Masterthesis
De Duits-Poolse betrekkingen na de Koude Oorlog (1989-2005)
Duitsers en Polen zwaaien met vlaggen tijdens het Hambacher Fest, de eerste demonstratie voor de Duitse eenheid. De Polen waren naar Duitsland gevlucht voor de Russische bezetters. Naar verluidt riepen de Duitsers op deze dag: ,,Zonder de Poolse vrijheid is er geen Duitse vrijheid! Zonder de Poolse vrijheid is er geen duurzame vrede, en geen heilspoed voor alle Europese volkeren!” Deze gebeurtenis wordt nog steeds aangegrepen om aan te tonen dat Duits-Poolse verzoening wél mogelijk is. Overigens is op veel kopieën van dit schilderij de Poolse vlag weggepoetst
Het einde of de terugkeer van de geschiedenis?
Naam: Maarten van Tartwijk Studentnummer: 0493333 Studierichting: Internationale Betrekkingen in Historisch Perspectief Faculteit der Letteren Universiteit Utrecht Begeleider: Prof. Dr. D. Hellema
Inhoudsopgave
Inleiding_________________________________________________________________ 3 Hoofdstuk 1: De Bondsrepubliek Duitsland en de Volksrepubliek Polen – de historische context (1945-1988) _________________________________________ 7 1.1 De naoorlogse grenzen (1945-1950) _____________________________________________ 8 1.2 De Hallsteindoctrine (1951-1965) _______________________________________________ 10 1.3 Een nieuwe Ostpolitik (1966-1980) ______________________________________________ 13 1.4 Solidariteit? (1981-1988)______________________________________________________ 17
Hoofdstuk 2: De Duits-Poolse Wende – de overgangsfase (1989-1991) ____________ 19 2.1 D-Marken voor democratisering ________________________________________________ 20 2.2 De Duitse hereniging en het grensdispuut ________________________________________ 21 2.3 Het vriendschapsverdrag _____________________________________________________ 26
Hoofdstuk 3: De gouden jaren (1992-1997) ___________________________________ 27 3.1 Poolse ambities en Duitse continuïteit: strategische overlap __________________________ 28 3.2 Duits-Poolse belangengemeenschap ____________________________________________ 31 3.3 Verzoening of schijnvertoning? _________________________________________________ 34
Hoofdstuk 4: Nieuwe conflicten en historische oprispingen (1998-2005) __________ 37 4.1 Machtswisselingen in Berlijn en Warschau________________________________________ 38 4.2: Nieuwe conflicten ___________________________________________________________ 40 4.2.1 EU-uitbreiding: getemperd enthousiasme____________________________________ 40 4.2.2 De Irak-crisis: “oude” en “nieuwe” Europeanen _______________________________ 43 4.2.3 De Baltische pijplijn: een Duits-Russisch onderonsje___________________________ 45 4.3 Historische oprispingen_______________________________________________________ 48
Conclusie ______________________________________________________________ 51 Bibliografie _____________________________________________________________ 55
2
Inleiding Een Europese top wordt per definitie vooraf gegaan door een diplomatiek steekspel. In de zomer van 2007 was dit niet anders. In Brussel zou, onder het Duitse voorzitterschap, onderhandeld worden over de Europese Grondwet en een van de belangrijkste knelpunten daarin: de toekomstige stemverhoudingen in de Europese Raad. Dat deze verhoudingen de demografische (en politieke) realiteit in de EU niet weerspiegelden, daarover was iedereen het wel eens. Duitsland, met 82 miljoen inwoners, had immers nog steeds 29 stemmen, terwijl bijvoorbeeld Polen, met nog niet eens de helft van de Duitse bevolking, slechts twee stemmen minder had. Een kromme situatie die via de nieuwe Europese Grondwet moest worden rechtgetrokken. Althans, dit vonden veel lidstaten. Polen verzette zich al jarenlang tegen deze voorstellen en dreigde daarom zijn veto te gebruiken om de wijzigingsvoorstellen te blokkeren. In de week voorafgaand aan de ontmoeting in Brussel liepen de spanningen verder op. In een interview zei de Poolse premier, Jarosław Kaczynski, dat zijn land gecompenseerd moest worden voor het bevolkingsverlies tijdens de Tweede Wereldoorlog. Het stemgewicht moest zijn gebaseerd op het aantal inwoners dat Polen zou hebben gehad indien de 1
oorlog nooit had plaatsgevonden: 66 miljoen. Hoewel niemand deze uitspraak ook maar een moment serieus nam, kreeg Kaczynski de wind van voren. Hoe durfde hij, ruim zestig jaar na dato, de Tweede Wereldoorlog als politieke troefkaart te gebruiken? Bondskanselier Angela Merkel probeerde achter de schermen de boel te sussen om toch nog een productief resultaat te behalen. Intussen stond de Duitse pers op de achterste benen. Bild Zeitung, de traditionele spreekbuis voor de Duitse onderbuik: ,,Wat moeten we eigenlijk nog accepteren van deze Polen? Sinds decennia is er in Europa niemand die meer voor Polen gedaan heeft dan wij Duitsers.” Vooral dat laatste stak. ,,Zonder 2
Duitse hulp was Polen misschien nog niet eens lid van de Europese Unie.” Aan Poolse zijde dacht men er echter anders over, zo bleek uit een interview met een diplomaat uit Warschau, Mariusz Muszynski. Een passage. Der Spiegel: (…) Wat heeft Berlijn verkeerd gedaan en wat verwacht u van ons? Muszynski: (…) Wij verwachten van de Duitsers dat zij meer denken aan Europa en aan concrete hervormingen, en minder in nationale egoïsme en holle frasen. Jullie laten nu alleen maar zien hoe je voor je eigen belangen opkomt, door tot vier keer toe ongestraft het begrotingstekort te overschrijden, jullie nein tegen de EU-dienstenrichtlijn voor de vrijheid van verkeer van werknemers, enzovoort. Nu willen de Duitsers ook tegen elke prijs meer macht in de Raad hebben. (...) Jullie hebben ons teleurgesteld. Jullie moeten aan ons een voorbeeld nemen hoe je een goede Europeaan bent. Jullie zijn niet langer het braafste jongetje van de Europese klas.”3
Het was niet de eerste keer dat de Polen ruzie maakte met hun westerburen. Eerder was er al ophef over een satirisch artikel in die tageszeitung, waarin de president en de premier van Polen (een eeneiige tweeling) werden vergeleken met aardappels, en wat het begin inluidde van een kortstondige Kartoffelkrieg.
4
In de commentaren werd de verslechtering van de Duits-Poolse relatie vooral
toegeschreven aan de rechts-conservatieve regering in Polen, die werd aangevoerd door de 1
Poles demand more EU votes to compensate for war, The Times, 22 juni 2007. Sind diese Polen Größenwansinnig?, Bild Zeitung, 23 juni 2007. Internet: http://www.bild.t-online.de/BTO/news/2007/06/23/polenzwillinge/brueder-groessenwahn.html# 3 Wir sind doch keine Idioten, Der Spiegel, 18 juni 2007. 4 President Kaczynski zegde hierop een ontmoeting met bondskanselier Merkel af. Officieel vanwege maagproblemen, maar volgens ingewijden was het uit woede over het artikel. Zie: Kartoffelkrieg spitzt sich weiter zu, Handelsblatt, 14 juli 2006. 2
3
gebroeders Kaczynski. Maar de relatie stond al langer onder druk. In de jaren daarvoor waren regelmatig wrijvingen tussen Warschau en Berlijn. Ze lagen – zoals gezegd – overhoop over de Europese Grondwet, maar ook over deelname aan de Irak-oorlog in 2003. Een jaar later liepen de spanningen verder op na een motie van het Poolse parlement waarin de regering werd verzocht uit te zoeken of Duitsland Polen nog een schadevergoeding was verschuldigd voor de Tweede Wereldoorlog. Ten slotte zorgden ook de plannen voor een Duits-Russische gaspijpleiding in de Baltische Zee (of Oostzee) voor botsingen. ,,Dat herinnert ons aan Locarno en het Molotov-von5
Ribbentrop–pact. Dat is de twintigste eeuw”, fulmineerde een Poolse minister. Deze reeks incidenten leidde de afgelopen jaren tot pessimistische beschouwingen in de pers. De Duits-Poolse betrekkingen 6
zitten in een moeilijke fase, schreef Kai-Olaf Lang. Andere auteurs waren somberder. Piotr Buras sprak van een ,,anatomie van wantrouwen”
7
tussen Berlijn en Warschau, en een voormalige Poolse
ambassadeur zag zelfs een fundamentele crisis. ,,De Duitsers begrijpen de Polen niet meer, en de Polen vertrouwen de Duitsers niet meer.”
8
De buurlanden hebben natuurlijk een verleden. Polen is talloze malen ingelijfd door Duitsland, en vooral de laatste bezetting (1939-1945) heeft diepe sporen nagelaten. Dat er 60 jaar later nog steeds getwist wordt over het verleden komt voor de buitenstaander dan ook niet helemaal als een verrassing. Desalniettemin staan de sombere bespiegelingen van de afgelopen jaren in schril contrast met de jubelstemming die tien jaar geleden nog heerste. Na de omwentelingen van eind jaren tachtig ontwikkelde de Duits-Poolse relatie zich tot een Erfolgsgeschichte. De relatie bevond zich, ruim vijftig jaar na de Duitse bezetting, op een historisch hoogtepunt, wat in 1991 werd bekrachtigd met het Duits-Poolse vriendschapsverdrag. Aan weerszijden van de (eindelijk door Duitsland erkende) OderNeissegrens spraken de leiders vol enthousiasme over een Duits-Poolse Interessengemeinschaft. De nationale belangen stonden niet meer lijnrecht tegenover elkaar, zoals tijdens de Koude Oorlog, maar overlapten elkaar juist: Duitsland en Polen hadden elkaar nodig. Berlijn ontpopte zich als de belangrijkste pleitbezorger voor het Poolse lidmaatschap van de EU en de NAVO. Bovendien bereikten de economische betrekkingen een hoogtepunt: Duitsland passeerde Rusland als belangrijkste economische partner van Polen. Ten slotte ontstonden ook op cultureel gebied een reeks aan samenwerkingsverbanden: stedenbanden, wetenschappelijke uitwisselingsprojecten en zelfs een Duits-Poolse universiteit in de grensstreek. Het waren volgens Dieter Bingen zelfs de ,,gouden jaren” in de geschiedenis van de Duits-Poolse betrekkingen. De
logische
vraag
is
dus:
wat
is
er
eigenlijk
mis
9
gegaan? Waarom 10
Interessengemeinschaft in wat Kai-Olaf Lang een Konfliktgemeinschaft noemt?
veranderde
de
Waarom lijkt er aan
de geschiedenis maar geen einde te komen? Op deze vragen probeert deze thesis een antwoord te geven. Het belang van een goede relatie tussen Duitsland en Polen mag overigens niet onderschat worden. Duitsland is qua geografische omvang en ligging, bevolkingsgrootte en economische macht, de belangrijkste lidstaat van de Europese Unie. Polen op zijn beurt heeft de potentie om uit te groeien 5
Indirekter Hitler-Vergleich: Polnische Minister poltert gegen Schröder und Merkel, Der Spiegel, 30 april 2006. Kai-Olaf Lang, Pragmatische Kooperation statt strategische Partnerschaft, SWP-Aktuell, Nr.48 (oktober 2004). Piotr Buras, De IV. Republik und Deutschland: Eine Anatomie des Misstrauens, Polen-Analysen Nr. 3 (19 december 2006). 8 Dialog-gespräch mit Janusz Reiter, Dialog: Deutsch-Polnisches Magazin, Nr. 65 (2003/2004), pp. 48. 9 Dieter Bingen, Die deutsch-polnischen Beziehungen nach 1945. In: Deutschland und Polen, Aus Politik und Zeitgeschichte, 5-6 (31 januari 2005), pp. 9-17. 10 Kai-Olaf Lang, Pragmatische Kooperation statt strategische Partnerschaft, SWP-Aktuell, Nr.48 (oktober 2004). 6 7
4
tot een middelgrote speler op het Europese toneel en heeft zich de afgelopen jaren ontwikkeld tot een regionale macht in Centraal- en Oost-Europa. Een goede samenwerking tussen de buurlanden is daarom belangrijk voor het functioneren van de EU als geheel, schreef Roland Freudenstein al in 1998. ,,Het zou overdreven zijn te zeggen dat de toekomst van Europa afhangt van de Duits-Poolse betrekkingen. Maar het is zeker zo dat de wijze waarop de relatie zich ontwikkelt, zeer relevant is voor alles wat Europa de komende decennia te wachten staat. Bovendien weerspiegelt de relatie veel van 11
de Oost-West problemen waar heel Europa mee kampt.”
Daarnaast is de relatie vanuit historisch
oogpunt relevant, zo benadrukt Marcin Zaborowski bijvoorbeeld. De verhouding tussen Duitsland en Polen is volgens hem al eeuwenlang een graadmeter voor het politieke klimaat op het Europese continent als geheel.
12
Een interessante gedachte, vooral gezien de recente gebeurtenissen. Genoeg
reden dus om de relatie eens onder de loep te nemen.
Onderzoeksvraag en opbouw Doelstelling van deze thesis is een overzicht te geven van de Duits-Poolse betrekkingen van na de Koude Oorlog (1989-2005). Toegegeven, het is een nogal ambitieuze doelstelling. Bijna elke paragraaf in deze thesis is een proefschrift waard, waardoor het onontkoombaar is dat sommige kwesties slechts oppervlakkig aan de orde komen. Het doel van deze thesis is echter om een licht te werpen op de golfbeweging in de Duits-Poolse betrekkingen en welke factoren daarop van invloed zijn en/of waren. De nadruk ligt in deze thesis op de politieke betrekkingen. Zijdelings wordt echter ook aandacht besteed aan de economische en, in mindere mate, de culturele betrekkingen. De centrale vraag van deze thesis is: e
Wat waren de succesfactoren van de Duits-Poolse betrekkingen in de jaren negentig van de 20 eeuw en waarom kwamen daar vlak voor de eeuwwisseling scheurtjes in?
Om deze vraag te beantwoorden is dit werkstuk verdeeld in vier fasen die per hoofdstuk zullen worden behandeld: Hoofdstuk 1 behandelt -in vogelvlucht- de periode 1945-1988 om de historische context te schetsen. Vanzelfsprekend wordt een groot deel van de veelzijdige en rijke bilaterale geschiedenis hierbij veronachtzaamd. Deze keuze is echter zowel vanuit praktische als inhoudelijke gronden te legitimeren. Een complete geschiedenis schetsen is gezien de tijd en ruimte niet haalbaar. Daarbij is juist deze periode (inclusief de Tweede Wereldoorlog) van grote invloed geweest op de relatie in het postcommunistische tijdsgewricht. De volgende vragen komen aan bod. Wat betekende de nasleep van de Tweede Wereldoorlog voor de (West-)Duits-Poolse betrekkingen? Hoe ontplooide de relatie zich in het bipolaire stelsel van de Koude Oorlog? En wat waren de belangrijkste twistpunten? Hoofdstuk 2 staat in het teken van een korte maar hevige overgangsfase van 1989 tot eind 1991. In Polen kwam er een einde aan het communistische regime terwijl Duitsland zich na ruim veertig jaar deling voorbereidde op de hereniging. De gebeurtenissen volgden elkaar in deze jaren snel op en legden de fundamenten voor de Duits-Poolse relatie in de loop van de jaren negentig. Wat was de 11 12
Roland Freudenstein, Poland, Germany and the EU, International Affairs, Vol. 74, Nr. 1(januari 1998), pp.41. Marcin Zaborowski, Germany, Poland and Europe: Conflict, Co-operation and Europanisation, pp. 164.
5
reactie van (toen nog) West-Duitsland op de democratisering in Polen? Hoe reageerde Warschau op de val van de Muur en de aanstaande Duitse hereniging? En, ten slotte, hoe werden de open vragen opgelost? Hoofdstuk 3 gaat in op de jaren negentig (1992-1997) waarin de relatie tussen Duitsland en Polen zich ontwikkelde tot een geoliede machine. De term belangengemeenschap deed zijn intrede. Waaruit bestonden die gemeenschappelijke belangen eigenlijk en wat betekende dat in de praktijk voor de onderlinge samenwerking? Hoe karakteriseerde de daarop volgende samenwerking zich? En in hoeverre speelde het gemeenschappelijke verleden in deze jaren (nog) een rol van betekenis? Hoofdstuk
4
concentreert
zich
ten
slotte
op
de
laatste
periode
(1998-2005)
waarin
buitenlandspolitieke meningsverschillen en echo’s uit het verleden steeds vaker de bilaterale verhoudingen verstoorden. Deze conflicten kwamen niet uit het niets en er zijn dan ook uiteenlopende verklaringen voor. Binnenlandspolitieke ontwikkelingen in beide landen resulteerden in een andere houding op het internationale toneel. Dit kwam tot uiting in vier conflicten (verdeeld in nieuwe conflicten en historische oprispingen) die in dit hoofdstuk als casus worden behandeld:
Literatuur en bronnen Over de Duits-Poolse betrekkingen zijn in beide landen bibliotheken vol geschreven. Er is een uitgebreide literatuur, die zich richt op de meest uiteenlopende aspecten van de relatie. Ook zijn er tijdschriften die geheel gewijd zijn aan dit thema, zoals Dialog. Verder zijn er talloze websites, waarvan www.deutsche-und-polen.de, de fraaiste is. Kortom, de literatuur over de Duits-Poolse betrekkingen verdient alleen al als fenomeen een aparte studie, vooral vanwege de emoties die dit onderwerp nog steeds oproept. Voor deze thesis is dan ook zoveel mogelijk gebruik gemaakt van oorspronkelijke Duitse en Poolse bronnen. Omdat de Poolse taal een obstakel was, boden Engelse vertalingen (ruim aanwezig) uitkomst. Buiten Duitsland en Polen wordt er niet overmatig veel aandacht aan besteed de Duits-Poolse relatie, zeker in vergelijking met bijvoorbeeld de Duits-Franse of Duits-Russische betrekkingen. Over de periode in het eerste hoofdstuk (1945-1988) is enorm veel gepubliceerd. Over de moderne Poolse geschiedenis: The Past in Poland’s Present (Davies) en A Concise History of Poland (Lukowski & Zawadzki). De Duitse geschiedenis: Gedeeld Verleden: Duitsland sinds 1945 (Dassen, Verheijen, en Wielenga). Voor de Duits-Poolse betrekkingen in het bijzonder waren de volgende titels nuttig: Die Deutschlandpolitik Polens 1945-1991. Von der Status-quo-orienbtierung bis zum Paradigmenwechsel (Węc en Bingen) en Germany, Poland and Europe: Conflict, Co-operation and Europeanisation (Zaborowski). Voor originele documenten, zoals verdragen, toespraken en resoluties was Bonn-Warschau, 1945-1991: die deutsch-polnischen Beziehungen: Analyse und Dokumentation (Jacobsen en Tomala) van onschatbare waarde. Over de jaren na de Koude Oorlog is nog niet veel gepubliceerd. Dit is natuurlijk begrijpelijk: deze periode is nog iets te recent voor een allesomvattende studie. Daarom is vooral gebruik gemaakt van tijdschriftartikelen uit de vakliteratuur (zoals Internationale Politik, Aus Politik und Zeitgeschichte en The Polish Quarterly of International Affairs). Ook waren kranten en weekbladen (Financial Times, The Economist, Süddeutsche Zeitung en The Polish News Bulletin) nuttige bronnen.
6
Hoofdstuk 1 De Bondsrepubliek Duitsland en de Volksrepubliek Polen – de historische context (1945-1988)
Willy Brandt’s knieval voor het monument van de joodse opstand. Warschau, 1970.
Inleiding De Duits-Poolse betrekkingen waren al problematisch sinds de veldslag tussen de Teutonen en de e
Slaven in de Middeleeuwen. Na de Dertigjarige Oorlog in de 17 eeuw bereikte de onderlinge e
animositeit aan het einde van de 18 eeuw opnieuw een hoogtepunt. In nog geen dertig jaar tijd werd Polen drie keer verdeeld tussen de toenmalige grootmachten: Rusland, het Habsburgse Rijk en de voorloper van het later Duitsland, Pruisen. Een eeuw later, in de tijd van het moderne nationalisme, leek er nauwelijks iets ten goede veranderd. De Duitse nationalisten beschouwden hun Poolse buren als een inferieur volk, terwijl de Polen ,,zowel haat als bewondering koesterden voor de ‘beschaafde’ Duitsers”, schrijft Norman Davies.
13
Met andere woorden: de Duits-Poolse relatie is een lange,
bloedige en een voor Polen vaak tragische geschiedenis. Het is een geschiedenis van bezettingen, verwoestingen, delingen en verdrijvingen, sporadisch afgewisseld met een periode van vrede en samenwerking.
13
Norman Davies, Warschau 1944: De gedoemde opstand van de Polen, pp. 84-84.
7
Dit hoofdstuk behandelt maar een klein deel van deze geschiedenis, namelijk de periode van na de Tweede Wereldoorlog. Reden daarvoor is dat de gebeurtenissen in dit tijdvak het fundament legden voor het onderwerp van deze thesis. Kennis van de gebeurtenissen tijdens en na de oorlog resulteren daarom in een beter begrip van de problemen na de Koude Oorlog. Om verwarring te voorkomen: dit hoofdstuk concentreert zich op de relatie tussen Polen en West-Duitsland. De betrekking met OostDuitsland blijft, hoe interessant ook, veelal buiten beschouwing omdat de DDR na de val van de Muur in de BRD zou integreren, en niet andersom. Het tijdvak 1945-1989 is onderverdeeld in vier subperioden. De eerste behandelt de jaren na de Tweede Wereldoorlog (1945-1949), waarin beide landen hun wonden likten en hun plaats in Europa letterlijk moesten herontdekken. De tweede periode speelt zich af tussen 1950 en 1970, toen Europa als gevolg van de Koude Oorlog in tweeën werd gespleten en waarin West-Duitsland en Polen zich aan de frontlinie bevonden. De derde periode gaat over de jaren 1970-1980 waarin de nieuwe Ostpolitik van Willy Brandt zijn opmars maakte en de Oost-West détente ook zichtbaar werd in de West-Duits-Poolse betrekkingen. De laatste periode (1981-1988) beschrijft kort de opkomst van protestbeweging Solidariność in Polen en hoe Bonn daarop reageerde.
1.1 De naoorlogse grenzen (1945-1950) Polen kwam verwoest tevoorschijn uit de Tweede Wereldoorlog. Het land had een torenhoge prijs betaald voor de Duitse bezetting en de nasleep daarvan. De oorlog had aan ruim 18 procent van de bevolking het leven gekost: in totaal waren zes miljoen burgers overleden.
14
Bovendien was de joodse
minderheid zo goed als uitgeroeid en waren miljoenen Polen getraumatiseerd als gevolg van dwangarbeid en pseudo-medische experimenten van de nazi’s. Polen was, in de woorden van Norman Davies, het ,,Golgotha van Europa”.
15
Na het (officiële) einde van de oorlog lag het lot van zowel Duitsland als Polen in de handen van de Geallieerden. De Verenigde Staten, de Sovjet-Unie en Groot-Brittannië kwamen in Potsdam bijeen om de toekomstige orde van Europa te bespreken. Hun besluiten waren van grote invloed op de toekomst van het continent en, in niet geringe mate, op de verhoudingen tussen Duitsland en Polen. Zo raakte Duitsland, op grond van de latere Verklaring van Potsdam, ongeveer een kwart van zijn grondgebied kwijt. Het grootste deel daarvan werd toegevoegd aan Polen, dat zelf zijn oostelijke provincies – tegenwoordig behorend tot Belarus en Oekraïne – had moeten afstaan aan de Sovjet-Unie. Als een 16
,,staat op wielen” (Churchill) schoof Polen zo’n tweehonderd kilometer op naar het Westen.
De
nieuwe westgrens, die Polen scheidde van Duitsland, liep, zo stond letterlijk in het verdrag, ,,vanaf de Baltische Zee, ten westen van de Schwinemünde, naar beneden van de Oder- naar de Neisserivier 17
(…)”.
Deze bepaling had overigens geen juridische gronden want het betrof slechts een
memorandum tussen de Westerse machten en de Sovjet-Unie. De grensverschuivingen zorgden voor complicaties. Binnen de nieuwe Poolse grenzen bevonden zich bijna negen miljoen Duitse staatsburgers. Hoewel er al 3,6 miljoen waren gevlucht voor de 14
Ter vergelijking: de percentages van oorlogsslachtoffers op de totale bevolking waren in de VS (0,2) , Groot-Brittannië (0,9), Japan (2,5), Duitsland (7,4) en de Sovjet-Unie (11,2) beduidend lager. Zie: Norman Davies, Heart of Europe, The Past in Poland’s Present, pp. 55-56. Norman Davies, Heart of Europe, The Past in Poland’s Present, pp. 55. 16 Jerzy Lukowski & Hubert Zawadzki, A Concise History of Poland, pp. 248. 17 Geciteerd uit ‘Artikel IX uit Verklaring van Potsdam’. In: Hans-Adolf Jacobsen & Miecslaw Tomala, Bonn Warschau 1945-1991: Die DeutschPolnische Beziehungen, Analyse und Dokumentation, pp. 66. 15
8
Sovjettroepen waren er dus nog miljoenen achtergebleven. Zij waren plotseling inwoners van Sczeczin en Wrocław, terwijl zij generaties lang in het Duitse Stettin en Breslau hadden gewoond. Ook in andere delen van het land bevonden zich nog veel Duitsers die zich, in het kader van de Lebensraum-migraties in de nazi-tijd, in Polen hadden gevestigd. De opstellers van de Verklaring van Potsdam hadden hier al over nagedacht. Artikel XIII stelde dat de Duitse populaties in Polen (en ook Tsjechoslowakije en Hongarije) op een ,,ordelijke en humane wijze” naar het nieuwe, kleinere Duitsland moesten worden gedeporteerd.
18
En zo geschiedde. In vijf jaar tijd werden ongeveer 3,5
miljoen Duitsers zonder pardon over de nieuwe Poolse westgrens gezet. Ook werden velen te werk gesteld in Poolse werkkampen. De verdrijvingen zouden volgens schattingen aan 1,6 miljoen mensen het leven hebben gekost. Precieze cijfers ontbreken echter. De huizen die de Duitsers achterlieten werden ingenomen door migranten uit de Poolse Oostprovincies die, volgens het plan van Stalin, ook van hun geboortegrond waren verdreven.
19
De 1,7 miljoen Duitsers die in Polen waren achtergebleven, kregen het zwaar te verduren. Velen werden geïnterneerd in concentratiekampen waar ze dwangarbeid moesten verrichten. De Poolse autoriteiten stelden hen voor een ‘keuze’: ze mochten blijven op voorwaarde dat ze hun Duitse staatsburgerschap zouden inleveren. Zo niet, dan volgde uitwijzing en onteigening van hun bezit. De meeste Duitsers kozen eieren voor hun geld en lieten zich ‘verifiëren’ tot Pools staatsburger.
20
Hierop
volgde een uitgebreide ‘poloniserings’-campagne. Zo moesten de Duitsers niet alleen hun nationaliteit afstaan, ook werd hen verboden hun moedertaal te gebruiken: in het onderwijs, in kerkdiensten, maar ook op straat en zelfs in hun eigen huis. Ook mochten ze niet langer Duitse voor- en achternamen gebruiken. Omdat veel Duitsers afstand deden van hun staatsburgerschap –slechts een kleine minderheid had dit geweigerd – schafte Polen in 1960 zijn beleid voor de Duitse minderheid af. Vanaf dat moment zou Warschau, als enige sovjetsatellietstaat, de aanwezigheid een Duitse minderheid wettelijk ontkennen. Alle burgers binnen de grenzen waren voortaan Pools. Het was een standpunt dat Polen tot 1989 zou volhouden.
21
De verdrijvingen en de ‘poloniserings’-campagne voltrokken zich onder het toeziend oog van de Poolse bevolking die, gezien het recente verleden, weinig compassie kon en wilde hebben met het lot van de Duitsers. De westelijke grenscorrectie en bijbehorende ‘complicaties’ werden juist verwelkomd als een legitieme compensatie voor de oorlogsschade.
22
De provincies Silezië, West-Pommeren en
(een deel van) Oost-Pruisen, waren vanwege hun aanwezige grondstoffen een aanwinst. Ook de havensteden Stettin en Danzig boden economische kansen. In materieel opzicht was het intussen straatarme Polen er dus flink op vooruit gegaan.
23
De anti-Duitse sentimenten zouden na de oorlog
nauwelijks wegebben. Hier maakten de Poolse communisten handig gebruik van. De nationale arbeiderspartij (PPR, later de PZPR) had intussen de macht naar zich toe getrokken na een verpletterende (lees gemanipuleerde) verkiezingszege. Polen kwam daarmee onder direct militair én politiek toezicht van Moskou te staan.
