HERVORMING
Overzicht van de nieuwe pensioenmaatregelen in de overheidssector
1
Een eerste maatregel verhoogt de minimum leeftijds- en loopbaanvoorwaarde om een vervroegd rustpensioen te kunnen genieten.
2
Een tweede maatregel bepaalt dat vanaf 1 januari 2012 in de pensioenberekening geen voordeliger loopbaanbreuk meer kan toegekend worden dan 1/48 voor diensten vanaf 1 januari 2012.
3
Een derde maatregel hertekent de gelijkstellingen inzake loopbaanonderbreking, vierdagenweek en halftijds werken vanaf 1 januari 2012.
4
Een vierde maatregel vervangt de refertewedde van de laatste vijf dienstjaren in de pensioenberekening door een gemiddelde wedde van de laatste tien dienstjaren.
!
De maatregelen die in deze brochure worden toegelicht, gelden enkel voor de vastbenoemde personeelsleden in de overheidssector. Contractuelen vallen onder de wijzigingen die voor de privé-pensioenen zijn uitgewerkt. Voor meer informatie kunnen zij terecht bij de Rijksdienst voor Pensioenen (RVP).
Deze brochure werd opgesteld door de dienst communicatie van de PDOS. Ze mag niet worden vermenigvuldigd en/of openbaar gemaakt op welke wijze dan ook zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de PDOS.
3
Inhoud Inleiding .............................................................................................................................. Enkele opmerkingen betreffende de tekst van deze brochure ................. EEN EERSTE MAATREGEL VERHOOGT DE MINIMUM LEEFTIJDS- EN LOOPBAANVOORWAARDE OM EEN VERVROEGD RUSTPENSIOEN TE KUNNEN GENIETEN ........................................................................... Algemene regel .................................................................................................. Algemene regel voor het bekomen van een pensioen vanaf 65 jaar ......................... Algemene regel voor het bekomen van een vervroegd pensioen ............................. Uitzondering 1 ....................................................................................................... Uitzondering 2 ....................................................................................................... Vaststelling van de nieuwe vereiste loopbaanvoorwaarden ..................................... Quid in geval van een gemengde loopbaan ? .......................................................... Niet-gevalideerde loopbaanonderbrekingen vóór 1/1/2011 .....................................
Bijzondere regel - loopbaanbreuk 1/50 en 1/55 .............................. Overzicht van de preferentiële loopbaanbreuken ..................................................... Invoering van een verhogingscoëfficiënt ................................................................. Op welke diensten is de verhogingscoëfficiënt van toepassing ? .............................. Schema van een loopbaan in eenzelfde loopbaanbreuk 1/55 .................................. Schema van een loopbaan in eenzelfde loopbaanbreuk 1/50 .................................. Omzettingstabellen van een loopbaan met verschillende loopbaanbreuken .............. Theoretisch voorbeeld: de loopbaanduur berekend in 10 stappen bij verschillende loopbaanbreuken .......................................................................... Eenvoudig praktisch voorbeeld: de loopbaanduur berekend in 10 stappen bij verschillende loopbaanbreuken ..........................................................................
Bijkomende overgangsmaatregelen voor personen die op de vooravond van hun pensioen staan .........................................
5 5
6 6 6 6 7 8 8 9 9 10 10 11 12 13 13 14 16 17
Overgangsmaatregel 1 ........................................................................................... Overgangsmaatregel 2 ........................................................................................... Overgangsmaatregel 3 ...........................................................................................
18 18 18 19
EEN TWEEDE MAATREGEL BEPAALT DAT VANAF 1 JANUARI 2012 IN DE PENSIOENBEREKENING GEEN VOORDELIGER LOOPBAANBREUK MEER KAN TOEGEKEND WORDEN DAN 1/48 VOOR DIENSTEN VANAF 1 JANUARI 2012 ...................................................................................................................... Algemene regel .................................................................................................. Overgangsmaatregel in de wet ................................................................
20 20 20
EN DERDE MAATREGEL HERTEKENT DE GELIJKSTELLINGEN INZAKE LOOPBAANONDERBREKING, 21 VIERDAGENWEEK EN HALFTIJDSE WERKEN NA 1 JANUARI 2012 .................................................................... 21 Inleiding .................................................................................................................. De aanneembaarheid van perioden van loopbaanonderbreking 22 en vierdagenweek opgenomen vanaf 1 januari 2012 ................ Gratis aanneembaarheid ........................................................................................ 22 De ‘thematische’ vormen van loopbaanonderbreking .............................................. 23 Beperkingen .......................................................................................................... 23
4
Inhoud Bijkomende aanneembaarheid van perioden van loopbaanonderbreking, vierdagenweek en halftijds werken opgenomen vanaf de leeftijd van 50 jaar ............................................ Gratis aanneembaarheid van deeltijdse loopbaanonderbreking (1/5) ....................... Gratis en betalende aanneembaarheid van deeltijdse loopbaanonderbreking (voor 1/2, 1/3, 1/4).............................................................. Quid indien u verschillende vormen van loopbaanonderbreking, vierdagenweek en halftijds werken combineert ? .....................................................
Aanneembaarheid van loopbaanonderbrekingen genomen vóór 1 januari 2012 .................................................................... Overgangsmaatregel ......................................................................................
24 24 24 25 26 26
EEN VIERDE MAATREGEL VERVANGT DE REFERTEWEDDE VAN DE LAATSTE VIJF DIENSTJAREN IN DE 27 PENSIOENBEREKENING DOOR EEN GEMIDDELDE WEDDE VAN DE LAATSTE TIEN DIENSTJAREN ...... 27 Algemene regel .................................................................................................. 27 Uitzonderingen ................................................................................................... Enkele woorden over de PDOS .............................................................................................................................................
29
BIJLAGEN ............................................................................................................................................................................................ Bijlage 1 Voorbeelden die het stappenplan bij loopbanen met verschillende loopbaanbreuken concreet maken ..................................................................... Bijlage 2 Lijst van de voltijdse of deeltijdse disponibiliteiten voorafgaand aan de oppensioenstelling of de vergelijkbare situatie zoals bedoeld in artikel 88, derde en vierde lid van de wet van 28 december 2011 houdende diverse bepalingen ............................................................................. Bijlage 3 Kalenderjaren waarvoor pensioenrechten kunnen worden geopend op een vervroegd pensioen in de regeling van de werknemers ...............
