Arbeid & Milieu vzw
Het benchmarkingconvenant
Klimaatinformatie op maat van de vakbondswerking
Deze brochure kwam tot stand met ondersteuning van de Vlaamse gemeenschap en het Europees Sociaal Fonds (ESF) ESF: bijdragen tot de ontwikkeling van de werkgelegenheid door het bevorderen van inzetbaarheid, ondernemerschap, aanpasbaarheid en gelijke kansen, en door het investeren in menselijke hulpbronnen. www.esf-agentschap.be ARBEID MILIEU
&
1
COLOFON Deze brochure kwam tot stand met ondersteuning van de Vlaamse gemeenschap en het Europees Sociaal Fonds (ESF) www.esf-agentschap.be Redactie: Wendy Van Bockhaven, maart 2007 Cartoon: Arnout Fierens Verantwoordelijke uitgever: Arbeid & Milieu vzw, Statiestraat 179, 2600 Berchem Deze brochure is verkrijgbaar bij Arbeid & Milieu vzw, Statiestraat 179, 2600 Berchem, tel: 03-218 74 72,
[email protected], www.a-m.be Deze brochure is gedrukt op kringlooppapier. Het binnenwerk werd gedrukt met plantaardige inkt.
Inhoudsopgave 1 2 3
4 5 6 7 8
9
10
11 12 13 14 15 16
2 ARBEID
& MILIEU
Inleiding De strijd tegen de klimaatverandering Het benchmarkingverhaal in een notendop 3.1 Wat is benchmarking? 3.2 De Vlaamse overheid laat bedrijven toe te blijven groeien Voordelen voor bedrijven Welke bedrijven zijn toegetreden? Verplichtingen waaraan benchmarkbedrijven moeten voldoen Tussentijdse evaluatie van het benchmarkingconvenant Andere wetgeving van toepassing op benchmarkbedrijven 8.1 Het besluit energieplanning 8.2 De Europese emissiehandel Big brother en big sister 9.1 Het verificatiebureau benchmarking 9.2 De commissie benchmarking Syndicale inspraak- en informatierechten 10.1 Wat zegt de wetgeving? 10.2 Syndicale actie 10.3 Geheugensteuntjes Standpunt van vakbonden en milieubeweging Lijst van toegetreden bedrijven Interessante websites en links Geraadpleegde bronnen Verklarende woordenlijst Afkortingen
3 4 6 6 6 8 10 11 15 16 16 16 18 18 18 20 20 20 22 24 27 29 30 31 34
INLEIDING
1
Inleiding In 1997 sloten 180 landen in de Japanse stad Kyoto het Kyoto-protocol* af met de bedoeling de klimaatverandering te bestrijden. Door de ophoping van zogenaamde broeikasgassen in de atmosfeer dreigt het klimaat immers zodanig te veranderen dat de leefbaarheid op aarde in gevaar komt. In het protocol beloofden de industrielanden hun broeikasgassenuitstoot tegen 2012 met gemiddeld 5% te verminderen (of reduceren) ten opzichte van hun uitstoot in 1990. Dit globale reductiepercentage van -5% werd verder verdeeld onder de toegetreden landen, afhankelijk van hun bijdrage tot de broeikasgassenuitstoot. Zo kregen Canada en Japan elk een reductiepercentage van -6% toegekend. Als sterk geïndustrialiseerde regio besloot de Europese Unie (EU) tijdens de Kyoto-onderhandelingen tot een gezamenlijke aanpak. Samen namen de (destijds nog 10) EU-landen een reductiepercentage van -8% voor hun rekening. Andere landen, zoals Rusland en Nieuw Zeeland, kregen een percentage van 0% omdat zij minder geïndustrialiseerd zijn. Zij hoeven hun uitstoot ten opzichte van 1990 niet te verminderen. Derde wereldlanden kregen geen verplichtingen en dus ook geen reductiepercentage. Landen die hun uitstoot moeten reduceren, moeten in de eerste plaats inspanningen doen op eigen grondgebied, door energie te besparen of door te kiezen voor hernieuwbare energie. Volstaan de uitstootverminderingen in eigen land niet, dan mogen landen aanvullend ook gebruik maken van de zogenaamde flexibele mechanismen. Dankzij deze flexibele mechanismen kunnen landen de uitstoot van broeikasgassen verminderen in het buitenland ofwel bijkomende emissierechten aankopen dankzij de internationale emissiehandel. Flexibele mechanismen laten landen toe de kostprijs van hun inspanningen te drukken. De EU telt heel wat grote verbrandingsinstallaties, die samen ettelijke tonnen CO2 uitstoten. Omdat CO2 het meest bijdraagt aan de opwarming van de aarde, engageert de EU zich in het bijzonder om de uitstoot van dit gas terug te dringen. Om die reden heeft de EU de Europese emissiehandel in CO2-rechten op poten gezet. Ook hier geldt dat de deelnemende landen emissierechten kunnen aankopen als de uitstootreducties op eigen grondgebied niet volstaan. Binnen de gezamenlijke EU-doelstelling engageert België zich voor een reductiepercentage van -7,5%. De federale overheid neemt zelf een aantal initiatieven om de Belgische uitstoot te verminderen, maar rekent ook aan de gewesten een reductiepercentage door. Het energiebeleid in België is nu eenmaal een hoofdzakelijk gewestelijke bevoegdheid. Zo kreeg het Vlaamse gewest een reductiepercentage van -5,2%, het Waalse gewest –7,5% en het Brusselse gewest +3,475% in de periode 2008-2012 ten opzichte van het basisjaar 1990. Voorts zal de federale regering ook flexibele mechanismen inzetten om de kloof tussen de Belgische 7,5%-doelstelling en de doelstellingen voor Vlaanderen en Brussel te dichten. De Vlaamse overheid zet onder meer burgers en bedrijven aan tot energiebesparing om de reductiedoelstelling van 5,2% te bereiken. Eén van de maatregelen die de Vlaamse overheid lanceerde, was het benchmarkingconvenant voor de meest energie-intensieve bedrijven. Omdat alleen maatregelen op eigen grondgebied niet zullen volstaan om de Vlaamse doelstelling te behalen, zal de overheid bijkomend ook flexibele mechanismen inzetten. * De schuin gedrukte woorden en afkortingen vind je achteraan in deze brochure terug, samen met hun verklaring ARBEID
& MILIEU
3
KLIMAATVERANDERING
2
De strijd tegen de klimaatverandering Naast CO2 zijn ook methaan, lachgas en CFK’s belangrijke broeikasgassen. Vlaanderen slaagde erin de uitstoot van methaan door de landbouw en de uitstoot van CFK’s door de industrie in te dijken. Wat betreft de uitstoot van CO2 zijn echter straffere maatregelen nodig. De Vlaamse overheid focust onder meer op energiebesparing en investeringen in groene energie. Huishoudens zet ze aan tot energiezuinige woningaanpassingen en minder autogebruik. Bedrijven stimuleert ze om meer energie-efficiënt te produceren en om meer groene stroom af te nemen. Specifiek voor energie-intensieve bedrijven voorziet de Vlaamse overheid 2 convenanten en het besluit energieplanning.
De energieconvenanten Energieconvenanten zijn overeenkomsten die energie-intensieve bedrijven op vrijwillige basis kunnen afsluiten met de Vlaamse overheid met de bedoeling energie-efficiënter te worden. Energie-intensieve bedrijven zijn bedrijven met een primair energieverbruik groter dan of gelijk aan 0,1 petajoule (PJ of 1015 joule) per jaar. Het benchmarkingconvenant is van toepassing op de groep bedrijven die
4 ARBEID
& MILIEU
KLIMAATVERANDERING meer dan 0,5 PJ primaire energie per jaar verbruiken én bedrijven die vallen onder de Europese emissiehandel. Voor bedrijven die minder dan 0,5 PJ verbruiken die niet vallen onder de Europese emissiehandel is er het auditconvenant. Voor meer info over deze laatste verwijzen we naar de brochure over het auditconvenant die ook in deze reeks verscheen.
Het besluit energieplanning Het besluit energieplanning (BEP) is van toepassing op alle industriële inrichtingen met een primair energieverbruik vanaf 0,1 PJ, dus ook op de bedrijven die behoren tot de doelgroepen van de energieconvenanten. Het BEP verplicht deze bedrijven binnen een bepaalde termijn een energieplan en –studie op te stellen (zie ook hoofdstukken 8 en 10). Verder verplicht het BEP hen om bij de aankoop van nieuwe installaties telkens te kiezen voor de meest energie-efficiënte optie. Bedrijven die vallen onder het toepassingsgebied van het BEP mogen ook toetreden tot een van de energieconvenanten en voldoen dan automatisch aan de voorwaarden van het BEP. Energie-efficiëntie Energie-efficiëntie is een maat voor de hoeveelheid energie die vereist is per eenheid product. De productie van een ton natuurrubber vraagt bijvoorbeeld 18 gigajoule (1 gigajoule = 109 joule). Hoe minder energie een bedrijf per eenheid product verbruikt, hoe voordeliger dat is voor het bedrijf. Als bedrijven energie-efficiënter worden, kunnen ze meer produceren voor eenzelfde kostprijs. Vooral sectoren die veel energie verbruiken, hebben er baat bij hun energie-efficiëntie te vergroten. De Belgische cementindustrie bijvoorbeeld heeft tussen 1980 en 1990 haar gemiddelde energie-efficiëntie verbeterd met 18%.
