Arbeid & Milieu vzw
Het auditconvenant
Klimaatinformatie op maat van de vakbondswerking
Deze brochure kwam tot stand met ondersteuning van de Vlaamse gemeenschap en het Europees Sociaal Fonds (ESF) ESF: bijdragen tot de ontwikkeling van de werkgelegenheid door het bevorderen van inzetbaarheid, ondernemerschap, aanpasbaarheid en gelijke kansen, en door het investeren in menselijke hulpbronnen. www.esf-agentschap.be ARBEID MILIEU
&
1
COLOFON
Deze brochure kwam tot stand met ondersteuning van de Vlaamse gemeenschap en het Europees Sociaal Fonds (ESF) www.esf-agentschap.be Redactie: Wendy Van Bockhaven, juni 2007 Cartoon: Arnout Fierens Verantwoordelijke uitgever: Arbeid & Milieu vzw, Statiestraat 179, 2600 Berchem Deze brochure is verkrijgbaar bij Arbeid & Milieu vzw, Statiestraat 179, 2600 Berchem, tel: 03-218 74 72,
[email protected], www.a-m.be Deze brochure is gedrukt op kringlooppapier. Het binnenwerk werd gedrukt met plantaardige inkt.
2 ARBEID
& MILIEU
Inhoudsopgave 1 Inleiding 2 De strijd tegen de klimaatverandering 3 Het auditconvenant in een notendop 3.1 Wat houdt het convenant in? 3.2 674 kiloton CO2-equivalent minder uitstoot? 4 Voordelen voor bedrijven 5 Welke bedrijven zijn toegetreden? 6 Verplichtingen waaraan auditconvenantbedrijven moeten voldoen 7 Big brother en big sister 7.1 Het verificatiebureau auditconvenant 7.2 De commissie auditconvenant 8 Syndicale inspraak- en informatierechten 8.1 Wat zegt de wetgeving? 8.2 Syndicale actie 8.3 Geheugensteuntje 9 Standpunt van vakbonden en milieubeweging 10 Lijst van toegetreden bedrijven 11 Interessante websites en links 12 Geraadpleegde bronnen 13 Verklarende woordenlijst 14 Afkortingen
3 5 8 8 9 10 13 14 16 16 16 17 17 17 19 20 22 25 26 27 30
INLEIDING
1
Inleiding In 1997 sloten 180 landen in de Japanse stad Kyoto het Kyoto-protocol* af met de bedoeling de klimaatverandering te bestrijden. Door de ophoping van zogenaamde broeikasgassen in de atmosfeer dreigt het klimaat immers zodanig te veranderen dat de leefbaarheid op aarde in gevaar komt. In het protocol beloofden de industrielanden hun broeikasgassenuitstoot tegen 2012 met gemiddeld 5% te verminderen (of reduceren) ten opzichte van hun uitstoot in 1990. Dit globale reductiepercentage van -5% werd verder verdeeld onder de toegetreden landen, afhankelijk van hun bijdrage tot de broeikasgassenuitstoot. Zo kregen Canada en Japan elk een reductiepercentage van -6% toegekend. Als sterk geïndustrialiseerde regio besloot de Europese Unie (EU) tijdens de Kyoto-onderhandelingen tot een gezamenlijke aanpak. Samen namen de (destijds nog 10) EU-landen een reductiepercentage van -8% voor hun rekening. Andere landen, zoals Rusland en Nieuw Zeeland, kregen een percentage van 0% omdat zij minder geïndustrialiseerd zijn. Zij hoeven hun uitstoot ten opzichte van 1990 niet te verminderen. Derde wereldlanden kregen geen verplichtingen en dus ook geen reductiepercentage. Landen die hun broeikasgassenuitstoot moeten reduceren, krijgen, afhankelijk van hun reductiepercentage, een beperkt aantal emissierechten voor al hun broeikasgassen samen. Tegen 2012 mogen ze niet meer broeikasgassen uitstoten dan wat ze aan emissierechten hebben gekregen. De landen zullen dus inspanningen moeten doen om hun uitstoot te verminderen, onder meer door energie te besparen of te kiezen voor hernieuwbare energie. Volstaan de uitstootverminderingen in eigen land niet, dan mogen landen aanvullend ook gebruik maken van de zogenaamde flexibele mechanismen. Dankzij deze flexibele mechanismen kunnen landen bijkomende emissierechten verwerven door projecten in het buitenland te ondersteunen, die ter plaatse de uitstoot van broeikasgassen verminderen of door de aankoop van ‘hete lucht’ van een land dat emissierechten op overschot heeft. Binnen de gezamenlijke EU-doelstelling engageerde België zich voor een reductiepercentage van -7,5%. De federale overheid neemt zelf een aantal initiatieven om de Belgische uitstoot te verminderen, zoals de bouw van windmolens in de Noordzee. Maar het grootste deel van de inspanning wordt aan de gewesten doorgerekend. Het energiebeleid in België is nu eenmaal een hoofdzakelijk gewestelijke bevoegdheid. Zo kreeg het Vlaamse gewest een reductiepercentage van -5,2%, het Waalse gewest –7,5% en het Brusselse gewest +3,475% in de periode 2008-2012 * De schuin gedrukte woorden en afkortingen vind je achteraan in deze brochure terug, samen met hun verklaring ARBEID
& MILIEU
3
INLEIDING
ten opzichte van het basisjaar 1990. Voorts zal de federale regering ook flexibele mechanismen inzetten. De Vlaamse overheid zet onder meer burgers en bedrijven aan tot energiebesparing om de Kyoto-doelstelling van 5,2% te bereiken. Eén van de maatregelen die ze daarvoor inzet, is het auditconvenant. Dat is een vrijwillige overeenkomst die middelgrote energie-intensieve bedrijven kunnen afsluiten met de Vlaamse overheid met de bedoeling energieefficiënter te worden. Voor meer informatie over de overige maatregelen, verwijzen we naar de twee andere brochures die in dezelfde reeks zijn verschenen.
4 ARBEID
& MILIEU
KLIMAATVERANDERING
2
De strijd tegen de klimaatverandering Naast CO2 zijn methaan, lachgas en CFK’s belangrijke broeikasgassen. Vlaanderen slaagde er vrij gemakkelijk in de uitstoot van methaan door de landbouw en de uitstoot van CFK’s door de industrie onder controle te krijgen. Wat betreft de uitstoot van CO2 zijn echter straffere maatregelen nodig. De Vlaamse overheid focust onder meer op energiebesparing en investeringen in hernieuwbare energie. Huishoudens zet ze aan tot energiezuinige woningaanpassingen en minder autogebruik. Bedrijven stimuleert ze om meer energie-efficiënt te produceren. De elektriciteitssector verplicht ze om elk jaar een groter aandeel groene stroom te leveren.