31
Vooraf ................................................................................................................... ”Gewoonlijke en hoofdzakelijke tewerkstelling” ..................................................... Perioden van gelijkstelling ......................................................................................
Bijlage 4 Kalenderjaren waarvoor pensioenrechten kunnen worden geopend op een vervroegd pensioen in de regeling van de zelfstandigen ............ Bijlage 5: Buitenlandse pensioenrechten die kunnen meegeteld worden voor een vervroegd pensioen in België ............................................................ Vooraf ................................................................................................................... Loopbaanperioden ................................................................................................
32
41
46 46 46 47
48
49 49 49
5
Inleiding Enkele opmerkingen betreffende de tekst van deze brochure De pensioenwetgeving
De inlichtingen in deze brochure zijn gebaseerd op de wetgeving van 28 december 2011 (BS 30 december 2011) en het voorontwerp van wet houdende diverse wijzigingsbepalingen betreffende de pensioenen van de overheidssector.
Begrip ambtenaar
De maatregelen die in deze brochure worden toegelicht, gelden enkel voor de vastbenoemde ambtenaren in de overheidssector. Contractuele personeelsleden vallen onder de wijzigingen die voor de privé-pensioenen zijn uitgewerkt. Voor meer informatie kunnen zij terecht bij de Rijksdienst voor Pensioenen (RVP). Het woord ambtenaar moet in deze brochure geïnterpreteerd worden als “ieder vastbenoemd of daarmee gelijkgesteld persoon tewerkgesteld in een overheidsdienst”. Uit deze definitie vloeit voort dat ook magistraten, leerkrachten, militairen, politieambtenaren, ... door het woord ‘ambtenaar’ worden gevat.
Gelijkheid man – vrouw
In de pensioenwetgeving van de overheidssector hebben mannen en vrouwen volledig dezelfde rechten, zowel wat de pensioenleeftijd, als wat het recht op pensioen betreft. Als u in de tekst ‘hij’,‘zijn’ of ‘echtgenoot’ leest, betekent dit dus niet dat de tekst enkel op mannen van toepassing is. Dit verhoogt de leesbaarheid i.p.v. telkens ‘hij/ zij’, ‘zijn/haar’, ‘echtgeno(o)t(e)’ e.d. te schrijven.
Pensioenrecht en pensioenberekening
Leeftijdvoorwaarden en loopbaanvoorwaarden
Er is een groot verschil tussen wat aanneembaar is voor het PENSIOENRECHT en wat aanneembaar is voor de BEREKENING van uw pensioen Het pensioenrecht bepaalt of iemand al dan niet op pensioen kan gaan. Het pensioenrecht is afhankelijk van de leeftijdsvoorwaarde en van de vereiste minimum loopbaanduur in het gewenste pensioneringjaar. Vooraleer over te gaan tot een pensioenberekening onderzoekt de PDOS of de voorwaarden van het pensioenrecht zijn vervuld. De pensioenberekening bepaalt het pensioenbedrag. De pensioenberekening is gebaseerd op drie elementen: de refertewedde, de loopbaanduur en de loopbaanbreuk. De loopbaanbreuk heet in sommige publicaties ook tantième. Enkel indien aan de voorwaarden van het pensioenrecht is voldaan, zal de PDOS een pensioenberekening maken. Ook al is de loopbaanduur zowel voor het pensioenrecht als voor de pensioenberekening bepalend voor de pensioenbeslissing, toch zal de wijze waarop de loopbaanduur in aanmerking wordt genomen tussen beide begrippen zeer sterk van elkaar verschillen.
Het is belangrijk een onderscheid te maken tussen leeftijd- en loopbaanvoorwaarden. Aan beide voorwaarden moet voldaan worden om met pensioen te kunnen gaan, enkele uitzonderingen niet te na gesproken.
6
EEN EERSTE MAATREGEL VERHOOGT Algemene regelDE MINIMUM LEEFTIJDS- EN LOOPBAANVOORWAARDE OM EEN VERVROEGD RUSTPENSIOEN TE KUNNEN GENIETEN
Algemene regel Algemene regel voor het bekomen van een pensioen vanaf 65 jaar
De pensioenhervorming wijzigt niets aan de bestaande voorwaarden: Jaar
Pensioenleeftijd
Loopbaanvoorwaarde
2012
65 jaar
5 jaar
2013
65 jaar
5 jaar
2014
65 jaar
5 jaar
2015
65 jaar
5 jaar
Vanaf 2016
65 jaar
5 jaar
Om deze vijf jaar te bepalen, kan geen rekening gehouden worden met de tijdsbonificatie wegens het verplicht bezit van een diploma. Algemene regel voor het bekomen van een vervroegd pensioen
De pensioenleeftijd van 60 jaar waarop men op vervroegd pensioen kan vertrekken, zal vanaf 2013 jaarlijks met 6 maanden verhogen om in 2016 op 62 jaar te komen. Ook de minimale loopbaanvoorwaarde zal opgetrokken worden. Terwijl deze in 2012 nog 5 dienstjaren in de overheidssector bedraagt, zal de minimale loopbaanvoorwaarde vanaf 2013 aanzienlijk verhoogd worden. Zo zal deze vanaf 2013 gebracht worden op 38 jaar, vanaf 2014 op 39 jaar en vanaf 2015 op 40 jaar.
7
Algemene regel Basistabel : Normale regel
Opgelet!
