Het domein Papegem Het ontstaan van een domein onder de Karolingers is een groot landbouwcomplex heel waarschijnlijk ontstaan uit een Romeinse villa of een Frankische nederzetting. De Frankische stammen die in feiten nomaden waren, beschouwden oorlogsbuit als een grote vorm van rijkdom. Na de invallen van de Franken werd de grond dus een bron van rijkdom. Er zijn tal van Frankische legeraanvoerders die zich ganse onontgonnen gebieden toe-eigenden en gedeelten aan hun getrouwen in leen afstonden. Heel waarschijnlijk ontstonden op het zelfde moment de kernen van landbouwers rond een grote hoeve, zoals Morelgem ( heem van de lieden van Moro), Bussegem (heem van de lieden van Buso), Papegem ( heem van de lieden van Papo), enz
Samenstelling en indeling van het groot domein De vroegmiddeleeuwse domeinen verschilden onderling erg in omvang. Het is mogelijk in het klassieke domaniale complex een drietal delen duidelijk te onderscheiden teruggaan op de Laat-Romeinse villa-indeling : - De heerlijke reserve (terra indominicata) (1/3 of 1/4) wordt exclusief ten voordele van de heer (= grootgrondeigenaar) uitgebaat. De kern hiervan is de residentie van de heer (vroonhof1) die omwald is en bestaat uit de woonst, schuren, keukens, bakovens, artisanale ateliers… en vaak nog een kapel of kerk. Rond het vroonhof ligt het vroonhofland: de velden, akkers, weiden, bossen en (soms) wijngaarden die de heer door zijn horigen2 rechtstreeks voor zich laat bewerken en waarop de horigen karweidiensten verschuldigd zijn. - De terra mansionaria bestaan uit kleinere uitbatingen (mansi/tenures/demesne) die door horige boeren worden geëxploiteerd. In ruil voor dit recht op exploitatie moet de horige een erfpacht in geld betalen en een jaarlijkse pacht in natura; tevens is hij verplicht tot wekelijkse karweidiensten op het vroonhofland. De heer heeft de plicht tot bescherming van de horigen. - De terra communia bestaan uit bossen, weiden, turfgebieden en waters, in gemeenschappelijk vruchtgebruik. Een feodale heerlijkheid die ontstaat of zich ontwikkelt uit zo’n domein behoudt nagenoeg dezelfde structuur.
1 de oogst van breughel
Een villa was dus een grote hofstede bewoond door de eigenaar, of een pachter. De villa werd bestuurd door een “Hofmeester” of “Villicus”, ook “ Major” genoemd. Deze major ook meier3 was niet alleen verantwoordelijk voor het algemeen bestuur maar runde ook de dagelijkse bezigheden van de landbouwers. Had een landheer in een afgelegen streek veel bezittingen, dan richtte men ook daar als middelpunt een ‘curtis’ in, een hoofdhof, met de nodige schuren om ten behoeve van de landheer de oogst te bergen, met de nodige werktuigen om de grond te bewerken, de registers van de heerlijke goederen, de rechten, enz bij te houden
1 2 3
Samenstelling van het zelfstandig naamwoord vrone (domein, heerlijk goed) en het znw. hof. halfvrije dienstman van een middeleeuws heer De huurder of pachter van een hofstede.
Het domein Papegem
Pagina 1
Papegem had dezelfde structuur met een curtis of vroonhof en een aantal mansi. Het vroonhof vervulde de taak als administratief centrum en werd beheerd door domaniale beambten (villici of meiers)in Papegem was de Sint Baafsabdij de eigenaar. De bezitters van de mansi of hoeven uit de omgeving brachten hun cijnzen in natura en geld of voerden vroondiensten uit. De curtis was dus de verzamelplaats voor de leveranties in geld en natura die door de bezitters van de mansi geleverd moesten worden. Op sommige landerijen hadden de kloosters zogenaamde ‘voorwerken’, ‘grangiae’, aan het hoofd stond een ‘grangiarius’, een ‘voorwerksmeester’ , die de kloosteroverheid vertegenwoordigde en haar belangen behartigde. Een typische mansus zou 2 Papegem ferrariskaart uit 1777 bestaan hebben uit een hof ter grootte van 12 bunder, landerijen , bos en water inbegrepen, en zou het winstaandeel geweest zijn bij de Franken na een overwinning. Deze maat is niet hetzelfde gebleven want in 865 sprak men van een mansus van 30 bunder. Daarenboven mocht iedere eigenaar zijn goed vermeerderen met onbebouwde heide of moerassen te cultiveren.
De mensen van het domein Naast vrije boeren leefden op een domein veel onvrije mensen horigen of onvrijen ze woonden op het grondgebied van de heerlijkheid en waren gebonden aan de grond die ze bewerkten. De onvrijen die geen grond in cijns bezaten maar soms wel deelden in het collectieve recht op de onverdeelde gronden en bij de 3 Het hof van Vlierzele verdeling ervan een klein stukje land ontvingen (cot- of collanden). Ze moesten een jaarlijkse cijns4 (in geld of in natura) betalen aan de heer en karweien verrichten. Ze hadden persoonlijke rechten (huwelijk, gezin) en zakelijke rechten (eigen roerende en onroerende goederen) . Men werd horige door geboorte of huwelijk of op vrijwillige basis. Je kon deze mensen herkennen aan het geschoren hoofd, want enkel de edelen en vrijen mochten lang haar dragen, hun korte kledij, en een ongewapende heup. De mannen hielden zich bezig met de wapens, smeedden de hoefijzers, werkten op de kouters, maakten wagen, zadels,… . De lijfeigenen waren continu aan het werk terwijl anderen voor de helft een derde of een paar dagen arbeid verschuldigd waren. Sommigen dienden dan drie dagen in de week om de overige drie met de zondag erbij voor henzelf te werken. Anderen kwamen dan slechts in de hooitijd, in de oogst, of in het najaar om het gras te maaien of met de ploeg te werken. Al deze verrichtingen werden vroondiensten genoemd. Als de heer in de buurt bleef slapen, moesten de horigen de “het water geselen”, dit om de kikkers te laten zwijgen in de grachten en vijvers. Aanvankelijk kregen de lijfeigenen enkel kost en kledij, vrije lieden werden betaald, daar waar ze werkten buiten hun dienstbaarheden. Van de andere kant waren ze hun heer cijns of belastingen verschuldigd, meestal voor het gebruik van land eigendom van de heer. De cijnzen die twee keer per jaar betaald werden in de lente en de herfst waren velerlei.
4
Cijns kan zijn een grondrente betaald door den eigenaar, of een vergoeding betaald door de landgebruiker aan de eigenaar (meestal voor een goed dat horig is of geweest is), of een hoofdgeld betaald aan een heer, of een belasting aan het openbaar gezag (grondbelasting of hoofdgeld).
Het domein Papegem
Pagina 2
De bevolking van zo’n villa kon van 100 tot 1000 man zijn, waaronder een aantal horigen maar ook velen die zelfstandig waren en hun kost verdienden ergens anders. Ten einde orde en tucht onder zo veel volk te houden, was er een “Schout5”, elders een “Provoost6” belast met de politionele taken. In grote landhoeven vond men een “baljuw7” en een “Schout” . In dat geval was de baljuw rechter, die vonniste over begane misdaden of uitspraak deed in persoonlijke geschillen zoals nu de vrederechter. In kleinere hofsteden moest de meier alles alleen gedaan krijgen, en was dan huishouder en rechter te samen.
De organisatie In Papegem heeft een hofgerecht gefungeerd, dat werd voorgezeten door de meier en waar alle zaken betreffende het domein en de verplichtingen van de onvrijen werden berecht . In 1232 bestond er al een schepenbank en werd de bevoegdheid van Sint-Baafs vastgelegd: zij kon een baljuw aanstellen te Sint-Lievens-Houtem, die op zijn beurt een schout voor Vlierzele en Bavegem had, en een meier voor Papegem. ... Naast de landbouwers waren er ook een aantal handwerklieden verbonden aan de villa met name wevers, wagenmakers, smeden, timmerlui, bakkers, snijders, leertouwers, schoenmakers, enz. Deze waren dan nog eens volgens hun specialiteit verdeeld in verschillende “werkplaatsen” die hun taak onder de hoede van een “deken” verrichtten. De deken of decaan , gelijk zijn naam het zegt, had de hoede over 10 man. Wat de vrouwen betreft , deze stonden onder de hoede van een “meyeresse” , meestal de vrouw van de meier, en was belast met de logistiek om aan ieder het nodige te verschaffen om het vlas, de wol, de hennep te spinnen; om boter en kaas te maken, en nog zoveel meer. De vrouwen maalden het graan, wasten het linnen, sponnen het vlas, stookten het vuur, verzorgden de stal en het vee. Iedere Villa wist hoeveel paarden zij 4 Het hof ten Bremt was een groot domein van 100 bunder (133 jaarlijks moesten kweken, om op een vast gestelde dag te leveren, op dezelfde hectare) eigendom van de abdij van Drongen op de weg van Zonnegem naar Burst. Op deze kaart van 1755 kan men zich een idee vormen hoe manier was het aantal kippen en ganzen een domein er uit gezien heeft bepaald die men op te brengen had; de schapen en zwijnen, het gezouten spek, de wijn, de mosterd, boter, kaas, was en honig, alles stond op maat of getal, en diende van goede kwaliteit te zijn. Alles wat teveel was moest verkocht worden.