24
Het communisme was echter weinig populair en van het
18
Geciteerd uit ‘Artikel XIII van Verklaring van Potsdam’. In: Hans-Adolf Jacobsen & Miecslaw Tomala, Bonn Warschau: 1945-1991 , pp. 68. Joachim Rogall, Die Deutschen in Polen. In: Aussiedler, Informationen zur Politischen Bildung, Nr. 267 (2000), pp. 5-6. Idem. 21 Idem, pp. 7. 22 Piotr S. Wandycz, The Price of Freedom A History of East Central Europa from the Middle Ages to the Present, pp. 239. 23 Veel kon Polen hier overigens niet van profiteren: de Sovjet-Unie had, als belangrijkste afnemer van met name kolen, tarieven ver onder de wereldprijs bedongen. Zie onder meer Piotr Wandycz, The Price of Freedom, pp. 239. 24 Jerzy Lukowski & Hubert Zawadzki, A Concise History of Poland, pp. 250-256. 19 20
9
nieuwe regime moest de gemiddelde Pool dan ook weinig hebben. Om toch nog enig draagvlak onder de bevolking te hebben maakten de communisten veel gebruik van anti-Duitse propaganda. Daardoor kon de aanwezigheid van sovjettroepen worden gelegitimeerd. Met regelmaat werd dan ook gewaarschuwd voor het ,,Duitse imperialisme” dat alleen kon worden bestreden met ,,Slavische 25
solidariteit”. Die solidariteit kwam natuurlijk uit Moskou.
Overigens was in het naoorlogse Duitsland de beeldvorming over Polen niet veel beter. De nazi’s hadden de Polen jarenlang bestempeld als een inferieur ras (Untermenschen) en deze stereotypen waren na de oorlog natuurlijk niet meteen verdwenen. Een bijkomende factor waren de naoorlogse vredesregelingen van Potsdam. Veel Duitsers ervoeren de gevolgen van deze regeling als een regelrechte vernedering. In het bijzonder de manier waarop miljoenen landgenoten uit Polen (en Tsjechoslowakije) waren verdreven had op veel weerstand gebotst.
26
Des te opmerkelijker was het
daarom dat juist de verdrevenen in deze jaren van vergevingsgezindheid hadden getuigd. In een manifest, het Charta der deutsche Heimatvertriebenen, verklaarden ze elke vorm van ,,wraak en vergelding” te zullen afzweren.
27
1.2 De Hallsteindoctrine (1951-1965) Met de nasleep van de Tweede Wereldoorlog in het achterhoofd, mag het geen verbazing wekken dat de Duits-Poolse betrekkingen zich op een dieptepunt bevonden. Op politiek niveau liepen de spanningen dan ook snel op. De eerste bondskanselier van West-Duitsland, Konrad Adenauer, verklaarde bij zijn inauguratie in 1949 dat hij de nieuwe Poolse westgrens nooit zou erkennen. De erkenning van de Oder-Neissegrens was namelijk de facto een erkenning van de DDR en daar wilde de bondskanselier niet aan beginnen. ,,Onder geen enkele omstandigheden kunnen wij accepteren dat de Sovjet-Unie en Polen eenzijdig deze afscheiding afkondigen”, zei hij in een toespraak voor de Bondsdag, waarbij hij de rol van de Verenigde Staten en Groot-Brittannië in de landverschuivingen bewust leek te negeren. De bondskanselier sprak bovendien zijn afkeuring uit over de verdrijving van de miljoenen Duitse staatsburgers uit de voormalige Oostgebieden. ,,Het is moeilijk, dames en heren, wanneer ik aan het lot van de Vertriebenen denk, om hier zonder emotionele terughoudendheid over te spreken.”
28
De reactie uit Warschau liet niet lang op zich wachten. Intussen was daar het communistisch regime geïnstalleerd en was Polen definitief een satellietstaat geworden van de Sovjet-Unie. De toenemende polarisatie tussen Oost en West weerspiegelde zich ook in het beleid van Polen ten aanzien van Duitsland. Warschau diende bij de westelijke machten een officieel protest in tegen de stichting van de Bondsrepubliek Duitsland. De BRD was volgens Polen een ,,separatistisch gebied” dat meteen na zijn ontstaan blijk had gegeven van territoriaal revanchisme. Bovendien signaleerde Warschau een
25
Sheldon Anderson, A Cold War in the Soviet Bloc, Polish-East-German Relations 1945-1962, pp. 53. Idem, pp. 33. Geciteerd uit Charta van de Duitse Heimatvertriebenen, Stuttgart, 15 augustus 1950. In: Hans-Adolf Jacobsen & Miecslaw Tomala, BonnWarschau: 1945-1991, pp. 73. 28 Regeringsverklaring van Konrad Adenauer voor de eerste Duitse Bondsdag. Bonn, 20 september 1949. In: Hans-Adolf Jacobsen & Miecslaw Tomala, Bonn-Warschau: 1945-1991, pp. 68-69. 26 27
10
opleving van ,,Duits militarisme en chauvinisme” wat ,,donkere krachten” wakker zou maken. De BRD 29
mocht onder geen beding als soevereine staat worden erkend.
De onderlinge animositeit verhevigde nadat de DDR in 1950 de Oder-Neisserivier wél erkende als Poolse westgrens. DDR-leider Otto Grotewohl, die vlak na de oorlog nog faliekant tegen de nieuwe grens was geweest, sprak plotseling over een ,,vredesgrens die een vriendschappelijke relatie met het 30
Poolse volk mogelijk maakt”. Nog geen week later zou Polen de DDR als soevereine staat erkennen. De hand van Stalin was duidelijk zichtbaar. De Sovjetleider wilde dat de DDR en Polen met elkaar zouden samenwerken om een blok te vormen tegen het Westen. Dat de verhouding tussen de OostDuitsers en de Polen door de Tweede Wereldoorlog ernstig verstoord was, was hierbij van secundair belang. De betrekkingen van Polen met de DDR zouden echter nooit hartelijk worden. Volgens Sheldon Anderson kenmerkte de relatie als een ,,Koude Oorlog van misverstanden en wantrouwen”. Nationale sentimenten stonden het proletarisch internationalisme in de weg.
31
Bondskanselier Adenauer reageerde furieus op het handjeklap tussen Warschau en Oost-Berlijn. In 32
een reactie verklaarde hij alle grensafspraken binnen de Sovjetzone nietig (,,null und nichtig”).
Adenauer’s harde lijn was vanwege twee redenen begrijpelijk. Zijn buitenlands beleid stond hoofdzakelijk in het teken van de ‘deutsche Frage’. De Duitse deling moest zo snel mogelijk ongedaan worden gemaakt en de beste methode daarvoor was de DDR te isoleren van de buitenwereld. Niet33
erkenning van de DDR (en zijn grenzen) was daarvoor het beste instrument.
De tweede reden was
dat een grenserkenning ook niet zou zijn geaccepteerd door de miljoenen Vertriebenen uit Polen, Tsjechoslowakije en Hongarije. Deze groep had zich in korte tijd georganiseerd en was uitgegroeid tot een politieke machtsfactor in de Bondsrepubliek. Tussen 1953 en 1957 maakte de Bund der Heimatvertriebenen und Entrechteten (BHE) zelfs deel uit van de tweede regering-Adenauer.
34
In deze periode deed Adenauer er nog een schepje bovenop. In september 1955, vlak voordat de BRD zijn soevereiniteit terugkreeg, waarschuwde hij dat een erkenning van de DDR door een derde staat zou worden opgevat als een ‘onvriendelijke daad’. Bonn zou met die staat alle diplomatieke betrekkingen verbreken. In 1957 voegde de BRD de daad bij het woord: de banden met Joegoslavië werden bevroren toen dat land diplomatieke betrekkingen met de DDR aanknoopte. Deze harde lijn werd later bekend als de Hallsteindoctrine, vernoemd naar de toenmalige minister van Buitenlandse Zaken, Walter Hallstein. Overigens maakte Bonn een uitzondering voor Moskou dat, als een van de Vier Mogendheden, nauw betrokken was bij de twee Duitslanden en daarom niet kon worden genegeerd.
35
De harde lijn van Adenauer betekende dat vanaf 1955 ook de diplomatieke banden met Polen werden verbroken. De bondskanselier had hier weinig moeite mee. De contacten met Polen stonden in zijn 36
ogen alleen in het teken van de Duitse kwestie en, eventueel, het bestrijden van het communisme.
Omdat voor beide zaken de sleutel in Moskou lag, en niet in Warschau, had Adenauer Polen eigenlijk
29
Het Poolse protest bij de westelijke machten tegen de stichting van de BRD. Warschau, 5 oktober 1949. In: Hans-Adolf Jacobsen & Miecslaw Tomala, Bonn-Warschau: 1945-1991, pp. 69-71. Sheldon Anderson, A Cold War in the Soviet Bloc, Polish-East-German Relations 1945-1962, pp. 53. 31 Idem, pp. 2. 32 Dieter Bingen, Deutsch-Polnische Beziehungen nach 1945. In: Deutschland und Polen, Aus Politik und Zeitgeschichte, Nr. 5-6 (2005), pp. 9-17. 33 Idem. 34 Marcin Zaborowski, Germany, Poland and Europe: Conflict, Co-operation and Europanisation, pp. 36. 35 William Glenn Gray, Die Hallstein-Doktrin: Ein souveräner Fehlgriff? In: 50 Jahre Souveränität, Aus Politik und Zeitgeschichte 17 2005. 36 Marcin Zaborowski, Germany, Poland and Europe: Conflict, Co-operation and Europanisation, pp. 36. 30
11
niet nodig.
37
De bondskanselier oogstte vanwege dit standpunt veel kritiek van oppositiepartij SPD.
Volgens de sociaal-democraten negeerde de bondskanselier de bestaande gemeenschappelijke belangen van West-Duitsland en Polen. Adenauer vond dit onzin: die bestonden helemaal niet. Bovendien: waarom zou je een ambassadeur hebben in een land dat aan de leiband loopt van het Kremlin? Zo’n ambassadeur zou slechts een Beobachter zijn, reageerde de bondskanselier.
38
Adenauer had natuurlijk een punt. Polen had weliswaar een ministerie van Buitenlandse Zaken en diplomatieke vertegenwoordigingen in het buitenland, feitelijk werd het buitenlands beleid in die jaren gedicteerd door het Kremlin. Vooral in de stalinistische jaren hadden de Poolse autoriteiten weinig tot geen manoeuvreerruimte om een eigen koers te varen. Het Poolse Duitslandbeleid werd dan ook ingegeven door Moskou. Conform de orders pleitte Warschau daarom voor een verenigd, maar 39
gedemilitariseerd Duitsland dat zich zou terugtrekken uit het Westelijk blok.
Pas vanaf 1956 kreeg Polen meer bewegingsvrijheid in zijn buitenlands beleid. Het overlijden van Stalin in 1953 en de daarop volgende destalinisatierede van Chroesjtsjov in 1956, hadden tot onrust geleid in het Oostblok. Een serie opstanden brak uit: eerst in Póznan, later ook in Boedapest. Het drong tot de communistische leiders door dat, wilden zij de macht behouden, er een ander, liberaler beleid moest komen. In Polen resulteerde dit in de benoeming van Władysław Gomułka tot partijleider. Gomułka, die bekend stond als een gematigd communist, kon een betrekkelijk zelfstandig beleid voeren. Het was het begin van een relatief liberale periode. De landbouw werd gedecollectiviseerd, de censuur werd afgezwakt en aan een aantal politieke gevangenen werd amnestie verleend. Ook in het buitenlands beleid sloeg Gomułka een andere weg in. Zo zocht hij herhaaldelijk toenadering tot WestDuitsland omdat dat in zijn ogen de enige manier was om de afhankelijkheid van Moskou te verminderen. Gomułka was zelfs bereid met West-Duitsland te praten zonder een definitieve erkenning van de Oder-Neissegrens te eisen. Ook deed hij voorstellen tot een atoomvrij Duitsland en Oost-Europa.
40
De toenaderingspogingen liepen op niets uit. Adenauer zag niets in de voorstellen van
zijn Poolse collega. Het herstel van diplomatieke banden met Warschau kon immers worden opgevat als een de facto erkenning van de Oder-Neissegrens (en dus de DDR). Warschau moest zich – noodgedwongen - weer tot Moskou wenden.
41
Politieke contacten tussen Bonn en Warschau waren er tot midden jaren zestig nauwelijks. Het enige noemenswaardige contact was bij de opening van een West-Duits handelsagentschap in Warschau in 1963. Deze handelsmissie was een initiatief van minister van Economische Zaken Gerhard Schröder (CDU, geen familie) die, tegen de stroom in en uiteindelijk zonder veel resultaat, pleitte voor een politiek van beweging.
42
Wel was er op religieus vlak sprake van toenadering. Het beste voorbeeld
hiervan was een briefwisseling tussen Duitse en Poolse bisschoppen. Vooral de boodschap van de Poolse geestelijken was opvallend. In hun brief accepteerden ze niet alleen de Duitse 37
Janusz Józef Węc, Die Deutschlandpolitik Polens 1945-1991. Die deutsche Frage aus polnischer Sichte. In: Die Deutschlandpolitik Polens 1945-1991, pp. 105. Toespraak van bondskanselier K. Adenauer voor de Duitse Bondsdag, 23 januari 1958. In: Hans-Adolf Jacobsen & Miecslaw Tomala, BonnWarschau: 1945-1991, pp. 89. 39 Janusz-Józef Węc, Die Deutschlandpolitik Polens 1945-1991. Die deutsche Frage aus polnischer Sichte. In: Janusz-Józef Węc & Dieter Bingen, Die Deutschlandpolitik Polens 1945-1991: Von der Status-quo-orientierung bis zum Paradigmenwechsel, pp. 105. 40 Via het zogeheten Rapacki-plan stelde Polen een kernwapenvrij Midden-Europa voor. Het voorstel vond echter geen gehoor. Zie: Memorandum van het Poolse ministerie van Buitenlandse Zaken over het Rapackiplan, Warschau 14/15 februari 1958. Uit: Adolf Jacobsen & Miecslaw Tomala, Bonn Warschau 1945-1991, pp. 89-92. 41 Marcin Zaborowski, Germany, Poland and Europe: Conflict, Co-operation and Europanisation, pp. 58, en Janusz-Józef Węc, Die Deutschlandpolitik Polens 1945-1991, pp. 62. 42 Dieter Bingen, Deutsch-Polnische Beziehungen nach 1945. In: Deutschland und Polen, Aus Politik und Zeitgeschichte, Nr. 5-6 (2005), pp. 9 -17 38
12
verontschuldigingen voor de oorlogsmisdaden, ook vroegen ze vergiffenis voor de naoorlogse verdrijvingen. Het was een zeldzame uiting van verzoening die op politiek niveau nauwelijks navolging kreeg.
43
Sommige auteurs zien deze periode als een gemiste kans voor een rapprochement tussen WestDuitsland en Polen. Over de ‘schuldvraag’ zijn de meningen verdeeld. Aan de ene kant is er veel kritiek op Adenauer. Hij hield te halsstarrig vast aan de Hallsteindoctrine en realiseerde niet dat een Poolse communist in de eerste plaats een Pool was, en daarna pas een communist. Met andere woorden, er viel met ze te praten.
44
Sommige, van oorsprong Poolse auteurs verwijten Adenauer
echter een Wilhelmische houding. Hij zou Polen vooral hebben gezien als God’s playground, waar de grote mogendheden hun machtsspelletjes spelen en hun belangen verdelen.
45
Aan de andere kant
werden de toenaderingspogingen van Polen begin jaren zestig ook gedwarsboomd door de internationale spanningen na de crises rond Cuba en Berlijn. De druk van Moskou gaf Polen weinig manoeuvreerruimte om een eigen koers te varen. Een andere factor was dat toenaderingspogingen op weinig bijval van de bevolking konden rekenen. De herinnering aan de Duitse terreur in Polen was nog vers. De communistische leiding, nog altijd meer gehaat dan geliefd, gebruikte de anti-Duitse sentimenten in toenemende mate voor politiek gewin. Dit was te onder meer te beluisteren in een toespraak van premier Cyrankiewicz in 1959, ter nagedachtenis van de Duitse inval in 1939. Cyrankiewicz waarschuwde voor Duits territoriaal revanchisme en zelfs voor een Derde Wereldoorlog. Hij riep de Poolse bevolking op de verzoenende woorden van Duitse politici met een korrel zout te nemen. Deze verhulden namelijk de ware intenties van de Duitsers, zei de premier. ,,Alles wat ze nodig hebben, zijn een paar atoomwapens”. En daarom was ,,de vriendschap met de Sovjet-Unie” de ,,belangrijkste garantie voor de Poolse veiligheid en de 46
veiligheid van zijn grenzen”.
1.3 Een nieuwe Ostpolitik (1966-1980) Vanaf 1966 was het de beurt aan West-Duitsland om toenadering te zoeken. In dat jaar, toen een Grote Coalitie (CDU/CSU en SPD) onder leiding van Kurt Kiesinger de regering vormde, verdween de Hallsteindoctrine definitief in de prullenmand. Willy Brandt, de nieuwe minister van Buitenlandse Zaken, vond deze doctrine altijd al onrealistisch en pleitte juist voor meer beweging in de Duitslandpolitiek. Toenadering tot het Oostblok zou de Duitse hereniging juist dichterbij brengen, was zijn opvatting. Het zou niet lang duren voordat Bonn contact zocht met de hoofdsteden in het Oostblok, waaronder Warschau. In een speciale Friedensnote deed de bondsregering een directe toenaderingspoging tot Polen. Kern van de boodschap was dat de BRD zich met Polen wilde verzoenen omdat dat in het belang van beide landen was. Wel stelde Bonn een (weinig verrassende) voorwaarde: erkenning van de Oder-Neissegrens was onbespreekbaar.
47
De reactie uit Warschau
was evenmin verrassend. In een verklaring die bol stond van de anti-Duitse (en communistische)
43
Peter Bender, Normalisierung war schon viel. In: Deutschland und Polen, Aus Politik und Zeitgeschichte, Nr. 5-6 (31 januari 2005), pp. 3-9. Idem. Marcin Zaborowski, Germany, Poland and Europe: Conflict, Co-operation and Europanisation, pp. 64. 46 Toespraak van minister-president Cyrankiewicz in Warschau op 1 september 1959. Uit: Hans-Adolf Jacobsen & Miecslaw Tomala, BonnWarschau: 1945-1991, pp. 73. 47 Geciteerd uit ‘Notitie van de Bondsregering over de “Abrüstung und Sicherung des Friedens”’. Bonn, 25 maart 1966. In: Adolf Jacobsen & Miecslaw Tomala, Bonn- Warschau: 1945-1991, pp. 233. 44 45
13
retoriek werden de toenaderingspogingen van Bonn afgedaan als huichelarij. Warschau stelde harde tegeneisen: de BRD moest niet alleen afzien van territoriale claims, ook moest het de DDR (en dus de Oder-Neissegrens) erkennen. Pas dan kon er gepraat worden. ,,Het antwoord op de vraag, hoe lang de veelbeproefde maar ook waakzame Europese volkeren op zo’n verklaring moeten wachten, ligt 48
vanzelfsprekend alleen bij de bondsregering”, benadrukte Warschau.
De Poolse onvermurwbaarheid
schoot Bonn vervolgens ook weer in het verkeerde keelgat waarna de wederzijdse betrekkingen weer even zouden verhardden.
49
Hoewel de Friedensnote weinig resultaat opleverden, markeerden ze wel een omslag in het OostEuropabeleid van de Bondsrepubliek. De internationale détente in deze jaren schiep een gunstig klimaat voor een nieuwe koers. Bovendien leek ook in de Duitse politiek de tijd rijp voor een andere weg. West-Duitsland kreeg in 1969 een nieuwe regering van sociaal-democraten (SPD) en liberalen (FDP). Deze twee partijen hadden, in vergelijking met de CDU, een andere visie op de Duitse kwestie en internationale politiek in het algemeen. Vooral de SPD was altijd kritisch geweest op de vermeende dogmatische politiek van Adenauer die uiteindelijk niet tot het gewenste resultaat had geleid. De filosofie achter de nieuwe Ostpolitik was ontwikkeld door minister van Buitenlandse Zaken, Egon Bahr.
50
Hoewel het doel in essentie hetzelfde bleef (Duitse eenwording) zag Bahr meer heil in een
andere tactiek. Zijn redenering was als volgt: de Duitse eenwording was alleen mogelijk bij vrede in Europa. Vrede was alleen mogelijk door de kloof tussen West- en Oost-Europa te overbruggen. En dat kon alleen door de soevereiniteit van de communistische staten te erkennen.
51
Voorwaardelijke grenserkenning Het nieuwe beleid kreeg vorm vanaf 1970, door een reeks staatsbezoeken aan de belangrijke hoofdsteden in het Oostblok. Willy Brandt, de nieuwe bondskanselier, ging natuurlijk eerst naar Moskou, waar hij de grondlagen legde voor zijn Ostpolitik. Vervolgens zou hij naar Warschau reizen. Aan het bezoek aan Polen was een serie moeizame onderhandelingen vooraf gegaan. Aanvankelijk wilde West-Duitsland Polen alleen een veiligheidsgarantie geven om de angst voor territoriaal revanchisme weg te nemen. Polen weigerde hiermee akkoord te gaan. De kans op een nieuwe Duitse invasie was dermate klein dat een veiligheidsgarantie een lege huls was. Warschau kwam met een tegenvoorstel: in ruil voor erkenning van de Oder-Neissegrens zou het uitreisvergunningen aan de Duitse minderheid verstrekken. Een aanbod waar men in West-Duitsland niet omheen kon: Bonn zat 52
al langer met de Duitse minderheid in de maag en ging akkoord.
Op 7 december 1970 werd het Verdrag van Warschau ondertekend. In de tekst verklaarden beide landen de ‘normalisering van de West-Duits-Poolse betrekkingen’. Het grootste succes (voor Polen althans) was de erkenning dat de ,,bestaande grenslijn, die loopt vanaf de Oostzee ten westen van de Schwinemünde, en vanaf daar langs de Oder tot aan de Lausitzer Neisse, de westelijke staatsgrens van de Volksrepubliek Polen is”. West-Duitsland en Polen verklaarden de onschendbaarheid van de Oder-Neissegrens en benadrukten dat ze in de toekomst ,,geen aanspraak op grondgebied zouden 48
Reactie van de Poolse regering op de notitie van de Bondsregering van 25 maart 1966. Warschau, 28 april 1966. In: Adolf Jacobsen & Miecslaw Tomala, Bonn Warschau 1945-1991, pp. 244. Janusz-Józef Węc, Die Deutschlandpolitik Polens 1945-1991, pp. 75. 50 Marcin Zaborowski, Germany, Poland and Europe: Conflict, Co-operation and Europanisation, pp. 73. 51 Gordon A. Craig, Did Ostpolitik Work?, Foreign Affairs, Vol. 73, Nr. 1 (jan.-feb. 1994). 52 Janusz-Józef Węc, Die Deutschlandpolitik Polens 1945-1991, pp. 80. 49
14
maken”. Ook spraken ze af, in het kader van de normalisering, de samenwerking op economisch, wetenschappelijk en cultureel terrein voort te zetten.
53
Het duurde overigens anderhalf jaar voordat de
Bondsdag het Verdrag van Warschau met een krappe meerderheid (248 stemmen vóór en 238 tegen) zou ratificeren. In West-Duitsland kon de grenserkenning op minder bijval rekenen dan Brandt had gehoopt. Sterker nog, zijn regering verloor als gevolg van het verdrag de meerderheid in de Bondsdag omdat veel van zijn partijleden uit protest overstapten naar de CDU/CSU, dat het verdrag afkeurde. Dit standpunt kreeg in 1975 ook nog juridische bijval, toen het Constitutioneel Hof bepaalde dat de 54
grenserkenning niet rechtsgeldig was (daarover meer in hoofdstuk 2).
Overigens zou Brandt de
verkiezingen van 1972 met glans winnen. Brandt’s verblijf in de Poolse hoofdstad ging natuurlijk om andere redenen de geschiedenisboeken in. De bondskanselier verraste vriend en vijand toen hij, bij een bezoek aan het monument voor de gettoopstand, een knieval maakte. De symboliek was onmiskenbaar: een Duitser die niet ‘fout’ was geweest tijdens de oorlog, die zelfs tegen de nazi’s had gevochten, bood nu namens het Duitse volk zijn excuses aan ten overstaan van de hele wereld. De hele wereld? Niet helemaal. De Poolse dagbladen mochten namelijk geen foto’s publiceren van de gebeurtenis. Hierdoor bleef de gemiddelde Pool in het ongewis over het gebaar van het verzoeningsgebaar van Brandt.
55
Wat ook opviel was dat
de kanselier alleen de opstand in het joodse getto herdacht. Was er in 1944 niet nog een opstand geweest in de stad? En waren tijdens deze opstand niet ruim 200.000 Warschauers om het leven gebracht door de Duitsers, onder het toeziend oog van de Russen? Vanwaar deze omissie? Ook Norman Davies verbaasde zich hierover. ,,(…) Elke serieuze analyse van Brandt’s Ostpolitik zou bevestigen dat in Warschau zijn hoofddoel was geweest om Polen en Duitsland met elkaar te verzoenen. Daarom was het wenselijk dat hij eer zou betuigen aan alle slachtoffers van alle Duitse oorlogsmisdaden. Men zou hebben verwacht dat hij tijdens zijn verblijf in Warschau de twee grote verzetsgebeurtenissen in de stad zou herdenken, maar dat deed hij overduidelijk niet.”
56
Al dan niet
bewust was Brandt gezwicht voor de eisen van de communistische leiding om de opstand van 1944 dood te zwijgen. Het selectieve geheugen van Brandt ten spijt, het Verdrag van Warschau markeerde wel een doorbraak in de Duits-Poolse betrekkingen in de Koude Oorlog. De grootste splijtzwam in de relatie was, na 25 jaar geruzie, (voorlopig) opgeruimd. Willy Brandt hoopte dat Duitsland en Polen van de tragische geschiedenis zouden leren en dat ze een vreedzame toekomst zouden gaan. Parteileider Gomułka roemde het Verdrag van Warschau als een ,,groot succes voor onze consequente politiek” en een mijlpaal in ,,duizend jaar Poolse geschiedenis”.
57
Schadevergoedingen en uitreisvergunningen Nu de grenskwestie was opgelost leek de weg vrij voor het andere aspect van het Verdrag van Warschau, namelijk de ‘normalisering’ van de onderlinge verhoudingen. Nadat de diplomatieke betrekkingen in 1972 waren hersteld kon hier eindelijk aan worden gewerkt. Normalisering kon 53
Het Verdrag tussen de Bondsrepubliek Duitsland en de Volksrepubliek Polen over de fundamenten van de normalisering van hun betrekkingen, Warschau, 7 december 1970. In: Hans-Adolf Jacobsen & Miecslaw Tomala, Bonn- Warschau: 1945-1991, pp. 222. Communiqué over de stemming over het Verdrag van Warschau. Bonn, 17 mei 1972. In: Hans-Adolf Jacobsen & Miecslaw Tomala, BonnWarschau: 1945-1991, pp. 243. 55 Marcin Zaborowski, Germany, Poland and Europe: Conflict, Co-operation and Europanisation, pp. 76. 56 Norman Davies, Warschau 1944: De gedoemde opstand van de Polen, pp. 584. 57 Toespraak van Partijleider Gomułka voor het Centraal Comité over het Verdrag van Warschau. Warschau, 17 december 1970. In: Hans-Adolf Jacobsen & Miecslaw Tomala, Bonn-Warschau: 1945-1991, pp. 230-35. 54
15
natuurlijk alle terreinen plaatsvinden, zoals ook in het verdrag was vastgelegd. Bonn en Warschau hadden echter ook hun eigen prioriteiten. Zo zag Polen normalisering vooral vanuit economisch perspectief. Het hoopte op meer economische samenwerking met de BRD (lees steun) en wilde daarnaast ook financiële compensatie voor de slachtoffers van de nazi-terreur. Beide waren bedoeld om de lege staatskas aan te vullen.
58
Polen had
na de oorlog nauwelijks compensatie ontvangen voor de oorlogsschade. De eerste naoorlogse Poolse regering had berekend dat de oorlogsschade opliep tot bijna 12 miljard dollar, op basis van de wisselkoers van 1939. Onderhandelingen daarover waren echter afgebroken na Duitse deling in 1949. Vanaf toen kwam de samenwerking tussen de Sovjet-Unie en het Westen ten einde waardoor ook de kwestie van herstelbetalingen deel ging uitmaken van het Oost-West conflict. Onder druk van Moskou deed Polen in 1953 uiteindelijk ook formeel afstand van zijn recht op schadevergoedingen. Dit was vooral bedoeld om de DDR te ontzien. Overigens was de DDR per definitie ‘antifascistisch’ en zou het daarom nooit verantwoordelijkheid hebben genomen voor de nazi-terreur.
