HET BOS 1. Waarvoor dienen bossen? 1.1 Bossen zijn nuttig voor de mens. * Een bos is heel belangrijk voor ons. In de groene bladeren zitten miljoenen groene korreltjes, de bladgroenkorrels. Door het zonlicht doen deze bladgroenkorreltjes iets heel speciaals, iets wat geen enkele fabriek of geen enkel laboratorium kan nadoen. De bladgroenkorrels maken zuurstofgas! En zonder zuurstof gaan mensen, maar ook dieren en planten, dood. Maar zijn naalden ook bladeren? Zeker weten, al zijn ze wel erg klein en taai. De meeste dieren vinden ze dan ook helemaal niet lekker. We leven dus van de zuurstof die we krijgen van groene planten. Bedankt, planten! * Het bos levert talrijke grondstoffen. De voornaamste is …………………. Geef voorbeelden van het gebruik:……………………………………………………………………………………………… Het bos levert ook nog andere producten zoals …………………………, ………………………… en ………………………… * Ook biedt het bos werk aan de mens. Wie werkt er zoal in het bos? …………………………………………………………………………………………………………………………………………………
1.2 Het bos is een rijke levensgemeenschap. Voor vele dieren is het bos een goede schuilplaats. Vogels bouwen er hun nesten en kunnen er in alle rust leven. Kruiden, bloemen, varens en mossen beschermen de bodem. In en op de bosbodem liggen er dode ………………………… en dieren. Paddenstoelen en andere schimmels zetten dit om in vruchtbare grond. We noemen dit ook …………………………. De overstromingen vermeden.
1.3 Het bos is een ontspanningsruimte. Het bos is een bron van rust en ontspanning. Wat kan je allemaal doen in het bos? ………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………
humus werkt als een spons. Zo worden
1.4 Afspraken Een bos is dus heel belangrijk voor de mens. Eerbiedig en bescherm daarom de bossen. Hoe kunnen we dit doen? ……………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………………… Maak een pictogram waarmee je duidelijk maakt wat niet mag in een bos. Hieronder zie je enkele voorbeelden.
2. Soorten bossen Je kent vast wel een paar soorten bomen, zoals de eik, de wilg en de den. Maar wist je dat er meer dan 100.000 verschillende bomen zijn? Al die bomen kun je verdelen in een aantal groepen. De bekendste groepen zijn de loofbomen, naaldbomen en palmbomen. Als je een boom zou tekenen, hoe zou die er dan uit zien? Waarschijnlijk zou je een loofboom tekenen, want dat zijn de bomen die het meeste in België groeien. Kinderen uit andere landen tekenen hem misschien wel zo:
In een ………………………………… vind je maar weinig struiken of andere planten. De naaldboom laat in geen enkel seizoen al zijn naalden vallen. Daardoor krijgt de bosbodem maar weinig zonlicht, want de kruinen van de bomen houden het zonlicht steeds tegen. En zonder zonlicht groeien er geen nieuwe planten. Je vindt dus ook niet veel dieren in deze bossen, want zij vinden er niet veel lekkers om te eten. Alleen maar wat pitjes van sparappels en denappels. Dieren voelen zich hier trouwens ook niet veilig. Het is erg moeilijk om je te verstoppen bij gevaar als er geen struiken zijn. Naaldbomen zijn de sterkste bomen die er bestaan. Ze hebben geen last van de kou. Daardoor behouden deze bomen tijdens de hele winter hun naalden. Als een naald 3 of 4 jaar oud is, valt de naald af. Dan komt er een nieuwe in de plaats. In een ………………………………… groeien geen naaldbomen, maar loofbomen. Loofbomen laten hun bladeren in de herfst vallen en ze groeien pas terug in de lente. Daardoor kan het zonlicht wel gemakkelijk tot op de bosbodem geraken. Hier kunnen zaadjes op en in de bodem veel warmte en licht krijgen van de zon en de zaadjes groeien uit tot verschillende soorten planten. Deze planten trekken op hun beurt verschillende diersoorten aan. Zo krijg je een bos vol leven! In een ………………………………… staan naaldbomen en loofbomen door elkaar. Je ziet hier duidelijk meer struiken en kleinere planten dan in een naaldbos. Maar er zijn toch minder struiken dan in een loofbos.
