Het decreet integrale jeugdhulp voor dummies Veerle Germeijs
Op 1 maart 2014 is het zover. In heel Vlaanderen treedt dan het nieuwe decreet integrale jeugdhulp (IJH) in werking. De CLB’s zijn belangrijke partners in deze vernieuwde jeugdhulpverlening. Samen met diensten van Kind en Gezin en Algemeen Welzijnswerk staan ze in voor de “brede instap” in de jeugdhulp. Brede instap, een intersectorale toegangspoort, vermaatschappelijking van de jeugdhulp, jeugdhulpregie, een A-document… Het bijna 40 pagina’s tellende decreet gonst van vreemde woorden. Caleidoscoop zocht er zijn weg in en zet de belangrijkste lijnen van het decreet op een rijtje.
Waarvoor staat IJH? Integrale Jeugdhulp (IJH) werd in de vorige eeuw al in het leven geroepen (zie box 1; interview met J.P. Vanhee, D. Broos en M. Cloet in Caleidoscoop jg 21, nr 2). Kort samengevat wil IJH dat jongeren met een hulpvraag zo snel mogelijk bij de juiste hulp terechtkomen. IJH doet dit door de samenwerking en afstemming te verbeteren tussen de verschillende sectoren die zorgen voor jeugdhulp in Vlaanderen.
In totaal zijn er zes sectoren betrokken bij IJH: - Vlaams Agentschap voor Personen met een Handicap (VAPH) - Jongerenwelzijn - Kind en Gezin (K&G) - Algemeen Welzijnswerk (AWW) met de Centra voor Integrale Gezinszorg (CIG) - Centra Geestelijke Gezondheidszorg (CGG) - Centra voor Leerlingenbegeleiding (CLB)
Caleidoscoop jg. 25 nr. 4
Het jeugdhulpaanbod in de betrokken sectoren is erg uiteenlopend (van laagdrempelig, kortdurend en rechtstreeks toegankelijk tot erg intensief en nietrechtstreeks toegankelijk) en elke sector kent andere regels, waardoor onze jeugdhulp al snel versnippert en ondoorzichtig wordt.
6
Het decreet integrale jeugdhulp voor dummies
BOX 1. TIJDSLIJN VAN IJH 1998 Na een aantal jaren van daling stijgt de instroom van jongeren in de bijzondere jeugdzorg opnieuw. Er worden verschillende problemen en knelpunten in de jeugdhulpverlening vastgesteld. 1999 Het Vlaams parlement keurt een eerste maatschappelijke beleidsnota Jeugdzorg goed. Uit de aanbevelingen bij die nota ontstaat het concept integrale jeugdzorg. Zes sectoren (Vlaams Agentschap voor Personen met een Handicap, Jongerenwelzijn, Kind en Gezin, Algemeen Welzijnswerk, Centra Geestelijke Gezondheidszorg en Centra voor Leerlingenbegeleiding) vormen samen de stuurgroep integrale jeugdhulpverlening (IJH). IJH wil via een samenwerking tussen sectoren op het terrein en tussen de administraties komen tot een betere jeugdhulp. Om de problemen aan te pakken formuleert IJH volgende krachtlijnen: – de hulp moet voldoende vroegtijdig, laagdrempelig en bereikbaar zijn; – de hulp moet vraaggericht zijn. De vraag van de cliënt moet centraal staan en mag niet geherformuleerd worden tot ze past in een bestaand vakje in het aanbod; – de hulp moet zo licht en kort mogelijk zijn en zich zo dicht mogelijk bij de cliënt bevinden; – de hulp moet naadloos zijn. Er moet een vlotte samenwerking en doorverwijzing zijn. Dit betekent dat de hulp intersectoraal beter moet worden georganiseerd (bv. gemeenschappelijke spelregels en hulpverleningstaal ontwikkelen).
2004 De belangrijkste instrumenten om integrale jeugdhulp te realiseren, worden vastgelegd in het decreet over de integrale jeugdhulpverlening. Er worden verschillende beleidslijnen geformuleerd, waaronder modulering, onderscheid tussen rechtstreeks en niet-rechtstreeks toegankelijke hulp, intersectorale toegangspoort naar niet-rechtstreeks toegankelijke modules, netwerken crisishulp, gerechtelijke jeugdhulp en knelpuntdossiers. 2010-2012 De parlementaire ad-hoccommissie Jeugdzorg, de Staten-Generaal van het agentschap Jongerenwelzijn over jeugdhulp in 2020 en een externe evaluatie van het eerste decreet van 2004 formuleren aanbevelingen voor een hertekening van de jeugdhulpverlening. Juni 2012 De Vlaamse regering keurt het nieuwe ontwerpdecreet over de integrale jeugdhulp principieel goed. Het ontwerpdecreet wordt ter advisering voorgelegd aan verschillende organen (bv. de Vlaamse Onderwijsraad, de Privacycommissie, de Raad van State). Juli 2013 Het Vlaams parlement keurt het nieuwe decreet integrale jeugdhulp goed. September 2013 Oost-Vlaanderen start als pilootregio/voorstartregio voor het hertekende jeugdhulplandschap. Maart 2014 Het nieuwe decreet IJH treedt in werking in heel Vlaanderen.
tussen de verschillende sectoren om centrale meldpunten crisishulp te installeren die crisisinterventie, crisisbegeleiding en crisisopvang efficiënter maken. IJH is dus geen aparte sector naast de zes sectoren in de jeugdhulp. IJH wil de zes sectoren evenmin vervangen door één jeugdhulp-
sector. IJH wil wel de verschillen tussen deze sectoren aanpakken die een goede afstemming van zorg voor kinderen en jongeren in de weg staan. Hoe IJH dat wil doen, staat uitgeschreven in het nieuwe decreet.
Caleidoscoop jg. 25 nr. 4
IJH installeerde in het verleden reeds een aantal overlegorganen om de samenwerking tussen de verschillende sectoren te vergemakkelijken (bv. managementcomité, adviesraad, regionale stuurgroepen1, netwerken rechtstreeks toegankelijke jeugdhulp). Iedere Vlaamse provincie en het Hoofdstedelijk Gewest Brussel vormt een IJH-regio. Elke IJH-regio wordt aangestuurd door een regionale stuurgroep, waarin vertegenwoordigers van de voorzieningen van alle sectoren en van cliënten van de jeugdhulp zetelen. De regionale stuurgroepen staan in voor het invoeren van de structuren en instrumenten die IJH vooropstelt. In elke regio bestaan er bijvoorbeeld netwerken
Het decreet integrale jeugdhulp voor dummies
7
ken die daarop inspelen, zoals handelingsgericht werken, eigenkrachtconferenties (zie box 2), herstelgericht werken (zie het artikel van M. Debonnet in Caleidoscoop jg 25 nr 1) en persoonlijke toekomstplanning (zie box 2). Wanneer hulpverleners een casus zullen aanmelden bij de intersectorale toegangspoort of bij de gemandateerde voorzieningen (zie verder), dan zal aan hen gevraagd worden aan te geven wat er al gebeurd is op het vlak van krachtgericht of netwerkgericht werken.