Rechten van de heer op lijfeigenen: -
volgrecht (als de lijfeigene vlucht) huwelijksrecht (toestemming om te mogen trouwen) jaarlijkse belasting in ruil voor bescherming prestaties (in geld of in natura) en karweien
5
Overheidspersoon die in een stad aan het hoofd van het gerecht en de politie stond of op het land de lagere jurisdictie uitoefende. 6 Provoost is een gerechtsdienaar 7 Benaming van de gerechtelijke ambtenaar, die in een bepaald rechtsgebied als vertegenwoordiger van de landsheer optreedt
Het domein Papegem
Pagina 3
-
bij de dood van de lijfeigene gaat zijn bezit naar de heer (dode hand): vanaf de 15de eeuw alleen nog het beste stuk van de erfenis.
Rechten van de lijfeigenen -
Laten waren alleen gebonden aan grond, niet aan een heer (ze konden dus afstand doen van hun grond, waardoor ze weer vrij werden). Zij betaalden een jaarlijkse belasting en moesten ook karweien verrichten. Alle inwoners van domeinen waren ook onderworpen aan banrechten en de verplichting om de molen, de oven en de wijnpers van de heer te gebruiken tegen een vergoeding.
Koninklijke voorschriften (ca. 800) -
-
-
Wij willen dat onze rentmeesters 1 /10 van de opbrengst geven aan de kerken van ons domen. Elk domein moet beschikken over voldoende dekens, kussen, hoofdkussens, beddenlakens, tapeten voor tafels en banken, vazen en bekers uit tin, lood, ijzer en hout, haardijzers, kettingen, ketelhaken. beitels, vijlen .,. en alle andere soorten gereedschap De rentmeesters moeten de vrouwen vlas, wol, kleurstoffen, wolkammen, kaarden, zeep, olie en potjes geven. Elke rentmeester moet goede arbeidskrachten hebben: ijzersmeden, goud- en zilversmeden, schoenmakers, draaiers, timmerlieden, schildenmakers, vissers, vogelvangers, zeepmakers mannen die bier, cider, perenwijn enz. kunnen maken, bakkers, nettenmakers voor vis- en vogelvangst... Iedere ambtenaar moet in zijn gebied vaak recht spreken
Administratie op een domein De meier moest op Kerstmis een stand van zaken geven, wat hij zoal moest doorgeven aan de heer staat in volgende: uit het “capitulare de villes” van Karel de Grote Elk jaar op Kerstmis zullen onze hofmeesters duidelijke jaarrekeningen opstellen , onder afzonderlijk posten om ons een ordelijke jaarrekening te bezorgen zodat we kunnen weten wat we hebben en hoeveel: de inkomsten van onze velden bewerkt door de ossen van onze ploegen; de opbrengst van die velden gewerkt door de huurders met verschuldigd ploegdiensten, het aantal biggen, het bedrag van de betalingen voor de huur, schulden, boetes, en voor het wild uit onze bossen zonder onze toestemming; de opbrengsten van andere betalingen die verschuldigd zijn, uit melk, bossen, velden, bruggen, en boten, ... het bedrag van hooi, brandhout, aanmaakhout, planken, of ander bouwhout; de grootte van braakland; de opbrengst van peulvruchten, gras, wol, linnen en jute, de opbrengst van de vruchten, grote en kleine noten, enten op verschillende bomen, tuin producten, rapen; vissen uit vijvers, huiden en hoorns, de opbrengst aan honing, was, olie, talg, zeep, wijn, gekookte wijn, honingwijn, azijn, bier, nieuwe en oude wijn, als mede als nieuwe en oude tarwe, het aantal kippen, eieren en ganzen, het aantal vissers, smeden, schildmakers, schoenmakers, het aantal kneedtroggen, bakken en dozen, het aantal draaiers en zadelmakers, het aantal werkplaatsen voor ijzer en lood, het aantal mensen die cijns betalen, en het aantal veulens en merrieveulens.
Het domein Papegem
Pagina 4
Verplichtingen van de boeren De houder (horige) van de mansus (ca. 10 ha) van Boutershoven betaalt op St.-Remigius (I oktober) aan de abdij van St-Truiden, 14 mudden spelt8 (1 mud = 50 a 60 l), daarbij een kleine mud en evenveel mout9 met Pasen, 12 deniers (= munt), een kip en 12 eieren, met Kerstmis 4 karren sprokkelhout. Hij beploegt en bebouwt een bunder (ca 1.2 ha) van het vroonhof in de winter en een andere bunder in de zomer; hij zaait met het zaad dat hij uit de zolder van de heer ontvangt, oogst en brengt de oogst op dezelfde zolder. Hij staat in voor het plaatsen van 30 palen als men afsluitingen maakt op het domein waarvan de mansus afhangt ( uit ons verleden in documenten) Walfried en zijn vrouw, vrije lieden die behoren aan de heilige Germanus, hebben twee kinderen . Hij beschikt over twee mansi (boerderijen), met 7 bunder akkerland (ca. 8 ha). 6 arpents wijngaard (ca. 2 ha,. 4 arpents weide Hij betaalt voor elke hoeve het ene jaar een os. Voor de andere een volwassen zwijn. 4 penningen (kleine zilveren munt) voor gebruiksrechten in het bos. 2 mud wijn (ca. 120 l) voor weiderecht een ooi en een lam. Hij bewerkt 4 roeden winterkoren (ca. 10 are) en 2 roeden zomerkoren Hij levert hand- en spandiensten en hij hakt hout in het bos zoveel als hem wordt opgedragen Hij levert 3 kippen en 15 eieren. Uit de bezitsopsomming van de abdij van st germain des prés bij parijs begin 9de eeuw
De situatie in papegem Voor Papegem is de situatie niet anders, we hebben en dit is uniek een van de oudst geschreven documenten uit Vlaanderen over de cijnzen die de mensen uit Vlierzele en Papegem moesten betalen aan de abdij van Sint Baafs. In een renteboek over diverse zaken van 1227 staat: “reditus pertinentes ad curiam de Vliederzele et Baveghem” verder “Census ad natale solvendi” en “Reditus de Papeghem, apud Vlachem” Vrij vertaald : Opbrengsten behorende tot hof van Vlierzele en Bavegem , Cijnzen te betalen met Kerstmis, en opbrengsten van Papegem met Vlekkem
Redditus papenghem10 Daniel, f. Sigeri, et coheredes ejus II d. et I pullum. Daniel, zoon van Zeger en zijn mede-erfgenamen ,2 denieren11 en 1 kip Heineman, f. Henrici, et coheredes ejus II halst, avene et II d. Heineman, zoon van Hendrik en zijn mede-erfgenamen , 2 halsters12 haver en 2 denieren Impinus Went et Christianus et coheredes, corum II. d. et II pull, et I sister avene13. Van Impe Went en Van Impe Christiaen en hun mede-erfgenamen 2 denieren , 2 kippen en 1 sister haver 8
Nauw aan de tarwe verwante graansoort, Triticum Spelta L., die zich vooral onderscheidt doordat de kafhuls bij het dorsen niet loslaat. 9 Mout, gedroogde graankiemen, gebruikt voor het brouwen van bier. 10 Cartul.de St.-Bavon, bl. 147-152, Cartularia van de Sint Baafsabdij 11 De denier is eeuwenlang het enige klinkende betalingsmiddel geweest. Om berekeningen met een groot aantal denieren mogelijk te maken voerde men veelvouden in. I £b ( Libra of pond) = 20 solidi ( schellingen) = 240 denieren (penningen). Teksten uit de tijd geven in hoofdzaak de Latijnse benamingen afgekort 1 L. = 20 s.( of sol.) = 240 d. ( of den.) . 12 Halster is de samentrekking van half + sister, sister is een graanmaat die van streek tot streek verschillend is 13 Avene is uit haver bestaande, van “evene” gemaakt of gebakken