2.1 Een gemengd bos heeft verdiepingen
De ……………………… is het dak van het bos en geeft bescherming aan alles wat eronder leeft. Je hebt hoge bomen die veel licht nodig hebben en lagere bomen die niet zoveel licht nodig hebben. De ……………………………… bevindt zich onder de boomlaag. In deze laag vind je jonge bomen die nog veel moeten groeien. Je vindt er ook
struiken. Zij hebben geen echte stam, maar vele
houtachtige vertakkingen. Door die vertakkingen kunnen ze heel breed worden. Hoe breder ze worden, hoe meer licht ze kunnen opvangen. Hoe meer licht ze opvangen, hoe breder ze zullen groeien natuurlijk. Veel vogels zijn dol op de bessen van deze struiken. Kan het zonlicht door de bomen en de struiken heen tot op de bodem doordringen? Ja, en daaronder zul je de ……………………………… vinden. Hier vind je kruidachtige planten die geen houten stam of stengel hebben. Hier vind je grassen en netels, maar ook prachtige bosbloemen. Die bloeien bijna allemaal in het voorjaar, als de bomen nog geen bladeren hebben en de eerste zonnestralen nog tot op de bodem komen. Ook varens vind je hier. De ………………………… ligt vlak boven de grond. Deze laag krijgt maar heel weinig licht en hier groeien planten die houden van schaduw, koelte en vocht. Dit is de favoriete plek van zwammen, paddenstoelen en mossen. Deze planten zich niet voor met zaadjes, maar wel met behulp van sporen. Als je kijkt onder de hoed van een paddenstoel, zie je allemaal plaatjes en daartussen
zitten sporen. Heel wat kevers zijn gek op paddenstoelen. Als ze van deze paddenstoelen smullen, komen er sporen op hun snoet en op hun rug. Zo helpen ze de sporen verspreiden. Dan kunnen er weer nieuwe paddenstoelen groeien. Dan heb je ook nog de bosbodem. Ook daar, tussen wortels van levende bomen en struiken, vind je veel levende wezens. Maar wat zich hier allemaal afspeelt kunnen we jammer genoeg niet zien met het blote oog. (zie het onderdeel ‘kriebelbeestjes’) Kleur de prent met de verschillende verdiepingen alsof het een echt stukje bos is.
3. Bouw van de boom Een boom is een plant met een houtige stengel, de stam. Pas als de plant hoger kan worden dan 4 meter en een stam heeft, noemen we het een boom. Een boom bestaat uit verschillende delen. Ken jij de juiste naam ? Kies uit : de tak , de wortels , de kruin , de stam, de schors , de bast
4. Het blad 4.1 Bouw van het blad Duid aan op de tekeningen. 1: bladsteel – 2: hoofdnerf – 3: zijnerf – 4: bladmoes – 5: bladrand
Kriebelbeestjes!
4.2 Samengesteld of enkelvoudig blad? Een samengesteld blad heeft verschillende bladeren op een bladsteel. Elk blad noemen we een deelblad.
Een enkelvoudig blad heeft één blad op een bladsteel.
Samengesteld blad Enkelvoudig blad
5. Zwammen In de herfst rijzen overal de paddenstoelen uit de grond in het bos. Die paddenstoelen zijn helemaal anders dan de planten, ze hebben andere vormen en kleuren. Soms gebeurt er iets heel aparts met de paddenstoelen, ze groeien dan in …………………………… Zo’n kring noemen we …………………………………… Dit komt omdat mensen vroeger dachten dat er op die plek heksen in een kring gedanst hadden en dat er de volgende ochtend op die plek paddenstoelen waren gegroeid.