De Europese emissiehandel In 2003 lanceerde de Europese Unie de Europese richtlijn verhandelbare emissierechten (richtlijn VER) voor bedrijven met verbrandingsinstallaties van 20 megawatt (veelal elektriciteitscentrales) en bepaalde groepen energie-intensieve bedrijven zoals de sectoren ijzer, staal, glas, papier, olieraffinage en keramiek. De Europese emissiehandel ging van start in januari 2005 en is enkel van toepassing voor CO2. Bij aanvang kregen alle EU-landen een pakket emissierechten toegekend. Die verdeelden ze onder alle bedrijven die onder de richtlijn VER vallen. De Europese emissiehandel is gebaseerd op het mechanisme van vraag en aanbod en laat energie-intensieve bedrijven toe hun broeikasgassenuitstoot te verminderen op een kostenefficiënte manier. Bedrijven die tegen een goedkopere kost hun uitstoot kunnen verminderen, hebben er baat bij dat te doen. De emissierechten die ze opsparen, kunnen ze te koop aanbieden aan bedrijven die het moeilijker hebben om hun uitstoot te verminderen (zie eerste paragraaf van hoofdstuk 4). Wat betreft het tijdsverloop is er sprake van 2 fases. Een eerste fase loopt van 2005 tot 2007 en dient als proefperiode in de aanloop van de Kyoto-verbintenisperiode. De tweede fase loopt tegelijkertijd met de Kyoto-verbintenisperiode, namelijk van 2008 tot 2012. ARBEID
& MILIEU
5
BENCHMARKINGVERHAAL
3
Het benchmarkingverhaal in een notendop 3.1 Wat is benchmarking?
‘Vergelijken met bedrijven uit dezelfde sector’, zo luidt de omschrijving van ‘benchmarken’ in de Dikke Van Dale. En dat is ook waar het hier om gaat. Meerbepaald het energieverbruik van bedrijven wordt vergeleken met dat van soortgelijke bedrijven elders ter wereld. Uit die vergelijking moet blijken hoe ver onze Vlaamse bedrijven nog verwijderd zijn van de wereldtop op het vlak van energie-efficiëntie voor hun sector. Afhankelijk van de afstand die ze nog moeten afleggen, moeten de bedrijven investeren in energie-efficiënte maatregelen.
3.2 De Vlaamse overheid laat bedrijven toe te blijven groeien De Europese CO2-emissiehandel werd met de nodige argwaan onthaald in de bedrijfswereld. Argwaan die de Vlaamse overheid wegwerkte door uit te pakken met het benchmarkingconvenant. 178 energie-intensieve bedrijven traden dan ook toe tot het convenant. Het was een bont allegaartje uit de meest uiteenlopende sectoren: staal, metaalverwerking, aluminium, cement, keramiek, baksteen, dakpannen, zandgroeven, papier en pulp, hout, glas, textiel, chemie, petroleum en voeding. Allemaal tekenden ze voor de voordelen die de Vlaamse overheid hen bood. En die waren niet mis. De toetreders kregen niet alleen voldoende gratis emissierechten en voorrang op de ecologiepremie (zie hoofdstuk 4). Ook zouden ze volledig vrijgesteld worden van bijkomende maatregelen inzake energie- en CO2-besparing. Gedeeltelijke vrijstelling geldt dan weer voor groenestroomcertificaten en voor de federale bijdrage op elektriciteit (zie hoofdstuk 4). Maar
Investeringen in energie-efficiëntie leiden soms tot meer CO2-uitstoot Streven naar meer energie-efficiëntie kan gepaard gaan met kleine energiebesparende ingrepen, maar vraagt ook meer ingrijpende maatregelen, zoals investeringen in nieuwe installaties. Dergelijke investeringen in nieuwe installaties leiden mogelijks tot een stijgende productiecapaciteit en bijgevolg ook een toenemende uitstoot van CO2. Bedrijven die vallen onder de Europese emissiehandel zijn gebonden aan vaste emissieplafonds. Om die reden zouden investeringen hen kunnen afschrikken en dat zou jammer zijn. Nieuwe installaties zijn immers energie-efficiënter dan oude en productietoenames zijn goed voor de tewerkstelling. Om de groei van de Vlaamse VER-bedrijven niet te hypothekeren, lanceerde de Vlaamse overheid het benchmarkingconvenant. Bedrijven die intekenden op dit convenant kunnen hun toekomstige investeringen in rekening brengen bij de Vlaamse overheid als bepalende factor voor de toekenning van de emissierechten. Dankzij het benchmarkingconvenant kunnen deze bedrijven in de toekomst verder blijven groeien.
6 ARBEID
& MILIEU
BENCHMARKINGVERHAAL met al die voordelen mogen de benchmarkbedrijven niet uit het oog verliezen dat toetreding hen verplicht om zo snel mogelijk en ten laatste tegen 2012 tot de wereldtop te behoren op het vlak van energie-efficiëntie. Elk van de 178 bedrijven nam kort na de toetreding een benchmarkingconsultant in de arm. Deze consultants wachtte een zware taak. Niet alleen moesten ze onderzoeken hoe energie-efficiënt de benchmarkbedrijven waren ten opzichte van soortgelijke bedrijven elders ter wereld (met behulp van de benchmarkstudie, zie hoofdstuk 6). Ook gingen ze na op welke manier deze bedrijven energie-efficiënter konden worden. In een energieplan lijstten ze alle mogelijke maatregelen op (zie hoofdstuk 6). Zo gezegd zo gedaan en eind 2004 was elk benchmarkbedrijf de trotse bezitter van een benchmarkstudie en een energieplan. De benchmarkingconsultant werd betaald voor de bewezen diensten en het verificatiebureau, dat de Vlaamse overheid in het leven had geroepen ter controle van de benchmarkbedrijven (zie ook hoofdstuk 9.1), kon aan de slag. Stuk voor stuk onderwierpen de benchmarkverificateurs de energieplannen en de benchmarkstudies aan een grondig onderzoek. Wie nog niet tot de wereldtop behoorde op het vlak van energie-efficiëntie, wist wat hem te doen stond. En zo geschiedde, met de energieplannen als leidraad, de investeringen in rendabele maatregelen (zie hoofdstuk 6). Wie eind 2005 nog altijd niet tot de wereldtop behoorde, moest zich kort daarna ook schrap zetten voor de minder rendabele maatregelen. Bedrijven die na de invoering van de minder rendabele maatregelen tegen eind 2007 nog altijd niet tot de wereldtop behoren, krijgen vanaf dan ook de kans om flexibele mechanismen in te zetten. Als alles volgens plan verloopt, zullen alle toegetreden bedrijven tegen ten laatste eind 2012 tot de wereldtop behoren. Hoe dit in de praktijk gebeurt en wat jij kunt doen om je bedrijf mee in de goede richting te sturen, lees je verder in deze brochure.
ARBEID
& MILIEU
7
VOORDELEN VOOR BEDRIJVEN
4
Voordelen voor bedrijven Aan emissierechten geen gebrek In hun energieplan maken de benchmarkbedrijven melding van hun toekomstige investeringen en emissies. Op die manier houdt de Vlaamse overheid rekening met de toekomstplannen van de bedrijven. Mits uitvoering van het energieplan zou het aantal emissierechten dat het huidige toewijzingsplan (zie 8.2) aan de bedrijven toekent, moeten volstaan tot 2008. De garantie dat ze voldoende emissierechten krijgen, was voor vele bedrijven een goede reden om toe te treden tot het convenant.
Het verleden telt mee Ten gevolge van de energiecrisis in het begin van de jaren ‘80 hebben veel bedrijven geïnvesteerd in energiebesparing. De Europese emissiehandel houdt geen rekening met investeringen die voor 1990 plaatsvonden. Het benchmarkingconvenant doet dat wel. Ook pré-1990-investeringen hebben de Vlaamse bedrijven immers dichter bij de wereldtop gebracht.
8 ARBEID
& MILIEU
VOORDELEN VOOR BEDRIJVEN
Goed in de markt Hoe meer energiebesparende maatregelen bedrijven doorvoeren, hoe lager hun energiekosten zijn. Kostenbesparingen komen de concurrentiekracht van het bedrijf ten goede. Bedrijven zijn bovendien vrij om meer maatregelen door te voeren dan het benchmarkingconvenant vereist. Op die manier geven ze minder emissierechten uit dan ze ontvangen. De emissierechten die ze zelf niet benutten, kunnen ze verkopen aan andere bedrijven.
Geen bijkomende maatregelen inzake energie- en CO2-verbruik De Vlaamse overheid tracht de Belgische en Europese overheden te overtuigen om convenantbedrijven vrij te stellen van bijkomende CO2-en energietaksen. De Europese overheid laat bijvoorbeeld een belastingsvermindering toe op alle energieproducten.
Gedeeltelijke vrijstelling van groenestroomcertificaten Iedere elektriciteitsleverancier is verplicht een minimumpercentage van zijn opgewekte stroom te halen uit hernieuwbare energiebronnen. Dit minimumaandeel loopt op tot 6% in 2010. Groenestroomcertificaten gelden als bewijs van de naleving. Een leverancier kan zelf groene stroom produceren of groenestroomcertificaten aankopen op de markt. Bij benchmarkbedrijven stelt de Vlaamse overheid 25% van het industriële elektriciteitsverbruik vrij van groenestroomcertificaten.
Voorrang op de ecologiepremie De ecologiepremie is een financiële tegemoetkoming aan ondernemingen die ecologie-investeringen zullen realiseren in het Vlaamse Gewest. Bedrijven die het benchmarkingconvenant ondertekend hebben, krijgen voor de ecologiepremie voorrang op bedrijven die niet zijn toegetreden.
Verminderde federale bijdrage op elektriciteit De federale overheid rekent aan alle professionele elektriciteitsverbruikers een bijdrage aan per afgenomen kWh (kilowattuur). Afnemers die meer dan 20 megawatt verbruiken, genieten een degressieve korting. Degressief betekent dat de korting groter wordt naarmate het verbruik stijgt. Bedrijven die tot de doelgroep van het benchmarkingconvenant behoren maar niet zijn toegetreden, verliezen hun recht op korting. Benchmarkbedrijven genieten deze korting wel. De federale bijdrage is bovendien geplafonneerd: vanaf een verbruik van 250.000 megawatt hoeven benchmarkbedrijven zelfs helemaal geen bijdrage meer te betalen.