Uitzonderingen lange loopbanen
Jaar
Minimumleeftijd
Loopbaanvoorwaarde
Loopbaan op 60 jaar
2012
60 jaar
5 jaar
2013
60 jaar en 6 maand
38 jaar
2014
61 jaar
39 jaar
40 jaar
2015
61 jaar en 6 maand
40 jaar
41 jaar
Vanaf 2016
62 jaar
40 jaar
42 jaar
Loopbaan op 61 jaar
40 jaar
41 jaar
De bestaande regel dat men vijf aanneembare dienstjaren moet hebben om aanspraak te kunnen maken op de pensioenberekening van de overheidssector blijft bestaan. Deze vijf dienstjaren maken deel uit van voormelde algemene loopbaanvoorwaarde. Om deze vijf jaar te bepalen, kan geen rekening gehouden worden met de tijdsbonificatie wegens het verplicht bezit van een diploma. De algemene regel geldt voor personen met een loopbaan in een administratieve functie waarvoor het pensioen berekend wordt aan de hand van de loopbaanbreuk van 1/60 per dienstjaar. Deze functies bestaan bij alle federale besturen (FOD’s en POD’s), ministeries van de gemeenschappen en de gewesten, lokale besturen (steden en gemeenten, OCMW’s, intercommunales), instellingen van openbaar nut (federaal, gemeenschappen en gewesten), overheidsbedrijven, … Voor personen met een loopbaan in een ambt waarvoor het pensioen berekend wordt aan de hand van een voordeliger loopbaanbreuk dan 1/60 per dienstjaar, gelden bijzondere aanvullende regels (zie pg. 10 - bijzondere regels - loopbaanbreuk 1/50 en 1/55).
Uitzondering 1
In afwijking van de algemene regel kunnen personen die een lange loopbaan hebben opgebouwd nog steeds vroeger op pensioen vertrekken : • in 2013 : op 60 jaar bij een loopbaan van 40 jaar • in 2014 : op 60 jaar bij een loopbaan van 40 jaar • in 2015 : op 60 jaar bij een loopbaan van 41 jaar • vanaf 2016 : op 60 jaar bij een loopbaan van 42 jaar of op 61 jaar bij een loopbaan van 41 jaar
8
Algemene regel Uitzondering 2
Voor een aantal beroepscategorieën blijven de huidige pensioenvoorwaarden inzake leeftijd en loopbaanduur tot het bekomen van een vervroegd pensioen bestaan : 1. Het rijdend personeel van de NMBS groep kent preferentiële leeftijdsgrenzen (55 jaar) en loopbaanvoorwaarden (30 dienstjaren als rijdend personeel). 2. Bij de geïntegreerde politie bestaan er preferentiële leeftijdsgrenzen (58 jaar) en loopbaanvoorwaarden (20 dienstjaren zonder diplomabonificatie) voor de nietofficieren van het operationeel kader. Het gaat om de hulpagenten, het basiskader en het middenkader. Opgelet : Voor de personeelsleden van het administratief en logistiek kader van de geïntegreerde politie (KALOG) en de officieren van het operationeel kader bestaan er geen preferentiële leeftijds- en loopbaanvoorwaarden. Zij vallen dan ook onder het algemeen regime. 3. Ook voor bepaalde ex-rijkswachtofficieren en onderofficieren die nu deel uitmaken van de geïntegreerde politie bestaan er preferentiële leeftijdsgrenzen (54, 56 of 58 jaar) en loopbaanvoorwaarden (20 dienstjaren zonder diplomabonificatie). 4. Voor de militairen bestaan er preferentiële leeftijdsgrenzen (56, 59 of 61 jaar). Ze moeten niet voldoen aan loopbaanvoorwaarden. 5. De ex-militairen die deel uitmaken van het veiligheidskorps van Justitie of van het personeel van de geïntegreerde politie (KALOG) of calltakers of die naar een andere overheidswerkgever werden overgeplaatst, behouden hun preferentiële leeftijds- en loopbaanvoorwaarden.
Vaststelling van de nieuwe vereiste loopbaanvoorwaarden
• Voor de vaststelling van de nieuwe vereiste loopbaanvoorwaarden zullen de diensten die meetellen voor de vaststelling van het recht op een pensioen van de overheidssector in aanmerking genomen worden : • zonder onderscheid tussen deeltijdse en voltijdse diensten. Ook deeltijdse loopbaanonderbrekingen tellen altijd mee voor de opening van het recht op vervroegd pensioen ; • zowel in volledige als in onvolledige kalenderjaren ; • Perioden van militaire dienstplicht/dienst als gewetensbezwaarde en de tijdsbonificatie voor het bezit van een diploma voor zover dat een vereiste was voor een vaste benoeming of voor een bevordering, worden eveneens meegeteld voor de vaststelling van de nieuwe vereiste loopbaanvoorwaarden. • de loopbaanjaren als vrijwillige brandweerman worden gelijkgesteld met jaren als beroepsbrandweerman, voor zover deze vrijwillige brandweerman rechtstreeks deelneemt aan de brandbestrijding en op rust gesteld wordt als beroepsbrandweerman.
9
Algemene regel Quid in geval van een gemengde loopbaan ?
Niet-gevalideerde loopbaanonderbrekingen vóór 1/1/2011
• In kalenderjaren waarin de beroepsactiviteit en/of gelijkgestelde periode zich voordoen in één stelsel – hetzij als werknemer, hetzij als zelfstandige, hetzij als ambtenaar – gelden enkel de regels van dit stelsel ; • Indien iemand tijdens een kalenderjaar onvoldoende dienstjaren in de overheidssector heeft, zullen ook zijn perioden van tewerkstelling als werknemer of als zelfstandige in aanmerking worden genomen om aan de loopbaanvoorwaarde te kunnen voldoen : a. dit is steeds ter aanvulling van de diensten in de overheidssector zonder dat de som 12 maanden kan overschrijden ; b. volgens de regels van het stelsel van de werknemers of de zelfstandigen ; c. met inbegrip van de gelijkgestelde perioden. Meer info hierover in bijlage 3,4 en 5 • De 3 pensioeninstellingen moeten een informatiekanaal opzetten om loopbaangegevens uit te wisselen.
Als overgangsmaatregel zijn valideerbare, doch niet-gevalideerde perioden van volledige loopbaanonderbreking uit het verleden gratis aanneembaar voor het bepalen van het aantal loopbaanjaren. In het verleden gemaakte keuzes om periodes van loopbaanonderbreking niet te valideren, kunnen immers nu zware gevolgen hebben voor de opening van het recht op vervroegd pensioen. Concreet stelt het probleem zich enkel voor de niet-gevalideerde periodes van voltijdse loopbaanonderbreking die dateren van vóór 1 januari 2011. Niet gevalideerde periodes tussen 1 januari 2011 en 31 december 2011 zijn nog steeds valideerbaar tot eind 2012.
