Het beweeggedrag van kinderen
Titel:
Het beweeggedrag van kinderen
Opdrachtgever:
Hogeschool van Arnhem en Nijmegen
Opleiding:
Sport, Gezondheid en Management
Auteur:
Suzanne Cartigny (437271)
Klas:
VE05
Blok:
1 en 2
OWE:
Afstudeerproject
Afstudeerbegeleider: Marie-Louise Verhees
Stageorganisatie:
Punt Welzijn
Praktijkbegeleider:
Wendy van Someren
Plaats:
Weert
Datum:
16 januari 2012
Versie 3
Samenvatting Voor de opleiding Sport, Gezondheid en Management (SGM) is er namens Punt Welzijn, een stichting in de gemeente Weert, onderzoek gedaan naar het beweeggedrag van de kinderen in de gemeente Weert. Punt Welzijn is een onderdeel van de Gemeente Weert. Uit eerder onderzoek van Punt Welzijn is gebleken dat veel kinderen lid zijn van een sportvereniging, maar dat deze kinderen toch niet voldoen aan de Nederlandse Norm Gezond Bewegen (NNGB).
Dit probleem leidt tot de volgende doelstelling en vraagstelling: Onderzoeksdoelstelling: Het doen van aanbevelingen aan Punt Welzijn voor een oplossing van het probleem dat slechts 20% van de kinderen (Broek, 2010) van 4 tot 19 jaar in de gemeente Weert de Nederlandse Norm Gezond Bewegen (NNGB) haalt, terwijl 82% van de kinderen (Broek, 2010) wel een sport beoefent, door inzicht te geven in de knelpunten en mogelijke oplossingen voor het halen van deze beweegnorm. Hoofdvraag: Wat zijn knelpunten en mogelijke oplossingen voor het probleem dat slechts 20% van de kinderen van 4 tot 19 jaar in de gemeente Weert de NNGB haalt?
Om deze hoofdvraag te kunnen beantwoorden zijn er interviews met kinderen en medewerkers gehouden. Het grootste deel van het onderzoek bestaat uit kwalitatief onderzoek. De cijfers over de beweegnorm worden echter kwantitatief onderzocht. Dit wordt gedaan met behulp van cijfers uit eerder uitgevoerde onderzoeken.
In de zomer haalt 20% van de kinderen de NNGB. In de winter haalt slecht 9% van de kinderen de NNGB. De huidige activiteiten van Punt Welzijn zijn bij vrijwel alle kinderen bekend, maar de kinderen worden niet voldoende gemotiveerd om deel te nemen aan de activiteiten. Een belangrijke reden voor kinderen om wel of niet deel te nemen aan een activiteit is de invloed van vrienden.
Geconcludeerd kan worden dat de kinderen niet voldoende worden gemotiveerd om deel te nemen aan activiteiten, dat zij zich gemakkelijk laten beïnvloeden door de keuze van hun vrienden en dat zij in de winter minder bewegen dan in de zomer. De kinderen weten niet dat bewegen meer is dan alleen sporten en dat buiten spelen en fietsen ook vormen van bewegen zijn. Mogelijke oplossingen zouden kunnen zijn: inspelen op trendsporten, uitdagendere toestellen in de speeltuinen plaatsen, kinderen bewust maken van wat beweging nu eigenlijk is en een betere samenwerking tussen betrokken partijen (scholen,
sportverenigingen,
gemeente Weert, GGD
en
Punt Welzijn)
bewerkstelligen.
Deze conclusies vormen de input voor de aanbevelingen. Dit leidt tot drie aanbevelingen voor Punt Welzijn. De eerste aanbeveling is scholen meer erbij betrekken. Dit houdt in dat de docenten van de klassen extra aandacht besteden aan de activiteiten en kinderen motiveren om deel te nemen. De tweede aanbeveling is om de activiteiten van Punt Welzijn voort te zetten, maar met extra
2 Onderzoeksrapport: Het beweeggedrag van kinderen
toevoegingen, zoals in de winter extra gymlessen na school, en trendsporten betrekken in het huidige programma. De derde aanbeveling is om uitdagendere toestellen in de speeltuinen te plaatsen. Dit kan in combinatie met de trendsporten.
3 Onderzoeksrapport: Het beweeggedrag van kinderen
Summary For the course Sport, Gezondheid en Management (SGM) the physical activity of children in the Municipality of Weert has been researched on behalf of Punt Welzijn, a foundation in the community of Weert. Previous research by Punt Welzijn has shown that many children are a member of a sports club, but these children still do not meet the Dutch Standard for Healthy Exercise (NNGB).
This problem leads to the following objectives and questions: Research Objective: To make recommendations to Punt Welzijn for a solution for the problem that only 20% of the children (Broek, 2010) from 4 to 19 years in the municipality of Weert meets the Dutch Standard for Healthy Exercise, while 82% of the children (Broek, 2010) participates in a sport. This is done by providing insights into the problems and possible solutions to reach this exercise standard. Main question: What are the problems and possible solutions for the problem that only 20% of the children aged 4 to 19 years in the municipality of Weert meets the NNGB?
To answer the main question, employees and children have been interviewed. The main part of the research consists of qualitative research, but the numbers concerning the exercise standard are researched quantitatively. This is done by using data from previously conducted studies.
In summer 20% of the children meets the NNGB. In winter only 9% of the children meets the NNGB. The current activities of Punt Welzijn are known to almost all children, but children are not sufficiently activated to participate in the activities. A major reason for children whether to participate or not is the influence of their friends.
It can be concluded that the children are not sufficiently motivated to participate in activities, that they are easily influenced by the choice their friends make, that they move less in winter than in summer and that they do not know that exercise is more than just sports, but that playing outside and cycling are also forms of exercise. Possible solutions could be to respond appropriately to trendy sports, to place more challenging equipment on the playgrounds, to make children aware of what exercise exactly means and to improve collaboration between stakeholders (schools, sports clubs, community of Weert, GGD and Punt Welzijn).
These conclusions form the input for the recommendations. This leads to three recommendations to Punt Welzijn. The first recommendation is to involve the schools more. This means that the teachers should pay extra attention to the activities and motivate the children to participate. The second recommendation is to continue organizing the activities of Punt Welzijn, but with additions, such as extra sport lessons after school in winter and including trendy sports in the current program. The third recommendation is to place more challenging playground equipment on the playgrounds. This can be combined with the trendy sports.
4 Onderzoeksrapport: Het beweeggedrag van kinderen
Voorwoord Tijdens mijn stageperiode van september 2011 tot en met januari 2012 heb ik onderzoek mogen doen naar het beweeggedrag van kinderen in de gemeente Weert. Dit vond ik een erg interessant onderwerp. Om het onderzoek te kunnen verrichten heb ik literatuuronderzoek en bureauonderzoek gedaan. Daarnaast heb ik dertien personen geïnterviewd. Op basis van het verrichte onderzoek heb ik conclusies getrokken en aanbevelingen gedaan.
Ik wil alle scholen bedanken die toestemming hebben gegeven om leerlingen van hen te interviewen. Ik wil ook mijn collega’s tijdens mijn stage bedanken voor hun hulp en gezelligheid. De organisatie heeft me ook erg geholpen bij het plannen van mijn topsport naast mijn stage. Er was een prettige werksfeer en dat heeft hopelijk bijgedragen tot een goed product.
In het bijzonder wil ik graag Marjan Cartigny en Charlotte Offermans nog bedanken. Zij hebben mij geholpen met de spelling, zinsopbouw en grammatica van deze scriptie. Ik ben namelijk dyslectisch en dan is wat extra hulp op het gebied van spelling erg welkom.
Met sportieve groet, Suzanne Cartigny
5 Onderzoeksrapport: Het beweeggedrag van kinderen
Inhoud Hoofdstuk 1: Inleiding ......................................................................................................... 8 1.1 Projectkader .................................................................................................................................. 8 1.2 Aanleiding ...................................................................................................................................... 8 1.3 Probleemstelling ............................................................................................................................ 9 1.3.1 Doelstelling ............................................................................................................................. 9 1.3.2 Vraagstelling ........................................................................................................................... 9 1.4 Onderzoeksmodel ....................................................................................................................... 10 1.5 Verantwoording ........................................................................................................................... 11 1.6 Begripsbepaling ........................................................................................................................... 12 1.7 Leeswijzer .................................................................................................................................... 12
Hoofdstuk 2: Theoretisch kader ........................................................................................13 2.1 Beweegnorm ............................................................................................................................... 13 2.1.1 Belang van bewegen ............................................................................................................ 13 2.1.2 Beweegnormen algemeen.................................................................................................... 14 2.1.3 Beweegnormen per categorie .............................................................................................. 15 2.2 Beweegredenen .......................................................................................................................... 16 2.2.1 Attitude.................................................................................................................................. 17 2.2.2 Sociale invloeden ................................................................................................................. 18 2.2.3 Eigen effectiviteit .................................................................................................................. 18 2.2.4 Intentie, barrières en vaardigheden ...................................................................................... 19 2.3 Beweegbevordering ..................................................................................................................... 19 2.3.1 Interventies ........................................................................................................................... 19 2.3.2 Buiten spelen ........................................................................................................................ 22 2.4 Conclusie ..................................................................................................................................... 22
Hoofdstuk 3: Methode ........................................................................................................24 3.1 Onafhankelijke en afhankelijke variabele .................................................................................... 24 3.2 Onderzoeksfunctie ....................................................................................................................... 24 3.3 Onderzoeksmethode ................................................................................................................... 24 3.3.1 Beweegnorm ........................................................................................................................ 25 3.3.2 Beweegredenen ................................................................................................................... 25 3.3.3 Beweegbevordering .............................................................................................................. 26 3.3.4 Kwaliteit huidige beweegbevordering ................................................................................... 26 3.3.5 Toevoegingen huidige beweegbevordering ......................................................................... 27 3.4 Onderzoekseenheid .................................................................................................................... 27 3.5 Triangulatie .................................................................................................................................. 27 3.6 Operationalisering ....................................................................................................................... 28
Hoofdstuk 4: Resultaten ....................................................................................................29 4.1 Beweegnorm ............................................................................................................................... 29 4.1.1 Sportdeelname ..................................................................................................................... 29 4.1.2 De Nederlandse Norm Gezond Bewegen (NNGB) .............................................................. 30 4.2 Beweegredenen .......................................................................................................................... 31 4.2.1 Attitude.................................................................................................................................. 31 4.2.2 Sociale invloed ..................................................................................................................... 31 4.2.3 Eigen effectiviteit .................................................................................................................. 32 4.2.4 Intentie, barrières en vaardigheden ...................................................................................... 32 4.3 Huidige beweegbevordering ........................................................................................................ 32 4.3.1 Activiteiten ............................................................................................................................ 32 4.3.2 Organisaties.......................................................................................................................... 34 4.3.3 Omgeving ............................................................................................................................. 35 4.4 Kwaliteit van beweegbevordering ................................................................................................ 35 4.4.1 Activiteiten ............................................................................................................................ 35 4.4.2 Omgeving ............................................................................................................................. 35
6 Onderzoeksrapport: Het beweeggedrag van kinderen
4.5 Toevoegingen aan beweegbevordering ...................................................................................... 36 4.5.1 Activiteiten ............................................................................................................................ 36 4.5.2 Omgeving ............................................................................................................................. 36
Hoofdstuk 5: Conclusie .....................................................................................................37 Hoofdstuk 6: Discussie ......................................................................................................39 6.1 Theoretische relevantie ............................................................................................................... 39 6.1.1 Beweegnorm ........................................................................................................................ 39 6.1.2 Beweegredenen ................................................................................................................... 39 6.1.3 Beweegbevordering .............................................................................................................. 41 6.2 Praktische relevantie ................................................................................................................... 41 6.3 Begrenzingen .............................................................................................................................. 42 6.4 Vervolgonderzoek ........................................................................................................................ 43
Hoofdstuk 7: Aanbevelingen .............................................................................................44 Literatuurlijst ......................................................................................................................46 Bijlagen ...............................................................................................................................48 Bijlage 1: Topic List ........................................................................................................................... 48 Bijlage 2: Uitgeschreven interviews ................................................................................................... 50
7 Onderzoeksrapport: Het beweeggedrag van kinderen
Hoofdstuk 1: Inleiding In
de
inleiding
worden
de
volgende
onderwerpen
beschreven:
projectkader,
aanleiding,
probleemstelling, onderzoeksmodel, verantwoording, leeswijzer en de begripsbepaling. In het projectkader wordt de organisatie, Punt Welzijn, in het algemeen besproken. De aanleiding geeft weer waarom het van belang is dat dit onderzoek is verricht. In de probleemstelling komen het probleem, de doelstelling
en
de
vraagstellingen
aan
bod.
Het
hoofdstuk
onderzoeksmodel
geeft
het
onderzoeksmodel van Doorewaard weer. De verantwoording geeft aan waarom dit onderzoek binnen de opleiding Sport, Gezondheid en Management (SGM) past. Hierna worden drie belangrijke begrippen die centraal staan in dit onderzoek uiteengezet. Ten slotte geeft de leeswijzer aan wat er in de volgende hoofdstukken allemaal aan bod komt.
1.1 Projectkader De stageorganisatie is Punt Welzijn, een onderdeel van de gemeente Weert. De gemeente Weert bestaat uit de stad Weert en de omliggende dorpen. Dit zijn de dorpen Laar, Altweerterheide, Tugelroy, Swartbroek en Stamproy. De gemeente Weert had in 2010 48.456 inwoners, van wie 0.674 kinderen van 0 t/m 19 jaar (CBS, 2010). De stichting Punt Welzijn is werkzaam voor de gehele gemeente Weert en houdt zich bezig met jeugd- en jongerenwerk, welzijn ouderen, wijk- en dorpswerk, vrijwilligerswerk, informatie en advies. Punt Welzijn streeft naar een gelijkwaardige deelname van de verschillende bevolkingsgroepen aan de samenleving. Punt Welzijn probeert waar mogelijk alle inwoners van de gemeente Weert te helpen. Een onderdeel van deze stichting Punt Welzijn is Let’s Move Weert. Voorheen werd Let’s Move de BOS-Impuls genoemd. Let’s Move werkt samen met
sportverenigingen en kinderopvang in de
gemeente. Let’s Move is een cluster van alle sportactiviteiten voor de jeugd en jongeren (4 t/m 19 jaar) van de gemeente Weert. Deze sportactiviteiten zijn te verdelen in twee onderdelen: buurtsport en sportkennismaking. Bij buurtsport worden kinderen gestimuleerd om te bewegen. Buurtsportprojecten zijn KidsSportClub, Servisport, Urban Sport Tour Weert en Sport4all. Bij buurtsport kunnen ook sportverenigingen clinics geven om hun sport te promoten bij de kinderen. Het is de bedoeling dat kinderen een positiever beeld krijgen over bewegen en zich sociaal ontwikkelen door omgang met andere kinderen. Sportkennismaking is bedoeld om kinderen bekend te maken met het uitgebreide sportaanbod in de gemeente Weert. Zo kunnen kinderen wellicht ook een passende sport voor zichzelf vinden. Let’s Move organiseert in het kader van sportkennismaking Sport Na School. Hierdoor kunnen kinderen gedurende het hele jaar kennis maken met minimaal tien verschillende sporten.
1.2 Aanleiding Het cluster Let’s move van Punt Welzijn heeft een onderzoek laten doen door een extern bureau naar het sport- en beweeggedrag van kinderen (4 t/m 19 jaar) in de gemeente Weert. Dit onderzoek wordt de BOS-Impulsmeting genoemd. De metingen van dit onderzoek hebben plaatsgevonden in 2005, 2008 en 2010. Door deze drie verschillende metingen kun je de vooruitgang en/of achteruitgang van
8 Onderzoeksrapport: Het beweeggedrag van kinderen
het sport- en beweeggedrag van de kinderen zien. In het onderzoek BOS-Impulsmeting komen gymlessen, sportactiviteiten, vrijwilligerswerk, vrijetijdsbesteding, woonomgeving, sportdeelname en wederzijdse erkenning en acceptatie van de kinderen in de gemeente Weert aan bod. Uit hetzelfde onderzoek is ook gebleken dat veel kinderen in Weert de Nederlandse Norm Gezond Bewegen (NNGB) niet halen. Deze norm wordt in de zesde paragraaf van dit hoofdstuk verder toegelicht. Uit dit onderzoek blijkt de sportparticipatie bij verenigingen echter wel hoog te zijn. Dit unieke verschil wil Let’s Move graag verder onderzoeken. Hoe kan het dat de beweegnorm door 80% (Broek, 2010) van de kinderen in de gemeente Weert niet wordt gehaald? Punt Welzijn wil een verdiepend onderzoek naar dit verschil. De organisatie wil graag weten hoe het kan dat zoveel kinderen lid zijn van een sportvereniging (82% (Broek, 2010)) en maar 20% (Broek, 2010) van alle kinderen in Weert de beweegnorm haalt. Lid worden van een sportvereniging blijkt niet genoeg te zijn om de beweegnorm te halen. Wat moet er veranderen om die beweegnorm wel te halen? Punt Welzijn vindt het belangrijk dat deze beweegnorm wordt gehaald, aangezien dit een graadmeter is van de gezondheid van de kinderen. Voldoende bewegen houdt verband met een gezonde leefstijl. Als de beweegnorm wordt gehaald, kan men zeggen dat de kinderen voldoende bewegen en dit is een belangrijk voorwaarde voor een gezonde leefstijl.
1.3 Probleemstelling Uit eerder onderzoek (BOS-Impulsmeting) is gebleken dat de sportparticipatie bij verenigingen hoog is, maar dat de beweegnorm niet wordt gehaald. Punt Welzijn wil graag een verklaring voor dit verschil. De probleemstelling is hieronder verder uitgewerkt en bestaat uit twee onderdelen: de doelstelling en de vraagstelling.
1.3.1 Doelstelling Aanbevelingen geven aan Punt Welzijn voor een oplossing van het probleem dat slechts 20% van de kinderen (Broek, 2010) van 4 tot 19 jaar in de gemeente Weert de Nederlandse Norm Gezond Bewegen (NNGB)* haalt, terwijl 82% van de kinderen (Broek, 2010) wel aan sport doet. Dit wordt gedaan door inzicht te geven in de knelpunten bij en mogelijke oplossingen voor het behalen van deze beweegnorm. * De Nederlandse Norm Gezond Bewegen (NNGB) voor jongeren is dagelijks (zomer en winter) één uur ten minste matig intensieve lichamelijke activiteiten verrichten, met minimaal twee keer per week kracht-, lenigheid- en coördinatieoefeningen voor het verbeteren of handhaven van de lichamelijke fitheid (Bernaards, 2010).
1.3.2 Vraagstelling De vraagstelling bestaat uit een hoofdvraag die voortkomt uit de doelstelling. Deze hoofdvraag wordt beantwoord met behulp van de deelvragen. Deze deelvragen zijn onderverdeeld in theoretische, empirische en analytische deelvragen.
Hoofdvraag: Wat zijn knelpunten bij en mogelijke oplossingen voor het probleem dat slechts 20% van de kinderen van 4 tot 19 jaar in de gemeente Weert de NNGB haalt?
9 Onderzoeksrapport: Het beweeggedrag van kinderen
Theoretische deelvragen:
T1: Wat is er in de theorie bekend over de beweegnorm bij kinderen?
T2: Wat is er in de theorie bekend over motieven waarom kinderen wel of niet bewegen en/of sporten?
T3: Wat is er in de theorie bekend over de landelijke beweegbevordering?
Empirische deelvragen:
E1: Wat is er bekend over het behalen van de beweegnorm bij kinderen van 4 tot 19 jaar in de gemeente Weert en hoe wordt dit behaald?
E2: Wat zijn motieven voor kinderen van 4 tot 19 jaar in de gemeente Weert om wel of niet te bewegen en/of sporten?
E3: Wat wordt er momenteel gedaan aan bewegingsbevordering voor kinderen in de gemeente Weert?
E4: Hoe ervaren kinderen de kwaliteit van de huidige beweegbevordering in de gemeente Weert?
E5: Wat zou er nog toegevoegd kunnen worden aan de beweegbevordering van kinderen in de gemeente Weert?
Analytische deelvragen:
A1: Wat voor verschil is er in het beweeggedrag van kinderen van 4 tot 19 jaar in de gemeente Weert in vergelijking met andere kinderen in Nederland?
A2: Wat voor verschil is er in de beweegbevordering in de gemeente Weert in vergelijking met landelijke beweegbevordering?
1.4 Onderzoeksmodel Het onderzoeksmodel dat
wordt
gebruikt is
het onderzoeksmodel van Doorewaard.