59
De prioriteit voor Bonn lag vooral bij de Duitse minderheid in Polen. Midden jaren vijftig waren, dankzij de bemiddeling van het Rode Kruis, ruim 250.000 voormalige staatsburgers naar West-Duitsland gekomen. Nog eens 40.000 waren naar de DDR vertrokken. Maar er woonden nog altijd zo’n 1,4 miljoen etnische Duitsers in Polen en de Bondsrepubliek wilde hen de kans geven om naar WestDuitsland te verhuizen. De Poolse autoriteiten hadden dit altijd geblokkeerd. Het officiële standpunt was immers dat de Duitse minderheid niet bestond en dat de voormalige Duitse staatsburgers allemaal waren ‘gepoloniseerd’. In de praktijk was het overigens andersom. Als reactie op de verplichte assimilatie werden de Duitsers zich juist meer bewust van hun identiteit, wat hun hang naar 60
West-Duitsland alleen maar versterkte.
In het Verdrag van Warschau had Polen al wat water bij de
wijn gedaan. In 1970 was met Bonn een overeenkomst gesloten over de mogelijkheid tot familiehereniging voor etnische Duitsers in Polen. Daarmee erkende Warschau, weliswaar via een omweg, het bestaan van de Duitse minderheid. Sindsdien was er echter nauwelijks vooruitgang geboekt. De Poolse autoriteiten weigerden extra uitreisvergunningen te verstrekken.
61
Uiteindelijk werden beide kwesties (schadevergoedingen en uitreisvergunningen voor etnische Duitsers) tijdens de OVSE-conferentie in Helsinki (1975) opgelost. De BRD werd nu vertegenwoordigd door Helmut Schmidt, die het jaar daarvoor zijn partijgenoot Willy Brandt was opgevolgd na diens ‘spionageschandaal’. Ook Polen had een nieuwe leider: de voormalige mijnwerker Edward Gierek. Hij was de opvolger van Władysław Gomułka, die in 1970 het veld had moeten ruimen na de -uit de hand gelopen- stakingen in Gdánsk en Gdynia. Schmidt en Gierek kwamen in Helsinki al snel tot een overeenkomst. De BRD zou Polen één miljard DM betalen ter compensatie van de Poolse oorlogsslachtoffers. Formeel diende dit bedrag als pensioen- en ongevallenverzekering voor Poolse burgers die als dwangarbeider hadden gewerkt. De Polen die een schadevergoeding kregen, werden overigens niet ingelicht over de herkomst van het geld. Het communistisch regime wilde niet dat de bevolking een positief beeld van Duitsland zou krijgen. Overigens ontving Polen naast de
58
Krzysztof Ruchniewicz, German War Compensation for Poland in the 1960s and 1970s, The Polish Foreign Affairs Digest, Vol. 5, Nr. 1 (2005), pp. 37-50. Idem. 60 Joachim Rogall, Die Deutschen in Polen. In: Aussiedler, Informationen zur Politischen Bildung, Nr. 267 (2000), pp. 6-7. 61 Idem, pp. 7. 59
16
schadevergoedingen ook nog een extra lening van een miljard DM.
62
In ruil voor deze financiële
tegemoetkomingen zouden in de vier jaren daarna zo’n 125.000 etnische Duitsers een reisvergunning krijgen.
63
De afspraken werden bekrachtigd tijdens een ontmoeting in Bonn, waar Schmidt en Gierek een gemeenschappelijke verklaring aannamen. Kern van hun boodschap was dat beide landen zich zouden inzetten om de relatie gezond te houden. Ze zouden elkaar voortaan raadplegen in internationale veiligheids- en ontwapeningsvraagstukken en er kwam meer ruimte voor economische, 64
wetenschappelijke, technische en culturele samenwerking.
Er was ontspanning in de relatie
opgetreden. Dit werd gesymboliseerd in de opbloei van Duits-Poolse samenwerkingsverbanden, met name op wetenschappelijk en sociaal-cultureel terrein. Een mooi voorbeeld was de Duits-Poolse schoolboekencommissie die in 1972 werd opgericht, onder de vlag van UNESCO. Deze commissie boog zich over de inhoud van Duitse en Poolse geschiedenis- en aardrijkskundeboeken en hoe die inhoudelijk met elkaar in harmonie konden worden gebracht. Andere voorbeelden van Duits-Poolse samenwerking waren uitwisselingsprojecten tussen universiteiten en culturele instellingen, de opkomst 65
van stedenbanden en de oprichting van een jaarlijks jongerenforum.
Hoewel de Koude Oorlog nog steeds in de weg stond van echte toenadering, leek er toch sprake van stijgende lijn in de Duits-Poolse betrekkingen. Met het herstel van de diplomatieke betrekkingen werd er in ieder geval weer met elkaar gepraat. Maar in de jaren tachtig zou blijken dat de door Brandt geïnitieerde Ostpolitik haar beperkingen kende.
1.4 Solidariteit? (1981-1988) Roerige tijden in Polen zouden de toenadering weer in de war schoppen. De economische malaise duurde maar voort en de oppositiebewegingen roerden zich steeds vaker en luider, wat in 1980 resulteerde in de oprichting van vakbeweging Solidarność. Deze organisatie, een vereniging van tientallen grote en kleine vakbonden, bewees al snel haar kracht. Na een jaar had ze bijna tien miljoen leden en vonden er in het hele land stakingen en demonstraties plaats op een schaal die niet eerder was vertoond. De tijd leek rijp voor een revolutie. Een reactie van de communistische machthebbers kon daarom niet uitblijven. In de nacht van 12 en 13 december 1981 kondigde Generaal Wojciech Jaruzelski de staat van beleg af. Ongeveer 6000 leden van Solidarność, inclusief voorman Lech Wałęsa, werden gearresteerd. Fabrieken, transport- en communicatiemiddelen kwam onder militair toezicht te staan en het leger maakte een abrupt einde aan de stakingen.
66
In Bonn werd met terughoudendheid gereageerd op de gebeurtenissen in Polen. De regering-Schmidt stond voor een dilemma. Aan de ene kant zou de democratische beweging in Polen de stabiliteit in het hele Oostblok kunnen aantasten en daarmee de Oost-West detente in gevaar kunnen brengen. Solidarność bedreigde daarmee het uitgangspunt van Brandt’s Ostpolitik, die juist bedoeld was om de
62
Krzysztof Ruchniewicz, German War Compensation for Poland in the 1960s and 1970s, The Polish Foreign Affairs Digest, Vol. 5, Nr. 1 (2005), pp. 37-50. Klaus Ziemer, Poland and Germany: What Past, What Future?, The Polish Quarterly of International Affairs, Nr. 1(2005), pp. 50-68. 64 Gemeenschappelijke verklaring over de ontwikkeling van de betrekkingen tussen de BRD en de Volksrepubliek Polen, door bondskanselier H. Schmidt en Eerste Secretaris Edward Gierek. In: Hans-Adolf Jacobsen & Miecslaw Tomala, Bonn-Warschau: 1945-1991, pp. 230-35. 65 Idem, pp. 83-84. 66 Jerzy Lukowski & Hubert Zawadzki, A Concise History of Poland, pp. 276. 63
17
Oost-West spanningen te verminderen.
67
Aan de andere kant: moest een sociaal-democratische
regering niet solidair zijn met de Poolse arbeiders? De bondsregering worstelde duidelijk met deze vragen en besloot uiteindelijk de zittende macht in Warschau te steunen. ,,De vrede is belangrijker dan
Polen!”,
was
de 68
Ostpolitik, Egon Bahr.
reactie
van
minister
Buitenlandse
Zaken
en
architect
van
de
Bondskanselier Helmut Schmidt, die op dat moment bezoek was bij DDR-
leider Honecker, was compleet verrast door de gebeurtenissen in Polen en sprak tijdens een persconferentie het vermoeden uit dat Polen door Solidarność in chaos zou vervallen. Het kwam de kanselier op felle kritiek te staan, in binnen- en buitenland. Eenmaal terug in Bonn zou hij deze ‘fout’ herstellen en eiste hij dat de staat van beleg in Polen moest worden beëindigd. In zijn memoires kwam hij overigens nog terug op deze periode maar hij maakte geen woorden vuil aan zijn slip of the tongue. ,,Mijn toespraak op 18 december 1981 – vijf dagen na de afkondiging van de staat van beleg in Polen – begon ik met de zin: ,,Ik sta met heel mijn hart aan de kant van de arbeider”.”
69
De afwachtende houding van de regering weerhield de Bondsdag er niet van een motie aan te nemen waarin het verklaarde de ontwikkelingen in Polen met ,,groeiende bezorgdheid” te volgen. Het parlement riep de militaire regering op met Solidarność in dialoog te blijven en de gearresteerde leiders vrij te laten. Ook deed de Bondsdag een beroep op het Duitse volk, dat werd gevraagd om het ,,noodlijdende Poolse volk” zowel in moreel als materieel opzicht te steunen. Maar: de bondsregering moest het regime in Warschau niet straffen met economische sancties, zoals de Verenigde Staten en veel andere West-Europese landen wel deden.
70
De weifelende houding van de SPD, toch een partij
die geacht werd solidair te zijn met een arbeidersbeweging, zou in Polen niet snel vergeten worden. Solidarność was dan wel voor even het zwijgen opgelegd, stil zou het niet meer worden in Polen. De democratische beweging bleek niet meer te stoppen. Toen Michail Gorbatsjov in 1985 de nieuwe partijleider in de Sovjet-Unie werd, en zijn inmiddels beroemde politiek van perestrojka en glasnost aankondigde, kwam er beweging in het starre Oostblok. Het Sovjetimperium brokkelde langzaam af en Polen kon zich ontworstelen aan veertig jaar communistische dictatuur. Na een reeks Rondetafelgesprekken tussen de machthebbers en vertegenwoordigers van Solidarinosc vonden in de herfst van 1989 de eerste (semi-)vrije verkiezingen plaats. Voor het eerst sinds het Interbellum was Polen weer een vrije, soevereine staat.
67
Marcin Zaborowski, Germany, Poland and Europe: Conflict, Co-operation and Europanisation, pp. 71-2. Idem, pp. 72. Helmut Schmidt, Die Deutschen und ihren Nachbarn, pp. 503. 70 Resolutie van de Duitse Bondsdag over de ontwikkelingen in Polen na de afkondiging van de staat van beleg, Bonn, 18 december 1981. In: Hans-Adolf Jacobsen & Miecslaw Tomala, Bonn-Warschau: 1945-1991, pp. 255. 68 69
18
Hoofdstuk 2 De Duits-Poolse Wende – de overgangsfase (1989-1991)
Inleiding
"Also, 'ne Frühgeburt ist es nicht." Door: Horst Haitzinger
Inleiding De Koude Oorlog hield de Duits-Poolse betrekkingen ruim veertig jaar lang in een wurggreep. Het bipolaire systeem had beide landen in twee kampen gedreven, waardoor de onderlinge verhoudingen stagneerden en er weinig ruimte was voor toenadering. Ondanks enkele perioden van toenadering en politieke samenwerking, belemmerde het Oost-West conflict elke duurzame vorm van rapprochement. Gecombineerd met de nog altijd onverwerkte trauma’s van de Tweede Wereldoorlog was het duidelijk dat verzoening tussen Duitsers en Polen niet over een nacht ijs zou gaan. In de jaren 1989-1991 werden de twee landen in korte tijd geconfronteerd met ingrijpende veranderingen in binnen- en buitenland.
71
In Polen vonden in de herfst van 1989 de eerste (semi-)
vrije verkiezingen plaats. De nieuwe regering, onder leiding van de katholieke intellectueel Tadeusz Mazowiecki,
legde 72
markteconomie.
de
eerste
fundamenten
voor
een
parlementaire
democratie
en
een
In de twee Duitslanden stond de tijd ook niet stil. De grote steden van de DDR
waren steeds vaker het toneel van protestmarsen tegen de communistische machthebbers. In november 1989 bereikten deze demonstraties een hoogtepunt en kwam de Berlijnse Muur, hét symbool van de Koude Oorlog, ten val. De weg naar hereniging van West- en Oost-Duitsland was geopend. Dat deze historische gebeurtenissen de Duits-Poolse betrekkingen flink door elkaar zouden schudden, is een understatement. Maar voordat men überhaupt hierover kon nadenken, waren er enkele urgente
71 72
Marcin Zaborowski, Germany, Poland and Europe: Conflict, Co-operation and Europanisation, pp. 96. Jerzy Lukowski & Hubert Zawadzki, A Concise History of Poland, pp. 280-81.
19
problemen die een oplossing nodig hadden. Dit hoofdstuk beschrijft hoe – in een relatief kort tijdsbestek – de relatie tussen beide landen grondig veranderde: de Wende in de Duits-Poolse betrekkingen. Polen kampte met de gevolgen van decennialang planeconomisch wanbeleid terwijl Duitsland voorbereidde op de langverwachte hereniging, wat talloze politieke, militaire en juridische complicaties met zich meebracht. Intussen kwam er een oude conflict bovendrijven: de erkenning van de Oder-Neissegrens. Voordat Duitsland en Polen hun relatie konden vormgeven moest eerst deze kwestie worden opgelost.
2.1 D-Marken voor democratisering De machtswisseling van september 1989 markeerde voor Polen niet alleen het begin van een democratisch tijdperk. Ook kon het land, voor het eerst sinds 50 jaar, weer een zelfstandig buitenlands beleid formuleren en uitvoeren. Over de richting was er al snel brede nationale consensus. Polen zou voorgoed afstand nemen van de invloedsfeer van Moskou en wilde aansluiting vinden bij het welvarende West-Europa. Het buitenlands beleid stond daarom geheel in het teken van de ‘terugkeer naar Europa’. In zijn regeringsverklaring benadrukte premier Mazowiecki dat de relatie met Duitsland cruciaal zou zijn. De weg naar West-Europa liep immers via Duitsland. Daarom: ,,we hebben een ommekeer nodig in de betrekkingen met de Bondsrepubliek Duitsland. (…) We rekenen op een duidelijke ontwikkeling van de economische betrekkingen en willen een echte verzoening, vergelijkbaar met die tussen Frankrijk en Duitsland.”
73
Dat Mazowiecki sterk de nadruk legde op het economische aspect was begrijpelijk. Polen had geld nodig en veel ook. De economische schoktherapie, een grootschalig liberaliseringproces dat in januari 1990 op gang kwam, zou pas jaren later haar vruchten afwerpen. Tot die tijd moesten de meeste Polen de spreekwoordelijke broekriem aanhalen. De arbeidsproductiviteit ging met sprongen achteruit, de werkloosheid groeide en de buitenlandse handel raakte zo goed als verlamd. En tot overmaat van ramp bereikte de inflatie recordhoogten.
74
De nieuwe president, Generaal Jaruzelski maakte zich
ernstige zorgen over de economische situatie. ,,Brood zonder democratie is droog en bitter, maar 75
democratie zonder brood is steriel en futiel,” vertelde hij aan de New York Times.
Hij waarschuwde
voor sociale onlusten: zonder hulp uit het buitenland zouden de hervormingen in Polen van korte duur zijn. Het lag voor de hand dat Polen bij Bonn zou aankloppen voor economische steun. West-Duitsland was immers al jarenlang de belangrijkste economische partner van Polen in West-Europa.
76
Daarnaast was de BRD de grootste kredietverstrekker: sinds de jaren zeventig was er bijna 18 miljard DM aan Polen geleend.
77
In de eerste helft van 1989 deed Warschau al verschillende pogingen om
nog meer kredieten los te weken uit Bonn. Deze pogingen botsten aanvankelijk op West-Duitse scepsis. De Poolse staatskas leek een bodemloze put en er heerste dan ook twijfels of het geld wel goed terecht zou komen. Warschau speelde vervolgens een bekende troefkaart: in ruil voor nieuwe leningen bood het nog meer uitreisvergunningen voor de etnische Duitsers. Maar dit argument 73
Regeringsverklaring van de Poolse minister-president Tadeusz Mazowiecki voor de Sejm in Warschau, 12 september 1989, Polens Gegenwart, Nr. 10/, 1989. 74 Norman Davies, Heart of Europe: The Past in Poland’s Present, pp. 420. 75 Mr. Jaruzelski smiles, New York Times, 18 oktober 1989. 76 Józef-Janusz Węc, Die polnische Haltung zum deutschen Einigungsprozeß: Eine Bilanz, Deutschland Archiv, Nr. 5 (1991), pp. 524. 77 The Rocky Road To Polish-German Rapprochement, Financial Times, 26 april 1989.
20
overtuigde Bonn evenmin. Natuurlijk, sinds de jaren ’70 was er weliswaar massaal gebruik gemaakt van deze vergunningen. Maar door wie eigenlijk? De immigranten waren vooral Polen die, op grond van een voorouder met Duitse wortelen, het Duitse burgerschap claimden. Voor hen lonkte de WestDuitse welvaart en niet de Heimat. De meeste Aussiedler spraken geen woord Duits hadden daarom moeite te integreren in de West-Duitse maatschappij. Het politieke draagvlak in West-Duitsland voor 78
nog meer immigranten uit de voormalige Duitse gebieden was daardoor sterk gekrompen.
Uiteindelijk draaide Bonn toch bij, maar vanwege een andere reden. Bondskanselier Helmut Kohl (CDU), die in 1982 Helmut Schmidt was opgevolgd, geloofde dat een stabiele democratie in Polen een gunstig effect kon hebben op de ontwikkelingen in de DDR, waar de grote steden steeds vaker het toneel waren van demonstraties. Voor de Oost-Duitse oppositiebeweging zou het een tegenslag zijn geweest wanneer het ,,Poolse experiment”, zoals Kohl het noemde, zou mislukken. In zijn memoires schreef hij daarover: ,,Indien wij de regering Mazowiecki zouden helpen, dan ondersteunden wij ook indirect de hervormingsgezinde beweging in de DDR.”
79
In november 1989 was het zover. De bondskanselier bracht tijdens zijn bezoek aan Warschau een flinke zak geld mee, zo’n 2,4 miljard dollar. Het grootste deel van dit bedrag was bestemd als krediet voor Duitse ondernemers om te investeren in de zieltogende Poolse industrie. De rest was bedoeld om de wisselkoers van de zloty en de nationale betalingsbalans te stabiliseren. Bovendien werd de lening van 1975 praktisch kwijtgescholden door het bedrag om te zetten in de inmiddels waardeloze zloty’s.
80
Na afloop namen Kohl en Mazowiecki, vijftig jaar na het begin van de Tweede Wereldoorlog,
een gemeenschappelijke verklaring aan waarin ze uitgebreid stilstonden bij de ,,historische en morele dimensie” van de Duits-Poolse relatie.
81
Het financiële hulppakket van West-Duitsland gaf echter een
indicatie dat de toekomstige verhoudingen vooral een sterke economische dimensie zouden krijgen, voorspelde The Economist. ,,Het bevestigt wat elke verstandige Poolse econoom al weet: namelijk dat de wederopbouw van Oost-Europa afhankelijk is van de Duitsers. Duitse investeringen kunnen de Poolse industrie redden, Duitse markten zullen Poolse producten kopen en de Duitsers staan garant voor meer dan 20 procent van $40 miljard staatsschuld.”
82
2.2 De Duitse hereniging en het grensdispuut Het bezoek van Helmut Kohl aan Warschau eind 1989 is enigszins in de vergetelheid geraakt. Want de bondskanselier was nog maar net aangekomen in Polen of hij moest alweer rechtsomkeert maken: de Berlijnse Muur was gevallen. De bondskanselier vloog meteen naar Berlijn waar hij sprak van een grote dag in de Duitse geschiedenis. Op het plein voor de Brandenburger Tor sprak minister van Buitenlandse Zaken Hans-Dietrich Genscher een juichende menigte toe: ,,Veertig jaar van verdeeldheid hebben geen twee verschillende naties gecreëerd. Er is geen socialistisch of kapitalistisch Duitsland. Er is maar één vrij en vredelievend Duitsland.”
83
Een hereniging van de twee
Duitslanden leek nu nog een kwestie van tijd. En inderdaad: nog geen drie weken na de val van de
78
The Rocky Road To Polish-German Rapprochement, Financial Times, 26 april 1989. Helmut Kohl, Helmut Kohl: Ich wollte Deutschlands Einheit, pp. 119-124. West Germany and Poland: a friend in need, The Economist, 18 november 1989. 81 Gemeenschappelijke verklaring van de Bondsrepubliek Duitsland en de Volksrepubliek Polen, 14 november 1989. In: Hans-Adolf Jacobsen & Miecslaw Tomala, Bonn Warschau 1945-1991: Die Deutsch-Polnische Beziehungen, Analyse und Dokumentation, pp. 501. 82 West Germany and Poland: a friend in need, The Economist, 18 november 1989. 83 We remain one nation and we belong together says Kohl, Financial Times, 11 november 1989. 79 80
21
Muur presenteerde Kohl een tien-punten-programma voor de samenvoeging van de BRD en de DDR. Ook stelde hij een commissie van Duitse eenheid in die zich moest buigen over de talloze obstakels die op de weg naar hereniging zouden opdoemen. Politieke, militaire en juridische complicaties waren er immers genoeg. Moest de hereniging via een internationale vredesregeling tot stand komen? In welke veiligheidsorganisatie moest Duitsland al dan niet integreren? En waar zouden de grenzen van het herenigd Duitsland eigenlijk lopen? In de meeste West-Europese landen werd met weinig enthousiasme gereageerd op de Duitse hereniging. Ook in Polen waren de reacties lauw, en soms zelfs ijskoud. Solidarność-voorman Lech 84
Wałęsa noemde de hereniging een bom die onschadelijk moest worden gemaakt.
Een meerderheid
van de Poolse bevolking was het volledig met hem eens: ruim tweederde van de Polen was fel tegen een hereniging.
85
De nieuwe regering stond daarom voor een dilemma. Aan de ene kant zou het
bevreemding wekken als ze, gezien haar wortels in Solidariność, de democratische beweging in de DDR zou afvallen. Bovendien zou het, met het oog op de eigen geschiedenis, hypocriet zijn de Duitsers het recht op zelfbeschikking te ontzeggen. Polen wist immers maar al te goed wat een deling betekende voor een volk. Maar nog belangrijker was dat een goede relatie met Duitsland cruciaal was om het hervormingsproces door te zetten. Polen had de politieke en economische steun van het toekomstige Duitsland hard nodig. Aan de andere kant moest de regering ook rekening houding met de stemming van het electoraat. Premier Mazowiecki was daarom gedwongen een behoedzame koers te varen en vroeg om begrip voor de anti-Duitse sentimenten onder de Poolse bevolking. ,,De deling van Duitsland was het resultaat van een ramp die de nazi’s hadden veroorzaakt en die aan tientallen miljoenen mensen het leven heeft gekost. Het is niet verrassend dat, nu het vooruitzicht op een herenigd Duitsland weer opdoemt, de herinnering aan deze ramp boven komt drijven.”
86
De terughoudendheid van Polen kende - in essentie - twee oorzaken. Ten eerste was er de historische gegroeide angst voor Duitsland. Polen stond huiverig tegenover het idee dat een groter en sterker Duitsland waarschijnlijk weer een prominente rol zou opeisen in Europa. Ten tweede maakte Polen zich zorgen over de kwestie die sinds de Tweede Wereldoorlog de relatie met West-Duitsland had overschaduwd: de juridische status van de Oder-Neissegrens. Warschau was er altijd van uit gegaan via een internationale vredesregeling (die formeel nodig was voor de Duitse hereniging) een definitieve grenserkenning te kunnen ‘afdwingen’. Dit juridische instrument werd Polen begin 1990 uit handen genomen. Een internationale vredesregeling kwam er namelijk niet.
De open grensvraag De twee Duitslanden en de vier bezettingsmachten waren in het Canadese Ottawa overeen gekomen dat het praktischer was met zijn zessen de hereniging te regelen. Een internationale vredesregeling afsluiten zou immers, met tientallen voormalige vijanden, enorm tijdrovend zijn geweest. Bovendien leek het niet meer dan logisch de vier bezettingsmachten (Verenigde Staten, Sovjet-Unie, GrootBrittannië en Frankrijk) het laatste woord te geven over de soevereiniteit van Duitsland. De partijen
84 85 86
Walesa Warns on Reunification Of Germany, Citing Hitler’s Rule, The New York Times, 16 november 1989. Survey Finds 2 in 3 Poles Opposed to German Unity, New York Times, 19 februari 1990. Polish premier seeks frontier guarantees: Alarm over prospect German unification, Financial Times, 31 januari 1990.
22
kwamen overeen dat de Duitse hereniging en de voorwaarden, zouden worden vastgesteld in zogeheten Twee-plus-Vier onderhandelingen. Een van de meest controversiële agendapunten was het toekomstige grondgebied van Duitsland. De grenzen van Duitsland vormden nog steeds een open vraag, die pas geregeld kon worden ná de Duitse hereniging. Althans, dit was de juridische uitleg, op basis van de verklaring van Potsdam vonnissen van het West-Duitse Constitutioneel Hof in de jaren ‘70.
88
87
en
De redenering was als volgt:
volgens het volkenrecht had Duitsland nooit afstand gedaan van zijn voormalige Oostgebieden. In de Verklaring van Potsdam was immers slechts vastgelegd dat deze gebieden onder tijdelijk Pools gezag stonden. De afspraak was dat ze pas echt bij Polen zouden horen wanneer Duitsland na een internationale vredesregeling afstand zou doen van zijn territorium. Deze vredesregeling was er, als gevolg van de toenemende spanningen tussen Oost en West en de Duitse deling, nooit gekomen. Het gevolg was dat de grenzen van het vooroorlogse Duitsland (dus van 1937) in 1990 op papier nog steeds geldig waren. De voormalige Duitse gebieden in Polen hoorden daardoor nog steeds bij Duitsland. Bovendien konden ze op elk moment weer worden ingelijfd, op basis van artikel 23 van de West-Duitse grondwet, dat tevens fungeerde als juridische hefboom voor hereniging met de DDR.
89
De grensverdragen die Polen had gesloten met de DDR (Görlitz, 1950), en de BRD (Warschau, 1970), boden geen enkele juridische houvast. De DDR en de BRD waren simpelweg nooit bevoegd geweest om besluiten te nemen over de territoriale status van Duitsland als geheel.
90
Beide verdragen waren
politieke documenten, bedoeld om de onderlinge verhoudingen te verbeteren door middel van een de facto erkenning. In het Verdrag van Warschau kwamen de begrippen ‘erkenning’ en ‘annexatie’ niet eens voor.
91
Dus: alleen een gesamtes Deutschland kon de definitieve erkenning van de Oder-
Neissegrens uitspreken. In de zomer van 1989 was in West-Duitsland een publiek debat losgebarsten over deze merkwaardige juridische realiteit. Aanleiding was een uitspraak van de CDU-minister van Financiën Theo Waigel. In een toespraak voor Vertriebenen-organisaties verklaarde hij, refererend aan de uitspraken van het Constitutioneel Hof, dat Duitsland het recht had om binnen de grenzen van 1937 te leven. De minister kreeg felle kritiek van coalitiepartner FDP, die prompt dreigde met een kabinetscrisis wanneer hij zijn 92
woorden niet introk.
Ook de internationale media reageerden verbaasd. Zo stelde Newsweek vast 93
dat in Duitsland de Lebensraum-doctrine een heropleving doormaakte.
In een poging de
imagoschade te beperken, verzekerde minister Genscher snel dat een toekomstig Duitsland nooit zou tornen aan de bestaande grenzen in Europa.
94
De minister werd echter niet geholpen door zijn chef, Helmut Kohl. De bondskanselier hield zich vaak op de vlakte over een definitieve erkenning en verraste vriend en vijand met zijn wispelturigheid. Het ene moment beloofde hij de grens te erkennen, het ander moment wilde hij zich nergens aan committeren. De verbijstering hierover bereikte een hoogtepunt toen Kohl plotseling twee 87
Bernhard Kempen, Die deutsch-polnische Grenze nach der Friedensregelung des Zwei-plus-Vier-Vertrags, p. 248. Präsident des Verfassungsgerichts zur Diskussion über die polnische Westgrenze: "Deutsches Reich besteht in alten Grenzen weiter", Süddeutsche Zeitung, 2 januari 1990. 89 Bernhard Kempen, Die deutsch-polnische Grenze nach der Friedensregelung des Zwei-plus-Vier-Vertrags, pp. 258-9. 90 Idem. 91 Idem, pp. 261. 92 Idem, pp. 263. 93 Lebensraum all over again, Newsweek, 24 juli 1989. 94 Toespraak van minister Genscher voor de 44e Algemene Vergadering van de Verenigde Naties in New York, 27 september 1989. In: HansAdolf Jacobsen & Miecslaw Tomala, Bonn Warschau 1945-1991: Die Deutsch-Polnische Beziehungen, Analyse und Dokumentation, p. 482. 88
23
voorwaarden stelde aan de grenserkenning. Ten eerste moest Polen meer culturele rechten verlenen aan de Duitse minderheid én, ten tweede, moest het afzien van claims voor oorlogsherstelbetalingen. Dit laatste was helemaal opmerkelijk omdat Polen helemaal niet van plan was schadeclaims in te dienen. Sterker nog, dat was niet eens mogelijk omdat Polen in 1953 al afstand had gedaan van zijn recht op schadevergoedingen.