2. Organiseren van een tijdige toegang tot de rechtstreekse en niet-rechtstreekse hulpverlening
Wat wil IJH bereiken? Het nieuwe decreet formuleert zes doelstellingen van IJH. 1 2 3 4 5 6
Inzetten op de vermaatschappelijking van jeugdhulp Organiseren van een tijdige toegang tot de rechtstreekse en niet-rechtstreekse hulpverlening Waarborgen van continuïteit van de hulpverlening Gepast omgaan met verontrustende situaties Voorzien in crisisjeugdhulp Maximale participatie van minderjarigen en hun gezin
1. Inzetten op de vermaatschappelijking van jeugdhulpverlening Caleidoscoop jg. 25 nr. 4
8
Jeugdhulp wil kinderen, jongeren en hun ouders stimuleren om hun eigen mogelijkheden en die van hun omgeving maximaal in te zetten. Deze doelstelling is een pleidooi om de buurt, het sociale
Het decreet integrale jeugdhulp voor dummies
netwerk, de familie, vrijwilligers enz. een volwaardige plek te geven in het verlenen van hulp. Men wil bereiken dat het antwoord op een hulpvraag maximaal aansluit bij de noden van de hulpvrager en ook maximaal is afgestemd op zijn specifieke context. Om dit te realiseren, werkt men met methodie-
De jeugdhulpverlening in het toepassingsgebied van IJH kan opgedeeld worden in twee grote delen: jeugdhulp die vrij toegankelijk is en waarop cliënten zonder meer beroep kunnen doen en jeugdhulp waar cliënten niet rechtstreeks zelf terechtkunnen. Voor de niet-rechtstreeks toegankelijke jeugdhulp (NRTJ) moet de hulpvraag en de context steeds worden voorgelegd en beoordeeld (door de intersectorale toegangspoort, zie verder). De rechtstreeks toegankelijke jeugdhulp (RTJ) kan variëren van een algemene raadpleging tot gespecialiseerde jeugdhulpverlening (zie box 3). Ook al kunnen jongeren en hun ouders rechtstreeks een beroep doen op deze hulp, toch gebeurt het nu vaak dat ze zelf niet meteen weten waar ze moeten
aankloppen met hun hulpvraag. Om dit in de toekomst te voorkomen, verwijst het decreet naar een “brede instap” die optimaal toegankelijk moet zijn (nl. bruikbaar, betaalbaar, beschikbaar, bereikbaar en begrijpbaar). Diensten die onder de “brede instap” vallen zijn de CLB’s, Kind en Gezin (bv. preventieve zorg, inloopteam) en Algemeen WelzijnsWerk (bv. jongerenadviescentra of JAC, teleonthaal). Jongeren en hun ouders kunnen bij de “brede instap” terecht met al hun vragen, los van de kenmerken van hun probleem. De brede instap voorziet onthaal, vraagverheldering, aanbodverheldering, het formuleren van een hulpverleningsvoorstel, kortdurende hulp en gerichte verwijzing indien nodig. Het is de bedoeling om deze brede instap nog beter bekend te maken. Daarbij zullen huisartsen, leerkrachten, politie, ziekenhuizen een belangrijke rol spelen, want zij kunnen mensen de weg tonen naar die brede instap. Met betrekking tot de niet-rechtstreeks toegankelijke jeugdhulp (NRTJ) bestaan er vandaag twee aparte sectorale poorten die beslissen over de toegang tot deze jeugdhulpverlening (nl. het bureau van de Comités voor Bijzondere Jeugdzorg (CBJ) en de provinciale evaluatiecommissies van VAPH). Het nieuwe decreet kiest voor één intersectorale toegangspoort wanneer het gaat om vragen naar meer ingrijpende hulp. De werking van deze intersectorale toegangspoort (zie verder) moet ervoor zorgen dat mensen niet nodeloos doorverwezen worden en dat ook in de meest complexe situaties hulp beschikbaar is. De toegangspoort zal de wenselijke hulp (indicatiestelling) matchen aan de beste of meest geschikte hulp die beschikbaar is (jeugdhulpregie). Op die manier wil men meer recht doen aan de hulpvraag van de cliënt en wil men voorkomen dat die hulpvraag omgebogen wordt naar het aanbod dat beschikbaar is.
BOX 2.VERMAATSCHAPPELIJKING VAN DE ZORG: VOORBEELDEN VAN METHODIEKEN Eigen Kracht Conferenties (EKC) EKC worden ingezet bij moeilijkheden waarbij men belangrijke beslissingen moet nemen of afspraken moet maken. Alle belangrijke personen (familie, vrienden, buren…) worden samengebracht om een plan van aanpak uit te werken. Het plan bepaalt wat de familie zelf zal doen en waar men beroep wil doen op aanvullende professionele hulp. Een onafhankelijke coördinator begeleidt het proces en helpt het gezin bij alle stappen. De coördinator is zelf geen hulpverlener, maar een opgeleide vrijwilliger die niet verbonden is aan een hulpverleningsorganisatie. Hulpverleners hebben een belangrijke rol om het voorstel tot EKC bij de families te introduceren en blijven ook betrokken bij het hele proces. Hoewel de familie het uitgangspunt is, wordt voor bepaalde delen van het plan vaak toch professionele hulp ingeschakeld. Het wordt dan een tandem tussen professionele hulp waar nodig en informele hulp waar het kan. Hulpverleners kunnen ook ondersteunen bij de uitvoering van het plan en van afspraken in het netwerk. Bron: www.steunpunt.be Persoonlijke toekomstplanning Het project Persoonlijke Toekomstplanning wil mensen met een handicap ondersteunen om zelf te bepalen waar ze met hun leven naartoe willen. Om die toekomstplannen duidelijk te krijgen, is de steungroep rond de persoon met een handicap erg belangrijk. Die steungroep bestaat uit mensen dicht bij de persoon met een handicap: ouders, broers en zussen, vrienden, kennissen, eventueel ook professionelen. De groep wordt daarbij begeleid. Het is niet de bedoeling dat de steungroep de zorg voor de persoon met een handicap overneemt. De mensen in de steungroep luisteren wel naar de persoon met een handicap, helpen hem om zijn wensen te verwoorden en denken mee over mogelijke oplossingen. Bron: www.vaph.be
BOX 3. WIE ZIT WAAR? 1. Rechtstreeks toegankelijke jeugdhulp (RTJ) Centra voor leerlingenbegeleiding, preventieve zorg in consultatiebureaus (Kind en Gezin), inloopteams (Kind en Gezin), centra voor kinderzorg en gezinsondersteuning (Kind en Gezin), vluchthuizen (AWW), teleonthaal (AWW), jongerenadviescentra of JAC (AWW), opvangcentra (AWW), centra geestelijke gezondheidszorg, centra voor integrale gezinszorg, centra voor ontwikkelingsstoornissen, diensten voor thuisbegeleiding (VAPH) CLB, AWW en Kind en Gezin zorgen voor de “brede instap” binnen RTJ Enkele modules van hulpverlening van centra voor geestelijke gezondheidszorg (CGG), centra voor integrale gezinszorg (CIG) en centra voor kinderzorg en gezinsondersteuning (CKG) zullen niet-rechtstreeks toegankelijk (NRTJ) zijn.
2. Niet-rechtstreeks toegankelijke jeugdhulp (NRTJ) Begeleidingstehuizen (residentieel, Jongerenwelzijn), gezinstehuizen (residentieel, Jongerenwelzijn), onthaal-, oriëntatie- en observatiecentra (residentieel, Jongerenwelzijn), dagcentra (semi-residentieel, Jongerenwelzijn), diensten voor begeleid zelfstandig wonen (ambulant, Jongerenwelzijn), diensten voor pleegzorg (Jongerenwelzijn,VAPH), observatie en behandelingscentrum (VAPH), (semi)internaat (VAPH) Een aantal voorzieningen in de bijzondere jeugdzorg stapten vanaf 1 januari 2013 in een experimenteel modulair kader (EMK). Met het modulair kader drukt men het aanbod van organisaties uit in termen van verschillende modules. Met het modulair kader zal de indeling in categorieën van de voorzieningen in de bijzondere jeugdzorg, zoals hier vermeld, dus verlaten worden (voor meer info,
3. Waarborgen van continuïteit van de hulpverlening Wanneer jongeren en hun gezin doorverwezen worden naar andere hulpverleners of wanneer meerdere hulpverleners tegelijkertijd betrokken zijn, is het belangrijk om oog te hebben voor hulpcontinuïteit. Het nieuwe decreet
zie wvg.vlaanderen.be/jongerenwelzijn/onze-hulpverlening/private-voorzieningen/modules/)
3. Gemandateerde voorzieningen Vertrouwenscentra kindermishandeling (VK), ondersteuningscentrum jeugdzorg (OCJ) 4. Diensten buiten toepassingsgebied IJH Kinder- en jeugdpsychiatrische diensten, revalidatiecentra, huisartsen, arts-specialisten (neuroloog, kinderpsychiater), drughulpverlening, zelfstandig psycholoog, zelfstandig paramedicus (bv. logopedist, kinesist), OCMW
Het decreet integrale jeugdhulp voor dummies
9
hecht veel belang aan de verantwoordelijkheid van elke hulpverlener om deze continuïteit waar te maken. Er zijn verschillende manieren om hulpcontinuïteit te realiseren. Het is bijvoorbeeld belangrijk om bij doorverwijzing onderling verwijsafspraken te maken, zodat de doorverwijzing meteen correct gebeurt. De verwijzende hulpverlener blijft ook betrokken zolang de volgende hulpverlening niet is opgestart. In complexe situaties waar verschillende hulpverleners betrokken zijn, stelt het decreet voor een hulpcoördinator aan te stellen. Een voorbeeld van hulpcoördinatie is het cliëntoverleg. Het cliëntoverleg is tussen 2009 en 2011 in verschillende regio’s uitgeprobeerd. Bij het cliëntoverleg is een onafhankelijke, niet bij de hulpverlening betrokken voorzitter aanwezig die het overleg over de geplande hulpverlening in goede banen leidt. Hulpverleners, cliënten of hun vertrouwenspersoon kunnen cliëntoverleg aanvragen.