Het domein Papegem
Pagina 5
Clais de Wippelghem VI d. et II pull. Claas van Wippelgem, 6 denieren en 2 kippen Sigerus Rumuts et coheredes ejus I pull, et I d. et I sister avene. Zeger Rumuts en zijn mede-erfgenamen, 1 kip, en 1 denier en 1 sister haver Willelmus de Ende et coheredes ejus I pull, et VIIId., IIIIh. Avene et I modekin, et I cop. Willem van Ende en zijn mede-erfgenamen 1 kip en 8 denieren en 4 halsters haver en 1 meuken14 en 1 cop15 Item Willelmus solus I d. et I pull. de II ½ h. avane. Alsook enkel Willem 1 denier en 1 kip en 2½
halster haver
Egidius, f. Guls, et Theoderieus de Boiesgate et coheredes eorum I d. et I pull, et II h. avene. Gillis, zoon van Willem, en Diederik van Boiesgate en hun mede-erfgenamen 1 denier en 1 kip, en 2 halsters haver Mathildis de Cype et liberi ejus et Henricus Corf III pull, et I h. avene et I d. Mathilde van Cype en haar kinderen en Hendrik Corf 3 kippen en 1 halster haver en 1 denier Imma. f. Verdeborghen, II pull, et I d. Immanuel zoon van Verdeborghen
2 kippen en 1 denier
Willelmus, f. Willelmi de Ende, III pull, et I d. Willem, zoon van Willem van Ende, 3 kippen en 1 denier Ghislebertus de Smetten et Alis, soror ejus, VI pull, de I fundo. Gijselbrecht de Smetten en Alijs zijn zuster, 6 kippen, waarvan 1 van het erf Fundus Arnulplu Textoris III pull. het hof van Arnolf Textoris (= de Wever ), 3 kippen Willelmus de_Borno I pull. Willem van de Borre, 1 kip Lambortus et Boidin, filii Widonis Coopmans; II pulj. Et III ½ h. avene - Item II d. de fundo in Alebroch. Lambrecht en Boudewijn, zonen van Gwijde Coopmans; 2 kippen en 3 ½ halsters haver alsook 2 denieren van het hof ten Aalbroek Wido cum Apibus et cohoredes ejus III pull, et IIII h. avene et IIII mid. Gwijde de Bie en mede-erfgenamen 3 kippen Fundus Ghisleberti Leporis IX d. et I pull. Het hof toebehorend aan Gijselbrecht
Deporre
9 denieren en 1 kip
Fundus Huberti I d et II pull. Het hof toebehorende aan Huybrecht 1 denier en 2 kippen Willelmus de Ende et coheredes ejus II pull. et I d. 14 15
Meuken is een inhoudsmaat voor droge waren Cop is terug een graanmaat
Het domein Papegem
Pagina 6
Willem van Ende en zijn mede-erfgenamen 2 kippen en 1 denier Item Willelmus solus III ob. et 1/2 pull, et 1 ½ h avene. Alsook enkel Willem 3 ob16 en ½ kip en 1 ½ halster haver Walterus Magnus I pull. Walter de Groote, 1 kip Henricus et Boidinus, filii Ghertrudis, VI h. avene et VI d. et II pull. Hendrik en Boudewijn, zonen van Geertrui, 6 halsters haver en 2 kippen Item Henricus solus I pull, et I d. de fundo Mabilie. Alsook Henricus enkel 1 kip en 1 denier van het erf van Mabilde ? Henricus de Beke II pull, et III halst avene. Hendric van Beke 2 kippen en 3 halsters haver Arnout, f. Inghelsis, et coheredes ejus, IX d. et II halst avene et II pull. Arnout, zoon van Inghelbrecht en zijn mede-erfgenamen 9 denieren en 2 halsters haver en 2 kippen Wido Weer et Ava de Beke 1 h. avene et III d. et I pull. Item I d. de utvange. Gwijde Weer en Ava Verbeke 1 halster haver haver en 1 kip, alsook 1 denier van utvange17 Ava, f. Willelmi de Borne, et Henricus Finement et coheredes eorum V d. et V pull. Et VII ½ h.avene. Ava dochter van Willem van de Borne en Henricus Finement hun mede-erfgenamen 5 denieren en 5 kippen en 7 ½ halsters ruwe rogge. Willem Soi et Alis de Smetten et Willelmus, maritus Ysoie, et coheredes coram V pull, et III ob. I suster avene et I modekin. Willem Soi en Alijs de Smetten en Willelmus, echtgenoot van Ysoie ( = Isoude), en erfgenamen van hen 5 kippen , en 3 ob. 1 sister haver en 1 meuken. Henricus, f Willelmi de Alebroch, et coheredes ejus II pull. X h. siliginis et V d. Henricus, zoon van Willelmi van Alebroek18 en de erfgenamen van hen 2 kippen 10 halsters tarwe en 5 denieren Item Henricus solus I d. de Straten. Alsook enkel Henricus 1 denier van Straten Goduinis de Stritmersc et coheredes ejus III pull, III ½ d. et III ½ h.. avene. Goduinis van Strijmeers en zijn erfgenamen 3 kippen , 3 ½ denier en 3 ½ halsters haver. Willelmus et Henricus de Stritmerc et coheredes eorum II pull. III ½ h. avene et III ½ d. Willelmus en Henricus van Strijmeers en hun erfgenamen 2 kippen 3 ½ halsters haver en 3 ½ denieren Willem de Roma et Baldinus Hals III h. siliginis et IIII h. avene. 16
ob = normaal afkorting van obiit/is overleden / of voorzetsel: omwille van, wegens of op rekening van Uitvang, voorerf; vóór het erf in de richting van de straat in gebruik genomen stuk land. Ook wel: van de gemene grond in gebruik genomen stuk land; vgl. Tavernier-Vereecken 1968, p. 524. 17
18
Aalbroek was een hoeve in Vlierzele heel waarschijnlijk op Strijmeers
Het domein Papegem
Pagina 7
Willem van Rome en Boudewijn Hals 3 halsters en 3 halsters haver. Wido, major de Papenghem, IIII d. de pomerio. Wido, meijer van Papegem 4 denieren van de boomgaard ? Sciendum quod omnis avena suprascripta solvi debet per mensuram que vulgo dicitur spenthalster. Het is genoegzaam (bij eenieder) bekend dat de hierboven omschreven (vermelde) haver betaald wordt aan de hand van een maat die in de gewone omgangstaal “spenthalster” wordt genoemd In totaal gaat het hier over een dertigtal families als we de kaart van Ferraris uit 1747 bekijken tellen we in Papegem een 30 huisjes.
De grootte en de pachters In 1228 mag men veronderstellen dat Wido op dat moment verantwoordelijk is op het hof van Papegem Wido, major de Papenghem, IIII d. de pomerio. Het was een oud gebruik dat de pachter daarenboven “ den ghesellen vander bottelerijen op de abdije en den jonghen heeren int schole hunnen Kerstavont geven moesten”. De gebouwen van het hof moest hij “ wel ende lovelic “ onderhouden en er mochten geen nieuwe opgericht worden zonder de toestemming van de abt. Geen mest mocht worden verkocht, maar moest op de landerijen gebruikt worden De opgaande bomen waren ten voordele van de abdij, maar « daer haccx ende houmes over geloopen» had, mocht door de huurder geweerd worden, iedere houtsoort op zijn « gherechten tijd, » te weten : hard hout om de negen jaren, elshout om de zeven en tronkwilgen om de drie jaren. In het geval er schade aan de veldvruchten ontstond door oorlog of het klimaat, dan zou de pachter hiervoor schadevergoeding krijgen.