Dit
onderzoeksmodel zal inzicht geven in de verklaring van het probleem. Hiervoor is het van belang dat het onderzoek visueel wordt gemaakt. Het proces begint in kolom A van de afbeelding. Eerst wordt er gekeken wat er over het betreffend onderwerp bekend is in de literatuur. Vervolgens wordt er in kolom B gekeken wat er in de praktijk bekend is over het onderwerp. In kolom C wordt vervolgens de informatie van kolom A en B met elkaar vergeleken. Wat voor verschil is er tussen de theorie en praktijk? Dit leidt tot een conclusie met een bepaalde aanbeveling (kolom D).
10 Onderzoeksrapport: Het beweeggedrag van kinderen
Figuur 1.1: Onderzoeksmodel van Doorewaard
In figuur 1 is het onderzoeksmodel van Doorewaard te zien, toegepast op dit onderzoek. Eerst wordt er gekeken wat er in de literatuur bekend is over de beweegnorm, de beweegredenen en landelijke beweegbevordering. Er wordt gekeken naar het beweeggedrag van kinderen en beweegbevordering op landelijk niveau. Daarna wordt er gekeken naar de praktijk. De praktijk is in dit geval de gemeente Weert. Tot slot wordt in kolom C de informatie uit de vorige kolommen met elkaar vergeleken. Wat is het verschil tussen het landelijke beweeggedrag en het beweeggedrag van kinderen in Weert? Dit leidt tot een advies in kolom D.
1.5 Verantwoording Punt Welzijn wil graag meer informatie over het beweeggedrag van kinderen in de gemeente. Punt Welzijn wil meer informatie over de vraag waarom de sportparticipatie zo hoog is, maar de Nederlandse Norm Gezond Bewegen (NNGB) door 80% nog steeds niet wordt gehaald. Om tot verbeterpunten te kunnen komen is het van belang om te weten hoeveel kinderen bewegen en wat de beweegredenen zijn. Dit onderzoek zal het probleem en de oorzaken van het probleem onderzoeken. Op basis hiervan worden aanbevelingen gedaan over de manier waarop meer kinderen de beweegnorm kunnen halen.
Het doel van de opleiding SGM is om mensen op te leiden tot sport- of gezondheidsmanager. Een sport- of gezondheidsmanager (SGM-er) wil een zo groot mogelijk deel van de Nederlandse bevolking aan het bewegen krijgen omdat dit gezond is. Een onderzoek als dit zal in het toekomstige werkveld van een SGM-er vaak van pas komen. Er zijn steeds meer mensen met overgewicht en SGM-ers willen dit voorkomen. Het is van belang om in eerste instantie inzicht te krijgen in het probleem. Een oorzaak voor het probleem dat steeds meer mensen overgewicht hebben, kan een tekort aan bewegen zijn. Zodra het probleem helder is, kan er aan een oplossing worden gewerkt.
11 Onderzoeksrapport: Het beweeggedrag van kinderen
1.6 Begripsbepaling Hieronder worden enkele belangrijke begrippen toegelicht
Nederlandse Norm Gezond Bewegen (NNGB): De NNGB voor jongeren is dagelijks (zomer en winter) één uur ten minste matig intensieve lichamelijk activiteiten, waarbij minimaal twee keer per week kracht-, lenigheid- en coördinatieoefeningen voor het verbeteren of handhaven van de lichamelijke fitheid (Bernaards, 2010).
Fitnorm: De fitnorm is minstens drie keer per week minimaal 20 minuten zwaar intensieve lichamelijk activiteit (Bernaards, 2010).
Combinorm: De combinorm voldoet aan de NNBG en/of fitnorm (Bernaards, 2010).
Bewegen: Bewegen wordt onderverdeeld in drie subcategorieën: sportief bewegen, bewegen met een a-sportief doel en jezelf niet verplaatsend bewegen (Colijn, 2007).
Beweegredenen: -
Er zijn verschillende redenen om te gaan bewegen. Mensen bewegen om een doel te bereiken (Sluis, 2010).
-
Motieven om te gaan bewegen (Colijn, 2007).
Beweegbevordering: Initiatieven om te motiveren meer te bewegen (NCJ, 2009). Bewegingsprogramma’s: een landelijk, gemeentelijk of onderwijsgerelateerde project waarbij sportstimulering bij een speciale groep centraal staat (Colijn, 2007).
1.7 Leeswijzer Na het inleidende hoofdstuk volgt hoofdstuk 2. In dit hoofdstuk komt het theoretisch kader van het onderzoek aan bod en worden de theoretische deelvragen beantwoord. In hoofdstuk 3 wordt de methode van het onderzoek toegelicht. Voor welke methode van onderzoeken is er gekozen en waarom? Vervolgens worden in hoofdstuk 4 de resultaten van dit onderzoek uiteengezet. In hoofdstuk 5 wordt er een conclusie gevormd op basis van deze resultaten. Daarna wordt in hoofdstuk 6 gediscussieerd over deze resultaten en worden de resultaten getoetst aan de theorie. Tot slot komen in hoofdstuk 7 de aanbevelingen aan bod. Er wordt afgesloten met een literatuurlijst en bijlagen.
12 Onderzoeksrapport: Het beweeggedrag van kinderen
Hoofdstuk 2: Theoretisch kader Het theoretisch kader bestaat uit actuele literatuur. Het theoretische kader geeft een theoretische basis voor het onderzoek. De onderwerpen die in het theoretisch kader aan bod komen zijn de beweegnorm, beweegredenen en beweegbevordering. Als de literatuur met elkaar vergeleken is, leidt dit tot een algehele conclusie die aan het einde van het hoofdstuk staat. De theoretische vragen die in dit hoofdstuk centraal staan, zijn:
Wat is er in de theorie bekend over de beweegnorm bij kinderen?
Wat is er in de theorie bekend over redenen waarom kinderen wel of niet bewegen en/of sporten?
Wat is er in de theorie bekend over de landelijke beweegbevordering?
2.1 Beweegnorm De beweegnorm is een belangrijk aspect om in de literatuur te onderzoeken. Niet alleen om een goede omschrijving van de beweegnorm te krijgen, maar ook om inzicht te krijgen in de percentages omtrent de beweegnormen. Het is voor dit onderzoek van belang om te weten wat de landelijke percentages omtrent bewegen zijn, om daarmee later een vergelijking te kunnen maken. In het TNO-rapport ‘bewegen in Nederland 2000-2010’ staan verschillende landelijke percentages en omschrijvingen van de beweegnormen. Een belangrijke beweegnorm is de Nederlandse Norm Gezond Bewegen (NNGB). Punt Welzijn ziet de NNGB als de maatstaf voor een gezonde leefstijl. De NNGB zal daarom in dit onderzoek de belangrijkste beweegnorm zijn. De NNGB voor jongeren is dagelijks (zomer en winter) gedurende één uur ten minste matig intensieve lichamelijk activiteiten, waarbij minimaal twee keer per week kracht-, lenigheid- en coördinatieoefeningen voor het verbeteren of handhaven van de lichamelijke fitheid (Bernaards, 2010). Er zijn ook nog andere beweegnormen, zoals de fitnorm en de combinorm. De fitnorm is minstens drie keer per week minimaal 20 minuten zwaar intensieve lichamelijke activiteit (Bernaards, 2010). De combinorm voldoet aan de NNBG en/of fitnorm (Bernaards, 2010). De combinorm en fitnorm worden in dit onderzoek meegenomen om een completer beeld van het beweeggedrag te krijgen.
2.1.1 Belang van bewegen In dit onderzoek wordt gekeken hoeveel percent van de kinderen de beweegnorm halen en waarom de beweegnorm wel of niet wordt gehaald. Het is van belang dat de beweegnorm wordt gehaald, omdat kinderen dan voldoende bewegen. Kinderen moeten om verschillende redenen voldoende bewegen. Bewegen heeft een positieve invloed op hun gezondheid; ondanks de blessures die kunnen ontstaan door te bewegen, zijn er meer positieve gezondheidsprikkels (Breedveld, 2001). Het heeft niet alleen invloed op de gezondheid, maar ook op de snelheid waarin zij zich
fysiek en cognitief
ontwikkelen of verouderen (Greef, 2009). Bij jongere kinderen is het belangrijk dat zij voldoende bewegen om de bewegingscompetenties te ontwikkelen. De motorische vaardigheden (lopen, rennen, springen, etc.) worden dan verbeterd. Kinderen krijgen een beter uithoudingsvermogen, een beter
13 Onderzoeksrapport: Het beweeggedrag van kinderen
evenwichtsgevoel, meer kracht en zijn makkelijker wendbaar. Bewegen heeft ook een positieve invloed op de sociale vaardigheden van kinderen. Zij spelen met elkaar, stimuleren elkaar en imiteren elkaar (Both, 2005). Niet bewegen kan op de lange termijn ernstige gevolgen met zich meebrengen voor kinderen. Het kan op jonge leeftijd al leiden tot overgewicht. Uit onderzoek blijkt dat niet bewegen in een verder stadium ook kan leiden tot diabetes, kanker, dementie en hart- en vaatziekten (Both, 2005 en Greef, 2009).
2.1.2 Beweegnormen algemeen In tabel 1 zijn de landelijke percentages van deze verschillende beweegnormen te zien. Deze cijfers zijn van kinderen tussen de 4 en 17 jaar. Niet alleen de NNGB wordt in dit onderzoek bekeken, maar ook de fitnorm en de combinorm om zo een completer beeld van het beweeggedrag te krijgen. In de tabel wordt ook nog de term inactief gebruikt, dit houdt in dat men niet voldoende actief (minstens 60 minuten) is, op 0 - 2 dagen per week (Bernaards, 2010). Tabel 2.1: Percentages omtrent de beweegnormen
Jaar 2006 2007 2008 2009 2010
Inactief 13,5 13,1 16,6 13,6 11,9
NNGB 26,9 19,2 25,8 21,6 17,3
Fitnorm 27,4 29,4 35,5 31,9 40,2
Combinorm 46,9 43,3 47,3 45,7 49,5
(Bernaards, 2010)
Inactief De cijfers in tabel 2.1 laten zien dat de kinderen steeds actiever zijn. Er zijn steeds minder kinderen die niet bewegen. Sinds 2006 is er een steeds kleiner percentage inactief, al was er in 2008 ineens een piek te zien bij inactieve kinderen. (Bernaards, 2010)
NNGB De NNGB wordt steeds minder gehaald. Dit houdt in dat kinderen dagelijks onvoldoende bewegen. In 2010 was 17,3% van de kinderen één uur per dag matig actief. Dit is het laagste percentage van de afgelopen vijf jaar.
Fitnorm De fitnorm geeft een stijgende lijn aan. Deze norm werd in 2006 nog maar door 27,4% van de kinderen gehaald, in 2010 was dit al 40,2%. Dit is een enorme toename van kinderen die drie keer in de week minimaal 20 minuten zwaar intensief bewegen. Kinderen zijn dus dagelijks minder gaan bewegen, maar zijn enkele keren in de week wel zwaar intensief gaan bewegen. (Bernaards, 2010)
Combinorm De combinorm fluctueerde de afgelopen jaren. Het ene jaar was het minder en het jaar daarop weer meer. De laatste meting in 2010 was weer beter en zelfs het best behaalde percentage in 5 jaar, namelijk 49,5%. (Bernaards, 2010)
14 Onderzoeksrapport: Het beweeggedrag van kinderen
2.1.3 Beweegnormen per categorie In dit onderzoeksrapport van TNO wordt onderscheid gemaakt in geslacht, leeftijd, sport en herkomst. De beweegnormen die in de vorige tabel centraal staan, staan in tabel 2.2 ook centraal. In deze tabel wordt er onderscheid gemaakt in geslacht, leeftijd, sport en herkomst. Tabel 2.2: Percentages omtrent beweegnormen per categorie
Geslacht Leeftijd Sport Herkomst
Jongen Meisje 4-11 jaar 12-17 jaar Wel sporter Niet sporter Nederland Elders
Inactief 12,5 15,2 10,5 16,6 11,7 24,6 13,7 16,8
NNGB 22,5 22,1 27,4 17,9 22,9 19,2 22,8 12,4
Fitnorm 35,3 28,0 33,2 31,8 36,2 12,8 33,2 16,4
Combinorm 48,4 43,9 50,3 43,0 49,6 28,9 47,6 21,5
(Bernaards, 2010)
Inactief In tabel 2.2 is te zien dat meer meisjes dan jongens inactief zijn met een klein verschil van 2,7%. Ook is in tabel 2.2 te zien dat meer oudere kinderen inactief zijn dan jongere kinderen. Dit is een iets groter verschil van 6,1%. Een echt groot verschil in inactiviteit is te zien bij de niet of wel sporters. Niet sporters zijn namelijk het meest inactief van alle verschillende categorieën met 24,6%. Dit is een verschil van 12,9% met de sportende kinderen. Tot slot wordt er in tabel 2 ook onderscheid gemaakt in herkomst. Bij iemand van Nederlandse herkomst is 13,7% inactief en bij iemand van andere herkomst is 16,8% inactief. De kinderen tussen 4 en 11 jaar zijn het minst inactief. De laagste score wordt gehaald door de niet sporters. De niet sporters zijn het meeste inactief (Bernaards, 2010).
NNGB De NNGB wordt door jongens en meisjes ongeveer in gelijke percentages gehaald. Er is wel een groot verschil in leeftijd. Bij kinderen tussen de 4 en 11 jaar haalt 27,4% de NNGB en bij kinderen tussen de 12 en 17 jaar haalt 17,9% de NNGB. Dit is een verschil van 9,5%. Tussen wel en niet sporters is een klein verschil van 3,7%. Het grootste verschil in de NNGB is te zien in de herkomst. Bij Nederlandse kinderen haalt 22,8% de NNGB en bij kinderen van een andere afkomst maar 12,4%. Dit is een verschil van 10,4%. De beste score van de NNGB wordt gehaald door kinderen tussen de 4 en 11 jaar. De laagste score van de NNGB wordt gehaald door kinderen met een niet Nederlandse afkomst (Bernaards, 2010).
Fitnorm De resultaten van de fitnorm tonen de grootste verschillen. De fitnorm wordt door meer jongens gehaald dan door meisjes, met een verschil van 7,3%. De fitnorm wordt door kinderen van 4 tot 11 jaar net iets meer behaald dan door oudere kinderen van 12 tot 17 jaar, met een verschil van 1,4%. Een groot verschil is te zien tussen de wel en niet sporters, het verschil is 23,4%. Van de sporters haalt dus ongeveer een kwart de fitnorm eerder. Bij de herkomst is ook weer een groot verschil te zien van 16,8%. Kinderen met een Nederlandse afkomst halen vaker de fitnorm dan kinderen met een andere afkomst. De beste score en dus het hoogste percentage dat de fitnorm haalt zijn de sporters.
15 Onderzoeksrapport: Het beweeggedrag van kinderen
De slechtste score en dus het laagste percentage dat de fitnorm haalt zijn de niet sporters (Bernaards, 2010).
Combinorm Bij de combinorm halen de jongens, net als bij alle andere beweegnormen, een hogere score dan de meisjes, met een verschil van 4,5%. De kinderen tussen de 4 en 11 jaar halen net als bij alle andere beweegnormen een hogere score dan de kinderen tussen 12 en 17 jaar, met een verschil van 7,3%. Bij de wel en niet sporters zijn het de sporters die een hogere score halen, met een groot verschil van 20,7%. Bij de laatste categorie zijn het de kinderen met Nederlandse afkomst die een hogere score halen met het grootste verschil van 26,1% (Bernaards, 2010).
Over het algemeen scoren de jongens, kinderen tussen de 4 en 11 jaar, sporters en kinderen met een Nederlandse afkomst bij iedere norm het beste (Bernaards, 2010).
2.2 Beweegredenen Kinderen hebben verschillende redenen om wel of niet te bewegen. Voor dit onderzoek is het van belang om deze beweegredenen in kaart te brengen. Deze beweegredenen kunnen met behulp van verschillende modellen worden weergegeven. Dit zou bijvoorbeeld kunnen met behulp van het stage of change model, het model van Lalonde of het ASE-model.
Het stage of change model Het stage of change model geeft een beschrijving van gedragsverandering (Brug, 2008). Het geeft weer in welk stadium van ontwikkeling de doelgroep zich bevindt. In dit onderzoek is het van belang om de beweegredenen schematisch weer te geven.
Het model van Lalonde Het model van Lalonde geeft de gezondheid van de mens weer in vier factoren: de biologische of genetische aanleg, leefstijl, sociale en fysieke omgeving en de organisatie van de gezondheidszorg (Brug, 2008). Dit model zou geschikt zijn om de beweegredenen van kinderen weer te geven. Het model richt zich op de complete gezondheid.
Het ASE-model Het ASE-model richt zich op het voorspellen van een bepaald beweeggedrag (Brug, 2008). Bij het ASE-model kun je zien welke factoren van invloed zijn op een intentie van een bepaald gedrag. Dit is een goede manier om de beweegredenen te ordenen. Schematisch zal weergegeven worden welke beweegredenen tot welke intentie leiden. Het ASE-model is in figuur 2.1 te zien. De beweegredenen zijn te ordenen in attitude, sociale invloeden en eigen effectiviteit. Er kunnen ook barrières zijn voor kinderen om de intentie niet om te zetten in daadwerkelijk gedrag.
16 Onderzoeksrapport: Het beweeggedrag van kinderen
Figuur 2.1: ASE-model
Bron: Brug (2007)
Het ASE-model is gekozen voor dit onderzoek. Dit model is het geschiktste voor het weergeven van de beweegredenen van kinderen. Het stage of change model is beknopter dan het ASE-model en het model van Lalonde is uitgebreider dan het ASE-model. Het ASE-model zal een duidelijk overzicht geven.
2.2.1 Attitude De attitude heeft rechtstreeks invloed op de intentie van gedrag, zoals in figuur 2.1 hierboven te zien is. De attitude wordt bepaald door overwegingen en waarderingen (Sassen, 2007). Uit de literatuur blijken er verschillende redenen te zijn waarom kinderen met behulp van hun overwegingen en waarderingen tot een bepaalde intentie komen. Dit kunnen zowel positieve als negatieve overwegingen zijn.
Een van de belangrijkste redenen om te bewegen, die in verschillende literatuur terug komt, is plezier hebben in het bewegen (Buisman, 2002; Martelear, 1998; Elling, 2006). Plezier hebben is echter niet de enige reden waarom kinderen overwegen om te gaan bewegen. Kinderen vinden het ook belangrijk dat er competitie is, ze willen winnen en succes hebben (Martelear,1998). Andere literatuur geeft echter aan dat willen winnen juist niet het belangrijkste is (Bruisman, 2002). Redenen die ook nog genoemd worden, zijn gezondheid en fysieke fitheid (Martelear, 1998). Dit geeft aan dat zelfs kinderen gezondheid steeds belangrijker vinden. Kinderen zoeken in bewegen ook uitdaging en actie (Martelear, 1998). Voor meisjes is specifiek de spelvreugde belangrijk, bij jongens is het gevoel van spanning en risico belangrijker (Buisman, 2002). Bij allochtone kinderen is plezier hebben de belangrijkste overweging om wel te bewegen (Elling, 2006).
Er zijn ook redenen waardoor kinderen overwegen om juist niet te gaan bewegen. Dit is veelal het tegenovergestelde van waarom zij wel bewegen. Zo is gebrek aan spanning en opwinding een reden om niet te bewegen (Buisman, 2002). Een langdurige training kan ook een reden zijn om niet te bewegen (Buisman, 2001). Geen uitdaging in bewegen is ook een overweging om niet te bewegen (Buisman, 2002). Veranderende interesses, bijbaantjes en een drukke schoolloopbaan hebben ook invloed op de overweging om wel of niet te gaan bewegen (Buisman, 2001). Redenen om niet te bewegen zijn ook de tv en computer (Both, 2005). Dit is voor kinderen een leuke vrijetijdsbesteding waarbij zij niet bewegen.
17 Onderzoeksrapport: Het beweeggedrag van kinderen
2.2.2 Sociale invloeden Een ander aspect dat invloed kan hebben op de intentie tot gedrag zijn de sociale invloeden (Sassen, 2007). Dit is de invloed die de sociale omgeving van het kind heeft. Ouders, trainers of vrienden kunnen allemaal invloed uitoefenen. De invloed van de omgeving kan zowel negatief als positief zijn.