Bemiddeling wordt voorgesteld wanneer de hulpverlening vastloopt en er conflicten zijn tussen de cliënt en hulpverlening. Bij bemiddeling worden conflicten vrijwillig en vertrouwelijk behandeld en doet men beroep op een onafhankelijke en onpartijdige bemiddelaar. Het initiatief tot bemiddeling kan liggen bij de jongere, zijn ouders of bij de hulpverleners. Een ander belangrijk element in het realiseren van hulpcontinuïteit is de contactpersoon-aanmelder. De contactpersoon-aanmelder is de hulpverlener die de jongeren aanmeldt bij de intersectorale toegangspoort of bij de gemandateerde voorzieningen (zie verder). De contactpersoon-aanmelder blijft aanspreekfiguur voor de jongere en ouders tijdens de periode waarin de niet-rechtstreeks toegankelijke jeugdhulp of hulp via de gemandateerde voorzieningen wordt aangevraagd en nog niet beschikbaar is. Om continuïteit in de hulpverlening waar te maken is ook de rol van de vertrouwenspersoon belangrijk. Cliënten kunnen een vertrouwenspersoon naar keuze aanduiden, die via het
decreet een duidelijk statuut en een aantal bijhorende rechten heeft (zie verder: maximale participatie van minderjarigen en hun gezin).
4. Gepast omgaan met verontrustende situaties Men verwacht dat elke jeugdhulpverlener kan omgaan met verontrustende situaties2. Met verontrustende situaties worden alle situaties bedoeld waarin mensen (hulpverleners, cliënten zelf, andere betrokkenen) zich ongerust maken over de ontwikkeling van een minderjarige. Ze zijn ongerust omdat de ontwikkeling van die minderjarige in het gedrang komt (bv. omdat de fysieke, psychische, seksuele integriteit van de minderjarige bedreigd wordt of omdat de leer- en onderwijskansen van de minderjarige in het gedrang komen door een zware spijbelproblematiek). Hulpverleners kunnen instrumenten als de “signaallijst verontrustende opvoedingssituaties” (zie www.signaallijst.be) gebruiken om een inschatting te maken van de situatie. Wanneer de vrijwillige hulp onder druk staat of bij twijfel over maatschappelijke noodzaak van de hulp, kunnen hulpverleners, hun team en voorziening beroep doen op de gemandateerde voorzieningen. Er zijn twee types gemandateerde voorzieningen: het nieuwe Ondersteuningscentrum Jeugdhulp (OCJ) en de al bestaande Vertrouwenscentra Kindermishandeling (VK). Deze voorzieningen kunnen consult verlenen aan een hulpverlener en krijgen ook een mandaat om zelf te werken met verontrustende situaties. Ook cliënten hebben rechtstreekse toegang tot de gemandateerde voorzieningen. Indien nodig krijgen de gemandateerde voorzieningen het mandaat om door te verwijzen naar het parket.
5.Voorzien in crisisjeugdhulp Caleidoscoop jg. 25 nr. 4
Het nieuwe decreet wil ervoor zorgen dat elke minderjarige in crisis een gepast hulpaanbod krijgt. Crisissen doen zich in alle mogelijke sectoren en op alle
10
Het decreet integrale jeugdhulp voor dummies
Het nieuwe decreet besteedt aandacht aan de participatie van jongeren en hun gezin. Participatie is cliënten betrekken en laten meebeslissen over elke stap in de jeugdhulp. Dit vergt een participatieve basishouding van elke hulpverlener. Daarbij blijft het decreet rechtspositie van de minderjarige een belangrijke hefboom. In het nieuwe decreet krijgt de vertrouwenspersoon een belangrijke rol. De vertrouwenspersoon krijgt het mandaat om op elk ogenblik jeugdhulpaanbieders aan te spreken, de belangen van de minderjarige te verdedigen (bv. als er tegenstrijdige belangen zijn tussen ouders en jongere), bemiddeling en overleg te initiëren en de situatie op te volgen. De continuïteit van de hulpverlening wordt bewaakt doordat de vertrouwenspersoon telkens op de hoogte wordt gebracht van beslissingen over de jeugdhulpverlening aan de minderjarige. Het nieuwe decreet wil ook meer participatie van jongeren en hun gezin op beleidsniveau (d.w.z. adviesraad, intersectoraal regionaal overleg jeugdhulp of IROJ, managementcomité) en voorziet vertegenwoordiging voor ouders, voor minderjarigen, voor personen met een handicap, voor etnisch-culturele minderheden en voor mensen in armoede.
De landkaart van het nieuwe jeugdhulplandschap is er een met veel vakjes en pijltjes en wordt voorgesteld in Figuur 1. In wat volgt, gaan we in vogelvlucht door deze nieuwe kaart.
HULPVRAGER MINDERJARIGE-OUDERS-CONTEXT
Rechtstreeks toegankelijke jeugdhulp
Toegangspoort
IRPC
MDT
Jeugd hulpregie
Indicatiestelling
Niet rechtstreeks toegangkelijke jeugdhulp
Probleem gebonden hulp Gemand. voorz. OCJ MDT VK
Jeugdhulp buiten toep. gebied IJH
MDT
Crisisjeugdhulp
P A R K E T
Politie
Bemiddeling
Gerecht. jeugdhulp SDJ Jeugd rechter
Gemeenschapsinstelling CAP
Cliëntoverleg
Figuur 1. Landschap integrale jeugdhulp (bron: wvg.vlaanderen.be/jeugdhulp) (MDT: multidisciplinair team, IRPC: intersectorale regionale prioriteitencommissie, OCJ: Ondersteuningscentrum Jeugdzorg, VK: Vertrouwenscentrum Kindermishandeling, SDJ: sociale dienst gerechtelijke jeugdbijstand, CAP: centraal informatie- en aanmeldpunt gemeenschapsinstellingen)
1. Rechtstreeks toegankelijke jeugdhulp (RTJ) De start van een reis in het jeugdhulplandschap is een vraag naar hulp door een jongere en/of zijn omgeving. Deze hulpvraag komt terecht in het veld van de rechtstreeks toegankelijke jeugdhulp (RTJ). RTJ omvat verschillende hulpvormen (zie box 3). Typisch aan al deze hulpvormen is dat cliënten er rechtstreeks beroep op kunnen doen. Binnen RTJ zijn drie grote delen te onderscheiden: brede instap, probleemgebonden hulp en multidisciplinaire teams. Brede instap Cliënten weten niet altijd waar aan te kloppen met een hulpvraag. Daarom
organiseert RTJ zich via een brede instap. De brede instap wordt georganiseerd door diensten van drie sectoren: Centra voor Leerlingenbegeleiding, Kind en Gezin en Algemeen Welzijnswerk. Cliënten kunnen bij de brede instap terecht met al hun hulpvragen over jeugdhulp, los van de kenmerken van hun probleem. Hulpverleners in de brede instap zullen samen met de cliënt de vraag verhelderen, informatie, advies en korte hulp bieden, het aanbod verhelderen en gericht doorverwijzen indien nodig. De bedoeling is dat de brede instap zorgt dat cliënten in zo weinig mogelijk stappen bij de juiste hulp terechtkomen. Brede instap kan een belangrijke rol spelen in de continuïteit van de hulp (bv. via het organiseren
Het decreet integrale jeugdhulp voor dummies
Caleidoscoop jg. 25 nr. 4
6. Maximale participatie van minderjarigen en hun gezin
Wegen doorheen het nieuwe jeugdhulplandschap
BREDERE INSTAP
mogelijke momenten in een hulpverleningstraject voor, en zijn dus vaak ook sectoroverstijgend. De voorbije jaren gingen reeds crisisnetwerken van start waarin men hulpprogramma’s uitwerkte om crisissituaties sectoroverstijgend aan te kunnen pakken (zie ook box 4). Die hulpprogramma’s bestaan uit vier vaste elementen: een crisismeldpunt (dat 24 u op 24 bereikbaar is en kan doorverwijzen naar de drie andere elementen), crisisinterventie (kortdurende tussenkomst van een aantal dagen in de context van de minderjarige), crisisbegeleiding (een mobiel en/of ambulant begeleidingsaanbod van een maand) en crisisopvang (een residentieel aanbod van 7 dagen, eenmaal verlengbaar met nog eens 7 dagen).