Het domein Papegem
Pagina 8
Op 8 januari 1230 is er een proces waar de rechten van de abt van de St Baafsabdij en van Walteri meier van Papegem vastgelegd door de procureur van Arras heer van Bethune en Dendermonde. Er is een geschil tussen de abdij en Walter van Papegem in 1230 waarbij het Latijnse vonnis hieronder volgt met een vrije vertaling R. Attrebatensis advocatus, Bethunie et de Thenremunda dominus, Robertus raadsheer van Artois, Bethune en Heer van Dendermonde universis presentes litteras inspecturis, salutem in Domino, universitati vestri significo quod, aanwezig met zijn geloofsbrieven, wees gegroet in de Heer, in de zaak tussen cum vir religiosus H. abbas sancti Bavonis, in Gandavo, Walterum, dictum majorem de H. de abt van Sint Bavo in Gent, en Walter, de genaamde meier van Papenghem, traxisset in causam, volens certificari super hiis, que ad feodum, Papegem, die bereid was om over de zaak van zijn leengoed quod de ipso abbate tenuit, pertinebant, tandem idem, dat van de genoemde abt, eigendom was te komen verklaren, ten lange leste W. , assignata sibi super hoc per judicium hominum abbati die W. , werd uitgenodigd door de vertegenwoordigers van de abt om te verschijnen in deze zaak minime comparuit, vel pro se misit, similiter et ad diem sibi secundo assignatam. Hij verscheen helemaal niet, en deed hetzelfde bij een tweede oproeping Ad terciam vero comparens forisfactum novem librarum Flandrensium, Hij verscheen echter bij de derde uitnodiging, anderzijds vroegen de advocaten van de genoemde abt bij het niet verschijnen een dwangsom van negen Vlaamse ponden per judicium hominum dicti abbatis, incurrit, quia ad dies prefatas sibi prefixas neglexit aldus het besluit, omdat de voornoemde , vel noluil, comparere. niet bereid was te verschijnen op de gestelde dagen Ad hec, cum petiisset in jure quedom, que ad feodum suum minime pertinebant, et super hoc sibi dies assignata fuisset, Verder toen hem werd gevraagd met welk recht hij zijn schuld op de gestelde dagen ,niet voldeed tandem communicato bonorum virorum consilio, gratie et misericordie dicti abbatis en dan toch eindelijk verscheen voor de vertegenwoordigers van de genadige en barmhartige abt se subjecit sub hac forma : quod quicquid idem abbas ad feodum, quod de ipso tenuit, Onderwierp hij onder deze vorm: dat ongeacht bij dezelfde abt het leengoed dat hij bezat, diceret pertinere, ratum haberet et acceptum, nec amplius petere persumeret ullo modo. Hij zei te onderhoren, zou hebben goedgekeurd en aanvaard, en er geen verdere aanspraken kunnen gemaakt worden
Ad diem igitur sibi super hoc prefixam, cum filio suo majore natu, comparens, et, fide ac juramento mediantibus Op de genoemde dag verscheen hijzelf met zijn oudste zoon, in eer en geweten, cum eodem filio suo promittens, quod sub pena omnium bonorum, que possidebat de met dezelfde belofte aan zijn zoon, dat hij alle voordelen, die hij bezat van de abbate, vel filius ejus possideret in posterum, dictum ejusdem abbatis uterque firmiter observaret. abt zou kwijtspelen, of die in bezit zouden komen van zijn zoon onder dezelfde voorwaarden zouden vallen. Dictum suum sub hac forma pronuntiavit : quod, elapso anno uno, post festum beati Bavonis Er werd gezegd en verklaard : dat na het verstrijken van een jaar , na het feest van Sint-Bavo, proximo instans, dictus major domos et omnia, que habet, vel habebit, in curia dicti abbatis amovere direct nadien, de genoemde meier de huizen en alles wat hij heeft of had, van de genoemde abt onverwijld moet verlaten deberet indilate et de eadem curia et terra, ad ipsam pertinente, voluntatem suam et utilitatem en de gebouwen en de gronden ter beschikking te stellen van de abt. facere possit idem abbas. Preteria, de quolibet bonario dicte terre ad presens non marito, vel quod Bovendien, kan dezelfde abt uit elk van de genoemde goederen ook de grond van de echtgenote, al dan niet aanwezig, infra dictum terminum non mariabitur, XL solidos a dicto majore, fel filio ipsius, debere sibi reddi, sub binnen de genoemde termijn, 40 schellingen eisen van de genoemde meier, en is zijn zoon ook gebonden aan de pena superius memorata. bovengenoemde straf Insuper in majoratu et tercio denario foris facti, quod per scabinos judicatur, nichil omnino juris Bovendien heeft de meier bij geconfisqueerde goederen aan de derde penning, die wordt bepaald door de schepenen, helemaal niets te zeggen
Het domein Papegem
Pagina 9
dictum majorem habere dixit idem abbas, nec ipsum precepta jurisdictionis solidaris debere proclamere dit hebben we aan de abt gezegd. En er hoeft niet over de bundel rechtsbepalingen gediscuteerd te worden. Insuper recognovit dicto majori quod dimidium bonarium siliginis et dimidium avene, Bovendien erkende de genoemde dat een halve bunder tarwe en een halve bunder haver, op de genoemde gronden nec melioris, nec pejoris, dicte terre habere debebat in augusto. geen betere, nog slechtere opbrengst had in augustus. Et pro eodem bonario debeat eamdem terram, cum necesse fuerit En voor dezelfde bunders moet nog voorzien worden suis expensis cingere sepibus et fossatis et alio modo procurare. het omringen door heggen en sloten, en de kosten op een andere manier te verwerven. item unum gartionem, qui minet aratrum quociens necesse fuerit, cui debet in victualibus providere. ook een tuin, die moet geploegd worden zo vaak als nodig om voor om het even wie als proviand te dienen. Insuper recognovit quod idem major decimam ad curiam pertinentem in grangiam debeat minare Bovendien verklaarde dezelfde meier dat de tiendenschuur van het hof zou moeten zijn pro dicima garba. Item quod tercium flagellum habere debeat in eodem grangia pro decimo vase voor de tiende schoof. Ook dat de plaag een derde had aangetast in het graanvat van de tiendenschuur, bladii, supra culturam curie solummodo crescentis. Insuper quod vacca una ipsa in curia debeat bovenop de stijgende verplichtingen diende er daarnaast een koe op het hof zelf, tijdens de winter te worden gehouden hyemari et ipse major vaccas et greger ejusdem curie teneatur procurare. Ad hec quod quolibet en dat hij gebonden is een groter aantal koeien en schapen aan te schaffen dan wettelijk vereist . dit wil zeggen dat hij menso i spensister siliginis, et quolibet anno viii solidos, ad unum baconem, habere teneatur. 1 spensuster in de maand van rogge, en elk jaar acht schellingen, een hesp, is gebonden te hebben. Nec aliquid amplius dictum majorem juris habere dixit, nisi quod superius est memoratum. Dit is wat de major aan de rechter gezegd heeft, en alles wat de bovengenoemde zich kan herinneren In quorum omnium firmitatem et memoriam presentes litteras sigilli mei appensione duxi roborandas, In alle oprechtheid, en in het bijzijn van al de aanwezigen, zegel ik mijn brieven Actum anno Domini M° CC° XXX secundo, mense januario. Gedaan in het jaar van onze Heer 1230 de tweede dag van de maand januari Presentibus Ingelrammo senescaleo meo, G. de Dale, S. de Ghetscure, Jhoanne de Perre, W. Flaming, Aanwezig zijn Ingelramo mijn raadgevers, G. de Dale, S. de Ghetscure, Jhoanne de Perre, W° Flaming, hominibus mois: item mijn mannen: evenzo, Daniele de Robbais, S. de Dale, S. de Slote, Henrico Sloe, Henrico Pratere, hominibus dicti abbatis; item, W* f. Gunderaden, W. de Lho, W. de Nova Curia, Willelmo Voghel. Mannen van de genoemde abt ; envenzo, W. f. Gunderaden, W. de Lho, W. de Nova Curia, Willelmo Voghel. scabinis sancti Bavonis; item, Sigero, scabino de Vliedersele, et aliis probis viris. Schepenen van de Heilige Bavo; envenzo, Sigero, schepen van Vliedersele, en andere goede mensen.