ARBEID
& MILIEU
9
TOEGETREDEN BEDRIJVEN
5
Welke bedrijven zijn toegetreden? Europa aanvaardde het benchmarkingconvenant als methode om de Vlaamse CO2-emissierechten te verdelen. Dat was meteen de reden waarom ook de VERbedrijven -met uitzondering van de elektriciteitscentrales- mochten toetreden tot het benchmarkingconvenant. Samen zijn de bedrijven die zijn toegetreden tot het benchmarkingconvenant verantwoordelijk voor meer dan 70% van het Vlaamse industriële energieverbruik. Figuur 1 en Tabel 1 geven weer welke sectoren vertegenwoordigd zijn en hoeveel hun energieverbruik bedraagt, in absolute cijfers en procentueel. De lijst met toegetreden bedrijven vind je in hoofdstuk 12.
Tabel 1: Sectorale verdeling benchmarkbedrijven op basis van hun energieverbruik (Bron: jaarverslag 2004 commissie benchmarking)
Figuur 1: Sectorale verdeling benchmarkbedrijven op basis van hun energieverbruik (Bron: jaarverslag 2004 commissie benchmarking)
10 ARBEID
& MILIEU
sector chemie keramiek metaal textiel papier hout raffinaderijen en staal voeding glas, zandgroeven en diversen totaal
primair energieverbruik in 2002 (PJ) 196,9 7,84 37,1 9,69 17,6 7,02 168,1 22,1 6,51 472,86
VERPLICHTINGEN
6
Verplichtingen waaraan benchmarkbedrijven moeten voldoen Vierjaarlijkse vaststelling van de afstand tot de wereldtop: de benchmarkstudie Kort na hun toetreding lieten de bedrijven hun afstand tot de wereldtop op het vlak van energie-efficiëntie berekenen door een erkende benchmarkingconsultant. Deze studie noemen we de benchmarkstudie. Eerst deelde de consultant het bedrijf in per procesinstallatie. Elke procesinstallatie vergeleek hij met vergelijkbare procesinstallaties van andere bedrijven elders ter wereld. De som van de prestaties van de procesinstallaties van het bedrijf ten opzichte van de som van de resultaten van de andere bedrijven gaf aan hoe ver het bedrijf was verwijderd van de wereldtop. Benchmarking kan op twee manieren gebeuren. Bij de decielmethode wordt de vergelijking gemaakt met de beste 10% van de wereldwijd opgestelde installaties (exclusief de Vlaamse). Een installatie behoort tot de wereldtop als deze tot de beste 10% behoort. Een tweede, meer betwiste methode is de regiomethode. Voor deze methode laten Vlaamse bedrijven zich individueel meten met de gemiddelde energie-efficiëntie van de regio die als beste geldt in de wereld.
ARBEID
& MILIEU
11
VERPLICHTINGEN Een benchmarkingconsultant aan het woord Bert Wellens, voormalig benchmarkingconsultant bij het studiebureau ERM, vertelde ons dat hij in alle bedrijven die hij voor ERM heeft bestudeerd, een energiebesparingspotentieel heeft gedetecteerd. Meestal was het energiebesparingspotentieel 5%, hoewel het in bepaalde bedrijven opliep tot 25%. Er bestaan heel wat verschillen in de manier waarop bedrijven dit energiebesparingspotentieel kunnen realiseren. Bert Wellens: “Sommige besparingen kosten weinig of niets en zijn op zeer korte termijn door te voeren. Kleine aanpassingen of sturing bijvoorbeeld. Jammer genoeg gebeurt sturing vaak te weinig in bedrijven. Vooral installaties die zowel kunnen koelen als opwarmen kunnen beter gestuurd worden. Soms bleken die installaties zich tegelijkertijd in koel- én verwarmingsfase te bevinden. Op die manier gaat er veel energie verloren. Dergelijke vormen van energieverspilling kunnen bedrijven vrij snel wegwerken. Iets meer moeite en tijd is er nodig voor de integratie van energiebesparing in het hele bedrijf. Door processen te integreren, kan bijvoorbeeld warmte die bij een bepaald proces vrijkomt, gebruikt worden in een ander proces. Om dergelijke aanpassingen door te voeren is een reorganisatie van het bedrijf nodig”. De wereldtop wordt normaalgezien vastgesteld door middel van benchmarking. Sommige bedrijven hebben echter zo’n uniek productieproces dat het niet mogelijk is om de deciel- of regiomethode toe te passen. Bij afwezigheid van soortgelijke procesinstallaties bepaalt de benchmarkingconsultant de wereldtop en de afstand tot het bedrijf met de best practice methode. Om best practice te kunnen toepassen, volstaan de energieverbruiksgegevens van slechts één installatie in het buitenland, op voorwaarde dat deze installatie de beste is. Is ook best practice niet toepasbaar, dan is de benchmarkingconsultant aangewezen op de methode van doorlichting. In tegenstelling tot de benchmarkmethode en de best practice vereist doorlichting geen gegevens van concurrerende bedrijven. De eigen bedrijfsgegevens volstaan. De wereldtop verbetert in de loop der jaren. Daarom heeft de Vlaamse overheid beslist om de benchmarkstudies om de vier jaar te herhalen. Concreet moeten de benchmarkbedrijven tegen midden 2008 hun benchmarkstudie actualiseren.
Vierjaarlijkse energieplannen Eens de benchmarkstudies achter de rug waren, werd duidelijk hoe ver elk bedrijf van de wereldtop verwijderd was. De benchmarkingconsultant zocht uit welke maatregelen mogelijk waren om de energie-efficiëntie van het bedrijf te verbeteren. Op basis van deze maatregelenlijst en de afstand tot de wereldtop maakte elk bedrijf een energieplan op. Eind 2004 dienden de benchmarkbedrijven hun eerste energieplan in bij het verificatiebureau. Het verificatiebureau onderwierp alle plannen aan een beoordeling en gaf de bedrijven de kans hun energieplan aan te passen indien het niet voldeed. Het energieplan moet, net als de benchmarkstudie, om de vier jaar worden geactualiseerd. Eind juni 2008 verwacht het verificatiebureau de geactualiseerde plannen.
12 ARBEID
& MILIEU
VERPLICHTINGEN Figuur 2: Tijdlijn verplichtingen benchmarkingconvenant (Bron: commissie benchmarking)
In het energieplan legt het bedrijf de termijn vast waarbinnen het de wereldtop wil bereiken en welke maatregelen het daarvoor dient te nemen. Belangrijk is de fasering in het energieplan. Zo worden de toekomstige maatregelen gegroepeerd naargelang hun terugverdientijd. De maatregelen die het snelst terugverdiend zijn, moeten het eerst worden uitgevoerd (zie kader). Het energieplan vermeldt ook tussendoelstellingen voor 2005 en 2008 (zie kalender in hoofdstuk 10.3). Verder maakt het energieplan melding van het energieverbruik van de wereldtop en de afstand die het bedrijf ervan verwijderd is. Razend interessante informatie voor vakbondsafgevaardigden trouwens.
Investeringen Bedrijven die eind 2004 tot de wereldtop behoorden, hoefden nog niet meteen maatregelen te nemen. De overige bedrijven moesten wel aan de slag. Alle rendabele maatregelen moesten zo snel mogelijk worden uitgevoerd en ten laatste vóór eind 2005. Behoorden de bedrijven eind 2005 nog niet tot de wereldtop, dan moesten ze bijkomend ook de minder rendabele maatregelen nemen. De deadline voor de minder rendabele maatregelen verloopt eind 2007. Bedrijven die tegen 2007 nog niet tot de wereldtop behoren, krijgen tot 2012 de kans om flexibele mechanismen in te zetten. Zie ook Figuur 2.
Over rentevoeten, terugverdientijden en rendabiliteit In de bedrijfswereld worden maatregelen die pas na 3,5 jaar terugverdiend zijn, als weinig interessant beschouwd. Multinationale ordernemingen willen immers een zo groot mogelijk marktaandeel verwerven om zo snel mogelijk winst maken. De terugverdientijd is één manier om uit te drukken hoe rendabel maatregelen zijn, de interne rentevoet (IRR, of internal rate of return) een andere. Een terugverdientijd van 3,5 jaar komt ongeveer overeen met een interne rentevoet van 15%. Hoe groter de IRR, hoe meer rendabel en hoe sneller de werkgever geneigd is de maatregel toe te passen. Maatregelen met een IRR van 15% of hoger worden gedefinieerd als rendabele maatregelen. Minder rendabele maatregelen zijn maatregelen met een IRR kleiner dan 15%.
ARBEID
& MILIEU
13
VERPLICHTINGEN
Jaarlijkse monitoringsverslagen Elk jaar, uiterlijk op 1 april brengen de benchmarkbedrijven bij het verificatiebureau (zie hoofdstuk 9.1) verslag uit over hun investeringen, energieverbruik en vermeden CO2-emissies. Aan de hand van het monitoringsverslag gaat het verificatiebureau na in hoeverre de inspanningen van het bedrijf overeenstemmen met hun energieplan. Het eerste monitoringsverslag dateert van 2005.
Sancties Bedrijven die hun verplichtingen niet nakomen, worden uit het convenant gezet en genieten niet langer de voordelen die eraan verbonden zijn.