95
Kohl’s gedraai was ingegeven door binnenlandspolitieke overwegingen. Hij stond voor een dilemma. Aan de ene kant was een groot deel van de West-Duitse bevolking voorstander van een directe erkenning van de grens. Ook de vier bezettingsmachten eisten dat Duitsland de grens zou aanvaarden. Aan de andere kant waren er binnenlandse krachten die er bij de regering op aandrongen om af te zien van een grenserkenning. De grootste druk ging uit van de Vertriebenenlobby, wier politieke visie nog steeds werd gedomineerd door territoriaal revisionisme. Met nieuwe verkiezingen in aantocht wilde Kohl dit belangrijke politieke machtsblok, dat traditioneel sympathiseerde met de CDU-CSU, niet van zich vervreemden. Ruim vijf jaar later verbaasde Kohl zich overigens over de buitenlandse kritiek die zijn optreden had uitgelokt. ,,Het debat van toentertijd doet spookachtig aan. Zonder enige reden twijfelde het buitenland aan de geloofwaardigheid van de bondsregering.
En
dit
alleen
omdat
een
binnenlandspolitieke doeleinden werd gebruikt.”
moeilijke
buitenlandspolitieke
kwestie
voor
96
“Twee-plus-Vijf” onderhandelingen Wat volgens Kohl puur binnenlandspolitieke doeleinden diende, werd – niet helemaal verrassend – in Warschau opgevat als een regelrechte uiting van territoriaal revanchisme. Toen eenmaal duidelijk werd dat de Duitse hereniging niet via een internationale vredesregeling tot stand zou komen, werd Polen helemaal zenuwachtig. Nu had Warschau immers helemaal geen inspraak meer. Daarbij kwam dat Polen geen vertrouwen had in een goede afloop wanneer de Duitse hereniging zou uitmondden in een onderonsje tussen de grote mogendheden. Vanuit historisch oogpunt wisten de Polen waar dat toe kon leiden. Warschau startte een diplomatiek offensief met als inzet deelname aan de Twee-plus-Vier onderhandelingen. Op deze manier wilde Polen een definitieve grenserkenning afdwingen, voordat de Duitse hereniging zou plaatsvinden. ,,Niets over ons zonder ons”, lichtte een geagiteerde Mazowiecki zijn standpunt toe. ,,Polen hoeft niet overal aan mee te doen. Maar wanneer het over ons gaat, dan moeten we er wel bij zijn.”
97
In een relatief kort tijdsbestek verwierf Polen de steun van Frankrijk en de
Sovjet-Unie. Deze twee landen onderkenden, niet zonder eigenbelang, dat Duitsland de bestaande grens met Polen moest erkennen en drongen er bij de Verenigde Staten en Groot-Brittannië op aan Polen toe te laten tot de onderhandelingen. Na een periode van druk bilateraal gelobby kreeg Polen het groene licht: bij de vergadering in Parijs mocht een delegatie uit Warschau aanschuiven zodra de grenskwestie aan bod zou komen. Het was het eerste succes van de Poolse diplomatie sinds de
95 96 97
Pertti Ahonen, After the Expulsion: West Germany and Eastern Europe 1945-1990, pp. 261-262. Helmut Kohl, Helmut Kohl: Ich wollte Deutschlands Einheit, pp. 327. Poland demands guarantees on borders, The New York Times, 16 februari 1990.
24
omwenteling. Overigens was Kohl niet te spreken over wat hij omschreef als een Frans-Pools ,,pingpongspelletje over het Duitse net”.
98
Het besluit om Polen toe te laten tot de onderhandelingstafel, bracht meteen beweging in de DuitsPoolse contacten. In de aanloop naar de onderhandelingen in Parijs waren er regelmatig ontmoetingen tussen Poolse en Duitse diplomaten. De eerste echte doorbraak was er op 21 juni, toen zowel de West-Duitse Bondsdag als de Oost-Duitse Volkskammer de definitieve onschendbaarheid van de Oder-Neissegrens uitriepen. Ook verzochten de volksvertegenwoordigingen het toekomstige Duitse parlement dit voorbeeld te volgen.
99
Tegenover de Bondsdag hield Kohl diezelfde dag een
bevlogen toespraak waarin hij uitgebreid stilstond bij de tragische geschiedenis van de Duits-Poolse betrekkingen, het lot van de Vertriebenen en de Duitse minderheid in Polen, en de toekomst. ,,Zonder de Frans-Duitse vriendschap zou de Europese eenwording nooit hebben kunnen beginnen; zonder de Duits-Poolse partnerschap kan ze niet worden afgerond.”
100
Tijdens de Twee-plus-Vier vergadering In
juli 1990 in Parijs werden de volgende afspraken gemaakt. Allereerst kwamen de zeven partijen overeen dat het verenigde Duitsland alleen de gebieden van de BRD, de DDR en Berlijn zou omvatten. Bovendien beloofden de twee Duitse staten dat ze de omstreden ‘annexatiepassages’ (artikel 23) uit de grondwet zouden schrappen en dat ze, na de hereniging, tegenover geen enkel land gebiedsaanspraken zouden maken. Ten slotte beloofden de Duitsers, zoals gezegd, na de hereniging met Polen een volkenrechterlijk bindend grensverdrag af te sluiten.
101
Het laatste aspect was opvallend. De Poolse onderhandelaars hadden hun eis (eerst een grenserkenning, dan pas hereniging) kennelijk opgegeven. Al snel werd duidelijk waarom. De traditionele Duitse D-Mark Diplomacy had zijn werk gedaan. In ruil voor het uitstel van de grenserkenning stelde Bonn een ,,uitgebreid verdrag over goed nabuurschap en vriendschappelijke betrekkingen” in het vooruitzicht. Met dezelfde belofte had Bonn ook Moskou zover gekregen om in te stemmen met Twee-plus-Vier verdrag. Het was een mooie naam voor wat feitelijk extra economische steun voor Polen betekende. Volgens The Times bewees het akkoord -niet voor de eerste keer- dat ,,de kracht van de Duitse mark in staat is om politieke problemen en historische angst voor een herenigd Duitsland te overwinnen”.
102
NRC Handelsblad verzuchtte dat het ,,in de betrekkingen tussen
de Bondsrepubliek en de communistische wereld (…) eigenlijk nooit anders [is] geweest.”
103
Het Twee-plus-Vier verdrag (voluit: het Verdrag over de afsluitende regeling met het oog op Duitsland) werd in september ondertekend en maakte de weg vrij voor de Duitse hereniging op 3 oktober 1990. Premier Mazowiecki stuurde Kohl dezelfde dag zijn felicitaties. Hij wees zijn collega er op dat Duitsland zijn belofte moest nakomen en zo snel mogelijk het grensverdrag zou ondertekenen. Kohl hield zijn woord en vertrok in november naar Polen om de fundamenten voor het grensverdrag te bepalen. Op 14 november 1990 was het zover. Duitsland en Polen verklaarden dat de OderNeissegrens ,,nu en in de toekomst onschendbaar is” en dat ze elkaars soevereiniteit en territoriale
98
Helmut Kohl, Helmut Kohl: Ich wollte Deutschlands Einheit, pp. 324. Gemeenschappelijk besluit van de West-Duitse Bondsdag en de Oost-Duitse Volkskammer ten aanzien van de definitieve erkenning van de Oder-Neissegrens, 21 juni 1990. In: Hans-Adolf Jacobsen & Miecslaw Tomala, Bonn Warschau 1945-1991: Die Deutsch-Polnische Beziehungen, Analyse und Dokumentation, pp. 533-534. 100 Helmut Kohl, Germany Relates to the World, World Affairs, april 1990, Vol.152 deel 4, pp. 234-240. 101 Józef-Janusz Węc, Die Deutschlandpolitik Polens: 1945-1991, Von der Status-Quo-Orientierung bis zum Paradigmenwechsel, pp. 98. 102 Poland won over by aid package, The Times, 18 juli 1990. 103 Het nieuwe Duitsland, NRC Handelsblad, 20 juli 1990. 99
25
integriteit zouden respecteren.
104
De belangrijkste politieke splijtzwam tussen Duitsland en Polen was
hiermee eindelijk opgelost.
2.3 Het vriendschapsverdrag Zoals het jaar daarvoor was afgesproken ondertekenden Duitsland en Polen in 1991 het vriendschapsverdrag. Het belangrijkste punt in dit verdrag was dat Duitsland zich sterk zou maken voor het Poolse lidmaatschap van de EG. Duitsland zou Polen bovendien steunen bij diens economische hervormingen die nodig waren om aan de toetredingscriteria te voldoen. Hiertoe beloofde Duitsland nog eens extra kredieten en kwijtschelding van bestaande leningen. In ruil hiervoor zou Polen de etnische Duitsers als nationale minderheid erkennen, voor het eerst in bijna dertig jaar. Overigens bestond er onenigheid over hoeveel Duitsers er nog in Polen waren. Duitse schattingen gingen uit van minstens 600.000 terwijl de Poolse statistieken slechts 300.000 tot 400.000 etnische Duitsers telden. Desalniettemin kreeg deze groep zijn culturele rechten terug. Ze mochten hun moedertaal weer gebruiken. Ook kreeg ze de vrijheid zich grensoverschrijdend te organiseren.
105
Daarnaast kreeg de groep door een wijziging van de Poolse kieswet ook politieke rechten. De wet maakte voor de kiesdrempel van 5 procent een uitzondering voor nationale minderheden. Hierdoor kreeg de Duitse minderheid vanaf 1991 (met zeven afgevaardigden) ook een vertegenwoordiging in het Poolse parlement.
106
De architecten van het vriendschapsverdrag hadden wisselend binnenlands succes. De ambtstermijn van Helmut Kohl werd met vier jaar verlengd. Ondanks felle kritiek van de Vertriebenen-lobby op de grenserkenning won de bondskanselier de verkiezingen met glans. Zijn Poolse collega had minder geluk. Tadeusz Mazowiecki moest, na een regeringsperiode van amper een jaar, eind 1990 alweer het veld ruimen na een nederlaag bij de presidentsverkiezingen. Vlak voor zijn aftreden, op de dag van de Duitse eenheid, benadrukte de Poolse premier nogmaals de historische waarde van een goede relatie met Duitsland. ,,De Pools-Duitse verzoening is van groot belang voor onze beide volkeren, voor hun vreedzame en veilige bestaan, maar ook voor heel Europa.”
107
Mazowiecki’s opvolger Jan Krzystof
Bielecki zou deze koers voortzetten. Het verenigde Duitsland was volgens de nieuwe premier de ,,belangrijkste partner op alle terreinen”. Bielecki: ,,Voor onze ogen vindt een historische verandering plaats.”
108
Een
historische
verandering
was
het
inderdaad.
Het
grensverdrag
en
het
vriendschapsverdrag symboliseerden een breuk met het verleden. Na ruim een halve eeuw van vijandigheden was de tijd rijp voor een geheel nieuwe relatie.
104
Verdrag tussen de Bondsrepubliek Duitsland en de Republiek Polen over de erkenning van de tussen hen bestaande grens, Warschau 14 november 1990. In: Hans-Adolf Jacobsen & Miecslaw Tomala, Bonn Warschau 1945-1991: Die Deutsch-Polnische Beziehungen, Analyse und Dokumentation, pp. 544-545. 105 Verdrag tussen Duitsland en Polen over goede nabuurschap en vriendschappelijke samenwerking, Bonn 17 juni 1991. Idem, pp. 552-565. 106 Joachim Rogall, Die Deutschen in Polen. In: Aussiedler, Informationen zur Politischen Bildung, Nr. 267 (2000), pp. 9. 107 Brief van premier Mazowiecki aan Bondskanselier Kohl ter gelegenheid van de dag van Duitse Eenheid, 3 oktober 1990. Internet: http://www.zbiordokumentow.pl/1990/4/5.html. 108 Germans and Poles pledge mutual help, New York Times, 18 juni 1991.
26
Hoofdstuk 3 De gouden jaren (1992-1997)
Door: Josef Partykiewicz
Inleiding Dankzij de verdragen van 1990 en 1991 waren de belangrijkste bilaterale knelpunten uit de weg geruimd. Duitsland had eindelijk de Oder-Neissegrens definitief erkend en Polen had de Duitse minderheid zijn culturele rechten teruggegeven. Het was nu tijd om naar de toekomst te kijken. Deze periode vormde volgens veel auteurs de gouden jaren in de geschiedenis van de Duits-Poolse betrekkingen. Volgens Anna Wolff-Powęska was er zelfs even sprake van ,,romantische euforie” en een ,,idealistisch verlangen” om beide naties dichter bij elkaar te brengen.
109
Hoe romantisch deze
periode ook mag lijken, ze kenmerkte zich vooral door een wederzijds pragmatisme. Dieter Bingen: ,,Voor de eerste keer was er een kans op een politieke alliantie tussen een verenigd en democratisch Duitsland en een vrij en democratisch Polen. De Duits-Poolse betrekkingen waren in de jaren negentig zo uitgebreid en intensief als nooit tevoren in de geschiedenis.”
110
Deze politieke alliantie was natuurlijk alleen mogelijk omdat het internationale systeem ingrijpend was veranderd. Door het wegvallen van het Oost-West conflict bevonden Duitsland en Polen zich niet meer aan de frontlinie van de Koude Oorlog. Bonn en Warschau stonden bovendien niet langer onder curatele van de Verenigde Staten en de Sovjet-Unie. In een nieuwe wereld waarvan de contouren nog onduidelijk waren, moesten Duitsland en Polen hun relatie herdefiniëren. Al snel bleek dat de voormalige vijanden elkaar nodig hadden om hun doelstellingen te realiseren. Dit hoofdstuk 109
Anna Wolff-Powęska, Poland-Germany: Partnership from a Distance, The Polish Foreign Affairs Digest, Vol. 5, nr. 1 (14) 2005. Dieter Bingen, Die deutsch-polnischen Beziehungen nach 1945. In: Deutschland und Polen, Aus Politik und Zeitgeschichte, 5-6 (31 januari 2005), pp. 9-17. 110
27
concentreert zich op de Duits-Poolse Interessengemeinschaft die het uitgangspunt zou worden van de relatie in de jaren negentig. Voordat wordt ingegaan op deze belangengemeenschap, is het nuttig om in het kort de buitenlandspolitieke prioriteiten van Duitsland en Polen te schetsen. Vervolgens wordt uiteengezet wat dit betekende voor de samenwerking in de politieke, economische en culturele praktijk. Ten slotte gaat dit hoofdstuk in op de vermeende schaduwkant van de in de literatuur veelbejubelde Duits-Poolse samenwerking in deze periode.
3.1 Poolse ambities en Duitse continuïteit: strategische overlap Polen was vanaf de eerste verkiezingen in 1989 nog niet het toonbeeld van politieke en economische stabiliteit. De Poolse kiezer kon in acht jaar tijd vier keer naar de stembus. In dezelfde periode kwamen drie verschillende presidenten aan de macht, die op hun beurt werden gediend door negen verschillende premiers en vijf ministers van Buitenlandse Zaken. Ook het nieuwe partijenstelsel had last van groeistuipen. Partijen werden opgericht, opgeheven of weer samengevoegd, wat weer voor complicaties zorgde bij de coalitievormingen. De economie trok weliswaar aan, maar er was nog een lange
weg
te
gaan.
De
ingrijpende
en
vaak
pijnlijk
macro-economische
hervormingen
(marktliberalisering en privatisering van staatsondernemingen) brachten vooralsnog niet de welvaart waar de bevolking zo naar verlangde.
111
Opvallend genoeg kenmerkte het buitenlands beleid zich in deze onrustige tijden juist als een oase van rust. Bij zijn aantreden in 1989 had Tadeusz Mazowiecki al verklaard dat Polen zou terugkeren naar Europa. Polen moest zich verankeren in de euro-atlantische gemeenschap, als garantie voor economische groei én voor zijn veiligheid. Toetreding tot de Europese Gemeenschap en de NAVO waren dan ook de belangrijkste doelstellingen. Andere speerpunten stonden eerder in dienst hiervan: het ontwikkelen van vriendschappelijke betrekkingen met de buurlanden en het aangaan van regionale samenwerking met de landen in Centraal- en Oost-Europa die dezelfde ambities hadden.
112
Omdat in Polen brede politieke consensus bestond over de traditionele historische en geopolitieke bedreigingen, was er nauwelijks discussie over welke richting het op moest. Er waren maar twee organisaties die Polen bescherming konden bieden: de EU en de NAVO.
113
Ten eerste de Europese Unie. De argumenten die pleitten vóór het lidmaatschap waren evident. Ten eerste lonkte het economische succes van de EU. Polen hoopte economisch aan te haken om zo snel mogelijk een acceptabele levenstandaard te bereiken voor de bevolking. Bovendien kon Polen de Europese cohesiefondsen en subsidies goed gebruiken. Deze hadden hun succes bewezen, getuige snelle opmars van landen als Spanje, Portugal en Ierland.
114
Een tweede reden was van immateriële
aard. Polen vond dat het een moreel recht had om zich aan te sluiten bij de zogeheten euroatlantische gemeenschap. Polen had in de afgelopen eeuwen zoveel geleden (de Christus der naties, volgens de nationale dichter Adam Mickiewicz) en daar nooit iets voor teruggezien. Ondanks veertig jaar Sovjet-dominantie had Polen zich altijd meer verwant gevoeld met het Westen. Het lidmaatschap
111
Norman Davies, Heart of Europe, The Past in Poland’s Present, pp. 424-428. Zie bijvoorbeeld een toelichting op het buitenlands beleid van Polen door minister van Buitenlandse Zaken, Władysław Bartoszewski, Warschau 24 mei 1995. http://www.zbiordokumentow.pl/1995/2/1.html. 113 Sarah Meiklejohn Terry, Poland’s foreign policy since 1989: the challenges of independence, Communist and Post-Communist Studies, 33 (2000), pp. 8. 114 Roland Freudenstein, Poland, Germany and the EU, International Affairs (74), 1998, pp.41. 112
28
van de EU symboliseerde daarom ook een terugkeer naar Europa, waar Polen zo lang van was afgesneden.
115
De argumenten voor het NAVO-lidmaatschap waren, vanuit de Poolse perceptie, minder evident. Minister van Buitenlandse Zaken Skubiszweski gaf aanvankelijk de voorkeur aan een pan-Europese veiligheidsstructuur, waarin de NAVO en het Warschaupact zouden worden samengevoegd. Door alle Europese grootmachten (dus ook Rusland) te integreren in één veiligheidsorganisatie, met Washington in de rol van ‘toezichthouder’, zou de Poolse veiligheid het beste gewaarborgd blijven.
116
In tegenstelling tot de heersende gedachte, waren de Poolse NAVO-ambities namelijk niet alleen ingegeven door de angst voor Rusland. In het verleden had Polen nooit veel waarde kunnen hechten aan de veiligheidsgaranties van de Europese mogendheden. Polen was eerder een speelbal geweest van die grote mogendheden. De betrokkenheid van de Amerikanen in de NAVO stelde Warschau daarom gerust. Zolang Washington bij Europa betrokken zou blijven, en over de Europese veiligheid 117
zou waken, hoefde Polen niet bang te zijn het slachtoffer te worden continentale machtspolitiek.
De pan-Europese veiligheidsoptie verloor echter snel aan glans, door ontwikkelingen in Rusland. Daar probeerde vice-president Gennady Yanayev in 1991 een coup te plegen en een jaar later boekte de voorheen onbekende Vladimir Zhirinovsky forse electorale successen. Beide politici hadden naam gemaakt met hun nationalistische en soms neo-imperialistische standpunten. In een periode waarin het Sovjetrijk uiteen viel, pleitten zij juist voor het herstel van het oude Sovjetimperium. Politieke bluf of niet, het viel het goed bij een deel van de Russische bevolking. In de voormalige satellietstaten werd de ontwikkelingen in Rusland met toenemende zorg gevolgd. ,Hoewel het in ons belang is de Russische democraten succes toe te wensen, is het goed mogelijk dat Rusland kapitalistisch wordt zonder democratisch te worden”, schreef de Poolse minister van defensie, Radek Sikorski. ,,Als dit de tekenen zijn van hervormingen in Rusland, dan vraag ik me af hoe de Russische politiek er uitziet zodra die weer op volledige sterkte is.”
118
Al snel bleek dat angst voor Rusland niet irreëel was. Toen
Polen eenmaal zijn NAVO-ambities had uitgesproken, reageerde Moskou als door een wesp gestoken. Tegen de afspraken weigerden de Russen hun troepen uit Polen terug te trekken en bovendien dreigden ze met onderbrekingen van de olie- en gasleveranties.
119
Dergelijke incidenten
bevestigde Warschau in zijn mening dat Rusland nog steeds een bedreiging vormde. Alleen de NAVO kon daartegen bescherming bieden. Terwijl er in Warschau brede consensus bestond over de te volgen koers, overheerste in Bonn begin jaren negentig vooral verwarring. Het naoorlogse buitenlands beleid had zich altijd gekenmerkt door het taboe op het denken en spreken in termen van nationale belangen. Duitsland afficheerde zich tijdens de Koude Oorlog liever als een postnationale Handelsstaat die machtspolitieke vraagstukken uit de weg ging en overliet aan de andere grootmachten of internationale organisaties. De Machtbesessenheit
van het Derde Rijk had plaatsgemaakt voor een bijna even dwangmatige
Machtvergessenheit. Multilateralisme en Europese integratie waren de nieuwe mantra’s van de Duitse
115
Roland Freudenstein, Poland, Germany and the EU, International Affairs (74), 1998, pp.41. Marcin Zaborowski, Germany, Poland and Europe: Conflict, Co-operation and Europanisation, pp. 105. F. Steves, Poland and the international system: external influences on democratic consolidation, Communist and Post-Communist Studies, Vol.34 (3), september 2001, pp.339-352. 118 Radek Sikorski, Zur Diskussion gestellt: Soll Bonn Warschau in die NATO lotsen?, Süddeutsche Zeitung, 19 november 1993. 119 Sarah Meiklejohn Terry, Poland’s foreign policy since 1989: the challenges of independence, Communist and Post-Communist Studies, 33 (2000), pp. 7-47. 116 117
29
diplomatie, schrijft Ton Nijhuis. Dus: ,,De buitenlandse politiek moest gebaseerd worden op samenwerking. Oplossingen moesten in dialoog totstandkomen, niet door het gebruik van 120
macht(…).
Na de hereniging was het een logische vraag of Bonn deze koers kon, dan wel moest voortzetten. Het nieuwe Duitsland was immers niet alleen groter qua omvang en aantal inwoners, ook de internationale omgeving was grondig veranderd. Duitsland lag plotseling weer in het hart van Europa, omgeven door negen zelfstandige buurlanden die zich allemaal afvroegen wat de herrezen grootmacht zou gaan doen. Het lag voor de hand dat Bonn zijn buitenlands beleid zou aanpassen aan zijn nieuwe status. Opvallend genoeg gebeurde dat niet. De Duitse diplomatie bleef eerder passief en besluiteloos: de Machtvergessenheit blokkeerde elke vorm van machtspolitiek denken en het formuleren van nationale belangen. Daarbij kwam ook dat de meeste buurlanden niet hadden staan juichen bij de Duitse eenwording. Ze waren bang dat Duitsland een (te) prominente rol zou opeisen in Europa. Bonn bleef daarom behoedzaam opereren om niemand voor het hoofd te stoten.
121
Het resultaat was dat Duitsland in de jaren na de hereniging zijn buitenlands beleid continueerde in plaats van te herzien. De oude pijlers (multilateralisme, Westbindung, Europese integratie) bleven het Leitmotiv van de Duitse diplomatie.
122
Helmut Kohl wilde de Duitse eenwording wortelen in het
Europese integratieproces, ook om de angst weg te nemen bij zijn buurlanden. Een goed voorbeeld van deze houding was de ondertekening van het verdrag van Maastricht, dat de weg vrijmaakte voor een monetaire en politieke unie. Een ander goed voorbeeld hiervan was het beleid ten aanzien van Centraal- en Oost-Europa (en dus Polen). In Bonn groeide het besef dat een duurzame stabilisering van het Europese continent alleen mogelijk was bij de integratie van deze regio in West-Europese organisaties zoals de EG en de NAVO. Dit besef was natuurlijk niet alleen gebaseerd op de Europese gedachte. Dat er een taboe lag op het denken in nationale belangen betekende natuurlijk niet dat deze niet bestonden. In de eerste plaats was Duitsland gebaat bij politieke en economische stabiliteit aan zijn oostgrens. Het risico bestond nog altijd dat de hervormingsprocessen in de regio zouden mislukken. De chaos zou dan compleet zijn en Duitsland zou daar meteen de negatieve gevolgen van ondervinden, onder meer door een toestroom van (economische) vluchtelingen. Gezien de toenemende onrust in de 123
Balkan in die tijd, was zo'n scenario niet ondenkbaar.
Duitsland wilde daarom koste wat kost
voorkomen dat de 472 km lange Oder-Neissegrens zich zou ontwikkelen tot de Midden-Europese variant van de Amerikaans-Mexicaanse Rio Grande-rivier.
124
Ten tweede had Duitsland ook economische belangen. Met bijna 100 miljoen consumenten was Centraal- en Oost-Europa in potentie een aantrekkelijke markt voor Duitse exportproducten en investeringen. Daarnaast kon de regio ook dienst doen als leverancier van grondstoffen. Kortom: wanneer de regio zou integreren in de interne markt van de EU, dan zou Duitsland daarvan als een van de eersten profiteren. Ten slotte leefde in Duitsland ook het idee dat het een historische schuld
120
Ton Nijhuis, Een nieuw Duitsland – Een nieuwe buitenlandse politiek? In: Patrick Dassen, Barend Verheijen en Friso Wielenga (red.) Gedeeld Verleden: Duitsland sinds 1945, p. 210-213. Gregor Schöllgen, Stationen deutscher Auβenpolitik: Von Friedrich dem Groβen bis zur Gegenwart, pp. 173-174. 122 Philip H. Gordon, The Normalization of German foreign policy. Berlin’s difficulties, Orbis , Spring 1994, pp. 225-243. 123 Maarten Brands & Patrick Dassen, Het einde van een afgeschermd bestaan: De buitenlandse politiek van het verenigde Duitsland. In: Patrick Dassen, Barend Verheijen en Friso Wielenga (red.) Gedeeld Verleden: Duitsland sinds 1945, pp.190-191. 124 A new Iron Curtain in Europe is dividing rich from poor, The Independent, 11 november 1990. 121
30
moest aflossen. Na de oorlog waren Polen, Tsjechoslowakije en Hongarije ingelijfd door Moskou, terwijl Duitsland, nota bene de aanstichter van de oorlog, de vruchten kon plukken van zijn Wirtschaftswunder.
125
Samengevat had Duitsland er geen belang bij een frontliniestaat te blijven en
daarom wilde het zelf een bijdrage leveren om de stabiliteitszone naar het oosten te verspreiden. Terry: ,,Voor dit scenario gold Polen als de belangrijkste staat in Centraal- en Oost-Europa.”
126
3.2 Duits-Poolse belangengemeenschap Marcin Zaborowski omschrijft de gemeenschappelijke buitenlandspolitieke belangen als ‘strategische congruentie’. In simpelere bewoordingen betekende het dit: Polen zocht politieke en economische aansluiting bij West-Europa, terwijl Duitsland baat had bij stabiliteit aan zijn oostgrens. Kortom, de buurlanden wilden hetzelfde en hadden elkaar dus nodig.
127
Het begrip Interessengemeinschaft raakte
in deze periode in zwang. De Poolse minister van buitenlandse zaken, Krzystof Skubiszewski, had deze term in 1990 voor het eerst gebruikt om de gewenste richting van de Duits-Poolse betrekkingen te duiden.
128
Hoewel Skubiszewski geen nadere toelichting gaf op dit concept, en er dus geen
vastomlijnde definitie van was, begreep iedereen wat hij bedoelde. De belangengemeenschap was 129
gebaseerd op drie concepten: depolitisering, Europeanisering en ‘dehistorisering’.
