Het Drinkgedrag van Kinderen: De Samenhang met Controle, Responsiviteit en Alcoholspecifieke Communicatie vanuit de Ouders.
Universiteit van Amsterdam Afdeling Psychologie Bachelorthese Naam: Paula van Laar Collegekaartnummer: 6340695 Begeleider: Tim Janssen Aantal woorden: 6065
1
Inhoudsopgave Abstract
p. 3
Opvoedgedragingen van Ouders en het Drinkgedrag van hun Kinderen
p. 4
De Samenhang tussen Controle en Responsiviteit vanuit de ouders en het Drinkgedrag van hun Kinderen
p. 7
De Samenhang tussen Alcoholspecifieke Communicatie vanuit Ouders en het Drinkgedrag van hun Kinderen.
p. 14
Conclusie en Discussie
p. 19
Literatuurlijst
p. 23
2
Abstract Alcoholconsumptie is een groot gezondheidsprobleem bij Nederlandse jongeren en een effectieve interventie is gewenst. In dit literatuuroverzicht is gekeken naar wat de samenhang is tussen controle, responsiviteit en alcoholspecifieke communicatie (ASC) vanuit de ouders en het drinkgedrag van hun kinderen. Als er een samenhang blijkt te zijn tussen de hierboven genoemde factoren en het drinkgedrag van kinderen kunnen alcoholinterventies hier eventueel op ingrijpen. Er blijkt een negatieve samenhang te zijn tussen controle en het drinkgedrag van kinderen en responsiviteit en het drinkgedrag van kinderen. Ook is er een negatieve samenhang tussen ASC vanuit de ouders en het drinkgedrag van kinderen, mits deze ASC bestaat uit negatieve boodschappen over alcohol. Deze aspecten van de opvoeding spelen dus een belangrijke rol in het voorkomen of verminderen van het drinkgedrag van kinderen. In de toekomst kunnen er ouderinterventies ontworpen worden waarin ouders deze vaardigheden aanleren.
3
Opvoedgedragingen van Ouders en het Drinkgedrag van hun Kinderen Alcoholconsumptie is een groot gezondheidsprobleem bij Nederlandse jongeren. Ongeveer 74% van de Nederlandse jongeren tussen de 12 en 18 rapporteert dat ze wel eens hebben gedronken (De Zwart, Monshouwer & Smit 2000). Jong beginnen met het drinken van alcohol resulteert vaak in meer regelmatige alcoholconsumptie (Monshouwer, Smit, De Zwart, Spruit, & Van Ameijden, 2003; Takakura & Wake, 2003) en voorspelt vaak alcoholmisbruik en alcoholgerelateerde problemen in de toekomst (De Wit, Adlaf, Offord & Ogborne, 2000; Hingson, Heeren & Winter, 2006). Ook wordt alcoholconsumptie door jonge kinderen geassocieerd met het gebruik van andere soorten drugs, zelfmoordneigingen, delinquentie, geweld, verwondingen, depressie en spijbelen (Best, Manning, Gossop, Gross & Strang, 2006; Gruber, Diclemente, Anderson & Lodico, 1996; Miller, Naimi, Brewer & Jones, 2007; Swahn & Bossart, 2007). Om dit gezondheidsprobleem te verminderen moeten er effectieve interventies ontworpen worden. Een belangrijke voorspeller voor het ontwikkelen van probleemgedrag bij kinderen is de manier waarop kinderen worden opgevoed door hun ouders (Patterson, Reid & Dishion, 1992). Mogelijk is deze opvoeding vanuit de ouders ook van invloed op het drinkgedrag van hun kinderen. Het gebied van opvoeding is erg breed en welke gedragingen het omvat is tussen verschillende onderzoekers nog geen consensus (Schaffer, 1996). Responsiviteit en controle zijn echter de twee dimensies van opvoeding die tot op heden de meeste aandacht hebben gekregen, doordat ze uit veel verschillende studies naar boven zijn gekomen en een grote variëteit aan ouderlijke gedragingen omvatten (Maccoby & Martin, 1983, aangehaald in Schaffer, 1996). In dit literatuuroverzicht is er daarom voor gekozen om deze dimensies samen te zien als opvoeding en aan de hand van deze dimensies het verband tussen opvoeding en het drinkgedrag van kinderen te onderzoeken. Responsiviteit, in andere onderzoeken ook omschreven als warmte, is gekarakteriseerd 4
door opvoedgedragingen die liefde en acceptatie tonen naar het kind. Een ouder is bijvoorbeeld responsief als hij/zij betrokken is bij het leven van het kind of wanneer de ouder het kind aanmoedigt. Gebreken in responsiviteit zijn gekoppeld aan een reeks van problemen in het leven van kinderen, zoals psychologische stress en gedragsproblemen (Barnes & Farrell, 1992; Barnes, Farrell, & Banerjee, 1994; Barrera, 1994; Barrera & Li, 1996; Hawkins, Catalano & Miller, 1992; Windle, 1992, aangehaald in Wood, Read & Brand, 2004). Mogelijk is er ook een negatieve relatie tussen gebrek aan responsiviteit vanuit de ouders en het drinkgedrag van hun kinderen. Controle, of de mate van controle, verwijst naar de vrijheid die ouders aan hun kinderen geven (Schaffer, 1996). Bij een lage mate aan controle leggen de ouders hun kind weinig regels op. Bij een hoge mate van controle leggen ouders hun kinderen veel regels op en zorgen ervoor dat deze regels worden nageleefd. Ook op het drinkgedrag van kinderen kunnen ouders ook een bepaalde mate van controle uitoefenen door het bijvoorbeeld te verbieden of er juist permissief tegenover te staan. Vaak zijn het ouders die hun kind het eerste glas alcohol geven (Monshouwer, Dorsselaer, Gorter, Verdurmen & Vollebergh, 2003). Wellicht ervaren de ouders zo een gevoel van controle, maar naar de kinderen zenden ze een permissieve boodschap uit. Mogelijk gaan deze kinderen buitenshuis ook meer drinken, omdat zij het gevoel hebben dat hun ouders dat goedkeuren. Als ouders het drinken van alcohol echter willen controleren door het te verbieden bestaat de mogelijkheid dat kinderen buitenshuis gaan drinken zonder dat de ouders hiervan afweten. Het is voor ouders dus moeilijk om te bepalen hoe ze hun kinderen het beste kunnen benaderen als het om alcoholspecifieke opvoeding gaat. De opvoeding vanuit de ouders wordt gekenmerkt door een bepaalde mate van controle en een bepaalde mate van responsiviteit. In verschillende combinaties vormen deze twee dimensies vier verschillende vormen van opvoeding: autoritatief, autoritair, permissief
5