14 ARBEID
& MILIEU
TUSSENTIJDSE EVALUATIE
7
Tussentijdse evaluatie van het benchmarkingconvenant De verwachtingen ten aanzien van het benchmarkingconvenant waren hoog. De Vlaamse regering rekende op een besparingspotentieel van 4.000 kiloton CO-equivalenten tegen 2012 of een winst van ongeveer 15% in energie-efficiëntie. De commissie benchmarking (zie hoofdstuk 9.2) kwam in juni 2005 met een eerste evaluatieverslag naar buiten. De totale energiebesparing voldeed echter niet aan de gestelde verwachting. Uit het evaluatieverslag bleek namelijk dat de energie-efficiëntie tegen 2012 slechts met 7,8% zou toenemen. En verder zou het energieverbruik tegen 2012 stijgen met 11%, als gevolg van de productietoename die gepaard gaat met de investeringen (zie situatie 3 op Figuur 3). Ter vergelijking: situatie 2 beeldt de afname van het energieverbruik uit ten gevolge van het benchmarkingconvenant bij constante productie. Omdat deze resultaten in geen geval voldoen aan de verwachting die de vorige Vlaamse regering stelde, vroegen de vakbonden en de milieubeweging om een grondige evaluatie van het benchmarkingconvenant. Ze stelden vooral vragen bij de gebruikte methoden om de wereldtop te bepalen. De commissie benchmarking blijft echter positief. In een scenario zonder benchmarkingconvenant zou namelijk het energiegebruik ten gevolge van de productietoename met 18% toenemen (zie situatie 1 op Figuur 3). Dankzij het benchmarkingconvenant blijft de stijging in het energieverbruik beperkt tot 11%. De vakbonden en de milieubeweging vinden deze positieve houding allesbehalve terecht. Door de toename van het energiegebruik zal immers ook de CO2-uitstoot met 11% toenemen. En dit is waarschijnlijk een onderschatting aangezien geen rekening werd gehouden met de groeicijfers na 2008.
Figuur 3: Evolutie van het energieverbruik bij verschillende scenario’s (Bron: commissie benchmarking) ARBEID
& MILIEU
15
WETGEVING
8
Andere wetgeving van toepassing op benchmarkbedrijven Het besluit energieplanning (Zie ook hoofdstuk 2) Benchmarkbedrijven verbruiken meer dan 0,1 PJ en vallen bijgevolg onder het besluit energieplanning (zie hoofdstuk 2). Alleen gelden voor benchmarkbedrijven lichtjes andere voorwaarden. Het BEP zegt dat bedrijven een energieplan moeten opstellen bij de aanvraag van een vergunning voor een wijziging of een nieuwe inrichting met een meerverbruik van 10 terajoule (1 terajoule = 1012 joule) primaire energie. Voor benchmarkbedrijven vervalt deze verplichting, omdat ze al een energieplan hebben. Een energiestudie opstellen is evenmin verplicht, tenzij de betreffende installatie nog niet in het bestaande energieplan vervat zit.
De Europese emissiehandel (Zie ook hoofdstuk 2) Gemakshalve noemen we de bedrijven die vallen onder de Europese richtlijn verhandelbare emissierechten VER-bedrijven. De meeste bedrijven die zijn toegetreden tot het benchmarkingconvenant, zijn ook VER-bedrijven. Wil je nagaan of jouw bedrijf valt onder de Europese emissiehandel? Bezoek de website www. climateregistry.be. Je vindt er niet alleen het Vlaams toewijzingsplan voor CO2emissierechten, maar ook dat voor België, Wallonië en het Brussels hoofdstedelijk gewest. Het Vlaams toewijzingsplan 2005-2007 geeft weer hoeveel emissierechten elk VER-bedrijf heeft gekregen om in de periode 2005-2007 uit te stoten. Op de link www.climateregistry.be/NL/DOCS/Vlaams%20toewijzingsplan%202005-2007.pdf kan je opzoeken hoeveel emissierechten jouw bedrijf heeft gekregen. Voor benchmarkbedrijven die vallen onder de richtlijn VER is het energieplan zeer belangrijk. Naast inspanningen in het verleden, vermeldt het energieplan ook de geplande investeringen en de geschatte CO2-reducties en energiebesparingen die daarmee gepaard gaan. Deze gegevens, die worden gekwantificeerd aan de hand van de vooruitgangs- en de groeifactor, spelen eveneens mee bij de verdeling van de emissierechten (zie kader). De VER-bedrijven krijgen hun emissierechten toegekend in jaarlijkse schijven en niet als één totaalpakket. Hiermee wil de overheid vermijden dat bedrijven die bijvoorbeeld na één jaar naar het buitenland verhuizen, hun totaalpakket aan rechten zouden verkopen. De groei- en vooruitgangsfactor bepalen hoe de verdeling in jaarlijkse schijven gebeurt. De inlevering van de gebruikte rechten gebeurt ongeveer twee maanden na de bedeling van de rechten voor het jaar
16 ARBEID
& MILIEU
WETGEVING Vooruitgangs- en groeifactor De vooruitgangsfactor voor een bepaald jaar geeft het energieverbruik in het betreffende jaar ten opzichte van het energieverbruik in 2003 weer. Deze factor houdt geen rekening met productiewijzigingen. Omdat de energie-efficiëntie in de loop der jaren stijgt ten gevolge van de investeringen die staan beschreven in het energieplan, is deze factor meestal kleiner dan 1. De groeifactor is een maat voor de verwachte groei van het bedrijf en wordt bepaald op basis van een prognose. De groeifactor is meestal groter dan 1. Het product van de vooruitgangsfactor en de groeifactor is meestal groter dan 1. Dit heeft als gevolg dat de groei van de bedrijven meestal groter is dan de groei van de energie-efficiëntie. Dat de CO2–uitstoot van bedrijven meegroeit met de productiegroei, kun je afleiden uit Tabel 2. nadien (zie kalender in hoofdstuk 10.3). Begin 2008 wordt de definitieve afrekening gemaakt voor de periode 2005-2007. Indien bedrijven meer hebben uitgestoten dan dat ze rechten hebben voorgelegd, krijgen ze een boete. Niet alle Vlaamse VER-bedrijven zijn toegetreden tot het benchmarkingconvenant. De Vlaamse overheid kan voor deze bedrijven dus geen rekening houden met mogelijke inspanningen die ze in het verleden hebben gedaan, noch met geplande uitbreidingen en productietoenames. Deze bedrijven krijgen daarom hun emissierechten toegekend op basis van een algemene reductienorm. Zij krijgen normaalgezien emissierechten ter waarde van 85% van de emissies in het referentiejaar 2003. Ondertussen is ook het ontwerp-toewijzingsplan voor de periode 2008-2012 te raadplegen op www.climateregistry.be.
Tabel 2: Procentuele jaarlijkse groei van CO2-emissies voor de diverse industriële sectoren over de periode 2003-2007 (Bron: Vlaams toewijzingsplan CO2-emissierechten 2005-2007)
Industriële sectoren Chemie Raffinaderijen IJzer en staal Papier en karton Voeding Metaal Textiel Keramiek Hout Glas Diversen Totaal industrie
jaarlijkse groei CO2-emissies (%) 3,02 1,60 7,76 7,43 4,08 0,49 1,44 6,06 -0,09 0,89 4,73 4,21 ARBEID
& MILIEU
17
BIG BROTHER & SISTER
9
Big brother en big sister
De overheid heeft 2 instanties in het leven geroepen die de uitvoering van het benchmarkingconvenant mee in goede banen leiden: het verificatiebureau en de commissie benchmarking.
9.1 Het verificatiebureau benchmarking De berekeningen en de uitvoering van het benchmarkingconvenant vereisen nauwkeurige opvolging en controle. Alle gegevens die de bedrijven en de benchmarkingconsultant hebben verzameld moeten daarom gecontroleerd worden op hun juistheid. Dat is de taak van het verificatiebureau, een onafhankelijke en neutrale organisatie die door de ministers werd aangesteld. Verder adviseert het verificatiebureau ook over de benchmarkingconsultants en de gebruikte methodieken. Het verificatiebureau wordt ook kortweg VBBV genoemd (verificatiebureau benchmarking in Vlaanderen). Jaarlijkse rapportering bij commissie benchmarking Het VBBV brengt jaarlijks verslag uit bij de commissie benchmarking over de uitvoering van de energieplannen, de gerealiseerde energiebesparing per sector en de vermeden CO2-emissies die gepaard gaan met de energiebesparingen. Dat gebeurt uiterlijk op 30 april. Het VBBV is verplicht tot geheimhouding van bedrijfsspecifieke gegevens en geeft daarom nooit gegevens vrij van afzonderlijke bedrijven, enkel geaggregeerde gegevens. Vierjaarlijks rapportering bij commissie benchmarking Daarnaast maakt het VBBV om de vier jaar een samenvattend verslag van alle beschikbare gegevens, dat ze op 30 april overmaakt aan de commissie benchmarking. In het verslag rapporteert het VBBV over de energiebesparing en de daaraan gekoppelde vermeden CO2-uitstoot die bij de uitvoering van de energieplannen te verwachten valt over de jaren 2005, 2008 en 2012.
9.2 De commissie benchmarking De commissie benchmarking (CBM) volgt de uitvoering van het convenant op en coördineert het hele systeem. Dit orgaan bestaat uit vertegenwoordigers van verschillende ministers en sectoren. Enige vakbondsvertegenwoordiging ontbreekt volledig in dit selectieve clubje. Dat verklaart ook meteen waarom de vakbonden het gebrek aan transparantie over het convenant aanklagen.