10
Bijzondere regels (loopbaanbreuk 1/50 en 1/55) Overzicht van de preferentiële loopbaanbreuken
Voor sommige ambtenaren voorziet de pensioenreglementering in een voordeliger loopbaanbreuk dan 1/60. Er zijn daarom afwijkingen op de algemene regel en nadere regels inzake de loopbaan- en leeftijdsvoorwaarden voorzien voor de volgende personeelscategorieën :
Loopbaanbreuk 1/55
• Onderwijs (kleuter-, lager, secundair en hoger onderwijs, deeltijds kunstonderwijs en volwassenenonderwijs) • Niet-rijdend personeel NMBS
Loopbaanbreuk 1/50
• Actieve diensten1 (o.a. postbodes, douaniers, loodsen, luchtverkeerleiders …) • Leden van een operationeel korps van een brandweer die rechtstreeks deelnemen aan de brandbestrijding • Leden van het operationeel kader van de geïntegreerde politie 2 • Militairen van het actief kader (niet voor militaire dienstplicht) 3 • Overgeplaatste militairen (naar een andere openbare werkgever) 4 • Veiligheidsbeambten (vervoer van gevangenen) • Bedienaars van de andere erediensten dan de Rooms-katholieke • Onderwijzers in de strafinrichtingen en rijksobservatiegestichten • Overgedragen personeelsleden van de RMT (die actieve diensten verrichten)
Loopbaanbreuk 1/48 voor prestaties vanaf 1 januari 2012
1 2
3 4
• Rijdend personeel NMBS • Magistraten van de rechterlijke orde, Raad van State, Grondwettelijk Hof • Rekenhof • Ombudsmannen • Bedienaars van de Rooms-katholieke eredienst • Universiteitsprofessoren • Lokale mandatarissen • (Adjunct-)Arrondissementscommissaris • Vaste Comités P en I • (Vice-)Provinciegouverneur
Opgesomd in bijlage wet 21/07/1844 Aangezien deze beroepscategorie reeds van de hervorming is vrijgesteld (zie uitzondering 2 op de algemene regel voor het bekomen van de vervroegde oppensioenstelling) is de vermelding in de lijst van beroepen met een loopbaanbreuk 1/50 louter informatief. idem idem
11
Bijzondere regels (loopbaanbreuk 1/50 en 1/55) Invoering van een verhogingscoëfficiënt
Voor de vaststelling van de vereiste loopbaanduur wegen de dienstjaren met een voordeliger loopbaanbreuk (1/55, 1/50 en 1/48) proportioneel zwaarder (gewicht) Algemeen principe : Voor de loopbaanvoorwaarde • 1 jaar dienst aan 1/60 telt als 1,00 jaar (=1x60/60) • 1 jaar dienst aan 1/55 telt als 1,09 jaar (=1x60/55) • 1 jaar dienst aan 1/50 telt als 1,20 jaar (=1x60/50)
1
0
2
1 jaar 1/60
1,00 1, 0000 00
0
1
2
1 jaar 1/ 55
1,09 1, 0900 00
0
1
2
1 jaar 1/50
1,20 1, 000
Deze coëfficiënten evolueren in de tijd (zie omzettingstabellen pg. 14-15) De loopbaanvoorwaarden voor de personeelscategorieën met een loopbaanbreuk 1/48 zijn dezelfde als voor de personeelscategorieën met een loopbaanbreuk 1/50.
1 jaar 1 jaar
30 j (360 m)
1 jaar
1/60 20 j (240 m)
10 j (120 m)
0
1/55
30 j (360 m)
1/50 /50 20 j (240 m)
10 j (120 m)
0
Deze berekeningswijze kan leiden tot een substantiële vermindering van het aantal vereiste loopbaanjaren. Door aan de dienstjaren doorgebracht in een functie waaraan een voordeliger loopbaanbreuk is gekoppeld, een proportioneel groter gewicht toe te kennen, laten deze dienstjaren toe om de uitzonderingsvoorwaarden voor lange loopbanen gemakkelijker te vervullen. Op deze wijze is de leeftijdsvoorwaarde voor deze personeelscategorieën dus versoepeld.
12
Bijzondere regels (loopbaanbreuk 1/50 en 1/55) De toepassing van deze berekeningswijze op de individuele loopbaan is niet eenvoudig zonder de hulp in te roepen van een pensioeninstelling. De volgende schema’s kunnen helpen voor personen die tijdens hun loopbaan functies hebben uitgeoefend waaraan ononderbroken slechts één loopbaanbreuk is gekoppeld. Op welke diensten is de verhogingscoëfficiënt van toepassing ?
Algemene regel : De verhogingscoëfficiënt is van toepassing op de duur van de diensten verstrekt in een ambt waaraan de wet, voor de pensioenberekening, een gunstiger tantième dan 1/60 verbindt. Het gaat om de volgende diensten : • alle werkelijk gepresteerde diensten. ; • alle verloven, gelijkgesteld met dienstactiviteit, met behoud van bezoldiging. Periodes van disponibiliteit wegens ziekte worden voor deze toepassing niet beschouwd als perioden met behoud van bezoldiging ; • perioden van disponibiliteit voorafgaand aan het pensioen of hiermee gelijkgesteld (zie lijst in bijlage 2) ook indien, voor de berekening van het pensioen, het voordeliger tantième niet behouden blijft. Tijdens dergelijke situaties moet de coëfficiënt toegepast worden verbonden aan het tantième dat aan deze periode zou verbonden geweest zijn indien de betrokkene werkelijke diensten was blijven presteren in de functie die hij vóór die situatie uitoefende. Dit is vooral het geval bij actieve diensten. Uitzonderingen : De verhogingscoëfficiënt is WEL van toepassing op : • loopbaanjaren als vrijwillige brandweerman (ook al komen ze niet in aanmerking voor de pensioenberekening) ; • loopbaanjaren bij het rijdend personeel van de NMBS-Holding (ook al is de voordelige loopbaanbreuk door een reglement en niet bij wet vastgesteld). Uitzonderingen : De verhogingscoëfficiënt is NIET van toepassing op : • diensten gepresteerd door het gemeentelijk en stedelijk personeel waarvoor een voordeliger loopbaanbreuk bestaat maar niet bij wet is bepaald ; • diensten gepresteerd door het personeel van de RTBF waarvoor nochtans een voordeliger loopbaanbreuk bij wet is bepaald ; • periodes van diplomabonificatie ; • periodes van legerdienst of gewetensbezwaarde.
