Het basisschooladvies voor Voortgezet Onderwijs Informatiebulletin zomer 2015
INLEIDING Elke leerling op het juiste niveau laten instromen in het voortgezet onderwijs. Dat is het doel van elke Meerkringschool voor elke leerling die is ingeschreven. Een leerling dient terecht te komen op een school met het onderwijstype dat het beste aansluit op de mogelijkheden en wensen van de scholier. De scholier moet niet worden overvraagd, maar ook niet worden ondervraagd wat betreft capaciteiten en inzet. Het streven is dat de leerling zonder vertraging het diploma van de geadviseerde onderwijssoort haalt. Vanaf schooljaar 2014/2015 is alleen het basisschooladvies leidend voor toelating in het vervolgonderwijs; de Cito-eindtoets wordt níet meer gebruikt voor het opstellen van het adveis. Het is daarom van groot belang dat het basisschooladvies goed onderbouwd is en recht doet aan de capaciteiten en de inzet van de leerling. In dit bulletin leest u hoe scholen van Stichting Meerkring komen tot een volwaardig en duidelijk basisschooladvies.
HOE KOMT DE SCHOOL TOT EEN BASISSCHOOLADVIES? Hoe komen Meerkringscholen tot een goed basisschooladvies? Daarvoor worden een aantal bepalende elementen vastgesteld. Dat zijn: 1. De professionals. Wie zijn bij het opstellen van het advies betrokken? 2. De tijdsfasering van de stappen in het advies proces. Wanneer vindt welke actie plaats in het adviesproces? 3. Het gebruik van gegevens bij de onderbouwing van het advies. Welke gegevens gebruiken de scholen voor het advies? 4. De rol van de ouders bij het vaststellen van het advies. Welke rol spelen zij in het adviesproces? 5. De jaarlijkse terugkoppeling van het voortgezet onderwijs naar het primair onderwijs. Hoe vindt een systematische terugkoppeling plaats? 6. Zorgleerlingen. Hoe krijgen leerlingen met een extra ondersteuningsbehoefte het juiste advies voor het voortgezet onderwijs? De volgende hoofdstukken geven een verdere toelichting op bovenstaande elementen. 1. De professionals De directeur van de basisschool is eindverantwoordelijk en bewaakt in die zin actief de procedure in de school om zorgvuldig tot het advies te komen. Bij het bewaken van die procedure hoort ook het planmatig evalueren van de gevolgde werkwijze; het op peil houden van de expertise in de school over de inrichting van het vervolgonderwijs en het beoordelen van de afgegeven adviezen over langere termijn. De adviesprocedure begint in groep 6. Zo kunnen scholen vroegtijdig, transparant en onderbouwd tot het advies te komen. Voor leerlingen in groep 6 kan men in het algemeen een indicatie geven over het uitstroomniveau. Dat is echter geen garantie. Het is en blijft een eerste indicatie die in de volgende twee groepen keer op keer bevestigd dient te worden. De school kan echter besluiten om dit pas later dan in groep 6 te doen. Dit wordt dan vermeld in de schoolgids, inclusief de redenen waarom.
De leerkracht van groep 6 bekijkt, eventueel in overleg met de intern begeleider, aan het eind van het schooljaar de algemene stand van zaken in relatie tot een indicatie van het uitstroomniveau (het bereikte leerstofniveau) van de leerling. Gegevens uit het leerlingvolgsysteem vormen daarvoor de leidraad. Daarna volgt een gesprek met de ouders en bij voorkeur ook met de leerling zelf. Dat zal vooral gaan over wederzijdse verwachtingen en is zoveel mogelijk gebaseerd op feiten. Dit gesprek kan worden gezien als een allereerste indicatie voor mogelijk vervolgonderwijs. Deze werkwijze geldt ook voor leerlingen met een extra ondersteuningsbehoefte. Leerkrachten voeren dan gesprekken aan de hand van het opgestelde ontwikkelingsperspectief. Ook is het gesprek met de ouders bedoeld om onderling af te stemmen over de verdere ontwikkeling van het kind. Het voordeel is dat bij de ouders al in een vroeg stadium een realistische verwachting ontstaat.