Energie-efficiëntie De energie-efficiëntie is een maat voor de hoeveelheid energie die vereist is per eenheid product. De productie van een ton natuurrubber vraagt bijvoorbeeld 18 gigajoule (1 gigajoule = 1GJ = 109 joule). Hoe minder energie een bedrijf per eenheid product verbruikt, hoe voordeliger dat is voor het bedrijf. Als bedrijven energie-efficiënter worden, kunnen ze meer produceren voor eenzelfde kostprijs. Vooral sectoren die veel energie verbruiken, hebben er baat bij hun energieefficiëntie te vergroten. De Belgische cementindustrie bijvoorbeeld heeft tussen 1980 en 1990 haar gemiddelde energie-efficiëntie verbeterd met 18%.
Het decreet rationeel energiegebruik (REG-decreet) Het decreet rationeel energiegebruik is de basis voor het Vlaamse beleid ter vermindering van de uitstoot van broeikasgassen. Niet alleen regelt het decreet de toepassing van flexibiliteitsmechanismen in Vlaanderen. Het bevordert ook rationeel energiegebruik en het gebruik van hernieuwbare energiebronnen. Het REG-decreet geeft de Vlaamse regering de bevoegdheid om ondernemingen verplichtingen op te leggen om hun energiegebruik te matigen. Zo verplicht het REG-decreet bedrijven tot het bijhouden van een energieboekhouding, het uitvoeren van rendabele investeringen ter verbetering van de energie-efficiëntie en het periodiek laten opmaken van een energieplan. Ook legt het REG-decreet de basis voor het aangaan van energieconvenanten, zoals het auditconvenant, tussen de overheid en ondernemingen (zie verder in dit hoofdstuk). ARBEID
& MILIEU
5
KLIMAATVERANDERING
Tot slot regelt het REG-decreet ook de syndicale informatierechten voor energie-intensieve bedrijven (zie 8.1).
Het Vlaams besluit energieplanning (BEP) Het Vlaams besluit energieplanning (BEP) regelt de verdere invulling van het REG-decreet voor de energie-intensieve bedrijven. Energieintensieve bedrijven zijn bedrijven met een primair energieverbruik groter dan of gelijk aan 0,1 petajoule (1 petajoule = 1PJ of 1015 joule) per jaar. Het BEP verplicht bestaande installaties met een energieverbruik groter dan 0,5 PJ om een periodiek energieplan op te stellen, los van alle vergunningsprocedures. Voor middelgrote vestigingen met een energiegebruik tussen de 0,1 en de 0,5 PJ daarentegen zijn de energieplannen en -studies gelinkt aan een vergunningsprocedure. Een energieplan is verplicht bij de hervergunning van een bestaande inrichting. Een energiestudie is verplicht bij de vergunningsaanvraag voor een nieuwe inrichting of een wijziging aan een bestaande installatie. Energieplan: in het energieplan staan alle maatregelen opgelijst die voor het bedrijf van toepassing zijn als energiebesparende investeringen. Bij elke maatregel staan de investeringskost, de verwachte besparing, de terugverdientijd en de interne rentevoet vermeld. Het energieplan bevat een lijst met alle rendabele maatregelen (zie kader op p7) en heeft betrekking op bestaande installaties. Energiestudie: de energiestudie heeft betrekking op nieuwe of gewijzigde installaties. De studie moet aantonen dat de nieuwe of gewijzigde installatie de meest energie-efficiënte is die economisch haalbaar is. De energiedeskundige: Bedrijven die een energieplan of –studie willen laten opstellen, moeten een beroep doen op een energiedeskundige die is goedgekeurd door het VEA (Vlaams EnergieAgentschap). Een lijst met erkende energiedeskundigen vind je op www.emis.vito. be/luss/organisaties.asp?techniek=energie-audit.
6 ARBEID
& MILIEU
KLIMAATVERANDERING
Over rentevoeten, terugverdientijden en rendabiliteit In een context van internationale concurrentie wordt een maatregel die pas na 3,5 jaar terugverdiend is, al als weinig interessant beschouwd. Multinationale ordernemingen willen immers zo snel mogelijk winst maken door een zo groot mogelijk marktaandeel te verwerven. De terugverdientijd is één manier om uit te drukken hoe rendabel maatregelen zijn, de interne rentevoet (IRR) een andere. Een terugverdientijd van 3,5 jaar komt ongeveer overeen met een interne rentevoet van 15%. Hoe groter de IRR, hoe meer rendabel en hoe sneller de werkgever geneigd is de maatregel toe te passen. Maatregelen met een IRR van 15% of hoger worden gedefinieerd als rendabele maatregelen.
De energieconvenanten Energieconvenanten zijn overeenkomsten die energie-intensieve bedrijven op vrijwillige basis kunnen afsluiten met de Vlaamse overheid met de bedoeling energie-efficiënter te worden. Het auditconvenant is bedoeld voor de groep bedrijven die tussen 0,1 en 0,5 PJ primaire energie per jaar verbruiken en die niet moeten meedoen aan de Europese emissiehandel. Voor bedrijven die 0,5 PJ of meer verbruiken én de bedrijven die vallen onder de Europese emissiehandel is er het benchmarkingconvenant.
ARBEID
& MILIEU
7
HET AUDITCONVENANTVERHAAL
3
Het auditconvenant in een notendop 3.1 Wat houdt het convenant in? Op 10/06/2005 keurde de Vlaamse regering het auditconvenant goed. Het auditconvenant moet de middelgrote energie-intensieve bedrijven helpen om energie-efficiënter te worden.
In ruil voor hun engagement om alle rendabele energiebesparende maatregelen binnen de vier jaar uit te voeren, krijgen de toegetreden bedrijven een aantal voordelen van de Vlaamse overheid. Zo stelt de Vlaamse overheid hen vrij van bijkomende maatregelen inzake energieen CO2-besparing en geeft ze hen voorrang op de ecologiepremie. Gedeeltelijke vrijstelling geldt voor de federale bijdrage op elektriciteit en voor het aantal groenestroomcertificaten in het elektriciteitsverbruik. Voor meer info over de voordelen, zie hoofdstuk 4. Eens toegetreden tot het convenant, kregen de bedrijven een jaar de tijd om een energieaudit te laten uitvoeren. Zo gezegd zo gedaan en elk toegetreden bedrijf nam een energiedeskundige in de arm. Deze bracht het energiebesparingspotentieel van het bedrijf in kaart en zocht naar verbeterpunten in het energiegebruik van het bedrijf. De energieaudit dient als basis voor de opmaak van het energieplan, een document waarin alle rendabele energie-efficiënte maatregelen die in het bedrijf kunnen worden doorgevoerd staan opgesomd. Op 10/12/2006 ten laatste moesten alle toegetreden bedrijven hun eerste energieplannen hebben ingediend. Sindsdien zijn de toegetreden bedrijven naarstig aan de slag om de rendabele maatregelen door te voeren die hun energieplan vermeldt. Op 10/12/2010, vier jaar nadat de energieplannen moesten worden ingediend, moeten de rendabele investeringen immers achter de rug zijn. En terwijl de bedrijven nog druk aan het investeren zijn, moeten ze tegen begin 2009 hun energieplannen actualiseren. Deze geactualiseerde plannen dienen als leidraad voor de invoering van de ‘minder’ rendabele maatregelen. Dat zijn maatregelen met een IRR kleiner dan 15% en groter dan 13,5%. Deze maatregelen hebben een iets langere terugbetaaltijd (ongeveer 4 jaar) en zijn daarom minder populair. De deadline voor de uitvoering van deze minder rendabele maatregelen valt begin 2013.