11
van cliëntoverleg of via de rol van contactpersoon-aanmelder bij de toegangspoort NRTJ, bij het Ondersteuningscentrum Jeugdzorg en bij het Vertrouwenscentrum Kindermishandeling)
Caleidoscoop jg. 25 nr. 4
12
Probleemgebonden hulp Wanneer er nood is aan een specifiek aanbod gericht op een bepaalde problematiek, dan kan de cliënt terecht in de probleemgebonden hulp. Voorbeelden van diensten die probleemgebonden hulp aanbieden zijn Centra Geestelijke Gezondheidszorg (CGG), Centra voor
Het decreet integrale jeugdhulp voor dummies
kinderzorg en gezinsondersteuning (CKG, Kind en Gezin), vluchthuizen (AWW) en diensten thuisbegeleiding (VAPH). De cliënt komt hier terecht op verwijzing van de brede instap maar kan hier ook zelf vrij binnenstappen. Multidisciplinair team (MDT) Indien er geen gepaste hulp in de RTJ aanwezig is, er meer ingrijpende vormen van hulp aangewezen zijn en bijkomende diagnostiek nodig is, kunnen cliënten terecht bij een multidisciplinair team of MDT. Een MDT zal diagnostiek aanleveren,
via onderzoek de problemen verder beschrijven en een voorstel van hulp doen ten aanzien van de toegangspoort. Voorzieningen binnen en buiten het toepassingsgebied van IJH kunnen zich laten erkennen als MDT. Zoals in figuur 1 staat afgebeeld, kunnen voorzieningen binnen RTJ (CLB, centrum voor ontwikkelingsstoornissen of COS, centrum voor algemeen welzijnswerk of CAW, centrum geestelijke gezondheidszorg of CGG), binnen NRTJ (onthaal- oriëntatie- en observatiecentrum of OOOC, observatie en behandelingscentrum of OBC) en
BOX 4. CRISISJEUGDHULP: MELDPUNT, INTERVENTIE, BEGELEIDING, OPVANG
Wanneer aanmelden bij crisisjeugdhulp? Een minderjarige is in crisis en de hulpverlener vindt dat men meteen moet ingrijpen. Er zijn geen oplossingen binnen de reguliere jeugdhulp en/ of leefomgeving. Er is geen dringende medische hulp nodig. Het crisismeldpunt wordt enkel gecontacteerd met toestemming van de minderjarige en/of de ouders. Wie kan aanmelden? Cliënten, professionele hulp- of dienstverleners (d.w.z. alle personen of voorzieningen die beroepshalve in contact komen met kinderen, jongeren en hun leefomgeving in crisis). Wat is het doel? Men wil binnen de 24 uur een gepast antwoord zoeken voor de crisis en tracht meer ingrijpende jeugdhulp te voorkomen door vlug op de crisissituatie in te spelen en bestaande (hulpverlenings)kanalen te activeren. Men installeert veiligheid. 1. Crisismeldpunt - Open 7 dagen op 7 – 24u op 24u. - Verkent samen met de aanmelder het probleem. - Schat in of de situatie acuut is. - Ondersteunt de aanmelder en geeft advies. - Vraagt of de minderjarige en/of de leefomgeving akkoord is om mee te werken. - Kiest altijd voor de meest gepaste werkvorm, met maximale garantie van de veiligheid. - Kan verwijzen naar: crisisinterventie, crisisbegeleiding of crisisopvang. 2. Crisisinterventie - Onmiddellijke, korte, intensieve stressverlagende hulp (max. 3 dagen) - Nodigt alle betrokkenen uit - Schat de crisis in - Installeert veiligheid - Komt aan huis of op de dienst
buiten het toepassingsgebied van IJH (kinderpsychiatrische diensten, revalidatiecentra) zich laten erkennen als MDT. De gemandateerde voorzieningen (Ondersteuningscentrum Jeugdzorg (OCJ) en Vertrouwenscentrum Kindermishandeling (VK)) en de sociale dienst voor gerechtelijke jeugdhulp hebben een erkenning MDT. Niet elk MDT zal alle types van diagnostiek kunnen aanbieden. Elk MDT zal daarom zijn expertise en specialisatie (bv. leeftijdsgroep, problematiek) bekend moeten maken.
3. Crisisbegeleiding - Intensieve begeleiding (max. 28 dagen) - Evalueert de veiligheid - Maakt een werkplan met minderjarige en leefomgeving - Komt aan huis of op de dienst 4. Crisisopvang - Opvang voor 7 dagen (bed/bad/brood) - Biedt veiligheid - Steeds in combinatie met interventie of begeleiding - In een crisisopvanggezin of in een residentiële voorziening Casus Mia Mia is 34 jaar en een alleenstaande vrouw. Ze is werkloos en heeft twee kinderen van 7 en 10 jaar oud. Mia heeft ’s nachts heel erge pijn in haar buikstreek. Ze laat zich opnemen op de spoedafdeling, en heeft geen oplossing voor de kinderen. Mia leeft echt geïsoleerd en heeft geen sociaal netwerk waar ze op kan terugvallen. De kinderen komen de volgende dag laattijdig op school toe, hebben geen boterhammen bij en vertellen een warrig verhaal. De leerkracht stelt zich vragen en laat het CLB contact met thuis opnemen. Er is thuis niemand bereikbaar. Uiteindelijk verneemt de CLB-medewerker via het oudste kind dat moeder in het ziekenhuis ligt. Na telefonisch contact met het ziekenhuis blijkt dat Mia dringend is geopereerd en momenteel op intensieve zorgen ligt. De crisissituatie bij Mia omvat een acuut opvangprobleem voor de twee kinderen, want er is geen sociaal netwerk waar Mia beroep op kan doen. De kinderen kunnen momenteel nergens terecht. De CLB-medewerker neemt contact op met het crisismeldpunt. Het meldpunt zal nagaan welke stappen al ondernomen werden om de situatie op te lossen (bv. Heeft de CLB-medewerker onderzocht of er een sociaal netwerk is waarbij de twee kinderen terechtkunnen? Gaat het enkel om een tijdelijk opvangprobleem?). Als blijkt dat alle opties getoetst zijn, kan het hulpprogramma verder ingeschakeld worden. In de situatie van Mia betekent dit dat de kinderen opgevangen kunnen worden door het Centrum voor kinderzorg en gezinsondersteuning (CKG) dat een “verzekerd” engagement neemt van twee opvangbedden voor het crisismeldpunt. De kinderen kunnen dan zeven dagen (uitzonderlijk verlengbaar met nog eens zeven dagen) opgevangen worden in een leefgroep van het CKG. Moeder heeft hiervoor haar akkoord gegeven. Bron casus: www.zorgzoeker.be
2. Jeugdhulp buiten toepassingsgebied IJH
3. Crisisjeugdhulp, bemiddeling, cliëntoverleg
Niet alle jeugdhulp waar jongeren en hun ouders terecht kunnen valt onder integrale jeugdhulp (bv. kinder- en jeugdpsychiatrie, drughulp, mutualiteiten, paramedici, OCMW, huisartsen, privépsycholoog). Deze diensten en hulpverleners zijn niet rechtstreeks in de hervorming betrokken, maar zullen afstemming moeten zoeken met de vernieuwingen in het landschap.
De methoden crisisjeugdhulp, bemiddeling en cliëntoverleg lopen doorheen het jeugdhulpveld (zie figuur 1). Dit wil zeggen dat ze inzetbaar zijn op elk moment van een traject indien nodig. Met crisisjeugdhulp bedoelt men onmiddellijke en aangepaste acties in geval van een crisissituatie. Crisisjeugdhulpverlening verloopt via een crisismeldpunt, crisisinterventie, crisisbegeleiding en crisisopvang (zie box 4).
Het decreet integrale jeugdhulp voor dummies
Caleidoscoop jg. 25 nr. 4
Wat is een crisis? Een crisis is een situatie die ervaren wordt als acute nood en waarin onmiddellijke hulp moet worden geboden.
13
Bemiddeling is een vrijwillig proces met de bedoeling om vastgelopen hulpverlening te ontknopen en terug op gang te brengen. Daarbij wordt een derde neutrale partij, de bemiddelaar, betrokken. Bemiddeling is een aanbod waar zowel cliënten, de vertrouwenspersoon van de minderjarige en hulpverleners een beroep op kunnen doen, onafhankelijk van de soort jeugdhulp die de jongere krijgt (zie box 5).