18 ARBEID
& MILIEU
BIG BROTHER & SISTER Jaarlijks verslag De commissie benchmarking brengt jaarlijks, uiterlijk op 1 juli, verslag uit aan de ministers. Daarin gaat ze na of de verwachtingen ten aanzien van het benchmarkingconvenant overeenkomen met de werkelijke energiebesparingen en CO2-reducties. Het eerste jaarverslag, over het jaar 2004, is sinds midden 2005 te downloaden van de website van de commissie benchmarking: www.benchmarking.be. Sinds april 2006 is ook het jaarverslag van 2005 te downloaden. Vierjaarlijks evaluatieverslag Om de vier jaar publiceert de commissie benchmarking ook een evaluatieverslag. Het evaluatieverslag geeft weer in welke mate het benchmarkingconvenant de verwachte CO2-verlagingen heeft gerealiseerd. Op basis van deze evaluatie gaat de commissie na of de inhoud van het convenant moet worden aangepast. Het eerste evaluatieverslag dateert van juni 2005 en heeft betrekking op de periode 2002-2004. Het tweede zal gaan over de periode 2005-2007 en zal verschijnen midden 2008. Het allerlaatste evaluatieverslag mogen we verwachten in 2012.
ARBEID
& MILIEU
19
INSPRAAK- EN INFORMATIERECHTEN
10
Syndicale inspraak- en informatierechten 10.1 Wat zegt de wetgeving?
Eens het energieplan is goedgekeurd door het VBBV, wordt het door de convenanttekst (artikel 5.8) als openbaar en door iedereen opvraagbaar beschouwd. Hetzelfde artikel vermeldt echter ook dat de werkgever niet het volledige plan openbaar moet maken. Indien het energieplan vertrouwelijke gegevens bevat die de werkgever niet wil prijsgeven, volstaat het om een samenvatting aan het VBBV over te maken. De meeste bedrijven maken van dit artikel gebruik en overhandigen enkel een samenvattend verslag. Artikel 17.5 van het REG-decreet zegt dat de werkgever alle energieplannen en -studies ter informatie moet geven aan de ondernemingsraad (OR) en het comité voor preventie en bescherming op het werk (CPB). Artikel 16 van het besluit energieplanning bepaalt dan weer dat het energieplan goedgekeurd in het kader van de energieconvenanten geldt als een conform verklaard energieplan voor de toepassing van het besluit energieplanning. Onrechtstreeks verplicht dit artikel de werkgever dus om het energieplan ter info over te maken aan het CPB en de OR. Geeft je werkgever je het energieplan niet spontaan, dan heb je het recht het op te vragen, evenals om een toelichting erbij. Verwijs dan naar het REG-decreet en het besluit energieplanning. Vind je geen gehoor, dan kun je steeds terecht bij het VBBV. Het VBBV beschikt over de samenvattende verslagen van de energieplannen van alle mogelijke benchmarkbedrijven. Een mailtje naar
[email protected] volstaat.
10.2 Syndicale actie Wil je actie ondernemen? Dan kan je de volgende vragen als leidraad gebruiken. Wat zegt de benchmarkstudie? De benchmarkstudie bevat informatie over de energie-efficiëntie van de verschillende installaties in je bedrijf. De optelsom van die gegevens bepaalt of je bedrijf wel of niet tot de wereldtop behoort. Het gaat met andere woorden over globale gegevens. Behoorde jouw bedrijf in 2004 al tot de wereldtop? Dan hoeft het strikt genomen niet te investeren in energiebesparende maatregelen. Toch is er geen reden om zomaar aan te nemen dat er in jouw bedrijf geen besparingspotentieel is. Sommige installaties zijn immers zo energie-efficiënt dat ze de matige energieprestaties van andere installaties kunnen verdoezelen. Daarom is het belangrijk dat je probeert de benchmarkstudie -met alle gegevens van de afzonderlijke installaties- te pakken te krijgen. Makkelijk zal dat echter niet zijn. De werkgever is namelijk niet wettelijk
20 ARBEID
& MILIEU
INSPRAAK- EN INFORMATIERECHTEN verplicht de benchmarkstudie over te maken aan de werknemersvertegenwoordiging. Je zult je dus moeten beroepen op het KB van 27 november 1973, dat de leden van de OR recht geeft op economische en financiële informatie (efi). En terwijl je bedrijf loopt te pronken met haar globale wereldtoppositie, blijven er waarschijnlijk verschillende installaties buiten schot die vaak nog over behoorlijk wat besparingspotentieel beschikken. Vooral als het energieplan voor die installaties maatregelen vermeldt met een zeer korte terugverdientijd, is dat een spijtige zaak. Als afgevaardigde mag je er dus in geen geval van uitgaan dat er in jouw tot-de-wereldtop-behorend-bedrijf niks meer te besparen valt. De kans is groot dat er wél nog rendabele maatregelen mogelijk zijn voor jouw bedrijf, zelfs al maakt het energieplan daar geen melding van. Welke investeringen plant je bedrijf? In het beste geval heb je het volledige energieplan ter informatie gekregen van je werkgever en kan je nagaan hoe ver de uitvoering van het plan vordert. Houdt je werkgever zich niet aan het energieplan en blijven bepaalde investeringen achterwege, vraag hem dan waarom. De meeste werknemersafgevaardigden moeten het stellen met een openbare samenvatting van het energieplan. In dergelijke samenvattingen is de informatie meestal beperkt. Toch kan je proberen om bepaalde zaken aan de weet te komen. Vragen stellen is de boodschap.
ARBEID
& MILIEU
21
INSPRAAK- EN INFORMATIERECHTEN Convenantbedrijven worden in sommige gevallen vrijgesteld van de verplichtingen van het besluit energieplanning. Dat is zo in het geval dat je werkgever een nieuwe inrichting of een wijziging aan een bestaande inrichting plant die al vervat zit in het bestaande energieplan. Maakt het energieplan nog geen melding van de nieuwe inrichting, dan moet je werkgever alsnog een energiestudie laten opstellen. Let erop dat je deze studie ook in handen krijgt. Zet de bespreking van de energieplannen en -studies en de toekomstige investeringen op de agenda van het CPB en de OR. Is de materie te uitgebreid om te bespreken met het voltallige CPB of de voltallige OR, stel dan voor om werkgroepen op te richten binnen het CPB en de OR. Laat voor alle zekerheid ook de informatierechten opnemen in het huishoudelijk reglement van de OR of het CPB. Wat zijn de kosten en baten van toetreding? In het kader van de efi-besprekingen kan je ook aan je werkgever vragen waarom je bedrijf is toegetreden tot het benchmarkingconvenant. Welke kosten en baten zijn er verbonden aan de toetreding? Welke fiscale voordelen geniet je werkgever? Hoeveel korting krijgt je bedrijf op de federale bijdrage voor elektriciteit? Misschien behoort je bedrijf al tot de wereldtop en hoeft het niet meteen te investeren in energiezuinige maatregelen. In dat geval ziet het er rooskleurig uit voor je bedrijf. Het hoeft niet te investeren, maar geniet wel van de tegemoetkomingen van de Vlaamse overheid. Is de CO2-uitstoot in balans met het aantal emissierechten? Als lid van het CPB kan je informeren naar de CO2-emissies van je bedrijf. Raadpleeg ook de emissiegegevens in het integraal milieujaarverslag. Vergelijk de hoeveelheid toegekende emissierechten met de evolutie van de CO2-uitstoot van je bedrijf. Zijn ze in balans? Wie weet bouwt je bedrijf ten gevolge van de toetreding wel een reserve aan emissierechten op. Vraag dan aan je werkgever wat hij ermee van plan is. Nog enkele bijkomende vragen: • Hoeveel energie verbruikt je bedrijf? Over welke energiebronnen gaat het? Steenkool, aardolie, warmtekrachtkoppeling, ...? • Wat is de totale kostprijs van het energieverbruik? Is er een evolutie merkbaar? Heeft je bedrijf al overwogen om te veranderen van energieleverancier? • Heeft je bedrijf een langetermijnstrategie op het vlak van rationeel energiegebruik? • Is je werkgever op de hoogte van de steunmaatregelen voor energiebesparing? Indien niet, verwijs hem naar de website www.energiesparen.be. Indien wel, heeft hij al overwogen een subsidie aan te vragen voor bijvoorbeeld dakisolatie of zonneboilers? Of denkt hij eerder aan belastingaftrek voor energiebesparende investeringen?
10.3 Geheugensteuntjes De onderstaande kalender geeft de opeenvolging van gebeurtenissen en verplichtingen voor de jaren 2007 en 2008 weer. Van 2009 tot 2011 vindt jaarlijks dezelfde opeenvolging van gebeurtenissen plaats als in 2007, met uitzondering van punt 8 en 9. In 2012 vindt een identieke opeenvolging plaats als in het jaar 2008
22 ARBEID
& MILIEU
INSPRAAK- EN INFORMATIERECHTEN 1 2 3 4 5 6 7
Voor 02/02/07 Voor 28/02/07 Voor 21/03/07 Voor 01/04/07 Voor 02/04/07 Voor 01/05/07 Voor 02/07/07
8 9
Voor 31/12/07 Tegen 31/12/07 ten laatste Begin 2008 Voor 02/02/08 Voor 28/02/08 Voor 21/03/08 Voor 01/04/08 Voor 02/04/08
10 11 12 13 14 15 16 17 18 19
Bedrijven leveren emissiejaarrapport van 2006 in bij het VBBV Bedrijven krijgen hun emissierechten voor het jaar 2007 Het VBBV moet het emissiejaarrapport geverifieerd hebben Bedrijven leveren emissierechten voor het afgelopen jaar 2006 in Bedrijven dienen hun monitoringsverslag over 2006 in bij het VBBV Het VBBV brengt verslag uit bij de commissie benchmarking (CBM) over het jaar 2006 De CBM brengt verslag uit aan de ministers over het jaar 2006 en plaatst het jaarverslag van 2006 op haar website Afronding toewijzingsplan emissierechten voor 2008-2012 Bedrijven investeren zo snel mogelijk in minder rendabele maatregelen indien nog geen wereldtop in 2005 Definitieve afrekening emissierechten voor de periode 2005-2007 Bedrijven leveren emissiejaarrapport van 2007 in bij het VBBV Bedrijven krijgen hun emissierechten voor 2008 Het VBBV moet het emissiejaarrapport geverifieerd hebben Bedrijven leveren emissierechten voor het afgelopen jaar 2007 in Bedrijven dienen hun monitoringsverslag over 2007 in bij het VBBV
Voor 01/05/08 Het VBBV brengt verslag uit bij de CBM over het afgelopen jaar 2007 Voor eind 06/08 Bedrijven leveren geactualiseerd energieplan en benchmarkstudie in Voor 02/07/08 De CBM brengt verslag uit aan de ministers over het jaar 2007 en plaatst het jaarverslag van 2007 op haar website Voor 01/07/08 De CBM stelt een evaluatieverslag op van de afgelopen vier jaar en plaatst het op haar website
met uitzondering van punt 17. Figuur 4 geeft een overzicht van de gehele tijdslijn, van vóór de goedkeuring van het convenant totdat het convenant afloopt.