8 ARBEID
& MILIEU
HET AUDITCONVENANTVERHAAL
3.2 674 kiloton CO2-equivalent minder uitstoot? De Vlaamse regering heeft er alle baat bij energiebesparingen te realiseren, en hoe sneller hoe beter. Ze heeft immers beloofd om tegen 2012 haar CO2-uitstoot te verminderen met 5,2%, ofwel 4.570 kiloton CO2-equivalent. Het besluit energieplanning zal echter pas op langere termijn energiebesparingen en uitstootverminderingen met zich meebrengen. Met het auditconvenant wou de Vlaamse regering de kleinste energie-intensieve bedrijven aanmoedigen om reeds eerder in de tijd energiebesparende maatregelen te nemen. Eens toegetreden tot het auditconvenant, zijn bedrijven immers verplicht om investeringen te nemen op korte termijn. Snellere investeringen leiden tot snellere energiebesparingen en een snellere vermindering van de CO2-uitstoot. De Vlaamse overheid voorspelde een jaarlijkse CO2-uitstootvermindering van 674 kiloton ten gevolge van het auditconvenant. Het evaluatierapport dat de commissie auditconvenant (zie 7.2) in 2007 uitbrengt, zal aangeven of deze doelstelling gehaald wordt en in welke mate deze winst in energie-efficiëntie zich verhoudt ten opzichte van de toenemende uitstoot ten gevolge van de groei van deze bedrijven.
ARBEID
& MILIEU
9
VOORDELEN VOOR BEDRIJVEN
4
Voordelen voor bedrijven In 2005 stonden de middelgrote energie-intensieve Vlaamse bedrijven voor een dilemma: “Zullen we toetreden tot het auditconvenant of worden we liever onderworpen aan de eisen die het besluit energieplanning stelt”? Voor veel bedrijven was toetreden tot het auditconvenant allesbehalve een evidentie. Het is nu eenmaal niet eenvoudig om op voorhand in te schatten wat de kosten en baten zullen zijn. Maar blijkbaar wogen de nadelen van toetreding voor heel wat bedrijven niet op tegen de voordelen. Drievierde van de bedrijven die mochten toetreden, is dan ook daadwerkelijk toegetreden. De voordelen die de Vlaamse overheid voorzag, zijn dan ook niet gering. Bovendien kwam de Vlaamse overheid met 240.000 euro over de brug voor de technische ondersteuning van de deelnemende sectoren.
Betere voorwaarden dan het besluit energieplanning (Zie ook hoofdstuk 2) Bedrijven die zijn toegetreden tot het auditconvenant, kunnen er zeker van zijn dat ze voor 2013 geen bijkomende verplichtingen zullen opgelegd krijgen. Het besluit energieplanning biedt deze zekerheid niet. De Vlaamse overheid kan immers beslissen om de voorwaarden van het BEP te verstrengen. Als zou blijken dat de Vlaamse Kyoto-doelstelling onvoldoende gehaald wordt, kan de Vlaamse regering de voorwaarden van het BEP verstrengen. Bedrijven die zijn toegetreden tot het auditconvenant hoeven in het geval van een hervergunning geen nieuw energieplan op te stellen, zoals het BEP vraagt. Evenmin hoeven auditconvenantbedrijven voor een vergunningsaanvraag voor een nieuwe inrichting of een wijziging die een meerverbruik van ten minste 10 TJ (1 terajoule = 1TJ = 1012 joule) met zich meebrengt, een energiestudie op te stellen. Op voorwaarde natuurlijk dat de nieuwe inrichting of de wijzigingen aan de inrichting erin zijn opgenomen. Artikel 16 van het besluit energieplanning bepaalt immers dat het energieplan goedgekeurd in het kader van de energieconvenanten geldt als een conform verklaard energieplan en –studie voor de toepassing van het BEP.
10 ARBEID
& MILIEU
VOORDELEN VOOR BEDRIJVEN
Goed in de markt Hoe meer energiebesparende maatregelen bedrijven doorvoeren, hoe lager hun energiekosten. Kostenbesparingen komen de concurrentiekracht van het bedrijf ten goede.
Geen bijkomende maatregelen inzake energieverbruik en CO2-uitstoot De Vlaamse overheid tracht de Belgische en Europese overheden ervan te overtuigen om convenantbedrijven vrij te stellen van bijkomende CO2-en energietaksen. De Europese overheid laat bovendien een belastingsvermindering toe op alle energieproducten.
Gedeeltelijke vrijstelling van groenestroomcertificaten Iedere elektriciteitsleverancier is verplicht een minimumpercentage van zijn opgewekte stroom te halen uit hernieuwbare energiebronnen. Groenestroomcertificaten gelden als bewijs van de naleving. Deze regeling heeft een prijsverhoging tot gevolg, die de leverancier doorrekent aan de bedrijven. Om de auditconvenantbedrijven te ontzien, kent de Vlaamse overheid leveranciers vanaf een levering aan een convenantbedrijf van 20.000 megawattuur (mWh) een vrijstelling van groenestroomcertificaten toe van 25%. Vanaf een verbruik van 100.000 mWh krijgen ze zelfs een vrijstelling van 50%.
Voorrang op de ecologiepremie De ecologiepremie is een financiële tegemoetkoming aan ondernemingen die extra investeringen in milieutechnologie realiseren in het Vlaamse Gewest. De convenantbedrijven krijgen bij de toekenning van de ecologiepremie voorrang op bedrijven die niet zijn toegetreden tot een energieconvenant.
En andere subsidies … Auditconvenantbedrijven kunnen gebruik maken van adviescheques voor het uitvoeren van hun energieaudit en kunnen een beroep doen op de subsidies van de REG-actieplannen van de distributienetbeheerders.
