrens 33 53 47 49 50 48 57 39 50 44 36
aantal waarnemingen 5.153 424 294 104 475 105 180 402 319 110 7.564
bovengrens 88 175 155 160 122 112 128 86 114 123 97
aantal waarnemingen 5.297 429 293 105 480 106 185 412 329 116 7.751
Psychosociale problemen naar etniciteit 1996-2000
Nederland Turkije Marokko Antillen Suriname Kaap-Verdië Mediterraan overig rijk overig arm onbekend gemiddeld
31 48 41 38 45 37 50 34 44 34 35
ondergrens 30 43 35 29 41 28 42 30 38 25 34
Huisartsbezoek naar etniciteit 1996-2000
Nederland Turkije Marokko Antillen Suriname Kaap-Verdië Mediterraan overig rijk overig arm onbekend gemiddeld
85 158 135 129 108 88 109 75 98 95 94
ondergrens 82 141 115 98 95 64 89 64 82 67 91
21
LITERATUUR
1
2
3 4 5 6 7
8
9
10
Stronks K, P. Uniken Venema, N. Dahhan, L. Gunning-Schepers (1999) Allochtoon, dus ongezond? Mogelijke verklaringen voor de samenhang tussen etniciteit en gezondheid geï ntegreerd in een conceptueel model. TSG, 77, 1. Voorham AJJ & PM van Haastrecht (1996) Gezondheidsbevordering: gekleurde samenleving, motor voor verandering. In: Haveman HB (red.). Migranten en gezondheidszorg. Houten/Diegem: Bohn Stafleu van Loghum, p. 43-61. Programma Veelkleurige Stad, Gemeente Rotterdam, 2000. Rapportage Regiovisie Gezondheidszorg Migranten, GGD Rotterdam, 2000. Centrum voor Onderzoek en Statistiek (1999) Demografische gegevens Rotterdam 1999 Centraal Bureau voor Statistiek, Sterftecijfers 1997. Rijksinstituut voor de Volksgezondheid en Miliehygiene (1997) Volksgezondheid Toekomst Verkenning, Bilthoven, 1997. Instituut voor Sociologisch-Economisch onderzoek (ISEO) & Centrum voor onderzoek en Statistiek (COS). Minderhedenmonitor 1999, Etnische minderheden in Rotterdam, 1999. Jeugdmonitor: Staat van de Jeugd: de derde klassers van het voortgezet onderwijs, GGD Rotterdam en omstreken, 1999. Bleeker JK en NF Reelick (1998). De gezondheid van Marokkanen in de Randstad, GGD Rotterdam.
22