en onverschillig. De verschillende vormen van opvoeding worden ook wel opvoedstijlen genoemd en ieder van deze opvoedstijlen wordt geassocieerd met een specifiek patroon van kindkarakteristieken (Schaffer, 1996). De opvoeding van autoratieve ouders wordt gekenmerkt door een hoge mate van controle en een hoge mate aan responsiviteit. Kinderen van autoratieve ouders zijn volgens Baumrind (1991) het meest competent, zelfstandig en hebben de minste kans op drugsproblemen. Bij een autoritaire opvoeding is er sprake van een hoge mate aan controle en een lage mate van responsiviteit. Bij een permissieve opvoeding is er juist sprake van een hoge mate van responsiviteit en een lage mate van controle en bij een onverschillige opvoeding is er een lage mate van zowel controle als responsiviteit. De meeste kinderen van autoritaire, permissieve of onverschillige ouders laten meer probleemgedragingen zien dan de kinderen van autoratieve ouders. Het is dan ook aannemelijk dat kinderen van ouders met een permissieve, autoritaire of onverschillige opvoedstijl de meeste alcohol consumeren. Responsiviteit vanuit de ouders is een algemene houding die zij naar hun kinderen hebben. Ouders tonen hiermee onder andere respect, begrip, warmte en liefde. Om controle uit te oefenen moeten ouders de regels en behoeftes echter expliciet uiten en duidelijk maken aan hun kind. De meest directe manier waarop zij dit kunnen doen is via verbale communicatie. Deze directe uiting noemt men alcoholspecifieke communicatie (ASC). Dit is een directe conversatie tussen een volwassene en een adolescent over het gebruik van alcohol. Binnen deze conversaties geeft de volwassene boodschappen over of het wel of niet acceptabel is om alcohol te drinken (Reimuller, Hussong & Ennet, 2011). ASC is fundamenteel om te kunnen begrijpen hoe ouders het drinkgedrag van hun kinderen beïnvloeden (Van der Vorst, Burk & Engels, 2010). Op basis van eerder onderzoek waaruit is gebleken dat de opvoedstijl die ouders hanteren samenhangt met het probleemgedrag van hun kinderen, is de hypothese ontstaan dat
6
opvoedstijl vanuit de ouders wellicht ook samenhangt met het drinkgedrag van hun kinderen. Deze hypothese moet worden getoetst en op basis van de gevonden resultaten kunnen er geschikte interventies ontworpen worden. In dit overzicht wordt daarom de samenhang tussen de drie hierboven beschreven opvoedingsaspecten: controle, responsiviteit en alcoholspecifieke communicatie,vanuit de ouders en het drinkgedrag van hun kinderen onderzocht. Eerst wordt onderzocht of er een verband is tussen controle en responsiviteit van de ouders en het drinkgedrag van hun kinderen. Daarna wordt er onderzocht wat het verband is tussen ASC vanuit de ouders en het drinkgedrag van hun kinderen. Dit geeft een specifieker beeld van de invloed van een bepaald onderdeel van de controle die ouders kunnen uitoefenen. In beide paragrafen wordt onderzoek gedaan bij jonge kinderen, studenten en kinderen van ouders die alcohol drinken om te achterhalen of er bij deze kinderen verschillen zijn in de samenhang met de drie opvoedingsaspecten. De Samenhang tussen Controle en Responsiviteit vanuit de ouders en het Drinkgedrag van hun Kinderen Uit eerder onderzoek is gebleken dat de opvoedstijl die ouders hanteren samenhangt met het probleemgedrag van hun kinderen (Patterson, Reid & Dishion, 1992). Opvoedstijl kan onderverdeeld worden in de dimensies responsiviteit en controle en verschillende combinaties van deze dimensies vormen de vier verschillende opvoedstijlen: autoritatief, autoritair, permissief en onverschillig. Kinderen van autoritatieve ouders blijken zich het meest competent te ontwikkelen, terwijl kinderen van ouders met een van de drie andere opvoedstijlen de meeste probleemgedragingen ontwikkelen (Schaffer, 1996). Mogelijk is er ook een relatie tussen opvoedstijl en het drinkgedrag van kinderen. Het is aannemelijk dat kinderen van ouders met een onverschillige, permissieve of autoritaire opvoedstijl meer alcohol consumeren dan kinderen van autoritatieve ouders. In deze paragraaf zal worden 7
onderzocht of er een samenhang is tussen controle en responsiviteit en het drinkgedrag van kinderen en hoe deze samenhang eruit ziet. Kinderen met ouders die controle uitoefenen, beginnen later met het drinken van alcohol en gebruiken bovendien ook minder alcohol als ze wel drinken. Dit bleek uit een studie van Van der Vorst, Engels, Meeus, Dekovic en Vermulst (2006). In deze longitudinale studie werd de Strict control scale (Lamborn, Mounts, Steinberg, & Dornbusch, 1991; Steinberg, Lamborn, Darling, Mounts & Dornbusch, 1994) op verschillende scholen ingevuld door 1012 kinderen tussen de 11 en 14 jaar. Uit de resultaten van de studie bleek tevens dat de samenhang tussen controle en het drinkgedrag van kinderen verdwijnt wanneer de kinderen al een drinkpatroon ontwikkeld hebben. De resultaten van Van der Vorst et al. (2006) werden in een studie van Van der Vorst, Vermulst, Meeus, Dekovic en Engels (2009) uitgebreid. De onderzoekers namen bij zowel de ouders als de kinderen van 428 families een vragenlijst af. Deze vragenlijst is door de onderzoekers zelf ontworpen en bevat onder andere items over alcoholspecifieke regels en alcoholconsumptie. Er werden vier drinktrajecten geïdentificeerd bij preadolescenten (13-15 jaar): geheelonthouders, lichte drinkers, versnellers (kinderen die na verloop van tijd steeds meer gaan drinken) en zware drinkers (kinderen die al direct veel drinken en binnen twee jaar nog meer gaan drinken). Ouders van geheelonthouders en lichte drinkers bleken meer controle uit te oefenen dan ouders van versnellers en zware drinkers. Deze resultaten indiceren dat ouders het stijgen van alcoholconsumptie mogelijk kunnen uitstellen door al tijdens de kindertijd strikte controle uit te oefenen en deze vol te houden. Kinderen van ouders die controle uitoefenen doen ook minder aan binge-drinken (meer dan vijf alcoholische consumpties achter elkaar consumeren) dan kinderen van ouders die geen controle op hen uitoefenen. Dat bleek uit een studie van Guilamo-Ramos, Jaccard, Turrisi en Johansson (2005) waarbij 5300 kinderen tussen de 12 en 14 jaar rapporteerden over
8