Verminderde federale bijdrage op elektriciteit De federale overheid rekent aan alle professionele elektriciteitsverbruikers een bijdrage aan per afgenomen kilowattuur (kWh). Afnemers die meer dan 20 mWh verbruiken, krijgen een korting. De bijdrage wordt groter naarmate het verbruik stijgt. Bedrijven met een energiegebruik boven de 0,1 PJ die niet zijn toegetreden tot een energieconvenant, verARBEID
& MILIEU
11
VOORDELEN VOOR BEDRIJVEN
liezen hun recht op korting. Op die manier worden toetreders bevoordeeld ten opzichte van niet-toetreders. Op de website www.auditconvenant.be kunnen bedrijven een rekenmodule vinden waarmee ze kunnen berekenen hoeveel korting ze genieten.
Interne energiedeskundigen toegelaten Het auditconvenant laat bedrijven toe om het energieplan te laten opstellen door een werknemer van het bedrijf, die optreedt als ‘interne energiedeskundige’. In bedrijven die van deze regeling gebruik maken, is het meestal de milieucoördinator die de taak van interne energiedeskundige op zich neemt. Ook dat is een voordeel voor bedrijven, omdat ze zo de kosten van een externe deskundige kunnen uitsparen. De wetgeving verplicht het bedrijf wel om aanvullend een beroep te doen op een erkende externe energiedeskundige om het energieplan na te kijken en te ondertekenen.
12 ARBEID
& MILIEU
TOEGETREDEN BEDRIJVEN
5
Welke bedrijven zijn toegetreden? In totaal zijn 229 bedrijven toegetreden tot het auditconvenant. Jaarlijks verbruiken deze bedrijven 45 PJ primaire energie ofwel 9% van het Vlaamse industriële energiegebruik. De grootste sectoren zijn de voedingssector, de chemische en kunststoffensector, de technologie- en de textielsector. Vijf op de zes toegetreden bedrijven behoort tot één van deze vier sectoren. De Vlaamse overheid schat dat 75% van de auditconvenantgerechtigde bedrijven daadwerkelijk zijn toegetreden. Een lijst met toegetreden bedrijven vind je in hoofdstuk 10.
Tabel 1: Aantal toegetreden bedrijven per sector (Bron: jaarverslag commissie auditconvenant 2005-2006)
sector chemie & kunststoffen voeding technologie textiel en hout diversen totaal
aantal bedrijven 54 71 46 36 22 229
diversen 10%
chemie & kunststoffen 24%
textiel en hout 16%
Figuur 1: Sectorale verdeling toegetreden bedrijven (Bron: jaarverslag commissie auditconvenant 2005-2006)
technologie 20%
voeding 30%
ARBEID
& MILIEU
13
VERPLICHTINGEN
6
Verplichtingen voor auditconvenantbedrijven Vierjaarlijkse energieaudit De energieaudit geeft in een zeer korte tijdspanne een compleet inzicht in het energieverbruik en de energiekosten van de onderneming. Aan de hand van de audit gaat de energiedeskundige na welke installaties beter worden vervangen door efficiëntere en welke procesregelingen tot minder energieverlies leiden. De energiedeskundige inventariseert het verbruik van onder andere elektriciteit, aardgas, stookolie en perslucht. Hij bekijkt de energiefacturen, brengt alle energiestromen in kaart en detecteert de knelpunten. De bevindingen van de energiedeskundige dienen als basis voor het energieplan. Elke vier jaar moet de energieaudit herhaald worden. De tweede audit zal plaatsvinden in 2009.
Vierjaarlijkse energieplannen Het energieplan dat de bedrijven eind 2006 indienden, is gedurende 4 jaar de leidraad voor het bedrijf om de rendabele maatregelen door te voeren. Tegen begin 2009 moeten de auditconvenantbedrijven hun energieplan geactualiseerd hebben. Het geactualiseerde energieplan begeleidt het bedrijf bij de doorvoering van de ‘minder’ rendabele maatregelen. Dat zijn maatregelen met een IRR kleiner dan 15% en groter dan 13,5%. Deze maatregelen hebben een iets langere terugbetaaltijd (ongeveer 4 jaar) en zijn daarom minder populair. De deadline voor de uitvoering van deze minder rendabele maatregelen valt begin 2013.
Investeringen Eens het energieplan was afgerond op 10/12/2006, konden de bedrijven aan de slag. Tot eind 2010 krijgen ze de tijd om de rendabele maatregelen in het energieplan door te voeren. Na de actualisatie van het energieplan zijn ook de maatregelen aan de beurt met een interne rentevoet groter dan 13,5%. Ondernemingen die pas na 10/12/2005 zijn toegetreden tot het auditconvenant omwille van een nieuwe vestiging, moeten hun eerste energieplan indienen begin 2009. Bijgevolg moeten ze ook meteen de maatregelen uitvoeren met een IRR groter dan 13,5%.
14 ARBEID
& MILIEU
VERPLICHTINGEN
Jaarlijkse monitoringrapporten Elk jaar, uiterlijk op 1 april, moeten de auditconvenantbedrijven bij het verificatiebureau verslag uitbrengen over de uitvoering van hun energieplan, hun energieverbruik en de vermeden CO2-emissies. Aan de hand van dit zogenaamde monitoringrapport gaat het verificatiebureau na in hoeverre de inspanningen van het bedrijf overeenstemmen met het energieplan. De bedrijven moesten hun eerste monitoringrapport opstellen en indienen tegen ten laatste 1/04/2007. Nieuw opgerichte bedrijven die pas na 10/12/2005 zijn toegetreden, moeten hun eerste monitoringrapport opstellen ten vroegste 6 maanden na het indienen van hun energieplan bij het verificatiebureau.
Sancties Bedrijven die zich niet houden aan hun verplichtingen, verliezen de voordelen die verbonden zijn aan het auditconvenant.
ARBEID
& MILIEU
15
CONTROLE
7
Big brother en big sister De overheid heeft 2 instanties in het leven geroepen die de uitvoering van het auditconvenant mee in goede banen leiden: het verificatiebureau en de commissie auditconvenant.
7.1 Het verificatiebureau auditconvenant Alle gegevens die de bedrijven en hun energiedeskundigen hebben verzameld, moeten eerst worden gecontroleerd op hun juistheid. Dat is de taak van het verificatiebureau, een onafhankelijke en neutrale organisatie die door de bevoegde ministers werd aangesteld. Verder adviseert het verificatiebureau ook over de energiedeskundigen. Elk jaar, uiterlijk op 1 juni, brengt het verificatiebureau verslag uit bij de commissie auditconvenant over de stand van zaken (zie volgende paragraaf). Het bureau rapporteert onder meer over de gerealiseerde energiebesparing en de vermeden CO2-emissie. Het verificatiebureau geeft geen gedetailleerde informatie vrij, enkel gegevens per sector of type installatie.