Veel kinderen bewegen om in contact te komen met andere kinderen. Kinderen bewegen
dan
vanwege de sociale contacten (Martelear, 1998). De vriendschappen die ontstaan en de huidige vrienden die daar al bewegen, zijn ook sociale invloeden op bewegen (Martelear, 1998). Samen spelen met anderen is voor kinderen het belangrijkste (Pannen, 2008). Van alle kinderen beweegt een op de drie het liefst met vrienden en een op de vijf beweegt het liefst met kinderen van vergelijkbaar niveau (Elling, 2001). De kinderen bewegen niet alleen om de sociale contacten, maar ook voor de erkenning en sociale goedkeuring die bewegen met zich meebrengt (Hoyng, 2006). Een goede vaardigheid in bewegen leidt tot een hogere status. Kinderen bewegen dus ook voor hun ego en sociale status (Hoyng, 2006). Er is een verschil tussen de sociale invloeden bij jongens en meisjes. Voor meisjes is met name het sociale karakter en vriendschap belangrijk (Buisman, 2002). Voor jongens is meer de concurrentie, groepsidentificatie en verbondenheid, maar ook de sociale bevestiging en vriendschap van belang (Buisman, 2002; Hoyng, 2006). Voor allochtonen zijn ook participatiemotieven belangrijk (Scheerder, 2006).
Er zijn ook sociale invloeden die kinderen beïnvloeden om niet te gaan bewegen, zoals voordurende onderlinge vergelijking van prestaties (Buisman, 2002). Dit heeft een negatieve invloed op het willen bewegen. Gebrek aan aansluiting is ook een reden om niet te gaan bewegen (Buisman, 2002).
2.2.3 Eigen effectiviteit Het derde aspect dat invloed heeft op de intentie van gedrag is de eigen effectiviteit. Dit is de inschatting die een persoon maakt over de haalbaarheid van het gedrag (Sassen, 2007). Eigen effectiviteit is hoe het kind zichzelf inschat.
Sportieve vaardigheden leren en/of verbeteren is dus een reden om wel te gaan bewegen ( Martelear, 1998; Buisman, 2002). Een goede conditie is ook een reden voor de eigen effectiviteit om wel te bewegen (Buisman, 2002). Fit blijven is een van de belangrijkste drijfveren (Elling, 2006). Voor meisjes is het ideale vrouwenlichaam (Elling, 2001) en het verbeteren van vaardigheden (Bruisman, 2002) het belangrijkste. Voor jongens is de competitieve prikkeling het belangrijkste (Hoyng, 2006). Door de competitieve prikkeling schatten jongens de haalbaarheid van hun gedrag hoger in. Voor allochtone jongens is het goed zijn in sport heel belangrijk voor hun gevoel van mannelijkheid (Elling, 2001).
Redenen bij eigen effectiviteit om niet te bewegen zijn het falen bij het leren van nieuwe vaardigheden (Buisman, 2002). Door gebrek aan lichaamsbeweging schatten kinderen de haalbaarheid van hun beweeggedrag nog lager in en is de kans op bewegen veel kleiner ( Buisman, 2002). Als de
18 Onderzoeksrapport: Het beweeggedrag van kinderen
beweegmogelijkheden niet voldoende zijn gedifferentieerd is dit ook een reden om niet te bewegen (Baar, 1996). De stof kan dan niet op de verschillende niveaus van de kinderen worden aangeboden en dit is een reden om niet te bewegen.
2.2.4 Intentie, barrières en vaardigheden Als een kind na de attitude, sociale invloed en eigen effectiviteit de intentie heeft gekregen om een bepaald beweeggedrag te gaan vertonen, kan dit altijd nog veranderen door de barrières en vaardigheden. Een intentie tot een bepaald gedrag wordt dus niet altijd uitgevoerd. Een gebrek aan vaardigheden kan het kind belemmeren. Deze vaardigheden zijn per beweegintentie anders en zijn daarom ook niet terug te vinden in de literatuur. Er zijn wel enkele barrières in de literatuur te vinden. Zo kunnen trainers een barrière zijn om niet te bewegen, bijvoorbeeld omdat zij geen leuke training geven (Baar, 1996). De omgeving kan ook een barrière zijn. Zo kan een onveilige verkeerssituatie kinderen belemmeren om met de fiets naar school te gaan of buiten te spelen. Bij een onveilige verkeerssituatie is er vaak ook minder gelegenheid om buiten te spelen. (Both, 2005). Voor allochtone meisjes zijn cultuurredenen (Elling, 2006) en het niet durven bewegen in verenigingsverband (Knop, 1996) een barrière. De ouders van deze allochtone meisjes vormen vaak ook een grote barrière (Pannen, 2008), omdat zij een bepaald beweeggedrag niet goedkeuren vanuit hun cultuur.
2.3 Beweegbevordering Kinderen hebben niet altijd behoefte om te bewegen. Het is daarom van belang dat de kinderen gemotiveerd worden om te gaan bewegen. Dit kan gebeuren door activiteiten die de kinderen motiveren om te bewegen, maar ook de omgeving kan kinderen stimuleren om te gaan bewegen. Wat is er allemaal bekend over de landelijke beweegbevordering? Voldoende beweging tijdens de jeugd heeft namelijk voor zowel op korte als op langere termijn een positief effect op het lichamelijk, psychisch en sociaal welzijn (Vries, 2005). Als er over bewegen wordt gesproken, wordt er niet alleen sporten bedoeld. Kinderen kunnen ook buiten spelen en zo voldoende bewegen in hun vrije tijd.
2.3.1 Interventies Er zijn veel interventies bedacht om kinderen te laten bewegen. Veel van deze interventies zijn nog niet effectief bewezen. De uitvoerders denken dat het een positief effect heeft, maar dit is helemaal niet vastgesteld. Het Nationaal Actieplan Sport en Bewegen (NASB) heeft een overzicht opgesteld over alle kansrijke interventies. Dit zijn interventies die een bewezen positief effect hebben op de beweging. Zeven van deze effectieve interventies zijn op kinderen gericht. Deze interventies zijn: Scoren voor Gezondheid, JUMP-in, Okido!, Kies voor Hart en Sport, De klas beweegt, Alle leerlingen actief! en IRun2BFit. (NASB, 2010) 2.3.2.1 Scoren voor Gezondheid De interventie Scoren voor Gezondheid is gericht op basisschoolkinderen (9 tot 12 jaar) en wil kinderen activeren tot een gezonde leefstijl met meer beweging. Dit doen zij met behulp van de populariteit van profvoetballers. Profvoetballers geven de kinderen het goede voorbeeld. Er is een clinic, fittest en contractondertekening. Kinderen gaan een contract aan met de profvoetballer dat zij zich positief gaan ontwikkelen. Het project duurt 20 weken.
19 Onderzoeksrapport: Het beweeggedrag van kinderen
De effecten van deze interventie zijn: -
Meer kinderen voldoen aan de NNGB
-
Kinderen sporten meer
-
Meer kinderen zijn lid van een sportvereniging
-
Het gemiddelde vetpercentage gaat omlaag
-
Het eetgedrag verbertert (NASB, 2010)
2.3.2.2 JUMP-in Bij de interventie JUMP-in wordt er samengewerkt tussen scholen, sportaanbieder, zorg- en hulpverleners. JUMP-in is een samenstelling van verschillende interventies voor basisschoolkinderen. Een projectgroep maakt een analyse van de kinderen en hun omgeving. Op basis hiervan kan er dan gekozen worden uit zes interventies, die invulling geven aan de behoefte. Deze zes interventies zijn: Het leerlingvolgsysteem, Oudervoorlichting, De klas Beweegt!, Bewegen doe je ZO!, Sport op school en Club Extra/MRT. De effecten van deze interventie zijn: -
Meer kinderen voldoen aan de NNGB
-
Een kleinere daling in beweegminuten
-
Een positievere houding t.a.v. bewegen
-
Opbouw en versteviging van netwerken tussen scholen, stadsdelen en sportverenigingen
-
Toename in sportlidmaatschap van kinderen met overgewicht (NASB, 2010)
2.3.2.3 Okido! De interventie Okido! richt zich met name op groep 7 van de basisschool (11 tot 12 jaar). De interventie wil kinderen stimuleren gezonder te eten en plezier in bewegen te krijgen, om zo overgewicht te voorkomen. Okido! richt zich specifiek op bepaalde elementen, zoals ontbijten, buiten spelen, zittende activiteiten en gezoete dranken. Dit wordt gedaan door: -
Gastlessen
-
Schriftelijke informatie aan de ouders
-
Schoolbeleid over gezonde voeding
-
Bewegen
-
Preventieketen waarin kinderen met overgewicht worden gesignaleerd.
De effecten van deze interventie zijn: -
Kinderen spelen meer buiten
-
Kinderen hebben een positievere houding ten opzichte van sport
-
Bij de kinderen heeft
het een positief effect op de kennis over voeding, beweging en
overgewicht. -
Positief effect op de BMI
-
De gastlessen worden goed beoordeeld
-
De schriftelijke informatie voor de ouders wordt goed beoordeeld (NASB, 2010)
2.3.2.4 Kies voor Hart en Sport De interventie Kies voor Hart en Sport richt zich op groep 6, 7 en 8 (10 tot 13 jaar). Deze interventie
20 Onderzoeksrapport: Het beweeggedrag van kinderen
bestaat uit een lesprogramma met theorie- en praktijklessen. Bij deze interventie kunnen kinderen buiten schooltijd ook kennismaken met verschillende sportverenigingen. De effecten van deze interventie zijn: -
11% wordt lid van een sportvereniging
-
Erg succesvol in kleinere gemeenten
-
Kinderen beoordelen de interventie met een 8
-
85% van de scholen overweegt de interventie te herhalen (NASB, 2010)
2.3.2.5 De klas beweegt De interventie De klas beweegt is geschikt voor basisscholen, maar ook voor het speciale onderwijs. Bij deze interventie wil men houding, beweging en ontspanning integreren in het dagelijkse leven. De interventie biedt afwisseling tussen spanning en ontspanning. De klas beweegt biedt een bewegingstussendoortje aan om de concentratie in de les hoog te houden. De effecten van deze interventie zijn: -
Positief effect op de concentratie
-
Kinderen hebben meer plezier in bewegen
-
Positieve ervaring met het eigen lichaam
-
Motivatie voor veelzijdige beweging (NASB, 2010)
2.3.2.6 Alle leerlingen actief! Alle leerlingen actief! richt zich op kinderen in het basisonderwijs, voortgezet onderwijs en MBOleerlingen die weinig actief zijn. De interventie Alle leerlingen actief wil deze kinderen meer laten sporten en bewegen. Dit wordt gedaan met behulp van motivatiegesprekken. De effecten van deze interventie zijn: -
Toename in beweeggedrag
-
Meer kinderen voldoen aan de NNGB
-
Inactiviteit is gedaald
-
Eén-op-één gesprekken blijken effectief (NASB, 2010)
2.3.2.7 IRun2BFit IRun2BFit richt zich op jongeren tussen de 13 en 18 jaar. IRun2BFit wil jongeren bewust maken van het positieve effect dat bewegen op leefstijl, gezondheid en fitheid heeft. Het programma duurt tien weken. Bij deze interventie is zowel een theoretisch als een praktijkgedeelte. De effecten van deze interventie zijn: -
Het beweeggedrag is verbeterd
-
Aerobe capaciteit is vergroot
-
Vooruitgang in de shuttle runtest (NASB, 2010)
21 Onderzoeksrapport: Het beweeggedrag van kinderen
2.3.2.8 Succesfactoren interventies De overeenkomsten bij deze kansrijke interventies zijn dat zij allemaal langdurig zijn. Het is geen eenmalige evenement, maar een traject over een bepaalde periode. De interventies richten zich niet alleen op bewegen, maar ook op een gezonde leefstijl. De interventies proberen zich op meerdere punten te richten. Dit wordt gedaan door praktijk en theorie te combineren. De interventies richten zich voor een groot deel ook op bewustwording. Een andere overeenkomst is dat een deel van de interventies verschillende partijen probeert te betrekken in het traject. Succesfactoren zijn dus langdurige trajecten, richten op een gezonde leefstijl, theorie en praktijk combineren, richten op bewustmaking en meerdere partijen betrekken.
2.3.2 Buiten spelen De landelijke beweegbevordering bestaat niet alleen uit interventies. Het belangrijkste wat bevorderd moet worden om de beweegnorm te halen is buiten spelen. Voor kinderen is er een steeds uitgebreidere keuze van vrijetijdsbesteding. Vroeger konden kinderen bijvoorbeeld buiten in het bos of binnen met de poppen spelen. Tegenwoordig zijn er computers, televisies en spelcomputers. Bij deze huidige activiteiten wordt er veel minder bewogen. Al deze activiteiten leiden tot een verminderde lichamelijke fitheid (Kloeze, 2009). Als kinderen buiten kunnen spelen is dit niet alleen goed voor hun lichamelijke fitheid, maar ook voor het onderhouden van de sociale contacten met andere kinderen. Kinderen zijn minder snel agressief en er is minder vandalisme. Voor met name kinderen uit grote steden is dit een probleem. Voor de kinderen is er namelijk veel minder gelegenheid om buiten te spelen en ze moeten vaak noodgedwongen binnen spelen, omdat er buiten geen veilige speelgelegenheid is. Hoe meer voorzieningen zoals sportfaciliteiten en speelterreinen aanwezig zijn, hoe meer kinderen bewegen (Kloeze, 2009).
2.4 Conclusie In deze conclusie zal kort het antwoord op de theoretische deelvragen gegeven worden.
Wat is er in de theorie bekend over de beweegnorm bij kinderen?
Dat kinderen de beweegnorm halen is belangrijk, omdat dit weergeeft dat een kind voldoende beweegt. Voldoende bewegen is goed voor de gezondheid en ontwikkeling van een kind. In Nederland zijn steeds minder kinderen inactief. In 2010 waren nog maar 11,9% van de kinderen inactief. De NNGB wordt in de loop van de jaren steeds minder gehaald. In 2006 was er nog 26,9% van de kinderen die de norm haalde en in 2010 was er nog maar 17,3% van de kinderen die de norm haalde. De fitnorm wordt in de loop der jaren wel meer gehaald; in 2010 haalde 40,2% de fitnorm. De combinorm wordt ook steeds meer gehaald; in 2010 was dit 49,5%. (Bernaards, 2010) Uit deze waarden kun je de conclusie trekken dat steeds minder kinderen inactief zijn en dat kinderen op een sport gaan om (zwaar) intensief te bewegen, maar dat het dagelijks (matig actief) bewegen van kinderen minder wordt.
Wat is er in de theorie bekend over de redenen waarom kinderen wel of niet bewegen en/of sporten?
Belangrijke redenen om wel te bewegen: -
Competitie, winnen, succes hebben, gezondheid, fysieke fitheid, uitdaging, actie en plezier
22 Onderzoeksrapport: Het beweeggedrag van kinderen
(Martelear, 1998). -
Plezier beleven, spelvreugde, spanning en risico (Buisman, 2002)
-
Plezier (Elling, 2006)
-
Vriendschap, sociale contacten (Martelear, 1998)
-
Samen spelen (Pannen, 2008)
-
Het liefst met vrienden sporten en niet met personen van een gelijkwaardig niveau (Elling, 2001)
-
Erkenning, sociale goedkeuring, ego, groepsidentificatie, verbondenheid, vriendschappen en sociale status (Hoyng, 2006)
-
Sociale karakter, concurrentie en vriendschap (Buisman, 2002)
-
Vaardigheden leren of verbeteren (Martelear, 1998)
-
Sportieve vaardigheden verbeteren en een goede conditie krijgen (Buisman, 2002)
-
Fit blijven (Elling, 2006)
-
Ideaal vrouwenlichaam (Elling, 2001)
-
Competitieve prikkeling (Hoyng, 2006)
Belangrijke redenen om niet te bewegen: -
Langdurige training, veranderende interesses, bijbaantjes en drukke schoolloopbaan (Buisman, 2001)
-
Gebrek aan plezier, geen uitdaging, gebrek aan spanning en opwinding (Buisman, 2002)
-
Voordurende onderlinge vergelijking van prestatie en gebrek aan aansluiting (Buisman, 2002)
-
Falen bij het leren van nieuwe vaardigheden en gebrek aan lichaamsbeweging (Buisman, 2002)
-
Trainers (Baar, 1996)
-
Onveilige omgeving (Both, 2005)
-
Computer en tv (Both, 2005)
Wat is er in de theorie bekend over de landelijke beweegbevordering?
Bij de huidige activiteiten van kinderen wordt er steeds minder bewogen en dit leidt tot een verminderde lichamelijke fitheid. Er zijn voor kinderen ook steeds minder mogelijkheden om buiten te spelen en dit heeft ook invloed op het beweeggedrag, maar hoe meer voorzieningen zoals sportfaciliteiten en speelterreinen aanwezig zijn, hoe meer kinderen bewegen (Kloeze, 2009). Er zijn veel beweeginterventies, maar de meestel beweeginterventies zijn niet door onderzoek effectief gebleken. Er zijn echter zeven interventies voor kinderen wel effectief gebleken. Deze interventies zijn: Scoren voor Gezondheid, JUMP-in, Okido!, Kies voor Hart en Sport, De klas beweegt, Alle leerlingen actief! en IRun2BFit. Succesfactoren bij deze interventies zijn: -
Langdurig traject
-
Meerdere onderwerpen komen aan bod, zoals o.a. gezondheid
-
Theorie en praktijk combineren
-
Richten zich op bewustmaking
-
Samenwerking tussen verschillende partijen.
23 Onderzoeksrapport: Het beweeggedrag van kinderen
Hoofdstuk 3: Methode Dit onderzoek bestond grotendeels uit kwalitatief onderzoek, al was er ook een klein onderdeel kwantitatief onderzoek. In dit hoofdstuk komt de onafhankelijke en afhankelijke variabele, onderzoeksfunctie, onderzoekseenheid, doelgroep en triangulatie aan bod. De empirische deelvragen die in dit onderzoek centraal stonden zijn:
E1: Wat is er bekend over het halen van de beweegnorm bij kinderen van 4 tot 19 jaar in de gemeente Weert en hoe wordt dit gehaald?
E2: Wat zijn motieven voor kinderen van 4 tot 19 jaar in de gemeente Weert om wel of niet te bewegen en/of sporten?
E3: Wat wordt er momenteel gedaan aan bewegingsbevordering voor kinderen in de gemeente Weert?
E4: Hoe ervaren kinderen de kwaliteit van de huidige beweegbevordering in de gemeente Weert?
E5: Wat zou er nog toegevoegd kunnen worden aan de beweegbevordering van kinderen in de gemeente Weert?
3.1 Onafhankelijke en afhankelijke variabele De hoofdvraag is: “Wat zijn knelpunten bij en mogelijke oplossingen voor het probleem dat slechts 20% van de kinderen van 4 tot 19 jaar in de gemeente Weert de NNGB haalt?”. De onafhankelijke variabele: knelpunten. De afhankelijke variabele: de beweegnorm.
3.2 Onderzoeksfunctie Voordat het onderzoek gestart werd, moest er vastgesteld worden wat de functie van het onderzoek was. Middels dit onderzoek wil Punt Welzijn een verklaring voor het feit dat slechts 20% van de kinderen in de gemeente Weert de NNGB haalde. Dit onderzoek moest ook leiden tot een mogelijke oplossing van dit probleem. De onderzoeksfunctie van dit onderzoek was daarom een combinatie van een verklarend en een ontwerpend onderzoek.
3.3 Onderzoeksmethode De onderzoeksmethode was voornamelijk kwalitatief onderzoek. Kwalitatief onderzoek heeft een flexibel, open en ongestructureerd karakter. In kwalitatief onderzoek wisselen dataverzameling en data-analyse elkaar af. Bij kwantitatief onderzoek moet met het onderzoek iedere keer hetzelfde resultaat behaald worden. Kwantitatief onderzoek richt zich meer op cijfers en percentages (Baarde, Goede & Theunissen, 2005). Deelvraag E2 t/m E5 werden kwalitatief onderzocht. Alleen deelvraag E1 bestaat uit percentages over de beweegnorm en viel daarom onder kwantitatief onderzoek.