hun drinkgedrag en de mate van controle die hun ouders op hun uitoefenen. Uit bovenstaande onderzoeken is gebleken dat de mate van controle die ouders uitoefenen op hun kinderen een belangrijke rol speelt binnen de ontwikkeling van het drinkgedrag van hun kinderen. Eerder is echter besproken dat opvoedstijl bestaat uit twee dimensies, namelijk controle en responsiviteit. De mate van responsiviteit van ouders is geassocieerd met positieve uitkomsten binnen de ontwikkeling van kinderen, zoals betere zelfregulatie en minder externaliserend gedrag (Eiden, Edwards & Leonard, 2007), meer zelfvertrouwen (Rohner, 1990) en betere psychologische aanpassing (Khaleque & Riaz, 2007). Het is dus aannemelijk dat kinderen met responsieve ouders minder snel alcoholgerelateerde problemen ontwikkelen dan kinderen van niet-responsieve ouders. De mate van responsiviteit is in bovenstaande onderzoeken echter niet gemeten. Meer ouderlijke responsiviteit hangt samen met minder alcoholconsumptie en minder ouderlijke responsiviteit hangt samen met meer alcoholconsumptie. Dit blijkt uit een studie van Mogro-Wilson (2008). Er werd in deze studie gebruik gemaakt van data die verkregen zijn uit de thuisinterviews die zijn opgenomen in the National Longitudinal Study of Adolescent Health (Tourangeau & Shin, 1999). 16044 kinderen van 12 tot 17 jaar oud vulden een vragenlijst in over, onder andere, hun drinkgedrag en de mate van controle en responsiviteit van hun ouders. Uit de resultaten bleek dat meer ouderlijke responsiviteit en meer controle samenhangen met minder alcoholconsumptie en dat minder ouderlijke responsiviteit en minder controle samenhangen met meer alcoholconsumptie door kinderen (Mogro-Wilson, 2008). Piko en Balázs (2012) onderzochten of er verschillen waren tussen jongens en meisjes in de manier waarop zij op beide opvoedingsdimensies reageren. De onderzoekers namen de Authorative Parenting Index (Jackson, Henriksen & Foshee, 1998) af bij alle schoolgaande kinderen uit Mako (een kleine Hongaarse stad) en ook hun alcoholconsumptie werd gemeten
9
(Kann, 2001; Primack, Switzer & Dalton, 2007). Jongens en meisjes reageerden inderdaad anders op beide opvoedingsdimensies. Voor jongens werkte slechts responsiviteit als beschermende factor tegen het experimenteren met alcohol. Voor meisjes werkte zowel responsiviteit als controle als beschermende factor tegen het experimenteren met alcohol. Hieruit zou men kunnen concluderen dat jongens en meisjes door hun ouders anders benaderd moeten worden als het gaat om alcoholgerelateerde opvoeding. Uit bovenstaande onderzoeken is gebleken dat de mate van controle en de mate van responsiviteit vanuit de ouders samenhangen met het drinkgedrag van kinderen. Een hoge mate van responsiviteit hangt negatief samen met de alcoholconsumptie van kinderen en een hoge mate van controle hangt ook negatief samen met de alcoholconsumptie van kinderen. Uit het onderzoek van Duncan, Duncan en Strycker (2006) bleek echter ook dat de invloed van ouders op hun kinderen groter is als deze kinderen jonger (rond 9 jaar) zijn dan wanneer zij ouder (rond 16 jaar) zijn. Wellicht hebben controle en responsiviteit vanuit de ouders dus geen of minder invloed op kinderen wanneer ze ouder dan 16 zijn. Veel jongeren gaan tijdens de studentenperiode echter juist excessief drinken (Turrisi & Ray, 2010). Het is daarom van belang om te onderzoeken hoe en of de ouders van deze studenten invloed op het excessieve drinkgedrag kunnen uitoefenen, zodat dit wellicht teruggedrongen kan worden. Wood, Read, Mitchell en Brand (2004) onderzochten daarom bij 556 studenten (18-19 jaar) de samenhang tussen hun drinkgedrag en de controle en responsiviteit vanuit hun ouders. Controle werd gemeten met een aangepaste versie van de Strictness-Supervision Scale (Steinberg, Lamborn, Dornbusch & Darling, 1992) en responsiviteit werd gemeten met de Acceptance-Involvement Scale (Steinberg et al., 1992). Beide vragenlijsten werden door de studenten ingevuld. Uit de resultaten bleek dat ook bij oudere kinderen/studenten (18-19 jaar) strikte controle geassocieerd is met minder frequent drinkgedrag. Er is echter geen verband
10
gevonden tussen de responsiviteit van de ouders en het drinkgedrag van de studenten. Mogelijk verdwijnt dit verband naarmate kinderen ouder worden, omdat ze minder afhankelijk zijn van hun ouders en dus minder reageren op het al dan niet responsief zijn van de ouders. Hier zou men in de toekomst meer onderzoek naar kunnen doen. Ook in een longitudinale studie (drie jaar) is onderzocht wat de samenhang is tussen controle vanuit de ouders en het drinkgedrag van hun kinderen (Van der Vorst, Engels, Dekovic, Meeus & Vermulst, 2007). Zowel de kinderen als de ouders vulden een keer per jaar vragenlijsten in. De onderzoekers hebben zelf een vragenlijst ontworpen om de mate van controle vanuit de ouders te meten. Het drinkgedrag van de kinderen werd door middel van vijf vragen vastgesteld. Aan het begin van het onderzoek waren de deelnemende kinderen tussen de 13 en 15 jaar oud en aan het eind van het onderzoek waren zij tussen de 15 en 18 jaar oud. Controle vanuit de ouders bleek de kans dat hun kinderen starten met drinken te verlagen, ongeacht de leeftijd van deze kinderen. De impact van deze controle werd echter minder of verdween zelfs, wanneer de kinderen al een drinkpatroon hadden ontwikkeld. Dit zou betekenen dat ouders slechts preventief invloed hebben op het drinkgedrag van hun kinderen. Een recentere longitudinale studie waarbij de gezinnen zes jaar lang zijn gevolgd vonden echter andere resultaten (Mares, Lichtwarck-Aschoff, Burk, van der Vorst & Engels, 2012). De kinderen waren aan het begin van de studie tussen de 13 en 15 jaar oud en aan het eind van de studie waren zij tussen de 19 en 21 jaar oud. Op deze manier werd de volledige ontwikkelingsperiode meegenomen waarin directe ouderlijke controle verdwijnt. De kinderen vulden een keer per jaar vragenlijsten in om hun drinkgedrag en de controle vanuit de ouders te meten. Het drinkgedrag werd bepaald aan de hand van vier items (Engels, Knibbe & Drop, 1999). De controle vanuit de ouders werd bepaald aan de hand van 10 items (Van der Vorst et al., 2009). Uit de resultaten van deze studie bleek dat controle vanuit de ouders wel belangrijk
11