7.2 De commissie auditconvenant De commissie auditconvenant coördineert het hele systeem. Ze staat ook in voor het onderhouden van contacten met de maatschappelijke organisaties en in het bijzonder de werknemersorganisaties. Nochtans ontbreekt enige vakbondsvertegenwoordiging volledig in dit selectieve clubje. De commissie is namelijk samengesteld uit vertegenwoordigers van verschillende ministers en sectoren. De commissieleden kunnen voorstellen doen om de convanttekst aan te passen. En verder adviseert de commissie de regering over de werking van het verificatiebureau. Eens de commissie auditconvenant de gegevens heeft ontvangen van het verificatiebureau, brengt ze verslag uit bij de ministers. Dat gebeurt uiterlijk op 1 juli. Sinds midden 2006 is het eerste jaarverslag te downloaden van de website van het verificatiebureau www. auditconvenant.be.
16 ARBEID
& MILIEU
SYNDICALE RECHTEN
8
Syndicale inspraaken informatierechten 8.1 Wat zegt de wetgeving?
Artikel 17.5 van het REG-decreet (zie ook hoofdstuk 2, tweede paragraaf) zegt dat de energiedeskundige de energieplannen en -studies die je bedrijf heeft opgesteld in het kader van het besluit energieplanning ook ter beschikking moet stellen van de ondernemingsraad (OR) en het comité voor preventie en bescherming op het werk (CPB). Dezelfde informatieplicht geldt ook voor het energieplan dat je bedrijf heeft opgesteld in het kader van het auditconvenant. Artikel 16 van het besluit energieplanning bepaalt immers dat het energieplan goedgekeurd in het kader van de energieconvenanten geldt als een conform verklaard energieplan voor de toepassing van het BEP. Ook de auditconvenanttekst zelf (artikel 5.2) verplicht de werkgever om het energieplan, eens het is goedgekeurd, over te maken aan de OR en het CPB. De tekst vermeldt er wel expliciet bij dat de afgevaardigden deze informatie vertrouwelijk moeten behandelen. Energiestudies en -plannen bevatten heel wat strategische informatie over de toekomst van je bedrijf. In de energieplannen kan je nagaan welke energie-efficiënte investeringen je bedrijf te wachten staan de komende jaren. Omdat sommige energiebesparingsmaatregelen een impact hebben op de arbeidsorganisatie in je bedrijf, doe je er goed aan deze informatie op te volgen. Het doet er niet toe of je afgevaardigde bent voor het CPB of de OR. Is je werkgever niet geneigd het energieplan of de -studie uit eigen beweging te geven, vraag er dan naar. Dat recht heb je. Je kunt dan verwijzen naar het REG-decreet of het recht van de OR op economische en financiële informatie (KB van 27/11/1973).
8.2 Syndicale actie Wil je actie ondernemen? Dan kan je de volgende vragen als leidraad gebruiken.
Welke investeringen plant je bedrijf? Sinds eind 2006 is je bedrijf in het bezit van een energieplan in het kader van het auditconvenant. Ga na of je bedrijf zich houdt aan de uitvoering ARBEID
& MILIEU
17
SYNDICALE RECHTEN
van het plan. Indien niet, vraag dan waarom. Heb je het energieplan nog niet gekregen van je werkgever? Vraag er dan naar. Als je werkgever een energiestudie moet opstellen (zie paragraaf 2, besluit energieplanning), let er dan op dat je deze dan ook in handen krijgt. Plaats de bespreking van de energieplannen en -studies en de toekomstige investeringen op de agenda van het CPB en de OR. Is de materie te uitgebreid om te bespreken met het voltallige CPB of de voltallige OR, stel dan voor om werkgroepen te organiseren binnen het CPB en de OR. Laat voor alle zekerheid de informatierechten opnemen in het huishoudelijk reglement van de OR of het CPB.
18 ARBEID
& MILIEU
SYNDICALE RECHTEN
Wat zijn de kosten en baten van toetreding? Je kunt in het kader van de efi-besprekingen aan je werkgever vragen waarom je bedrijf is toegetreden. Welke kosten en baten waren/zijn er verbonden aan de toetreding? Welke fiscale voordelen geniet je werkgever? En hoeveel korting krijgt je bedrijf op de federale bijdrage voor elektriciteit?
Nog enkele bijkomende vragen: • Hoeveel energie verbruikt je bedrijf? Over welke energiebronnen gaat het? Steenkool, aardolie, hernieuwbare energie ...? • Wat is de totale kostprijs van energie en wat is de evolutie hierin? Heeft je bedrijf al overwogen om te wisselen van energieleverancier? • Heeft je bedrijf een langetermijnstrategie op het vlak van rationeel energiegebruik? • Is je werkgever op de hoogte van de steunmaatregelen voor energiebesparing? Indien niet, verwijs hem naar de website www.energiesparen. be. indien wel, heeft hij al overwogen om een subsidie aan te vragen voor bijvoorbeeld dakisolatie of zonneboilers?
8.3 Geheugensteuntje Het onderstaande schema plukten we van de website www.auditconvenant.be. Het geeft op een duidelijke manier weer welke verplichtingen je bedrijf moet doen in het kader van het convenant.
Figuur 2: Tijdsplanning engagementen ten aanzien van het auditconvenant (Bron: www. auditconvenant.be) ARBEID
& MILIEU
19
STANDPUNT
9
Standpunt vakbonden en milieubeweging Anno 2007 is het moeilijk om uitspraken te doen over het effect van het auditconvenant op het toekomstige energieverbruik en CO2-emissies van bedrijven. De convenantbedrijven zijn nog maar net begonnen aan hun eerste investeringsgolf.
De doelstellingen De voorspelde uitstootvermindering met 674 kiloton per jaar is niet gegarandeerd. Bovendien hadden de vakbonden en de milieubeweging al een minder positieve ervaring bij de uitvoering van het benchmarkingconvenant: de verwachtingen werden hier veel rooskleuriger voorgesteld dan de gehaalde resultaten. De CO2-uitstoot ten gevolge van de groei van de bedrijven overtreft hier ruimschoots de winst ten gevolgen van meer energie-efficiëntie. Maatregelen die niet verder gaan dan een terugbetaaltijd van een drie- tot viertal jaar zijn waarschijnlijk niet ambitieus genoeg om de Vlaamse klimaatdoelstellingen te halen. De vakbonden en milieubeweging vinden daarom dat de normen nog aangescherpt moeten kunnen worden, indien het beoogde resultaat niet gehaald wordt.