Een tweede geschil; Op 4 maart 1234 sluiten Willem, abt van Aflligem, William uit Grimbergen G. van Windeke een overeenkomst tussen de abdij en Walter, de zoon van de meier van Papengem, over de rechten die hij beweerde te hebben over de 21 bunders land gelegen op Vlierzele, die was toegekend op voorwaarde dat de abdij een deel krijgt van de opbrengsten. à un arbitrage de mars 1234 (n. st.) de l'abbé d'Afflighem GUILLAUME II (1224-1242)., de Guillaume de Grimberghe et de Godefroid de Winthi réglant un différend entre l'abbaye de Saint-Bavon et Walter, fils du maire de Papenghem. Archives de l'État à Gand, chartrier de Saint-Bavon Nos, W. abbas Haflliginensis, W. de Gremberges, et G. de Winthi, notum facimus universis presens Wij, W. abt van Affligem, W. uit de Grembergen, en G. uit Winthi( denderwindeke?), wensen kenbaar te maken aan allen die hier aanwezig zijn scriptum inspecturis quod, cum inter ecclesiam sancti Bavonis, in Gandavo, et Walterum, filium en schriftelijk kunnen controleren dat , tussen de kerk van St. Bavo in Gent, en Walter, de zoon van Walteri, dicti majores de Papenghem, super quodam jure, quod idem W. in viginti et uno bonariis, Walteri, de genaamde meier van Papenghem, pachtrecht heeft, van dezelfde W. op eenentwintig bunders parum plus vel minus, terre arabilis, in parochia de Vliderzele, apud Papenghem, jacentibus, habere bouwland, een beetje meer of minder, in de parochie van Vliderzele op Papenghem, heeft liggen, se dicebat, et aliis, nichilominus juribus, que ad feodum suum, quem de eadem ecclesia tenuit, dixit zei hij tegen zichzelf, en anderen, dat de kosten op de lenen , die hij bezat van de genoemde kerk, zei pertinere, lis orta fuisset; tandem, mediantibus nobis el aliis probis viris, pro bono pacis, in hoc
Het domein Papegem
Pagina 10
te behoren, een pak gestegen zijn, uiteindelijk , zijn we en de andere goede mannen, die voor een vreedzame oplossing zijn , amicabiliter convenerunt : quod dictus W. prefatam terram arabilem ad medietatem proventuum; in alle vriendschap samengekomen: dat aldus W. het voornoemde akkerland maar voor de helft opbracht. item, mansuram cum orto ad ipsam pertinente; insuper fere unum bonarium prati, de quo marlam ad Dit geldt ook voor de tuin, en bovendien bijna een bunder weide, wordt Marlan dam dictam terram percipiet; item, circiter tria bonaria pasture juxta dictam mansuram het genoemde land gemergeld , eveneens drie bunders grasland in de buurt van de mansus jacentia de prefata ecclesia jure feodali possidebit, tali tenore : quod tolam terram arabilem die buiten het feodale recht liggen van de voornoemde kerk. Dit houdt in : dat alleen al het gehele bouwland predictam solus et propriis sumptibus arabit et colet et temporibus congruis et consuctus marlabit et fimabit. door de voornoemde op eigen kosten moet geploegd, bewerkt , gemergeld en bemest worden . Solus etiam ad dictam terram totalem singulis annis totum semen dabit, preter modium Zo zal het genoemde akkerland enkel het totale zaaigoed opbrengen voor een jaar, met uitzondereing van die Fimabit unum, medictate siliginis et medictate avene, secundum mensuraram ville de Vliderzele, ene mestbeurt, de helft van de rogge en de helft van de haver, volgens de maten, van Vliderzele, quem ipsi W. dicta ecclesia annuatim duxit concedendum. Et quascumque ab eodem W. fieri dat, W. jaarlijks aan de genoemde kerk betaalde. En wat gebeurt er met de kosten door dezelfde W. contigerit expensas ad colendam dictam terram, marlandam, sepibus et fossatis cingen dam, vel aliis op de genoemde gronden gemaakt ? Met het doel ter verbetering, het mergelen, het omgeven door heggen en sloten, of andere quibuscumque modis procurandam, ad nullum omnino juvamen, vel auxilium, dicta ecclesia zorg voor de wegen dan ook, zonder enige hulp of steun van de genoemde kerk. tenebitur eidem, preter modium unum siliginis et avene memoratum. In augusto autem, vel alio hij wordt onderworpen aan dezelfde belastingen, behalve de ene mud wintertarwe en haver. Maar in augustus of op een ander tempore, cum segetes vel alios fructus supra sepe dictam terram crescentes, meti, secari, vel falcari tijdstip, met de gewassen of de opbrengst van anderen van het zo vaak genoemde land, de oogst, het maaien, of gemaaide contigerit, ,prius deductis ab eisdem decimis, que ratione secandi, vel falcandi, percipi consueverunt, als eerste belast wordt met de tienden, en uit hoofde van het snijden of maaien, gewend waren te worden waargenomen door dicta ecclesia per nuntium suum de eisdem segetibus et fructibus decimam suam integre percipiet. de bode van de genoemde kerk die de volledige tienden van het koren en de vruchten heeft ontvangen. Que facto, dictus W. easdem segetes et fructus, presente dicto nuntio, in agro dimidiabit, et partem Feitelijk, zei W. wordt de opbrengst van de gewassen, en in aanwezigheid van de genoemde bode, de landgoederen, en een deel van segetis et fructuum ipsius ecclesie, cum decima predicta, simul in grangiam ducet sive minabit, quam de vruchten van het gewas, door de kerk zelf, die de tiende uitoefent, op hetzelfde moment in de schuur gebracht. supra mansuram dicti W. eadem ecclesia, in loco sibi congruo et placido, duxerit construendam. Ad dat naast woningen van de genoemde W. van dezelfde kerk, een geschikte en rustige plaats moet construeren. Voor hec, decimam de Papenghem, que supra mansuram dicte ecclesie nunc feodalem, excepta decima deze, blijven de tienden van Papenghem van kracht: de bovengenoemde hoeve is in leen van genoemde kerk, met uitzondering van de tienden premissa, hactenus duci consuevit, in gratiam predictam, pro decima garba, minabit van de gebouwen, die tot nu toe gewoon waren geleid te worden, bij de gratie van de voornoemde, voor de tienden van schoven. Et omnia stramina, paleam et purgamenta, que vulgo dicuntur Cnichen (vel criensen), que de dicte terra arabili, En in alle dingen stro, kaf en afval, algemeen gezegd criensen (wannen, zuiveren), komende van het akkerland van de genoemde, decimis et terragio de Papenghem in grangiam dicte ecclesie sancti Bavonis deductis, provenire tienden te Papenghem, die uit de schuur van de genoemde kerk van St. Bavo, voortkomen contigerit, prefatus W. intègre percipiet et in usus suos expendet in curia supradicta. Op deze manier ontvangt W. en zijn een vergoeding voor het gebruik van het hierboven genoemde hof. Et omnia premissa, de mera volúntate sua, eidem W., cum terris et prato prefatis, En alles dat toevertrouwd was , in eigen vrij wil, aan dezelfde W. met land en weide in feodum contulit ecclesia memorata hierin voldeed de kerk in de vergoeding van de voornoemde. Cujus benivolentiam et benignitatem idem W. attendens, omni juri, quod prius se habere dicebat Waarvan dezelfde welwillendheid, vriendelijkheid van W verwacht werd, alle rechten, die hij eerst gezegd had vel babere debuit, in terris et bonis supradictis, et omnibus aliis juribus, que, te moeten hebben of had, op het land en de goederen van de voornoemde, en alle andere rechten,
Het domein Papegem
Pagina 11
ante hanc compositionem ad feodum suum dixerat pertinere, consentiente uxore sua, plenarie renuntiavit. Alvorens de samenstelling van volgens eigen zeggen de vergoedingen, met toestemming van zijn vrouw, dit is volledig genoteerd. IN aliis autem redditibus universis, terragio et servitiis, que dicta ecclesia apud Papenghem habere dinoscitur In de andere punten alle huurprijzen, grondcijnzen en diensten, met wat gezegd is van de kerk van Papenghem is men er zich van bewust dat er nichil omnino juris babere debet, vel potest W. predictus, nec amplius aliquid, quam helemaal geen recht heeft of het kan worden van voornoemde W. , noch zou er langer iets, dan superius est expressum, et, si de predicta terra, per negligentiam ipsius W., vel defectom, male culta, vel marlata boven uitgedrukt, en, indien van de genoemde land, door de nalatigheid van de W., of door een gebrek aan mergel, en zieke akkers dicta ecclesia dampnum substinerei, sepedictus W. teneretur eidem ipsum dampnum, het niet betalen van de schade van de genoemde kerk, de voornoemde W. zelf moet opdraaien voor de geleden kosten. secundum estimationem honorum virorum, resarcire. In quorum omnium memoriam et firmitatem en volgens het advies van de mannen van eer, alles moet worden hersteld. In hun herinnering, en de zekerheid perpetuara presens scriptum sigillorum nostrorum appensione duximus roborandum. Actum anno van de duurzame geschreven bewijsstukken, hebben we onze zegels bij gevoegd. Vastgesteld in het jaar Domini M CC XXX quarto, mense Martio. van de Heer 1234 in de maand maart