blijft in het beperken van alcoholgebruik van de kinderen, ook als deze al een alcoholpatroon hebben ontwikkeld. De mogelijkheid bestaat dat ouders zelf ook, al dan niet problematisch, alcohol gebruiken. Volgens de sociale leertheorie leren kinderen door imitatie (Bandura, 1997; Bandura & Walters, 1963, aangehaald in Schaffer, 1996). De ouders van het kind zijn de modellen en het kind leert door hen te imiteren. Volgens deze theorie hebben kinderen van ouders die drinken dus geen baat bij de mate van controle en responsiviteit vanuit deze ouders, maar imiteren ze het drinkgedrag van hun ouders. Ook bij ouders die zelf alcohol drinken hangt een hogere mate van controle vanuit de ouders echter samen met minder alcoholconsumptie van hun kinderen. Dit bleek uit een studie van Latendresse, Rose, Viken, Pulkkiknen, Kaprio en Dick (2008). In deze longitudinale studie met een steekproef van 4731 kinderen werden kinderen zes jaar lang gevolgd (van 11 tot 17 jaar). Het drinkgedrag van de ouders werd bij de ouders zelf vastgesteld aan de hand van een aantal items. De kinderen vulden items in over de mate van controle vanuit de ouders. Gedurende de studie waren er drie meetmomenten en uit de resultaten bleek dat een hogere mate van controle samenhangt met minder alcoholconsumptie van de kinderen en dat een lage mate van controle samenhangt met meer alcoholconsumptie. Dezelfde resultaten werden gevonden in een onderzoek van Koning, Engels, Verdurmen en Vollebergh (2010). In deze studie werd wederom de samenhang tussen controle vanuit de ouders en het drinkgedrag van hun kinderen onderzocht, maar dan bij ouders die excessief drinken. Zowel de ouders als de kinderen vulden vragenlijsten in over de mate van controle vanuit de ouders. Ook uit de resultaten van dit onderzoek bleek dat meer controle vanuit de drinkende ouders samenhangt met minder alcoholconsumptie van hun kinderen. In bovenstaande onderzoeken is er geen invloed gevonden van het drinkgedrag van de
12
ouders op de relatie tussen controle vanuit de ouders en de alcoholconsumptie van hun kinderen. Er wordt in deze onderzoeken echter niets gezegd over ouders die dusdanig veel drinken dat ze wellicht niet meer in staat zijn tot het uitoefenen van controle. In dat geval zou alcoholconsumptie door de ouders indirect leiden tot meer alcoholconsumptie door de kinderen. Naar de invloed van drinkgedrag door de ouders op de relatie tussen responsiviteit vanuit de ouders en het drinkgedrag van hun kinderen is in bovenstaande onderzoeken niet gekeken. Uit deze paragraaf is gebleken dat controle vanuit de ouders leidt tot minder alcoholconsumptie van hun kinderen en dat dit zelfs geldt bij ouders die zelf wel alcohol drinken. De sociale leertheorie (Bandura, 1997; Bandura & Walters, 1963, aangehaald in Schaffer, 1996) lijkt in dit geval dus niet op te gaan. Kinderen van drinkende ouders imiteren het drinkgedrag niet, maar reageren positief op de controle vanuit de ouders door zelf minder te drinken. Alleen bij jonge kinderen werd er een verband gevonden tussen responsiviteit van de ouders en het drinkgedrag van de kinderen. Opvallend is dat de dimensies controle en responsiviteit in bovenstaande onderzoeken los van elkaar zijn onderzocht terwijl er theoretisch gezien een verband is tussen beide dimensies (Baumrind, 1991). De specifieke combinatie van de mate van controle en responsiviteit vormen namelijk een bepaalde opvoedstijl en deze opvoedstijl heeft weer invloed op de karakteristieken van het kind (Schaffer, 1996). Kinderen van autoritaire ouders (hoge mate van controle en een gebrek aan responsiviteit) laten volgens Schaffer (1996) meer probleemgedragingen zien dan kinderen van autoritatieve ouders (hoge mate van controle en responsiviteit). Verwacht werd dan ook dat kinderen van autoritaire ouders meer alcohol consumeren dan kinderen van autoritatieve ouders. Uit de bovenstaande paragraaf kan men echter afleiden dat zowel kinderen van autoritaire als van autoritatieve ouders minder alcohol zouden moeten consumeren door de hoge mate van controle. Het is mogelijk dat de strikte
13
controle door autoritaire ouders er in dit geval voor zorgt dat het gebrek aan responsiviteit bij hun kind niet leidt tot het ontwikkelen van drinkgedrag. Andersom zou responsiviteit bij permissieve ouders (hoge mate van responsiviteit en gebrek aan controle) wellicht op die manier kunnen compenseren voor een gebrek aan controle vanuit de ouders. Deze mogelijkheden zijn niet getoetst in bovenstaande studies en de resultaten moeten dus met enige voorzichtigheid worden geïnterpreteerd. Om controle uit te kunnen oefenen moeten ouders hun regels en behoeftes op een bepaalde manier uiten naar hun kind en dit kunnen de ouders doen via ASC. In de volgende paragraaf wordt uitgewerkt wat de samenhang is tussen ASC vanuit ouders en het drinkgedrag van hun kinderen. De samenhang tussen alcoholspecifieke communicatie vanuit ouders en het drinkgedrag van hun kinderen Veel preventieprogramma’s leren ouders om met hun kinderen over alcohol te communiceren om zo het drinkgedrag van de kinderen te voorkomen of verminderen (Brody et al., 2006, Komro et al., 2009, Mason et al., 2009). Het is belangrijk om er zeker van te zijn dat ASC gunstig is bij de preventie van alcoholconsumptie door kinderen. Als blijkt dat ASC ongunstig is of geen voordeel oplevert in de preventie van alcoholconsumptie door kinderen moeten de preventieprogramma’s namelijk worden aangepast. Daarom wordt in de volgende paragraaf uitgewerkt of ASC vanuit de ouders wel of niet samenhangt met het drinkgedrag van hun kinderen en hoe deze samenhang eruitziet. Ennet, Bauman, Foshe, Pemberton en Hicks (2001) onderzochten de relatie tussen ASC en de alcoholconsumptie bij 537 gezinnen. Gezinnen met een kind van 12 tot 14 jaar vulden vragenlijsten in en werden geïnterviewd. De kinderen rapporteerden zelf over hun drankgebruik. Ouders vulden de alcoholspecifieke communicatiemeting in die door Ennet et al. (2001) is ontworpen. Uit de resultaten bleek dat ASC niet altijd gunstig is in de preventie
14