Inspanningen van de bedrijven wegen niet op tegen de voordelen Sommige bedrijven zullen makkelijker kunnen voldoen aan de voorwaarden van het auditconvenant dan andere. In principe is het mogelijk dat sommige bedrijven al zo energie-efficiënt zijn, dat er maar weinig investeringen te bedenken zijn met een IRR groter dan 15% of 13,5%. Die bedrijven komen er gemakkelijk van af. Ze hoeven weinig te investeren, maar krijgen wel de beloningen van de overheid. De vakbonden en de milieubeweging betreuren het onevenwicht tussen de engagementen van de industrie en de tegemoetkomingen die de overheid aanbiedt. Ze zijn allesbehalve overtuigd dat de minderinkomsten en de extra uitgaven die gepaard gaan met het convenant zullen opwegen tegen de verwezenlijkte reducties.
Externe en interne energiedeskundigen De convenanttekst laat bedrijven toe zelf hun energieplan op te stellen, mits ondersteuning door een externe deskundige. Vakbonden en milieubeweging vragen zich af of de kwaliteit van het energieplan wel
20 ARBEID
& MILIEU
STANDPUNT
gewaarborgd is als eigen personeelsleden het energieplan mogen opstellen. Daarom zou volgens hen de externe deskundige een belangrijkere rol moeten spelen, niet alleen bij de controle van de gegevens, maar ook in het opstellen van het plan zelf.
Meer controle door het verificatiebureau De vakbonden en de milieubeweging vinden dat het verificatiebureau ook controles zou moeten uitvoeren op het terrein. Als gevolg zou de kwaliteit van de audits en energieplannen verbeteren, waardoor het energiebesparingspotentieel alleen maar kan verhogen. Maar natuurlijk moet er ook meer toezicht zijn op het effectief realiseren van de geplande investeringen. En ook de sanctieregeling moet duidelijker uitgewerkt worden.
Een gebrek aan transparantie en betrokkenheid In artikel 14 van de tekst van het auditconvenant staat vermeld dat de sectororganisaties “de vakbondsvertegenwoordigers van de sector regelmatig moeten inlichten via de bestaande raadplegingsorganen”. Wanneer en waarover de vakbondsvertegenwoordigers precies moeten worden ingelicht, daar blijft de tekst echter vaag over. De vakbonden vinden dan ook dat dit verder moet worden uitgewerkt. Van de passage die stelt dat de auditcommissie “contacten moet onderhouden met maatschappelijke organisaties, in het bijzonder de werknemersorganisaties” zijn de vakbonden evenmin onder de indruk. Hoe die contacten moeten gebeuren en met welke frequentie, vertelt de convenanttekst bijvoorbeeld niet. De vakbonden zijn vragende partij voor meer en regelmatige betrokkenheid bij en informatie over de werkzaamheden van de commissie auditconvenant. Ook zouden ze graag de kans krijgen om te reageren op het jaarlijkse verslag van de commissie. Voorts vinden de vakbonden en de milieubeweging dat de vertrouwelijkheidsclausule met betrekking tot de informatie die aan de afgevaardigden wordt verstrekt, moet geschrapt worden.
ARBEID
& MILIEU
21
LIJST VAN TOEGETREDEN BEDRIJVEN
10
Lijst van toegetreden bedrijven Ace Dendermonde, ADPO Beveren-Waas, ADPO Gent, Affilips Tienen, Agristo Harelbeke, Ajinomoto Omnichem Balen, Alpla Belgium Oudenaarde, Alro Dilsen-Stokkem, Alupa Genk, Alural Lummen, Amcor Flexibles Transpac Halen, Amcor Pet Packaging Belgium Brecht, AMI Semiconductor Belgium Oudenaarde, ANL Plastics Wellen, Arcelor Steel Geel, Ardo Ardooie, Arnout Ichtegem, Artilat Nijlen, Asco Industries Zaventem, Asitec DilsenStokkem, Astra Sweets Turnhout, Avery Dennison Belgie Turnhout, Aveve Aalter, Aveve Antwerpen, Balta Weaving Waregem, Bayer Sheet Europe Tielt, Beckers productie Belgie Bocholt, Begro Ardooie, Bekaert Textiles Waregem, Bekaert Zwevegem afdeling Waregem, Belcolade Aalst, Belgian Shell & CRI Catalyst Company Belgium Gent, Berry Floor Menen, Berry Yarns Ninove, Bladgen Packaging Roeselare, Boal Belgium Wevelgem, Bonar Technical Fabrics Lokeren, Bonar Technical Fabrics Zele, Bosal Benelux Westerlo, BPI Formipac Zele, Brabomills Antwerpen, Bravi Sint-Truiden, Brouwerij Haacht Boortmeerbeek, Brouwerijen Alken Maes Alken, Bubble & Foam Industries Anzegem, Campi Press Dessel, Campine Beerse, Cappelle Pigments Menen, Capsugel Bornem, Chevron Phillips Chemicals Tessenderlo, Chiyoda Europa Genk, Cogebi Beersel, Coil Landen, Cominbel Sint-Lievens-Houtem, Concentra Grafic Hasselt, Continental Teves Mechelen, Cytec Surface Specialities Dendermonde, Daikin Europe Oostende, Danis Izegem, Danone Belgium Rotselaar, D’arta Ardooie, Deceuninck Hoogledes, Dejaeghere Spinning Mills Waregem, Dejaeghere LangemarkPoelkapelle, Dekaply Aalst, DesleeClama Textiles Zonnebeke, Dicalite Europe Gent, Didak Injection Grobbendonk, Domo Oudenaarde, Domo Sint-Niklaas, Dossche Mills & Bakery Antwerpen, Dossche Mills & Bakery Deinze, Douwe Egberts Grimbergen, Dovre Ravels, Dow Zwijndrecht, DSM Speciality Compounds Genk, Duracell Batteries Aarschot, Duvel Moortgat Puurs, Dyka Plastics Overpelt, Dynea Gent, EOC Belgium Evergem, EOC Belgium Oudenaarde, Etabl. Joseph Soubry Roeselare, Ets Van Hollebeke Roeselare, Eurofreez Poperinge, Exportslachthuis Tielt, FBFC International Dessel, Friesland Foods Belgie Bornem, Friesland Foods Professional Lummen, Fuji Oil Europe Gent, GE Power Controls Belgium Gent, Genencor International Brugge, Genzyme Geel, Glaverbel & Seapane Brugge, Groep Masureel Veredeling Wevelgem, Guylian Sint-Niklaas, Hansen Transmissions International Edegem, Hansen Transmissions International Lommel,
22 ARBEID
& MILIEU
LIJST VAN TOEGETREDEN BEDRIJVEN