5.1 Soorten paddenstoelen. Ik
ben
een
boleet. Onder mijn
hoed
zitten ………………… Ik
ben
een
vliegenzwam. Onder
mijn
prachtige hoed
zitten
………………… Ik
ben
een
parelstuifzwam. Ik
heb
hoed,
geen mijn
…………… zitten in een zakje.
bolvormig
5.2 Bouw van een paddenstoel Kijk goed naar de tekening. Schrijf bij elk getal het juiste woord. Kies uit: de hoed – de voet – de ring – de steel – de zwamvlok – plaatjes met sporen 1. ………………………………………… 2. ………………………………………… 3. ………………………………………… 4. ………………………………………… 5. ………………………………………… 6. …………………………………………
5.3 Eetbare paddenstoelen in het bos Er bestaan duizenden soorten paddenstoelen. Sommige daarvan zijn eetbaar. Andere zijn heel giftig of zelfs dodelijk. Daarom is het plukken van paddenstoelen gevaarlijk. Soms zie je het verschil tussen een eetbare en een giftige paddenstoel niet. Toch niet met het blote oog. Als je veel geluk hebt, kun je in het voorjaar het morielje vinden. Deze eetbare paddenstoel werd vroeger veel geplukt. Zoveel dat hij nu bijna verdwenen is. Dus … niet plukken, wel kijken!
De eetbare sponszwam is zeldzaam geworden. Dus zeker niet plukken! Paddenstoelen zijn een lekkernij in de keuken. De weidechampignon is de meest gekende. Er zijn echter
ook
talrijke
bospaddenstoelen
die
eetbaar
zijn
zoals
oesterzwam
of
eekhoorntjesbrood. Een andere heel bekende en zeer dure paddenstoel is de truffel. Deze zijn zwart of wit en groeien volledig onder de grond, meestal bij een jonge eik. Als ze rijp zijn geven ze een geur af die net zo ruikt (=stinkt) als een mannetjeszwijn. De vrouwtjesvarkens graven dan de truffel op.
Maar zelf paddenstoelen verzamelen is zeer gevaarlijk, want giftige en eetbare soorten lijken soms goed op elkaar. Laat het plukken van paddenstoelen dus maar over aan een specialist.
6. Kriebelbeestjes Dode bladeren bomvol leven In dit dikke pak dode bladeren krioelt het van de diertjes. Velen onder hen zijn zo klein dat je ze amper ziet. Onder de dode bladeren zitten ze veilig verscholen voor vogels en andere vijanden. Deze kriebeldiertjes zijn harde werkers. Ze voeden zich met de dode bladeren. Doordat ze deze dode bladeren opeten en zo klein maken, ontstaan er meststoffen. Deze meststoffen dienen dan als voedingsstoffen voor bomen en andere planten in het bos.
De oorworm, een alleseter In de strooisellaag leven vegetarische diertjes die enkel dode bladeren eten. De andere diertjes zijn jagers. Zij gaan op de tast op zoek naar andere diertjes die ze kunnen opeten. Sommigen eten zowel dode bladeren als andere diertjes. Dat zijn alleseters. De oorworm is er zo een. Je kunt hem gemakkelijk herkennen aan de twee tangetjes aan het achterlijf. Die steekt hij omhoog als hij zich bedreigt voelt. Dat oorwormen in oren kruipen, is gelukkig een fabeltje.
1, 2, 3, 4 …… 1000!? Duizendpoten hebben geen rolrond lichaam zoals een regenworm. Ze zijn plat. Duizendpoten hebben ook bijlange geen 1000 poten. Wist je trouwens dat deze diertjes in het Duits en Engels ‘honderdpoot’ genoemd worden? Deze naam past eigenlijk veel beter bij hen. Deze dieren zijn heel snelle jagers. Ze kunnen met hun gifkaken razendsnel hun prooien doden. Ze eten smakelijk andere kriebelbeestjes zoals insecten, slakken, wormen, maar ook pissebedden en spinnen. Daarom zijn duizendpoten toch wel nuttige diertjes. Ze eten de andere diertjes op die aan gezonde planten knagen.
Rot en vochtig? Super! Pissebedden zijn dol op rottende bladeren en rottend hout. Om te overleven hebben ze een vochtige, natte verblijfplaats nodig. Onder de strooisellaag, het laagje op de bosbodem met de afgevallen bladeren en de mossen, is het voor hen ideaal vertoeven. Een volwassen pissebed heeft veertien pootjes. Dat is heel wat meer dan een insect, want een insect heeft er maar zes.
Een groot deel van de kriebelbeestjes die in het bos leven, zijn kevers. Kevers zijn insecten, want ze hebben zes poten. Ze hebben ook twee paar vleugels, dat zijn in totaal vier vleugels. De twee bovenste vleugels zijn zeer stevig. Je kunt ze vergelijken met twee schilden die de onderste vleugels beschermen.