van alcoholconsumptie door kinderen. De alcoholconsumptie door de kinderen wordt volgens deze resultaten extreem, wanneer de ouders ASC toepassen bij een kind dat eerder al alcohol gedronken heeft. Bij dit onderzoek is de ASC slechts bepaald via metingen bij de ouders. Het is mogelijk dat ouders en kinderen de ASC anders ervaren en dan kloppen de resultaten van het onderzoek mogelijk niet. Om dit uit te sluiten onderzochten ook Van der Vorst, Engels, Meeus, Dekovie en van Leeuwen (2005) de samenhang tussen ASC vanuit de ouders en de alcoholconsumptie van de kinderen. 428 gezinnen namen deel aan het onderzoek en ieder lid van het gezin vulde de alcohol-specific communication scale (Ennet et al., 2001) en een vragenlijst over alcoholconsumptie in. Uit de resultaten van dit onderzoek bleek ook dat de frequentie van ASC vanuit de ouders positief gerelateerd is aan alcoholconsumptie van hun kinderen. Meer ASC vanuit de ouders lijkt dus tot meer alcoholconsumptie van hun kinderen te leiden. Op basis van deze resultaten is het waarschijnlijk om aan te nemen dat ASC vanuit de ouders niet geschikt is om de alcoholconsumptie van kinderen te voorkomen of verminderen. Wellicht gaan kinderen meer drinken door de ASC, omdat het drinken van alcohol door deze gesprekken als een verboden vrucht ervaren wordt. De kinderen vinden het hierdoor mogelijk spannender en willen experimenteren met alcohol (Van der Vorst et al., 2005; Spijkerman et al., 2008). Het is echter ook mogelijk dat een hogere alcoholconsumptie van het kind juist leidt tot een hogere frequentie van ASC vanuit de ouders (Van der Vorst, Burk & Engels, 2010). De causaliteit is dan omgekeerd. Van der Vorst en collega’s (2010) onderzochten deze mogelijkheid. Aan dit onderzoek namen 404 gezinnen deel die drie jaar lang elk jaar een vragenlijst invulden. De kinderen beantwoordden vragen over hun alcoholconsumptie en de ouders vulden de alcohol-specific communication scale (Ennet et al., 2001) in. In dit onderzoek werd echter ook een positief verband gevonden tussen de frequentie van ASC vanuit de ouders en de alcoholconsumptie van hun kinderen. Een hogere frequentie aan ASC
15
hing bij de kinderen in deze steekproef dus samen met meer alcoholconsumptie. De inhoud van ASC is in bovenstaande onderzoeken nog niet gespecificeerd. Er kan bijvoorbeeld onderscheid gemaakt worden tussen permissieve boodschappen en negatieve boodschappen over alcohol in ASC. Permissieve boodschappen over alcohol zijn boodschappen die het kind het idee geven dat het drinken van alcohol geoorloofd is, zoals ‘Ik vind het prima als je met ons een wijntje drinkt aan tafel’. Negatieve boodschappen over alcohol zijn boodschappen die het kind het idee geven dat het drinken van alcohol niet geoorloofd is, zoals ‘Ik vind het goed als je gaat stappen, maar je mag geen druppel alcohol drinken.’ Het is aannemelijk dat het uitzenden van permissieve boodschappen over alcohol in ASC leidt tot meer alcoholconsumptie van kinderen en dat het uitzenden van negatieve boodschappen over alcohol juist leidt tot minder alcoholconsumptie van kinderen. ASC blijkt inderdaad slechts negatief samen te hangen met het drinkgedrag van hun kinderen als de ouders het drinken van alcohol door middel van deze communicatie expliciet verbieden en dus een negatieve boodschap uitzenden (Williams, Kittinger, Eller & Rigg, 2010). Deze conclusie werd getrokken op basis van de resultaten van een onderzoek bij 527 kinderen van 12 tot 17 jaar. Het uitzenden van permissieve boodschappen over alcohol binnen ASC vanuit de ouders hing juist positief samen met meer alcoholconsumptie van kinderen. Het negatieve effect van deze permissieve communicatie is volgens dit onderzoek bovendien het grootst bij kinderen die al begonnen zijn met het consumeren van alcohol (Reimuller, Hussong & Ennet, 2011). Bij het onderzoek van Williams en collega’s (2010) is het aantal en de vorm (permissief/negatief) van de ASC echter bepaald op basis van het antwoord op twee vragen die werden beantwoord door de kinderen. De visie van de ouders is buiten beschouwing gelaten en de verkregen gegevens over de ASC zijn dus niet objectief. Reimuller en collega’s (2011) onderzochten in een longitudinale studie ook de relatie tussen ASC vanuit de ouders en het drinkgedrag van kinderen. In dit onderzoek
16
beantwoordden de ouders de vragen over de ASC. Opvallend is dat er in dit onderzoek geen negatieve relatie gevonden werd tussen negatieve boodschappen in ASC vanuit de ouders en het drinkgedrag van kinderen. Volgens dit onderzoek leiden negatieve boodschappen in ASC vanuit de ouders dus niet tot minder alcoholconsumptie van hun kinderen dan permissieve boodschappen in ASC. Deze twee studies hebben dezelfde hoofdvraag, maar in de ene studie beantwoordden kinderen vragen over de ASC en bij de andere studie beantwoordden de ouders deze vragen. Het feit dat deze studies een verschillende uitkomst hadden, bevestigt het belang om bij onderzoek zowel de visie van de ouders als van de kinderen mee te nemen om een zo objectief mogelijk beeld van de werkelijkheid te krijgen. Uit bovenstaande onderzoeken is gebleken dat de frequentie van ASC vanuit de ouders positief samenhangt met de alcoholconsumptie van hun kinderen. De resultaten van de onderzoeken naar de samenhang tussen negatieve of permissieve boodschappen in ASC vanuit de ouders en het drinkgedrag van de kinderen spreken elkaar tegen. Over deze samenhang kan op basis van deze onderzoeken dus nog geen uitspraak gedaan worden. Er moet meer onderzoek naar dit onderwerp gedaan worden, waarbij zowel de kinderen als de ouders vragen beantwoorden over de ASC. In de vorige paragraaf is al genoemd dat de invloed van ouders op kinderen groter is als de kinderen nog jong zijn (Duncan et al., 2006). Wellicht wordt er een andere samenhang tussen ASC vanuit de ouders en het drinkgedrag van hun kinderen gevonden, wanneer deze kinderen ouder zijn. Veel kinderen gaan in hun studententijd juist excessief drinken Turrisi & Ray, 2010). Het is daarom van belang om te weten hoe en of de ouders van studenten hier via ASC nog invloed op kunnen uitoefenen. De ouders kunnen dan ingezet worden om het excessieve drinkgedrag van studenten te verminderen. Bij studenten hangt meer ASC vanuit de ouders samen met minder alcoholconsumptie.
