Het post- en telegraafkantoor 4 aan het Hoendiep (1916) 1917-1927 (1930) W.W. Kat
I
n het huidige pand van Koets b.v. aan het Hoendiep nr. 106 te Hoogkerk was van 1917 tot 1927 een post- en telegraafkantoor gevestigd. In dit artikel wordt beschreven wat aan de ingebruikstelling in 1917 vooraf ging.
bare school, te verkopen aan P. Scharringa. Nadat Scharringa zijn brief aan de gemeente had verstuurd, vroegen B en W (burgemeester en wethouders) zich af of het niet wenselijk was stappen te ondernemen om het hulppostkantoor tevens in te richten als hulptelegraafkantoor. De totstandkoming van deze mogelijkheid is evenwel niet dringend, omdat in de gemeente een publiek telefoonstation aanwezig is, dat is aangesloten op het lokale net van de gemeente Groningen en het station Hoogkerk-Vierverlaten van de Staatsspoorwegen dat met de bezorging en verzending van telegrammen belast is. Uit het oogpunt van gemeentebelang is het gewenst, dat het verzenden en ontvangen van telegrammen geschiedt in de kom van het dorp. B en W wenden zich op 21 januari 1914 tot de Ingenieur van de Telegrafie te Groningen met de vraag, onder welke voorwaarden het Rijk bereid is een hulptelegraafkantoor te vestigen. Op 26 januari bericht de Inspecteur, dat voor de vestiging van een hulptelegraafkantoor voldaan moet worden aan enkele met name genoemde Koninklijke Besluiten. Bovendien moet van gemeentewege gezorgd worden voor een behoorlijke gemeubileerde, verlichte en verwarmde lokaliteit met daarin onder meer een afsluitbare kast, een lessenaar in de wachtkamer voor het publiek, enkele handleggers en portefeuilles met schuifbanden.
Op 8 januari 1914 deelt brievengaarder P. Scharringa aan de gemeente Hoogkerk mede, dat hij van plan is om zijn bestaande woonhuis aan het Hoendiep, waarin het hulppostkantoor is ondergebracht, te slopen en op dezelfde plaats een geheel nieuw aan de eisen des tijds beantwoordend postkantoor met wachtkamer te bouwen. De frontbreedte van zijn woonhuis is echter te smal om zijn plan te verwezenlijken, tenzij de gemeenteraad besluit hem een strook van de tuin, die in gebruik is bij het hoofd van de openbare school aan de westzijde van zijn perceel, te verkopen. De gemeenteraad wil daaraan wel meewerken. Het hoofd van de openbare school, de heer J. Tulner, heeft nimmer de bij zijn ambtswoning behorende grond de bestemming gegeven van tuin, maar meer gebruikt als bergplaats van vuil en afval. Daarnaast ziet de gemeenteraad als gemeentebelang, dat in een zich sterk uitbreidende gemeente als Hoogkerk een naar de eisen destijds ingericht hulppostkantoor aanwezig is, waarin ruimte wordt gereserveerd voor een eventueel op te richten hulptelegraafkantoor. Daarom besluit de gemeenteraad op 5 februari 1914 om een strook grond van 1,30 meter breed en 12,10 m lang, die deel uitmaakt van de grond bij de ambtswoning Bouwtekening van het post- en telegraafkantoor met directeurswoning van het hoofd van de open- (1916) 4
Een hulptelegraafkantoor moet ook dienst5 baar worden gemaakt voor de interlokale telefoondienst. Dat brengt met zich mee, dat door de Inspecteur van de telegrafie zal worden toegezien op een lokaliteit met voldoende ruimte voor uitvoering van de telegraafdienst en telefoondienst en voor een behoorlijke wachtkamer met spreekcel. Daarnaast zal de kantoorhouder moeten worden bezoldigd door de gemeente. Door de Directeur van de Posterijen en Telegrafie wordt elk jaar een advies gegeven over de bezoldiging, dat afhankelijk is van de omvang van het telegraafen telefoonverkeer en de uren van openstelling van het kantoor. In juni blijkt, dat Scharringa aan de Inspecteur van de Posterijen en Telegrafie heeft gevraagd of er bezwaar tegen bestaat, dat het hulppostkantoor wordt verplaatst naar een nieuw te bouwen perceel aan de Zuiderweg, ongeveer honderd meter ten zuiden van de brug over het Hoendiep; het blijkt dat Scharringa geen kans ziet zijn perceel aan te bouwen of een ander perceel te huren of te kopen. De Inspecteur vraagt op 18 juni advies aan B en W, die op 21 juni antwoorden, dat verreweg het grootste deel van de bevolking ten noorden van het Hoendiep woont en het bezwarend zou zijn om voor het posten van een enkele brief dan minutenlang voor de brug moet wachten, vooral in de winter bij druk scheepvaartverkeer. De Inspecteur laat op 26 juni weten, dat hij de bezwaren van B en W deelt en zal de brievengaarder adviseren om het gebouw te vergroten door een eenvoudige verbouwing of een voor de dienst geschikt perceel te huren. In haar vergadering van 24 juli 1914 ¹) komt aan de orde of de gemeenteraad bereid is over te gaan tot stichting van een gebouw met daarin een postkantoor. De algemene mening is, dat de vervanging van een hulppostkantoor door een postkantoor een zaak van de Directie van de Posterijen is. De stichting vergt een zodanige uitgave, dat een lening voor 20 jaar moet worden afgesloten, welke in de eerste zes jaar een verhoging van de hoofdelijke omslag met zich brengt, waardoor het evenwicht in de gemeentefinanciën in gevaar wordt gebracht. De gemeenteraad is dan ook niet bereid om financiële offers te brengen voor de stichting van een postkantoor.