BOX 5. BEMIDDELING
Cliëntoverleg is een overleg waar de
Tijdens het proces van aanmelding bij de toegangspoort - Tijdens het proces van aanmelding is er niet langer overeenstemming tussen cliënt en aanmelder-contactpersoon. Beiden kunnen bemiddeling aanvragen. - Tijdens het proces van aanmelding is er een conflict over de aangewezen hulp tussen ouders die in echtscheiding zijn. Bemiddeling kan een uitkomst bieden om tot een ontvankelijke aanmelding bij de toegangspoort te komen.
cliënten, hun omgeving en hulpverleners samenkomen om de hulp aan een gezin op elkaar af te stemmen. Dit overleg gebeurt meestal in complexere situaties, waarbij meerdere hulpverleners en diensten betrokken zijn. Politie, parket en jeugdrechter kunnen niet deelnemen aan het overleg. Het overleg kan aangevraagd worden voor kinderen en jongeren van 0 tot 25 jaar. Cliënten kunnen het overleg rechtstreeks aanvragen. Het overleg vindt enkel plaats met toestemming van ouders en jongeren. Daarbij wordt ervoor gezorgd dat jongeren en hun ouders betrokken worden bij de aanvraag van het overleg, de voorbereiding van het overleg, wie mee aan tafel kan, wat er besproken zal worden. Er is een onafhankelijke voorzitter om het overleg te organiseren en te modereren. Op basis van dit overleg wordt er een finaal werkplan opgemaakt met alle concrete afspraken over wie wat zal doen. Er wordt een hulpcoördinator aangeduid die de gemaakte afspraken opvolgt (zie box 6 voor een casus).
1.Voorbeelden van situaties waarin men bemiddeling kan gebruiken In het veld van de rechtstreeks toegankelijke jeugdhulp (RTJ) - Bij conflicten binnen de RTJ, tussen hulpverleners en cliënten of tussen cliënten onderling m.b.t. de aangewezen of te continueren hulp. - De cliënt wenst NRTJ-hulp, maar niemand wil de aanmelding bij de toegangspoort op zich nemen. De cliënt kan dan bemiddeling aanvragen. - Volgens de hulpverlener lijkt NRTJ-hulp aangewezen, maar de cliënt ziet dit niet zitten. De RTJ-voorziening kan bemiddeling aanvragen.
In het veld van de niet-rechtstreekse hulpverlening - Er is een conflict tussen cliënt en een voorziening over de lopende hulpverlening (bv. de voorziening trekt zich terug). Beiden kunnen bemiddeling aanvragen. 2. Huidige bemiddelingscommissie verdwijnt Op dit moment bestaat er een “bemiddelingscommissie bijzondere jeugdbijstand”, die optreedt wanneer het Comité Bijzondere Jeugdhulp hulp maatschappelijk noodzakelijk vindt maar waarbij de ouders en/of jongere de hulp niet (langer) aanvaarden. De bemiddelingscommissie is dus een soort “buffer” tussen vrijwillige en gedwongen hulpverlening. Bij de start van het decreet IJH verdwijnt de bemiddelingscommissie. De gemandateerde voorzieningen zullen dan oordelen of hulp maatschappelijk noodzakelijk is en of het parket moet ingeschakeld worden voor gedwongen hulpverlening. Bemiddeling volgens het nieuwe decreet heeft als bedoeling om te bemiddelen in conflictsituaties zodat de continuïteit in de hulpverlening wordt hersteld. Bemiddeling is niet bedoeld om te handelen in situaties van verontrusting. Bij verontrusting blijft de verantwoordelijkheid voor de inschatting van de situatie bij elke hulpverlener, eventueel in samenwerking met andere diensten of met de gemandateerde voorzieningen. Het is wel mogelijk dat de hulpverlener de bemiddeling inzet vooraleer hij besluit een aanmelding te doen bij een gemandateerde voorziening.
4. Aanmelding bij de intersectorale toegangspoort Toegangspoort De intersectorale toegangspoort regelt de toegang tot ingrijpende hulp, d.w.z. nietrechtstreeks toegankelijke hulp (NRTJ).
Caleidoscoop jg. 25 nr. 4
14
De aanmelding bij de toegangspoort kan gebeuren door elke jeugdhulpverlener, ook buiten het gebied van IJH. De enige technische voorwaarde is dat de hulpverlener geregistreerd is via het e-health kadaster3. Er zijn twee manieren waarop de aanmelding bij de toegangspoort kan gebeuren: een aanmelding als erkend MDT of een “gewone” aanmelding. De vorm van de voorgestelde indicatie-
Het decreet integrale jeugdhulp voor dummies
stelling (d.w.z. hulp) verschilt bij een “gewone” aanmelding en een aanmelding als MDT (zie verder). Hulpverleners binnen RTJ en NRTJ kunnen als erkend MDT aanmelden of “gewoon” aanmelden. Hulpverleners buiten het toepassingsgebied van IJH (bv. huisartsen, drughulpverlening, logopedisten) kunnen oordelen dat NRTJ aangewezen is en kunnen “gewoon” aanmelden bij de toegangspoort. Ten slotte zijn er diensten buiten het toepassingsgebied van IJH die erkend kunnen worden als MDT (bv. kinderpsychiatrische dienst, revalidatiecentra) en
dan aanmelden bij de toegangspoort als MDT. Cliënten kunnen niet of slechts in zeer uitzonderlijke gevallen zelf de stap zetten naar de toegangspoort. Dit moet steeds samen met een hulpverlener gebeuren. Door steeds een hulpverlener te betrekken bij een aanvraag wil men de garantie inbouwen dat hulpvragen die bij de toegangspoort terechtkomen zorgvuldig overwogen zijn en dat dus goed is nagedacht over andere pistes en over de mogelijkheid om via de context
Contactpersoon-aanmelder De hulpverlener die aanmeldt bij de toegangspoort doet dit via een aanvraagdocument of A-document. Het A-document is een standaard te gebruiken digitaal aanmeldingsdocument. Het invullen van alle gegevens in het A-document tot en met het doorsturen van het A-document naar de toegangspoort gebeurt elektronisch. Daarvoor wordt Insisto, een elektronische applicatie, gebruikt. In het luik “vraagverheldering” van het A-document licht de aanmelder de hulpvraag toe (bv. wat maakt dat er nood is aan intensieve, ingrijpende hulp?). Soms zal de vraagverheldering volstaan om de vraag naar NRTJ te stellen, maar in andere situaties zal bijkomende (diagnostische) informatie nodig zijn. De aanmelder kan deze informatie vragen aan andere hulpverleners of diensten (bv. een MDT). Het invullen van het luik “bijkomende gegevens en voorstel van indicatiestelling” in het A-document verschilt voor diensten die erkend zijn als MDT en voor diensten die “gewoon” aanmelden. Teams die erkend zijn als een MDT moeten naast diagnostische informatie ook een inschatting maken van de (gevraagde) zorgintensiteit en een voorstel tot indicatiestelling (d.w.z. hulp) formuleren in termen van typemodules (zie verder). Aanmelders die niet erkend zijn als MDT kunnen hun voorstel van indicatiestelling in vrije bewoordingen formuleren of in typemodules, maar zijn hiertoe niet verplicht. Van zodra de aanmelder het A-document heeft doorgestuurd, wordt hij contactpersoon-aanmelder. Indien een MDT betrokken is bij de opmaak van de aanvraag, zal het MDT steeds de rol van contactpersoon-aanmelder op zich nemen. De contactpersoon-aanmelder is voor alle partijen de aanspreekpersoon tijdens deze fase van de hulpverlening (van aanvraag tot en met opstart van de hulp) en dus verantwoordelijk voor hulpcontinuïteit. E-health voorziet wel dat een dossier van de ene voorziening naar de andere kan verhuizen (bv. een CLB heeft een jongere aangemeld bij de
BOX 6. CASUS CLIËNTOVERLEG De vader en moeder van Nico hebben allebei een licht mentale handicap. Moeder werkt in een beschutte werkplaats en vader is door een werkongeval werkonbekwaam. Ze hebben 3 kinderen. De ouders doen hun best om de kinderen een goede opvoeding te geven. De grootouders komen vaak een handje toesteken. Er zijn enkele diensten en personen ingeschakeld om het gezin te ondersteunen: - Een dienst begeleid wonen van het VAPH voor volwassenen ondersteunt de ouders al een tijd in hun zelfstandig leven en bij het grootbrengen van de kinderen. - Een dienst thuiszorg komt aan huis voor ondersteuning bij het huishouden. - Het CAW is betrokken in het kader van budgetbegeleiding. - Moeder ervaart veel emotionele steun van de maatschappelijk werkster van de sociale dienst van de beschutte werkplaats. - Een buurvrouw is vertrouwenspersoon van moeder. - Het jongste dochtertje heeft een autismespectrumstoornis en er is begeleiding door een thuisbegeleidingsdienst voor autisme. De opvoeding van Nico loopt zowel op school als thuis moeilijk. Nico loopt school in het buitengewoon secundair onderwijs, is zeer beïnvloedbaar en tast regelmatig de grenzen af. Door een uit de hand gelopen conflict vraagt de school aan het CLB de situatie verder te bekijken. De CLB-medewerker gaat in gesprek met Nico en zijn ouders. Op het gesprek is de grootmoeder ook aanwezig, net