Jan Van Papeghem19 Papeghem van , Jean, maire de ce lieu, époux de Volcwive van der Cauteren, 797 tab. K 42; 174 K note; sceau : écu à trois fermeaux20 (2-1); légende : s . JAN DE MEIRE VAN PAPEGHEM: son fils, Jean, échevin en 1387; Sa fille, X., épouse Josse Deynoet en 1384, sceau : écu à trois tètes de cerf (2-1); Donne quittance à Monsieur Pierre, Liévin et Elisabeth van der Couteren, frères et soeur, de toutes les successions échues le 12 mai 1352, 176 K. 15; achète de Louis van Artevelde sa part dans la succession de Liévin van der Couteren, sauf ce qu'il a payé à ses frère et soeur, Pierre et Barbe, 14 janvier 1396, 182 K 22. Op 24 maart 1323 Ziet Jan Van Papengem en zijn vrouw af van alle rechten op de heerlijkheid van Papengem en de goederen die van hen afhangen, die ze verkocht hebben aan de abdij. Jean van Papeghem, avait scelle, le 24 mars 1323, une charte où il garantissait l'abbaye de Saint-Bavon pour la vente qu'il lui avait faite du domaine de Papeghem (vanden goede van Papeghem). Jean Van Papeghem heeft op 24 maart 1325 een handvest afgesloten waarbij hij de abdij van St. Bavo’s de verkoop garandeert die hij had gemaakt had op het domein Papeghem (Van den Goede van Papeghem). 19
Obituarium Sancti Johannis. Nécrologe de l'église St. Jean (St. Bavon) à Gand, du 13e au 16e siècle - Pauw, Napoléon de, 1835-1922 20
Fermeaux of boucles zijn krulletjes
Het domein Papegem
Pagina 12
Ce sceau contient un écusson chargé de 2 fermeaux (2-1) et pour légende : S. Jan de Meire van Papeghem (archives de l'Evêche de Gand, Abbaye de Saint-Bavon, carton 10, n° 56. Van Lokeren, Histoire de Saint-Bavon, p. 5ti). Dit zegel bevat een schild, dat is 5 fermeaux (2-1) en het onderschrift: S. Jan de Meire van Papeghem Veuf, avant 1342, de Volcwive van der Couteren, sa succession ou celle de son fils Jean, est partagée en 1358 entre Marie van Wettere et ses enfants Marie et Agathe, sa veuve et ses héritiers (Weezenboek 1358-59, f 55 et 55 v°; 1360-61, f 21 V 24, 44 v° fine). Weduwnaar, vóór 1342, van Volcwive Van der Couteren werd zijn landgoed of van zijn zoon Jan, verdeeld in 1358 tussen Maria Van Wettere en haar kinderen Maria en Agatha, zijn weduwe en zijn erfgenamen Le même sceau, complet, de Jean de Meiere van Papeghem et celui de son beau-fils Jean Deynoet (3 têtes de cerf, 2-1), figurent à l'acte de partage de la succession de Pierre van der Couteren, le jeune, du 3 février 1584 (v. s.), où il vend la 6 e part, qu'il hérite dans un domaine (upt goed van Hardinesdonc) appartenant à l'abbaye Saint-Bavon (Archives de l'Evèché de Gand, Saint-Bavon, carton 15, n° 256). Hetzelfde zegel, compleet, Jan de Meier van Papeghem en dat van zijn schoonzoon Johannes Deynoet (3 koppen van herten, 2-1), vervat in de akte van verdeling van de nalatenschap van Peter van der Couteren, de jonge , 03 februari 1584 (vs), waar hij verkoopt de 6e hand, erft een domein (upt goed van Hardinesdonc), behorende tot de abdij van Sint-Bavo (Archief van het bisdom Gent, Sint-Bavo , doos 15, nr. 256). Jean van Papeghem était échevin de Saint-Bavon en 1387 (Ibidem, carton 16, n° 267). Le domaine originaire avec chapellenie (hof van Papeghem) était situé à Vliederzele (Ibidem, carton 14, n° 199).
Jan Van Papeghem was schepen van St. Bavo in 1387 (Ibidem, doos 16, nr. 267). Het oorspronkelijke domein met justitiepastoraat (Hof van Papeghem) was gevestigd Vliederzele (Ibidem, doos 14, nr. 199).
28 mei 1342 François van Artevelde, du chef de sa femme, soeur de Pierre et de Lievin van der Couteren, et de damoiselle Volcwive, épouse décédée de Jean van Papeghem, donne, avec les deux premiers et les enfants mineurs de la dernière, au couvent des nonnes d'Eecloo, une rente foncière de 20 escalins21 parisis, hypothéquée sur une maison dans la Wanrestrate, pour être affectée à l'anniversaire de leur mère Madame van der Couteren et de leur père, qui sont enterrés dans le dit couvent. Kenleec sy allen den ghenen die nu sijn ende hier naer wesen zullen dat lier Pieter van der Kauteren, Lievijn van der Kauteren , Fransoys van Artevelde, die harer beeder zuster heeft, ende Jhans kindre van Papeghem, die hi hadde bi joncfrouwen Volcwiven, harer zuster, hebben gbegheven ende gheven den vrouwen den nonnen te Ecloe twintech seeleghe parisise tsjaers te petanchien up den daeh dat men daer tjaerghetvde doen zal van Mijn vrouwen van der Kauteren, ser Pieters moeder ende haerlieder moeder voerseid, ende van haerlieder vader. Ende dese twinlech 21
Escalins = schellingen
Het domein Papegem
Pagina 13
seeleghe parisise tsjaers hebben sij bewijst ende versekert den vrouwen den nonnen voerseit, te hebbene ende te heffene elkes jaers up de erfachteehede in de Wanrestrate, daer Jhans huus van der Clusen up staet; ende es te wetene dat de vrouwen de nonnen dese voerseide twintech seeleghe parisise tsjaers niet zullen moghen veranderen, wisselen, nochte vercoepen in enigher manieren, maer sij zullen moeten bliven slaende in al der manieren alsoe sij ghegheven sijn. Dit was ghedaen voer scepenen Gillisse Rivissche, Andriese Naeldekine, Jacoppe van Wackine ende Boudine Maes, up den xxviij dacb in mey, int jaer Ons Heeren doe men screef. M. CCC. twee ende viertech. Pierre van der Couteren, le vieux (der Pieter van der Kauteren, de houde), sept fois échevin de Gand de 1522 à 1357, figure avec son fils du même nom (de sone) comme homme de fief de l'abbé de Saint-Bavon en 1340 (Archives de l'Etat à Gand); il est, dès 1341 avec Thomas, puis Simon van Vaernevrijc, gouverneur de l'hospice de Poortacker ( Archives des Hospices), et avec François de Coman, gouverneur de celui de Saint-Anbert en 1351 (Cartulaire. de Louis de Mate, f» 151). II comparait dans plusieurs actes privés (Jaarboek de ta Keure, 1545-46, Registre 400', f™ 18, 19 v°; 1549-50 f" 28 V, et habite en 1348, la paroisse Saint-Nicolas. Registre 400', f» 90. Imprimé. Rekeningen. Sa veuve Marguerite est citée en 1560 (Jaarboek de la Keure 1560-61, f05 25 et 51 v), et son fils Pierre (ser Pieters sone was) en 1559 ( Weezenboek 1358-59, f» 25 v°); en 1568, comme propriétaire foncier d'une maison à côté de la sienne, au Marché aux-Grains, Coornaert [Jaarboek de la Keure 1568-69, f" 57 V); en 157 9-80, comme habitant cette maison joignante à celle du coin de la Donkersteghe (Idem, 1579-80, f»8 22 V et 28 v°); en 1381, comme prêtant de l'argent à la Ville de Gand [Comptes 40010 , f° 195); en 1582, comme faisant un codicille pour sa servante (Jaarboek de la Keure 1582-83, f» 18); il était mort le 22 février 1584, jour où ses héritiers commencent le partage de sa succession. ( Weezenboek 1584-85, f» 15; cf. Archives de l'Évéchê de Gand, abbaye Saint-Bavon, carton 15, n» 256; Jaarboek de la Keure 1384-85, f» 37). — Il tirait son nom du (ici ten Couleren, dans la paroisse Saint-Sauveur, abbaye de Saint-Bavon, où lui-même, et après lui ses héritiers, levaient des rentes (Archives de l'État à Gand, Saint-Bavon, registre de 1588, f°> 28-30); Rente in s/hlech Kersl ; Petrus de Culturà (Liévin van der Coutren ende Matheus de Backere), iij d. up tgoed ter Coutren bi der
12 mei 1352 Monsieur Pierre van der Couteren, Lievin van der Couteren, damoiselle Elisabeth, leur sœur, et Jean de Meyere, dit van Papeghem, se donnent mutuellement décharge de toutes successions qui leur sont échues à ce jour. Kenlic sij etc. dat commen sijn voer scepenen in propren persone ende in rechte, der Pieter van der Coutren ende Lievin van der Couteren ende jonc frouwe Lijsbette, harerlieder suster, an deen side, ende Janne den Meyere, die men heet van Papeghem, an dander side, ende scolden quite malline andren van allen versterften, bilevinghen ende eesschen, die deen den anderen tote den daghe van eeden eeschen mochten; ende kenden hem der Pieter, Lievin ende joncfrouwe Lijsbette vorseid, an deen side, ende Jan den Meyere, an dander side, van al tal, niets uteghesteken, wel ereffent, verdeelt, versaet, ghemoed ende ghenouch ghedaen. Actum den xijste dach in meye. 1352 Archives de la Ville de Gand. (Registre n° 330, f° 108: Weezenbouc 1351-52, f° 41 v°.)