Het is een tijd stil. Op 26 april 1915 doet de directeur van de Posterijen en Telegrafie de suggestie aan B en W om een verzoek tot stichting van een postkantoor in te dienen, alsmede de gronden. Dan kan alvast een uitspraak worden ontlokt of er aanleiding bestaat om over te gaan tot vestiging van zo’n postkantoor. De gemeenteraad is van mening veranderd. Zij wil het hulppostkantoor vervangen door een postkantoor en telegraafkantoor; zij is bereid een ter zake dienend gebouw neer te zetten met een directeurswoning tegen de gebruikelijke vergoeding. Het huidige hulppostkantoor is absoluut ongeschikt en de brievengaarder is niet in staat een behoorlijke kantoorruimte te verwezenlijken. B en W worden gemachtigd een desbetreffend verzoek bij de Minister van Waterstaat in te dienen, hetgeen gebeurt op 27 april 1915. Een dag eerder (op 26 april) wenden B en W zich tot de kerkvoogden van de Nederlands Hervormde Kerk te Hoogkerk met de vraag of zij bereid zijn een strook grond van de gesloten begraafplaats te verkopen, die grenst aan het eigendom van de gemeente en aan de grond van Scharringa. De kerkvoogden antwoorden op 29 april daartoe bereid te zijn onder goedkeuring van het College van Toezicht op het beheer der kerkelijke goederen en fondsen van de Nederlands Hervormde Gemeenten in de provincie Groningen, mits van gemeentewege een scheiding wordt aangebracht bestaande uit een manshoge éénsteens muur. De Minister van Waterstaat bericht op 13 juli 1915, dat wordt voldaan aan het verzoek om het hulppostkantoor te vervangen door een post- en telegraafkantoor, indien van gemeentewege een kantoorgebouw met ambtswoning wordt gesticht op een daartoe gunstig gelegen en voldoend terrein. De ligging van het terrein en de inrichting van het gebouw behoren ten genoegen te zijn van de postadministratie. De huur van het gebouw wordt aanvankelijk aangegaan voor 10 jaar. B en W sturen op 5 augustus 1915 aan de Inspecteur van de Posterijen en Telegrafie te Groningen op diens verzoek een schets van de ligging van het terrein voor de bouw van een post- en telegraafkantoor. Op 15 oktober 1915 besluit de gemeenteraad om van gemeentewege over te gaan (1) tot de bouw van 5
6
De brievenbus van het post- en telegraafkantoor (1982)
een post- en telegraafkantoor, (2) tot afbraak van de bestaande woning van het hoofd van de openbare lagere school, (3) tot aankoop van het perceel, waarin het hulppostkantoor gevestigd is, van de heer P. Scharringa voor ƒ 2.750, (4) tot het stichten van een nieuwe woning voor het hoofd van de openbare school op het schoolplein naast de school en (5) tot verbouw van het gemeentehuis. Het terrein waarop de woning van het hoofd van de openbare school staat, is nodig voor de verbouw van het gemeentehuis en de bouw van het postkantoor. Nu kan ook de verkoop van een strook grond van de kerkvoogdij aan de gemeente doorgaan, maar B en W laten de kerkvoogden op 21 oktober 1915 weten, dat naar haar mening een solide houten schutting van voldoende hoogte ook kan volstaan. De kerkvoogden berichten op 9 december, dat zij de voorkeur geven aan een hek van harmonicagaas met palen en beton ter hoogte van 1,80 meter zoals is geplaatst bij de openbare lagere school. Op 19 januari 1916 zenden B en W aan de Inspecteur van de Posterijen en Telegrafie te Groningen een ontwerp voor de bouw van een post- en telegraafkantoor met bijbehoren-