17
Dit bleek uit de resultaten van een onderzoek waarbij zowel de ouders als de kinderen drie items hebben beantwoord over de ASC vanuit de ouders (Pasch, Stigler, Perrya & Komrob, 2010). De inhoud van de ASC vanuit de ouders is in dit onderzoek echter nog niet gespecificeerd. Ouders kunnen ook bij studenten permissieve of negatieve boodschappen uitzenden tijdens ASC. Mogelijk wordt er bij studenten wel een relatie gevonden tussen deze boodschappen binnen ASC en hun drinkgedrag. In een onderzoek bij 585 studenten (19-20 jaar) werd een negatief verband gevonden tussen negatieve boodschappen tijdens ASC vanuit de ouders en het drinkgedrag van de kinderen (Abar, Morgan, Small & Maggs, 2012). Deze boodschappen binnen ASC hingen zelfs samen met minder alcoholconsumptie als de studenten al een drinkpatroon hadden ontwikkeld. Dit komt overeen met de resultaten uit het onderzoek van Williams en collega’s (2010). Een andere overeenkomst tussen deze twee studies is dat de aspecten van ASC in beide onderzoeken werden bepaald via een vragenlijst die is afgenomen bij de kinderen. Mogelijk hangen negatieve boodschappen tijdens ASC dus alleen samen met minder alcoholconsumptie van de kinderen als deze kinderen de boodschappen zelf ook als negatief ervaren. Hier zou men in de toekomst meer onderzoek naar kunnen doen. Bij studenten lijkt meer ASC vanuit de ouders op basis van dit onderzoek negatief samen te hangen met de alcoholconsumptie van hun kinderen, mits deze ASC het drinken van alcohol expliciet verbiedt. Het is waarschijnlijk dat de vorm of frequentie van ASC bij ouders die zelf wel alcohol drinken anders is dan bij niet-drinkende ouders. Wellicht zijn ouders bij problematisch drinkgedrag, niet in staat tot ASC. Verder zouden ouders het onrechtvaardig kunnen vinden om hun kinderen het drinken van alcohol te verbieden, wanneer ze dit zelf wel doen. Volgens de sociale leertheorie maakt het echter niet uit welke boodschappen drinkende ouders via ASC uitzenden, omdat kinderen leren door imitatie (Bandura, 1997; Bandura &
18
Walters, 1963, aangehaald in Schaffer, 1996). Mogelijk lopen kinderen van ouders die alcohol drinken dus een groter risico om zelf alcohol te gaan drinken dan kinderen van ouders die dit niet doen. Om deze mogelijkheid te toetsen deden Mares, van der Vorst, Engels en LichtwarckAschoff (2010) een longitudinaal onderzoek (drie jaar) bij 325 gezinnen. De ouders vulden de alcohol-specific communication scale (Ennett et al., 2001) in. Verder beantwoorden zowel de kinderen als de ouders een aantal vragen over hun eigen drinkgedrag. Uit dit onderzoek kwam naar voren dat alcoholgerelateerde problemen bij ouders tot meer ASC vanuit de ouders leidde en dat dit gerelateerd was aan minder alcoholgerelateerde problemen bij hun kinderen (Mares, van der Vorst, Engels en Lichtwarck-Aschoff, 2010). Op basis van de resultaten uit deze paragraaf lijkt het dat ASC door ouders alleen werkt in het voorkomen van drinkgedrag, wanneer de ouders het drinken van alcohol door middel van deze communicatie expliciet verbieden. Dit geldt bij jonge kinderen, studenten en kinderen van drinkende ouders. Dit laatste is niet in lijn met de sociale leertheorie die stelt dat kinderen door middel van observatie van hun ouders leren. Naar het schijnt internaliseren kinderen de negatieve boodschappen over alcohol en drinken zelf minder ondanks het feit dat hun ouders verkeerd gedrag modelleren. Conclusie en Discussie Uit dit literatuuroverzicht blijkt dat er een negatieve samenhang is tussen controle vanuit de ouders en het drinkgedrag van hun kinderen. Meer controle vanuit de ouders hangt samen met minder alcoholconsumptie door jonge kinderen, studenten en kinderen van drinkende ouders. Er werd slechts in een enkel onderzoek bij jonge kinderen een negatieve samenhang gevonden tussen responsiviteit van de ouders en het drinkgedrag van de kinderen. Bij studenten werd deze negatieve samenhang bovendien niet gevonden. Verder hebben de beschreven onderzoeken de aspecten responsiviteit en controle los van elkaar onderzocht in 19
hun verband met het drinkgedrag van de kinderen. Theoretisch gezien is er echter wel een verband tussen deze twee aspecten (Baumrind, 1991). Het feit dat responsiviteit kan compenseren voor een gebrek aan controle (of vice versa) in de ontwikkeling van drinkgedrag is dus niet getoetst. Tussen ASC vanuit ouders en het drinkgedrag van hun kinderen is een negatieve samenhang gevonden, mits ouders het drinken van alcohol door middel van deze communicatie expliciet verbieden. Meer ASC leidt dan tot minder alcoholconsumptie bij jonge kinderen, studenten en kinderen van drinkende ouders. De beschreven onderzoeken hebben echter gebruik gemaakt van verschillende informanten (ouders en kinderen) om ASC te meten. Deze resultaten moeten daarom met enige voorzichtigheid geïnterpreteerd worden en vervolgonderzoek is wenselijk. De resultaten uit de beschreven onderzoeken komen niet overeen met de sociale leertheorie die stelt dat kinderen leren van hun ouders door hen te imiteren. Beperkingen De sociale leertheorie lijkt niet op te gaan in alcohol gerelateerde opvoeding. Ouders die zelf alcohol drinken kunnen op dezelfde manier voorkomen dat hun kinderen alcohol consumeren als ouders die zelf geen alcohol drinken. Er is in de huidige onderzoeken echter geen rekening mee gehouden dat kinderen het gedrag van hun ouders eerder imiteren als het positieve gevolgen heeft (Baeten & Geurts, 2002). Als ouders alcohol drinken en hier vaak agressief of teruggetrokken van worden kunnen kinderen dit ervaren als een negatief gevolg van het drinken van alcohol. Andersom als ouders alcohol drinken en hier amicaal van worden kunnen kinderen dit ervaren als een positief gevolg van het drinken van alcohol. Het verband tussen controle vanuit de ouders en de alcoholconsumptie zou hierdoor beïnvloed kunnen worden. Wellicht leidt meer controle vanuit de drinkende ouders niet tot minder alcoholconsumptie van hun kinderen, maar drinken deze kinderen minder vanwege het feit dat 20
zij de negatieve gevolgen van de alcoholconsumptie bij hun ouders waarnemen en het drinkgedrag hierdoor niet willen imiteren. Hetzelfde geldt voor het verband tussen negatieve ASC vanuit de ouders en de alcoholconsumptie van hun kinderen. In vervolgonderzoek zou men deze alternatieve verklaring uit moeten sluiten. Een andere mogelijke beperking van deze studie is dat sommige van de besproken onderzoeken bij het bepalen van de mate van controle, responsiviteit en ASC vanuit de ouders, slechts gebruik hebben gemaakt van de rapportage van de ouders of de kinderen. Gebleken is echter dat ouders en kinderen de opvoeding anders ervaren (Pasch et al., 2010). Dit betekent dat de opvoedstijl of vorm van ASC niet objectief bepaald kunnen worden door middel van rapportage vanuit slechts de ouders of slechts het kind. Een ouder kan bijvoorbeeld rapporteren dat hij/zij erg responsief was in de opvoeding, terwijl het kind dit anders heeft ervaren. Het gevolg hiervan is dat men een vertekend beeld krijgt van de opvoeding. Om een meer objectief beeld van de opvoeding te krijgen zou men in het vervolg zowel de ouders als de kinderen bij het onderzoek kunnen betrekken en de resultaten van de verschillend informanten met elkaar vergelijken. Verder is er in de besproken onderzoeken naar de effecten van ASC niet gekeken naar de kwaliteit van de ASC. Men heeft slechts de frequentie en inhoud van ASC gemeten. Het nadeel hiervan is dat men foutieve conclusies kan trekken over de samenhang tussen ASC en het drinkgedrag van kinderen. Mogelijk leidt een hoge frequentie aan permissieve ASC alleen tot meer alcoholconsumptie van de kinderen als deze ASC van lage kwaliteit is, doordat ouders bijvoorbeeld permissief zijn en niet uitleggen wat voor gevolgen jong beginnen met het drinken van alcohol kan hebben. Als ouders permissief zijn over het drinken van alcohol en daarbij wel goed uitleggen wat de gevolgen kunnen zijn heeft het kind wellicht meer begrip en drinkt daardoor ook minder. In vervolgonderzoek is het dus van belang dat de kwaliteit van de ASC ook bepaald wordt en uitgezocht wordt wat hiervan het effect is.