Het uitgangspunt
waren de gemeenschappelijke belangen van Duitsland en Polen. Deze moesten vervolgens in een multilateraal verband (EU en NAVO) tot ontplooiing komen. Om dit proces zo soepel en effectief mogelijk te laten verlopen moest gemeenschappelijk verleden geen belemmering vormen. De relatie moest toekomstgericht zijn.
130
Het duurde dan ook niet lang voordat de eerste vormen van
samenwerking ontstonden. Een vooral symbolisch voorbeeld was de oprichting in 1991 van de zogeheten Weimar driehoek, een periodiek ministerieel overlegorgaan tussen Duitsland, Frankrijk en Polen. Het uitgangspunt van deze club was om het Duitse-Franse ‘verzoeningsmodel’ toe te passen op de Duitse-Poolse betrekkingen. Bovendien was het bedoeld om Polen bij de Europese integratie te 131
betrekken.
De eerste onderhandelingen over het Poolse EU-lidmaatschap waren in 1990 begonnen. De eerste stap daartoe kwam een jaar later, toen Polen (samen met Hongarije) de Europa-akkoorden afsloot, wat weer de weg opende voor toetreding tot Europese vrijhandelszone.
132
In 1994 stelde Polen zich
kandidaat voor de EU, hoewel de onderhandelingen pas in 1998 officieel van start zouden gaan.De eerste vormen van samenwerking met de NAVO begonnen in 1991 toen Polen, samen met acht andere landen uit de regio, werd uitgenodigd om deel te nemen aan de Noord-Atlantische Samenwerkings Raad. Ruim twee jaar later werd Polen uitgenodigd voor het Partnership for Peace programma (PfP), waar het in 1995 lid van werd. Het PfP was bedoeld als wachtkamer voor de NAVO,
125
Helga Haftendorn, Gulliver in der Mitte europas. In: Karl Kaiser, Hans W. Maull (red.), Deutschlands neue Auβenpolitik: Band 1 Grundlagen, pp. 142. Sarah Meiklejohn Terry, Poland’s foreign policy since 1989: the challenges of independence, Communist and Post-Communist Studies, Vol. 33 (2000), pp. 11. 127 Marcin Zaborowski, Germany, Poland and Europe: Conflict, Co-operation and Europanisation, pp. 112. 128 Minister Skubiszewski’s interview, PAP News Wire, 18 september 1990. 129 Kai-Olaf Lang, Pragmatische Kooperation statt strategische Partnerschaft, SWP-Aktuell, Nr. 48 (oktober 2004). 130 Adam Krzeminski, Versöhnung auf Raten, Deutsch-Polnische Verhältnis: 15 Jahre nach Nachbarschaftsvertrag, Das Parlement, Nr. 24 (6 juni 2006). 131 Anna Wolff-Powęska, Poland-Germany: Partnership from a Distance, The Polish Foreign Affairs Digest, Vol. 5, nr. 1 (14) 2005. 132 Marcin Zaborowski, Germany, Poland and Europe: Conflict, Co-operation and Europanisation, pp. 109. 126
31
maar bleef erg vaag over de toetredingsvoorwaarden
133
Hoewel het voor Skubiszewski niet snel
genoeg kon gaan (,,We zijn er klaar voor”) zou Polen nog enkele jaren moeten wachten.
134
Veel EU-leden twijfelden namelijk of Polen wel voldeed aan de voorwaarden voor het lidmaatschap en of het wel in staat was de vaak complexe EU-wetgeving te implementeren. Ook was er onzekerheid of de EU zelf wel in staat was de nieuwe lidstaat op te nemen. Het Gemeenschappelijk Landbouw Beleid (GLB) zat al aan zijn limiet. Wanneer het GLB ook de omvangrijke agrarische sector in Polen van subsidie moest voorzien zou dat het faillissement van de EU kunnen betekenen.
135
Binnen de EU
waren verder lang niet alle lidstaten blij met het vooruitzicht op komst van Polen. Vooral de Mediterrane landen en Ierland waren sceptisch. Ze waren bang dat Polen de royale Europese cohesiefondsen zou opslokken, waar zij voorheen zo van hadden geprofiteerd. Ook een aantal NAVO-lidstaten stond niet te juichen bij de gedachte aan uitbreiding. De krijgsmachten van de kandidaat-lidstaten in Centraal-Europa waren ouderwets en verwaarloosd, en de economische situatie in de regio beloofde weinig uitzicht op verbetering. Daarbij kwam ook dat veel NAVO-leden Rusland niet voor het hoofd wilden stoten. De voormalige supermacht leek zich begin jaren negentig te ontwikkelen tot een liberale democratie, en de NAVO-bondgenoten wilden Moskou daarom niet onnodig intimideren. De integratie van de voormalige satellietstaten in de NAVO zou door Rusland als 136
bedreigend worden ervaren.
Polen ergerde zich aan het ,,conservatisme” van de lidstaten. Warschau verweet hen zich te laten leiden door ,,angst om zich open te stellen” en een ,,aversie tegen de uitdaging om nieuwe leden te integreren”.
137
Vooral het feit dat Rusland met fluwelen handsschoen werd aangepakt, viel niet goed
bij de autoriteiten in Warschau. Steeds vaker en steeds luider riep Polen om de hulp van Duitsland. Als prominente lidstaat van de EU en de NAVO kon Bonn wellicht zijn gewicht in de strijd gooien. Oud-premier Mazowiecki riep de Duitsers op om de belangenbehartiger worden.
139
138
(Anwalt) van Polen te
Ook Defensieminister Sikorski vroeg Duitsland dringend om steun. Want, zo dreigde hij:
,,Duitsland heeft in Centraal- en Oost-Europa net zoveel te winnen als te verliezen.”
140
De hulpkreten
bleven niet onbeantwoord. De nieuwe Duitse minister van Buitenlandse Zaken, Klaus Kinkel, verzekerde dat Polen bij een uitbreiding van de EU en de NAVO een van de eerste kandidaten zou zijn.
141
Hij benadrukte dat Duitsland zich verplicht voelde zijn buurland te helpen door het zo snel
mogelijk de NAVO en EU in te loodsen. ,,Duitsland moet alles doen om aan te tonen dat wij een vriendschappelijke relatie juist ook met Polen kunnen ontwikkelen.”
142
De beloften van Bonn werden
waargemaakt. In de jaren negentig groeide Duitsland uit tot de belangrijkste steunpilaar voor de Poolse toetreding tot de NAVO en de EU.
133 F. Steves, Poland and the international system: external influences on democratic consolidation, Communist and Post-Communist Studies, Vol.34, Nr. 3 (september 2001), pp. 339-352. 134 Skubiszewski bei Rühe: Polen reif für den NATO-Beitritt, Süddeutsche Zeitung, 11 september 1993. 135 Sarah Meiklejohn Terry, Poland’s foreign policy since 1989: the challenges of independence, Communist and Post-Communist Studies, Vol. 33 (2000), pp. 32. 136 Idem, pp. 36-37. 137 Toespraak van de minister van buitenlandse zaken, Andrzej Olechowski voor de Sejm, Warschau, 12 mei 1994. Internet: http://www.zbiordokumentow.pl/1994/2/5.html 138 F. Steves, Poland and the international system: external influences on democratic consolidation, Communist and Post-Communist Studies, Vol.34, Nr. 3 (september 2001), pp. 339-352. 139 Appell des früheren polnischen Ministerpräsidenten: Deutsche müssen Anwalt Polens sein. Mazowiecki in Weimar, Süddeutsche Zeitung, 27 april 1995. 140 Zur Diskussion gestellt: Soll Bonn Warschau in die NATO lotsen?, Süddeutsche Zeitung, 19 november 1993. 141 Warschau wünscht engere West-Anbindung Kinkel: Bonn ist Anwalt der Polen. Aussenminister verspricht Unterstützung für EU- und NATOBeitritt, Süddeutsche Zeitung, 16 juni 1995. 142 Gespräch mit Kinkel. Deutsch-polnisches Verhältnis, Süddeutsche Zeitung, 26 april, 1995.
32
Vooral ten aanzien van de EU-uitbreiding nam Duitsland het voortouw. Dit werd voor het eerst duidelijk tijdens de Europese top in Kopenhagen in 1993. De Duitsers waren de stuwende kracht bij het vaststellen van de politieke, economische en juridische criteria voor het EU-lidmaatschap. Mede hierdoor werd de uitbreiding naar het Oosten ook officieel Europees beleid. Tijdens het Duitse voorzitterschap een jaar later, ging de EU een ,,gestructureerde relatie” met de kandidaat-lidstaten aan. Het doel was om hen nauwer te laten samenwerken met de EU-lidstaten. Er kwam een planning voor de toetreding waardoor de kandidaten alvast de nodige maatregelen konden treffen. Bovendien mochten ze meepraten over enkele interne EU-aangelegenheden zoals energievraagstukken, het milieu, en wetenschap en technologie.
143
Ook zorgde Duitsland ervoor dat de kandidaat-lidstaten
juridische en technisch assistentie kregen voor de implementatie van de vaak complexe Europese wet- en regelgeving.
144
In 1997 kreeg Polen, samen met negen andere landen, de uitnodiging voor de
onderhandelingen die een jaar later van start zouden gaan. Ten aanzien van de NAVO-uitbreiding was Duitsland ook een belangrijke steun. Met name Volker Rühe, de Duitse minister van defensie, had een voortrekkersrol. In 1993 was hij van de eerste Duitse politici die zich uitsprak vóór de toetreding van Polen tot de NAVO. Rühe vreesde voor instabiliteit in Centraal-Europa vanwege het oplaaiende etnische geweld in de Balkan. Integratie in de NAVO 145
beschouwde hij als de beste methode om deze dreiging onschadelijk te maken.
Aanvankelijk stond
Rühe alleen in zijn standpunt. Helmut Kohl was aanvankelijk niet zo enthousiast over de uitbreiding. Ook hij wilde Rusland niet provoceren. Maar de heftige reactie van Moskou op de Poolse ambities was voor Duitsland, en veel andere bondgenoten, dit keer wel reden om de aanmelding van Warschau onvoorwaardelijk te steunen.
146
Sindsdien ontplooiden zich verschillende Duits-Poolse samenwerkingsverbanden. In 1993 was al een akkoord bereikt over militaire samenwerking, waardoor Duitsland Polen kon helpen bij de 147
modernisering van diens krijgsmacht.
Deze samenwerking werd uitgebreid in 1997, toen Duitsland
en Frankrijk een ‘gemeenschappelijk initiatief’ ondertekenden met Polen. De drie landen werden het eens over een nauwe militaire samenwerking, onder meer via trilaterale oefeningen, uitwisseling van soldaten en experts, en de ontwikkeling van een militaire coördinatiegroep. Met deze serie maatregelen bevestigde Duitsland nogmaals dat Polen, als een van de belangrijkste staten van het voormalige Oostblok én met een lange grens met Duitsland, boven aan de kandidatenlijst van de NAVO moest staan.
148
In 1995 bracht bondskanselier Kohl zijn eerste bezoek aan Polen sinds 1989. Als eerste Duitse staatsman in de geschiedenis gaf hij een toespraak voor het Poolse parlement. De tijden waren veranderd, zoveel was duidelijk. ,,Zes jaar geleden heb ik uw land bezocht. (…) Vandaag ben ik als bondskanselier van een verenigd land weer op bezoek in uw land. Het bijzondere aan dit bezoek is, naar mijn mening, dat dit hier en daar al als een stukje normaliteit wordt opgevat.” In zijn uitgebreide speech schonk Kohl aandacht aan de Tweede Wereldoorlog en de Koude Oorlog. Ook stond hij stil bij
143
Report from the Council to the European Council on a strategy to prepare for the Accession of the Associated CCEE (Annex IV), Essen. 9-10 december 1994. Internet: http://www.zbiordokumentow.pl/1994/4/8.html Marcin Zaborowski, Germany, Poland and Europe: Conflict, Co-operation and Europanisation, pp. 105-10. 145 Idem. 146 Idem. 147 Deutsch-polnische Militärkooperation. Vereinbart, Süddeutsche Zeitung, 26 januari 1993. 148 Polen als der Dritte im Bunde, Süddeutsche Zeitung, 4 februari 1997. 144
33
de terugkeer van Polen in Europa. Over de EU: ,, Het democratische Polen hoort voor ons en voor mij vanzelfsprekend thuis in de Europese Unie.” Over de NAVO: ,,Duitsland begrijpt en steunt de wens van Polen.” Kohl benadrukte dat Polen zelf verantwoordelijk was om te voldoen aan de strenge toetredingscriteria. Maar, zo beloofde hij: ,,Wij, de regering van de Bondsrepubliek Duitsland – en ik spreek ook namens mijn landgenoten en mijzelf – wij zullen alles doen om u op deze weg te helpen.”
149
De bondskanselier ontving een staande ovatie van de Sejm, het Poolse parlement.
Dit hoofdstuk besteedde tot dusverre vooral aandacht aan de politieke steun van Duitsland aan Polen. Maar met de politieke samenwerking bloeiden ook de economische betrekkingen op. De bilaterale handel was in korte tijd enorm toegenomen. De nabijheid van de economische grootmacht Duitsland, de open grenzen en de handelsgeest van Poolse ondernemers hadden geresulteerd in een bloeiende bilaterale handel. Begin jaren negentig was Duitsland Rusland al ruim voorbij gestreefd als belangrijkste handelspartner van Polen. In dezelfde periode namen ook de Duitse investeringen serieuze vormen aan. Polen was een aantrekkelijke markt voor Duitse investeerders vanwege de lagere lonen, de relatief hoogopgeleide beroepsbevolking en de aanwezigheid van bijna 40 miljoen consumenten. Voor Polen was Duitsland echter van groter belang dan andersom. Ter illustratie: in 1994 ging ruim eenderde van de Poolse export naar Duitsland, terwijl meer dan een kwart van de invoer naar uit Duitsland kwam. Op de Duitse handelsbalans nam Polen slechts een marginale positie in.
150
De handel met Duitsland leverde een belangrijke bijdrage aan de economische groei in Polen.
De buitenlandse schulden waren in 1995 afbetaald, waarna de buitenlandse investeringen nog verder toenamen. In 1996 had Polen zelfs de best draaiende economie van het voormalige Oostblok. De florerende economie stelde het land in staat de ingrijpende hervormingen die nodig waren voor het EU-lidmaatschap door te zetten. Duitsland bleek ook hier van cruciaal belang voor Polen.
151
3.3 Verzoening of schijnvertoning? De Duits-Poolse betrekkingen bevonden zich op een hoogtepunt in de jaren negentig. De ovatie voor Kohl in het Poolse parlement was daar een van de vele voorbeelden van. De diplomatieke steun van Bonn en de opbloeiende bilaterale handel hadden de buurlanden nader tot elkaar gebracht. Na een eeuw vol oorlog en vijandigheden bleken ze zowaar in staat vriendschappelijke banden te kunnen onderhouden en gezamenlijke doelen na te kunnen streven. Door de Poolse NAVO-kandidaatstelling te steunen, en de Russische protesten te negeren, had Duitsland bovendien veel goodwill gekweekt in Polen.
152
Uitwisselingsprojecten en samenwerkingsverbanden schoten in deze jaren als paddestoelen
uit de grond, met de Europa-Universiteit in grensplaats Frankfurt a/d Oder als een van de meest in het oog springende voorbeelden. Duitse en Poolse studenten naast elkaar in de collegebanken: het was het ultieme symbool van de Duits-Poolse verzoening. Een ander opmerkelijk initiatief was een samenwerkingsverband tussen Duitse en Poolse veiligheidsdiensten ter bestrijding van de drugshandel.
153
149
Toespraak van bondskanselier Kohl voor het Poolse parlement in Warschau, 6 juli 1995. Internet: http://www.zbiordokumentow.pl/1995/3/1.html 150 Survey of Polish Foreign Trade and Finance, Financial Times, 29 september 1995. 151 Norman Davies, Heart of Europe: The Past in Poland’s Present, pp. 425. 152 Marcin Zaborowski, Germany, Poland and Europe: Conflict, Co-operation and Europanisation, pp. 108. 153 Polish and German Intelligence to Cooperate, Polish News Bulletin, 10 juni 1992.
34
Dergelijke samenwerkingsverbanden gingen altijd gepaard met fraaie toespraken over het grote succes van de belangengemeenschap en de groeiende verbroedering tussen de Duitsers en de Polen. De officiële verklaringen uit deze tijd stonden bol van verzoeningstaal. President Aleksander Kwasniewski, die in 1995 Lech Wałęsa opvolgde, liep over van optimisme en noemde de Duits-Poolse betrekkingen een belangrijke steunpilaar van het ‘Europese huis’. ,,De investeringen nemen toe, de vooroordelen nemen af. Maar het is belangrijk dat over de politieke en economische samenwerking heen het menselijke contact ook zal toenemen.”
154
En warempel, ook hier was sprake van. Sinds de
afschaffing van de visumplicht in 1991 waren de grensoverschrijdingen bijna vertienvoudigd tot 60 miljoen in 1994. Dit had onder meer geresulteerd in een opbloei van de handel in de grensstreek. Veel Oost-Duitsers staken bijvoorbeeld de grens over voor een goedkope knipbeurt bij een Poolse kapper of om goedkoop te winkelen.
155
En de oorlog? Die leek steeds verder naar de achtergrond gemanoeuvreerd. De drie eerder genoemde kernbegrippen van de Interessengemeinschaft (depolitisering, dehistorisering en europeanisering) bleken hun werk te doen. Dat betekende overigens niet dat er geen aandacht was voor het verleden. Integendeel. Het ontbrak zeker niet aan symbolische uitingen van verzoening. President Wałęsa nodigde in 1994 de nieuwe bondspresident Roman Herzog uit om de 50-jarige herdenking van de opstand van Warschau bij te wonen. Aan Herzog’s bezoek ging in Polen enige rumoer vooraf, maar zijn toespraak (,,Ik vraag om vergeving voor hetgeen dat jullie door Duitsers is aangedaan”) werd in Polen positief ontvangen en geldt sindsdien als een mijlpaal in de verzoening tussen Duitsers en Polen. Enige controverse ontstond een jaar later, toen Helmut Kohl, ter gelegenheid van het 50-jarige einde van de Tweede Wereldoorlog, alleen de vertegenwoordigers van de overwinnaars had uitgenodigd, maar Polen niet. Warschau voelde zich behandeld als een tweederangs partner. Ter compensatie nodigde Bonn snel daarna minister van Buitenlandse Zaken Władysław Bartoszewski uit om in de Bondsdag een toespraak te houden. Bartoszewski was daar, gezien zijn cv, de uitgelezen persoon voor. Hij had zeven maanden in Auschwitz gevangen gezeten, had meegevochten tijdens de opstand van Warschau en was actief geweest in het verzet tegen de communisten. Bartoszewski besteedde speciale aandacht aan het lot van de Duitse Vertriebenen. ,,Als volk dat zo erg door de oorlog is getroffen, hebben wij de tragedie van dwangverhuizingen en de daaraan verbonden gewelddadigheden en misdaden, erkend. We betreuren het individuele lot en het lijden 156
van de onschuldige Duitsers (…).
Overigens bood Bartoszewski geen excuses aan. Hij erkende
weliswaar het leed van de Vertriebenen, hij nam daar geen verantwoordelijkheid voor. Desalniettemin was het een van de eerste keren dat een Poolse gezagsdrager zich openlijk uitsprak over de minder fraaie rol van Polen na de oorlog. Zijn optreden werd in zijn vaderland dan ook gemengd ontvangen. Tweederde van de Poolse bevolking vond dat hij zijn mond had moeten houden over de Vertriebenen, zo bleek uit een enquête in 1995. Uit diezelfde rondvraag bleek overigens dat bijna de helft van de ondervraagden niets eens wist van de verdrijving van Duitsers. Onder het communistische regime was het altijd een taboeonderwerp geweest (,,Duitsers zijn geen slachtoffers”) en dat was begin jaren 154 Präsident Kwasniewski präzisiert seine Vorstellungen: Die NATO sollte Polen bereits 1999 aufnehmen, Süddeutsche Zeitung, 12 november 1996. 155 Kohl visit to help ties with Poland, Financial Times, 6 juli 1995. 156 Mitleid für die Deutschen, die tageszeitung, 29 april 1995.
35
negentig nog steeds zo. Pas na de toespraak van Bartoszewski kwam daar geleidelijk verandering in. Diverse Poolse historici deden onderzoek naar de gebeurtenissen vlak na de oorlog waardoor de verdrijvingen langzaamaan uit de taboesfeer werden gehaald.
157
In de geschiedschrijving en het
publieke debat hield men zich intensief bezig met het probleem en werd het voorheen zo omstreden begrip Vertriebenen geaccepteerd. Deze periode wordt tegenwoordig omschreven als de Poolse variant op de Historikerstreit.
158
Het was een signaal dat ook dit historische trauma een plaats kon
krijgen in het collectieve geheugen. Bovendien werd dit in Duitsland opgevat als een teken dat er ook in Polen bewustwording optrad over de minder fraai aspecten van de eigen geschiedenis. Een Duitse bondspresident die zich verontschuldigt voor de nazi-terreur. En een Poolse minister die het leed van Duitsers erkent. Het leek werkelijk of er sprake was van verzoening tussen Duitsland en Polen sinds het einde van de Koude Oorlog. Maar toch was er ook kritiek. In een inmiddels berucht essay veegde Klaus Bachmann al in 1994 de vloer aan met de verzoeningscultus die de politici aan weerszijden van de Oder-Neissegrens tentoonspreidden. ,,Het is verzoeningskitsch wanneer elke normale politieke handeling tussen twee buurlanden niet meer als normale handeling maar als teken van verzoening geldt. Dat geldt voor de scholierenuitwisseling waarbij zich mensen verzoenen die nooit vijanden waren van elkaar, maar ook voor de Duitse kredieten, investeringen, kransleggingen, ontmoetingscentra (…) en gerenoveerde paleizen. Zelfs een van Polen’s grootste stichtingen, met Duits geld gesteund, heet verzoening.”
159
Bachmann, op dat moment correspondent voor die tageszeitung in Polen, vond dat het maar eens afgelopen moest zijn met deze poppenkast. Reden: de meerderheid van de Poolse bevolking was helemaal niet zo vergevingsgezind als de Duitsers dachten. De Duitse publieke opinie liet zich zand in de ogen strooien door alleen aandacht te schenken aan gematigde en liberale Polen, zoals Tadeusz Mazowiecki en Krzystof Skubiszewski. Het probleem was dat de Duitslandgezinde beweging in Polen volgens Bachmann slechts tien procent van totale bevolking vertegenwoordigde. De rest hield er minder vrolijke denkbeelden op na. Dit gaat een keer fout, waarschuwde Bachmann. ,,De controversen die de politici en intellectuelen zo ijverig uit de weg gaan, breken zo nog heviger los. De holle frasen van verzoening verhullen dat de meningen over elkaar niet zullen veranderen. Vooroordelen en stigma’s, misverstanden en rivaliteiten zullen op deze manier groter worden, omdat er geen gelegenheid is om er over te praten. Dat is de vloek van de goede daad(…).”
160
Kortom, Duitsland moest maar eens ophouden de Polen als
slachtoffers te behandelen, vond Bachmann. Zijn analyse zwengelde nauwelijks een discussie aan. Het bleef opvallend stil. Polen maakte zich immers op voor toetreding tot de NAVO en de onderhandelingen voor EU-uitbreiding zouden van start gaan. Warschau kon daarbij de Duitse steun goed gebruiken. Omgekeerd werd er in Duitsland ook nauwelijks op gereageerd. Ruim vier jaar later bleek Bachmann’s waarschuwing toch gerechtvaardigd: er kwamen langzaamaan scheurtjes in de Duits-Poolse belangengemeenschap.
157
Markus Mildeberger, Funktioniert die ,,Interessengemeinschaft”? Bilanz eines Jahrzehnts deutsch-polnischer Beziehungen. Uit: Wolf-Dieter Eberwein & Basil Kerski, Eine Interessen- und Wertegemeinschaft? Die Entwicklung der deutsch-polnische Beziehungen 1949-1999. 158 Piotr Buras, De IV. Republik und Deutschland: Eine Anatomie des Misstrauens, Polen-Analysen Nr. 3 (19 december 2006). 159 Klaus Bachmann, Die Versöhnung muss von Polen aus gehen, die tageszeitung, 5 augustus 1994. 160 Idem.
36
Hoofdstuk 4 Nieuwe conflicten en historische oprispingen (1998-2005)
Erika Steinbach en Gerhard Schröder (,,het Duitse paard van Troje”) op de voorpagina van het Poolse weekblad Wprost (Nr. 38, 2003). De kop luidt: ,,De Duitsers zijn Polen een miljard dollar schuldig vanwege de Tweede Wereldoorlog.”
Inleiding Duitsland was in de jaren negentig dé belangenbehartiger van Polen in Europa. En niet zonder succes: Polen trad in 1999 toe tot de NAVO en begon een jaar daarvoor aan de onderhandelingen voor EU-toetreding. De Duits-Poolse belangengemeenschap had daarmee zijn belangrijkste doelstellingen bereikt. Dat betekende overigens niet dat Polen de Duitse steun niet meer nodig had. Desalniettemin kwamen er geleidelijk aan scheurtjes in de ogenschijnlijk zo solide Duits-Poolse belangengemeenschap van de jaren negentig. In beide landen vond een wisseling van de macht plaats. De nieuwe regering in Polen luidde een gedragsverandering in op het internationale toneel. Hetzelfde gold voor Duitsland, waar na 16 jaar het tijdperk-Kohl ten einde kwam. Kohl’s opvolger, SPD’er Gerhard Schröder, had andere ideeën over de rol van Duitsland in de wereld. In dezelfde periode verhardde ook het internationale klimaat. Het
37
e
optimisme van de jaren negentig in de 20 eeuw was afgelopen: vooral na de millenniumwisseling kwamen er steeds vaker sombere wereldbeschouwingen. De aanslagen van 11 september 2001 op het World Trade Center in New York symboliseerden deze omslag. Ook binnen de Europese Unie was er sprake van een stemmingswisseling. De Europese droom erodeerde langzaam: er groeiden twijfels over de opnamecapaciteit van de EU én er ontstond ergernis over de toenemende bemoeizucht van Brussel. Deze binnenlandse- en buitenlandse ontwikkelingen waren van grote invloed op de Duits-Poolse relatie. Dit hoofdstuk illustreert aan de hand van vier voorbeelden op welke manier dat tot uiting kwam. Voordat deze voorbeelden (die zijn verdeeld in “nieuwe conflicten” en “historische oprispingen”) aan bod komen, wordt eerst een beeld geschetst van de binnenlandspolitieke veranderingen en wat dat betekende voor het buitenlands beleid van de buurlanden.
4.1 Machtswisselingen in Berlijn en Warschau In Polen kwam in 1997 een nieuwe regering aan de macht, onder leiding van premier Jerzy Buzek. De coalitie werd dit keer gevormd door een combinatie van twee schijnbaar onverenigbare partijen. De grootste partij was het Kiesblok Solidariteit (AWS), een verband van bijna dertig christendemocratische, nationalistische en conservatieve partijen en groeperingen, dat onder leiding stond van de vakbond Solidariność. Coalitiepartner was de Liberale Vrijheidsunie (UW), een relatief kleine klassieke liberale partij, die de AWS aan een meerderheid had geholpen. De ideologische kloof tussen de coalitiepartners kwamen verschillende terreinen tot uiting, maar vooral in de buitenlandpolitieke standpunten. Terwijl de AWS opviel door zijn gaullistische en eurosceptische standpunten was de Europagezinde UW juist voorstander van een snelle en soepele toetreding tot de EU.
161
Deze, op het eerste oog, eigenaardige coalitie weerspiegelde de groeiende verdeeldheid in de Poolse maatschappij. Een verdeeldheid die Klaus Bachmann in 1994 (zie vorige hoofdstuk) al signaleerde en die in Duitsland over het hoofd was gezien. Aan de ene kant bestond in Polen een relatief kleine groep van stedelijke, kosmopolitische intellectuelen die Polen wilde moderniseren. Hun vaderland moest een liberale democratie worden, gebaseerd op West-Europese normen en waarden. Aan de andere kant stond een meer katholiek geïnspireerde en nationalistische groep die sceptisch was tegenover het EU-lidmaatschap, vooral vanwege het dreigende verlies van nationale soevereiniteit. Deze groep wilde wel de vruchten plukken van de EU, maar niet dat dit zou resulteren in slaafse volgzaamheid 162
aan West-Europa.