de bestek en begroting van de kosten. De begroting is hoog uitgevallen, hetgeen een gevolg is van de buitengewone stijging van de kosten van vele bouwmaterialen en van het buitengewoon grote risico, dat een aannemer in de huidige tijdsomstandigheden draagt. De bouwkosten worden begroot op f. 19.544, daarbij komen nog f. 4.139 aan bouwkosten, waarvan f. 2.750 wegens de kosten van aankoop van een terrein van Scharringa, f. 1.173 wegens het in gebruik nemen van een stuk grond waarop de te slopen woning van het hoofd der openbare lagere school staat en f. 216 wegens de aankoop van een strook grond van de kerkvoogden van de Nederlands Hervormde Kerk.ƒ Op maandag 22 mei 1916 gaan B en W in een van de vertrekken van het gemeentehuis over tot het openen van de inschrijvingsbiljetten van gegadigden voor de bouw van een post- en telegraafkantoor met directeurswoning. Na opening van de biljetten en voorlezing van de vijftien inschrijvingen wordt door B en W de bouw gegund aan de laagste inschrijver, te weten Jan Tammens, aannemer te Hoogkerk, voor de som van ƒ 23.070, die tot medeaannemer stelt Hendrik Dijkuis en Marten Dijkhuis, beiden aannemer te Leens. De hoogste inschrijver is P. Koopman te Zuidwolde voor ƒ 29.000. In februari 1917 zorgt de gemeente Hoogkerk voor verlichting in de vertrekken in de vorm van gloeilampen, waarmee een uitgave is gemoeid van ƒ 46,60. De gemeenteraad gaat op 28 maart 1917 akkoord met de onderhandse verhuur van het post- en telegraafkantoor aan het Rijk, waarbij de jaarlijkse huurprijs wordt bepaald op ƒ 1690, samengesteld uit 4,5% van de terreinkosten van ƒ 4.139, 6% van de bouwkosten van ƒ 23.070 en 6% van de kosten van aanschaf van verlichtingsornamenten van ƒ 46,60. B en W worden gemachtigd een overeenkomst aan te gaan, waarbij het nieuwe post- en telegraafkantoor, plaatselijk bekend als wijk A nummers 87 en 88 en gelegen aan de provinciale grindweg te Hoogkerk, wordt verhuurd aan het Rijk voor de tijd van 10 jaar ingaande 1 april 1917 en eindigende 31 maart 1927 tegen een jaarlijkse huursom van ƒ 1690. Op 11 mei 1917 wordt de overeenkomst on6
dertekend door burgemeester 7 G. van Barneveld en gemeentesecretaris A.P.W. Kraan namens de gemeente Hoogkerk en Inspecteur Van der Poel namens de Directie van de Posterijen en Telegrafie te Groningen. Op 1 juli 1923 wordt de status van postkantoor teruggebracht tot hulppostkantoor. De inrichting blijft onveranderd tot 1 april 1927, de datum waarop de huurovereenkomst met de gemeente Hoogkerk afloopt. De nieuwe status van hulppostkantoor Rechts het voormalige post- en telegraafkantoor, links en midden het heeft wel tot gevolg, dat na 1 voormalige gemeentehuis en uitbreiding van het voormalige gemeenteapril 1927 de onderbrenging huis (2009) aan de Kerkvoogdij van de Nederlands Hermoet geschieden als bij alle hulppostkantovormde Gemeente te Hoogkerk en hierna verren, namelijk, dat de kantoorhouder zelf moet lengd tot de dag waarop de in aanbouw zijnde zorgen voor een lokaliteit. Het Rijk is dan pastorie in gebruik zal worden genomen, ook van plan om na afloop van de huurterdoch uiterlijk tot 1 januari 1928. mijn aan de andere kant van het Hoendiep Ondertussen is het gebouw door uitvoering een nieuw hulppostkantoor te vestigen. Het van gemakkelijk te verwijderen binnenwerks zal tot midden 1930 duren, voordat de heer vertimmeringen ingericht voor de verhuur in K. Scherpbier een nieuw hulppost-, telegraafdrie gedeelten, zodat de gemeenteraad van en telefoonkantoor laat bouwen aan de - wat Hoogkerk op 15 oktober 1928 besluit over te toen heette - Schoolstraat (later Middenweg gaan tot verhuur tot wederopzegging, mede 10). omdat op het gebouw nog een schuld van ƒ B en W roepen reeds in mei 1926 de mede14.692 ligt. werking van de Kamer van Koophandel en Het westelijk gedeelte, bestaand uit de beneFabrieken te Groningen