21
Ideeën voor vervolgonderzoek De mogelijkheid bestaat dat er bepaalde factoren zijn die de relatie tussen controle, responsiviteit en ASC en het drinkgedrag van de kinderen mediëren. De besproken aspecten van opvoeding zouden bijvoorbeeld kunnen leiden tot een bepaalde mate van zelfregulatie of impulscontrole bij de kinderen. Deze kindkarakteristieken kunnen dan weer leiden tot een bepaald drinkgedrag. Ook kan het zo zijn dat bepaalde kindkarakteristieken juist een bepaalde opvoedstijl uitlokken bij de ouders (Schaffer, 1996). Een kind dat bijvoorbeeld hyperactief gedrag laat zien kan meer ouderlijke controle uitlokken terwijl een verlegen kind weinig ouderlijke controle uitlokt. Men kan zich dan afvragen of de opvoedstijl samenhangt met het drinkgedrag van de kinderen of dat het kind juist karakteristieken laat zien die een bepaalde opvoedstijl bij de ouders uitlokken. Deze kindkarakteristieken hangen mogelijk ook weer samen met het drinkgedrag. Interessant zou zijn om deze mogelijkheden in vervolgonderzoek te toetsen. Verder zijn er verschillen gevonden tussen jongens en meisjes in de invloed van controle en responsiviteit op hun drinkgedrag (Piko en Balázs , 2012). In vervolgonderzoek zou men hier meer gedetailleerd naar moeten kijken, omdat dit zou kunnen betekenen dat ouders verschillend om moeten gaan met jongens en meisjes in de manier waarop ze hen alcoholgerelateerd opvoeden. Als er inderdaad belangrijke verschillen zijn kan men zich afvragen hoe ouders die zowel een zoon als een dochter hebben, hun kinderen het beste kunnen opvoeden. Implicaties De resultaten uit dit overzicht dragen bij aan een beter beeld van hoe interventies gericht op het verminderen van alcoholconsumptie door kinderen eruit moeten zien. Het blijkt namelijk belangrijk om de interventies niet alleen op de kinderen, maar ook op de ouders te richten. Bovendien is nu duidelijk dat de ouders zelfs bij oudere kinderen, en studenten, nog 22
invloed kunnen hebben op het drinkgedrag en dat het ook geen verschil maakt of de ouders zelf wel of geen alcohol gebruiken. De ouders moeten wel nauwkeurig geïnformeerd worden over hoe zij de aspecten controle, responsiviteit en ASC, het beste kunnen inzetten om de alcoholconsumptie van hun kinderen te verminderen of zelfs te voorkomen. Ouders kunnen volgens bovenstaande onderzoeken het beste veel controle uitoefenen op hun kinderen en tijdens ASC negatieve boodschappen over alcohol uiten. Over het belang van responsiviteit in alcoholspecifieke opvoeding kan op basis van dit overzicht nog niet veel geconcludeerd worden. Meer onderzoek is bovendien nodig naar de interactie tussen controle en responsiviteit in de samenhang met het drinkgedrag van kinderen. Ook is er meer onderzoek nodig naar de invloed van de kwaliteit van de ASC in de samenhang met het drinkgedrag van de kinderen. Het is hierbij belangrijk dat de onderzoekers gebruik maken van rapportage door zowel de ouders als de kinderen om een zo objectief mogelijk beeld van de opvoeding te krijgen. Literatuurlijst Abar, C. C., Morgan, N. R., Small, M. L., & Maggs, J. L. (2012). Investigating associations between perceived parental alcohol-related messages and college student drinking. Journal of Studies on Alcohol and Drugs, 73, 71-79. Baeten, P., & Geurts, E. (2002) In de schaduw van het geweld (1st ed.). Utrecht: NIZW. Baumrind, D. (1991). The influence of parenting style on adolescent competence and substance use. The Journal of Early Adolescence, 11, 56–95. Best, D., Manning, V., Gossop, M., Gross, S., & Strang, J. (2006). Excessive drinking and other problem behaviors among 14-16 year old children. Addictive Behaviors, 31, 1424-1435.
23
Brody, G. H., Murry, V. M., Kogan, S. M., Gerrard, M., Gibbons, F. X., Molgaard, V., et al. (2006). The strong african american families program: A cluster-randomized prevention trial of long-term effects and a mediational model. Journal of Consulting and Clinical Psychology, 74, 356-366. Darling, N., & Steinberg, L. (1993). Parenting style as context: An integrative model. Psychological Bulletin, 113, 487-496. De Wit, D. J., Adlaf, E. M., Offord, D. R., & Ogborne, A. C. (2000). Age at first alcohol use: A risk factor for the development of alcohol disorders. American Journal of Psychiatry, 157, 745–750. De Zwart, W. M., Monshouwer, K., & Smit, F. (2000). Jeugd en riskant gedrag. Kerngegevens 1999. Roken, drinken, drugsgebruik en gokken onder scholieren vanaf tien jaar (Youth and risky behavior. Key data 1999. Smoking, drinking, drug use, and gambling among scholars aged ten years and older). Utrecht, the Netherlands: Trimbos-Instituut.
Duncan, S. C., Duncan, T. E., & Strycker, L. A. (2006). Alcohol use from ages 9 to 16: A cohort-sequential latent growth model. Drug and Alcohol Dependence, 81, 71-81.
Eiden, R. D., Edwards, E. P., & Leonard, K. E. (2007). A conceptual model for the development of externalizing behavior problems among kindergarten children of alcoholic families: Role of parenting and children’s self-regulation. Developmental Psychology, 43,1187-1201.
24
Engels, R. C. M. E., Knibbe, R. A., & Drop, M. J. (1999). Why do late adolescents drink at home? A study on psychological well-being, social integration and drinking context. Addiction Research and Theory, 7, 31–46.
Ennet, S. T., Bauman, K. E., Foshee, V. A., Pemberton, M., & Hicks, K. A. (2001). Parentchild communication about adolescent tobacco and alcohol use: What do parents say and does it affect youth behavior? Journal of Marriage & the Family, 63, 48-62.
Guilamo-Ramos, V., Jaccard, J., Turrisi, R., & Johansson, M. (2005). Parental and school correlates of binge drinking among middle school students. American Journal of Public Health, 95, 894-899. Gruber. E., Diclemente, R. J., Anderson, M. M., & Lodico, M. (1996). Early drinking onset and its association with alcohol use and problem behavior in late adolescence. Preventive Medicine, 25, 293-300. Hingson, R. W., Heeren, T., & Winter, M. R. (2006). Age at drinking onset and alcohol dependence: Age at onset, duration, and severity. Archives of Pediatrics and Adolescent Medicine, 160, 739–746.