De brede consensus, die in de jaren negentig de stuwende kracht was geweest
achter de successen van de Poolse diplomatie, was gebroken. Vanaf 1997 werd dit zichtbaar in het debat over het buitenlandse beleid. De buitenlandse politiek werd steeds vaker inzet voor binnenlandspolitiek gewin. Met name nationalistische bewegingen gingen er mee aan de haal.
163
Intussen was er in Duitsland ook het nodige veranderd. Het tijdperk-Kohl was ten einde. Na een zestienjarige ambtstermijn werd de inmiddels legendarische kanselier opgevolgd door de voormalige advocaat en premier van de deelstaat Nedersaksen, Gerhard Schröder. Diens partij, de SPD, vormde
161
Marcin Zaborowski, Germany, Poland and Europe: Conflict, Co-operation and Europanisation, pp.158. Roland Freudenstein & Hennig Tewes, Stimmungstief zwischen Deutschland und Polen: Für eine Rückkehr zur Interessengemeinschaft, Internationale Politik, februari 2000, pp. 49-56. 163 Kai-Olaf Lang, Pragmatische Kooperation statt strategische Partnerschaft, SWP-Aktuell, Nr.48 (oktober 2004). 162
38
een coalitie met de Groenen. De leider van die partij, oud-68’er Joschka Fischer, werd minister van Buitenlandse Zaken. Het duo Schröder/Fischer nam een land over dat sociaal-economisch een moeilijke fase doorliep. De enorme kosten die gepaard gingen om de economie van Oost-Duitsland weer op te krikken, eisten hun tol. De enorme werkloosheid in de voormalige DDR bleek ook niet zo makkelijk op te lossen als gehoopt. Het buitenlands- en veiligheidsbeleid kregen een belangrijke plaats in het coalitieakkoord. Hoewel het aanvankelijk leek alsof Schröder de politiek van zijn voorganger zou voortzetten was dit volgens Hanns W. Maull allesbehalve het geval. Integendeel: de traditionele fundamenten van de Duitse buitenlandpolitiek waren ,,moerassig” geworden.
164
Geleidelijk aan begon Duitsland zijn behoedzame
koers los te laten om een meer assertieve en zelfbewuste rol aan te nemen. Duitsland zou zich niet langer verbergen achter de Machtvergessenheit, zo bleek ook tijdens een toespraak van Schröder voor Duitse diplomaten vlak na zijn aantreden. ,,Net zoals onze buren heeft Duitsland (...) nationale belangen. De kernvraag is hoe deze belangen worden gedefinieerd en hoe ze worden nagestreefd. (...) Onze belangen moeten niet worden ontkend maar juist geformuleerd.”
165
De nieuwe
bondskanselier stond in zijn regeringsverklaring nog speciaal stil bij de relatie met Polen. ,,De Duitsers zullen de bijdrage die de Polen (...) hebben geleverd aan de Duitse eenwording niet vergeten. (…) De bondsregering is zich bewust van haar historische verantwoordelijkheid tegenover de Polen. Dit zal onder meer tot uiting komen in een steeds nauwere partnerschap en een versterking van de samenwerking tussen Duitsland, Frankrijk en Polen.“
166
De nieuwe regering in Duitsland was in Polen overigens met gemengde gevoelens verwelkomd. Hoewel Helmut Kohl ook niet altijd even populair was geweest (bijvoorbeeld door zijn gedraai over een definitieve grenserkenning in 1989/1990), genoot hij toch respect en ook vertrouwen in Polen. Voor de SPD gold het tegendeel. Veel Polen waren niet vergeten dat de Duitse sociaal-democraten de Solidariność-beweging hadden ‘verraden’ door na de staat van beleg in 1981 met de communisten te blijven samenwerken. Dat de SPD in de jaren negentig geen grote voorstander van NAVO- en EUuitbreiding was geweest, droeg ook niet bij aan de beeldvorming in Polen. Ten slotte werden de 167
Groenen met argusogen bekeken vanwege hun vermeend anti-Amerikanisme.
De binnenlandspolitieke veranderingen in Polen en Duitsland markeerden een kentering in hun internationale optreden. Een fundamenteel verschil opvattingen over bilaterale betrekkingen werd hiermee blootgelegd, volgens Klaus Ziemer. ,,Duitsers neigen conclusies te trekken op basis van de geopolitieke situatie. Bovendien kunnen ze buigen op decennialange ervaring in het proces van Europese integratie. De Polen op hun beurt bilaterale betrekkingen zien in vooral vanuit historisch perspectief.”
168
Dit zou resulteren in diverse wrijvingen op verschillende terreinen: in de Europese
Unie, de Irak-oorlog, een Duits-Russische pijpleiding en ten slotte het gemeenschappelijk verleden. Omdat deze conflicten vaak gelijktijdig optraden, versterkten ze elkaar wellicht ook.
164
Hanns W. Maull, Editorial: Deutschland auf Abwegen?. In: Maull, Harnisch & Grund, Deutschland auf Abwegen? Rot-grüne Auβenpolitik 19982003, pp. 1-17. 165 Krzystof Misczak, Germany, Poland and European Security Policy: Origings of European Security and Defence Policy, The Polish Quarterly of International Affairs, Nr.1 (2005), pp. 81-108. 166 Regeringsverklaring van Bondskanselier Gerhard Schröder voor de Duitse Bondsdag in Bonn op 10 november 1998, Internationale Politik, december 1998. 167 Marcin Zaborowski, Germany, Poland and Europe: Conflict, Co-operation and Europanisation, pp.158. 168 Klaus Ziemer, Poland and Germany: What Past, What Future?, The Polish Quarterly of International Affairs, 20005(1), pp.61.
39
4.2: Nieuwe conflicten 4.2.1 EU-uitbreiding: getemperd enthousiasme In maart 1998 waren officieel de onderhandelingen van start gegaan voor het Poolse EUlidmaatschap. Polen had in de jaren negentig, ter ondersteuning van de benodigde hervormingen, bijna drie miljard dollar aan EU-subsidies ontvangen, via het zogeheten Phare-programma. De ingrijpende hervormingen zouden echter hun tol eisen. Hoewel de Poolse economie flink was gegroeid in de jaren negentig (Polen haalde tussen 1997 en 1999 zelfs de hoogste groeicijfers in het voormalige Oostblok) kon nog steeds niet iedereen daarvan profiteren. Er was een nieuwe situatie ontstaan: de Europese Unie was niet langer een zaak voor Poolse diplomaten alleen, maar voor de hele maatschappij. EU-lidmaatschap was niet langer een strategisch vergezicht, waar de hele bevolking achter kon staan, maar een concrete, en dus vaak technische, aangelegenheid.
169
Voordat de onderhandelingen goed en wel begonnen waren, werd al duidelijk dat het een proces van de lange adem zou worden. Hoewel de meerderheid van de bevolking nog steeds voorstander was van EU-toetreding was het enthousiasme minder geworden. Werknemers van staatsbedrijven, boeren, het midden- en kleinbedrijf: alle facetten van de Poolse samenleving moesten zich –graag of niet– voorbereiden op veranderingen. En die waren vaak pijnlijk. De vaak inefficiënte staatsbedrijven, waar nog steeds honderdduizenden Polen werkzaam waren, moesten worden geprivatiseerd, met bezuinigingen en gedwongen ontslagen als gevolg. Poolse ondernemers zouden moeite krijgen het hoofd boven water te houden in de concurrentie met West-Europese bedrijven. En dan was er ook de agrarische sector. De Poolse boeren waren bang voor valse concurrentie van hun West-Europese collega’s en lieten daarover regelmatig hun ongenoegen blijken. Warschau kon niet om deze onvrede heen: ruim kwart van de beroepsbevolking was immers nog steeds werkzaam in de agrarische 170
sector.
Door deze groeiende onvrede was Europese integratie niet langer de verbindende factor in de Poolse politiek. Het gevolg was dat ook de regering zich steeds kritischer en veeleisender ging opstellen in Brussel. Zo had Warschau grote bezwaren over de wet die EU-onderdanen in staat stelde om land in een andere lidstaat aan te schaffen. In Polen bestond angst dat Duitse Vertriebenen in de toekomst massaal hun voormalige land weer zouden opkopen. Warschau wist een overgangsperiode van 12 jaar af te dwingen.
171
Een ander heikel punt was de liberalisering van de agrarische handel. Ter
bescherming van de eigen boeren, zoals gezegd een belangrijk electoraal blok, verhoogde Polen de importtarieven op agrarische producten uit EU-lidstaten. Door deze nieuwe obstakels liep de implementatie van EU-wetgeving in Polen sterke vertraging op. Brussel dreigde daarom Polen zelfs in de wachtkamer te zetten, door het uit te sluiten van de eerste ronde van uitbreiding.
172
Intussen leek Duitsland nauwelijks aan enthousiasme voor EU-uitbreiding te hebben ingeboet. Het Europabeleid van de nieuwe regering borduurde voort op dat van Kohl. Europese integratie, zowel in
169
Marcin Zaborowski, Germany, Poland and Europe: Conflict, Co-operation and Europanisation, pp. 159. Poland’s pig-headed farmers, The Economist, 20 februari 1999. A most emotional issue, The Economist, 23 maart 2002. 172 Steve Wood, Apprehensive Partners: Germany, Poland and EU Enlargement, German Politics, Vol. 11 (april 2002), pp. 97-124. 170 171
40
brede als in diepe zin, zou het Leitmotiv blijven.
173
De bevolking begon echter te morren. Veel
Duitsers, met name in de voormalige DDR, vroegen zich steeds vaker af of de EU-uitbreiding überhaupt wel door moest gaan. Ze waren bang dat Duitsland voor het grootste deel van de kosten zou moeten opdraaien.
174
‘Europa’ werd geleidelijk ook in Duitsland een politiek vraagstuk. Aan de
rechterzijde domineerde vooral de vrees voor een toename in criminaliteit. Oost-Europese immigranten in Duitsland hadden al een slecht imago op dat gebied: de Polen stonden bijvoorbeeld bekend als autodieven. Linkse politici speelden vooral in op de angst voor banenverlies en loonsverlaging.
175
Vooral dit laatste zou het debat gaan bepalen. Veel Duitsers waren inderdaad bang
voor banenverlies als gevolg van de introductie van de EU-dienstenrichtlijn voor vrijheid van verkeer van werknemers. Deze richtlijn, een initiatief van toenmalige Eurocommissaris Frits Bolkestein, zou resulteren in een invasie van Poolse gelukszoekers op de Duitse arbeidsmarkt, zo was de vrees. De regerende SPD, met de vakbeweging als belangrijke achterban, kon deze onrust niet negeren. Als reactie pleitte Schröder daarom voor een overgangsperiode: na de uitbreiding moest de Duitse arbeidsmarkt nog enkele jaren gesloten blijven voor werknemers uit de nieuwe lidstaten.
176
In Polen kwam dit besluit hard aan. Het droeg bij aan de toch al sluimerende angst als een tweederangs EU-lid te worden behandeld en versterkte de nationalistische neigingen in Warschau. De politieke elite vond dat de nationale soevereiniteit koste wat kost moest worden beschermd. Ruimte voor compromissen was er niet. Deze alles-of-niets mentaliteit verhield zich echter moeilijk met de traditionele compromispolitiek zoals die in de afgelopen decennia was gegroeid in Brussel.
177
Dit werd voor het eerst duidelijk in de onderhandelingen over de nieuwe stemverhoudingen in de Europese Raad na de uitbreiding. De bedoeling was dat deze verhoudingen de politieke realiteit beter zouden weerspiegelen, dan zoals het in 2000 in Nice was afgesproken. In de Franse badplaats waren de lidstaten tot een lelijk compromis gekomen bij de onderhandelingen over de toekomstige stemverhoudingen van de uitgebreide EU. Frankrijk, dat bang was door de uitbreiding politieke invloed te verliezen, wilde dat de nieuwe lidstaten minder stemmen zouden krijgen. Schröder zag niets in dit voorstel en nam het voor de toekomstige lidstaten op. Duitsland, de grootste van alle lidstaten, offerde zich op. Het resultaat was als volgt: Duitsland, Frankrijk, Groot-Brittannië en Italië zouden allen 29 178
stemmen krijgen. Polen en Spanje kregen 27 stemmen.
Deze stemverhoudingen hadden met de politieke werkelijkheid natuurlijk niets van doen. Het was oneerlijk dat Duitsland, met ruim twee keer zoveel inwoners als Polen en Spanje, slechts twee stemmen meer had in de Europese Raad. De Europese Grondwet, of het grondwettelijk verdrag, moest deze kromme situatie weer rechttrekken. Het voorstel was dat nieuwe wetten voortaan via een dubbele meerderheid konden worden vastgesteld: een meerderheid van de lidstaten die tevens een meerderheid van de EU-bevolking (60 procent) vertegenwoordigden. Tijdens de onderhandelingen hierover bleek al snel dat dit een lastige klus zou worden. Polen, dat dus eigenlijk dankzij de Duitse compromisbereidheid zoveel stemmen had verworven, werd een van de notoire dwarsliggers. 173
Christian Hacke, Die Außenpolitik der Regierung Schröder/Fischer, Zwischenbilanz und Perspektiven, Aus Politik und Zeitgeschichte, Nr. B 48 (2 december 2002). 174 Terry Martin, Eastern Enlargement: The View from Berlin, Europe, okotber 2001, Vol. 410 (1 oktober 2001), pp. 20-21. 175 Steve Wood, Apprehensive Partners: Germany, Poland and EU Enlargement, German Politics, Vol. 11, Nr. 1 (april 2002), pp. 97-124. 176 Idem. 177 Dieter Bingen, Die deutsch-polnischen Beziehungen nach 1945. In: Deutschland und Polen, Aus Politik und Zeitgeschichte, 5-6 (31 januari 2005), pp. 9-17. 178 Slotverklaring Verdrag van Nice. Internet: http://europa.eu.int/eur-lex/lex/en/treaties/dat/12001C/htm/C_2001080EN.007001.html
41
Warschau vertikte het om de zojuist verworven politieke invloed af te staan en stelde zich onverbiddelijk op. Een toespraak van minister van Buitenlandse Zaken, Włodzimierz Cimoszewicz, maakte het Poolse standpunt nog eens duidelijk. ,,We zijn dankbaar voor alles dat de Duitsers, de Bondsrepubliek en talloze Duitse leiders hebben gedaan om Polen te steunen in zijn ambitie om lid te worden van de EU.”
179
Maar zo zou hij een maand later uitleggen in een onnavolgbare redenering.
,,Naar onze mening is er geen reden om het compromis van Nice te veranderen. De Nice-akkoorden waren bereikt met het oog op de EU-uitbreiding. Ik herinner me dat bondskanselier Schröder, toen hij de resultaten van de Europese Raad in Nice aan de Bondsdag voorlegde, zei dat het belangrijkste doel was om de EU voor te bereiden op de nieuwe lidstaten. Dit doel is bereikt. In onze mening is er sindsdien niets gebeurd waardoor wij deze besluiten moeten gaan veranderen.”
180
Met andere
woorden: Warschau zou in geen geval instemmen met het verlies van politieke invloed in de EU. Het zou daarbij niet aarzelen een veto te gebruiken. ,,Het is ‘Nice’ of de dood” werd in deze dagen een populaire slogan in het Poolse parlement en onder de bevolking.
181
Zoveel was duidelijk: Polen was
niet langer de brave kandidaat-lidstaat, als het dat al ooit geweest was. In plaats daarvan werd Warschau assertief en niet bang om voor zijn vermeende nationale belangen op te komen en met veto’s te dreigen. En dit terwijl Polen nog niet eens was toegetreden. In Duitsland werd met verbazing gereageerd op de Poolse onvermurwbaarheid. Het was een merkwaardige situatie. Duitsland had Polen geholpen de EU in te loodsen. Bovendien had Berlijn, ten koste van zijn eigen macht, ervoor gezorgd dat Polen zoveel stemmen had gekregen in de Europese Raad. En nu deze oneerlijke situatie weer moest worden rechtgetrokken, lag datzelfde Polen opeens 182
dwars.
Tot een politiek conflict kwam het echter niet. Duitsland leek de goede relatie met Polen niet
op het spel te willen zetten, zo bleek onder meer uit een interview van de Poolse krant Rzeczpospolita met minister van Buitenlandse Zaken Fischer. In cryptische bewoordingen zei Fischer dat hij zich, samen met kanselier Schröder, in een ,,zeldzame situatie” bevond. ,,Wij waren het die in Nice de Poolse belangen hadden vertegenwoordigd. Nu hebben we een situatie waarbij de in Nice overeengekomen stemverhoudingen een groot probleem vormen.” Op de vraag of hij teleurgesteld was in de opstelling van Polen, gaf Fischer een weinig overtuigend antwoord. ,,Nee, ik observeer het debat in Polen en voel geen teleurstelling.”
183
Tijdens de Europese top in december 2003 kwam het echter tot een botsing. Polen blokkeerde, samen met Spanje, de voorstellen voor de Europese Grondwet. Hoewel ze het publiekelijk nooit zouden toegeven waren de Duitsers zeer gepikeerd, schreef The Economist. ,,Nu de Poolse toetreding is veiliggesteld, vinden de Duitsers dat ze hun schulden hebben afbetaald. Ze vinden dat de Polen onredelijk en arrogant zijn geweest door de nieuwe grondwet te blokkeren, terwijl ze nog niet eens officieel lid zijn.” Een anonieme Duitse diplomaat verwoordde het zo: ,,Hoe kunnen de Polen zich
179
e
Toespraak van minister van Buitenlandse Zaken, Włodzimierz Cimoszewicz, op het 11 Duits-Poolse forum, Berlijn, 23 mei 2003. Bron: Pools ministerie van Buitenlandse Zaken. Internet: www.mfa.gov.pl/publications/2003/index.htm. 180 Toespraak van minister van Buitenlandse Zaken, Włodzimierz Cimoszewicz tijdens een conferentie over het Constitutioneel Verdrag. Warschau, 26 juni 2003. Bron: Pools ministerie van Buitenlandse Zaken. Internet: www.mfa.gov.pl/publications/2003/index.htm. 181 Klaus Ziemer, Poland and Germany: What Past, What Future?, The Polish Quarterly of International Affairs, 20005(1), pp.50-68. 182 Idem. 183 Interview met minister van Buitenlandse Zaken Joschka Fischer in de Poolse krant Rzeczpospolita, 3 december 2003. Bron: het Duitse ministerie van Buitenlandse Zaken. Internet: http://www.deutsche-aussenpolitik.de/daparchive/keywordsearch/anzeige.php?zaehler=2504
42
zo opstellen, na alles wat we voor ze hebben gedaan?”
184
Op 1 mei 2004 trad Polen toe tot de EU.
Erg enthousiast was men in Duitsland niet meer.
4.2.2 De Irak-crisis: “oude” en “nieuwe” Europeanen Het buitenlands beleid van de regering-Schröder verschilde, zoals eerder gezegd, weinig van de koers van hun voorgangers. Ten minste, daar leek het op in de eerste jaren. Wat wel opviel was dat Duitsland steeds vaker een prominente rol ging opeisen in de wereld. In 1999 maakte Duitsland bijvoorbeeld deel uit van de NAVO-missie in Kosovo. Een primeur. Het was de eerste keer sinds de Tweede Wereldoorlog dat Duitse soldaten betrokken waren bij een gewapend conflict en gevechtshandelingen uitvoerden. De Kosovo-missie toonde aan dat de Bondsrepubliek zijn internationale verantwoordelijkheid wilde en durfde nemen. Dit bleek al eerder bij de Duitse deelname aan de vredesmissie in Oost-Timor en de bijdrage die Duitsland leverde aan de bestrijding van de hongernood in Sudan. Ook na de aanslagen van 11 september bleek Duitsland een betrouwbare partner. De Bondsrepubliek stuurde bijvoorbeeld bijna vierduizend soldaten naar Afghanistan om de Taliban helpen te bestrijden.
185
Toch was er een kentering zichtbaar. De traditionele politiek van de naoorlogse periode verdween langzaamaan naar de achtergrond. Schröder had al laten weten dat, als het aan hem lag, Duitsland een meer zelfbewuste koers zou gaan varen.
186
Deze ‘belofte’ maakte hij onbedoeld waar in 2002,
toen hij een Duitse deelname aan een eventuele Irak-oorlog resoluut afwees. Schröder was het niet eens met de motivering van de invasie en vond dat er te weinig was nagedacht over de mogelijke consequenties voor de stabiliteit in het Midden-Oosten. De houdbaarheidsdatum van het DuitsAmerikaanse bondgenootschap, leek plotseling verstreken. Schröder oogstte veel internationale kritiek met zijn standpunt, dat zou zijn ingegeven door electorale overwegingen. Hanns W. Maull onderschrijft dit. ,,Deze bezwaren gebruikten Schröder en Fischer om hun bijna onoverkomelijke achterstand in de verkiezingsstrijd goed te maken. (…) Daarbij namen de kanselier en zijn minister van Buitenlandse Zaken de irritatie van Washington en de toorn van de Amerikaanse president op de koop toe.”
187
De
Irak-crisis mondde uit in een transatlantische crisis. Washington ergerde zich aan de vermeend lafhartige houding van Frankrijk en Duitsland. Ook binnen Europa ontstond er verdeeldheid. Volgens de Amerikaans minister van Defensie, Donald Rumsfeld, behoorden Parijs en Berlijn tot het ,,oude” Europa. De Europese landen die wel deelnamen aan Operation Iraqi Freedom behoorden tot het ,,nieuwe” Europa.
188
Een van die nieuwe Europeanen was Polen. Voor Washington gold Polen als een van de meest trouwe bondgenoten in Centraal- en Oost-Europa. De liefde was overigens wederzijds. Terwijl de meerderheid van de West-Europese bevolking een grondige hekel aan de Amerikaanse president Bush ontwikkelde, wees driekwart van de Poolse bevolking hem juist aan als de meest geliefde
184
Of wars and weighted votes, The Economist, 3 januari 2004. Hanns W. Maull, Editorial: Deutschland auf Abwegen?. In: Maull, Harnisch & Grund, Deutschland auf Abwegen? Rot-grüne Auβenpolitik 19982003., pp.1-17. 186 Gregor Schöllgen, Die Auβenpolitik der Bundesrepublik Deutschland: Von den Anfangen bis zur Gegenwart, pp. 167. 187 Hanns W. Maull, Editorial: Deutschland auf Abwegen?. In: Maull, Harnisch & Grund, Deutschland auf Abwegen? Rot-grüne Auβenpolitik 19982003, pp. 1-17. 188 Outrage at ‘old Europe’ remarks, BBC News, 23 januari 2003. Internet: http://news.bbc.co.uk/2/hi/europe/2687403.stm 185
43
buitenlandse politicus.
189
Erg verassend was dit niet. Polen was al vanaf begin jaren negentig een
overtuigd atlanticus. De Verenigde Staten werden gezien als de belangrijkste garantie voor de veiligheid van Polen in Europa, schrijven Zaborowski en Longhurst. De Amerikaanse aanwezigheid bood Warschau bescherming tegen zijn machtige buren, en niet alleen Rusland. In hoofdstuk 3 werd dit al aangemerkt als het belangrijkste motief voor het NAVO-lidmaatschap.
190
Afgezien daarvan
voelde Polen altijd al een sterke verwantschap met de VS. Niet alleen vanwege de ruim 6,5 miljoen burgers van Poolse herkomst in de VS, ook de Amerikaanse steun aan Solidariność in de jaren tachtig was men in Polen niet vergeten.
191
Daar mocht dus wat tegenover staan. Washington kon in de jaren in veel situaties rekenen op de steun van Warschau. Een goed voorbeeld hiervan was de bereidheid van Polen om troepen te leveren voor de missies in Kosovo en Afghanistan, waar ook Duitsland bij betrokken was. Een echte blijk van loyaliteit gaf Polen via zijn onvoorwaardelijke steun aan de invasie van Irak. Polen sloot zich aan bij de Coalition of the Willing en stuurde 200 troepen uit een elite-eenheid naar Irak. Op het hoogtepunt had Polen zelfs 2.500 soldaten uitgezonden. De motivering van de Poolse minister van Buitenlandse Zaken, Włodzimierz Cimoszewicz, voor de oorlogsdeelname was illustratief voor de nieuwe Poolse assertiviteit. ,,Het Poolse buitenlands beleid ondersteunt alleen de Poolse raison d’état (…), maar dat betekent niet dat we het belang van een nauwe en geloofwaardige samenwerking met de Verenigde Staten ontkennen. (…) We moeten naar de toekomst kijken en we moeten begrijpen waar de veiligheid van Polen in essentie van afhangt. Die is afhankelijk van de NAVO.”
192
Enkele maanden
later gaf Cimoszewicz nóg een reden voor de Poolse aanwezigheid in Irak. Toegang tot de olievelden was één van Polen’s ,,ultieme doelstellingen”, zo verklaarde hij.
193
Overigens bestond er onder de
Poolse bevolking, net zoals in Duitsland, veel weerstand tegen de oorlog. Men was zich echter ook bewust van het belang van het handhaven een goede relatie met de Verenigde Staten.
194
De verschillende standpunten van Duitsland en Polen resulteerden in wederzijdse irritaties. Dit bereikte nog voor de oorlog een hoogtepunt toen Polen, samen met zeven andere landen in een “letter of eight”, zijn steun uitsprak voor een invasie van Irak. In deze brief uitten de acht landen (waaronder ook Groot-Brittannië, Spanje en Italië) stevige kritiek op de posities van Duitsland en 195
Frankrijk.
De brief schoot Berlijn in het verkeerde keelgat. Dat Warschau zonder kennisgeving
vooraf afstand nam van Duitsland, werd als een regelrechte belediging opgevat. Des te meer omdat Duitsland en Polen een dag voor publicatie van de brief nog op het hoogste niveau contact hadden gehad over EU-aangelegenheden. Had Warschau ten minste niet even kunnen waarschuwen? Adam Krzeminski, een Poolse Duitslanddeskundige schaamde zich over zoveel diplomatiek geblunder van de Polen. ,,Daar belt de Poolse minister-president zijn Duitse collega en ,,goede vriend“ over de melkquota, maar verzwijgt hij dat zojuist een brief heeft ondertekend tegen diens standpunt.”
189
196
Marcin Zaborowski & Kerry Longhurst, America’s protégé in the east? The emergence of Poland as a regional leader, International Affairs, Vol. 79, Nr. 5(1 oktober 2003), pp. 1009-1028. 190 Idem. 191 Peter Bender, Normalisierung war schon viel. In: Deutschland und Polen, Aus Politik und Zeitgeschichte, Nr. 5-6 (31 januari 2005), p. 3-9. 192 Toespraak van minister van Buitenlandse Zaken, Włodzimierz Cimoszewicz, voor de Sejm, Warschau 26 maart 2003. Bron: Poolse Ministerie van Buitenlandse Zaken. Internet: www.mfa.gov.pl/publications/2003/index.htm . 193 Poland seeks Iraqi oil stake, BBC News, 3 juli 2003. Internet: http://news.bbc.co.uk/2/hi/europe/3043330.stm 194 Wachsendes Misstrauen; Berlins NATO-Kurs ängstigt Polen, Süddeutsche Zeitung, 14 februari 2003. 195 Europe and America Must Stand United, The Times, 30 januari 2003. 196 Adam Krzeminski, Polen, dieses hässliche Entlein, taz, die tageszeitung, 10 mei 2003.
44
De reactie van Duitsland bleef niet uit. Een maand later bracht het samen met Frankrijk en Rusland een gezamenlijke verklaring uit tegen het beleid van Washington. Gerhard Schröder merkte sarcastisch op dat het Duitse buitenlands beleid ten minste in Berlijn werd gemaakt en niet in Washington. De Duitse media legden de Poolse deelname aan de Irak-invasie uit als verraad. Had Duitsland in de jaren negentig Polen niet geholpen bij zijn ‘terugkeer naar Europa’? Was Duitsland niet de belangenbehartiger geweest van Polen? Warschau werd neergezet als de ‘ezel van Troje’ die slaafs achter Washington aan liep.
197
Dergelijke geluiden vielen in Warschau weer niet in goede aarde. Minister Cimoszewicz sprak zijn afkeuring uit over de vermeende lastercampagne in de Duitse pers, die gepaard ging met ,,overdreven emoties, gebrek aan begrip en soms een gebrek aan respect voor een buurland.”
198
4.2.3 De Baltische pijplijn: een Duits-Russisch onderonsje Zoals bekend wilde Warschau zich begin jaren negentig ontworstelen aan de Russische invloedssfeer. Verankering in de West-Europese instituten was daarom hoofdprioriteit. Moskou was niet blij met het geflirt van Polen met West-Europa wat resulteerde in een snelle afkoeling van de Russisch-Poolse relatie. Sindsdien waren de betrekkingen er niet beter op geworden. Vanaf eind jaren negentig werd duidelijk dat Rusland en Polen conflicterende strategische belangen hadden in de regio rond de Baltische Staten, Belarus (Wit-Rusland) en Oekraïne. Polen op zijn beurt wilde de stabiliteit in deze regio vergroten om zijn eigen veiligheid te garanderen. Warschau pleitte daarom vurig voor opname van de oud-sovjetstaten in de NAVO (en de EU), zodat die een bufferzone tegen Rusland zouden 199
vormen.