13
Bijzondere regels (loopbaanbreuk 1/50 en 1/55) Schema van een loopbaan in eenzelfde loopbaanbreuk 1/55
Voor een loopbaan met uitsluitend dienstjaren aan 1/55 geeft de toepassing van de verhogingscoëfficiënten de volgende resultaten inzake leeftijds- en loopbaanvoorwaarden: Normale regel Jaar
1/55 Schema van een loopbaan in eenzelfde loopbaanbreuk 1/50
2013 2014 2015
Minimumleeftijd
Loopbaanvoorwaarde
Loopbaan op 60 jaar
Loopbaan op 61 jaar
60 jaar 34 jaar 9m 30d 36 jaar 8m 2d en 6 maanden 61 jaar
35 jaar 9m 1d 36 jaar 8m 2d
61 jaar 36 jaar 8m 2d 37 jaar 6m 30d en 6 maanden
2016
62 jaar
36 jaar 8m 2d 38 jaar 6m 1d 37 jaar 6m 30d
2017
62 jaar
37 jaar 6m 30d 39 jaar 5m 2d 38 jaar 6m 1d
Vanaf 2018
62 jaar
38 jaar 6m
40 jaar
39 jaar 5m 1d
Voor een loopbaan met uitsluitend dienstjaren aan 1/50 geeft de toepassing van de verhogingscoëfficiënten de volgende resultaten inzake leeftijds- en loopbaanvoorwaarden: Normale regel Jaar 2013 2014
1/50
Uitzonderingen lange loopbanen
2015
Minimumleeftijd
Loopbaanvoorwaarde
Uitzonderingen lange loopbanen Loopbaan op 60 jaar
Loopbaan op 61 jaar
60 jaar 31 jaar 8m 1d 33 jaar 3m 30d en 6 maanden 61 jaar
32 jaar 6m
33 jaar 3m 30d
61 jaar 33 jaar 3m 30d 34 jaar 2m 2d en 6 maanden
2016
62 jaar
33 jaar 3m 30d
2017
62 jaar
34 jaar 2m 2d 35 jaar 9m 30d 35 jaar 0m 1d
35 jaar
34 jaar 2m 2d
2018
62 jaar
35 jaar
2019
62 jaar
35 jaar 9m 30d
37 jaar 6m
36 jaar 8m 1d
2020
62 jaar
36 jaar 8m 2d
38 jaar 4m
37 jaar 6m 1d
2021
62 jaar
37 jaar 6m
Vanaf 2022
62 jaar
38 jaar 3m 30d
36 jaar 8m 1d 35 jaar 9m 30d
39 jaar 2m 2d 38 jaar 3m 30d 40 jaar
39 jaar 2m 2d
14
Bijzondere regels (loopbaanbreuk 1/50 en 1/55) Omzettingstabellen van een loopbaan met verschillende loopbaanbreuken
In de praktijk zullen niet veel ambtenaren een loopbaan hebben met enkel diensten waaraan één voordelige loopbaanbreuk is gekoppeld. Ambtenaren vervullen tijdens hun loopbaan meestal verschillende ambten of onderbreken in sommige gevallen hun loopbaan en nemen dan een of andere vorm van statutair verlof. In dergelijke gevallen moet een vrij complexe berekening worden gemaakt waarbij voor iedere periode de juiste verhogingscoëfficiënt moet worden gebruikt. Opgelet: de keuze van de toe te passen verhogingscoëfficiënt in de hierna volgende omzettingstabellen is afhankelijk van het jaar van oppensioenstelling en van de loopbaanbreuk. Een vergissing leidt altijd tot een fout resultaat. De PDOS zal deze berekeningen zelf uitvoeren met een precisie tot op 4 decimalen. Op de website van de PDOS (www.pdos.be) is een berekeningsmodule ter beschikking die u kan helpen bij deze berekeningen. Indien u gebruik maakt van deze mogelijkheid, moet u er wel rekening mee houden dat de PDOS enkel aansprakelijk is voor zijn eigen berekeningsresultaten. Uw eigen berekeningen zijn enkel richtinggevend en moeten door de PDOS altijd op hun juistheid worden onderzocht bij de effectieve oppensioenstelling. ALGEMENE REGEL JAAR 2013 2014 2015 2016 2017 2018 2019 2020 2021 2022
MIN. LEEFTIJD 60,5 61 61,5 62 62 62 62 62 62 62
LOOPBAAN (IN JAAR) 38 39 40 40 40 40 40 40 40 40
1/60 coëfficiënt 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1
1/55
1/50
verhogingscoëfficiënt 1,0910 1,0909 1,0908 1,0908 1,0644 1,0390 1,0390 1,0390 1,0390 1,0390
verhogingscoëfficiënt 1,1999 1,2000 1,2001 1,2001 1,1706 1,1429 1,1164 1,0908 1,0667 1,0436
15
Bijzondere regels (loopbaanbreuk 1/50 en 1/55) UITZONDERINGEN LANGE LOOPBAAN OP 60 JAAR JAAR 2013 2014 2015 2016 2017 2018 2019 2020 2021 2022
MIN. LEEFTIJD 60 60 60 60 60 60 60 60 60 60
LOOPBAAN (IN JAAR) 40 40 41 42 42 42 42 42 42 42
UITZONDERINGEN LANGE LOOPBAAN OP 61 JAAR JAAR 2015 2016 2017 2018 2019 2020 2021 2022
Overgangsmaatregel
MIN. LEEFTIJD 61 61 61 61 61 61 61 61
LOOPBAAN (IN JAAR) 41 41 41 41 41 41 41 41
1/60 coëfficiënt 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1
1/60 coëfficiënt 1 1 1 1 1 1 1 1
1/55
1/50
verhogingscoëfficiënt 1,0908 1,0908 1,0910 1,0909 1,0654 1,0500 1,0500 1,0500 1,0500 1,0500
verhogingscoëfficiënt 1,2001 1,2001 1,1999 1,2000 1,1722 1,1454 1,1200 1,0957 1,0722 1,0500
1/55
1/50
verhogingscoëfficiënt 1,0910 1,0910 1,0649 1,0401 1,0401 1,0401 1,0401 1,0401
verhogingscoëfficiënt 1,1999 1,1999 1,1714 1,1443 1,1181 1,0933 1,0697 1,0467