Helvoet Pharma Belgium Alken, Henco Industries Herentals, Hexion Speciality Chemicals Beveren-Waas, Homifreez Ardooie, Hoorens Printing & MBP Binders Kortrijk, Horafrost Staden, Hyplast Hoogstraten, Ideal Fibres & Fabrics Wielsbeke, Ideal Floorcoverings Wielsbeke, Ijsboerke Kasterlee, IKO Sales International Ham, Imperial Meat Products - divisie Amando Destelbergen, Imperial Meat Products - divisie Cornby Gent, Imperial Meat Products - divisie Dacor Gent, Imperial Meat Products - divisie Imperial Lovendegem, Incoplas Ronse, Innoviafilms Merelbeke, IPB Waregem, JM Huber Belgium Oostende, Jonckvansteen Weverij Zonnebeke, Kappa Turnhout Turnhout, Kautex Textron Benelux Tessenderlo, Kempico Lille, Klaasen & Co Ravels, La Lorraine Ninove, Lamifil Hemiksem, Lantmännen Unibake Londerzeel, LBC Antwerpen, Libeltex Meulebeke, Liebaert Deinze, Looza Borgloon, Maes Mattress Ticking Zwevegem, Marlux Tessenderlo, Maselis Roeselare, Mc Three Carpets Waregem, McCain Foods Belgium Grobbendonk, Mepa Oudenaarde, Mercator Press Jabbeke, Meubelfabrieken Karel Mintjens Malle, Michel Van de Wiele & Ferromatrix & Steenbakkerij Kortrijk, Miko Turnhout, Mondi Belcoat Duffel, Monks International Wielsbeke, Neste Oil Beringen, Oliefabriek Lichtervelde, Olympia Herne, Omco Metals Hamme, Ontex Buggenhout, Ontex Eeklo, Pacapime Halle, Palm Breweries Londerzeel, Panasonic Battery Belgium Tessenderlo, Pasfrost Zonnebeke, Pauwels Trafo Belgium Mechelen, PBI Fruit Juice Company Brugge, Pemco Brugge, Perstorp Oxo Belgium Evergem, Pfizer Manufacturing Belgium Puurs, Pinguin Langemark-Poelkapelle, Pinguin Staden, Plastal Gent, Plastic Omnium Automotive Herentals, Plastuni Operations Ninove, Pluma Wommelgem, Polyweave Kruishoutem, Prado Rugs & Prado Tuft Kuurne, Praxair Production Lommel, PREGIS (multisite Pregis & Wellenfoam) Wellen, Puratos & Beldem Dilbeek, Quinn group Belgium Grobbendonk, Ravago Plastics Arendonk, Recticel Wetteren, Remi Claeys Aluminium Lichtervelde, Remy Industries Leuven, Resilux Wetteren, Rezinal Heusden-Zolder, Rio Tinto Materials Gent, Robert Bosch Produktie Tienen, Roger Vanden Berghe & Trassald Waregem, Roularta Printing Roeselare, RPC Cobelplast Lokeren, Sadepan Chimica Genk, Samsonite Europe Oudenaarde, Sapa RC Profiles Lichtervelde, Schering-Plough Labo Heist-op-den-Berg, Seppic Belgium Zwijndrecht, SES VanderHave Tienen, Seyntex Tielt, Silmaco Lanaken, Sioen Coating Ardooie, Slachthuizen Goossens Waregem, Snack Food Poco Loco Roeselare, Soliver NV Roeselare, Solutia Europe Gent, Spicer Off-Highway Belgium Brugge, Steverlynck Group Anzegem, Struik Foods Belgium VOF Schoten, Sunco Ninove, Surface Treatment Company Sint-Truiden, Sylvania Tienen, Tardel & Van Coppenolle Ronse, Ter Beke Vleeswaren Waarschoot, Terumo Europe Leuven, Transfurans Chemicals Geel, Trebos - Duferco LL Haacht, Tyco Electronics Belgium EC Oostkamp, Tyco Electronics Raychem Leuven, UCO Yarns Brugge, Unifrost Ardooie, Unilin Decor Izegem, Unipro Antwerpen, Utexbel Ronse Ruien, Van Genechten Biermans Turnhout, Vandemoortele Izegem, Vanden Avenne Wielsbeke, Vanelor Erpe-Mere, VCST ARBEID
& MILIEU
23
LIJST VAN TOEGETREDEN BEDRIJVEN
Industrial Products Sint-Truiden, Verlimas Kortrijk, Versele Laga Deinze, Vertellus Specialities Belgium Antwerpen, Vishay BC components Roeselare, Volys Star Lendelede, VPK Packaging Dendermonde, VUM Dilbeek, WCA-Alro Genk, Westfro Staden, Westvlees Staden, Willequet Nazareth, Wymar International Dentergem, Xella Zwijndrecht. Deze lijst is ook te vinden op www.auditconvenant.be.
24 ARBEID
& MILIEU
WEBSITES EN LINKS
11
Interessante websites en links • Belgische portaalsite voor klimaatverandering www.klimaat.be • Nationaal klimaatplan 2002-2012 mineco.fgov.be/energy/climate_change/nationaal_klimaatplan_ 060302.doc • Website van het Vlaams Energieagentschap www.energiesparen.be • Vlaams klimaatbeleidsplan 2006-2012 www.lne.be/themas/klimaatverandering/toncontract/vkp_20062012_def.pdf • Website van de commissie auditconvenant www.auditconvenant.be • Convenanttekst www.auditconvenant.be/docs/Auditconvenant.doc • Besluit energieplanning www.emis.vito.be/EMIS/Media/Legislation_Docs/sb160704-1.pdf • REG-decreet www.emis.vito.be/EMIS/Media/Legislation_Docs/sb230604-1.pdf • Energiebesparende maatregelen voor bedrijven www.steekwattinjezak.be • Overzicht klimaat- en andere milieulinks www.statbel.fgov.be/port/env_nl.asp • Arbeid & Milieu vzw www.a-m.be • ACV www.acv-online.be • ABVV www.vlaamsabvv.be • ACLVB www.aclvb.be • Bond Beter Leefmilieu www.bblv.be • ESF-agentschap Vlaanderen www.esf-agentschap.be
ARBEID
& MILIEU
25
BRONNEN
12
Geraadpleegde bronnen • Vlaamse regering, ‘Het Vlaams klimaatbeleidsplan 2006-2012’, 2006 • Van Eyck Kris & Willems Tom, ‘Energieverbruik ondernemingen’, Vakbeweging, 25 januari 2006 • Willems Tom & Claeys Bram, ‘Ontwerp Vlaams klimaatbeleidsplan 2006-2012’, A&M-Magazine, september 2006 • www.auditconvenant.be: Jaarverslag 2005-2006 en diverse toelichtingen en verslagen van de commissievergaderingen
26 ARBEID
& MILIEU
VERKLARENDE WOORDENLIJST
13