De wensen van Warschau werden deels gerealiseerd In 2004 werden de Baltische staten
niet alleen lid van de EU maar ook van de NAVO. Dit tot grote woede van Rusland. Moskou beschouwde deze regio nog steeds als zijn invloedsfeer en zag de recente ontwikkelingen als een directe bedreiging daarvan. Russische diplomaten ergerden zich aan de nieuwe rol van regionale macht die Polen zichzelf had toebedeeld. Warschau werd zelfs “quasi-imperiaal gedrag” verweten.
200
In de daarop volgende jaren zouden Rusland en Polen regelmatig botsen over uiteenlopende kwesties. Tegen de zin van Moskou steunde Polen de politieke omwenteling in Oekraïne eind 2004 en nam het vluchtelingen op uit de Russische deelprovincie Tsjetsjenië op. De toch al gespannen relatie verslechterde door verschillende ‘toevallige’ incidenten die door de media breed werden uitgemeten. Zo werden Poolse diplomaten in Moskou op straat mishandeld door ,,onbekenden” (Moskou) of ,,geheim agenten” (Warschau). De burgemeester van Warschau riep in 2005 de toorn van Rusland over zich af, nadat hij een rotonde vernoemde naar een Tsjetsjeense vrijheidsstrijder/terrorist.
201
Het Oost-Europabeleid was voor Polen een van de pijlers in het buitenlands beleid. Een pijler die aan belang won toen Polen lid werd van de EU. De Poolse oostgrens werd daardoor ook de oostgrens van de EU. Als grensstaat zou Warschau het meeste merken van ontwikkelingen in de regio. Daarom gingen in Polen stemmen op om samen met Duitsland een nieuwe Oostpolitiek voor de Europese Unie te ontwikkelen. Sławomir Dębski vond dat de buurlanden een tandem moesten vormen. 197
Is Poland America’s donkey or could it be NATO’s horse?, The Economist, 10 mei 2003. e Toespraak van minister van Buitenlandse Zaken, Włodzimierz Cimoszewicz, op het 11 Duits-Poolse forum, Berlijn, 23 mei 2003. Bron: Pools ministerie van Buitenlandse Zaken. Internet: www.mfa.gov.pl/publications/2003/index.htm 199 Sarah Meiklejohn Terry, Poland’s foreign policy since 1989: the challenges of independence, Communist and Post-Communist Studies, Nr. 33 (2000), pp. 42-44. 200 Idem. 201 Warsaw’s Dudayev moves irks Moscow, BBC News, 21 maart 2005. Internet: http://news.bbc.co.uk/1/hi/world/europe/4370493.stm 198
45
Duitsland kon gebruik maken van de reeds bestaande expertise in Polen over de situatie in OostEuropa.
202
Maar hierover bestonden twijfels. Dębski citeerde een Duitse diplomaat die zei dat juist de
Poolse kennis van de Oost-Europese culturen, talen en politieke omstandigheden roet in het eten zou gooien. De goede relatie met Rusland was immers deels gebaseerd op onwetendheid (en naïviteit) in West-Europa over de ontwikkelingen in dat land.
203
In tegenstelling tot de Pools-Russische betrekkingen was de relatie Berlijn-Moskou na de val van de Muur juist enorm verbeterd. Duitsland was uitgegroeid tot de belangrijkste bondgenoot voor Moskou in de Europese Unie. Omgekeerd was Rusland een belangrijke leverancier van energiebronnen. Minister Fischer, op bezoek in Polen, gaf een toelichting op deze relatie. ,,In Rusland zien wij een partner van Europa, of liever een Europese partner voor vrede en stabiliteit. We hopen dat Rusland zich transformeert in een goed functionerende democratie en in een rechtsstaat die de vrijheid van zijn burgers beschermt en een competitieve markteconomie ondersteunt.”
204
Duitsland en Rusland
vormden, naar eigen zeggen, een strategisch partnerschap. Dergelijke retoriek deed het goed in de media, maar deed geen recht aan de werkelijkheid. Voor militaire kwesties en veiligheidsvraagstukken waren beide landen vooral gericht op de Verenigde Staten. Het was dan ook vooral op economisch terrein dat er sprake was van een partnerschap.
205
Dit was vooral zichtbaar in de handel in energie waarin Duitsland en Rusland sinds begin jaren negentig nauwe betrekkingen ontwikkelden. Ter illustratie: in 2005 dekte Russisch gas bijna de helft van de totale Duitse gasconsumptie. Daarmee was Duitsland de belangrijkste afnemer voor Rusland binnen de EU.
206
De bevoorrading naar Duitsland liep echter over land, via Belarus, Oekraïne en
Polen, waar Rusland forse transitkosten over moest betalen. Om het transport effectiever en goedkoper te maken, besloten Berlijn en Moskou tot een samenwerkingsverband: een 1200 km lange gaspijpleiding in de Baltische zee moest beide landen direct met elkaar verbinden. De voordelen voor Duitsland waren tweeledig: de pijpleiding zou voorzien in de eigen behoefte en ze zou bovendien van Duitsland een distributeur van Russisch gas in Europa maken. De pijpleiding was natuurlijk voor Rusland ook erg aantrekkelijk. Als economisch instrument, om de belangrijkste klant in Europa effectiever van dienst te zijn. Maar ook als politiek instrument: de pijpleiding zou immers het economische gewicht van de bestaande transitlanden (Belarus, Polen en Oekraïne) verkleinen en 207
daarmee hun machtspositie ten aanzien van Moskou doen krimpen.
Het project markeerde een omslag in de Duits-Russische betrekkingen. De energiedialoog was veranderd in een energiealliantie.
208
In september 2005 werd, onder toeziend oog van bondskanselier
Schröder en president Poetin, een definitief akkoord bereikt over de samenwerking. Het project zou worden uitgevoerd door het nieuwe bedrijf Nord Stream, dat eigendom was van het Russische Gazprom (met 51% van de aandelen), en de Duitse bedrijven E.ON Ruhrgas (24,5%), en BASF
202
Sławomir Dębski, The Polish-German Tandem in the EU’s policy towards Eastern European Countries, The Polish Foreign Affairs Digest, Vol. 5, Nr. 1/14 (2005), pp. 7-15. 203 Idem. 204 Toespraak van Joschka Fischer ter gelegenheid van de ontvangst van de prijs ‘Persoonlijkheid van het jaar’ van de Poolse krant Gazeta Wyborcza. Warschau 10 mei 2002. Bron: Duitse ministerie van Buitenlandse Zaken. Internet: http://www.deutscheaussenpolitik.de/daparchive/keywordsearch/anzeige.php?zaehler=1552. 205 Hannes Adomeit, Katrin Bastian & Roland Götz, Deutsche Rußlandpolitik unter Druck, SWP-Aktuell, Nr. 56 (december 2004). 206 Agata Łoskot-Strachota, The Russian Gas to Europe, Centre for Eastern Studies, Warsaw (oktober 2006), pp. 6. 207 Roland Götz, Die Ostseegaspipeline: Instrument der Versorgungssicherheit oder politisches Drukmittel?, SWP-Aktuell, Nr. 41 (september 2005). 208 Schröder and Poetin cementing relationship, International Herald Tribune, 8 september 2005.
46
(24,5%).
209
De economische vruchten voor Duitsland zouden zoet zijn, zo beloofde de bondskanselier
met de volgende verkiezingen in het achterhoofd. De Frankfurter Algemeine schreef dat het gejubel rondom het pijpleidingakkoord veel weg had van een gepland ,,afscheidsfeestje voor Schröder”.210 De hechte relatie van bondskanselier Schröder met president Poetin oogstte veel kritiek. Tegenstanders verweten
de
bondskanselier
een
te
lankmoedige
houding
tegenover
Poetins
mensenrechtenschendingen in Tsjetsjenië en zijn groeiend autoritair beleid in Rusland. Schröder’s karakterisering van Poetin (,,een feilloos democraat”) was volgens deze critici illustratief voor het laffe gedrag van de kanselier.
211
Intussen waren er hevige protesten geweest tegen het Duits-Russische project. De luidruchtigste protesten kwamen uit Polen. Warschau had zowel economische als politieke bezwaren tegen de pijpleiding. Ten eerste zou Polen veel transitkosten mislopen als het gas naar Duitsland voortaan via de Baltische Zee zou worden vervoerd. De tweede reden was van politieke aard. Polen was voor bijna 212
driekwart van zijn gasverbruik afhankelijk van Russische importen.
Dit was nooit een urgent
probleem geweest. Zolang de gastransporten naar Duitsland via Polen liepen, was er geen reden om bang te zijn dat Moskou, vanwege politieke doeleinden, de gaskraan zou dichtdraaien. Het zou wel een probleem worden als Duitsland voortaan direct verbonden zou zijn met de Russische gasvoorraden. Polen zou dan aan het einde van de pijplijn terecht komen, en dus kwetsbaar zijn voor Russische machtspolitiek. Dit was een scenario dat Polen niet geruststelde.
213
De pijpleiding zou
Rusland in staat stellen om via energie de Centraal- en Oost-Europese staten te chanteren en daarmee was het een krachtig wapen om invloed uit te oefenen op zijn voormalige satellietstaten.
214
Warschau maakte zich ernstige zorgen over het Duits-Russische project dat, volgens president Aleksander Kwasniewski ,,over onze hoofden“ was besloten.
215
De toorn van Warschau richtte zich nauwelijks op Rusland. ,,Dit mag oneerlijk lijken, maar het zijn de Duitsers in wie Polen het meeste teleurgesteld is”, schreef Antoni Podolski, verbonden aan het Poolse Centrum voor Internationale Betrekkingen (CSM) in Gazeta Wyborcza. ,,Over de bedoeling van Rusland koestert Polen geen illusies. Je verwacht simpelweg meer van vrienden, ook al blijken deze oppervlakkig, dan van anderen.”
216
In een bitter betoog verwoordde Podolski de nationale woede in
Polen die was ontstaan na het Duits-Russische onderonsje. In een relatie tussen landen met een gemeenschappelijk verleden draait het ,,niet om gebaren maar om simpele politieke loyaliteit”. En die was ver te zoeken. Polen was ernstig teleurgesteld in het solistische optreden van Duitsland. Waarom was Warschau vooraf niet geconsulteerd? Polen realiseerde zich dat Duitsland helemaal niet geïnteresseerd was in zijn verhaal. Dat Schröder er bewust een politieke show van gemaakt, ervoeren veel Polen helemaal als een vernedering. Podolski: ,,Dat is niets nieuws voor Schröder. In de vorige verkiezingen heeft de kanselier een dierbare alliantie met de Verenigde Staten geofferd, en de anti-
209
Agata Łoskot-Strachota, The Russian Gas to Europe, Centre for Eastern Studies, Warsaw (oktober 2006), pp. 9. Kommentar: Abschiedsparty mit Putin, Frankfurter Allgemeine, 8 september 2005. Hannes Adomeit, Katrin Bastian & Roland Götz, Deutsche Rußlandpolitik unter Druck, SWP-Aktuell, Nr. 56 (december 2004). 212 Agata Łoskot-Strachota, The Russian Gas to Europe, Centre for Eastern Studies, Warsaw (oktober 2006), pp. 6. 213 Kai-Olaf Lang, Mit Sicherheit – Polens Energiepolitik zwischen europäischer Solidarität und russischer Abhängigkeit, Polen-Analysen, Nr. 2 (2006). 214 Baltic Pipeline Will Let Russia Blackmail Poland Over Gas, Rzeczpospolita, 2-3 juli 2005. (Vertaald uit het Pools in het Engels door Polish News Bulletin) . 215 Polen fült sich wieder einmal übergangen, Die Welt, 7 december 2005. 216 Baltic Pipeline Damage Is Done But Poland's Fight for Diversification Is By No Means Over, Gazeta Wyborcza, 9 september 2005. (Vertaald uit het Pools in het Engels door Polish News Bulletin). 210 211
47
Amerikaanse en pacifistische kaart gespeeld, om zijn herverkiezing veilig te stellen. Nu heeft hij de goede relatie met Warschau geofferd om zichzelf te presenteren als de architect van Duitslands vermeende energieonafhankelijkheid en diens positie als quasi-grootmacht. Polen zal dit niet snel vergeten.”
217
4.3 Historische oprispingen De Duits-Poolse samenwerking in de jaren negentig was deels zo succesvol omdat het gemeenschappelijke verleden niet zo’n belangrijke rol speelde. De belangengemeenschap kenmerkte zich immers door haar ‘dehistorische’ karakter. Maar het verleden was anno 2005 nog steeds aanwezig, constateerde bijvoorbeeld Jerzy Kranz. ,,Het lijdt geen twijfel dat beide landen de last van het verleden en de onderlinge animositeit nog moeten verwerken, ondanks het einde van de Koude Oorlog en Europese integratie. Het gaat hierbij niet alleen om een meningsverschil over feiten of de wet, maar ook om emoties.”
218
Vanaf 1998 zou dit steeds vaker het geval zijn. Het begon met de verkiezing van een nieuwe president van de Bund der Vertriebenen (BdV), Erika Steinbach, die tevens lid was van de Bondsdag voor de CDU. In haar inauguratiespeech wond ze er geen doekjes om. De naoorlogse verdrijvingen waren een ,,spijker in het vlees” van de Duits-Poolse betrekkingen. Steinbach, in 1943 in Danzig geboren en twee jaar later naar West-Duitsland verdreven, eiste niet alleen excuses van Polen maar wilde ook een schadeloosstelling voor de verloren gebieden en eigendommen. Zo niet, dan moest Duitsland de toetreding van Polen maar blokkeren, vond ze.
219
Rond dezelfde tijd nam de Bondsdag
een motie aan die nauw met deze kwestie samenhing. De motie, een initiatief van regeringspartijen CDU en FDP, was vooral van symbolische waarde en had dan ook vreedzame bedoelingen: de Vertriebenen, Aussiedler en de Duitse minderheden moesten een brug vormen tussen de Duitsers en hun oostelijke buurlanden. Enkele passages in de moties waren minder vriendelijk. De naoorlogse verdrijvingen werden veroordeeld als een ,,groot onrecht” en ,,in strijd met het volkenrecht” en de bondsregering werd verzocht zich in de dialoog met de oostelijke buurlanden in te zetten voor de ,,legitieme belangen van de Heimatvertriebenen”.
220
In Polen werd de motie opgevat als een regelrechte aanval. Legitieme belangen? Waaruit bestonden die eigenlijk? De Bondsdag-resolutie werd door veel Polen gekoppeld aan de eis van de BvD om schadevergoedingen. Het feit dat Steinbach deel uitmaakte van de CDU-fractie bevestigde veel Polen in dit oordeel: de BvD-standpunten weerspiegelden dus ook de mening van de regering. Niet lang daarna nam het Pools parlement ook een resolutie aan, waarin Duitsland werd gewaarschuwd de territoriale ordening van Europa niet in twijfel te trekken. EU-toetreding mocht in geen geval de Poolse grenzen en eigendom bedreigen.
221
217
Baltic Pipeline Damage Is Done But Poland's Fight for Diversification Is By No Means Over, Gazeta Wyborcza, 9 september 2005. (Vertaald uit het Pools in het Engels door Polish News Bulletin). Jerzy Kranz, Shadows of the past in Polish-German relations, The Polish Quarterly of International Affairs, Nr. 1 (2005), pp. 5-49. 219 Rückgabe oder Einbindung: Bonn will Polen und Tschechien in die EU bringen, Vertriebene aber fordern Eigentum zurück, Süddeutsche Zeitung, 30 mei 1998. 220 Motie van de CDU/CSU en FDP: Vertriebene, Aussiedler und deutsche Minderheiten sind eine Brückezwischen den Deutschen und ihren östlichen Nachbarn. Bonn, 27 mei 1998. Bron: Duitse Bondsdag. Internet: http://dip.bundestag.de/btd/13/108/1310845.pdf . 221 Freudenstein, R., & Tewes, H., Stimmungstief zwischen Deutschland und Polen: Für eine Rückkehr zur Interessengemeinschaft, Internationale Politik, Nr. 2 (2000), pp. 49-56. 218
48
De roep om compensatie van Erika Steinbach leek aanvankelijk een loze belofte van een nieuwe president met bewijsdrang. Juridische gronden voor schadeclaims waren er immers niet. Als agressor hadden de Duitsers na de oorlog geen enkel recht op herstelbetalingen. Bij de verdreven Duitsers uit Polen lag dit aanvankelijk iets ingewikkelder. In de decennia na de oorlog had het Constitutioneel Hof in West-Duitsland bepaald dat dergelijke schadeclaims wél juridische gronden hadden omdat de verdrijvingen in strijd waren met het internationaal recht. Bij de hereniging in 1990 had Duitsland in het Twee-plus-Vier verdrag vastgelegd dat dergelijke schadeclaims niet aan de orde zouden zijn en 222
onwettelijk. Voor de Duitse staat was het een gesloten hoofdstuk.
Een uitspraak van het Duitse
Constitutionele Hof had de zaak echter weer veranderd. In 1996 bepaalde het Hof dat individuele burgers wél naar de rechter konden stappen om compensatie te eisen. Dit zou ook gebeuren. Enkele groepen wilden niet per se terugkeren naar hun geboortegrond, maar wilden wel compensatie voor hun verloren huis en grondgebied. Daartoe werd in de stichting Preußische Treuhand in het leven geroepen. Dit was een adviesbureau dat Duitse Vertriebenen juridische bijstand zou verlenen bij hun claims tegen de Poolse staat. De oprichters van dit bureau waren overigens ook prominente leden van de Bund der Vertriebenen.
223
Deze kortstondige oprisping kreeg in 2000 een vervolg. Wederom vulde Erika Steinbach de voorpagina’s van de Poolse kranten. Dit keer ging het om haar rol in de oprichting van een stichting die als doel had een Centrum tegen Verdrijvingen (Zentrum gegen Vertreibungen) te vestigen in Berlijn. Dit centrum moest de herinnering levend houden aan de miljoenen Duitsers die na de Tweede Wereldoorlog uit hun huizen waren verdreven. Daarnaast zou het centrum ook de aandacht vestigen e
op andere 20 eeuwse massaverdrijvingen, mensenrechtenschendingen en genociden. De plannen werden gesteund door toenmalig minister van Binnenlandse Zaken Otto Schily en andere prominente Duitsers.
224
In Polen groeide Erika Steinbach uit tot de personificatie van het moderne Duitse kwaad. Het rechtsconservatieve weekblad Wprost plaatste een foto van haar op de voorpagina waarin ze gehuld was in een nazi-uniform. De stichting van de Preußische Treuhand ging gepaard met veel ophef in de nationalistische pers. Wat zat Polen eigenlijk dwars? De plannen voor een Centrum tegen Verdrijvingen en de schadeclaims van Vertriebenen symboliseerden volgens veel Polen een omslag in het historisch bewustzijn van de Duitsers. Het boek Im Krebsgang van Günter Grass (zelf geboren in Danzig), dat de ondergang van de Wilhelm Gustloff beschreef, was daar overigens ook een voorbeeld van. De toenemende aandacht in Duitsland voor de slachtoffers van de Tweede Wereldoorlog, werd door veel Polen niet begrepen. Waren ze niet de veroorzakers van de oorlog? Het vermeende historisch revisionisme in Duitsland kon in Polen op weinig begrip rekenen. Het feit dat enkele honderden Vertriebenen schadeclaims eisten vergrootte deze onrust alleen maar. Overigens legden nationalistische politici in Polen deze ‘incidenten’ bewust onder een vergrootglas. Anti-Duitse sentimenten werden weer gebruikt voor politiek gewin. Zo lieten enkele leden van de parlementaire
222 223 224
Klaus Ziemer, Poland and Germany: What Past, What Future?, The Polish Quarterly of International Affairs, 20005(1), pp.56-57. Website Preußische Treuhand. Internet: http://www.preussischetreuhand.de.vu/ Unsere Stiftung: Aufgaben und Ziele, Zentrum gegen Vertreibungen. Internet: http://www.z-g-v.de/aktuelles/?id=35.
49
commissie voor Buitenlandse Zaken optekenen dat Duitsland uit was op de hegemonie in Europa en 225
de transatlantische banden wil verzwakken.
Bondskanselier Schröder benadrukte bij de 60-jarige herdenking van de Opstand van Warschau dat hij de schadeclaims van de Vertriebenen in geen geval zou accepteren. ,,Wij Duitsers weten heel goed wie de oorlog begonnen is en wie het eerste slachtoffer daarvan was. Daarom mag er vandaag de dag geen ruimte zijn voor schadeclaims uit Duitsland die de geschiedenis op zijn kop zetten. De met de oorlog samenhangende vermogensvragen zijn voor beide regeringen geen thema meer in de Duits-Poolse betrekkingen. Noch de bondsregering, noch andere serieuze politieke stromingen in Duitsland ondersteunen de individuele vorderingen (..) Dit standpunt zal de bondsregering ook voor alle internationale gerechtshoven volhouden. De bondsregering verzet zich ook tegen de plannen in 226
Berlijn een Centrum tegen Verdrijving op te richten. (…).
Ruim een maand later leken de woorden van Schröder alweer vergeten. Tot verbijstering van de Duitsland nam het Poolse parlement een motie aan, waarin de regering werd verzocht oorlogsherstelbetalingen te eisen bij het grote buurland. In de motie stond dat Polen ,,tot vandaag nog geen financiële tegemoetkoming had ontvangen voor de enorme materiele en immateriële schade, die de Duitse agressie, bezetting, volkerenmoord en schending van de Poolse soevereiniteit had 227
veroorzaakt”.
Deze motie was juridisch niet eens haalbaar. In 1953 had Polen formeel afstand
gedaan van elke vorm van schadeclaim. Het argument dat deze verklaring niet geldig was omdat Polen toentertijd zijn soevereiniteit was kwijtgeraakt aan de Sovjet-Unie, was niet van belang. Daarbij kwam overigens dat Polen in het Verdrag van Warschau van 1970 en, als soevereine staat, in het Twee-plus-Vier verdrag van 1990 ook al afstand had gedaan van mogelijke herstelbetalingen.
228
Hoewel de parlementaire motie vanuit juridisch opzicht kansloos was, ging er natuurlijk een keihard politiek signaal van uit. En wat voor een: de motie werd bijna unaniem aangenomen. De Poolse regering was ernstig in verlegenheid gebracht en probeerde de schade te beperken. In een verklaring benadrukte de regering met klem dat het de motie niet zou uitvoeren. De discussie over herstelbetalingen was gesloten en de betrekkingen met Duitsland moesten niet op het spel worden gezet. ,,De prioriteit van de Poolse regering is nog steeds een oprechte Pools-Duitse partnerschap en verzoening, die is gebaseerd op waarheid en wederzijds vertrouwen, en met aandacht voor de geschiedenis maar duidelijk georiënteerd op de toekomst.”
229
De Sejm-motie toonde echter aan dat
het wederzijds vertrouwen een flinke knauw had gekregen. Het was een ,,zwarte dag in de DuitsPoolse betrekkingen”.
230
225
Idem. Toespraak van bondskanselier Schröder voor het Poolse parlement bij de 60-jarige herdenking van de Opstand van Warschau, 1 augustus 2004. Internet: http://www.deutsche-aussenpolitik.de/daparchive/keywordsearch/anzeige.php?zaehler=3673 227 Thomas Urban, Historische Belastungen der Integration der Polens in die EU. In: Deutschland und Polen, Aus Politik und Zeitgeschichte, 5-6 (31 januari 2005), pp. 32-39. 228 Władysław Czapliňski, The Concept of War Reparations in International Law and Reparations after World War II, The Polish Quarterly of International Affairs, Nr. 1 (2005), pp. 69-80. 229 Verklaring van het ministerie van Buitenlandse Zaken naar aanleiding van de Sejm-resolutie over de oorlogsherstelbetalingen. Warschau, 10 september 2004. Bron: Poolse ministerie van Buitenlandse Zaken. Internet: http://www.msz.gov.pl/publications/2004/statements.html. 230 Basil Kerski, Ein Schwarzer Tag für Deutschland und Polen, Internationale Politik, (oktober 2004). 226
50
Conclusie ,,Duitsers zijn geen natie van denkers en dichters, maar van ambachtslieden en boeren. Ze houden van grove humor, vooral pis- en poepgrappen, waarmee de sociaal-psychologische hypothese over het anale karakter van Polen’s westerburen wordt bevestigd.”
231
Hoewel deze woorden wellicht van
het tegendeel getuigen, is de auteur niet van de straat. Integendeel, de Poolse socioloog en filosoof Zdisław Krasnodebski is in het dagelijks leven werkzaam als hoogleraar Oost-Europa Studies aan de Universiteit van Bremen. In Duitsland. Zijn woorden staan symbool voor de bekoelde Duits-Poolse relatie van de afgelopen jaren. Ook illustreren ze de toon (en het niveau) waarop in Polen soms over deze relatie wordt gedebatteerd. Jerzy Kranz, oud-ambassadeur voor Polen in Duitsland en tegenwoordig hoogleraar aan de Warsaw School of Economics, geeft (onbewust) nog zo’n voorbeeld. In een voetnoot beschrijft hij een vermeende samenzwering van Duitse politici en media om opzettelijk Poolse namen verkeerd uit te spreken en te spellen. ,,Het is menselijk om fouten te maken, maar in dit geval gebeurt het met opzet, zo blijkt als je de Duitse pers leest. In het computertijdperk is het schijnbaar geen probleem om Italiaanse en Spaanse (voor)namen correct te spellen, maar doemen er wel problemen op bij Poolse of Tsjechische namen.”
232
Je zou het niet zeggen, maar de Duits-Poolse betrekkingen bevinden zich toch op een historisch hoogtepunt. De buurlanden erkennen elkaars grenzen en hebben geen gebiedsaanspraken op elkaar. De Duitse minderheid in Polen is weer erkend en ze is zelfs in het Poolse parlement vertegenwoordigd. Bovendien zijn Duitsland en Polen lid zijn van dezelfde multilaterale Westerse organisaties en hebben ze op economisch niveau hechte banden ontwikkeld. Duitsland is veruit de belangrijkste handelspartner van Polen en omgekeerd is Polen de belangrijkste partner van Duitsland in Centraal- en Oost-Europa. Ook tussen de bevolkingen is er sinds de EU-uitbreiding verbetering zichtbaar. De grensoverschrijdingen zijn toegenomen en een vrij recente opiniepeiling wees uit dat er sprake is van ,,meer contacten, meer acceptatie, meer kennis en minder stereotypen” tussen Duitsers en Polen.
233
Los van alle conflicten en misverstanden is de huidige Duits-Poolse relatie nog steeds
een Erfolgsgeschichte, vooral in historisch perspectief. De Duitse bezetting (1939-1945) heeft natuurlijk diepe sporen nagelaten in Polen. Het was namelijk niet zomaar een bezetting. De nazi’s annexeerden Polen als toekomstig Lebensraum en daarvoor moest het inferieur geachte Slavische ras van de aardbodem verdwijnen. Het resultaat: Polen verloor bijna één vijfde van zijn totale bevolking, waaronder een omvangrijke joodse gemeenschap. De overlevenden waren bovendien ernstig getraumatiseerd: veel Polen hadden dwangarbeid moeten verrichten en dienden als menselijk proefkonijn voor de pseudo-medische experimenten van de nazi’s. De nasleep van de oorlog was voor Polen ook ingrijpend. Het land schoof op naar het Westen en kreeg daardoor de Duitse Oostgebieden in bezit. Massale volksdeportaties waren het gevolg. Een miljoen Polen werd gedeporteerd van het oosten naar de nieuwe Poolse provincies. Zij namen de plaats in van de miljoenen Duitsers die na de oorlog van hun geboortegrond werden verdreven.
231
Zdzisław Krasnodebski, German press attacks Poland, Dziennik, 8-9 juli 2006. (Vertaald uit het Pools in het Engels door Polish News Bulletin). Jerzy Kranz, Shadows of the past in Polish-German relations, The Polish Quarterly of International Affairs, Nr. 1 (2005), pp. 5-49. Mateusz Falłkowski & Agnieszka Popko, Polen und Deutsche: Gegenseitige Wahrnemungen von Polen und Deutschen nach der Osterweiterung der Europäische Union, The Institute of Public Affairs (Warschau, 2006).