24 Onderzoeksrapport: Het beweeggedrag van kinderen
3.3.1 Beweegnorm De eerste empirische deelvraag was: wat is er bekend over het halen van de beweegnorm bij kinderen van 4 tot 19 jaar in de gemeente Weert en hoe wordt dit gehaald? Dit werd kwantitatief onderzocht. 3.3.1.1 Procedure Deze deelvraag werd onderzocht met behulp van een bureauonderzoek. Bij het bureauonderzoek werd er gebruik gemaakt van bestaand materiaal. Er was dan geen direct contact met de objecten. Er was namens Punt Welzijn al veel onderzoek gedaan naar de beweegnorm in de gemeente Weert. De onderzoeksrapporten van deze onderzoeken vormen het bestaand materiaal dat gebruikt werd. 3.3.1.2 Meetinstrumenten Dit deel van het onderzoek bestond uit bureauonderzoek. Er werd gebruik gemaakt van eerdere onderzoeken. De percentages uit eerdere onderzoeken werden bekeken en vergeleken. De meest recente cijfers werden opgenomen in het onderzoek. 3.3.1.3 Data-acquisitie De benodigde gegevens voor deze onderzoeksvraag waren afkomstig uit eerder onderzoek. Punt Welzijn
had
de
onderzoeksrapporten
onderzoeksrapporten konden
van
deze
eerdere
onderzoeken
bewaard.
Deze
door iedereen ingekeken worden. Deze onderzoeken waren BOS-
Impuls 2-meting (Broek, 2010) en een onderzoeksrapport van een eerdere stagiaire (Eggen, 2010). 3.3.1.4 Dataverwerkingsmethode De data uit deze eerdere onderzoeken waren al verwerkt. De percentages werden daarom alleen nog in een overzichtelijke en passende tabel gezet.
3.3.2 Beweegredenen De tweede empirische deelvraag was: Wat zijn de motieven voor kinderen van 4 tot 19 jaar in de gemeente Weert om wel of niet te bewegen en/of sporten? Dit werd kwalitatief onderzocht. 3.3.2.1 Procedure Deze deelvraag werd onderzocht door een semigestructureerd interview met kinderen. Voordat deze interviews plaatsvonden, zou er eerst toestemming worden gevraagd aan de scholen. Er werden 11 interviews afgenomen. 3.3.2.2 Meetinstrumenten Deze interviews werden afgenomen met behulp van een topic list (bijlage 1). Deze topic list was het meetinstrument bij dit onderzoek. Het interview werd opgenomen met opname- apparatuur. 3.3.2.3 Data-acquisitie De onderzoekseenheden werden benaderd via school. Eerst werd er contact gelegd met de school. De school gaf gegevens van kinderen die mogelijk geïnterviewd konden worden. Er werd
toen
contact opgenomen met de kinderen. Bij goedkeuring werd er een afspraak gemaakt voor een interview. 3.3.2.4 Dataverwerkingsmethode De resultaten uit de interviews voortkwamen werden geselecteerd op relevantie en als sleutelwoorden geformuleerd. Deze sleutelwoorden werden vervolgens gelabeld, geordend en geïnterpreteerd. Deze korte zinnen en steekwoorden werden gesorteerd aan de hand van het ASE-model (Brug, 2007).
25 Onderzoeksrapport: Het beweeggedrag van kinderen
3.3.3 Beweegbevordering De derde empirische vraag was: wat wordt er momenteel gedaan aan bewegingsbevordering voor kinderen in de gemeente Weert? Dit werd kwalitatief onderzocht. 3.3.3.1 Procedure Deze deelvraag werd onderzocht door een semigestructureerd interview met twee medewerkers van Punt Welzijn. Deze medewerkers konden aangeven wat er allemaal aan beweegbevordering wordt gedaan. Ook werd er gevraagd wat volgens hen positieve en negatieve aspecten zijn van de beweegbevorderingen. 3.3.3.2 Meetinstrumenten Deze interviews werden afgenomen met behulp van een topic list (bijlage 1). Deze topic list was het meetinstrument bij dit onderzoek. Het interview werd opgenomen met opname-apparatuur. 3.3.3.3 Data-acquisitie De onderzoekseenheden werden benaderd via de organisatie. De medewerkers werden om toestemming gevraagd. Nadat de medewerker toestemming gaf, werd er een afspraak gepland voor het interview. 3.3.3.4 Dataverwerkingsmethode De resultaten uit de interviews voort kwamen, werden geselecteerd op relevantie en als sleutelwoorden geformuleerd. Deze sleutelwoorden werden vervolgens gelabeld, geordend en geïnterpreteerd. Deze korte zinnen en steekwoorden werden gesorteerd aan de hand van de benoemde beweegbevorderingen en verdeeld in negatieve en positieve aspecten.
3.3.4 Kwaliteit huidige beweegbevordering De vierde empirische vraag was: hoe ervaren de kinderen de kwaliteit van de huidige beweegbevordering in de gemeente Weert? Dit werd kwalitatief onderzocht. 3.3.4.1 Procedure Deze deelvraag werd onderzocht door middel van een semigestructureerd interview met de kinderen. Voordat deze interviews plaatsvonden, werd er eerst toestemming gevraagd aan de scholen. Er werden 11 interviews afgenomen met de kinderen. 3.3.4.2 Meetinstrumenten Deze interviews werden afgenomen met behulp van een topic list (bijlage 1). Deze topic list was het meetinstrument bij dit onderzoek. Het interview werd opgenomen met opname-apparatuur. 3.3.4.3 Data-acquisitie De onderzoekseenheden werden benaderd via school. Eerst werd er contact gelegd met de school. De school gaf gegevens van de kinderen die geïnterviewd werden. Vervolgens werd er contact gelegd met de kinderen. Bij goedkeuring werd een afspraak gemaakt voor een interview. 3.3.4.4 Dataverwerkingsmethode De resultaten uit de interviews voortkwamen, werden geselecteerd op relevantie en als sleutelwoorden geformuleerd. Deze sleutelwoorden werden vervolgens gelabeld, geordend en
26 Onderzoeksrapport: Het beweeggedrag van kinderen
geïnterpreteerd. Deze korte zinnen en steekwoorden werden gesorteerd aan de hand activiteiten en omgeving (Groot, 2008).
3.3.5 Toevoegingen huidige beweegbevordering De vijfde empirische vraag was: wat zou er nog toegevoegd kunnen worden aan de beweegbevordering van de kinderen in de gemeente Weert? Dit werd kwalitatief onderzocht. 3.3.5.1 Procedure Deze deelvraag werd onderzocht door een semigestructureerd interview met de kinderen en de medewerkers van Punt Welzijn. Voor dat deze interviews plaatsvonden werd er eerst toestemming gevraagd aan de scholen en de medewerkers. Er waren 13 interviews afgenomen met de kinderen en de medewerkers. 3.3.5.2 Meetinstrumenten Deze interviews werden afgenomen met behulp van een topic list (bijlage 1). Deze topic list was het meetinstrument bij dit onderzoek. Het interview werd opgenomen met opnameapparatuur. 3.3.5.3 Data-acquisitie De onderzoekseenheden werden benaderd via school of de organisatie. Eerst werd er contact gelegd met de school. De school gaf gegevens van de kinderen die mogelijk geïnterviewd kunnen worden. Daarna werd er contact gelegd met de kinderen. De medewerkers werden via de organisatie benaderd. Bij goedkeuring werd er een afspraak gemaakt voor een interview. 3.3.5.4 Dataverwerkingsmethode De resultaten uit de interviews voort kwamen werden geselecteerd op relevantie en als sleutelwoorden geformuleerd. Deze sleutelwoorden werden vervolgens gelabeld, geordend en geïnterpreteerd. Deze korte zinnen en steekwoorden werden gesorteerd in de categorieën activiteiten en omgeving.
3.4 Onderzoekseenheid De doelgroep van dit onderzoek waren kinderen van 4 t/m 19 jaar in de gemeente Weert. Dit zijn 10.674 kinderen van 0 t/m 19 jaar (CBS, 2010). Dit was een te grote doelgroep om met behulp van interviews te onderzoeken. In dit onderzoek was er daarom op verzoek van de medewerkers van Punt Welzijn gekozen om de kinderen in groep 6, 7 en 8 van de basisscholen in de gemeente Weert te onderzoeken. Er werden 11 kinderen geïnterviewd van vier verschillende scholen. Één school lag in een naburig dorp van de gemeente Weert en één school lag in een achterstandwijk in Weert. De andere twee scholen waren twee standaardscholen in Weert. Door kinderen van vier verschillende scholen te benaderen ontstond er een completer beeld van de gemeente Weert.
3.5 Triangulatie Triangulatie houdt in dat er drie verschillende bronnen als input voor het onderzoek worden gebruikt. Deze drie bronnen waren eigen ervaring, de cliënt/opdrachtgever en professionele literatuur. Deze drie bronnen kwamen in dit onderzoek alle drie aan bod. Professionele literatuur komt in het theoretisch kader aan bod. Eigen ervaring en de cliënt/opdrachtgever kwamen ook in het onderzoek
27 Onderzoeksrapport: Het beweeggedrag van kinderen
naar voren. Eigen ervaring met name bij het afnemen van de interviews, omdat dit al eerder door de interviewer was gedaan. De opdrachtgever kon voordurend feedback geven om zo input in het onderzoek te geven. Deze samenvoeging van verschillende bronnen zorgde voor validiteit van het onderzoek (Baarde, 2005). De verschillende bronnen die in dit onderzoek werden gebruikt zijn wetenschappelijke artikelen, informatie van de organisatie, interviews met de medewerkers, interviews met de doelgroep (kinderen) en eigen ervaring over dit onderwerp. Per deelvraag werd een andere informatiebron gebruikt om zo het gewenste antwoord te krijgen. Dit zorgde voor validiteit. Van te voren werd een topic list opgesteld, er werd vastgesteld hoe de onderzoekseenheden benaderd moeten worden. Door dit van te voren vast te stellen werd het een betrouwbaar onderzoek. Iemand anders kon het onderzoek voortzetten en hetzelfde meten.
3.6 Operationalisering Operationalisering was het begrip definiëren naar meetbare termen. Per begrip werden er dus indicators gezocht. De operationalisering van de begrippen in dit onderzoek is in tabel 3.1 te zien.
Tabel 3.1: Operationalisering Empirische deelvraag
Begrip
Indicators
E1: Wat is er bekend over het halen van beweegnorm bij de kinderen van 4 tot 19 jaar in de gemeente Weert en hoe wordt dit gehaald? E2: Wat zijn motieven voor kinderen van 4 tot 19 jaar in de gemeente Weert om wel of niet te bewegen en/of sporten?
Beweegnorm
E3: Wat wordt er momenteel gedaan aan bewegingsbevordering voor kinderen in de gemeente Weert? E4: Hoe ervaren de kinderen en hun ouders de kwaliteit van de huidige beweegbevordering in de gemeente Weert?
Beweegbevordering
Hoeveelheid bewegen - Sport - Buiten spelen Hoeveel % haalt de beweegnorm? Reden om wel of niet te bewegen (zie paragraaf 2.2 en 2.4) Buitenspeel- mogelijkheden Sportmogelijkheden Vervoersmogelijkheden Activiteiten (interventies) Leefomgeving (Buiten spelen)
E5: Wat zou er nog toegevoegd kunnen worden aan de beweegbevordering van de kinderen in de gemeente Weert?
Toevoegingen
Beweegredenen
Kwaliteit van beweegvordering
Traject Onderwerpen Theorie en praktijk Bewustmaking Samenwerking Toevoegingen in activiteiten (interventies) Toevoegingen in de omgeving (buiten spelen)
28 Onderzoeksrapport: Het beweeggedrag van kinderen
Hoofdstuk 4: Resultaten In dit hoofdstuk zullen alle relevante bevindingen van het onderzoek gerapporteerd worden. Deze bevindingen zullen antwoord geven op de empirische deelvragen. Iedere empirische deelvraag wordt beantwoord onder een eigen kopje; beweegnorm, beweegredenen, huidige beweegbevordering, kwaliteit van beweegbevordering en toevoegingen aan beweegbevordering. De empirische deelvragen zijn:
E1: Wat is er bekend over het halen van de beweegnorm bij kinderen van 4 tot 19 jaar in de gemeente Weert en hoe wordt dit gehaald?
E2: Wat zijn motieven voor kinderen van 4 tot 19 jaar in de gemeente Weert om wel of niet te bewegen en/of sporten?
E3: Wat wordt er momenteel gedaan aan bewegingsbevordering voor kinderen in de gemeente Weert?
E4: Hoe ervaren kinderen de kwaliteit van de huidige beweegbevordering in de gemeente Weert?
E5: Wat zou er nog toegevoegd kunnen worden aan de beweegbevordering van kinderen in de gemeente Weert?
4.1 Beweegnorm De eerste empirische vraag waar antwoord op gegeven moet worden is de vraag wat er bekend is over het halen van de beweegnorm bij kinderen van 4 tot 19 jaar in de gemeente Weert en hoe wordt dit gehaald? Naar deze vraag is al eerder onderzoek gedaan door andere stagiaires bij Punt Welzijn. Deze stagiaires hebben onderzoek gedaan naar de sportdeelname en de NNGB met betrekking tot kinderen. In tegenstelling tot het theoretisch kader van dit onderzoek worden andere beweegnormen dan de NNGB in deze onderzoeken niet gebruikt. Aangezien deze onderzoeken als uitgangspunt voor dit onderzoek dienen, gaat deze paragraaf uit van de sportdeelname en NNGB. Deze paragraaf omvat het kwantitatieve deel van het onderzoek.
4.1.1 Sportdeelname Uit dit onderzoek blijkt dat 82,2% van de kinderen in Weert lid is van een sportclub. Meer autochtone (85,8%) dan allochtone meisjes (70,4%) nemen deel aan een sport. Sportdeelname wordt hoger naarmate het opleidingsniveau toeneemt. Bij het onderwijsniveau HAVO sport 94,7% van de kinderen. Er is tussen jongens en meisjes ook een verschil in sportdeelname. Van de jongens neemt 84,6% deel aan een sport ten opzichte van 79% van de meisjes. De sportdeelname toont grote verschillen per leeftijdscategorie; dit is in figuur 4.1 op de volgende pagina te zien (Broek, 2010).
29 Onderzoeksrapport: Het beweeggedrag van kinderen
Figuur 4.1: Sportdeelname
Kinderen sporten rond hun 13
de
levensjaar het meeste en vanaf hun 16
de
levensjaar neemt het
percentage af. 94,3% Van dertienjarige kinderen is lid van een sportclub en tegen de tijd dat kinderen de leeftijd van zeventien hebben bereikt is het percentage gedaald tot 50% (Broek, 2010). De populairste sporten bij jongens zijn veldvoetbal en zaalvoetbal. Welke sporten populair zijn bij meisjes is afhankelijk van hun afkomst. Bij autochtone meisjes is basketbal, dansen en turnen het populairst en bij allochtone meisjes is dansen, skeeleren en veldvoetbal het populairste (Broek, 2010).
4.1.2 De Nederlandse Norm Gezond Bewegen (NNGB) De fitnorm wordt met name door sport gehaald. De NNGB wordt echter niet alleen door sporten gehaald. Er zijn andere aspecten die ook een positieve invloed kunnen hebben op de NNGB, zoals buiten spelen, fietsen en/of gymles. Eerder is opgemerkt dat 20,7% van de kinderen de NNGB haalt. Dit geldt echter alleen voor de zomer, in de winter is dit percentage lager. In de winter haalt slechts 9% van kinderen in de gemeente Weert de NNGB. Er is maar een kleine groep (2,3%) die geen enkele dag voldoende beweegt. Uit het onderzoek blijkt dat slechts 28% van de kinderen gehoord heeft van de NNGB (Broek, 2010). Het aantal kinderen dat de NNGB haalt is de afgelopen jaar flink teruggelopen. In de zomer van 2008 haalt 26,4% van de kinderen de NNGB. In de zomer van 2010 is dit nog maar 20,7% van de kinderen. In de winter is dit verschil kleiner. In 2010 haalt 9% van de kinderen de NNGB en in 2008 haalt 9,1% van de kinderen de NNGB. Tabel 4.1: Beweging
Nooit 1 dag per week 2 dagen per week 3 dagen per week 4 dagen per week 5 dagen per week 6 dagen per week 7 dagen per week
Voldoet aan 60 minuten bewegen (%) In de zomer In de winter 2,3 3,8 7,3 12,2 10,2 16,0 15,0 24,8 16,8 15,1 15,5 13,5 12,3 5,4 20,7 9,0
30 Onderzoeksrapport: Het beweeggedrag van kinderen
In tabel 4.1 zijn de eerdergenoemde percentages te zien. Er is een groot verschil tussen bewegen in de zomer en in de winter. Er is echter nergens in het onderzoek, de BOS-Impuls meting, terug te vinden wat kinderen onder bewegen verstaan. Ook valt uit het onderzoek niet af te leiden welke activiteiten kinderen doen als zij 60 minuten bewegen. Uit dit onderzoek blijkt niet of die 60 minuten bewegen nu alleen sporten is, of ook buiten spelen, fietsen en/of gymles. Uit de interviews die in het kader van dit onderzoek zijn gehouden, komt naar voren dat kinderen sporten en bewegen hetzelfde vinden. Zij zien niet in dat bewegen meer omvat dan alleen sporten. De kinderen geven in de interviews wel aan dat zij bijna iedere dag buiten spelen. Uit een onderzoeksrapport van een andere stagiaire blijkt dat kinderen per dag 5,5% van de tijd aan sporten besteden (Eggen, 2010). In dit onderzoek wordt echter alleen gekeken naar sport en niet naar bewegen in zijn geheel.
Gymles Van alle kinderen in de gemeente Weert vindt 12,8% van de kinderen de gymles niet leuk. Het zijn vooral de kinderen in het basisonderwijs die gym niet leuk vinden (13,5%). Op het voorgezet onderwijs vindt 11% van de kinderen de gymles niet leuk. Meer dan de helft (51,8%) van de kinderen op het basisonderwijs wil echter wel graag extra sport op school. Bij het voorgezet onderwijs heeft maar 32,2% van de kinderen behoefte aan extra sport (Broek, 2010).
4.2 Beweegredenen De tweede empirische vraag waar antwoord op gegeven moet worden is: wat zijn de motieven voor kinderen van 4 tot 19 jaar in de gemeente Weert om wel of niet te bewegen en/of sporten? Dit is onderzocht door middel van het interviewen van elf kinderen. De beweegredenen van de kinderen worden geordend met behulp van het ASE-model (Brug, 2007), zoals in hoofdstuk 2.2 ook is gedaan.
4.2.1 Attitude Veel kinderen weten op jonge leeftijd al dat bewegen gezond is. De belangrijkste reden voor kinderen om te bewegen is echter dat zij het leuk vinden en niet omdat dit gezond is. Redenen voor kinderen om buiten te gaan spelen zijn, dat er buiten meer mogelijkheden zijn dan binnen en omdat kinderen buitenspelen uitdagender vinden. Redenen waarom zij het soms niet leuk vinden om te bewegen is dat zij moe zijn of ergens pijn hebben.
De geïnterviewde kinderen denken dat bewegen en sporten hetzelfde is. Bij de vraag wat zij aan beweging doen, vertellen zij allemaal alleen over de sport die zij beoefenen. De kinderen weten niet dat bijvoorbeeld buiten spelen en met de fiets naar school gaan ook vormen van beweging zijn. Als de kinderen eenmaal is uitgelegd wat bewegen allemaal inhoudt, vertellen zij dat zij bijna iedere dag buiten spelen met vrienden en dat zij op school tijdens de pauze buiten kunnen spelen.
4.2.2 Sociale invloed De belangrijkste redenen voor kinderen om te bewegen is dat zij het leuk vinden en dat zij hun vrienden graag ontmoeten. Zij vinden het ook leuk om kinderen in de buurt te leren kennen tijdens het spelen maar gaan niet snel alleen buiten spelen. Een reden waarom kinderen niet zouden gaan
31 Onderzoeksrapport: Het beweeggedrag van kinderen
bewegen is dat hun vrienden niet kunnen. Twee kinderen spelen niet graag buiten omdat er geen leuke kinderen in hun buurt wonen. Voor kinderen is het sociale aspect van bewegen belangrijk. Bijna alle kinderen gaan met de fiets naar school. De kinderen die niet met de fiets naar school gaan, komen lopend naar school. Geen van de kinderen wordt frequent met de auto naar school gebracht. Eén meisje is wel eens met de auto gebracht, als haar moeder laat is of als het slecht weer is.
4.2.3 Eigen effectiviteit Twee kinderen weten nog niet welke sport goed bij hen past en zijn nog zoekende naar een leuke sport. Deze kinderen weten niet goed waar hun kwaliteiten liggen en kunnen daardoor geen inschatting maken van hun eigen vaardigheden. Deze kinderen laten daarom de sportkeuze over aan hun ouders. Bij de andere kinderen komt dit aspect niet naar voren.