in om te voorkomen, denwoonkamer, de keuken, het daarboven gedat het gebouw van de posterijen aan zijn belegen logeerkamertje en de zolder met daarop stemming voor de dienst van de PTT wordt afgetimmerd logeerkamertjes en het meidenonttrokken. Volgens haar is het gebouw uitkamertje en het achtergedeelte van het noordstekend voor de postdienst ingericht en beter oostelijk van het gebouw staand schuurtje, is gelegen dan de nieuw in te richten lokaliwordt verhuurd aan Jan Bosman, rijksveldteit. Bovendien meent zij te weten, dat de wachter te Hoogkerk, voor vier gulden per mogelijkheid bestaat, dat in Hoogkerk weer week. Bosman kan dit gedeelte huren, omdat een bijkantoor van Groningen wordt opgehij zijn tegenwoordige woning moet ontruiricht, waardoor het Rijk opnieuw de beschikmen en er niet in geslaagd is een andere geking zal moeten hebben over een volledig schikte woning te huren; daarnaast is het van kantoorgebouw met directeurswoning. belang, dat hij een woning krijgt in het cenOndanks pogingen van B en W blijft het trum van het dorp. hulppostkantoor niet gevestigd aan het HoenDe bovenwoning, bestaande uit drie aan de diep. Daarom wordt het voormalige post- en straat gelegen kamers, de noordoostelijke katelegraafkantoor verhuurd. Zo wordt van 1 mer ingericht als keuken, het balkon en beneapril 1927 tot 30 september 1927 het gebouw den de voormalige telefoonkamer met het (wijk A nrs. 66 en 67 respectievelijk woning voorgedeelte van het noordoostelijk van het en dienstvertrekken) onderhands verhuurd 7
gebouw staand schuurtje, wordt verhuurd aan 8 Gaaike Euwema, schilder te Hoogkerk, voor zeven gulden per week. De voormalige kantoorlokalen, met uitzondering van de hiervoor genoemde telefoonkamer, wordt verhuurd aan de heer M.C. Slotemaker de Bruine, predikant van de Nederlands Hervormde Gemeente te Hoogkerk. Hij is bereid een huur te betalen, berekend naar honderd gulden per jaar. De ruimte wordt gehuurd om er jeugdsamenkomsten te houden. Eind 1930 doet zich de gelegenheid voor om het gebouw van de hand te doen. Voor de gemeenteraad zijn er redenen om daarop in te gaan. Op dat moment is een groot gedeelte van het gebouw buiten gebruik en pogingen om een nieuwe huurder te vinden hebben gefaald. De huuropbrengst van de afzonderlijke gedeelten bedraagt ƒ 672 per jaar, maar de werkelijke opbrengst in 1929 bedroeg ƒ 647 en over 1930 moet, omdat het gebouw langere tijd buiten gebruik is gebleven, met een nog lagere opbrengst rekening worden gehouden. Daarnaast zijn de uitgaven zoals rente en onderhoud belangrijk hoger geworden, zodat jaarlijks een niet geringe schade wordt geleden. Per 1 januari 1931 rust op het gebouw nog een schuld van ƒ 13.224. De gemeenteraad gaat dan ook op 9 december 1930 graag op het aanbod van de gebroeders F.W. en J. Koets aan de Helperoostsingel 40a te Groningen in. Het aanbod houdt in, dat de gebroeders Koets het gebouw, voor zover het niet in gebruik is bij rijksveldwachter J. Bosman, huren van 1 januari tot 1 mei 1931 voor ƒ 50. Aan het gebouw mag niets worden veranderd, anders dan met toestemming van B en W. Op 1 mei 1931 kopen zij het gebouw voor ƒ 11.000. Als waarborg voor de nakoming van de verplichtingen betalen de kopers ƒ 1.000 op 1 januari 1931. ¹) Dit blijkt uit een brief van Burgemeester en Wethouders van Hoogkerk aan de Minister van Waterstaat. In de notulen van de gemeenteraad van 24 juli 1914 wordt met geen woord gerept over de bouw van een postkantoor. Geraadpleegde bronnen: Groninger Archieven: Archief van de secretarie van de gemeente Hoogkerk (toegang 1493), inventarisnummers 16, 17, 18, 82, 86, 1294 8