als een vroegere hulpverlener van Nico. Tijdens dit gesprek blijkt dat er veel verschillende diensten betrokken zijn bij het gezin. Wie wat doet en waar naartoe werkt, is echter niet zo duidelijk. Omdat er afstemming tussen de verschillende diensten nodig is en omdat de ouders en Nico het niet zien zitten dat er nog meer hulpverleners in het gezin komen, vraagt het CLB, samen met de ouders en Nico, een cliëntoverleg aan. Op het cliëntoverleg zijn Nico en de ouders, de vertrouwenspersoon van Nico en de vertrouwenspersoon van moeder aanwezig. Ook alle hulpverleners zijn van er: Begeleid Wonen, Thuiszorg, CAW, Sociale dienst Beschutte Werkplaats, Thuisbegeleiding autisme, een leraar van de school en het CLB. Na het overleg maakt men volgende afspraken, die de externe voorzitter in een werkplan giet. In samenspraak met Nico wordt beslist dat hij voortaan gebruik zal maken van het aanbod semi-internaat (in het modulair kader “contextbegeleiding” genoemd) van het MPI dat verbonden is aan zijn BuSO-school. Daar kan hij een individuele begeleiding op maat krijgen i.f.v. zijn schools functioneren en wordt er gezocht naar een zinvolle vrijetijdsbesteding (naschools, dagbesteding op woensdag en vakantie). Het CLB staat als MDT in voor het aanvragen van de hulp (nl. semi-internaat: individuele begeleiding, begeleiding van schools en naschools functioneren en in vakantieperiodes) bij de toegangspoort. Hiertoe vult het CLB een A-document in, onder andere op basis van de gegevens die besproken zijn op het cliëntoverleg. De indicatiestelling wordt aanvaard door het team indicatiestelling. Na prioritering door de intersectorale regionale prioriteitencommissie (IRPC) komt Nico via het team jeugdhulpregie op de wachtlijst voor hulp van het semi-internaat. De dienst begeleid wonen die het gezin al jaren kent, blijft de ouders ondersteunen en wordt hulpcoördinator. Deze dienst wordt aanspreekpunt voor het CLB, de sociale dienst van de beschutte werkplaats, het semiinternaat en de thuisbegeleiding voor de jongste dochter. De jeugdhulpregisseur neemt dit mee op in de jeugdhulpbeslissing. Het CLB blijft de rol hebben van contactpersoon-aanmelder bij de toegangspoort. Bron casus: www4wvg.vlaanderen.be/wvg/ijh/oostvlaanderen
infomomenten
Het decreet integrale jeugdhulp voor dummies
Caleidoscoop jg. 25 nr. 4
van de cliënt en/of minder ingrijpende hulp tot een oplossing te komen.
15
toegangspoort, maar tijdens de procedure die lopende is binnen de toegangspoort verhuist de jongere en verandert hij van school en van CLB). De contactpersoon-aanmelder is dus verantwoordelijk voor de hulpcoördinatie, wat niet betekent dat hij zelf de hulp moet aanbieden. De contactpersoon-aanmelder ontvangt altijd als eerste via mail feedback van de toegangspoort. Tegelijkertijd vertrekt er vanuit de toegangspoort feedback per brief naar de contactpersoon-aanmelder en cliënt. Dit laat toe dat de contactpersoon-aanmelder de tijd heeft om een gesprek met de cliënt daarover voor te bereiden.
5. Een toegangspoort met twee teams In elke provincie en in Brussel komt er een toegangspoort die telkens bestaat uit twee teams: het team indicatiestelling en het team jeugdhulpregie (zie figuur 1). Team indicatiestelling Wanneer aanmelders hun A-document elektronisch bezorgen aan de toegangspoort, komt het terecht bij een dossierverantwoordelijke van het team indicatiestelling. De dossierverantwoordelijke screent de aanvraag (bv. is de hulpvraag duidelijk omschreven?) en informeert de cliënt en contactpersoon-aanmelder of de aanvraag ontvankelijk is. De dossierverantwoordelijke bepaalt of de indicatiestelling kan gebeuren zonder bijkomend overleg met het voltallige team indicatiestelling (dit noemt men consensusdossiers) of dat er een bespreking met het voltallige team indicatiestelling nodig is (dit noemt men besprekingsdossiers). Een voorbeeld van een besprekingsdossier is wanneer de cliënt vraagt om gehoord te worden door het team indicatiestelling.
Caleidoscoop jg. 25 nr. 4
16
Het team indicatiestelling zal via een verslag het soort hulp voorstellen, uitgedrukt in typemodules (zie box 7). Wanneer een MDT het A-document invult, zal het ook al een indicatievoorstel gemaakt hebben in de taal van typemodules. Men werkt dus een voorstel tot hulp uit op basis van de noden, zonder rekening te houden met het feit of deze hulp ook effectief beschikbaar is.
Het decreet integrale jeugdhulp voor dummies
BOX 7. MODULERING Wat is modulering? Modulering is een manier om het hulpaanbod zo nauwkeurig mogelijk te beschrijven. Concreet wil modulering zeggen dat het aanbod aan jeugdhulpverlening beschreven wordt in afgelijnde eenheden van hulp of modules, die afzonderlijk kunnen worden ingezet. Daarbij is het de bedoeling dat elke voorziening zijn hulpaanbod omschrijft in termen van (type)modules. Per cliënt kunnen dan verschillende (type)modules gecombineerd worden (desnoods over sectoren heen) om op die manier hulp aan te bieden die het best aansluit bij de hulpvraag van de cliënt. Alle beschikbare jeugdhulp (zowel RTJ als NRTJ) zal in dergelijke (type)modules omgezet worden. Niets nieuws onder de zon? Bij de start van het eerste decreet IJH kregen voorzieningen al de vraag om hun aanbod te omschrijven in termen van typemodules (zie het artikel van L.Van Heurck in Caleidoscoop jg 18, nr 3). Toch bleef het gebruik en de benoeming van hulp in termen van typemodules uit. Met het nieuwe decreet vermindert het aantal typemodules drastisch, waardoor het makkelijker moet worden om gepaste hulp te zoeken. Het werken met (type)modules wordt in het nieuwe decreet ook belangrijker omdat het team indicatiestelling en het team jeugdhulpregie via de moduletaal zullen zoeken welke hulp de minderjarige en ouders nodig hebben en welke voorziening die bepaalde hulp kan aanbieden. Modules - Typemodules Het nieuwe decreet maakt een onderscheid tussen “typemodules” (wat) en “modules” (waar). Een typemodule is een afgelijnde inhoudelijke organisatorische eenheid van hulp en bevat de functie van de hulpverlening. Typemodules worden aangemaakt door de administratie.Voorbeelden van typemodules voor een CLB zijn “onthaal voor minderjarigen, hun ouders, opvoedingsverantwoordelijken en school” en “begeleiding van leerlingen rechtstreeks en/of via hun ouders, opvoedingsverantwoordelijken, school(korte duur)”. Een module is afgeleid van een typemodule en geeft aan dat een bepaalde voorziening de hulp beschreven in typemodules organiseert. Modules worden dus aangemaakt op het niveau van de voorziening. Zo wordt duidelijk welke hulp een voorziening aanbiedt en waar ze dat doet (bv. de module vrij CLB regio Gent met de locaties van de vier vestigingsplaatsen)
Team jeugdhulpregie Het team jeugdhulpregie gaat aan de slag om de hulp die voorgesteld wordt door het team indicatiestelling ook effectief te realiseren. Daarbij zet de dossierverantwoordelijke de typemodules om naar modules (zie box 7) en gaat hij na of het hulpaanbod meteen kan worden uitgevoerd. Er is een belangrijk onderscheid tussen een indicatiestellingsverslag met of zonder een typemodule handicap. Voor een indicatiestellingsverslag dat geen typemodule handicap bevat, gaat de dossierverantwoordelijke na of een prioritering (d.w.z. urgentie) moet worden toegekend. Hij doet dit op basis van de aangegeven urgentie in het A-document
en op basis van Vlaamse en regionale prioriteitscriteria. Aanvragen die wel een typemodule handicap bevatten – of, vanaf 20154, die een vraag bevatten naar persoonsvolgende financiering (PVF) – zullen door het team jeugdhulpregie in samenwerking met de Intersectorale Regionale Prioriteitencommissie (IRPC) behandeld worden (zie casus Nico in Box 6). De IRPC is een commissie van gebruikers en voorzieningen die kijkt welke vragen het meest urgent zijn. Deze toetsing met IRPC is nodig vanuit de schaarste van het aanbod van het VAPH. Pas als dit gebeurd is, kan de jeugdhulpregisseur met die dossiers aan de slag voor het zoeken naar hulp. Het team jeugdhulpregie informeert de aanmelder en de cliënt over het moge-
6. Niet-rechtstreeks toegankelijke jeugdhulp Op het moment dat de niet-rechtstreeks toegankelijke jeugdhulp (NRTJ) opstart, stopt de rol van de toegangspoort. Het kan wel gebeuren dat er vanuit NRTJdiensten een vraag naar de toegangspoort vertrekt (bv. in functie van herindicatiestelling, hernieuwing van jeugdhulpbeslissing).