232 233
51
Met zoveel verschrikkingen achter de rug was normalisering van de Duits-Poolse relatie na de oorlog zo goed als onmogelijk. Maar, het werd ook onmogelijk gemáákt. De buurlanden raakten namelijk in een nieuw conflict verzeild: de Koude Oorlog. Open wonden (de trauma’s van de Tweede Wereldoorlog, de status van de Oder-Neissegrens, de Duitse minderheid in Polen, de Vertriebenen) konden daarom niet worden geheeld. De Koude Oorlog hield de Duits-Poolse relatie namelijk in een wurggreep. De buurlanden stonden onder curatele van Washington en Moskou en hadden daardoor weinig bewegingsvrijheid in hun buitenlands beleid. Na de Duitse deling zag Bonn zag de betrekkingen met Warschau vooral in het licht van de deutsche Frage. Hoewel de toon en methoden verschilden (Adenauer versus Brandt), bleef het uitgangspunt hetzelfde: de opheffing van de Duitse deling. In de eerste periode zette Bonn daarvoor de Hallsteindoctrine in. Toen dit weinig zoden aan de dijk zette, volgde een periode van toenadering via de nieuwe Ostpolitik. Het West-Duitslandbeleid van Polen was grotendeels ingegeven door de orders uit Moskou. Eind jaren vijftig deed Warschau enkele toenaderingspogingen die echter niets opleverden. De anti-Duitse sentimenten vierden hoogtij. De herinnering aan de Tweede Wereldoorlog was nog vers en er heerste onder de bevolking een diepgewortelde angst voor de Duitsers. De communistische autoriteiten zouden dit regelmatig uitbuiten. Omdat zij evenmin op veel sympathie konden rekenen onder de bevolking gebruikten ze anti-Duitse propaganda om hun regime te legitimeren. Dit weerhield hen er overigens niet van om te profiteren van West-Duitse kredieten. De omwentelingen van 1989-1990 vormden dan ook een duidelijke breuk in de Duits-Poolse relatie. Polen ontwikkelde zich tot een democratie en Duitsland werd weer herenigd. Hoewel er aanvankelijk bilaterale moeilijkheden ontstonden rondom de erkenning van de Oder-Neissegrens, werd deze kwestie relatief snel opgelost. Het grensverdrag (1990) en het vriendschapsverdrag (1991) markeerden de omslag in de Duits-Poolse betrekkingen, die na decennialange stagnatie opnieuw moesten worden gedefinieerd. De succesvolle samenwerking die daarop volgde was daarom des te indrukwekkender. Niet alleen vanwege de samenwerking an sich, maar ook door de enorme snelheid waarmee de transformatie zich voltrok. Binnen korte tijd waren de buurlanden plotseling bondgenoten in plaats van ideologische vijanden. Gedeelde belangen lagen hieraan ten grondslag. Duitsland was gebaat bij politieke en economische stabiliteit aan zijn oostgrens en wilde daarom dat Polen zou integreren in de Westerse instituten. Bovendien vond Bonn dat het tegenover Polen een historische schuld had af te lossen. Dit sloot naadloos aan op de ambities van Warschau, dat, naast alle politieke en economische overwegingen, ook vond dat het een moreel recht had op lidmaatschap van de EU en de NAVO. Bonn groeide uit tot de belangrijkste bondgenoot van Polen en ontwikkelde zich tot de stuwende kracht achter de uitbreiding van de Europese Unie en de NAVO. En met succes. In 1999 trad Polen toe de NAVO. Vijf jaar later werd het ook lid van de Europese Unie. De Interessengemeinschaft had zijn doelstelling bereikt. In de periode daarna kwam daar echter niets voor in de plaats. Er ontstonden steeds vaker wrijvingen. Eerst blokkeerde Polen de Europese Grondwet, tot ergernis van Duitsland dat zich stoorde aan het ‘ondankbare gedrag’ van Polen. Daarna zette Berlijn zijn traditionele bondgenootschap met de Verenigde Staten in de ijskast en wees de Irak-invasie af. Polen bleek echter een atlanticus pur sang,
52
steunde Washington wél en nam publiekelijk afstand van het Duitse standpunt. Intussen was Berlijn een strategische partnerschap met Moskou aangegaan. Daaruit volgde het akkoord over de aanleg van de Baltische pijpleiding. Dit keer voelde Warschau zich verraden door Duitsland. Ten slotte zorgden Bund der Vertriebenen en de Preußische Treuhand voor ophef in Polen, wat resulteerde in een parlementaire schoffering aan het adres van Duitsland. Omdat deze wrijvingen en conflicten soms gelijktijdig optraden zullen ze elkaar ook hebben versterkt. De conflicten toonden aan dat Berlijn en Warschau geen nieuwe gemeenschappelijke strategische belangen hadden ontwikkeld waarop de relatie kon voortborduren. Het ontbrak de buurlanden aan een Großprojekt, in de woorden van Kai-Olaf Lang.
234
Er was nauwelijks nagedacht over de periode na de
EU-uitbreiding. Hoe zagen Berlijn en Warschau de toekomst van de EU? Moesten ze gezamenlijk optreden in energiekwesties en een tandem vormen voor een gemeenschappelijk Oost-Europabeleid? En welke rol zagen ze eigenlijk voor de Verenigde Staten in Europa? Het waren vragen die onbeantwoord waren gebleven, wat in de jaren daarna pijnlijk tot uiting kwam. Binnenlandspolitieke ontwikkelingen waren zichtbaar geworden op het internationale toneel. In Warschau was de consensus over het buitenlands beleid gebroken als gevolg van groeiende maatschappelijke onvrede over de hervormingen. Geleidelijk aan werd het EU-lidmaatschap steeds vaker de inzet van binnenlandspolitieke discussies. Dit kwam 1997 tot uiting met de komst van een meer eurosceptische en gaullistische regering. Tot ergernis van de ‘oude’ lidstaten ontwikkelde Polen zich tot een notoire dwarsligger. Bovendien werd duidelijk dat de Poolse loyaliteit in de meeste internationale (veiligheids)kwesties bij de Verenigde Staten lag en niet in Europa. In dezelfde periode wierp Duitsland onder de nieuwe regering-Schröder de schroom geleidelijk aan van zich af om een meer zelfbewust buitenlands beleid te voeren. Duitsland moest zijn nationale belangen formuleren en daarvoor opkomen. De afkeuring van de Irak-oorlog en de opbloeiende relatie met Moskou waren goede voorbeelden van deze nieuwe houding. In dezelfde periode kwam er in Duitsland ook meer aandacht voor de Duitse slachtoffers van de Tweede Wereldoorlog. Historici, journalisten en kunstenaars openden nieuw perspectieven op de moderne Duitse geschiedenis. De zo succesvolle Interessengemeinschaft van de jaren negentig kreeg geen vervolg. De buurlanden gingen een ander pad bewandelen. Polen nam de rol aan van eurosceptisch atlanticus, terwijl Duitsland geleidelijk aan zijn status van Europese grootmacht herontdekte. Dit leidde tot botsingen die, door het tragische gemeenschappelijke verleden, een scherper randje kregen. Bovendien zorgden oprispingen uit datzelfde verleden weer voor nieuwe conflictstof. Beide landen lijken in een fase te zitten waarin ze op zoek zijn naar hun nieuwe status in Europa en daarbij de grenzen aftasten. Bovendien zijn ze nog druk bezig het verleden te verwerken. In dit proces lijken botsingen onvermijdelijk. De nog altijd openliggende juridische kwesties rondom de compensaties en schadevergoedingen zullen de gemoederen dan ook nog wel even bezig houden. e
Desalniettemin is er, terugblikkend op de 20 eeuw, een aanzienlijke vooruitgang geboekt. De ruzies over stemverhoudingen en schadevergoedingen tonen aan dat de Duits-Poolse betrekkingen eigenlijk enorm verbeterd zijn. In de woorden van Peter Bender: ,,Een terugblik op de naoorlogse periode toont 234
Kai-Olaf Lang, Mit Sicherheit – Polens Energiepolitik zwischen europäischer Solidarität und russischer Abhängigkeit, Polen-Analysen, Nr. 2 (2006).
53
aan dat er sindsdien enorm veel bereikt is. De herinnering aan de oneindige moeilijkheden in de tijd daarna, leert dat er niet meer te bereiken was. Historische ballest verdwijnt niet in een halve eeuw.” Daarom: ,,Normalisierung war schon viel.”
235
235
Peter Bender, Normalisierung war schon viel. In: Deutschland und Polen, Aus Politik und Zeitgeschichte, Nr. 5-6 (31 januari 2005), pp. 3-9.
54
Bibliografie Boeken Ahonen, P., After the Expulsion: West Germany and Eastern Europe 1945-1990 (Oxford: Oxford University Press, 2003). Anderson, Sheldon, A Cold War in the Soviet Bloc, Polish-East-German Relations 1945-1962 (Boulder: Westview Press, 2001). Dassen, P., Verheijen, B., en Wielenga, F. (red.) , Gedeeld Verleden: Duitsland sinds 1945 (Amsterdam: Bert Bakker, 1999). Dassen, P., en Nijhuis, T. (red.), Duitsers als slachtoffers. Het einde van een taboe (Amsterdam: Mets & Schilt 2007) Davies, N., Warschau 1944: De gedoemde opstand van de Polen (Utrecht: Het Spectrum, 2004) Davies, N., Heart of Europe, The Past in Poland’s Present (Oxford: Oxford University Press, 2001). Jacobsen, H-A, & Tomala, M., Bonn-Warschau 1945-1991: die deutsch-polnischen Beziehungen: Analyse und Dokumentation (Köln: Verlag Politik und Wissenschaft, 1992). Kempen, B., Die deutsch-polnische Grenze nach der Friedensregelung des Zwei-plus-Vier-Vertrages (Frankfurt am Main: Lang, 1997). Lukowski, J. & Zawadzki, H., A Concise History of Poland (Cambridge: Cambridge University Press, 2003). Kaiser, K., Maull, H.W.,(red.), Deutschlands neue Auβenpolitik. Deel 1: Grundlagen (München: Oldenbourg 1995-1998). Kapuściński, R., Lapidarium: Observaties van een wereldreiziger 1980-2000 (Amsterdam: De Arbeiderspers, 2003) Kohl, H., Helmut Kohl: Ich wollte Deutschlands Einheit (Berlijn: Propyläen, 1996). Maull, H., Harnisch, S. & Grund, S., Deutschland auf Abwegen? Rot-grüne Außenpolitik 1998-2003 (Baden-Baden: Nomos, 2003). Schmidt, H., Menschen und Mächte Deel II: Die Deutschen und ihren Nachbarn (Berlijn: Goldmann, 1990). Schöllgen, G, Stationen deutscher Auβenpolitik: Von Friedrich dem Groβen bis zur Gegenwart, (München: Beck, 1992). Schöllgen, G., Die Auβenpolitik der Bundesrepublik Deutschland: Von den Anfangen bis zur Gegenwart (München: Beck, 2004). Wandycz, Piotr S., The Price of Freedom: A History of East Central Europa from the Middle Ages to the Present (Londen: Routledge, 2001). Węc, J.J. & Bingen, D. Die Deutschlandpolitik Polens 1945-1991. Von der Status-quo-orienbtierung bis zum Paradigmenwechsel (Krakau: Uniwersytetu Jagiellońskiego, 1993). Zaborowski, M., Germany, Poland and Europe: Conflict, Co-operation and Europeanisation (Manchester: Manchester University Press, 2004).
Tijdschriftartikelen Adomeit, H., Bastian, K., & Götz, R., Deutsche Rußlandpolitik unter Druck, SWP-Aktuell, Nr. 56 (december 2004). Bender, P., Normalisierung war schon viel. In: Deutschland und Polen, Aus Politik und Zeitgeschichte, Nr. 5-6 (31 januari 2005), pp. 3-9. Bingen, D., Deutsch-Polnische Beziehungen nach 1945. In: Deutschland und Polen, Aus Politik und Zeitgeschichte, Nr. 5-6 (31 januari 2005), pp. 9-17. Buras, P., De IV. Republik und Deutschland: Eine Anatomie des Misstrauens, Polen-Analysen, Nr. 3 (19 december 2006). Czapliňski, W., The Concept of War Reparations in International Law and Reparations after World War II, The Polish Quarterly of International Affairs, Nr. 1 (2005), pp. 69-80. Craig, G.A., Did Ostpolitik Work?, Foreign Affairs, Vol. 73, Nr. 1 (januari/februari 1994), pp. 162-168. Dialog-gespräch mit Janusz Reiter, Dialog: Deutsch-Polnisches Magazin, Nr. 65 (2003/2004), pp. 48. Dębski, S., The Polish-German Tandem in the EU’s policy towards Eastern European Countries, The Polish Foreign Affairs Digest, Vol. 5, Nr. 1/14 (2005), pp. 7-15. Falłkowski, M., Gegenseitige Wahrnemungen von Polen und Deutschen nach der Osterweiterunbg der Europäische Union: ,,Ende der Geschichte” oder ,,Rückkehr der Geschichte”?, Institute of Public Affairs (2006). Freudenstein, R., Deutschland und Polen am Beginn des 21. Jahrhunderts, Die Politische Meinung, Nr. 397 (december 2002), pp. 29-37. Freudenstein, R., Poland, Germany and the EU, International Affairs, Vol. 74, Nr. 1 (januari 1998), pp .41-54.
55
Freudenstein, R., & Tewes, H., Stimmungstief zwischen Deutschland und Polen: Für eine Rückkehr zur Interessengemeinschaft, Internationale Politik, Nr. 2 (2000), pp. 49-56. Gordon, P.H., The Normalization of German foreign policy. Berlin’s difficulties, Orbis , Vol. 38, Nr. 2 (1 maart 1994), pp. 225243. Götz, R., Die Ostseegaspipeline: Instrument der Versorgungssicherheit oder politisches Drukmittel?, SWP-Aktuell, Nr. 41 (september 2005). Gray, W.G., Die Hallstein-Doktrin: Ein souveräner Fehlgriff? In: 50 Jahre Souveränität, Aus Politik und Zeitgeschichte, Nr. 17 (25 april 2005). Hacke, C., Die Außenpolitik der Regierung Schröder/Fischer:Zwischenbilanz und Perspektiven. In: Außenpolitik der Bundesrepublik, Aus Politik und Zeitgeschichte, Nr. B 48 (2 december 2002). Kohl, H., Germany Relates to the World, World Affairs, Vol. 152, Nr. 4 (1 maart 1990), pp. 234-240. Kranz, J., Shadows of the past in Polish-German relations, The Polish Quarterly of International Affairs, Nr. 1 (2005), pp. 5-49. Kerski, B., Ein Schwarzer Tag für Deutschland und Polen, Internationale Politik, (oktober 2004). Krzeminski, A., Versöhnung auf Raten, Deutsch-Polnische Verhältnis: 15 Jahre nach Nachbarschaftsvertrag, Das Parlement, Nr 24 (6 juni 2006). Lang, K-O, Mit Sicherheit – Polens Energiepolitik zwischen europäischer Solidarität und russischer Abhängigkeit, PolenAnalysen, Nr. 2 (2006). Lang, K-O, Pragmatische Kooperation statt strategische Partnerschaft, SWP-Aktuell, Nr. 48 (2004). Łoskot-Strachota, A., The Russian Gas to Europe, Centre for Eastern Studies, Warschau (oktober 2006). Martin, T., Eastern Enlargement: The View from Berlin, Europe, Vol. 410 (1 oktober 2001), pp. 20-21. Milderberger, M., Funktioniert die ,,Interessengemeinschaft“? Bilanz eines Jahrzehnts deutsch-polnische Beziehungen. In: Eberwein & Kerski, Eine Interessen- und Wertegemeinschaft? Die Entwicklung der deutsch-polnische Beziehungen 1949-1999. Internet: www.dgap.org/midcom-serveattachmentguid-a68ea8e0ceaf11da8745d16de35fdfd5dfd5/depol.pdf Miszczak, K., Germany, Poland and European Security Policy, The Polish Quarterly of International Affairs, Nr. 1 (2005), pp. 92108. Rogall, J., Die Deutschen in Polen. In: Aussiedler, Informationen zur Politischen Bildung, Nr. 267 (2000). Ruchniewicz, K., German War Compensation for Poland in the 1960s and 1970s, The Polish Foreign Affairs Digest, Vol. 5, Nr. 1 (2005), pp. 37-50. Steves, F., Poland and the international system: external influences on democratic consolidation, Communist and PostCommunist Studies, Vol. 34 (september 2001), pp.339-352. Terry, S.M., Poland’s foreign policy since 1989: the challenges of independence, Communist and Post-Communist Studies, Vol. 33 (2000), pp. 7-47. Urban, T., Historische Belastungen der Integration der Polens in die EU. In: Deutschland und Polen, Aus Politik und Zeitgeschichte, 5-6 (31 januari 2005), pp. 32-39. Węc, J-J., Die polnische Haltung zum deutschen Einigungsprozeß: Eine Bilanz, Deutschland Archiv, Nr. 5 (1990), pp. 524. Wolff-Powęska, A., Poland-Germany: Partnership from a Distance, The Polish Foreign Affairs Digest, Vol. 5, nr. 1 (2005), pp. 17-36. Wood, S., Apprehensive Partners: Germany, Poland and EU Enlargement, German Politics, Vol. 11, Nr. 1 (april 2002), pp. 97124. Zaborowski, M. & Longhurst, K., America’s protégé in the east? The emergence of Poland as a regional leader, International Affairs, Vol. 79, Nr. 5 (1 oktober 2003), pp. 1009-1028. Ziemer, K., Poland and Germany: What Past, What Future?, The Polish Quarterly of International Affairs, Nr. 1 (2005), p. 50-68.
Krantenartikelen (in chronologische volgorde) The Rocky Road To Polish-German Rapprochement, Financial Times, 26 april 1989. Lebensraum all over again, Newsweek, 24 juli 1989. Mr. Jaruzelski smiles, New York Times, 18 oktober 1989. We remain one nation and we belong together says Kohl, Financial Times, 11 november 1989. Walesa Warns on Reunification Of Germany, Citing Hitler’s Rule, The New York Times, 16 november 1989. West Germany and Poland: a friend in need, The Economist, 18 november 1989.
56
Polen – BRD, Oder-Neiße-Grenze;Präsident des Verfassungsgerichts zur Diskussion über die polnische Westgrenze: "Deutsches Reich besteht in alten Grenzen weiter", Süddeutsche Zeitung, 2 januari 1990. Polish premier seeks frontier guarantees: Alarm over prospect German unification, Financial Times, 31 januari 1990. Survey Finds 2 in 3 Poles Opposed to German Unity, New York Times, 19 februari 1990. Poland demands guarantees on borders, The New York Times, 16 februari 1990. Poland won over by aid package, The Times, 18 juli 1990. Het nieuwe Duitsland, NRC Handelsblad, 20 juli 1990. Minister Skubiszewski’s interview, PAP News Wire, 18 september 1990. A new Iron Curtain in Europe is dividing rich from poor, The Independent, 11 november 1990. Germans and Poles pledge mutual help, New York Times, 18 juni 1991. Polish and German Intelligence to Cooperate, Polish News Bulletin, 10 juni 1992. Deutsch-polnische Militärkooperation vereinbart, Süddeutsche Zeitung, 26 januari 1993. Skubiszewski bei Rühe: Polen reif für den NATO-Beitritt, Süddeutsche Zeitung, 11 september 1993. Radek Sikorski, Zur Diskussion gestellt: Soll Bonn Warschau in die NATO lotsen?, Süddeutsche Zeitung, 19 november 1993. Klaus Bachmann, Versöhnungskitsch zwischen Deutschen und Polen, die tageszeitung, 5 augustus 1994. Gespräch mit Kinkel. Deutsch-polnisches Verhältnis, Süddeutsche Zeitung, 26 april, 1995. Appell des früheren polnischen Ministerpräsidenten: Deutsche müssen Anwalt Polens sein. Mazowiecki in Weimar, Süddeutsche Zeitung, 27 april 1995. Mitleid für die Deutschen, die tageszeitung, 29 april 1995. Warschau wünscht engere West-Anbindung Kinkel: Bonn ist Anwalt der Polen. Aussenminister verspricht Unterstützung für EU- und NATO-Beitritt, Süddeutsche Zeitung, 16 juni 1995. Polens Aussenminister Bartoszewski: Deutschland ein strategischer Partner, Süddeutsche Zeitung, 3 juli 1995. Kohl visit to help ties with Poland, Financial Times, 6 juli 1995. Survey of Polish Foreign Trade and Finance, Financial Times, 29 september 1995. Präsident Kwasniewski präzisiert seine Vorstellungen: Die NATO sollte Polen bereits 1999 aufnehmen, Süddeutsche Zeitung, 12 november 1996. Polen als der Dritte im Bunde, Süddeutsche Zeitung, 4 februari 1997. Bonn will Polen und Tschechien in die EU bringen, Vertriebene aber fordern Eigentum zurück, Süddeutsche Zeitung, 30 mei 1998. Poland’s pig-headed farmers, The Economist, 20 februari 1999 A most emotional issue, The Economist, 23 maart 2002. Europe and America Must Stand United, The Times, 30 januari 2003. Adam Krzeminski, Polen, dieses hässliche Entlein, die tageszeitung, 10 mei 2003. Of wars and weighted votes, The Economist, 3 januari 2004. Der Bundskanzler im Interview zu außenpolitischen Themen, Frankfurter Algemeine Zeitung, 23 september 2004. Baltic Pipeline Will Let Russia Blackmail Poland Over Gas, Rzeczpospolita, 2-3 juli 2005. (Vertaald uit het Pools in het Engels door Polish News Bulletin) Schröder and Poetin cementing relationship, International Herald Tribune, 8 september 2005. Baltic Pipeline Damage Is Done But Poland's Fight for Diversification Is By No Means Over, Gazeta Wyborcza, 9 september 2005. (Vertaald uit het Pools in het Engels door Polish News Bulletin) Kommentar: Abschiedsparty mit Putin, Frankfurter Allgemeine, 8 september 2005. Polen fült sich wieder einmal übergangen, Die Welt, 7 december 2005. Indirekter Hitler-Vergleich: Polnische Minister poltert gegen Schröder und Merkel, Der Spiegel, 30 april 2006. Polens neue Kartoffel, die tageszeitung, 26 juni 2006 German press attacks Poland, Dziennik, 8-9 juli 2006 (Vertaling uit het Pools in het Engels door Polish News Bulletin) Kartoffelkrieg spitzt sich weiter zu, Handelsblatt, 14 juli 2006. ,,Die Deutschen nehmen uns nicht für voll, Der Tagesspiegel, 8 november 2006. Wir sind doch keine Idioten, Der Spiegel, 18 juni 2007. Poles demand more EU votes to compensate for war, The Times, 22 juni 2007. Eiszeit in Verhältnis zu Polen, Welt am Sonntag, 24 juni 2007.
57
Officiële documenten en toespraken Uit: Hans-Adolf Jacobsen & Mieczysław Tomala, Bonn-Warschau, 1945-1991: die deutsch-polnischen Beziehungen: Analyse und Dokumentation (Köln, Verlag Politik und Wissenschaft, 1992): -Verklaring van Potsdam, pp. 66. -Regeringsverklaring van Konrad Adenauer voor de Duitse Bondsdag. Bonn, 20 september 1949, pp. 68-69. -Het Poolse protest bij de westelijke machten tegen de stichting van de BRD. Warschau, 5 oktober 1949. pp.69-71. -Charta van de Duitse Heimatvertriebenen. Stuttgart, 15 augustus 1950, pp. 73. -Toespraak van bondskanselier Konrad Adenauer voor de Duitse Bondsdag, 23 januari 1958, pp.89. -Memorandum van het Poolse ministerie van Buitenlandse Zaken over het Rapackiplan. Warschau 14/15 februari 1958, pp. 8992. -Toespraak van minister-president Cyrankiewicz. Warschau, 1 september 1959, pp. 73. -Notitie van de bondsregering over de “Abrüstung und Sicherung des Friedens”’. Bonn, 25 maart 1966, pp. 233. -Reactie van de Poolse regering op de notitie van de bondsregering van 25 maart 1966.’ Warschau, 28 april 1966, pp. 244. -Het Verdrag tussen de Bondsrepubliek Duitsland en de Volksrepubliek Polen over de fundamenten van de normalisering van hun betrekkingen. Warschau, 7 december 1970, pp. 222. -Toespraak van Gomułka voor het Centraal Comité over het Verdrag van Warschau. Warschau, 17 december 1970, pp. 230-35. -Communiqué over de parlementaire ratificatie van Verdrag van Warschau. Bonn, 17 mei 1972, pp. 254. -Gemeenschappelijke verklaring over de ontwikkeling van de betrekkingen tussen de BRD en de Volksrepubliek Polen, door bondskanselier H. Schmidt en Eerste Secretaris Edward Gierek. pp. 230-35. -Resolutie van de Duitse Bondsdag over de ontwikkelingen in Polen na de afkondiging van de staat van beleg, Bonn, 18 december 1981, pp. 255 -Toespraak van minister Genscher voor de 44e Algemene Vergadering van de Verenigde Naties. New York, 27 september 1989, pp. 482. -Gemeenschappelijke verklaring van de Bondsrepubliek Duitsland en de Volksrepubliek Polen, 14 november 1989, pp. 501. -Gemeenschappelijk besluit van de West-Duitse Bondsdag en de Volkskammer van de DDR ten aanzien van de definitieve erkenning van de Oder-Neissegrens, 21 juni 1990, pp. 533-534. -Verdrag tussen de Bondsrepubliek Duitsland en de Republiek Polen over de erkenning van de tussen hen bestaande grens, Warschau 14 november 1990, pp. 544-545. -Verdrag tussen Duitsland en Polen over goede nabuurschap en vriendschappelijke samenwerking, Bonn 17 juni 1991, pp. 552565.
Andere bronnen: -Regeringsverklaring van de Poolse minister-president Tadeusz Mazowiecki voor de Sejm in Warschau, 12 september 1989, Polens Gegenwart, Nr. 10 (1989). -Brief van premier Mazowiecki aan bondskanselier Kohl ter gelegenheid van de Dag van Duitse Eenheid, 3 oktober 1990. Bron: http://www.zbiordokumentow.pl/1990/4/5.html -Toespraak van de minister van buitenlandse zaken, Andrzej Olechowski voor de Sejm, Warschau, 12 mei 1994.. Bron: http://www.zbiordokumentow.pl/1994/2/5.html -Rapport aan de Europese Raad over strategie voor de voorbereiding van de toetreding voor de CCEE landen, Essen. 9-10 december 1994. Bron: http://www.zbiordokumentow.pl/1994/4/8.html -Toespraak over het Poolse buitenlands beleid van Polen door minister van Buitenlandse Zaken, Władysław Bartoszewski, Warschau 24 mei 1995. Bron: http://www.zbiordokumentow.pl/1995/2/1.html - Motie van de CDU/CSU en FDP: Vertriebene, Aussiedler und deutsche Minderheiten sind eine Brückezwischen den Deutschen
und
ihren
östlichen
Nachbarn.
Bonn,
27
mei
1998.
Bron:
Duitse
Bondsdag.
Internet:
http://dip.bundestag.de/btd/13/108/1310845.pdf -Regeringsverklaring van bondskanslier Gerhard Schröder voor de Duitse Bondsdag in Bonn op 10 november 1998, Internationale Politik, december 1998. -Toespraak van minister van Buitenlandse Zaken, Włodzimierz Cimoszewicz, voor de Sejm, Warschau 26 maart 2003. Bron: Poolse Ministerie van Buitenlandse Zaken, www.mfa.gov.pl/publications/2003/index.htm
58
-Toespraak van minister van Buitenlandse Zaken, Włodzimierz Cimoszewicz, op het 11e Duits-Poolse forum, Berlijn, 23 mei 2003. Bron: www.mfa.gov.pl/publications/2003/index.htm - Toespraak van bondskanselier Schröder voor bij de 60-jarige herdenking van de Opstand van Warschau, 1 augustus 2004. Internet: http://www.deutsche-aussenpolitik.de/daparchive/keywordsearch/anzeige.php?zaehler=3673 -Verklaring van het ministerie van Buitenlandse Zaken naar aanleiding van de Sejm-resolutie over de oorlogsherstelbetalingen. Warschau, 10 september 2004. Bron: http://www.msz.gov.pl/publications/2004/statements.html . Internet: www.mfa.gov.pl - Poolse ministerie van Buitenlandse zaken www.auswaertiges-amt.de - Duitse ministerie van Buitenlandse Zaken www.deutsche-aussenpolitik.de -Informatieportal over Duits buitenlands beleid www.zbiordokumentow.pl – Online collectie van Poolse diplomatieke documenten: 1990-2002 www.deutsche-und-polen.de - website over Duits-Poolse betrekkingen www.bund-der-vertriebenen.de - Bund der Vertriebenen http://www.z-g-v.de - Centrum tegen Verdrijvingen http://www.preussischetreuhand.de.vu/ - Preußische Treuhand
59