4.2.4 Intentie, barrières en vaardigheden Een reden waarom kinderen niet buiten gaan spelen, is het weer. Als het slecht weer is, spelen zij liever binnen. Enkele kinderen maakt dit niet uit, maar het grootste deel speelt niet graag buiten met slecht weer. De kinderen vinden het wel belangrijk dat er een fijne buitenspeelplek is, een rustige straat, speeltuin of grasveld vinden zij prima. Verder zijn er door de kinderen geen barrières genoemd.
4.3 Huidige beweegbevordering Wat er momenteel gedaan wordt aan de beweegbevordering voor kinderen in de gemeente Weert is de derde empirische vraag die beantwoord wordt. Dit is onderzocht met behulp van interviews met twee medewerkers van Punt Welzijn. De informatie die op grond van deze interviews is ontvangen, is gesorteerd in activiteiten, organisaties en omgeving.
4.3.1 Activiteiten Punt Welzijn organiseert verschillende activiteiten om kinderen meer te laten bewegen. Deze activiteiten zijn: KidsSportClub, ServiSport, Urban Sport Tour Weert, Sport4all en Sport na School. Hieronder zullen de bevindingen per activiteit genoemd worden. KidsSportClub, ServiSport, Urban Sport Tour Weert en Sport na School zijn met name voor het basisonderwijs bedoeld. Alleen de activiteit Sport4all is gericht op het voortgezet onderwijs. De informatie over deze activiteiten is verzameld met behulp van interviews met medewerkers van Punt Welzijn.
4.3.1.1 KidsSportClub Medewerkers van Punt Welzijn omschrijven deze activiteit als een laagdrempelige activiteit om kinderen op een goedkope manier te laten bewegen. Kinderen kunnen voor €1, - één uur komen sporten. Het is eigenlijk een soort extra gymles voor de kinderen. Het doel is om achterstanden bij de kinderen te ontdekken en deze achterstanden aan te pakken. Dit kunnen zowel achterstanden op motorisch als op sociaal gebied zijn. De deelname aan de activiteit verschilt per jaar. Het doel is om ongeveer 12 kinderen per jaar te laten deelnemen. In 2011 kwamen hier 15 tot 20 kinderen op af. Deze activiteit is dit jaar goed verlopen volgens de medewerkers. De KidsSportClub activiteit is erg afhankelijk van het al dan niet aanwezig zijn van vrienden, gaan de vrienden, dan gaan de kinderen
32 Onderzoeksrapport: Het beweeggedrag van kinderen
zelf ook. Dit jaar heeft dit een positief effect gehad op de activiteit. Een nadeel bij deze activiteit is dat de docent niet altijd over de gewenste materialen beschikt omdat het aanbod beperkt is.
4.3.1.2 ServiSport Medewerkers van Punt Welzijn omschrijven ServiSport als een gratis en vrijblijvende activiteit. De activiteit vindt wekelijks buiten plaats op een grasveldje bij de Servielestraat, vandaar de naam. Kinderen kunnen in en uit lopen wanneer zij willen. Dit maakt het tot een rommelige activiteit volgens de medewerkers. De medewerkers vinden de activiteit momenteel erg succesvol. De activiteit heeft 15 tot 20 deelnemers. Bij deze activiteit is ongeveer 90% van de kinderen die deelnemen allochtoon. De docent die deze activiteit leidt, is ook de sportdocent van de kinderen en dit leidt tot een grotere deelname. In zijn rol als sportdocent kan hij kinderen makkelijk motiveren volgens de medewerkers. Belangrijk bij deze activiteit is de bevordering van het gebruik van het grasveld en het feit dat kinderen ook op eigen initiatief daar gaan spelen.
4.3.1.3 Urban Sport Tour Weert Urban Sport Tour Weert is een activiteit die niet altijd op dezelfde plek plaatsvindt. Hierdoor moet iedere keer opnieuw met de kinderen gecommuniceerd worden, waar en wanneer deze activiteit plaatsvindt en dit maakt het volgens de medewerkers van Punt Welzijn speciaal voor de kinderen. Het soort activiteit wordt aangepast aan de wijk waar de activiteit plaats zal vinden. De activiteit is hierdoor erg verschillend. Er wordt gekeken naar de behoefte van de kinderen die op de activiteit afkomen. De kinderen kunnen dan twee uur gratis sporten. Dit is de enige activiteit die ook in de omliggende dorpen plaatsvindt. De overige activiteiten vinden alleen in Weert plaats, maar de Urban Sport Tour Weert komt ook in de dorpen in de omgeving.
4.3.1.4 Sport4all Deze activiteit is gesplitst in Sport4all voor jongens en Sport4Girls. Sport4all voor jongens is meestal voetbal en bij Sport4Girls wisselt de sport. Deze activiteit wordt op een vast uur in de week aangeboden. Het doel hierbij is sportstimulering in het voortgezet onderwijs. De doelgroep van deze activiteit zijn middelbare scholieren. Deze activiteit loopt volgens de medewerkers van Punt Welzijn momenteel niet goed en heeft geen enkele deelnemer. Dit komt volgens de medewerkers omdat de doelgroep lastig te bereiken en te activeren is.
4.3.1.5 Sport na School De deelname aan de activiteit Sport na School is net als alle andere activiteiten van Punt Welzijn, per jaar verschillend, vertelt een medewerker van Punt Welzijn. In 2011 hebben er wekelijks 10 tot 20 kinderen deelgenomen, dit is minder dan vorige jaren. Sport na School kost € 55,-- per jaar. Kinderen kunnen dan een uur per week na school sporten. Het deelnemersaantal is dit jaar laag, vinden de medewerkers. De medewerkers vinden het hierom moeilijk om de activiteit op verschillende niveaus, bijvoorbeeld niveaus afhankelijk van de leeftijd, aan te bieden. De organisatie geeft als idee om meer
33 Onderzoeksrapport: Het beweeggedrag van kinderen
deelnemers te werven aan om nieuwe sporten aan te bieden. Er zou gekeken kunnen worden naar trendsporten en dan een combinatie maken van nieuwe en traditionele sporten.
4.3.2 Organisaties Punt Welzijn is echter niet de enige organisatie die bewegen onder kinderen positief probeert te beïnvloeden. De scholen, sportverenigingen en gemeente Weert dragen hier ook aan bij. Deze informatie is verzameld met behulp van interviews met medewerkers van Punt Welzijn.
4.3.2.1 Scholen Scholen huren combinatiefunctionarissen in om goede gymlessen te verzorgen. Een goede gymles is namelijk belangrijk voor de ontwikkeling van kinderen. Maar niet alle scholen doen hieraan mee. Er zijn ook scholen die over vakleerkrachten beschikken. Alle scholen hebben wel sportdagen en alle scholen doen mee aan de sportweek in Weert. Er zijn ook enkele scholen die tussenschoolse sport aanbieden. Enkele scholen zijn ook een samenwerking met de GGD aangegaan om een gezonde leefstijl in zijn geheel te promoten, aldus een medewerker van Punt Welzijn.
4.3.2.2 Sportverenigingen Veel sportverenigingen zijn alleen bezig met hun eigen organisatie en hun eigen leden aldus de medewerkers van Punt Welzijn. Er wordt volgens de medewerkers van Punt Welzijn nog te weinig naar de omgeving van de sportverenigingen gekeken. Enkele verenigingen in Weert zijn wel al bezig met hun omgeving en bieden combinatiefunctionarissen of vrijwilligers uit hun eigen sportgebied aan om sportles aan kinderen te geven. Er is wel vaak een gebrek aan personeel of geld. De verenigingen zouden onderling ook meer kunnen samenwerken. Dit zou o.a. kunnen door accommodaties met elkaar te delen volgens de medewerkers van Punt Welzijn. Eén Club in Weert die heel veel doet op dit gebied is de atletiekvereniging, AV Weert. Zij hebben net een nieuwe locatie gekregen. AV Weert probeert deze locatie multifunctioneel te gebruiken en gaat verschillende samenwerkingsverbanden aan met de middelbare school, MediWeert, volleybalvereniging en de basketbalclub.
4.3.2.3 Gemeente Weert De gemeente Weert vindt zelf dat zij heel veel met sport bezig is. Uit de interviews blijkt echter dat zij vooral met het grijze aspect van de sport bezig is: de accommodaties. De gemeente heeft recent enkele nieuwe sportcomplexen gebouwd en geeft hierbij aan dat zij heel veel geld in de sport heeft gestoken. Zij geeft echter alleen geld uit aan middelen voor de sport en niet aan menskracht om de sport draaiende te houden, vinden de medewerkers van Punt Welzijn. De gemeente heeft nog verschillende subsidieregelingen voor de sport en heeft ook een impulsregeling waar Punt Welzijn gebruik van maakt. De medewerkers geven ook aan dat door de economische crises de gemeente minder geld tot haar beschikking heeft en zij dient nu kritischere keuzes te maken over de uitgaven. De medewerkers van Punt Welzijn geven aan dat dit gebrek aan geld een rem vormt op de ontwikkeling van de sport.
34 Onderzoeksrapport: Het beweeggedrag van kinderen
4.3.3 Omgeving De gemeente Weert heeft, zoals de geïnterviewde eerder aangeeft veel geld uitgegeven aan nieuwe accommodaties. De infrastructuur van de sportmogelijkheden vinden de geïnterviewde medewerkers hierdoor heel goed. Het doel van de gemeente Weert is om jonge gezinnen naar de gemeente te trekken. Door deze sportinfrastructuur hoopt zij deze gezinnen te trekken. De gemeente is nu bezig met een nieuwe speelplaats voor een school. Dit moet een sportieve speelplaats worden die zowel voor als na schooltijd gebruikt kan worden. Punt Welzijn geeft aan dat er in de gemeente Weert gekeken zou kunnen worden naar trends in de samenleving. Zo is op sportgebied skaten en freerunnen een trend. De bouw van een skatebaan zou bijvoorbeeld op deze trend kunnen inspelen, aldus een medewerker van Punt Welzijn.
4.4 Kwaliteit van beweegbevordering De vierde empirische vraag waar antwoord op gegeven moet worden is de vraag hoe de kinderen de kwaliteit van de huidige beweegbevordering in de gemeente Weert ervaren. Dit is onderzocht door middel van het interviewen van elf kinderen. Eerst zullen de gegevens uit de interviews worden vermeld onder de kopjes activiteiten en omgeving. Vervolgens worden zij in SWOT-analyse gezet om een compleet overzicht te creëren.
4.4.1 Activiteiten Alle kinderen zijn bekend met enkele activiteiten van Let’s Move. Sport na School is de bekendste activiteit onder de kinderen. De helft van de kinderen heeft er wel eens aan meegedaan. Een van de geïnterviewde kinderen heeft aan de tennisles van Sport na School meegedaan. Naar aanleiding van deze les is zij gaan tennissen bij de tennisvereniging. Een ander kind heeft het hele programma van Sport na School gevolgd. Het kind geeft aan dat de lessen niet uitdagend genoeg waren. Alle leeftijdscategorieën zitten bij elkaar en hierdoor zijn de sporten voor hem te eenvoudig en “kinderachtig”. De sporten zouden meer gedifferentieerd moeten worden, vindt een medewerker van Punt Welzijn. De andere kinderen hebben meegedaan aan een van de buurtsportactiviteiten. Boarding voetbal is vooral bij de jongens populair. Als de kinderen niet deelnemen aan de activiteiten is dit meestal omdat dit niet mogelijk is in verband met de drukke bezigheden van de ouders. De kinderen die nog niet eerder hebben meegedaan aan deze activiteiten, geven aan dat zij er niet in geïnteresseerd zijn. Het lijkt de kinderen niet leuk omdat hun vrienden ook niet gaan, omdat het zo “georganiseerd” is of omdat hun ouders niet de mogelijkheid hebben om hen erheen te brengen. De kinderen die niet uit Weert komen, maar uit de omliggende dorpen, geven aan dat het te ver weg is.
4.4.2 Omgeving De meeste kinderen geven aan dat zij tevreden zijn met hun leefomgeving. Zij kunnen er goed buiten spelen doordat er een speeltuin, grasveld of rustige straat is. De kinderen die dit niet hebben, geven aan dat zij een grote tuin hebben om in te spelen. Wel vinden sommige kinderen de speeltuinen niet geschikt voor hun leeftijd.
35 Onderzoeksrapport: Het beweeggedrag van kinderen
4.5 Toevoegingen aan beweegbevordering Ten slotte wordt in deze paragraaf de vraag beantwoord wat er zou kunnen worden toegevoegd aan de beweegbevordering van de kinderen in de gemeente Weert? Dit is onderzocht door middel van het interviewen van kinderen en medewerkers. De toevoegingen zijn gecategoriseerd naar activiteiten en omgeving.
4.5.1 Activiteiten Als toevoegingen aan de activiteiten geven de jongens aan dat zij weleens een voetbaldag of voetbalkamp willen. Een meisje geeft ook aan dat zij het leuk zou vinden als er van alle sporten een probeerdag is.
4.5.2 Omgeving De kinderen uit groep 6, 7 en 8 geven aan dat de speeltuinen zijn gemaakt voor jongere kinderen. De toestellen zijn niet leuk voor hun leeftijd. Als toevoeging zouden de meisjes graag uitdagendere toestellen willen om bijvoorbeeld op te klimmen. De jongens willen als toevoeging liever een goal of een andere voetbalattribuut. Medewerkers van Punt Welzijn geven aan dat het inspelen op trends een toevoeging zou kunnen zijn. Skaten en freerunnen zijn nu bijvoorbeeld trendsporten. Door de bouw van een skatebaan zou hier op ingespeeld kunnen worden, aldus een werknemer van Punt Welzijn.
36 Onderzoeksrapport: Het beweeggedrag van kinderen
Hoofdstuk 5: Conclusie De conclusies die in dit hoofdstuk aan bod komen, leiden uiteindelijk tot een antwoord op de hoofdvraag. De hoofdvraag is: wat zijn knelpunten en mogelijke oplossingen voor het probleem dat maar 20% van de kinderen van 4 tot 19 jaar in de gemeente Weert de NNGB haalt? Voordat hier concreet antwoord op gegeven kan worden, worden eerst de empirische deelvragen kort beantwoord.
E1: Wat is er bekend over het halen van de beweegnorm bij kinderen van 4 tot 19 jaar in de gemeente Weert en hoe wordt deze gehaald? 82,2% van de kinderen in de gemeente Weert is lid van een sportclub. In de zomer haalt 20,7% van de kinderen de NNGB en in de winter haalt slechts 9% van de kinderen de NNGB. De andere beweegnormen zijn in dit onderzoek niet aan bod gekomen. In de onderzoeken die bestudeerd zijn voor dit onderzoek is niet aan bod gekomen wat kinderen onder bewegen verstaan. De onderzoekers weten niet of kinderen alleen bewegen tijdens het sporten of dat zij ook nog buiten spelen, hier is geen onderscheid in gemaakt. Uit de interviews blijkt echter dat veel kinderen niet precies weten wat bewegen inhoudt.
E2: Wat zijn de motieven voor kinderen van 4 tot 19 jaar in de gemeente Weert om wel of niet te bewegen en/of sporten? De belangrijkste redenen voor kinderen in de gemeente Weert om wel te bewegen is plezier hebben. Kinderen spelen niet graag alleen. Kinderen spelen alleen buiten als andere kinderen dit ook doen. Verder vinden kinderen buiten spelen uitdagender dan binnen spelen. De kinderen geven ook aan dat bewegen gezond voor ze is. Redenen voor kinderen om niet te bewegen zijn dat zij moe zijn of pijn hebben. Andere factoren die invloed hebben op de motieven om wel of niet te bewegen, zijn de mogelijkheden in de omgeving. Alle kinderen zijn tevreden over hun speelomgeving. Ouders kunnen zowel een negatieve als een positieve invloed uitoefenen op hun kind wat het bewegen betreft.
E3: Wat wordt er momenteel gedaan aan bewegingsbevordering voor kinderen in de gemeente Weert? Punt Welzijn organiseert verschillende laagdrempelige sportactiviteiten, zoals KidsSportClub, ServiSport, Urban Sport Tour Weert, Sport4All en Sport na School. De deelname aan deze activiteiten verschilt per jaar. Dit jaar hebben de activiteiten KidsSportClub en ServiSport veel deelnemers getrokken . Sport4all heeft dit jaar nul deelnemers gehad. Scholen huren een combinatiefunctionaris in om betere gymlessen te kunnen geven. Sportverenigingen bieden combinatiefunctionarissen en vrijwilligers aan voor sportlessen. De gemeente heeft veel geld gestoken in accommodaties. Hierdoor is in de gemeente Weert nu een goede sportaccommodatie infrastructuur.
37 Onderzoeksrapport: Het beweeggedrag van kinderen
E4: Hoe ervaren kinderen de kwaliteit van de huidige beweegbevordering in de gemeente Weert? Veel kinderen zijn bekend met de activiteiten in Weert. De kwaliteit van de promotie is goed, omdat alle kinderen de activiteiten kennen. De kinderen worden echter niet voldoende geactiveerd om deel te nemen. De kwaliteit van de activiteiten wordt door de kinderen als wisselend ervaren, maar over het algemeen zijn zij hier positief over. Kkinderen uit de omliggende dorpen zijn negatiever over de activiteiten.
E5: Wat zou er nog toegevoegd kunnen worden aan de beweegbevordering van kinderen in de gemeente Weert? De kinderen geven aan dat er uitdagendere speeltoestellen in de speeltuinen moesten komen, toestellen die meer aansluiten bij hun leeftijd. Er kan ook meer ingespeeld worden op trendsporten. Op het gebied van activiteiten geven de kinderen aan dat het aanbod voor de jongens voetbalactiviteiten moeten zijn en voor de meisjes moet het aanbod vooral wisselend blijven. In de gemeente kan men er ook voor zorgen dat er meer menskracht komt om de sport draaiende te houden. Wat betreft het doorvoeren van toevoegingen om de beweegbevordering te optimaliseren is het tekort aan geld dat door de gemeente beschikbaar wordt gesteld een probleem. Zonder geld kan er minder gerealiseerd worden.
Hoofdvraag: Wat zijn knelpunten bij en mogelijke oplossingen voor het probleem dat slechts 20% van de kinderen van 4 tot 19 jaar in de gemeente Weert de NNGB haalt? Knelpunten: -
Kinderen weten niet dat bewegen meer is dan alleen sporten en dat bijvoorbeeld buiten spelen en fietsen ook vormen van bewegen zijn.
-
Kinderen worden niet voldoende gemotiveerd om deel te nemen aan de activiteiten.
-
Kinderen laten zich gemakkelijk beïnvloeden door de keuze van hun vrienden.
-
Kinderen bewegen in de winter minder dan in de zomer.
Mogelijke oplossingen die medewerkers en kinderen aangeven: -
Op trendsporten inspelen.
-
Uitdagendere toestellen in de speeltuinen plaatsen.
-
Kinderen bewust maken van wat bewegen nu precies is.
-
Een betere samenwerking tussen alle betrokken partijen (scholen, sportverenigingen, gemeente Weert, GGD en Punt Welzijn) bevorderen
38 Onderzoeksrapport: Het beweeggedrag van kinderen
Hoofdstuk 6: Discussie In de discussie komen de theoretische relevantie, praktische relevantie, begrenzingen en mogelijk vervolgonderzoek aan bod. De theoretische relevantie combineert de literatuur met dit onderzoek. De praktische relevantie geeft aan wat de praktijk met dit onderzoek kan doen. De begrenzingen van dit onderzoek geven de grenzen van de studie aan. Het vervolgonderzoek geeft aan welke aspecten nog beter belicht moeten worden.
6.1 Theoretische relevantie In de theoretische relevantie wordt er eerst gekeken wat er over een bepaald onderwerp in de literatuur is geschreven. Vervolgens wordt er gekeken wat er uit dit onderzoek is gekomen. De verschillen worden dan genoemd en verklaard.
6.1.1 Beweegnorm Uit de theorie blijkt dat landelijk 17,3% van de kinderen de NNGB haalt. Dit percentage is al jaren terug aan het lopen; in 2006 heeft nog 26,9% van de kinderen de NNGB gehaald. In dit onderzoek van de gemeente Weert is eenzelfde terugloop te zien, in 2008 haalde nog 26,4% van de kinderen de NNGB en in 2010 haalde nog maar 20,7% van de kinderen de NNGB. Deze terugloop is zowel landelijk als regionaal in Weert te zien, maar er is ook een verschil te zien tussen Weert en het landelijke gemiddelde. Landelijk haalt 17,3% van de kinderen de NNGB en in Weert haalt 20,7% van de kinderen de NNGB. In de gemeente Weert voldoen dus meer kinderen aan de NNGB dan landelijk. Ondanks het feit dat Weert beter scoort dan het landelijke gemiddelde wil de gemeente nog meer kinderen dagelijks laten bewegen. Er is ook een groot verschil te zien op het gebied van inactieve kinderen. Landelijk beweegt 11,9% van de kinderen geen enkele dag voldoende; in Weert beweegt 2,3% van de kinderen geen enkele dag voldoende.