Snuitkever De snuitkever kun je gemakkelijk herkennen aan zijn lange snuit. Hij gebruikt die om gaatjes te boren en zo geraakt hij aan zijn eten. Het wijfje gebruikt deze gaatjes ook om haar eitjes op een veilig plekje af te zetten.
Loopkever Veel kevers gaan ’s nachts op pad.
Loopkevers hebben bijna altijd een zwarte kleur. Zo zijn ze
goed gecamoufleerd in het donker en vallen ze bijna niet op. Dat is erg handig, want zo moeten ze geen schrik hebben om zelf opgegeten te worden. Maar een gecamoufleerd dier kan ook onopvallend zijn prooi besluipen of in de val lokken.
Mestkever Mestkevers
zijn
voortdurend
op
zoek
naar
uitwerpselen van andere dieren. Met veel smaak smullen ze bijvoorbeeld van konijnenkeutels. En zijn hun buikjes bol en rond gegeten? Dan rollen ze de rest van de uitwerpselen naar hun nestje onder de grond. Ze leggen een voorraad aan. Dan leggen de vrouwen hun eitjes in een mestbolletje. Zo hebben de jongen bij hun geboorte het nodige eten bij de hand.
Boktor Deze kever, de boktor, vindt je vooral in naaldbossen. De reden hiervan is dat larven van deze kever leven van dennenhout. De wijfjes leggen hun eitjes in boomstronken. Dat doen ze met behulp van een legboor. Het mannetje zal zijn territorium stoer verdedigen door andere mannetjes van de boomstronk af te duwen.
Op de onderkant van een blad of aan de top van een twijg zie je soms kleurige bolletjes. Dat zijn gallen. Zo’n gal is een superveilige schuilplaats voor de kleintjes van een galwesp. Met haar legboor legt deze wesp haar eitjes in een blad. Het blad reageert door gallen te vormen. Hierin zitten de eitjes en later dan ook de larven van een galwesp veilig verborgen. De larve eet haar buikje rond met de binnenkant van de gal. Als de larve volwassen is, maakt ze een klein gaatje in de gal. Nu kan ze de gal verlaten en de wijde wereld gaan verkennen.
Deze gallen voelen zacht aan. Je vindt ze vaak aan de onderkant van eikenbladeren. Meestal zitten ze in groepjes bij elkaar. De wespen die uit deze gallen komen zijn amper 3mm groot. Al een geluk dat deze gallen niet schadelijk zijn voor bomen.
Mieren Mieren
gebruiken
duizenden
takjes,
bladeren
en
dennennaalden om hun nest te bouwen. Soms zie je helemaal niets van hun nest. Dat komt doordat het onder de grond zit of in een oude boomstam. Een nest biedt plaats aan honderdduizenden mieren. Meestal staat het op een zonnig plekje in het bos. Mieren leven in een grote groep samen. Daarom is het belangrijk dat ze goed met elkaar communiceren (= boodschappen doorgeven). Ze doen dat door speciale stoffen aan te maken. Die kunnen enkel andere mieren ruiken. Daarmee kunnen ze elkaar informatie doorgeven over voedsel, vijanden en werkjes in het nest. Mieren kunnen elkaars geur waarnemen met hun voelsprieten. Raken 2 mieren elkaar aan met hun voelsprieten, dan zijn ze eigenlijk met elkaar aan het praten. Mieren uit een ander nest ruiken ook anders. Dat maakt het voor hen gemakkelijk om buitenstaanders te herkennen.
De taak van de koningin (de grootste mier van het nest) is eitjes leggen. Uit die eieren komen na een tijdje larven. Deze eerste larven worden door de koningin gevoed. Na enkele dagen groeit er rond het lijfje van de larven een hard omhulsel. Dat is de cocon. Binnen in de cocon verandert de larve in een jonge mier. Dat duurt zo’n 3 weken. De eerste werksters zijn klaar om aan het werk te gaan. Zij nemen vanaf nu alle taken op zich. Ze verzorgen de larven en de koningin. Ze verzamelen eten en bouwen het nest verder uit en bewaken het. En als het nest beschadigd is, herstellen ze het. Mieren beschermen zichzelf door te bijten of mierenzuur te spuiten. Een bosmier zal bijvoorbeeld haar vijand bijten, haar achterlijf tussen haar pootjes buigen en gif in de wonde spuiten.