De leerkracht van groep 7 stelt zich aan het begin van het schooljaar op de hoogte van wat de leerkracht van groep 6 met de ouders heeft besproken. Medio het schooljaar verzorgt de leerkracht van groep 7, eventueel in overleg met de intern begeleider, het voorlopig uitstroomperspectief (de niveau-indicatie VO). Het uitstroomperspectief is gebaseerd op de dan beschikbare gegevens. Aan het einde van het schooljaar beoordelen de leerkracht en eventueel de intern begeleider opnieuw het voorlopig uitstroomperspectief. Ze kunnen deze eventueel herzien op basis van de in de loop van het jaar verzamelde gegevens. Vervolgens vindt over het resultaat een gesprek met de ouders en met de leerling plaats. Bij de start van het schooljaar in groep 8 bespreekt de leerkracht van groep 8 het voorlopig uitstroomperspectief met de leerkracht van groep 7. De leerkracht bespreekt de verwachtingen aan het begin van het schooljaar met de leerling en met de ouders, zodat ook op dat niveau afstemming plaatsvindt. Eventueel kan de leerkracht nog nadere accenten in het leerstofaanbod geven. In het najaar in groep 8 formuleert de leerkracht het voorlopig advies voortgezet onderwijs. Ook hierbij kan de intern begeleider worden betrokken. Dit advies bespreekt de leerkracht met de ouders en de leerling. Het definitief advies voortgezet onderwijs volgt in februari en bespreekt de leerkracht opnieuw met ouders en leerling. Het advies wordt altijd vastgelegd in het onderwijskundig rapport. De intern begeleider heeft als taak de procedure, zoals hierboven beschreven te bewaken op tijdigheid, zorgvuldigheid en consistentie. Het bewaren van het overzicht over de achtereenvolgende stappen door de jaren heen is van het
grootste belang. Door de wat meer afstandelijke rol van de intern begeleider is deze bij uitstek de professional die zowel inhoudelijk op juistheid kan toetsen als de uitspraken van de leerkrachten over de jaren heen op consistentie kan beoordelen. Met tijdigheid bedoelen we dat scholen en leerkrachten alle aspecten van de procedure op het juiste moment en zorgvuldig uitvoeren. Dat houdt in dat de scholen de afgesproken gegevens gebruiken en dat ze een goede interpretatie in acht nemen. Met consistentie bedoelen we dat de uitspraken die leerkrachten doen samenhangend zijn, gebaseerd op afgesproken gegevens. Ook mogen deze uitspraken niet in zichzelf tegenstrijdig zijn. 2. De tijdsfasering Op basis van de beschrijving in het vorige hoofdstuk ontstaat de onderstaande activiteitenkalender. Nogmaals, de school kan besluiten om pas in een later stadium
dan
hieronder
aangegeven
een
indicatie
geven
omtrent
uitstroomperspectief. Begin schooljaar
Medio schooljaar
Groep 6
Eind schooljaar
gesprek over eerste indicatie met ouders.
Groep 7
bepalen uitstroom-
beoordeling/herziening
perspectief door
uitstroomperspectief
leerkracht en
door leerkracht.
eventueel ib-er.
gesprek leerkracht en ouders en leerling over uitstroomperspectief.
Groep 8
bespreking van het
november: bespreking indien Cito in hogere
uitstroomperspectief
voorlopig advies door
door leerkracht groep leerkracht groep 8 7 groep 8.
met ouders en leerling. februari: bespreking definitief advies met leerling en ouders.