Dit verschil is waarschijnlijk te verklaren door het feit de gemeente Weert heel actief is in het aanbieden van beweegmogelijkheden. Landelijk zijn nog niet alle gemeentes zover dat zij beweegmogelijkheden aanbieden aan de kinderen. De gemeente Weert heeft een organisatie, Punt Welzijn, die verschillende activiteiten aanbiedt aan alle kinderen in verschillende leeftijdscategorieën. Punt Welzijn beschikt ook over verschillende combinatiefunctionarissen die sport aanbieden op school en na schooltijd.
In de theorie wordt er wel gekeken naar meer beweegnormen en niet alleen naar de NNGB. In de onderzoeken die input bieden voor dit onderzoek wordt echter alleen gekeken naar de NNGB. Door dit verschil kunnen helaas niet meer beweegnormen vergeleken en verklaard worden.
6.1.2 Beweegredenen In de theorie worden er in verschillende literatuur bijna 50 redenen genoemd waarom kinderen wel of niet bewegen. In het praktijkonderzoek worden er zeven beweegredenen genoemd. Kinderen in het
39 Onderzoeksrapport: Het beweeggedrag van kinderen
onderzoek noemen veelal dezelfde redenen om wel of niet te bewegen. In de literatuur worden veel redenen genoemd, maar deze redenen lijken wel veel op elkaar. Veel redenen die in de literatuur worden genoemd zijn dezelfde als de redenen die de kinderen noemen. In de interviews met de kinderen wordt plezier als belangrijkste reden om te bewegen genoemd. In de literatuur wordt dit ook genoemd met verschillende termen, zoals plezier beleven en spelvreugde. Een andere belangrijke reden voor de kinderen in de gemeente Weert om te bewegen is het contact met andere kinderen. Dit wordt ook veelvuldig in de literatuur genoemd onder verschillende termen, zoals vriendschap, sociale contacten, samen spelen, het liefst met vrienden sporten en niet met kinderen van gelijkwaardig niveau, sociale goedkeuring, groepsidentificatie, verbondenheid, sociale status en het sociale karakter. De uitdaging was voor veel kinderen in de gemeente Weert ook een belangrijke reden om wel te bewegen. Dit komt overeen met de termen uitdaging, actie, spanning en risico uit de literatuur. Uit de interviews komt nog een reden naar voren waarom kinderen wel bewegen en dat is de gezondheid. Dit komt ook overeen met verschillende termen uit de literatuur, zoals gezondheid, fysieke fitheid, goede conditie, fit blijven en een ideaal vrouwenlichaam. De geïnterviewde kinderen noemen drie redenen waarom zij niet bewegen en dit is als de kinderen moe zijn, pijn hebben of als er geen fijne speelomgeving is. Deze redenen komen minder overeen met de literatuur. Uit de literatuur passen alleen de redenen langdurige training en onveilige omgeving bij de geïnterviewde kinderen. Er zijn verschillende beweegredenen vanuit de literatuur die nog niet genoemd zijn. Deze niet genoemde beweegredenen zijn succes hebben, erkenning, ego, concurrentie, vaardigheden leren, competitie, winnen, sportieve vaardigheden en competitieve prikkeling. Belangrijke redenen om niet te bewegen die nog niet zijn genoemd, zijn veranderende interesses, bijbaantjes, drukke schoolloopbaan, gebrek aan plezier, geen uitdaging, gebrek aan spanning en opwinding, voordurende onderlinge vergelijking van prestatie en gebrek aan aansluiting, trainers, computer en tv, falen bij het leren van nieuwe vaardigheden en gebrek aan lichaamsbeweging,.
In het algemeen zijn er veel gelijkenissen in de beweegredenen uit de literatuur en de beweegredenen uit het onderzoek. Er zijn echter beweegredenen uit de literatuur die niet genoemd zijn in de interviews. Deze beweegredenen hebben met name te maken met competitie, concurrentie, vaardigheden en succes. Kinderen in Weert bewegen meer voor het plezier en sociale contacten. Dit verschil heeft er waarschijnlijk mee te maken dat de activiteiten die Punt Welzijn organiseert met name bedoeld zijn om plezier te beleven en sociale contacten te leggen. Bij deze activiteiten gaat het niet om presteren en winnen. Dit verschil in instelling zorgt voor het verschil in beweegredenen. Er is een groter verschil te zien in redenen om niet te bewegen. De geïnterviewde kinderen hebben moeite met het noemen van redenen waarom zij niet bewegen. In de literatuur zijn er echter veel redenen te vinden waarom kinderen niet bewegen. De kinderen die zijn geïnterviewd zijn nog jong en hebben dus nog geen bijbaantje of drukke schoolloopbaan. Deze redenen zijn daarom voor de geïnterviewde kinderen niet van toepassing. De redenen om niet te bewegen “gebrek aan plezier, geen uitdaging, gebrek aan spanning, opwinding, gebrek aan aansluiting, gebrek aan lichaamsbeweging” worden wel genoemd, maar niet ontkennend. Deze redenen zijn daarom ook niet relevant. Beweegredenen uit de literatuur die wel relevant zijn maar niet genoemd worden zijn falen, trainers, vergelijking en computer
40 Onderzoeksrapport: Het beweeggedrag van kinderen
en tv. De geïnterviewde kinderen zijn niet zo competitief ingesteld, maar bewegen meer voor hun plezier. Dit is de verklaring voor het feit dat het verschil dat trainers, vergelijking en falen niet als reden wordt genoemd. Een verrassend aspect is dat de computer en tv niet door de geïnterviewde kinderen worden genoemd.
6.1.3 Beweegbevordering Uit de literatuur blijkt dat bij de huidige activiteiten van de kinderen minder wordt bewogen dan vroeger. Dit komt door de komst van de spelcomputers, maar ook door een gebrek aan buitenspeelmogelijkheden. Uit de theorie blijkt hoe meer voorzieningen zoals sportfaciliteiten en speelterreinen aanwezig zijn, hoe meer kinderen bewegen (Kloeze, 2009). Om kinderen weer meer te laten bewegen, kun je de kinderen met verschillende activiteiten motiveren. In de theorie zijn er veel verschillende beweeginterventies bekend. Er zijn er echter maar weinig effectief gebleken. De overeenkomst tussen de effectieve interventies is dat het langdurige trajecten zijn waar meerdere onderwerpen aan bod komen. Deze effectieve interventies combineren theorie met praktijk, om kinderen bewust te maken van het belang van bewegen voor hun gezondheid. De interventies werken ook vaak met verschillende partijen samen.
In de gemeente Weert zijn er ook verschillende activiteiten om kinderen meer te laten bewegen. Deze activiteiten zijn echter niet bewezen effectief. De meeste activiteiten vinden gedurende een schooljaar wekelijks plaats en hebben dus een langdurig traject. De activiteiten zijn vrijblijvend en daarom doen niet altijd dezelfde kinderen mee. Hierdoor zullen de activiteiten niet voor alle kinderen effectief zijn. De activiteiten van Punt Welzijn richten zich wel alleen op de praktijk. Er komt geen theorieles aan bod in de activiteiten van Punt Welzijn. Het enige doel van Punt Welzijn is namelijk kinderen meer laten bewegen. Er komt geen bewustmaking in de activiteiten naar voren. Wel probeert Punt Welzijn samen te werken met verschillende partijen.
6.2 Praktische relevantie De praktische relevantie geeft de relatie tussen de resultaten en de doelstelling weer. De doelstelling in dit onderzoek is: het doen van aanbevelingen aan Punt Welzijn voor een oplossing van het probleem dat slechts 20% van de kinderen (Broek, 2010) van 4 tot 19 jaar in de gemeente Weert de Nederlandse Norm Gezond Bewegen (NNGB)* haalt, terwijl 82% van de kinderen (Broek, 2010) wel aan sport doet. Dit wordt gedaan door inzicht te geven in de knelpunten en mogelijke oplossingen voor het behalen van deze beweegnorm. Deze doelstelling is in de resultaten aan bod gekomen. In het onderzoek is er gekeken naar de knelpunten en mogelijk oplossingen voor dit probleem. Knelpunten: -
Kinderen weten niet dat bewegen meer is dan alleen sporten en dat buiten spelen en fietsen ook vormen van bewegen zijn.
-
Kinderen worden niet voldoende gemotiveerd om deel te nemen aan de activiteiten.
-
Kinderen laten zich gemakkelijk beïnvloeden door de keuze van hun vrienden.
-
Kinderen bewegen in de winter minder dan in de zomer.
41 Onderzoeksrapport: Het beweeggedrag van kinderen
Mogelijke oplossingen die medewerkers en kinderen aangeven: -
Op trendsporten inspelen.
-
Uitdagendere toestellen in de speeltuinen plaatsen.
-
Kinderen bewust maken van wat bewegen nu precies is.
-
Een betere samenwerking tussen alle betrokken partijen (scholen, sportverenigingen, gemeente Weert, GGD en Punt Welzijn) bevorderen
Deze beknopte weergave van de knelpunten en mogelijke oplossingen biedt Punt Welzijn handvatten tot verbetering. De organisatie weet nu waar de zwakke plekken zitten en wat er mogelijk gedaan kan worden. Punt Welzijn kan deze knelpunten en mogelijke oplossingen veranderen en verbeteren. Veel van deze knelpunten kunnen samengevoegd worden in één aanbeveling. Dat kinderen onvoldoende deelnemen aan de activiteiten, een betere samenwerking, beïnvloedbaar zijn door vrienden en niet zich bewust zijn van bewegen, kan met behulp van de docenten op de scholen worden verbeterd. De trendsporten en extra activiteiten in de winter hebben te maken met het huidige programma. Trendsporten en extra activiteiten in de winter kunnen toegevoegd worden aan het huidige programma. De uitdagendere toestellen kunnen met behulp van de trendsporten bepaald worden. Dit blijft echter toch een aparte aanbeveling en is niet samen te voegen met andere knelpunten of oplossingen. Hoe dit precies gedaan kan worden, staat beschreven in hoofdstuk 7: de aanbevelingen. Deze aanbevelingen zullen ervoor zorgen dat in de toekomst meer kinderen in de gemeente Weert de NNGB gaan halen.
6.3 Begrenzingen Om binnen een half jaar een succesvol onderzoek uit te kunnen voeren, moet het onderzoek afgebakend worden. Deze afbakening is nodig om het onderzoek vorm te geven. Deze afbakening zorgt echter ook voor begrenzingen van het onderzoek. Dit onderzoek moest plaatsvinden in vier maanden. Door deze afbakening in tijd kon niet de hele doelgroep van Punt Welzijn (kinderen 4 t/m 19 jaar) onderzocht worden. Het praktijkonderzoek is daardoor beperkt tot de groepen 6, 7 en 8. Dit is de leeftijdscategorie 9 t/m 12 jaar. De resultaten van het praktijkonderzoek gelden daarom ook niet voor alle kinderen in de gemeente Weert. Het praktijkonderzoek bestaat grotendeels uit het afnemen van interviews bij kinderen en werknemers. Een nadeel van het afnemen van interviews is dat kinderen en werknemers sociaal wenselijke antwoorden gaan geven. Er is daarom veel doorgevraagd om sociaal wenselijke antwoorden zoveel mogelijk te voorkomen. Als er in de interviews aan de kinderen wordt gevraagd of zij voldoende beweging krijgen, geven bijna alle kinderen aan dat zij voldoende beweging hebben. Bij deze vraag moet daarom specifiek doorgevraagd worden over wat zij dan dagelijks voor beweging hebben om er zeker van te zijn dat het geen sociaal wenselijk antwoord is. Door het doorvragen komt ook aan het licht dat kinderen niet precies weten wat bewegen is. De geïnterviewde kinderen associëren bewegen met sporten. De kinderen zijn zich er niet van bewust dat buiten spelen ook bewegen is. Dit kan een begrenzing zijn geweest bij de eerdere onderzoeken die zijn meegenomen in dit onderzoek.
42 Onderzoeksrapport: Het beweeggedrag van kinderen
De eerste empirische deelvraag: “Wat is er bekend over het behalen van de beweegnorm bij de kinderen van 4 tot 19 jaar in de gemeente Weert en hoe wordt deze gehaald?” wordt beantwoord met behulp van eerder uitgevoerde onderzoeken. Dit is een afbakening van het onderzoek. Door deze afbakening blijft er meer tijd over voor de andere deelvragen, maar door deze afbakening is alleen de informatie van eerder onderzoeken te gebruiken om de vraag te beantwoorden. Er zijn twee onderzoeken gebruikt als input bij deze deelvraag. Het eerste onderzoek van BOS-Impuls (Broek, 2010) doet alleen onderzoek naar de NNGB en doet geen onderzoek naar de andere beweegnormen, zoals de fitnorm of de combinorm. Dit is een begrenzing, omdat in het theoretisch kader wel verschillende beweegnormen zijn vergeleken. Het onderzoek geeft verder alleen aan of kinderen wel of niet voldoende bewegen, er is geen verdieping over wat voor beweging de kinderen hebben. Door deze beperking weet men niet hoe de beweegnorm wordt gehaald. Het onderzoeksrapport van Yannick Eggen (Eggen, 2010) doet onderzoek naar de vrijetijdsbesteding van kinderen. In dit onderzoek is echter alleen gekeken naar sporten en niet naar bewegen in zijn geheel. Buiten spelen, fietsen en andere beweegactiviteiten zijn niet meegenomen in dit onderzoek. In beide onderzoeken wordt buiten spelen niet specifiek genoemd, terwijl dit in het theoretische kader een belangrijk aspect van bewegen is. De begrenzingen in deze eerdere onderzoeken zorgen ook voor begrenzingen in dit onderzoek.
6.4 Vervolgonderzoek Om dit onderzoek verder uit te diepen zijn er twee suggesties voor vervolgonderzoek gedaan. Er zou een vervolgonderzoek kunnen komen naar de andere beweegnormen en er zou een onderzoek naar buiten spelen kunnen komen.
Bij het onderzoek naar de beweegnormen is het van belang dat men meer inzicht krijgt in het beweeggedrag. Er moet niet meer alleen gekeken worden naar de NNGB, maar ook naar de fitnorm en combinorm. Hierdoor krijg je een completer beeld van hoe de kinderen bewegen. Kinderen die bijvoorbeeld een sport beoefenen zullen eerder de fitnorm halen. Als kinderen iedere dag buiten spelen, zullen zij eerder de NNGB halen. Het zou daarom goed zijn om in de gemeente Weert naar meerdere normen te bekijken en zo een breder beeld te krijgen.
Uit dit onderzoek is gebleken dat buiten spelen heel belangrijk kan zijn in de ontwikkeling van het beweeggedrag van een kind. Kinderen zijn zich er ook niet van bewust dat buiten spelen als bewegen wordt gezien. Kinderen doen dit gewoon voor hun plezier, maar dit is wel heel goed voor ze. Buiten spelen wordt in de meeste onderzoeken onderschat en daarom zou het goed zijn om een onderzoek te doen naar het buitenspeelgedrag van kinderen in de gemeente Weert. Punt Welzijn zou hier met activiteiten dan weer hun voordeel mee kunnen doen.
43 Onderzoeksrapport: Het beweeggedrag van kinderen
Hoofdstuk 7: Aanbevelingen In de conclusie (hoofdstuk 5) en de praktische relevantie (hoofdstuk 6) zijn al knelpunten en mogelijke oplossingen van medewerkers en kinderen naar voren gekomen. Deze hoofdstukken gelden als basis voor de concrete aanbevelingen die in dit hoofdstuk aan Punt Welzijn worden gegeven.
De aanbevelingen:
1. Scholen erbij betrekken De scholen in de gemeente Weert aansporen tot het motiveren van kinderen om deel te nemen aan de activiteiten van Punt Welzijn. Dit kan bereikt worden doordat: o
De docenten op de scholen in de gemeente Weert de kinderen in de klas informeren over de activiteiten van Punt Welzijn. De docenten kunnen de leerlingen motiveren om deel te nemen aan de activiteiten. Dit kan dan de dag voor de activiteit gebeuren zodat de kinderen hun ouders kunnen inlichten. Kinderen geven tijdens de interviews aan dat het voor hen heel belangrijk is dat hun vrienden ook deelnemen aan de activiteiten. Indien de vrienden niet meedoen vinden zij het ook niet leuk. Door de kinderen in de klas al te benaderen kunnen kinderen samen met hun vrienden besluiten om wel te gaan, dit is positief.
o
De begeleiders van de activiteiten kunnen in overleg met de scholen, de kinderen op school ophalen voor de activiteiten. Op deze manier is het voor kinderen nog eenvoudiger om deel te nemen. Kinderen daadwerkelijk meenemen en aanspreken activeert de kinderen meer dan alleen een flyer. De kinderen worden door de docenten de dag voor de activiteit overgehaald om deel te nemen en de dag van de activiteiten komen de begeleiders de kinderen halen.
o
De docenten kunnen tijdens één les in de maand extra aandacht besteden aan wat bewegen nu is en waarom het gezond is. Bij deze les kan een medewerker van Punt Welzijn langskomen om extra informatie te geven. Dit zou kunnen gebeuren met behulp van een PowerPoint presentatie. Kinderen denken nu vaak dat bewegen hetzelfde is als sporten, maar buiten spelen, fietsen en lopen zijn ook vormen van bewegen. Als kinderen zich hier bewust van zijn, wordt waarschijnlijk de NNGB eerder gehaald.
2. De activiteiten De activiteiten die Punt Welzijn voor de basisscholen organiseert (KidsSportClub, ServiSport, Urban Sport Tour Weert en Sport na School) moeten vooral voortgezet worden, want deze activiteiten hebben een hoog deelnemersaantal. Er kunnen wel extra toevoegingen worden gedaan aan het programma. o
Deze huidige activiteiten lopen goed (ruim voldoende aantal deelnemers) en kinderen zijn zich bewust van de activiteiten. Dit moet vooral zo doorgezet worden. Als de
44 Onderzoeksrapport: Het beweeggedrag van kinderen
kinderen op school extra gemotiveerd worden om te gaan (zie aanbeveling 1), zullen de activiteiten nog beter lopen en kunnen er meer kinderen bereikt worden. o
In de winter extra binnenactiviteiten organiseren. Dit kan bijvoorbeeld een gratis gymles na school zijn, zoals bij Sport na School. In de winter ligt het percentage kinderen dat de NNGB haalt lager dan in de zomer omdat kinderen in de winter minder buiten spelen. Om de NNGB gelijk te trekken over het hele jaar, kunnen er in de winter extra binnenactiviteiten georganiseerd worden.
o
Trendsporten
in
de
huidige
activiteiten
betrekken.
Deze
trendsporten
zijn
pannavoetbal, BMX-fietsen, free-running en waveboarden. Als BMX-fietsen en waveboarden in de activiteiten zouden worden betrokken vergt dit extra geld. Een waveboard kost 19,95 euro per stuk en een BMX-fiets meer dan 100 euro per stuk. Er zijn BMX verenigingen in Limburg, maar alle leden hebben eigen materialen aangeschaft. Van de clubs kan dus niks geleend worden. Free-running en pannavoetbal zijn betaalbare sporten. Voor freerunning kun je materiaal uit een gymzaal of de natuur gebruiken. Bij pannavoetbal heeft men alleen een bal nodig. Deze twee zijn wellicht eenvoudig in te passen in het huidige programma. Deze nieuwe sporten maken de kinderen waarschijnlijk nieuwsgierig en de kinderen worden misschien meer geactiveerd om deel te nemen.
3. Uitdagendere toestellen De kinderen geven ook aan dat zij uitdagendere toestellen in de speeltuinen willen. Dit kan wellicht in combinatie met de trendsporten. De gemeente kan kijken wat de kinderen aanspreekt, zoals een BMX-baan, een skatebaan of freerunning hindernissen. Hierdoor worden oudere kinderen ook uitgedaagd in de speeltuinen. De bouw van een BMX-baan of skatebaan is echter wel erg kostbaar. Als er één onderdeel van een skatebaan of BMX-baan of één freerun toestel wordt geplaatst, dan is dit meer betaalbaar. Hier zal een offerte voor opgevraagd moeten worden. Het is aan de gemeente om hier een beslissing in te nemen en wellicht kan Punt Welzijn hierin adviseren.