Opgelet voor teken! Een teek is een spinachtig diertje en ziet er heel klein en onschuldig uit. Maar laat je niet foppen! Een teek kan een gevaarlijke bacterie met zich meedragen. Die kan hij doorgeven aan mensen en dieren. Dat doet hij door zich met zijn pootjes vast te zetten op de huid. Dan zuigt hij zijn lijfje vol met bloed van het dier of de persoon waar hij op zit. Als zijn buikje vol is, laat hij zich gewoon weer vallen. Deze diertjes verschuilen zich vaak in hoog gras of struiken. Soms laten ze zich gewoon uit een boom naar beneden vallen.
Even testen wat je nog weet over de kriebelbeestjes
Insect of spin? a) Kies uit: het lijfje bestaat uit 3 delen, 8 poten, het lijfje bestaat uit 2 delen, 6 poten
Spin
insect
lijf poten
b) Trek een rode kring rond de insecten en een groene kring rond de spinnen.
-
7. Het bos is een biotoop Het bos is een biotoop. Dat wil zeggen dat het een woon- en leefgebied is voor heel wat dieren en planten. Daar heeft iedereen en alles elkaar nodig om te overleven. Bekijk eerst heel aandachtig de tekening. Lees dan de zinnen hieronder.
Zijn deze zinnen waar of niet? Zet een kruisje bij het passend antwoord. De vos eet gras en zaadjes. De insecten smullen van de blaadjes. Insecten kunnen een dode rat opeten. De kikker eet everzwijnen en vossen.
Waar
Niet waar
8. Taalspelletjes 8.1 Vul het juiste woord in. Kies uit: meubels , de kruin , loofbomen , naaldbomen , insecten , noten , paddenstoelen , bladeren, kleurige , vruchten , papier
1. Bomen die hun bladeren verliezen in de herfst heten …………………………………………… 2. In de herfst krijgen de bomen …………………………… blaadjes. 3. Het hout van bomen wordt gebruikt om ………………………………… en ………………………………… van te maken. 4. In de winter is ………………………………………… van de loofboom kaal. 5. Appels zijn sappige ……………………………………… 6. De eekhoorns lusten graag ……………………………………. en eikels. 7. De spar en de den zijn …………………………………………………….. 8. Ze hebben geen …………………………………………………maar naalden. 9. Ik lust geen …………………………………………, ik ben bang dat ze giftig zijn. 10. ……………………………………….zijn kleine beestjes met zes poten.
8.2 Wat hoort niet in het rijtje thuis? Streep dat woord door.
Noten – sinaasappel – citroen – kiwi Hoed – steel – rok – winterjas Hazelnoot- beukennoot – kers – kastanje Berkenzwam – vliegenzwam – champignon – eikel Eekhoorn – egel – eend – hert
8.3 Geheimschrift Vul voor elk 3=C, ......
cijfer een letter in. 1=A, 2=B,
8.4 bosspreekwoorden Ken je deze zegswijzen of spreekwoorden over bomen of het bos? Zoek deze spreekwoorden en zegswijzen op. 1.
Door de bomen het bos niet meer zien.
………………………………………………………………………………………………………………………………………………… 2. Je kunt (me) de boom in. …………………………………………………………………………………………………………………………………………………
3. De kat uit de boom kijken. ………………………………………………………………………………………………………………………………………………… 4. Een boom van een vent. ………………………………………………………………………………………………………………………………………………… 5. Hout naar het bos dragen. ………………………………………………………………………………………………………………………………………………… 6. Van de hak op de tak springen. …………………………………………………………………………………………………………………………………………………
9. Rekenspelletjes 9.1 Bosvraagstukjes Er liggen 17 hazelnoten op de grond. Door de wind vallen er nog 11 op de grond. Hoeveel liggen er nu? ...................................................................................................................................................... Vanmorgen gingen we in het park kastanjes rapen.
Er lagen 25 kastanjes onder een boom.