7. Gemandateerde voorzieningen De gemandateerde voorzieningen regelen de toegang tot de aanklampende hulp, d.w.z. hulp die te maken heeft met problemen rond verontrusting en vrijwilligheid. Als hulpverleners werken in een situatie die mogelijk verontrustend is, dan wordt er van hen verwacht zich eerst af te vragen wat ze zelf kunnen doen (bv. om de situatie beter te kunnen inschatten, om hierover zelf het gesprek met de cliënt aan te gaan of in team te bespreken). In het nieuwe decreet is het uitgangspunt dus dat elke jeugdhulpverlener om kan gaan met verontrustende situaties. Als hij, noch zijn team, noch zijn organisatie een antwoord vinden op de verontrusting, kunnen ze een beroep doen op de gemandateerde voorzieningen. Er zijn twee gemandateerde voorzieningen (zie figuur 1): het Ondersteuningscentrum Jeugdzorg (OCJ) en het Vertrouwenscentrum Kindermishandeling (VK). Het OCJ en VK nemen dezelfde taken op in verband met maatschappe-
lijke noodzaak (zie box 8), maar het VK blijft zich specifiek profileren op hun bestaande expertise met betrekking tot kindermishandeling. Het Comité voor Bijzondere Jeugdzorg en de bemiddelingscommissie in de bijzondere jeugdbijstand zoals die nu bestaan, verdwijnen en worden vervangen door deze twee gemandateerde voorzieningen. De opdracht van gemandateerde voorzieningen bestaat uit: 1) ondersteuning van hulpverleners en voorzieningen in het omgaan met verontrusting (consult, zie box 8 casus Andy); 2) na aanmelding door de hulpverlener of kennisgeving via het parket onderzoeken of de hulp maatschappelijk noodzakelijk is (zie box 8 casus Andy); 3) opvolgen van de hulp die als maatschappelijk noodzakelijk werd beoordeeld (in verschillende gradaties van aanklampendheid); 4) doorverwijzing naar het parket wanneer geen vrijwilligheid mogelijk is (d.w.z. bij weigering tot medewerking van cliënt).
Caleidoscoop jg. 25 nr. 4
lijke aanbod en eventuele wachttijden. De cliënt kan zijn voorkeur geven voor een bepaalde hulpaanbieder. Duurt het ongewoon lang vooraleer een voorziening de hulpvraag opneemt, dan zullen de jeugdhulpaanbieders samengeroepen worden voor een bespreking en wordt er bemiddeld. Men noemt dit “jeugdhulpregiebespreking”. Als deze bespreking geen resultaat oplevert, kan de jeugdhulpregisseur een ronde tafel organiseren met alle mogelijke aanbieders en een toewijzing verplichten, eventueel met steun van een extra budget.
Het decreet integrale jeugdhulp voor dummies
17
BOX 8.VERONTRUSTING EN MAATSCHAPPELIJKE NOODZAAK Bij de vraag aan de gemandateerde voorzieningen (Ondersteuningscentrum Jeugdzorg,Vertrouwenscentra Kindermishandeling) of de hulp maatschappelijk noodzakelijk is gaat het niet over de vraag óf hulp nodig is maar of hulp noodzakelijk is om de kansen van de jongere te waarborgen. Dit betekent dat de aanmelder bij de gemandateerde voorziening van oordeel is dat hij niet meer voldoende waarborgen kan geven voor de veiligheid en integriteit van de jongere en dat de overheid moet ingrijpen om de kansen te waarborgen. Bij maatschappelijk noodzakelijke hulp ligt het initiatief om beroep te doen op jeugdhulpverlening dus niet bij de minderjarige en/of de ouders zelf. Het zijn personen uit de leefomgeving of hulpverleners die vanuit een gevoel van verontrusting verwachten dat minderjarigen en/of ouders aangesproken worden op hun verantwoordelijkheid en/of dat minderjarigen moeten beschermd worden.Verontrusting betekent niet automatisch dat er een vraag naar maatschappelijke noodzaak moet gesteld worden (zie casus Andy in het begin), maar alle maatschappelijke noodzaak is wel verontrusting. Casus Andy - Kinder- en jeugdpsychiatrie (K-Psych) belt naar het Vertrouwenscentrum Kindermishandeling (VK, consultfunctie) met de vraag om een aanmelding te doen voor een onderzoek maatschappelijke noodzaak. De telefonische vraagverheldering geeft volgende schets van de probleemsituatie. Het betrokken gezin bestaat uit mama, papa en 4 kinderen (Andy 13 jaar, Kurt 11 jaar, Sylvie 8 jaar, Susie 2 jaar). Papa heeft nog 1 dochter uit een vorig huwelijk die in het verleden op dezelfde kinderpsychiatrische dienst in crisis werd opgenomen ten gevolge van een vechtscheiding tussen de beide ouders. - Twee jaar geleden werd Andy aangemeld op de K-Psych omwille van gedragsproblemen op school. Hij werd toen doorverwezen naar het buitengewoon lager onderwijs, waardoor het gedrag duidelijk verbeterde. Er werd toen opgemerkt dat mama het zeer moeilijk had om grenzen te stellen en beperkt was in pedagogische competenties. Een individueel inhoudelijk gesprek met mama lijkt zo goed als onmogelijk. Als papa afwezig is, wordt het gezin omschreven als een “jungle waarin de kinderen elkaar fysiek aanvallen”. - Het gezin wordt dit jaar opnieuw aangemeld op de K-Psy voor Kurt. Hij wordt aangemeld met expliciete doodsgedachten (bv. met mes voor de ouders staan en dreigen polsen over te snijden). De grenzeloze thuiscontext blijkt nog geëscaleerd te zijn. Er werd geadviseerd het CGG in te schakelen. Ouders hebben dit advies niet gevolgd. - Als K-Psy contact neemt met het CLB, geven zij aan dat er recent op school ook sprake zou zijn van “seksueel grensoverschrijdend gedrag” van Andy naar veelal jongere meisjes, en dat dit 2 jaar geleden ook al eens werd gesignaleerd. - De K-Psy consulteert het VK om af te stemmen hoe dit aan te pakken. Er wordt afgesproken om nog geen melding bij het VK te doen (dus geen vraag naar een onderzoek maatschappelijke noodzaak te doen), maar om zelf de ouders aan te spreken op basis van de ongerustheden en signalen vanuit de school. - De K-Psy nodigt de ouders opnieuw uit en confronteert hen met de bezorgdheden rond Andy. In dat gesprek geven de ouders aan dat de problemen rond Andy inderdaad opnieuw escaleren. Zij erkennen de signalen van “seksueel grensoverschrijdend gedrag” en kunnen daar zelf concrete voorbeelden van geven. Bovendien geeft het gezin aan dat de doodsgedachten bij Kurt aanwezig blijven. Ouders willen nu dat de K-Psy hun kinderen “tot de orde roept” maar staan niet open voor gezinsondersteuning. Alle pogingen of voorstellen om hen ook te betrekken in een hulpverleningstraject stuiten op verzet en weerstand, wat de K-Psy nog ongeruster maakt over heel de opvoedingssituatie thuis. De signalen van seksueel grensoverschrijdend gedrag tussen de kinderen onderling, de ernstige problematiek van Kurt en de onduidelijkheid en onbespreekbaarheid van de rol van de ouders hierin, doet de K-Psy besluiten om dit toch aan te melden bij het VK voor een onderzoek naar maatschappelijke noodzaak. - Gezien de herhaling van de feiten (chroniciteit), toename van de problemen, de ernst, vermoeden van “seksueel grensoverschrijdend gedrag” (tussen de kinderen en vroegere beschuldigingen t.a.v. vader die nooit besproken konden worden), weigering tot zelfreflectie, geen openheid om (langdurige) hulpverlening te aanvaarden (enkel crisisoplossingen waarna ouders afhaken), formuleert het VK het advies om een onderzoek maatschappelijke noodzaak te doen. Dit veronderstelt dat de K-Psy dit bespreekt met of op zijn minst meedeelt aan de ouders. Bron casus: 2-daagse vorming Departement Welzijn,Volksgezondheid, en Gezin. Met vereende kracht. Naar een nieuwe jeugdhulp in Vlaanderen (8, 20 maart 2013).