23 januari 1365 Nicolas Sickelvoet, fils de Jean, et sa femme, damoiselle Marie van Papeghem, vendent à damoiselle Marie, veuve de Monsieur Galehot d'Amman, une rente foncière et viagère de 12 livres parisis par an, à payer à la saint-Vincent (24 janvier) de chaque année, à elle et à ses enfants, avec hypothèque sur les trois quarts du terrain de la maison des vendeurs, située au coin de la Wanderstrate, avec façade dans la Cammerstrate, à côté de François van Papeghem. Kenlic si etc. dat Clais Sickelvoet, Jans sone, ende joncvrouwe Marie van Papeghem, sijn wettelic wijf, quamen vore scepenen van der Kuere in Ghend, her Claise Daens ende her
Het domein Papegem
Pagina 14
Janne Heinmans, kenden ende leiden vore de vorseide scepenen dat si beedeghade met haren goede danken ende vrijen wille vercocht hebben wel ende weltelike joncvrouwen Marien, ser Ghelloots Ammans wedewe, xij lib. parisis tsjaers erveliker ende eeuweliker renten, alsulke parisise ende munte als Mijn heere van Vlaendren jaerlix sal doen ontfaen van siere renten ten tiden dat tpaiment vallen sal; ende dit omme eene sekere somme van ghelde daeraf dat hem Clais ende joncvrou Marie, vorseid kenden wel betaelt ende gheel ende al vernought van joncvrouwe ser Ghelloets Ammans wedewe vorseid, te belaelne dese vorseide ervelike rente elx jaers gheel ende al up sente Vincensis dach eerstcommende, ende also voert van jare ervelike ende euwelike durende. Ende dese vorseide ervelike rente hebben Clais ende joncvrou Marie, sijn wijf vorseid, versekert ende bepandt over hemlieden ende over haerlieder hoir ende nacommeren joncvrouwen Marien, ser Ghelloets Ammans wedewe, ende haren kindren ende haerlieder hoire ende nacommeren jaerlix te effene ende tontsane also vorseid up de drie deel van der erven daer thuus up staet up den hornie van der Wander wanderslraten{sic),vorhoofdende ter Cammerstraten,naest Franssen van Papeghem, met allen den gbelaghen die den drien vierendeellen van der erven toebeoren van voren tote achter: van welken xij lib. parisis tsjaers Clais ende joncvrou Marie, sijn wijf vorseid, sijn uleghegaen ende hebber hem af onthert, ghegoedt met alme, met monde, ende met werpinghen, ende joncvrou Marie wasser toeghedaen, derin gbeherft ende ghegoedt als in haer wettelic coopgoed, ende Clais ende joncvrou Marie, sijn wijf vorseid, hebben hieraf ghelooft joncvrouwen Marien, ser Ghelloets Ammans wedewe, de wettelike waersceep naer wet, costume ende uzase van der stede van Ghend, die joncvrou Marie sAmmans hemlieden weder beval als recht. Dit was ghedaen int scependom her Jacob Willebaerd, her Lievins van der Hole ende harer ghesellen, den xxv dach van laumaend anno Domini M CCC LX quinto. Ibidem [Registre 301 : Jaarboek delà Keure 1563-66, f 15 .
14 januari 1395 Louis van Arlevelde vend à Jean van Papeghem toute sa part de succession de Pierre van der Couteren, sauf ce qu'il a vendu à Liévin van der Couteren et à Barbe, sa sœur: le prix lui en est payé par les tuteurs des enfants de Jean Deynoet, à savoir celui-ci ct Liévin van der Couleren, et il donne en même temps décharge de ce qu'il a reçu dans le testament de Jean van Papeghem. Kenlic zij etc. dal Lodewijc van Artevelde es commen voir scepenen ende heeft verkent ende verlijt dat liij heeft vercocht Jhanne van Papeghem, al dat goet dat hem toecommen ende verstorven es van Pieteren van der Coutren, hoe of waer dat gheleghen es of ghestaen, eist binnen Ghend ofte daerbuten, utegesteken dien goede dat Lievin van der Coutren ende Barbele, sijn zuster, jeghen Lodewijc vorseit vernoucht ende van deser vorseide coemenscepen so kende hem Lodewijc vorseid vernoncht ende wel ghepayt mids eene somme van ghelde die hij daer af ontfaen heeft van Jhanne Deynoete ende Lievine van der Coutren, vooghde van Jan Deynoets kindren vorseid, ende schelt daeraf quite Jhan ende Lievine vornomt ende hevenverre dat Lodewijc vorseit gheleet was in Jans testament van Papeghem, daer af kent hij hem whel ghepayt. Actum xiiij Januwarij. Ibidem. Registre n° 330'° : Weezeboek 1395-96, f 25. François I Van Artevelde, époux d'Agathe van der Couteren, ION tab. 9, frère de Jean II, Guillaume III et Jacques II, 153 11 IV, 169 K 5, 575 G bis; Bourgeois de Gand, reçoit en 1325 de la Ville pour la garde du château de Bevereu, 284 lib. 20 d. et 552 lib. de payement, 1C9K I, 854 K 169; Het domein Papegem
Pagina 15
député, en 1526, à Tournai avec une lettre pour les gens du Roi, 169 K 2; vend, en 1534, sa maison, rue du l!ourg (aujourd'hui, de Bruges), à côté de liasse Calle, à Gautier van Evergem, I 69 K 5 (cf. Erpe, Jean); sa femme paie, en 1536, le quart d'une rente de 54 sous parisis, rue de la Monnaie, qui passe peu après aux Hudeveltere, débiteurs des trois autres quarts, 170 K 4; elle acquitta cette renie, de 1325 à 1542, 835 K 170; achète, le 10 septembre 1338, le droit de bourgeoisie à Bruges pour 3 sous 6 deniers, 171 K 5; député, en novembre 1338, par la Ville de Gand pour affaires importantes, 171 K 6; député, en octobrenovembre 1559, par Bruges à Menin, Courtrai et Gand, 171 K 7; nommé, 2 février 1340, l'un des cinq capitaines de Bruges, 171 K 8; député et commandant, d'avril à août 1340, à Courtrai, Tournai, Monekerede, L Écluse, Cassel et Saint- Omer, 172 Iv9; nommé, 2 février 1341, conseiller de Bruges (12e des 15), 175 K 10; fonde, 28 mai 1342, avec sa femme, et ses beaux-frères, Pierre et Liévin van der Couteren, et Jean van Papeghem, veuf de Volcwive, leur soeur, et ses enfants, un anniversaire pour leur mère, Madame van der Couteren, au couvent d'Eecloo, soit une rente de deux sous parisis sur une maison de la Wanrestrate, 175 K II; député, de 1312 à 1345, ; Comte de Flandre à Halewijn, à Male, en Brabant, à Assenede, Damme (4 juillet 1345), L'Écluse (du li au 7 et du 11 au 14) avec 28 autres, 175 K li (dernière mention le 11, cf. Jacques II, assassiné le 17); A perdu un cheval, de 20 livres, en 1343- 1344, 175 K 13; fait partie, en 1344- 1345, de la Commission des vingt Brugeois qui dressent les comptes des biens confisqués sur les fugitifs, 831 K 173 13 Elisabeth Van Artevelde, soeur de Pierre et de Liévin, donne, en 1352, quittance avec eux à son beau-frère Jean de Meyere van Papeghem de toutes les successions échues, 176 K 15.
Volcwive ou Marguerite, belle-soeur de Jean de Meyere van Papeghem (voir ce nom), belle-soeur de François van Artevelde, mère d'enfants qui participent à la fondation de famille de 1342, 175 K 1 1 , note; - son mari, veuf en 1352, donne quittance de diverses successions, 176 K 15. Papeghem (van), Catherine, femme de Jean Deynoet, neveu de François van Artevelde, morte en 1390, laissant trois enfants : Agathe, Michel et Josse, 181 K 21. Jean de Meyer vend tgoed van Papeghem de Vliederzele à l'abbaye de Saint-Bavon en 1323; sceau : trois fermeaux [2-1), légende : S. DE MEIRE VAN PAPEGHEM; remarié à Marie van Wettre, don’t deux enfants : Marie et Agathe; décédée en 1358; son beaufils, Jean Deynoet, sceau : trois têtes de cerf (2-1), dans l'acte de partage de son beau-frère Liévin van der Cauteren, 1384; échevin de Saint-Bavon en 1387.