Kann, L. (2001). The youth risk behavior surveillance system: Measuring health-risk behaviors. American Journal of Health Behavior, 25, 272–277
Khaleque, A., Rohner, R. P., & Riaz, M. (2007). Perceived parental acceptance-rejection and psychological adjustment of children: A cross-cultural study in Finland, Pakistan, and the United States. Psychological Studies, 52, 114-119.
25
Komro, K. A., Perry, C. L., Veblen-Mortenson, S., Farbakhsh, K., Toomey, T. L., Stigler, M. H., et al. (2008). Outcomes from a randomized controlled trial of a multi-component alcohol use preventive intervention for urban youth: Project northland Chicago. Addiction, 103, 606-618. Koning, I. M., Engels, R. C. M. E., Verdurmen, J. E. E., & Vollebergh, W. A. M. (2010). Alcohol-specific socialization practices and alcohol use in Dutch early adolescents. Journal of Adolescence, 33, 93-100. Lamborn, S. D., Mounts, N. S., Steinberg, L., & Dornbusch, S. M. (1991). Patterns of competence and adjustment among adolescents from authoritative, authoritarian, indulgent, and neglectful families. Child Development,62, 1049–1065.
Latendresse, S. J., Rose, R. J., Viken, R. J., Pulkkinen, L., Kaprio, J., & Dick, D. M. (2008). Parenting mechanisms in links between parents’ and adolescents’ alcohol use behaviors. Alcoholism: Clinical and Experimental Research, 32, 322-330. Mares, S. H. W., Lichtwarck-Aschoff, A., Burk, W. J., van der Vorst, H., & Engels, C. M. E. (2012). Parental alcohol-specific rules and alcohol use from early adolescence to young adulthood. Journal of Child Psychology and Psychiatry, 53, 798-805. Mares, S. H. W., van der Vorst, H., Engels, R. C. M. E., & Lichtwarck-Aschoff, A. (2010). Parental alcohol use, alcohol-related problems, and alcohol-specific attitudes, alcoholspecific communication, and acolescent excessive alcohol use and alcohol-related problems: An indirect path model. Addictive Behaviors, 36, 209-216. Mason, W. A., Kosterman, R., Haggerty, K. P., Hawkins, J. D., Redmond, C., Spoth, R. L., et al. (2009) Gender moderation and social developmental mediation of the effect of a
26
family-focused substance use preventive intervention on young adult alcohol abuse. Addictive Behaviors, 34, 599-605. Miller, J. W., Naimi, T. S., Brewer, R. D., & Everett Jones, S. (2007). Binge drinking and associated health risk behaviors among high school students. Pediatrics, 119, 76-85. Mogro-Wilson, C. (2008). The influence of parental warmth and control on latino adolescent alcohol use. Hispanic Journal of Behavioral Sciences, 30, 89-105. Monshouwer, K., Van Dorsselae, S., Gorter, A., Verdurmen, J., & Vollebergh, W. (2004). Jeugd en riskant gedrag; kern gegevens uit het Peilstationsonderzoek 2003. Trimbos Instituut Utrecht. Pasch, K. E., Stigler, M. H., Perrya, C. L., & Komrob, K. A. (2010). Parents’ and children’s self-report of parenting factors: How much do they agree and which is more strongly associated with early adolescent alcohol use? Health Education Journal, 69, 31-42. Patterson, G. R., Reid, J. B., & Dishion, T. J. (1992). Antisocial boys. Eugene, OR: Castalia. Primack, B. A., Switzer, G. E., & Dalton, M. A. (2007). Improving measurement of normative beliefs involving smoking among adolescents. Archives of Pediatrics & Adolescent Medicine, 161, 434–439. Piko, B. F., & Balázs, M. A. (2012). Authoritative parenting style and adolescent smoking and drinking. Addictive Behaviors, 37, 353-356. Reimuller, A., Hussong, A., & Ennett, S. T. (2011). The influence of alcohol-specific communication on adolescent alcohol use and alcohol-related consequences. Society for Prevention Research, 12, 389-400.
27
Rohner, R. P. (1990). Handbook for the study of parental acceptance and rejection (3rd ed.). Storrs, CT: Rohner Research Publications. Schaffer, H. R. (1996). Social Development (1st ed.). Oxford: Blackwell Publishing. Spijkerman, R., van den Eijnden, R. J., & Huiberts. A. (2008). Socioeconomic differences in alcohol-specific parenting practices and adolescents’ drinking patterns. European Addiction Research, 14, 26-37. Steinberg, L., Lamborn, S. D., Darling, N., Mounts, N. S., & Dornbusch, S. M. (1994). Overtime changes in adjustment and competence among adolescents from authoritative, authoritarian, indulgent, and neglectful families. Child Development, 65, 754–770.
Steinberg, L., Lamborn, S. D., Dornbusch, S. M., & Darling, N. (1992). Impact of parenting practices on adolescent achievement: Authoritative parenting, school involvement, and encouragement to succeed. Child Development, 63, 1266–1281.
Swahn, M., & Bossart, R. (2007). Gender, early alcohol use and suicide ideation and attempts: Findings from the 2005 youth risc factor behavior survey. Journal of Adolescent Health, 41, 175-181. Tourangeau, R., & Shin, H. C. (1999). National longitudinal study of adolescent health: Grand sample weight. Chapel Hill: Carolina Population Center, University of North Carolina. Van der Vorst, H., Burk, W. J., & Engels, R. C. M. E. (2010). The role of parental alcoholspecific communication in early adolescents’ alcohol use. Drug and Alcohol Dependence, 111, 183-190.
28
Van der Vorst, H., Engels, R. C. M. E., Dekovic, M., Meeus, W., & Vermulst, A. (2007). Alcohol-specific rules, personality and adolescents’ alcohol use: A longitudinal person-environment study. Addiction, 102, 1064-1075. Van der Vorst, H., Engels, R. C. M. E, Meeus, W., Dekovi, M., & van Leeuwe, J. (2005). The role of alcohol-specific socialization in adolescents’ drinking behavior. Society for the Study of Addiction, 100, 1464-1476. Van der Vorst, H., Engels, R. C. M. E., Meeus, W., Dekovic, M., & Vermulst, A. (2006). Parental attachment, parental control, and early development of alcohol use: A longitudinal study. Psychology of Addictive Behaviour, 20, 107-116. Van der vorst, H., Vermulst, A. A., Meeus, W. H., Dekovic, M., & Engels, R. C. (2009). Identification and prediction of drinking trajectories in early and p-adolescence. Journal of clinical Child & Adolescent Psychology, 38, 329-341. Williams, R. J., Kittinger, D. S., Eller, L. N., & Rigg, C. R. (2010). The impact of parent-child discussions and parent restrictions on adolescent alcohol consumption. Hawai’i Medical Journal, 69, 145-147. Wood, M. D., Read, J. P., Mitchell, R. E., & Brand, N. H. (2004). Do parents still matter? Parent and peer influences on alcohol involvement among recent high school graduates. Psychology of Addictive Behaviors, 18, 19-30.
29