Voor de pensioenen die ingaan op 1 januari van de jaren 2017 tot 2022 worden de verhogingscoëfficiënten gebruikt van het voorafgaand kalenderjaar. Voorbeeld : een ambtenaar wordt 60 jaar in december 2018 (ingang van het pensioen: januari 2019) en wil op vervroegd pensioen op basis van de lange loopbaanvoorwaarden (42 jaar). UITZONDERINGEN LANGE LOOPBAAN OP 60 JAAR INGANG PENSIOEN 01/2017 01/2018 01/2019
MIN. LOOPBAAN LEEFTIJD (IN JAAR) 60 42 60 42 60 42
1/60 coëfficiënt 1 1 1
1/55
1/50
verhogingscoëfficiënt 1,0654 1,0500 1,0500
verhogingscoëfficiënt 1,1722 1,1454 1,1200
16
Bijzondere regels (loopbaanbreuk 1/50 en 1/55) Theoretisch voorbeeld:
DE LOOPBAANDUUR BEREKEND IN 10 STAPPEN BIJ VERSCHILLENDE LOOPBAANBREUKEN
STAPPEN ACTIE
1
Maak vooraf een overzicht van uw loopbaan en maak daarbij een onderscheid tussen uw diensten gepresteerd als werknemer, als zelfstandige en als ambtenaar. Ga daarbij zorgvuldig tewerk, deel uw loopbaan in kalenderjaren en/of in periodes per loopbaanbreuk. Druk de duurtijd uit in maanden. Indien u tijdens uw ambtenarenloopbaan ambten heeft uitgeoefend waaraan een verschillende loopbaanbreuk is gekoppeld, moet u uw ambtenarenloopbaan indelen in periodes per loopbaanbreuk. Indien u werkt per kalenderjaar moet u daar binnen het kalenderjaar eveneens rekening mee houden.
2
De duur van uw dienstplicht (of periode als gewetensbezwaarde) voegt u toe aan uw loopbaanoverzicht maar vermijd overlappingen met periodes van beroepsactiviteit.
3
Heeft u post-secundaire studies van het huidig niveau van bachelor of master gedaan en was het bezit van dit diploma een benoemingsvoorwaarde, dan kan u een tijdsbonificatie van 2 of 3 jaar voor het bachelor niveau en 4 of 5 jaar voor het master niveau in het loopbaanoverzicht toevoegen naargelang het diploma dat men bezit. Vermijd ook hierbij overlappingen.
4
U beschikt nu over een gedetailleerd loopbaanoverzicht. Nu kan u in de basistabel p. 7 voor het gewenste pensioneringsjaar de voorwaarden inzake de minimale leeftijd en loopbaanduur voor een vervroegde oppensioenstelling aflezen.
5
U telt per loopbaanbreuk de jaren, maanden en dagen op. Zorg ervoor dat u de bekomen dagen en jaren omzet in maanden. Voorbeeld : 8 dagen gewerkt in een maand van 28 dagen: 8/28 = 0,2857. We delen dus tot op 4 cijfers na de komma (afronding 5de cijfer naar boven als het groter of gelijk is aan 5)
6
Bij periodes met de loopbaanbreuk 1/60 blijft 1 jaar tellen voor 1 jaar. Periodes van dienstplicht (of gewetensbezwaarde) en de tijdsbonificatie voor een diploma worden behandeld zoals periodes aan 1/60.
7
Voor de andere periodes met de loopbaanbreuken 1/50 of 1/55 moet u een verhogingscoëfficiënt toepassen op deze periodes. U moet daarvoor de omzettingstabellen op pg. 14-15 gebruiken waarin voor de loopbaanbreuken 1/55 en 1/50 een verhogingscoëfficiënt is vastgesteld : a) kies in de tabel tussen “Algemene regel” of “Uitzondering Lange loopbanen (60 jaar of 61 jaar)” b) kies vervolgens de coëfficiënt van de betrokken loopbaanbreuk voor het gewenste ingangsjaar en in overeenstemming met de keuze tussen “Algemene regel” of “Uitzondering lange loopbanen (60 jaar of 61 jaar)”. De toepassing van de verhogingscoëfficiënt kan tot gevolg hebben dat de duurtijd van een kalenderjaar wordt overschreden. Voorbeeld : 12 maanden X 1,2 = 14,4 maanden
8
Wanneer tijdens een kalenderjaar diensten ontbreken om een volledig jaar te vormen, kunnen deze diensten aangevuld worden met privédiensten zonder dat deze aanvulling tot gevolg kan hebben dat voor dit kalenderjaar 12 maanden kan worden overschreden. Voorbeeld : 6 maanden overheidssector in ambt met 1/50 en 6 maanden privé-sector : Aangezien 6 X 1,2 = 7,2 maanden kunnen nog 4,8 van de 6 maanden uit de privé-sector worden gebruikt om de loopbaan in de overheidssector aan te vullen tot 12 maanden.
9
U maakt de som van de resultaten (periodes aan 1/60 + gewogen periodes aan 1/55 + gewogen periodes aan 1/50 + periodes in de privé-sector). (tot 2 cijfers na de komma (de 3de en de 4de cijfers worden verwijderd zonder afronding)
10
Vergelijk nu het bekomen resultaat onder stap 9 met de loopbaanduurvoorwaarden geldig op de datum van uw keuze in stap 4. Indien het bekomen resultaat groter of gelijk is aan de voorwaarde van loopbaanduur in de tabel, kan u op vervroegd pensioen gaan op de door u gekozen datum. Indien de loopbaanprestatie kleiner is dan vereist, kan men niet op vervroegd pensioen gaan op de keuzedatum. Indien het bekomen resultaat onvoldoende is, kan u de oefening overdoen op een andere datum.