Johannes de Vliederzele, capellanus hujus ecclesie qui dédit ij solidos grossorum22. Johannes van Vliederzele, kapelaan van deze kerk, die gaf twee schellingen grooten. Jean van Fliederzele était chapelain de St-Jean en 1330. Annales de la Société d'Émulation de Bruges, 1870, p. 222. Eodem die obijt Machtildis de Vliederzele, que dédit ij solides grossorum. Eodem die obijt Wallerus dictus de Papenghem, qui dédit marcham. 22
http://www.archive.org/stream/cartulairehistor00pauwuoft/cartulairehistor00pauwuoft_djvu.txt
Het domein Papegem
Pagina 16
Eodem die obijt Heylwidis de Papenghem, que dédit marcham. Eodem die obijt Herbertus de Papeghem, qui dedit marcham.
Diederic van Papeghem In 1365 verschijnt er een akte waarbij Jan van Roden, baljuw en de schepenen van Vlierzele oorkonden dat Diederik van Papegem een afrente van 55 groot ’s jaars kocht bestaande uit een huis en landerijen te Vlierzele te innen door de tafel van de heilige geest van Vlierzele ten behoeve van de kapel. Op 7 mei 1378 bevestigt Pieter bisschop van Kamerijk de stichting en de giften gedaan door Diederik van Papegem voor een kapelanie ter ere van de H. Andreas in de kapel van Papegem. In 1378 was het goed eigendom van Dirk van Papeghem , zijn zoon Idekin erfde een deel van de goederen Op 3 februari 1384 betaalt Jan van Papegem aan de abdij een jaargeld van 12 pond parisis . Braem- of Brabandpoort, welke tot in 1562 aen dezelve heeft gestaen. Vandaer heeft ook de BRABANDSTRAET haren naem , dien men in 1812 in Keizerinnestraet wilde veranderen. Zy is de gewoone weg van 't middendeel der stad naer 's ryks statie, hoewel men er zich ook over de Walpoortbrug en langs de Lammerstraet kan begeven; en vroeger zeer eng zynde, werd zy ten jare 1821 geheel vernieuwd, veel verbreed, en met deze schoone, naer éen model gebouwde, huizen bezet : dit heeft 92.492 N. g!, gekost. By die verbreeding werd op den hoek, langs de, Kortedagstege, het steen van Papeghem weggebroken, dat in 1373 door den priester DIEDERIC VAN PAPEGHEM was bewoond. Op het meesterwerk van Van Eyck het “Lam Gods” dat in 1432 beeindigd werd is het Steen van Paeghem ook geschilderd. Het werk werd grondig bestudeerd door De Bast en kwam tot de constatatie dat Van Eyck vanuit zijn kamer een zicht had op het “Steen van Papegem”. Het huis van Van Eyck zou overeenkomen met de eerste verdieping van het huis op de hoek van de Koestraat en de Vogelmarkt.
Het domein Papegem
Pagina 17
In 1407 bracht de hoeve 10 pond groote op Op 2 april 1414 Betaalt het hof te papegem 12p. gr.23 De eigenaar is de St Baafsabdij te Gent en de pachter is Lieven van de Vivere. Op 8 januari 1413 geeft Willem van Papegem aan de abdij ten voordele van de kapelanie van Sint Andreas te Papegem 5 dagwant en 60 roeden grond in Vlierzele Op dezelfde 8 januari 1413 gaat de abt speciaal zorgen voor de dienst en de verbetering van de kapel van de H. Andreas te Papegem van de goederen die hem zijn gegeven door Willem van Papegem In 1414 is er een akte waarbij Willem van Papegem voor zijn zieleheil landerijen te Vlierzele schenkt aan Joris abt van Sint Baafs te behoeve van de Sint Andries kapel te Papegem. In 1414 bracht de hoeve twaalf pond op (De Potter & Broeckaert). Op 2 april 1414 betaalt men voor het hof 12 p. gr. Duur 9j Eigenaar was de Sint Baafsabdij en pachter Lieven Van de Vivere In 1423 bracht de hoeve zestien pond op (De Potter & Broeckaert).
23
Een geldeenheid in Vlaanderen gebruikt, het pond Vlaams, ook wel pond groten geheten. Een pond Vlaams bevatte 120 stuivers en kwam dus overeen met zes ponden Hollands.
Het domein Papegem
Pagina 18
Op 9 november 1449 is er een akte waar sprake is van het ”Goed te Papegem” grootte 16 bunder en men betaalt 4 pond en 4 schellingen de huur is 9 jaar. De eigenaar is Jan van Leyns fs Gelloot. Is er dan een tweede grote hoeve op Papegem? Heel waarschijnlijk gaat het hier over het ten Aelbroeck In 1483 verlenen de schepenen als rechters van “de keure” van Gent in een zaak behandeld door de schepenen van Impe , tussen Nikolaas Van den Berghe en de abdij, het genot van een bos in Papegem aan Nikolaas Van den Berghe. In 1518 bracht de hoeve vieren twintig pond. Acht jaar nadien ( 1526) werd er een nieuwe pacht verleend ten voordele van de weduwe Jan Michiels en haar kinderen, mits het betalen van 27 pond groote. Bezoek van Franse en Spaanse troepen op het hof te Papegem in 1706 Spaanse successie oorlog Levering van goederen, diensten en logement in 1748 Oostenrijkse successie oorlog In 1764 is Adriaen de Crook pachter In 1754 was het goed van 45 bunder groot en bedroeg de pachtsom 80 pond groote. In 1774 is er een diefstal van linnen door Jan Vander Linden op het hof van Papegem bewoond door Adriaan De Cock. In 1844 behoorde aan Van Aelbroeck Fransiscus , rentenier Gent. Jean de Smet en Régine de Naeyer hadden dertien kinderen, onder meer: (i) Eugène de Smet de Naeyer (1813-1904) huwde Eugénie Leirens (1818-1909), een dochter van de negotiant François Louis Leirens en Caroline van Aelbroeck. Zij was een dochter van Jean Louis van Aelbroeck (1755-1846), die in 1778 in de Academie een eerste prijs in de bouwkunde behaalde, gezworen landmeter, daarna grondeigenaar werd en zowel onder het Nederlands Bewind als na de Belgische onafhankelijkheid (maar dan wel op een orangistische lijst) lid was van de gemeenteraad te Gent. Jean Louis van Aelbroeck bleef vooral bekend als landbouwkundige. Hij publiceerde in 1823 bij de Gentse drukkers Snoeck-Ducaju het baanbrekende werk getiteld Werkdadige landbouwkonst der Vlamingen. Enkele jaren later verscheen reeds te Parijs een Franse vertaling, L' agriculture pratique des Flandres. Jean Louis van Aelbroeck putte zijn wetenschap uit de praktijk: in de buurt van zijn buitengoed te Gentbrugge exploiteerde hij inderdaad zelf een boerderij. Caroline Leirens-van Aelbroecks broer Maximilien Macaire van Aelbroeck (1797-1874) werd eerste voorzitter van het hof van beroep te Gent en was liberaal gemeenteraadslid van 1858 tot 1864. Hij was hoogstwaarschijnlijk een petekind van kanunnik Maximilien Macaire de Meulenaere*, aan wie hij in 1821 zijn proefschrift (dissertatio juridica inauguralis) betreffende de verjaring in het strafrecht, opdroeg-een zeldzame gebeurtenis in die tijd.
Het behoorde laatst aan de familie van Aelbroeck en is nu het eigendom van de heer de Smet de Naeyer, te Gent. Paul Joseph graaf de Smet de Naeyer (Gent, 13 mei 1843 - Brussel, 9 september 1913) was een Belgisch katholiek politicus. Paul de Smet was de zoon van een Gentse katoenindustrieel en werd zelf ook katoenindustrieel en bankier. Hij was onder meer beheerder van de Société Générale de Belgique en van talrijke kolenmijnen. Van 1886 tot 1908 was hij volksvertegenwoordiger voor het arrondissement Gent(-Eeklo) en nadien tot aan zijn dood provinciaal senator voor de Katholieke Partij.
Het domein Papegem
Pagina 19
Hij was achtereenvolgens minister van financiën (1894-1896), van financiën en openbare werken (1899-1907) en werd eerste minister in 1896-1899 en in 1899-1907. In 1899 werd hij benoemd tot minister van Staat en in 1900 verheven tot graaf.
Het domein Papegem
Pagina 20