zin afwijkt dan advies: herbeoordeling advies
het
3. De onderbouwing van het advies. Om te komen tot een evenwichtig advies, worden gegevens gebruikt uit vijf bronnen: Het leerlingvolgsysteem (LVS) Het
leerlingvolgsysteem
Meerkring
wordt
levert
daarvoor
Cito
via
methodeonafhankelijke
gebruikt)
objectieve
toetsen
informatie
(binnen over
de
leerprestaties van leerlingen, in termen van het beheersingsniveau. Binnen Meerkring worden Cito en Parnassys gebruikt als leerlingvolgsysteem. Voor onderbouwing van het advies gebruiken scholen gegevens op het gebied van rekenen, technisch- en begrijpend lezen en taal/spellen. Via individuele groeicurven volgen scholen de prestaties van leerlingen. Deze prestaties geven een beeld van de leerontwikkeling van de leerlingen maar geven nog moeilijk inzicht in de bereikbaarheid van hogere niveaus. Het toetsbeleid van Meerkring geeft aan hoe vaak welke Cito-toetsen worden afgenomen. Dit beleid is bij de schooldirecteur op te vragen. Methodegebonden toetsen Deze toetsen, die onderdeel uitmaken van de methodes die de school gebruikt, geven informatie over de mate van beheersing van een bepaald deel van een aangeboden en verwerkt leerstofgebied. Het onderwijsleerproces kan men met deze gegevens adequaat bijsturen. Ook geeft het de leerkracht informatie over het tempo waarin de leerling leert, de mate van beheersing van het leerstofonderdeel en eventueel specifieke fouten. Anders dan de Cito-toetsen, geven deze toetsen dus vooral informatie die bruikbaar is voor het inrichten van het vervolg van het leerproces. Observaties door de leerkracht Tijdens het werken met de leerling doet de leerkracht al of niet gesystematiseerde indrukken van de leerling op. In dit verband zijn vooral van belang de informatie over de motivatie voor leren en de werkhouding van de leerling. In de praktijk van alledag is het niet mogelijk hierover objectieve gegevens te verzamelen. Het beeld van elke leerling bouwen scholen op in een reeks van jaren en door de ervaring van verschillende leerkrachten. De leerkracht let hierbij op elementen van: -
kennis en vaardigheden
-
werkhouding
-
motivatie
-
gedrag
Elke school kent zijn eigen beleid wat hij hierbij belangrijk vindt. Het is dus van belang dat verwachtingen hieromtrent door de school met de ouders en leerlingen duidelijk zijn gemaakt. Aansluitend op de observatie van de leerkracht, gebruikt de school informatie over de sociaal-emotionele ontwikkeling van de leerling. Dit vooral in het perspectief van het leren. Scholen die instrumentarium gebruiken om dit systematisch in kaart te brengen, zijn goed in staat om bevorderende en belemmerende factoren met betrekking tot het leren in kaart te brengen en worden daarom gebruikt bij het opstellen van het advies. Binnen Meerkring worden meerdere instrumenten gebruikt voor het volgen van de sociaal-emotionele ontwikkeling, namelijk Zien, Viseon en Scoll. Deze worden tevens gebruikt om de observatie van de leerkracht te ondersteunen. Entreetoets Het gebruik van de Entreetoets in groep 7 is, zo blijkt in de praktijk, een goede andere objectieve referentie. De uitslag van de Entreetoets geeft indicaties voor reparatie-interventies voor de rest van het schooljaar en mogelijke resultaten in groep 8. De resultaten van de Entreetoets worden voor het basisschooladvies altijd in samenhang gezien met de andere bronnen, en kunnen niet worden gezien als een voorspeller van het resultaat van de Cito-toets in groep 8. Achtergrondgegevens Relevante gegevens over de thuissituatie van de leerling kunnen van belang zijn in het afwegingsproces. Dat geldt zowel voor belemmerende als bevorderende factoren. Ook andere factoren die niet met de thuissituatie te maken hebben, maar een positieve dan wel negatieve invloed kunnen hebben op het succes in het voortgezet onderwijs moeten scholen benoemen en beoordelen. Het is dan ook essentieel dat ouders in hun gesprekken met de school zo veel mogelijk relevante informatie verstrekken en niets achter houden dat van invloed is op de ontwikkeling van hun kind. Alle bovenstaande bronnen vormen gezamenlijk de kwantitatieve en kwalitatieve input voor het opstellen van het basisschooladvies voor het voortgezet onderwijs. De feitelijke onderbouwing van het advies is een afgewogen oordeel vanuit al deze bronnen; het uiteindelijke basisschooladvies is daarmee voorzien van sluitende, valide en betrouwbare argumenten.