45 Onderzoeksrapport: Het beweeggedrag van kinderen
Literatuurlijst Artikelen en boeken: Aalderen, H. (1991) Toekomst oriëntatie, activiteiten met Turkse en Marokkaanse meisjes. Den Haag; Stichting VSP-Welzijn Buro Welzijnscoördinatie OVB Baar, P. (1996) Sportuitval bij het jongensturnen – een belevingsonderzoek naar oorzaken en achtergronden. In Jeugdsport en beleid. Houten; Bohn Stafleu van Loghum Baarde, D.B., Goede, M.P.M. de, Teunissen, J. (2005) Basisboek kwalitatief onderzoek. Wolters-Noordhoff bv Groningen/Houten Both, K. (2005) Hoe gaan de kinderen naar school? Mensen-kinderen Both, K. (2005) Kinderen in beweging. De wereld van het jonge kind Broek, J. van de (2010) BOS-Impuls 2-meting. Punt Welzijn Bernaards, C. (2010) Bewegen in Nederland 2000-2010. TNO Breedveld, K. (2001) Gezond bewegen vanuit tijdsbestedingperspectief. Trendrapport bewegen en gezondheid Broek, J. van de (2010) BOS-Impuls 2-meting. Punt Welzijn Brug, J., Schaalma, H., Kok, G., Meertens, R.M., Molen, H.T. van der (2007). Gezondheidsvoorlichting en gedragsverandering. Een planmatige aanpak. Assen: Van Gorcum Buisman, A., Middelkamp, J. (2001) Jeugdsport, een verhaal apart. Maarssen; Elsevier gezondheidszorg Buisman, A. (2002) Jeugdsport en fair play in het Nederlandse sportbeleid van de jaren negentig. Amsterdam; Uitgeverij SWP Bulk-Bunschoten, A.M.W., Renders, C.M., Leerdam, F.J.M. van, Hirasing, R.A., (2005) Overbruggingsplan voor kinderen met overgewicht: methode voor individuele primaire en secundaire preventie in de jeugdgezondheidszorg. JGZ CBS (2010) Demografische kerncijfers per gemeente 2010. CBS Colijn, J., Kok, R. (2007) Sport marketing. Amsterdam: Pearson Eduction Benelux Doorewaard, H., Verschuren, P. (2007) Het ontwerpen van een onderzoek. Boom Lemma uitgevers Den Haag Eggen, Y. (2010) Onderzoeksrapport. Punt Welzijn Elling, A. (2001) Sport verbroedert, praktijk of mythe. Arnhem; NOC*NSF Elling, A., Knop, P. de (2006) Sport en etniciteit. In: Sportsociologie. Het spel en de spelers. Maarssen; Elsevier gezondheidszorg Greef, M de (2009) Het belang van bewegen voor onze gezondheid. Centrum Bewegingswetenschappen Rijksuniversiteit Groningen Groot, F de, Sluijs, N van der (2008) Zo maak je een… Marketingplan. Noordhoff Uitgevers Hoyng, J., Knop, P. de (2006) De sociale functies en betekenissen van sport. In: de sportsociologie. Het spel en de spelers. Maarssen; Elsevier gezondheidszorg
46 Onderzoeksrapport: Het beweeggedrag van kinderen
Hulshof, J. (2001) De kloof verkleinen: theorie en praktijk van de strijd tegen sociaaleconomische gezondheidsverschillen. Assen: Van Gorcum Kloeze, E. (2009) Het gewicht en de conditie van jonge kinderen gerelateerd aan voeding, beweging en slaap. Universiteit Twente Knop, P. de, Theeboom, M., Verlinden, T., Puymbroeck, L. van (1996) Onder de sluier. Islamitische migrantenmeisjes over sport. In: jeugdsport en bleid. Houten; Bohn Stafleu van Loghum Martlear, K. de, Knop, P. de (1998) de jeugdgerichtheid van de sport. In: waarden en normen in de sport, Houten/Diegem: Bohn Stafleu van Loghum. Martelaer, K. de, Bertels, J. (2009) Beweging en voeding. Fundamenten van een gezonde levensstijl bij de schoolgaande jeugd. Flin Graphic Group, Oostkamp NASB (2010) Interventieoverzicht 2009/2010. NASB Ooms, L., Veenhof C. (2008) Evaluatie van kansrijke interventies om lichaamsbeweging in de bevolking te bevorderen. Nivel Pannen, S.H. (2008) Wat beweegt allochtone meisjes? Universiteit Utrecht Sassen, B. (2001). Gezondheidsvoorlichting voor paramedici. Elsevier gezondheidszorg. Maarssen. Scheerder, J., Theeboom, M., Bergh, K. van den, Knop, P. de (2006) Verbroedert sport? Over sport en sociale cohesie. In: de sportsociologie. Het spel en de spelers. Maarssen; Elsevier gezondheidszorg Sluis, M. van der (2010) Lekker sporten. Zo motiveer je jezelf om te gaan en te blijven sporten. USC. Vries, S.I. de, Bakker, I., Overbeek, K. van, Boer, N.D., Hopman-Rock, M. (2005) kinderen in prioriteitswijken: lichamelijk (in)activiteit en overgewicht. TNO rapport jeugd, preventie en bewegen Westerveld, W. (2010) FC Twente, scoren in de wijk. Universiteit Utrecht Wieringen, J.C.M. van (2009) Standpunt beweegstimulering door de jeugdgezondheidszorg. RIVM
Internet NCJ (2009) Standpunt beweegstimulering door de jeugdgezondheidszorg. Opgevraagd op 28 december 2011 en afkomstig van http://www.ncj.nl/bibliotheek/richtlijnen/details/74/standpuntbeweegstimulering-door-de-jeugdgezondheidszorg Punt Welzijn (2011) Algemeen. Opgevraagd op 31 augustus 2011 en afkomstig van http://www.puntwelzijn.nl
47 Onderzoeksrapport: Het beweeggedrag van kinderen
Bijlagen Bijlage 1: Topic List Topic list voor de kinderen E2: Wat zijn motieven voor kinderen van 4 tot 19 jaar in de gemeente Weert om wel of niet te bewegen en/of sporten? -
Motieven om wel te bewegen o
-
A, S, E, B (ASE-model)
Motieven om niet te bewegen o
A, S, E, B (ASE-model)
-
Sport
-
Buiten spelen
-
Bewegen in het weekend
-
Bewegen op weekdagen
-
Vervoer (van en naar school, van en naar sportverenigingen, etc.)
E4: Hoe ervaren de kinderen en hun ouders de kwaliteit van de huidige beweegbevordering in de gemeente Weert? -
Bekendheid huidige beweegbevorderingsactiviteiten
-
Kwaliteit van huidige beweegbevorderingsactiviteiten
-
o
Voorbeelden negatieve ervaring
o
Voorbeeld positieve ervaring
Beweegbevordering in de omgeving o
-
Sportvelden, speeltuinen, etc.
Fietsen of lopen naar school gemotiveerd?
E5: Wat zou er nog toegevoegd kunnen worden aan de beweegbevordering van de kinderen in de gemeente Weert? -
Beweegbevorderingsactiviteiten
-
Beweegbevordering in de omgeving
-
Beweegbevordering per organisatie o
Gemeente Weert
o
Punt Welzijn Weert
o
Scholen
o
Sportverenigingen
48 Onderzoeksrapport: Het beweeggedrag van kinderen
Topic list voor medewerkers E3: Wat wordt er momenteel gedaan aan bewegingsbevordering voor kinderen in de gemeente Weert? -
Beweegbevorderingsactiviteiten o
Punt Welzijn: KidsSportClub, Servisport, Urban Sport Tour Weert, Sport4all en Sport Na School
-
o
Scholen?
o
Sportverenigingen?
o
Gemeente Weert?
o
Positieve en negatieve effecten/voorbeelden
Beweegbevordering in de omgeving o
Sportterreinen, speeltuinen, fietspaden, etc.
E5: Wat zou er nog toegevoegd kunnen worden aan de beweegbevordering van de kinderen in de gemeente Weert? -
Beweegbevorderingsactiviteiten
-
Beweegbevordering in de omgeving
-
Beweegbevordering per organisatie o
Gemeente Weert
o
Punt Welzijn Weert
o
Scholen
49 Onderzoeksrapport: Het beweeggedrag van kinderen
Bijlage 2: Uitgeschreven interviews Interview Medewerker 1: E3: Wat wordt er momenteel gedaan aan bewegingsbevordering voor kinderen in de gemeente Weert? -
Beweegbevorderingsactiviteiten o
Punt Welzijn:
Alle activiteiten zijn voor basisscholen. Alleen Sport4all is voor het voorgezet onderwijs.
KidsSportClub,
Dit is een soort leuke gymles. Het doel is kinderen in achterstandswijken goedkoop sporten aan te bieden. Het moet een laagdrempelige activiteit zijn. De kinderen moeten het symbolische bedrag van 1 euro betalen. Dit jaar zijn er 15 tot 20 deelnemers en dit is goed. Een nadeel aan deze activiteit is het beschikbare materiaal. Soms zijn niet de gewenste spullen voorhanden en dit maakt het lastig voor de docent.
Servisport,
Deze activiteit vindt plaats op de serviliusstraat, vandaar de naam. Het is een gratis activiteit die buiten op een grasveld bij een speeltuintje plaatsvindt. Het is buiten en daardoor heel vrijblijvend. Het doel is het gebruik van het grasveld bevorderen. Deze activiteit richt zich op buiten spelen. De activiteit loopt goed, er zijn momenteel 15 tot 20 deelnemers. Hier zou nog meer samenwerking met de volleybalverenigingen kunnen zijn. Nadelen van deze activiteit zijn ook de beperkte materialen, dat het heel vrijblijvend is en kinderen gewoon weg kunnen lopen als ze het niet leuk vinden. Dat de activiteit buiten plaatsvindt is ook een nadeel; hierdoor ben je ook afhankelijk van het weer en alle omstandigheden.
Urban Sport Tour Weert,
Urban Sport Tour Weert is twee uur gratis sporten. Deze activiteit gaat ook naar de omliggende dorpen. Deze activiteit is iedere keer op een andere locatie. In deze activiteit worden de populaire sporten aangeboden. Het aanbod wordt ook aangepast aan de locatie. Deze activiteit vindt met minder regelmaat plaats en is daarom specialer voor de kinderen. Nadeel is dat er altijd opnieuw gecommuniceerd moet worden over deze activiteit en dat kinderen steeds opnieuw moeten worden overgehaald om deel te nemen.
Sport4all
Is een sportstimuleringsproject voor het voorgezet onderwijs. Er wordt dan een uur in de week gesport. Voor de jongens is dit altijd voetbal en voor de meisjes wisselt het programma. Deze activiteit is net als alle andere heel
50 Onderzoeksrapport: Het beweeggedrag van kinderen
laagdrempelig en makkelijk om bij in te stappen. De activiteit heeft echter dit jaar geen enkele deelnemer en moet dus even opnieuw aangepakt worden. Daar gaan we nog tijd voor maken. Nadeel van deze activiteit is dat het een lastige doelgroep is. De jongeren zijn lastig te bereiken en dat maakt het moeiljk.
Sport Na School
Voor 55 euro kunnen kinderen dan verschillende sporten proberen. Iedere week vindt dit een uur plaats. Dit jaar zijn er minder deelnemers dan andere jaren. Dit jaar zijn er 10 tot 20 deelnemers. Het is lastig communiceren over deze activiteit. Een nadeel is dat het moeilijk is om deze activiteit op niveau aan te bieden. Er zou inderdaad meer differentiatie mogen zijn.
o
o
Scholen?
Zetten vakleerkrachten in
Organiseren sportdagen
Doen mee aan de sportweek
Op het dal doen ze tussenschoolse sport.
Sportverenigingen?
Bieden communicatiefunctionarissen of vrijwilligers aan
Hebben geen personeel of geld
Een samenwerking met elkaar op het gebied van bijv. accommodatie zou handig zijn.
o
Gemeente Weert?
o
Dat is de beleidsbepaler en die maakt op het moment heel kritische keuzes op het gebied van geld en sport.
-
Beweegbevordering in de omgeving o
Sportterreinen, speeltuinen en fietspaden
o
Er is op het moment een heel mooie infrastructuur op het gebied van accommodaties voor de sport. Het doel van Weert is ook om jonge gezinnen naar de gemeente te trekken en dan is dit wel slim.
o
Speeltuinen zouden beter gebruikt kunnen worden. Hier speelt Servisport mooi op in.
E5: Wat zou er nog toegevoegd kunnen worden aan de beweegbevordering van de kinderen in de gemeente Weert? o
De skatebaan is weggehaald en dat is wel heel jammer. Die mis je nu wel. Ik zou nu opnieuw een skatebaan bouwen. Of iets wat inspeelt op de trendsporten. Bijvoorbeeld een freeruntoestel.
51 Onderzoeksrapport: Het beweeggedrag van kinderen
Interview Medewerker 2: E3: Wat wordt er momenteel gedaan aan bewegingsbevordering voor kinderen in de gemeente Weert? -
Beweegbevorderingsactiviteiten o
Punt Welzijn:
KidsSportClub,
Het verschilt per jaar hoe goed een activiteit loopt. Het doel dit jaar is dat er 12 kinderen aan meedoen. Het is een laagdrempelige activiteit. De docent die deze activiteit leidt is zich goed bewust van de doelen van de activiteit. Zo wil men de achterstanden bij kinderen wegwerken. Dit kunnen sociale en motorisch achterstanden zijn.
Servisport,
Het doel hier is 15 deelnemers. Dit is de meest laagdrempelige activiteit van allemaal. De activiteit is ook buiten. Het weer beïnvloedt de activiteit daarom heel erg. Debbie leidt deze activiteit en is eveneens combinatiefunctionaris op de nabijgelegen school. Ze ziet de kinderen dus ook op school en kan ze hierdoor makkelijker activeren om deel te nemen. Het is een heel divers aanbod. In Weert is zo’n 10% van de bevolking allochtoon, maar bij de activiteiten van ons is zo’n 50% van de deelnemers allochtoon. Bij Servisport is dit extreem hoog. Bij deze activiteit is zo’n 90% allochtoon. Er doen zoveel allochtonen aan mee omdat het een laagdrempelige activiteit is. Nadeel is dat kinderen gewoon in en uit kunnen lopen. Dit maakt het soms rommelig.
Urban Sport Tour Weert,
Dit is wederom een laagdrempelige activiteit. Het is een uitdagende activiteit met een divers aanbod. Het is een heel wisselende activiteit omdat het telkens van plaats wisselt en het is ook afhankelijk van het weer. Op deze activiteit komen ook iedere keer andere kinderen af. Nadeel is dat de activiteit buiten is en het een heel dure activiteit is.
Sport4all
Deze activiteit loopt heel wisselend, maar volgens mij loopt het voetbal onderdeel wel heel goed. Het is echter een heel lastige doelgroep. De doelgroep is lastig te bereiken en hierdoor ook lastig te activeren.
Sport Na School
Deze loopt dit jaar iets lastiger. Hij zit dit jaar niet helemaal vol. Het concept van deze activiteit is echter heel goed. Wel zouden er meer nieuwe sporten in mogen. Bijvoorbeeld een traditioneel programma en een trendsportprogramma.
52 Onderzoeksrapport: Het beweeggedrag van kinderen
o
Scholen?
De scholen huren combinatiefunctionarissen in. De scholen delen de folders van de activiteiten van Punt Welzijn uit. Een aantal scholen werkt ook samen met de GGD in een project omtrent een gezonde leefstijl, maar dit zou nog meer mogen gebeuren.
o
Sportverenigingen?
Sport en vereniging. De atletiek is een vereniging die heel ver is op dit gebied. De atletiekvereniging werkt samen met verschillende parijen en wil dit nog verbreden. De nieuwe locatie wordt optimaal gebruikt. Het is ook de uitgelezen club om dit te doen en dat doen ze ook.
o
Gemeente Weert?
De gemeente gaat over het accommodatiebeleid. Verenigingen mogen voor een zeer laag tarief de zaal huren. Het tarief is veel lager dan in andere gemeentes. Verder zijn er veel subsidies: jeugdlidmaatschapsubsidie, topsportsubsidie,
impulsregeling,
exploitatiekorting,
kadertrainingsubsidie
(50% korting). Verder bouwt ze mooie accommodaties, maar ze denkt alleen in sportmiddelen. Dit is allemaal grijs geld. De gemeente houdt zich niet bezig met de menskracht die de sport draaiende moeten houden en dit is een gemiste kans. -
Beweegbevordering in de omgeving o
Sportterreinen, speeltuinen en fietspaden
o
Er wordt goed over de speelmogelijkheden nagedacht. Deze speelmogelijkheden worden zo sportief mogelijk gemaakt. Zo komt er ook een school met een nieuwe speelplaats. Dit wordt ook een sportieve speelplaats waar kinderen voor en na school kunnen sporten.
E5: Wat zou er nog toegevoegd kunnen worden aan de beweegbevordering van kinderen in de gemeente Weert? o
Een belangrijke toevoeging is een zak met geld. Meer geld zou altijd welkom zijn in de beweegbevordering. Geen geld werkt remmend. Verder zou er ook meer samenwerking mogen komen met onder andere de GGD. Verder zouden de trendsporten ook een mooie toevoeging kunnen zijn.
Interview kind 1: E2: Wat zijn motieven voor kinderen van 4 tot 19 jaar in de gemeente Weert om wel of niet te bewegen en/of sporten? -
Motieven om wel te bewegen o
Ik hou van buiten spelen. Vooral met mooi weer. Ik speel het liefst buiten met mijn vriendinnen in de speeltuin. Ik vind het niet leuk om alleen te spelen.
-
Motieven om niet te bewegen o
Soms beweeg ik niet, omdat ik liever binnen speel
53 Onderzoeksrapport: Het beweeggedrag van kinderen
-
Sport o
Ik deed dansen en ballet, maar nu niks meer. Ik vond het een beetje saai. Maar mijn moeder vindt het belangrijk dat ik snel een nieuwe sport vind.
-
Buiten spelen o
Ik speel heel graag buiten en vaak. Ik doe ook het liefste buiten spelen tenzij ik niemand heb om te spelen, dan speel ik liever binnen.
-
Bewegen in het weekend o
-
In het weekend doen we veel leuke dingen, maar ik weet niet precies wat.
Vervoer (van en naar school, van en naar sportverenigingen, etc.) o
Ik ga soms met de auto en soms met de fiets met mijn vader, omdat ik een drukke straat over moet steken en het ver weg is van alles..
E4: Hoe ervaren de kinderen en hun ouders de kwaliteit van de huidige beweegbevordering in de gemeente Weert? -
Bekendheid huidige beweegbevorderingsactiviteiten o
-
-
Ja, ik ken de activiteiten
Kwaliteit van huidige beweegbevorderingsactiviteiten o
Voorbeelden negatieve ervaring
o
Voetbal vind ik niet zo leuk.
o
Voorbeeld positieve ervaring
o
Ik heb vaak meegedaan, want ik vond het leuk. Ik vind hockey vooral leuk.
Beweegbevordering in de omgeving o
In mijn straat rijden weinig auto’s dus het is wel veilig
E5: Wat zou er nog toegevoegd kunnen worden aan de beweegbevordering van de kinderen in de gemeente Weert? -
Beweegbevorderingsactiviteiten o
Ik zou graag trefballen, dat vind ik leuk. En turnen en badminton vind ik ook leuk. Eigenlijk vind ik alle sporten wel leuk, behalve voetbal.
-
Beweegbevordering in de omgeving o
-
Weet ik niet
Beweegbevordering per organisatie o
Weet ik niet
Interview kind 2: E2: Wat zijn motieven voor kinderen van 4 tot 19 jaar in de gemeente Weert om wel of niet te bewegen en/of sporten? -
Motieven om wel te bewegen o
-
Omdat ik het leuk vind
Motieven om niet te bewegen o
Omdat ik soms moe ben
54 Onderzoeksrapport: Het beweeggedrag van kinderen
-
Sport o
Ik doe tai boksen drie keer in de week. Ik ga ook iedere dag met de fiets overal heen. Dus ik beweeg best veel.
-
Buiten spelen o
Ja, ik doe veel buiten spelen op straat. Ik woon in een rustige straat en er liggen twee speeltuinen in de buurt, maar daar mag ik van mijn ouders niet heen omdat ze dat toch te ver vinden. Maar ik kan fijn in de straat spelen.
o
Ik doe eigenlijk het liefste tv kijken, maar als er niks op is doe ik het liefste buiten spelen. En dan speel ik het liefste buiten met de buren.