17
Bijzondere regels (loopbaanbreuk 1/50 en 1/55) Eenvoudig praktisch voorbeeld
Gegeven : Loopbaan :
DE LOOPBAANDUUR BEREKEND IN 10 STAPPEN BIJ VERSCHILLENDE LOOPBAANBREUKEN Dit eenvoudig voorbeeld verduidelijkt de toepassing van het stappenplan op loopbanen met verschillende loopbaanbreuken. Achteraan in deze brochure vindt u meer complexe voorbeelden. • een ambtenaar wordt 61 jaar in 2016 en wil op vervroegd pensioen op basis van de lange loopbaanvoorwaarden. • van 23/2/78 tot 18/3/84, diensten in een ambt aan 1/60 • van 19/3/84 tot 30/4/16, diensten in een ambt aan 1/55
Berekening : STAPPEN ACTIE
1 2 3 4
Indeling van de loopbaan in periodes per loopbaanbreuk: • van 23/2/78 tot 18/3/84, diensten in een ambt aan 1/60 • van 19/3/84 tot 30/4/16, diensten in een ambt aan 1/55 Er is geen militaire dienstplicht gepresteerd. Er is geen tijdsbonificatie voor een diploma. In 2016 is op 61 jaar een minimale loopbaanduurvoorwaarde van 41 jaren dienst vereist of 492 maanden
5
Berekening van het aantal jaren, maanden en dagen: Aan 1/60 = 6 jaar + 6 dagen (februari 78) + 18 dagen (maart 84) Aan 1/55 = 32 jaar + 1 maand + 13 dagen (maart 84) Omzetting in maanden: Aan 1/60 = 72 (6x12) + 0,2143 (6/28) + 0,5806 (18/31) = 72,7949 maanden Aan 1/55 = 385 (32x12) + 1 + 0,4194 (13/31) = 385,4194 maanden
6
De 72,7949 maanden blijven tellen voor 72,7949 maanden (1/60)
7
De 385,4194 maanden moeten vermenigvuldigd worden met de verhogingscoëfficiënt gekoppeld aan ambten met 1/55. De verhogingscoëfficiënt wordt gevonden door de omzettingstabel uitzondering lange loopbanen 61 jaar te nemen (p.15). Op de kruising tussen 2016 en kolom 1/55 vinden we: 1,0910 De maanden aan 1/55 worden nu: 385,4194 maanden x 1,0910 40 jaar (480 m) 32 jaar, 1 maand = 420,4926 maanden
8
Er zijn geen diensten gepresteerd in de privé-sector.
en 13 dagen
10
72,7949 maanden + 420,4926 maanden = 493,28 maanden
20 jaar (240 m)
493,28 maanden loopbaan is hoger dan de vereiste 492 maanden. Dus vervroegd pensioen is mogelijk in 2016.
10 jaar (120 m)
0
20 jaar (240 m)
6 jaar en 24 dagen
1/60
10 jaar (120 m)
1/55
1/55 coëfficiënt 1,0910
0
TOTAAL = 493,28 m > 492 m
9
VEREIST = 41 JAAR (492 m)
Totaal gewogen loopbaanduur:
30 jaar (360 m)
30 jaar (360 m)
0
1/60
18
Overgangsmaatregel 1
Bijkomende overgangsmaatregelen voor personen die op de vooravond van hun pensioen staan Uit de beschrijving van de algemene regel blijkt duidelijk dat tijdens de overgangsperiode de pensioenleeftijd met 6 maanden en de loopbaanvoorwaarden met één jaar progressief worden verhoogd. Wie op om het even welk ogenblik aan de voorwaarden voldoet om op vervroegd pensioen te vertrekken, behoudt deze voorwaarden ongeacht de latere werkelijke ingangsdatum van zijn pensioen. Voorbeeld : de ambtenaar die ten laatste op 31 december 2012 de leeftijds- en loopbaanvoorwaarden van 2012 vervult om het vervroegd pensioen op te nemen, kan volgens zijn eigen keuze en op zijn vraag een vervroegd pensioen bekomen vanaf 1 januari 2013. Om te vermijden dat tijdens de overgangsperiode ambtenaren, geboren in de maand december, geconfronteerd worden met andere voorwaarden inzake leeftijd en loopbaanduur dan andere ambtenaren uit hetzelfde geboortejaar, voorziet de pensioenhervorming in een waarborgclausule: • rustpensioenen die ingaan in de maand januari 2014 worden vastgesteld overeenkomstig de voorwaarden van 2013 ; • rustpensioenen die ingaan in de maand januari 2015 worden vastgesteld overeenkomstig de voorwaarden van 2014 ; • rustpensioenen die ingaan in de maand januari 2016 worden vastgesteld overeenkomstig de voorwaarden van 2015. Deze waarborg blijft gelden bij overgang naar een andere personeelscategorie. Wie op een bepaald ogenblik het recht op een vervroegd pensioen opent in een bepaalde personeelscategorie en daarna overgaat naar een andere personeelscategorie waarvan hij de pensioneringsvoorwaarden op het ogenblik van die overgang (nog) niet vervult, behoudt toch het recht om – op elk vrij gekozen tijdstip – met vervroegd pensioen te gaan. Voorbeeld : de 56-jarige treinmachinist die in 2013 de leeftijds- en loopbaanvoorwaarden (d.w.z. minstens 55 jaar en 30 dienstjaren als rijdend personeel) van zijn bijzonder stelsel vervult maar beslist tot de leeftijd van 58 jaar nog twee bijkomende jaren in de administratie te werken, kan volgens zijn eigen keuze en op zijn vraag een vervroegd pensioen bekomen in 2015 omdat hij in 2013 reeds de voorwaarden vervulde.