Figuur 4: Betekenis termijnen en data in het benchmarkingconvenant (Bron: commissie benchmarking) ARBEID
& MILIEU
23
VAKBONDEN EN MILIEUBEWEGING
11
Standpunt van vakbonden en milieubeweging Het benchmarkingconvenant: ja, maar... De vakbonden en de milieubeweging hebben in 2002 het benchmarkingconvenant aanvaard als een belangrijk instrument om de Vlaamse Kyoto-doelstellingen te behalen. Het benchmarkingconvenant voorziet immers de waarborg dat bepaalde bedrijven die sterk aan buitenlandse concurrentie blootstaan ook in de toekomst kunnen blijven groeien. Tegelijkertijd houdt het convenant rekening met de inspanningen die bedrijven in het verleden hebben gedaan (zie hoofdstuk 4). Hoewel de vakbonden en de milieubeweging zich hierin konden vinden, hadden ze ook enkele bedenkingen. In tegenstelling tot de klimaatdoelstellingen voor Vlaanderen en België legt het benchmarkingconvenant geen absoluut doel vast. Bedrijven die het convenant respecteren, mogen ongelimiteerd groeien qua productie en dus ook qua emissies, op voorwaarde dat ze energie-efficiënt zijn. Daardoor dreigt men tot een situatie te komen waarbij de ruimte voor andere sectoren en bedrijven wordt ‘opgegeten’, en de lasten van het klimaatbeleid dus worden afgewenteld op de rest van de samenleving. De vakbonden en de milieubeweging hebben het hier moeilijk mee: ze erkennen de nood aan groei, maar deze mag niet ten koste gaan van andere sectoren in de samenleving.
Een gebrek aan doorzichtigheid en democratische controle De vakbonden en de milieubeweging waren van bij het begin bekommerd om de ondoorzichtigheid en de gebrekkige informatieverstrekking over de werking
24 ARBEID
& MILIEU
VAKBONDEN EN MILIEUBEWEGING van het convenant. Om maar te zwijgen over het gebrek aan mogelijkheden tot democratische controle. Wat dat betreft werd het convenant geboren onder een ongunstig gesternte. Maandenlang werd er in alle stilte en ondoorzichtigheid onderhandeld tussen enkele betrokken sectoren en de overheid; een onaanvaardbare manier van werken. Het gebrek aan doorzichtigheid uit zich op twee niveaus: (1) dat van de werking van het convenant als geheel en (2) het ondernemingsniveau. 1. Zoals gezegd, zijn de adviezen en rapporten van het VBBV bedoeld voor de commissie benchmarking. Deze zijn niet ter inzage voor andere belanghebbenden zoals vakbondsafgevaardigden. Alleen de commissie benchmarking brengt verslag uit naar buiten toe. De commissie kan ook beslissen om bepaalde informatie niet openbaar te maken. Gezien de enge samenstelling van de commissie zijn er volgens de vakbonden dan ook onvoldoende waarborgen voor transparantie en mogelijkheden tot democratische controle. 2. Dit gebrek aan doorzichtigheid uit zich ook in de informatieverstrekking aan de vakbondsleden die zetelen in het CPB of de OR. De energieplannen liggen wel ter inzage van de afgevaardigden. Voor de benchmarkstudies liggen de zaken iets ingewikkelder. Bij enge interpretatie van de regelgeving is de bedrijfsleiding niet verplicht de benchmarkstudie ter beschikking te stellen aan de CPB- of OR-leden. Nochtans bevatten deze studies strategische informatie over de prestaties van de verschillende installaties binnen de vestiging. Ze bieden dan ook een beter zicht op het werkelijke reductiepotentieel dan de energieplannen. De vakbonden zijn van mening dat de benchmarkstudie wel ter beschikking moet zijn. Ze stoelen zich daarvoor zowel op het REG-decreet als op de informatierechten die in de codex over het welzijn op het werk en Vlarem II zijn ingeschreven. Ook het eerste evaluatieverslag van de commissie benchmarking baadt in dezelfde sfeer van ondoorzichtigheid. Het beperkt zich tot de strikt noodzakelijke rapportering en geeft geen antwoord op de vragen van de vakbonden en de milieubeweging.
Voor wat hoort wat, maar de liefde moet van twee kanten komen De Vlaamse overheid belooft de ondertekenende bedrijven geen bijkomende verplichtingen in te voeren op het vlak van energiegebruik en CO2-emissies (zie hoofdstuk 4). Zo beloofde de overheid dat bedrijven die voldoen aan de voorwaarden van het convenant over voldoende emissierechten zullen kunnen beschikken. Verder beloofde de Vlaamse overheid dat ze alles in het werk zal stellen bij de bevoegde federale of Europese overheden om convenantbedrijven vrij te stellen van een eventuele energietaks. En alsof dat nog niet genoeg is, genieten convenantbedrijven ook nog voorrang bij de toekenning van de ecologiepremie én krijgen ze gedeeltelijke vrijstellingen op de groenestroomcertificaten en de federale bijdrage op elektriciteit. De vakbonden en de milieubeweging verzetten zich niet a priori tegen deze tegenprestaties, maar waarschuwen er wel voor dat het Vlaamse beleid de marges voor het federale beleid niet op voorhand mag ondergraven. ARBEID
& MILIEU
25
VAKBONDEN EN MILIEUBEWEGING
Twijfelachtige methodes om de wereldtop vast te stellen De effectiviteit van het convenant (en dus ook de mate waarin de tegenprestaties vanwege de overheid gerechtvaardigd zijn) is sterk afhankelijk van de gebruikte methode om de (afstand tot de) wereldtop (en dus de nog te leveren inspanningen) te bepalen. Blijkbaar zijn heel wat benchmarkstudies gebaseerd op een doorlichting in plaats van op een echte benchmark. Men vergelijkt dus met zichzelf. Als gevolg daarvan worden er mogelijks heel wat rendabele maatregelen niet genomen. Delegees zijn dan ook vaak verbaasd te horen dat hun bedrijf ‘wereldtop’ is, terwijl ze op de werkvloer een sterk verouderde installatie zien werken.
Wegen de baten op tegen de kosten? De vakbonden en de milieubeweging twijfelen eraan of de minderinkomsten voor de overheid en de extra uitgaven die gepaard gaan met het convenant wel opwegen tegen de verwezenlijkte reducties. Is het convenant een effectieve prikkel om ondernemingen daadwerkelijk aan te zetten tot investeringen inzake energiebesparing? Zouden ondernemingen niet al geneigd zijn dezelfde maatregelen te nemen ten gevolge van de stijgende energieprijzen?
Onvoldoende stimulansen tot innovatie Ondernemingen moeten gestimuleerd worden om oplossingen te bedenken voor de milieudruk die ze veroorzaken. Het is aangewezen dat de overheid daarbij een beroep doet op economische instrumenten. De Europese emissiehandel kan in dat verband een effectief instrument zijn, op voorwaarde dat omzichtig wordt omgesprongen met de toewijzing van emissierechten. En daar knelt het schoentje. Door de ongelukkige afstemming van de timing van het benchmarkingconvenant met de tijdslimieten die vooropgesteld werden voor de Europese emissiehandel, moet de Vlaamse overheid voor het opstellen van het toewijzingsplan 2008-2012 (opnieuw) een beroep doen op de energieplannen die zijn opgesteld in 2004. Als gevolg daarvan zullen bedrijven méér emissierechten krijgen dan ze volgens hun geactualiseerde energieplannen van 2008 nodig hebben. Nochtans is een zekere schaarste aan emissierechten noodzakelijk om bedrijven aan te sporen op zoek te gaan naar innovatie.