-
Bewegen in het weekend o
-
Bewegen door de weeks o
-
In het weekend doe ik minder bewegen dan doordeweeks.
Doordeweeks doe ik namelijk sporten en buiten spelen en in het weekend niet.
Vervoer (van en naar school, van en naar sportverenigingen, etc.) o
Ik ga overal met de fiets heen. Alleen als het ver is gaan we met de auto.
E4: Hoe ervaren de kinderen en hun ouders de kwaliteit van de huidige beweegbevordering in de gemeente Weert? -
Bekendheid huidige beweegbevorderingsactiviteiten o
-
-
Ja, ik ken die activiteiten
Kwaliteit van huidige beweegbevorderingsactiviteiten o
Voorbeelden negatieve ervaring
o
Ik heb er nog nooit aan meegedaan omdat mijn moeder het niet goed vindt.
Beweegbevordering in de omgeving o
Ik woon in een rustige, veilige straat..
E5: Wat zou er nog toegevoegd kunnen worden aan de beweegbevordering van de kinderen in de gemeente Weert? -
Beweegbevorderingsactiviteiten o
Ik zou een voetbalkamp leuk vinden. Ik zou eigenlijk alle sporten wel leuk vinden, als anderen maar ook gaan. Als mijn vrienden gaan ga ik ook.
Interview kind 3: E2: Wat zijn motieven voor kinderen van 4 tot 19 jaar in de gemeente Weert om wel of niet te bewegen en/of sporten? -
Motieven om wel te bewegen o
Ik sport heel veel en doe ook wel buiten spelen. Dit doe ik omdat ik het leuk vind. Buiten doe ik vooral spelletjes met mijn vriendinnen.
-
Motieven om niet te bewegen o
-
Omdat je snel valt
Sport o
Ik doe nu turnen dat doe ik drie keer in de week en ik ben tweede van Limburg.
55 Onderzoeksrapport: Het beweeggedrag van kinderen
-
Buiten spelen o
Ik doe het liefst buiten spelen, omdat je daar dingen mag doen die je binnen niet mag. Buiten kan je veel meer. Mijn vriendinnen en ik weten altijd leuke spelletjes, zoals buskruit. Ik doe ook het liefste buiten spelen
-
Bewegen in het weekend o
-
Bewegen door de weeks o
-
-
Ik doe iedere dag in de pauze spelen en buiten spelen met vriendinnen.
Vervoer (van en naar school, van en naar sportverenigingen, etc.) o
Ik ga meestal lopend naar school en soms met de auto als mama te laat is of als het regent.
E4: Hoe ervaren de kinderen en hun ouders de kwaliteit van de huidige beweegbevordering in de gemeente Weert? -
Bekendheid huidige beweegbevorderingsactiviteiten o
-
Ja, ik ken ze.
Kwaliteit van huidige beweegbevorderingsactiviteiten o
Voorbeeld positieve ervaring
o
Ik vind het meestal wel leuk, maar ik kan vaak niet omdat ik wat anders heb, maar ik vind het wel leuk. Zou vaker willen gaan.
-
Beweegbevordering in de omgeving o
Ik speel soms in de speeltuin, maar meestal op straat. Het is een rustige straat.
E5: Wat zou er nog toegevoegd kunnen worden aan de beweegbevordering van de kinderen in de gemeente Weert? -
Beweegbevorderingsactiviteiten o
-
Weet ik niet
Beweegbevordering in de omgeving o
Ik zou leukere toestellen in de speeltuin willen. Er zijn nu geen toestellen die leuk zijn voor ons. Ik zou meer voor onze leeftijd willen. Wat er nu staat is allemaal voor kleine kinderen.
Interview kind 4: E2: Wat zijn motieven voor kinderen van 4 tot 19 jaar in de gemeente Weert om wel of niet te bewegen en/of sporten? -
Motieven om wel te bewegen o
Ik vind het leuk. Ik vind het vooral leuk om met andere te spelen. En het is goed voor mijn lijf..
-
Motieven om niet te bewegen o
-
Soms ben ik moe of ik voel me niet lekker
Sport o
Ik voetbal twee keer in de week
56 Onderzoeksrapport: Het beweeggedrag van kinderen
-
Buiten spelen o
Vroeger speelde ik wel veel buiten, maar nu wonen de kinderen uit mijn klas ver weg en daarom speel ik niet zoveel meer buiten. Ik vind het wel heel leuk om in de tuin te spelen.
-
Bewegen in het weekend o
Ja, ik het weekend doe ik meer bewegen. Dan gaan we bijvoorbeeld ook naar de kinderboerderij.
-
Bewegen door de weeks o
-
Ik beweeg wel voldoende. Doe voetbal
Vervoer (van en naar school, van en naar sportverenigingen, etc.) o
Ik ga overal met de fiets heen. Heb dat eerst met mijn vader geoefend en nu kan ik dat alleen. Mijn ouders vinden het belangrijk dat ik veel doe bewegen.
E4: Hoe ervaren de kinderen en hun ouders de kwaliteit van de huidige beweegbevordering in de gemeente Weert? -
Bekendheid huidige beweegbevorderingsactiviteiten o
-
Nee, ik ken de activiteiten niet
Kwaliteit van huidige beweegbevorderingsactiviteiten o
Voorbeeld positieve ervaring
o
Oh ik ken wel dat kussending (boardingvoetbal). Dat lijkt me wel heel leuk, maar heb nog nooit meegedaan.
-
Beweegbevordering in de omgeving o
Ik woon bij een drukke weg dus ik speel meestal in de tuin.
E5: Wat zou er nog toegevoegd kunnen worden aan de beweegbevordering van de kinderen in de gemeente Weert? -
Beweegbevorderingsactiviteiten o
Dat boardingvoetbal, en ik vind lopen en rennen heel leuk. En de Laar voetbaldagen zijn ook leuk. En move skills is leuk. Badminton lijkt me ook wel een leuke sport.
-
Beweegbevordering in de omgeving o
Meer leuke toestellen, zoals bijvoorbeeld zo’n voetbalding met twee daten en dan kun je daar op mikken. Maar is wel leuker als daar ook anderen spelen.
Interview kind 5: E2: Wat zijn motieven voor kinderen van 4 tot 19 jaar in de gemeente Weert om wel of niet te bewegen en/of sporten? -
Motieven om wel te bewegen o
Omdat ik het leuk vind. Ik vind het leuk om met vrienden te bewegen. Toch vind ik het leukste om met de lego te spelen.
-
Motieven om niet te bewegen o
Soms ben ik ziek en verkouden en dan vind ik het niet leuk. En als het regent vind ik het ook niet leuk, maar met een beetje regen ga ik nog wel buiten spelen.
57 Onderzoeksrapport: Het beweeggedrag van kinderen
-
Sport o
-
Ik doe hockey en twee keer in de week.
Buiten spelen o
Bij mij wonen al mijn vrienden in de buurt dus is het leuk om dan met zijn allen buiten te spelen. Dan gaan we met alle vriendjes ergens heen.
-
Bewegen in het weekend o
-
In het weekend heb ik geen tijd om te bewegen.
Bewegen door de weeks o
Door de weeks speel ik veel buiten, want dan zijn we vaak bij de oppas en daar kan je goed buiten spelen.
-
Vervoer (van en naar school, van en naar sportverenigingen, etc.) o
Ik ga lopend naar school en met de auto naar de hockey, omdat dat ver weg is.
E4: Hoe ervaren de kinderen en hun ouders de kwaliteit van de huidige beweegbevordering in de gemeente Weert? -
Bekendheid huidige beweegbevorderingsactiviteiten o
-
Ken het wel.
Kwaliteit van huidige beweegbevorderingsactiviteiten o
Voorbeelden negatieve ervaring
o
Heb nog niet meegedaan. Ik ben niet zo van de activiteiten dingen. Ik doe liever vrij spelen. Ik vind het niet leuk als het georganiseerd is. Ik doe liever zelf met mijn vrienden spelen.
-
Beweegbevordering in de omgeving o
Ik woon ik een veilige straat met een speeltuintje
E5: Wat zou er nog toegevoegd kunnen worden aan de beweegbevordering van de kinderen in de gemeente Weert? -
Beweegbevorderingsactiviteiten o
-
Een voetbaldag
Beweegbevordering in de omgeving o
Hoeft niks te veranderen; is goed zo
Interview kind 6: E2: Wat zijn motieven voor kinderen van 4 tot 19 jaar in de gemeente Weert om wel of niet te bewegen en/of sporten? -
Motieven om wel te bewegen o
Ik vind bewegen leuk, omdat je dan andere kinderen leert kennen. Het is leuk om met andere kinderen te spelen
-
Motieven om niet te bewegen o
-
Als je pijn hebt. Of als er niemand is om met je te spelen.
Sport o
Ik doe nu zwemmen een keer in de week.
58 Onderzoeksrapport: Het beweeggedrag van kinderen
-
Buiten spelen o
We gaan altijd buiten naar het speeltuintje, maar daar doen we meer kletsen dan spelen. We spelen wel vaker het spelletje buskruit. Ik doe ook het liefste buiten spelen of tekenen.
-
Bewegen in het weekend o
Ik het weekend doe ik veel buiten spelen. Met goed weer gaan we ook wel eens wandelen
-
Bewegen door de weeks o
Door de weeks doe ik vooral zwemmen. Van mijn ouders moet ik wel eerst bewegen en dan pas achter de computer.
-
Vervoer (van en naar school, van en naar sportverenigingen, etc.) o
Ik ga het liefst overal met de fiets heen, want dat vind ik leuk. Alleen als het ver weg is gaan we met de auto
E4: Hoe ervaren de kinderen en hun ouders de kwaliteit van de huidige beweegbevordering in de gemeente Weert? -
Bekendheid huidige beweegbevorderingsactiviteiten o
-
Ik ken alleen sport na school.
Kwaliteit van huidige beweegbevorderingsactiviteiten o
Voorbeeld positieve ervaring
o
Het leek me wel leuk, maar het was op de dagen dat mijn ouders moesten werken dus kon ik niet meedoen.
-
Beweegbevordering in de omgeving o
We gaan vaak na school in de voetbalkooi spelen. Maar eigenlijk kunnen we overal wel goed spelen.
E5: Wat zou er nog toegevoegd kunnen worden aan de beweegbevordering van de kinderen in de gemeente Weert? -
Beweegbevordering in de omgeving o
Een speeltuintje voor oudere kinderen. Dat het voor ons ook leuk is. Bijvoorbeeld een klimding lijkt mij wel leuk.
Interview kind 7: E2: Wat zijn motieven voor kinderen van 4 tot 19 jaar in de gemeente Weert om wel of niet te bewegen en/of sporten? -
Motieven om wel te bewegen o
-
Ik vind bewegen leuk.
Motieven om niet te bewegen o
Ik speel niet graag buiten als het vies weer is of als er geen andere mensen buiten spelen.
-
Sport o
Tennis 9 uur in de week
59 Onderzoeksrapport: Het beweeggedrag van kinderen
-
Buiten spelen o
Mijn vriendinnen wonen bij mij in de straat dus er is altijd iemand om mee te spelen. Het is goed buiten spelen bij ons. Al vind ik tekenen ook heel leuk.
-
Bewegen in het weekend
-
Bewegen door de weeks o
-
Het weekend en door de weeks beweeg ik hetzelfde
Vervoer (van en naar school, van en naar sportverenigingen, etc.) o
Ik ga overal met de fiets heen, maar naar tennis ga ik met de auto, want dat is in België.
E4: Hoe ervaren de kinderen en hun ouders de kwaliteit van de huidige beweegbevordering in de gemeente Weert? -
Bekendheid huidige beweegbevorderingsactiviteiten o
Ik ken de activiteiten wel, maar heb er nooit aan meegedaan. Ik heb er geen interesse in want mijn vriendinnetjes gaan ook niet
-
Kwaliteit van huidige beweegbevorderingsactiviteiten o
Voorbeelden negatieve ervaring
o
Ik denk dat veel meer kinderen mee zouden doen als de activiteiten ook een keer in Stamproy waren.
-
Beweegbevordering in de omgeving o
Fijn buiten spelen
E5: Wat zou er nog toegevoegd kunnen worden aan de beweegbevordering van de kinderen in de gemeente Weert? -
Beweegbevorderingsactiviteiten o
De activiteiten in Stamproy doen. Of tenniskamp of vrij tennissen
Interview kind 8: E2: Wat zijn motieven voor kinderen van 4 tot 19 jaar in de gemeente Weert om wel of niet te bewegen en/of sporten? -
Motieven om wel te bewegen o
-
Weet ik niet
Motieven om niet te bewegen o
Ik speel liever binnen, want er wonen geen leuke kinderen bij mij in de buurt. Ik vind het leuker om binnen dingen te ontwerpen of muziek te maken. Maar als er meer vriendinnen in de buurt woonden zou ik wel sneller gaan buiten spelen.
-
Sport o
Tennis een uur in de week. Ik zou handbal ook wel leuk vinden, maar dat ligt nergens in de buurt.
-
Buiten spelen o
Het speeltuintje is niet geschikt voor mijn leeftijd en ook erg klein. Ik heb niemand om mee te spelen.
60 Onderzoeksrapport: Het beweeggedrag van kinderen
-
Vervoer (van en naar school, van en naar sportverenigingen, etc.) o
Ik ga overal met de fiets heen, vooral met lekker weer.
E4: Hoe ervaren de kinderen en hun ouders de kwaliteit van de huidige beweegbevordering in de gemeente Weert? -
Bekendheid huidige beweegbevorderingsactiviteiten o
-
Ja, ik ken ze
Kwaliteit van huidige beweegbevorderingsactiviteiten o
Voorbeeld positieve ervaring
o
Ik heb meegedaan aan sport na school en daar deden we tennis en dat vond ik zo leuk dat ik meteen op de wachtlijst bij tennis ben gezet en nu doe ik tennissen.
E5: Wat zou er nog toegevoegd kunnen worden aan de beweegbevordering van de kinderen in de gemeente Weert? -
Beweegbevorderingsactiviteiten o
Het zou leuk zijn als alle sportverenigingen een keer een probeerdag hadden en dat je alle sporten een keer kon proberen.
-
Beweegbevordering in de omgeving o
De tennisbaan is ver weg die zou dichter bij mogen. Er zouden ook nieuwe speeldingen in de speeltuin mogen.
Interview kind 9: E2: Wat zijn motieven voor kinderen van 4 tot 19 jaar in de gemeente Weert om wel of niet te bewegen en/of sporten? -
Motieven om wel te bewegen o
-
Motieven om niet te bewegen o
-
Ik vind het niet leuk als het slecht weer is.
Sport o
-
Ik vind bewegen leuk en belangrijk
Ik doe twee uur in de week voetballen
Buiten spelen o
Ik vind het leuk om buiten te voetballen, maakt me niet uit of dat alleen is of met mijn vriendjes. Ik vind het ook leuk om met mijn broer met de lego te spelen.
-
Bewegen in het weekend o
In het weekend beweeg ik veel, want dan heb ik wedstrijd en ik zit niet veel achter de computer
-
Vervoer (van en naar school, van en naar sportverenigingen, etc.) o
Ik doe alles met de fiets
E4: Hoe ervaren de kinderen en hun ouders de kwaliteit van de huidige beweegbevordering in de gemeente Weert? -
Bekendheid huidige beweegbevorderingsactiviteiten
61 Onderzoeksrapport: Het beweeggedrag van kinderen
o -
Ja, ik ken de activiteiten
Kwaliteit van huidige beweegbevorderingsactiviteiten o
Voorbeelden negatieve ervaring
o
Ik heb wel eens meegedaan met sport na school. Ik vond alle sporten toen niet zo leuk omdat er een groot leeftijdsverschil was en daardoor veel dingen kinderachtig waren. Ik vond tennis wel leuk, maar mama heeft het te druk daarvoor
-
Beweegbevordering in de omgeving o
Er is heel veel. Een voetbalveld, tennisveld, maar geen speeltuin en ik woon aan een drukke straat dus als ik buiten speel, speel ik meestal in de tuin
E5: Wat zou er nog toegevoegd kunnen worden aan de beweegbevordering van de kinderen in de gemeente Weert? -
Beweegbevorderingsactiviteiten o
-
Probeerdag bij sportverenigingen
Beweegbevordering in de omgeving o
In het speeltuintje leukere dingen neerzetten, zoals een goal of andere speeltoestellen.
Interview kind 10: E2: Wat zijn motieven voor kinderen van 4 tot 19 jaar in de gemeente Weert om wel of niet te bewegen en/of sporten? -
Motieven om wel te bewegen o
-
Motieven om niet te bewegen o
-
Weet ik niet
Sport o
-
Omdat het leuk is en er veel vriendjes in de buurt wonen.
Voetbal twee keer in de week
Buiten spelen o
Ik speel iedere dag buiten ook als het slecht weer is. Bij mij wonen veel vriendjes in de buurt. Er ligt ook een speeltuintje in de buurt en daar gaan we dan meestal met zijn allen heen. Al zijn de toestellen in het speeltuintje een beetje oud en daarom niet zo leuk. Meestal hangen we daar een beetje rond. Er staat ook een goal dus we doen ook heel vaak voetballen
-
Bewegen in het weekend o
In het weekend zit ik meer op de bank. Dan doe ik alles een beetje rustig aan. Ik heb wel op zaterdag wedstrijd.
-
Bewegen door de weeks o
Ik speel iedere dag buiten en voetbal twee keer in de week. Ik vind computeren ook leuk, maar van mijn ouders mag ik nooit te lang achter de computer.
-
Vervoer (van en naar school, van en naar sportverenigingen, etc.) o
Ik ga overal op de fiets heen
62 Onderzoeksrapport: Het beweeggedrag van kinderen
E4: Hoe ervaren de kinderen en hun ouders de kwaliteit van de huidige beweegbevordering in de gemeente Weert? -
Bekendheid huidige beweegbevorderingsactiviteiten o
Ja, ik ken het wel, maar ik heb er nooit aan meegedaan. Ik vind voetbal wel leuk, m aar al die andere dingen hoeft niet voor mij. Ik wil geen andere sporten proberen.
-
Kwaliteit van huidige beweegbevorderingsactiviteiten o
-
Weet ik niet
Beweegbevordering in de omgeving o
Goal in het speeltuintje
E5: Wat zou er nog toegevoegd kunnen worden aan de beweegbevordering van de kinderen in de gemeente Weert? -
Beweegbevorderingsactiviteiten o
-
Beweegbevordering in de omgeving o
-
Weet ik niet.
Ik zou niks aan de omgeving veranderen
Beweegbevordering per organisatie o
School zou meer sportdagen mogen organiseren.
Interview kind 11: E2: Wat zijn motieven voor kinderen van 4 tot 19 jaar in de gemeente Weert om wel of niet te bewegen en/of sporten? -
Motieven om wel te bewegen o
-
Motieven om niet te bewegen o
-
Speeltuin is niet zo leuk
Sport o
-
Vind ik leuk
Voetbal een keer in de week
Buiten spelen o
Ik ga iedere dag na school voetballen met vrienden. Ik ga ook wel eens alleen op de goal trappen. Dit doe ik meestal bij school of op het voetbalveld, want de speeltuin bij mij in de buurt is niet zo leuk.
-
Bewegen in het weekend o
In het weekend beweeg ik minder. Dan zie ik mijn vrienden niet zo vaak en op zondag gaan we meestal weg.
-
Vervoer (van en naar school, van en naar sportverenigingen, etc.) o
Alles met de fiets. Dat is gewoon het makkelijkste.
E4: Hoe ervaren de kinderen en hun ouders de kwaliteit van de huidige beweegbevordering in de gemeente Weert? -
Bekendheid huidige beweegbevorderingsactiviteiten
63 Onderzoeksrapport: Het beweeggedrag van kinderen
o
Ja, wel van gehoord, maar nog nooit aan meegedaan. Mijn vrienden gaan niet en dan ken ik niemand en dan vind ik het niet zo leuk. Maar als die activiteiten een keer in Stamprooy zijn dan gaat denk ik iedereen
-
Beweegbevordering in de omgeving o
Het speeltuintje is niet zo leuk. Wel een rustige straat om in te spelen.
E5: Wat zou er nog toegevoegd kunnen worden aan de beweegbevordering van de kinderen in de gemeente Weert? -
Beweegbevorderingsactiviteiten o
-
De activiteiten een keer in Stamproy organiseren
Beweegbevordering in de omgeving o
Eerst hadden we een mooi grasveldje om op te voetballen en nu hebben ze daar toestellen neergezet en nu kunnen wij daar niet meer voetballen. Ik zou graag goals willen.
64 Onderzoeksrapport: Het beweeggedrag van kinderen