4. De rol van de ouders In de feitelijke vaststelling van het advies spelen de ouders geen rol: het behoort tot de verantwoordelijkheid en de professionaliteit van de basisschool een advies te formuleren dat recht doet aan de kwaliteiten van de leerling en de bereikte resultaten. Op basis van de gesprekken in groep 6 en 7 spelen de ouders wel een belangrijke rol in het goed afstemmen van de verwachtingen bij henzelf en hun kind. Ook spelen zij een rol in het stimuleren en motiveren van hun kind tot optimale prestaties. De school mag dit van de ouders verwachten, het hoort bij de opvoedkundige taak van ouders. 5. Terugkoppeling uit het voortgezet onderwijs De basisschool heeft belang bij een kwantitatieve terugkoppeling van het voortgezet onderwijs. Vooral afwijkingen bij instroom op adviesniveau geeft de basisschool informatie over de kwaliteit van haar advisering. Naarmate de leerlingen het voortgezet onderwijs verder doorlopen neemt de invloed van de inbreng van het basisonderwijs af. Daarmee zijn vooral de gegevens na het eerste jaar en in mindere mate na het tweede jaar voortgezet onderwijs van belang. De terugkoppeling vanuit het voortgezet onderwijs naar het primair onderwijs vindt nu nog incidenteel en in een grote verscheidenheid aan vormen plaats. Dat wil Meerkring beter systematiseren en daarvoor bindende afspraken maken met het voortgezet onderwijs. Dat vergroot de waarde van de terugkoppeling door het voortgezet onderwijs. Het leereffect van de terugkoppeling draagt bij aan een betere advisering omdat de basisscholen feitelijke en dus relevante feedback ontvangen. 6. Leerlingen met extra ondersteuningsbehoefte Leerlingen
met
extra
Samenwerkingsverband
ondersteuningsbehoefte Passend
Onderwijs
zijn
een
leerlingen
die
van
het
ondersteuningsarrangement
hebben gekregen of zijn toegelaten op een school voor speciaal onderwijs of voor speciaal basisonderwijs. Deze leerlingen hebben van de school een zogenaamd Ontwikkelingsperspectief (OPP) gekregen. Het OPP is een belangrijke maatstaf voor het
bepalen
van
het
uitstroomniveau
voor
het
voortgezet
onderwijs.
Het
Samenwerkingsverband wordt hier nauw bij betrokken. Voor toelating tot het voortgezet speciaal onderwijs (VSO), praktijkonderwijs (PRO) en
VMBO
/
leerwegondersteunend
onderwijs
(LWOO)
is
een
toelaatbaar-
heidsverklaring van het Samenwerkingsverband Voortgezet Onderwijs noodzakelijk.
Voor meer informatie: Samenwerkingsverband Primair Onderwijs: SWV de Eem, www.swvdeeem.nl Samenwerkingsverband Voortgezet Onderwijs: SWV Eemland, ww.swveemland.nl WELKE ADVIEZEN KAN EEN BASISSCHOOL GEVEN? Basisscholen kunnen de volgende adviezen geven: Wettelijk mogelijk
Afspraken binnen regio Eemland
Voortgezet Speciaal Onderwijs (VSO)
Voortgezet Speciaal Onderwijs (VSO)
Praktijkonderwijs (PRO)
Praktijkonderwijs (PRO)
VMBO-Basis
VMBO-Basis
VMBO-Basis / Kader
-
VMBO-Kader
VMBO-Kader
VMBO-Theoretisch (TL)
VMBO-Theoretisch (TL)
VMBO-TL / HAVO
-
NB: VMBO al dan niet met LWOO
HAVO
HAVO
HAVO / VWO
-
VWO
VWO
Toelaatbaarheidsverklaringen voor het VSO en PRO en LWOO-beschikkingen worden door het Samenwerkingsverband SWV Eemland afgegeven. De school geeft per schooljaar 2014/2015 GEEN advies meer op basis van de eindCito, zoals daarvoor meestal wel gebeurde. De eind-Cito wordt wel afgenomen, maar pas ná het definitieve advies van de basisschool. Als de eind-Cito hoger uitvalt dan op basis van het basisschooladvies verwacht mocht worden, heroverweegt de school het advies. De school kán het advies aanpassen, maar is daartoe niet verplicht. Als de eind-Cito lager uitvalt, blijft het basisschooladvies gehandhaafd. Het ministerie van OCW zelf gebruikt de volgende resultaten als verwachting voor het niveau binnen het voortgezet onderwijs: -
tot - 520 519 - 525 523 - 528 529 - 533 533 - 536 537 - 540 540 - 544 545 - 550
VMBO-basis VMBO-basis / kader VMBO-kader VMBO-TL VMBO-TL / Havo HAVO HAVO / VWO VWO
COMMUNICATIE Binnen Meerkring is iedereen het er over eens dat een advies voor het voortgezet onderwijs niet als een verrassing mag komen. Goede communicatie tussen school en ouders en het afstemmen van ieders verwachtingen zijn dan ook van groot belang. Dat begint al bij de eerste aanmelding en in de oudergesprekken in groep 1 en 2. In groep 6 kan de school al een eerste indicatie afgeven omtrent het verwachte uitstroomniveau. Dit verwachte uitstroomniveau wordt met ouders besproken en bij voorkeur elk half jaar herhaald. Toetsresultaten (en specifiek Cito-resultaten) worden in het algemeen opgenomen in het schoolrapport en zijn online te vinden als de school het ouderportaal van Parnassys heeft opengesteld.