18
Het decreet integrale jeugdhulp voor dummies
Als uit het onderzoek naar maatschappelijke noodzaak blijkt dat NRTJ nodig is, dan kan het OCJ of VK samen met de hulpverlener een aanvraag doen bij de toegangspoort. Het OCJ en VK zijn erkende MDT’s. Belangrijk is wel dat als een hulpverlener door het proces van het bespreken van die verontrusting geraakt is en van daaruit samen met de cliënt een beeld heeft van wat de wenselijke NRTJ is, de hulpverlener die hulp dan zelf aanvraagt bij de toegangspoort. In die situaties komen de gemandateerde voorzieningen dus niet tussen.
8. Gerechtelijke jeugdhulp Een gemandateerde voorziening kan in twee situaties doorverwijzen naar het jeugdparket. Ten eerste als de hulp maatschappelijk noodzakelijk wordt geacht en als na een gesprek met de minderjarige en zijn ouders/opvoedingsverantwoordelijken de gepaste jeugdhulpverlening niet wordt aanvaard. Ten tweede als er weigering is tot meewerken aan het onderzoek naar maatschappelijke noodzaak. Er kunnen ook via de politie situaties bij het parket terecht komen. Het parket kan de jeugdrechter vorderen, die op zijn beurt een vonnis kan uitspreken. Voor de uitvoering van het vonnis werkt de sociale dienst gerechtelijke jeugdhulp (SDJ), die ook werkt volgens de kwaliteitseisen van een MDT, rechtstreeks samen met de jeugdhulpregie (zie figuur 1). Het is de sociale dienst gerechtelijke jeugdhulp (SDJ), en dus niet het team indicatiestelling, die dan een indicatiestellingsverslag opstelt. Een jeugdrechter kan ook beslissen om een jongere die een als misdrijf omschreven feit heeft gepleegd of die in een zwaar problematische leefsituatie verkeert, te plaatsen in een gemeenschapsinstelling. De jeugdrechters en consulenten van de sociale dienst voor gerechtelijke jeugdhulp (SDJ) gebruiken hiervoor sinds mei 2011 een centraal informatie– en aanmeldpunt (CAP). Het CAP regelt de instroom en helpt jeugdrechters en consulenten om snel geschikte opvang te vinden, rekening houdend met de beschikbare plaatsen.
De pilootregio op verkenning Het nieuwe decreet IJH betekent een grote uitdaging voor de jeugdhulp in Vlaanderen. De reisvoorbereidingen op papier zijn zo goed als klaar. Maar wat de pijltjes en kadertjes, die zorgvuldig zijn uitgetekend op de kaart van het vernieuwde landschap, werkelijk zullen betekenen voor de hulp aan jongeren is nog spannend afwachten. Gelukkig reist Oost-Vlaanderen iets vroeger dan de rest van Vlaanderen als eerste af om een grondige verkenning te maken van het landschap. We zullen hun tips en ervaringen zeker nodig hebben bij de “echte” start van de reis.
BRONNEN Departement Welzijn, Volksgezondheid en Gezin (september, 2012) Integrale Jeugdhulp. De intersectorale toegangspoort in een notendop. (zie wvg.vlaanderen.be/ jeugdhulp/05_publicaties) Departement Welzijn, Volksgezondheid en Gezin (september, 2012) Integrale Jeugdhulp. De krachtlijnen van het nieuwe decreet. (zie wvg.vlaanderen.be/jeugdhulp/05_ publicaties) 2-daagse vorming Departement Welzijn, Volksgezondheid en Gezin. Met vereende kracht. Naar een nieuwe jeugdhulp in Vlaanderen (8, 20 maart 2013; voor de presentaties, zie www4wvg.vlaanderen.be/wvg/ijh/oostvlaanderen/ infomomenten) Voorontwerp en Ontwerp van het decreet betreffende integrale jeugdhulp (zie www.vlaamsparlement.be)
IJH-afkortingen A-doc:
aanmeldingsdocument bij de toegangspoort
AWW:
algemeen welzijnswerk
CAP:
centraal informatie- en aanmeldingspunt gemeenschapsinstellingen
CAW:
centrum algemeen welzijnswerk
CGG:
centrum geestelijke gezondheidszorg
CIG:
centrum voor integrale gezinszorg
CKG:
centrum voor kinderzorg en gezinsondersteuning
CLB:
centrum voor leerlingenbegeleiding
COS:
centrum voor ontwikkelingsstoornissen
GV:
gemandateerde voorziening
IJH:
integrale jeugdhulp
IRPC:
intersectorale regionale prioriteitencommissie
IS:
indicatiestelling
ISV:
indicatiestellingsverslag
ITP:
intersectorale toegangspoort
JHR:
jeugdhulpregie
JRB:
jeugdrechtbank
K&G:
kind en gezin
MaNo:
maatschappelijke noodzaak
MDT:
multidisciplinair team
NRTJ:
niet rechtstreeks toegankelijke jeugdhulp
OCJ:
ondersteuningscentrum jeugdzorg
OOOC: onthaal, oriëntatie en observatiecentrum rechtstreeks toegankelijke jeugdhulp
SDR:
sociale dienst jeugdrechtbank
TM:
typemodule
VAPH:
Vlaams agentschap voor personen met een handicap
VK:
vertrouwenscentra kindermishandeling
2 Een verontrustende situatie is “een situatie die de ontwikkeling van een minderjarige bedreigt doordat zijn psychische, fysieke of seksuele integriteit of die van een of meer leden van zijn gezin wordt aangetast of doordat affectieve, morele, intellectuele of sociale ontplooiingskansen in het gedrang komen, waardoor het aanbieden van jeugdhulpverlening maatschappelijk noodzakelijk kan zijn” (uit het decreet IJH). Zie ook het artikel van J. Louwagie en K. Gevaert in Tijdschrift voor Welzijnswerk, jg 36, p. 22-27 “Verontrusting, een zaak van iedereen”. 3 Het e-health kadaster bevat basisidentificatiegegevens (officiële, uitgebreide identificatie-, accreditatie- en erkenningsgegevens) van zorgverleners en -voorzieningen in België (zie www.ehealth.fgov.be/nl/home). 4 Voor de indicatiestellingsverslagen die wel een typemodule handicap bevatten, moet een onderscheid gemaakt worden tussen de periode tot 1 januari 2015 en de periode erna. Volgens de planning van Perspectief 2020 van het Vlaams Agentschap voor Personen met een Handicap zal vanaf 1 januari 2015 de persoonsvolgende financiering starten. Van dan af zal het niet meer mogelijk zijn om modules van jeugdhulp toe te wijzen aan cliënten, maar krijgen cliënten financiële middelen of een voucher toegewezen om die hulp zelfstandig in te kopen. Tijdens de periode van de vervroegde opstart van de intersectorale toegangspoort in de pilootregio en in 2014 kunnen wel nog modules handicap worden toegewezen alsook middelen voor cliënten die de hulp via een persoonlijk assisentiebudget (cash) willen realiseren.
Met dank aan Stefaan Jonniaux (VCLB-koepel), Jean-Pierre Vanhee (Agentschap Jongerenwelzijn), Linda Van Weyenberg (Agentschap Jongerenwelzijn) en Martine Puttaert (Departement Welzijn,Volksgezondheid en Gezin) voor hun reacties op een eerdere versie van dit artikel. nnn
Caleidoscoop jg. 25 nr. 4
Foto: Sanja Ginerp
RTJ:
1 In het managementcomité overleggen de leidinggevende ambtenaren van alle sectoren. De adviesraad bestaat uit vertegenwoordigers van de sectoren (bv. CLB-medewerkers) en de cliënten (bv. ouders, minderjarigen) van de jeugdhulp. De adviesraad brengt advies uit bij de minister over beleidsbeslissingen van het managementcomité. De regionale stuurgroepen worden met het nieuwe decreet IJH vervangen door het intersectoraal regionaal overleg jeugdhulp (IROJ). In elke regio wordt één intersectoraal regionaal overleg jeugdhulp (IROJ) geïnstalleerd. Het IROJ stuurt de uitvoering van de IJH-doelstellingen in de regio aan en adviseert ook aan het managementcomité (bv. over capaciteit en uitbreidingsbeleid).
Het decreet integrale jeugdhulp voor dummies
19