26 ARBEID
& MILIEU
LIJST TOEGETREDEN BEDRIJVEN
12
Lijst van toegetreden bedrijven 3M Zwijndrecht, Agfa Gevaert Mortsel, Air Liquide Industries Belgium Antwerpen, Air Liquide Large Industry Antwerpen, Air Products Gent, Ajinomoto Omnichem Wetteren, Alpro Wevelgem, Amcor Flexibles Transpac Gent, Ampe Steenbakkerij Pittem, Amylum Europe Aalst, aOP Izegem, Arcelor Genk, Arcelor Gent, Argex Burcht, Associated Weavers Europe Ronse, Atlas Copco Airpower Wilrijk, Balta Industries Avelgem, Balta Industries Ideco Tielt, Balta Industries ITC Tielt, Balta Industries Sint Baafs-Vijve, BASF Antwerpen, Bayer Antwerpen, Beaulieu Nylon Kruishoutem, Beaulieu Real Kruishoutem, Beaulieu Wielsbeke, Bekaert Aalter, Bekaert Hemiksem, Bekaert Lanklaar, Bekaert Zwevegem, Belgian Refining Corporation Antwerpen, Belgomilk Afd. Kallo, Belgomilk Afd. Langemark en Ysco Langemark, Bombardier Transportation Belgium Brugge, Borealis Zwijndrecht, Borealis Kallo, Borealis Polymers Beringen, BP Chembel Geel, Campina Aalter, Cargill Antwerpen, Cargill Gent, Cargill Izegem, Cargill Malt Herent, Celanese Lanaken, Citrique Belge Tienen, Clarebout Potatoes Nieuwkerke, CNH Belgium Zedelgem, Coca-Cola Enterprises Production & Distribution Center Antwerpen Antwerpen, Coca-Cola Enterprises Production & Distribution Center Gent, Compressiestation Herent, Compressiestation Ravels, Concordia Textiles Waregem, Corus Aluminium Duffel, Cytec Surface Specialties Drogenbos, Degussa Antwerpen, Desimpel Kortemark Industries, Desso Dendermonde, Desta Hoogstraten, Dingemans Mout Stabroek, Domo Gent, DOW Tessenderlo, EMGO Lommel, Esso Belgium Raffinaderij Antwerpen, Eternit Kapelle-op-den-Bos, Eval Europe Zwijndrecht, ExxonMobil Antwerp Polymers Plant Zwijndrecht, ExxonMobil Meerhout Polymers Plant Meerhout, Farm Frites Belgium Lommel, Fina Antwerp Olefins, Floren & Co SintLenaarts, Ford Werke Genk, General Motors Belgium Antwerpen, Glaverbel Mol, Haltermann Kallo, Hayes Lemmerz België Hoboken, Hercules Doel Beveren, Inbev Leuven Leuven, Ineos Manufacturing Belgium Lillo, Ineos Zwijndrecht, Ineos Phenol Doel, Inex Bavegem, Inza Schoten, Iscal Sugar Moerbeke, Janssen Pharmaceutica Beerse, Janssen Pharmaceutica Geel, Kaneka Belgium Westerlo-Oevel, Keramo Steinzeug Hasselt, Kimberly Clark Duffel, Kronos Europe Gent, Lano Harelbeke, Lanxess Rubber Zwijndrecht, Latexco Tielt, Limburgse Vinyl Maatschappij Tessenderlo, Limelco Zonhoven, Linopan Wielsbeke, LNG Peak Shaving Plant Zeebrugge, LNG-Terminal Zeebrugge, LU General Biscuits België Herentals, Metallo-Chimique Beerse, Microfibres Europe Laarne, Misa Eco Gent, Monsanto Europe Antwerpen, Mouterij Albert Ruisbroek, Mouterij Boortmalt Antwerpen, Nelca Lendelede, New Holland Tractor Limited Antwerpen, Nippon Shokubai Europe Zwijndrecht, Nitto Europe Genk, Norbord Genk, Oleon Ertvelde, Oleon Oelegem, Oliefabriek Vandamme / Repro Deinze, Ondergrondse aardgasopslag Wuustwezel, Orotex Belgium Oostrozebeke, Oxeno Antwerpen, Petroplus Refining Antwerp Bitumen, Petroplus Refining Antwerp, Philips Innovative Applications Turnhout, Picanol/Proferro ARBEID
& MILIEU
27
LIJST TOEGETREDEN BEDRIJVEN Ieper, Pittsburgh Corning Europe Tessenderlo, Praxair Production Zwijndrecht, Prayon Ruisbroek, Primeur Sint-Eloois-Vijve, Procter & Gamble Manufactoring Belgium Mechelen, Promat International Willebroek, Proviron Oostende, Rendac Denderleeuw, Rousselot Gent, Santens Oudenaarde, Sappi Lanaken Lanaken, Scana Noliko Bree, Scheerders van Kerchove Sint Niklaas, SCR Sibelco Dessel/Mol, SCR Sibelco Lommel, SCR Sibelco Maasmechelen, Solae Belgium Ieper, Solvic Antwerpen, Solvin Antwerpen, Sonac Gent, Spano Oostrozebeke, Speciality Polymers Antwerp Zwijndrecht, Steenfabriek Heylen Lanaken-Veldwezelt, Steenfabrieken A. Nelissen-Haesen Lanaken, Steenfabrieken Desimpel Niel, Stora Enso Langerbrugge Gent, Syndikaat Machiensteen II Rumst, Syndikaat Machiensteen II Steendorp, Taminco Gent, Teepak Lommel, Terca Beerse Beerse, Terca Beerse Rijkevorsel, Terca Nova Beerse, Terca Quirijnen Malle West, Terca Tessenderlo, Terca Zonnebeke, Tessenderlo Chemie Ham, Tessenderlo Chemie Tessenderlo, Tessenderlo Chemie PB Gelatins Vilvoorde, Tiense Suikerraffinaderij, Total Petrochemicals Antwerpen, Total Petrochemicals Elastomers Antwerpen, Total Raffinaderij Antwerpen, Uco Sportswear Gent, Ugine & ALZ Belgium Genk, Umicore Balen, Umicore Hoboken, Umicore Olen, Umicore Overpelt, Unilin Afd. Bospan Wielsbeke, Unilin Afd. Ooigem, Unilin Afd. Wielsbeke, Unilin Flooring / Decor Wielsbeke, Utexbel Ronse (weverij en ververij), Van Hool Lier-Koningshooikt, Vande Moortel Oudenaarde, Vandersanden Hekelgem, Vandersanden Lanklaar, Vandersanden Spouwen, Veurne Snack Foods, VFT Belgium Zelzate, Volvo Cars Gent, Volvo Europa Truck Gent, VPK Packaging Group Dendermonde, Wienerberger Kortrijk Aalbeke, Wienerberger Maaseik Deze lijst is ook te vinden op www.benchmarking.be.
28 ARBEID
& MILIEU
WEBSITES
13
Interessante websites en links • Belgische portaalsite voor klimaatverandering www.klimaat.be • Nationaal klimaatplan 2002-2012 mineco.fgov.be/energy/climate_change/nationaal_klimaatplan_060302.doc • Belgische en Vlaamse toewijzingsplannen www.climateregistry.be/NL/BE/nap.htm • Website van het Vlaams Energieagentschap www.energiesparen.be • Vlaams klimaatbeleidsplan 2006-2012 www.lne.be/themas/klimaatverandering/toncontract/vkp_2006-2012_def.pdf
• Website van de commissie benchmarking www.benchmarking.be • Convenanttekst www.benchmarking.be/docs/BMconv%2002.11.29.doc • Besluit energieplanning www.emis.vito.be/EMIS/Media/Legislation_Docs/sb160704-1.pdf • REG-decreet www.emis.vito.be/EMIS/Media/Legislation_Docs/sb230604-1.pdf • Energiebesparende maatregelen voor bedrijven www.steekwattinjezak.be • Europese richtlijn verhandelbare emissierechten eur-lex.europa.eu/LexUriServ/LexUriServ.do?uri=CELEX:32003L0087:NL:HTML • Overzicht klimaat- en andere milieulinks www.statbel.fgov.be/port/env_nl.asp • Arbeid & Milieu vzw www.a-m.be • ACV www.acv-online.be • ABVV www.vlaamsabvv.be • ACLVB www.aclvb.be • Bond Beter Leefmilieu www.bblv.be • ESF-agentschap Vlaanderen www.esf-agentschap.be
ARBEID
& MILIEU
29
GERAADPLEEGDE BRONNEN
14
Geraadpleegde bronnen • Vlaamse regering, ‘Het Vlaams toewijzingsplan CO2-emissierechten 20052007’ • Vlaamse regering, ‘Het Vlaams klimaatbeleidsplan 2006-2012’, 2006 • Vlaamse regering, ‘Nota VR/2003/14.02/DOC.0081’, te vinden op de website www.benchmarking.be/docs/VlReg030214.doc • Van Eyck Kris & Willems Tom, ‘Energieverbruik ondernemingen’, Vakbeweging, 25 januari 2006 • Willems Tom & Claeys Bram, ‘Ontwerp Vlaams klimaatbeleidsplan 2006-2012’, A&M-magazine, september 2006 • Willems Tom, ‘Syndicale informatierechten over het energiebeleid in de onderneming’, Vakbeweging, 10 oktober 2005 • Willems Tom, ‘Wereldtoppen in Vlaanderen, omsluierd door mist’, De gids op maatschappelijk gebied, juni 2006 • www.benchmarking.be: jaarverslagen 2004 en 2005, evaluatieverslag 20022004 en diverse toelichtingen en verslagen van de commissievergaderingen
30 ARBEID
& MILIEU
VERKLARENDE WOORDENLIJST
15
Verklarende woordenlijst • Benchmarkingconsultant: een erkende deskundige die instaat voor de benchmarkstudie en het bepalen van de maatregelen die kunnen leiden tot meer energie-efficiëntie. • Besluit energieplanning: een besluit dat van toepassing is op alle industriële inrichtingen met een primair energieverbruik vanaf 0,1 PJ. Het verplicht deze bedrijven binnen een bepaalde termijn een energieplan en –studie op te stellen. Vestigingen die ten behoeve van het benchmarkingconvenant een energieplan hadden opgesteld, voldoen automatisch aan de verplichting van het besluit energieplanning. • Broeikasgassen zijn gassen die zich in de atmosfeer gedragen zoals een serreglas. Ze houden namelijk de zonnewarmte vast, waardoor de aarde opwarmt. Bij afwezigheid van deze natuurlijke broeikasgassen in de atmosfeer zou de gemiddelde temperatuur op aarde slechts -18°C bedragen. Maar door de toegenomen industrialisatie van de laatste eeuw bevinden er zich in de atmosfeer teveel broeikasgassen, waardoor het te warm wordt op aarde. Het bekendste broeikasgas is koolstofdioxide (CO2). Andere broeikasgassen zijn waterdamp, ozon, lachgas, methaan en verschillende fluorhoudende koolwaterstoffen. • CO2-equivalent: andere broeikasgassen die een sterker opwarmend effect hebben dan CO2, veroorzaken al in hoeveelheden kleiner