Nadat Karen aan de boom schudde, lagen er 63! Hoeveel kastanjes schudde zij van de boom? ...................................................................................................................................................... De boswachter was erg boos toen hij zag dat er 17 paddenstoelen geplukt waren. ‘Dat is de helft van de paddenstoelen die ik vanmorgen telde,’ zei hij. Hoeveel paddenstoelen stonden er vanmorgen? ...................................................................................................................................................... Vanmorgen gingen we in het park okkernoten rapen. Assia raapte er 38. Karel gaf er haar nog 43. Mia plukte 3 paddenstoelen en Jan verzamelde 10 beukennootjes. Hoeveel okkernoten had Assia in totaal? ...................................................................................................................................................... De 19 leerlingen van het eerste jaar vlechten elk een armband van gras. De leerkracht vraagt of ze dat ook voor de 23 leerlingen van het tweede jaar willen doen. Hoeveel armbanden moeten ze dan in totaal maken? ...................................................................................................................................................... ‘Ik heb 94 beukennootjes verzameld,’ huilde Leen. ‘Maar nu is de zak gescheurd en heb ik er nog maar 30.’ Hoeveel beukennootjes is Leen kwijt? ...................................................................................................................................................... Een boswachter telt ’s morgens 37 konijnen. Wanneer er een bromfiets voorbij rijdt, lopen er 29 weg. Hoeveel konijnen blijven er in de wei zitten? ......................................................................................................................................................
9.2 Herfstkleuren in het bos.
Kleur alle bladeren rood waarvan de uitkomst uit Honderdtallen en Eenheden bestaat.
Kleur alle bladeren oranje waarvan de uitkomst een getal is met Honderdtallen en Tientallen.
Kleur alle bladeren geel waarvan de uitkomst Honderdtallen, Tientallen en Eenheden telt.
Kleur het enige blad bruin waarvan de uitkomst 1000 is.
723 - 500
804 + 7 403 + 5
315 + 5
900 + 9
660 + 10 130 + 50
1000 - 300
200 + 800
514 -7
10. Extra 10.1 Doolhof Help de eekhoorn zodat hij alle eikeltjes kan opeten. Gebruik je potlood om de weg te zoeken.
10.2 Zoek de kriebelbeestjes In deze zinnen zitten kriebelbeestjes verstopt. Vind jij ze? Voorbeeld: Het eekhoorntje wipte van tak tot tak.
teek
1. Ik zal je in de maand juli bellen. 2. Leg die rasp in de bovenste lade. 3. Anke is lui, stout en heel vervelend vandaag. 4. Hij krijgt elke week een vers laken op zijn bed. 5. Ik zag gisteren in het bos een dik everzwijn. 6. Je moet die vloer goed schoonmaken; 7. Staan de muzieknoten do-re-mi ergens onderaan op de notenbalk,
10.3 Waar zijn jouw stippen? Twee lieveheersbeestjes ontmoeten elkaar. Ze houden een gesprekje. Daarin vertelt de ene aan de andere waarom het geen meer stippen heeft. Maak er een grappig verhaaltje van en vul de tekstballonnen aan.
Bronnen afbeeldingen:
http://www.irenesahner.nl/bos/verdiepingen.htm
http://www.natuurwacht.nl/thema.php?id=27
http://www.schoolplaten.com/kleurplaten-bomen-c108.html
http://www.wetenschapsite.be/natwet_lesI1_bladeren_1aso.htm
http://nl.wikipedia.org/wiki/Ascomyceten
http://www.flickr.com/photos/bhermans/1462991994/
http://www.flickr.com/photos/saparevo/2940157041/
http://www.flickr.com/photos/55008482@N04/5346615580
http://www.beesies.nl/animals/oorworm.htm
http://www.lampyris.be/Invert%20Pissebedden.htm
http://www.bertpijs.nl/blog/archives/tag/snuitkever
http://www.wetenschap24.nl/nieuws/artikelen/2006/april/Waardevolle-insecten.html
http://www.bioplek.org/organismen/planten/eik.html
http://www.scientias.nl/wordt-kattenvoer-de-ondergang-van-de-agapad/4668
http://paul.hendriksen.free.fr/BIJZONDERE%20BEESTEN/html/83+.%20de%20lanterfantende%20mier.htm
http://nieuwegein.nl/infotype/webpage/view.asp?objectID=4058
http://www.biologiesite.nl/internetlesk6.htm
http://www.doolhoven.com/moeilijke-doolhof-01.htm