Verklarende woordenlijst Broeikasgassen zijn gassen die zich in de atmosfeer gedragen net als een serreglas. Ze houden namelijk de zonnewarmte vast, waardoor de aarde opwarmt. Bij afwezigheid van deze natuurlijke broeikasgassen in de atmosfeer zou de gemiddelde temperatuur op aarde slechts -18°C bedragen. Maar door de toegenomen industrialisatie van de laatste eeuw bevinden er zich in de atmosfeer teveel broeikasgassen, waardoor het te warm wordt op aarde. Het bekendste broeikasgas is koolstofdioxide (CO2). Andere broeikasgassen zijn waterdamp, ozon, lachgas, methaan en verschillende fluorhoudende koolwaterstoffen. CO2-equivalent: Andere broeikasgassen die een sterker opwarmend effect hebben dan CO2, veroorzaken al in hoeveelheden kleiner dan een ton hetzelfde broeikaseffect als 1 ton CO2. De hoeveelheid van dat sterkere broeikasgas die nodig is om eenzelfde broeikaseffect teweeg te brengen als 1 ton CO2, noemen we het CO2-equivalent. Emissierecht: Eén emissierecht vertegenwoordigt het recht om 1 ton CO2 of CO2–equivalent uit te stoten. Energieaudit: Een energieaudit brengt in het bedrijf de belangrijkste energieverbruikers aan het licht en gaat na waar energie kan worden bespaard. Onder andere de posten elektriciteit, aardgas, stookolie, perslucht, verlichting en verwarming worden onderzocht. De audit wordt uitgevoerd door een energiedeskundige. Energie-intensieve bedrijven zijn bedrijven die meer dan 0,1 PJ primaire energie gebruiken. De meest energie-intensieve bedrijven gebruiken 0,5 PJ primaire energie of meer. Flexibele mechanismen: Aanvullend op de uitstootvermindering in eigen land, kunnen industrielanden gebruik maken van 3 flexibele mechanismen om hun Kyoto-doelstellingen te behalen. De flexibele mechanismen die het Kyoto-protocol beschrijft zijn gezamenlijke inwerkingstelling (JI of Joint Implementation), mechanismen voor schone ontwikkeling (CDM of Clean Development Mechanisms) en de internationale handel in emissierechten (IET of international emission trading). ARBEID
& MILIEU
27
VERKLARENDE WOORDENLIJST
Groene stroom is stroom opgewekt uit hernieuwbare energie. Hernieuwbare energie is energie opgewekt uit zichzelf hernieuwende energiebronnen, bijvoorbeeld wind-, zonne- of waterkrachtenergie. Bij de energieopwekking komt weinig of geen CO2 vrij. Internationale handel in emissierechten: Door het systeem van internationale emissiehandel kunnen industrielanden onderling emissierechten verhandelen. Een land dat over te weinig rechten beschikt, kan dit tekort compenseren door van een ander land, dat rechten over heeft, rechten te kopen. De internationale emissiehandel wordt ook wel eens ‘handel in hete lucht’ genoemd en gaat van start in 2008. België kan bijvoorbeeld emissierechten kopen in Rusland, dat minder rechten nodig heeft dan waar het recht op heeft. Kyoto-doelstelling: elk land dat het Kyoto-protocol heeft erkend, krijgt een reductiepercentage toegekend. Dat reductiepercentage behalen tegen 2012 is de Kyoto-doelstelling van dat land. Kyoto-protocol: het protocol dat 180 landen, waaronder België, de VS en Australië, ondertekenden in 1997 met de bedoeling de klimaatverandering terug te dringen. Pas in 2005 is het protocol in werking getreden, nadat voldoende landen (141 in totaal) het hadden erkend. De VS en Australië hebben als belangrijke uitstoters van broeikasgassen het protocol niet erkend. Het Kyoto-protocol loopt af in 2012. Primair energieverbruik: het energieverbruik dat wordt opgewekt uit primaire energiedragers, ofwel energiedragers die uit de natuur gewonnen worden. Steenkool, aardgas, aardolie en kernenergie zijn voorbeelden van primaire energiedragers, maar ook wind- en waterkrachtenergie. Motorolie en elektriciteit noemen we secundaire energiebronnen, omdat ze zijn ontstaan door omzetting van primaire energiebronnen. Elektriciteit wordt onder andere verkregen door omzetting van bijvoorbeeld aardgas of kernenergie. Reductiepercentage: Alle industrielanden die het Kyoto-protocol hebben erkend, kregen een reductieverplichting toegekend onder de vorm van een percentage. Voor België geldt -7,5%, voor het Verenigd Koninkrijk -12%. Dat wil zeggen dat België tegen 2012 haar broeikasgassenuitstoot moet verminderen met 7,5% ten opzichte van haar uitstoot in 1990. België stootte in 1990 147.086 ton CO2-equivalent uit. Bijgevolg mag ons land in 2012 maar 136.054 CO2-equivalent meer uitstoten. Sommige landen hebben een reductiepercentage van 0%. Dat wil niet zeggen dat deze landen niks hoeven te doen. Sinds 1990 is hun uitstoot van broeikasgassen
28 ARBEID
& MILIEU
VERKLARENDE WOORDENLIJST
immers soms fel gestegen. Andere landen hebben dan weer een positief reductiepercentage. Het Brusselse gewest heeft (als regio weliswaar) een reductiepercentage van +3,475%. De uitstoot in het Brusselse gewest mag dus tegen 2012 stijgen met maar 3,475% ten opzichte van 1990. REG-actieplan: Netbeheerders zijn verplicht om via het promoten van rationeel energiegebruik bij de klanten, een wettelijk opgelegde besparingsdoelstelling te realiseren. Daartoe dienen ze jaarlijks een REGactieplan op te maken. Uitstootvermindering: vermindering van de broeikasgassenuitstoot. Vlaams energieagentschap: Het Vlaams Energieagentschap (VEA) is de nieuwe naam van de vroegere Afdeling Natuurlijke Rijkdommen en Energie (ANRE) van het Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap.
ARBEID
& MILIEU
29
AFKORTINGEN
14
Afkortingen • • • • • • • • • •
30 ARBEID
& MILIEU
BEP: CFK’s: CO2: CPB: Efi: EU: IRR: KB: OR: PJ:
besluit energieplanning chloorfluorkoolwaterstoffen koolstofdioxide comité voor preventie en bescherming op het werk economische en financiële informatie Europese Unie internal rate of return of interne rentevoet Koninklijk besluit ondernemingsraad petajoule = 1015 joule
ARBEID
& MILIEU
31
Arbeid & Milieu is het samenwerkingsverband tussen de vakbewegingen (ACV, ABVV en ACLVB) en de milieubeweging (BBL) in Vlaanderen.