dan 1 ton hetzelfde broeikaseffect als CO2. De hoeveelheid van dat sterkere broeikasgas die nodig is om eenzelfde broeikaseffect teweeg te brengen als 1 ton CO2, noemen we het CO2-equivalent. • Codex over het welzijn op het werk: de codex bundelt een aantal uitvoeringsbesluiten van de wet van 4 augustus 1996 betreffende het welzijn van de werknemers bij de uitvoering van hun werk van, ook de ‘welzijnswet’ genoemd. De codex zal op termijn het Algemeen Reglement voor de Arbeidsbescherming (ARAB) vervangen. • Economische instrumenten ten behoeve van het klimaatbeleid zetten door middel van een prijsverandering of een financiële transfer aan tot een klimaatvriendelijke gedragsverandering. Er zijn financiële en marktgerichte instrumenten. Financiële instrumenten omvatten milieuheffingen, subsidies en fiscale maatregelen (belastingen en accijnzen). Verhandelbare emissierechten zijn dan weer marktgerichte instrumenten. Typisch voor marktgerichte instrumenten is dat ze meestal gepaard gaan met de creatie van een nieuwe markt. • Emissiejaarrapport: benchmarkbedrijven die onder de richtlijn VER vallen, moeten jaarlijks voor 1 februari een emissiejaarrapport indienen bij het VBBV. Hierin staat vermeld hoeveel CO2-emissies in de betrokken inrichting werden uitgestoten. • Emissierechten: één emissierecht vertegenwoordigt het recht om 1 ton CO2 of CO2–equivalent uit te stoten. • Energie-intensieve bedrijven zijn bedrijven die meer dan 0,1 PJ primaire energie gebruiken. De meest energie-intensieve bedrijven gebruiken 0,5 PJ primaire energie of meer. ARBEID
& MILIEU
31
VERKLARENDE WOORDENLIJST • Energieplan: in het energieplan lijst de benchmarkingconsultant alle maatregelen op die voor het bedrijf van toepassing zijn als energiebesparende investeringen. Een energieplan heeft betrekking op bestaande installaties. • Energiestudie: een energiestudie wordt opgesteld door een benchmarkingconsultant en heeft betrekking op nieuwe of gewijzigde installaties. De studie moet aantonen dat de installatie aan bepaalde criteria van energie-efficiëntie zal voldoen. • Flexibele mechanismen: aanvullend op de emissiereductie in eigen land, kunnen industrielanden gebruik maken van 3 flexibele mechanismen om hun Kyoto-doelstellingen te behalen. De flexibele mechanismen die het Kyotoprotocol beschrijft zijn gezamenlijke inwerkingstelling (JI of Joint Implementation), mechanismen voor schone ontwikkeling (CDM of Clean Development Mechanisms) en de internationale handel in emissierechten (IET of international emission trading). • Fossiele brandstoffen: Steenkool, aardolie en aardgas worden ook wel eens genoemd onder de verzamelnaam fossiele brandstoffen. Het woord ‘fossiel’ verwijst naar de manier waarop deze brandstoffen zijn ontstaan. Miljoenen jaren geleden werden gigantische lagen planten- en dierlijk afval bedolven onder zware aardlagen. Door de tijden heen vormden zich onder de zware druk van de aardlagen aardolie, aardgas en steenkool. Bij de verbranding van deze brandstoffen komt CO2 vrij. Fossiele brandstoffen moeten in het kader van het Kyoto-protocol zoveel mogelijk worden vervangen door groene energiebronnen, vooral aardolie en steenkool. Bij de verbranding van aardgas komt relatief minder CO2 vrij. • Groene energie is energie opgewekt uit zichzelf hernieuwende energiebronnen, bijvoorbeeld wind-, zonne- of waterkrachtenergie. Bij de energieopwekking komt weinig of geen CO2 vrij. • Groene stroom is stroom opgewekt uit groene energiebronnen. • Internationale handel in emissierechten: door het systeem van internationale emissiehandel kunnen industrielanden onderling emissierechten verhandelen. Een land dat over te weinig rechten beschikt, kan dit tekort compenseren door van een ander land, dat rechten over heeft, rechten te kopen. De internationale emissiehandel wordt ook wel eens ‘handel in hete lucht’ genoemd en gaat van start in 2008. België kan bijvoorbeeld emissierechten kopen in Rusland, dat minder rechten nodig heeft dan waar het recht op heeft. • Kyoto-doelstelling: elk land dat het Kyoto-protocol heeft erkend, krijgt een reductiepercentage toegekend. Dat reductiepercentage behalen tegen 2012 is de Kyoto-doelstelling van dat land. • Kyoto-protocol: het protocol dat 180 landen, waaronder België, de VS en Australië, ondertekenden in 1997 met de bedoeling de klimaatverandering terug te dringen. Pas in 2005 is het protocol in werking getreden, nadat voldoende landen (141 in totaal) het hadden erkend (door het te ratificeren). De VS en Australië hebben als belangrijke uitstoters van broeikasgassen het protocol niet erkend. Het Kyoto-protocol loopt af in 2012. • Kyoto-verbintenisperiode: de periode waarin de Kyoto-doelstellingen moeten worden behaald: van 2008 tot 2012. • Primair energieverbruik: het totale jaarlijkse energieverbruik opgewekt door fossiele brandstoffen (aardgas, aardolie en steenkool), direct of via warmtekracht en elektriciteit.
32 ARBEID
& MILIEU
VERKLARENDE WOORDENLIJST • Ratificeren: een overeenkomst officieel erkennen. • Reductiepercentage: alle industrielanden die het Kyoto-protocol hebben erkend, kregen een reductieverplichting toegekend onder de vorm van een percentage. Voor België geldt -7,5%, voor het Verenigd Koninkrijk -12%. Dat wil zeggen dat België tegen 2012 haar broeikasgassenuitstoot moet verminderen met 7,5% van haar uitstoot in 1990. België stootte in 1990 147.086 ton CO2-equivalent uit. Bijgevolg mag ons land in 2012 maar 136.054 CO2-equivalent meer uitstoten. Sommige landen hebben een reductiepercentage van 0%. Dat wil niet zeggen dat deze landen niks hoeven te doen. Sinds 1990 is hun uitstoot van broeikasgassen immers soms fel gestegen. Andere landen hebben dan weer een positief reductiepercentage. Het Brusselse gewest heeft (als regio weliswaar) een reductiepercentage van +3,475%. De uitstoot in het Brusselse gewest mag dus tegen 2012 stijgen met maar 3,475%. • Reductieverplichting: zie Kyoto-doelstelling. • REG-decreet: het decreet rationeel energiegebruik ligt aan de basis van het Vlaamse klimaatbeleid. Het REG-decreet moedigt namelijk energiebesparing en het gebruik van hernieuwbare energiebronnen aan. Voor syndicalisten is het REG-decreet belangrijk omdat het de syndicale informatierechten op het vlak van het energiebeleid van de onderneming vastlegt. • Richtlijn VER: de Europese richtlijn verhandelbare emissierechten. • Uitstootreductie: vermindering van de broeikasgassenuitstoot. • VER-bedrijf: een bedrijf dat valt onder de Europese richtlijn voor verhandelbare emissierechten (richtlijn VER). • Vlaams energieagentschap: het Vlaams Energieagentschap is de nieuwe naam van de vroegere Afdeling Natuurlijke Rijkdommen en Energie (ANRE) van het Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap. • Vlaams toewijzingsplan CO2-emissierechten: dit plan geeft aan hoe Vlaanderen de emissierechten verdeelt over de bedrijven die onder de Europese richtlijn verhandelbare emissierechten vallen. Het eerste toewijzingsplan besloeg de periode 2005-2007. Het tweede loopt van 2008-2012. • Vlarem II is het uitvoeringsbesluit van het milieuvergunningsdecreet dat de algemene en sectorale bepalingen inzake milieuhygiëne bevat. Het bepaalt met andere woorden aan welke voorwaarden en eisen de installaties en opslagplaatsen waarvoor een milieuvergunning werd verkregen, moeten voldoen. • Warmtekracht: bij elektriciteitsproductie of tijdens industriële processen wordt warmte opgewekt. Deze warmte kan men laten verloren gaan aan de buitenlucht, zoals dat in koeltorens gebeurt. Men kan ze echter ook gebruiken voor elektriciteitsopwekking of voor de verwarming van gebouwen of serres.
ARBEID
& MILIEU
33
AFKORTINGEN
16
Afkortingen • • • • • • • • • • • • • • •
34 ARBEID
& MILIEU
BEP: besluit energieplanning CBM: commissie benchmarking CFK’s: chloorfluorkoolwaterstoffen CO2: koolstofdioxide CPB: Comité voor Preventie en Bescherming op het Werk Efi: economische en financiële informatie EU: Europese Unie IRR: internal rate of return of interne rentevoet KB: Koninklijk besluit OR: ondernemingsraad PJ: petajoule = 1015 joule REG: rationeel energiegebruik VBBV: Verificatiebureau Benchmarking Vlaanderen VER: verhandelbare emissierechten Vlarem II: Vlaams Reglement betreffende de Milieuvergunning
ARBEID
& MILIEU
35
Arbeid & Milieu is het samenwerkingsverband tussen de vakbewegingen (ACV, ABVV en ACLVB) en de milieubeweging (BBL) in Vlaanderen.