BEZWAAR Hoewel de professionals op de school zo goed mogelijk hun best doen om een goed onderbouwd advies voor het voortgezet onderwijs te geven en de verwachtingen van ouders en leerlingen in een zo vroeg mogelijk stadium goed te managen, kan het voorkomen dat ouders toch een ander beeld van hun kind hebben en graag een advies krijgen dat zich richt op een hoger niveau in het voorgezet onderwijs. Dit hoofdstuk geeft handvatten hoe ouders in zo’n geval kunnen handelen. Extra achtergrondinformatie Ouders hebben altijd de mogelijkheid om zelf en buiten de school om hun kind te laten toetsen, bijvoorbeeld op intelligentie. Bekende toetsen zijn bijvoorbeeld de Nio-toets en de WISCIII-toets. Ouders kunnen de resultaten hiervan delen met de school. Deze resultaten worden dan gezien als onderdeel van de achtergrondgegevens zoals dat eerder hierboven is genoemd, en vormen daarmee slechts een klein deel van de onderbouwing van het basisschooladvies. Een extern onderzoek geldt dus niet als second opinion.
Heroverweging Als een leerling de Cito-eindtoets beter maakt dan verwacht, moet de basisschool het
advies
heroverwegen.
De
basisschool
is
verantwoordelijk
voor
deze
heroverweging, in overleg met de ouders/verzorgers. Deze heroverweging kan leiden tot een bijstelling van het schooladvies. Leerlingen kunnen, door op de toets boven verwachting te presteren, het voordeel van de twijfel krijgen. Maar de basisschool kan besluiten om af te wijken van het resultaat van de eindtoets en het oorspronkelijke basisschooladvies te handhaven. De wet spreekt duidelijk over heroverwegen en niet over automatisch aanpassen. Als het resultaat minder goed is dan verwacht, mag de basisschool het advies niet aanpassen. Formeel bezwaar Indien ouders ontevreden blijven over de gevolgde procedure of over het inhoudelijke advies, kunnen zij een klacht indienen conform de klachtenregeling van Stichting Meerkring. Indien de ouders hierbij een inhoudelijk onderwijskundig oordeel geveld willen hebben, raadt Meerkring aan om rechtstreeks de Landelijke Klachtencommissie te benaderen (zie www.onderwijsgeschillen.nl of de Meerkringklachtenregeling voor contactgegevens).
NA HET BASISSCHOOLADVIES Met het basisschooladvies in de hand kunnen ouders hun kind aanmelden bij een school voor Voortgezet Onderwijs. Binnen Amersfoort wordt gebruik gemaakt van een eenduidige informatie- en aanmeldprocedure. Elke school voor voortgezet onderwijs heeft wel zijn eigen toelatingsbeleid, dat wil zeggen dat elke school voorwaarden mag stellen om na aanmelding een kind ook daadwerkelijk tot de school toe te laten. Bij de eigen basisschool, de VO-school van voorkeur of via de website www.bavoeemland.nl is nadere informatie te vinden.
MEER INFORMATIE Meer informatie is te vinden op de websites: www.nieuweregelgevingovergangpo-vo.nl www.overgangpovo.nl www.bavoeemland.nl