Overgangsmaatregel 2
Wie in de overheidssector in 2012 niet aan de loopbaan- en leeftijdsvoorwaarden van de privé-sector (35 jaar en 60 jaar) voldoet en vóór de pensioenhervorming op één, twee of drie jaar van zijn vervroegd pensioen stond, zou onder de nieuwe regeling in een aantal gevallen drie, vier of vijf jaar langer moeten werken dan hij had voorzien. Daarom is bij wijze van overgangsregeling voorzien dat het aantal bijkomend te werken jaren voor een aantal leeftijdsgroepen beperkt is tot twee. Wie vóór 1 januari 1956 geboren is, kan op de leeftijd van 62 jaar vervroegd op pensioen gaan voor zover hij minstens 37 pensioenaanspraak verlenende dienstjaren telt. Aangezien het
19
Bijkomende overgangsmaatregelen voor personen die op de vooravond van hun pensioen staan om de toepassing gaat van een maatregel uit de werknemersregeling kan hierbij geen rekening gehouden worden met de tijdsbonificatie voor een diploma en de verhogingscoëfficiënten (tabellen pg.14-15). 31 december 2012
Overgangsmaatregel 3
Leeftijd vervroegd pensioen
Leeftijd
Gepresteerde loopbaan
Oude regeling
Nieuwe regeling
Overgangsregeling
61
34
62
65 (+3)
64
60
34
61
65 (+4)
63
60
33
62
65 (+3)
64
59
36
60
63 (+3)
62
59
35
60
64 (+4)
62
59
34
60
65 (+5)
62
59
33
61
65 (+4)
63
59
32
62
65 (+3)
64
58
35
60
63 (+3)
62
58
34
60
64 (+4)
62
58
33
60
65 (+5)
62
58
32
61
65 (+4)
63
57
34
60
63 (+3)
62
57
33
60
64 (+4)
62
57
32
60
65 (+5)
62
Personen die zich op eigen aanvraag op 1 januari 2012 in een voltijdse of deeltijdse disponibiliteit voorafgaand aan de oppensioenstelling bevinden of in een vergelijkbare situatie, worden op pensioen gesteld op de eerste dag van de maand die volgt op het verstrijken van de termijn van die disponibiliteit of van de ermee gelijkgestelde situatie. Deze datum kan evenwel niet gelegen zijn voor de eerste dag van de maand die volgt op de 60ste verjaardag. Dit is eveneens van toepassing op de personen die bij hun werkgever, ten vroegste één jaar voorafgaand aan de begindatum van een voltijdse of deeltijdse disponibiliteit voorafgaand aan de oppensioenstelling of van een vergelijkbare situatie, een aanvraag hebben ingediend om in een dergelijke situatie te worden geplaatst : 1° vóór 1 januari 2012, 2° na 31 december 2011 op voorwaarde dat deze aanvraag door de werkgever werd ingewilligd vóór 5 maart 2012. Deze overgangsmaatregel is niet meer van toepassing indien het personeelslid de disponibiliteit of de vergelijkbare situatie voortijdig beëindigt. Een lijst met de regelingen die door de Koning zijn erkend als een voltijdse of deeltijdse disponibiliteit voorafgaand aan de oppensioenstelling of als een vergelijkbare situatie, bevindt zich in bijlage 2.
20
EEN TWEEDE MAATREGEL BEPAALT DAT VANAF 1 JANUARI 2012 IN DE PENSIOENBEREKENING GEEN VOORDELIGER LOOPBAANBREUK MEER KAN TOEGEKEND WORDEN DAN 1/48 VOOR DIENSTEN VANAF 1 JANUARI 2012 In de overheidssector bestaan om historische redenen een aantal voordelige loopbaanbreuken waardoor sneller een maximumpensioen kan worden bereikt. De voornaamste betreffen : • 1/20 bij de katholieke erediensten en bij de leden van de Vaste Comités P en I • 1/30 bij de magistratuur, bij de universiteitsprofessoren, bij de katholieke erediensten, bij de ombudsmannen en bij het Rekenhof • 1/35 bij de magistratuur • 1/25 voor de eerste 15 jaar bij de (adjunct-) arrondissementscommissarissen • 1/12 voor de eerste 7 jaar bij de (vice-) provinciegouverneurs
Algemene regel Deze voordelige loopbaanbreuken worden voor de dienstjaren vanaf 1 januari 2012 opgetrokken naar 1/48. Dit heeft voor gevolg dat de betrokkene bij een volledige loopbaan in 1/48 zijn maximumpensioen pas bereikt na 36 jaar in plaats van na 22 jaar en 6 maanden bij een berekening aan 1/30 zoals dit het geval was vóór de pensioenhervorming. Gemeentemandatarissen
De pensioenberekening van de gemeentemandatarissen wijkt op een aantal punten af van de ambtenarenregeling. Het gaat om een pensioenberekening volgens de formule (a x 3,75 x t)/(100 x 12) waarbij «a» de jaarwedde betreft en «t» de loopbaanduur uitgedrukt in maanden. Op basis van deze formule bereikt de gemeentemandataris het maximum pensioen na 20 jaar. De formule wordt vervangen door a x (3,75/180) x (t/12) voor de mandaatperioden vanaf 1 januari 2012. Dit heeft tot gevolg dat het maximumpensioen bij een volledige loopbaan door de nieuwe formule pas bereikt wordt na 36 jaar.
Overgangsmaatregelen in de wet Personen die op 1 januari 2012 reeds de leeftijd van 55 jaar hebben bereikt, behouden de berekeningswijze van hun pensioen met de voordelige loopbaanbreuk zoals dit het geval was vóór de pensioenhervorming.
21
EEN DERDE MAATREGEL HERTEKENT DE GELIJKSTELLINGEN INZAKE LOOPBAANONDERBREKING, VIERDAGENWEEK EN HALFTIJDS WERKEN NA 1 JANUARI 2012
Inleiding Deze maatregel gaat over de volgende gelijkstellingen: • perioden van loopbaanonderbreking: de perioden van “volledige” loopbaanonderbreking door schorsing van de arbeidsprestaties, bedoeld in hoofdstuk IV, afdeling 5, onderafdeling 2, artikelen 100 en 100bis, van de herstelwet van 22 januari 1985 houdende sociale bepalingen en de perioden van “gedeeltelijke” loopbaanonderbreking door vermindering van de arbeidsprestaties, bedoeld in hoofdstuk IV, afdeling 5, onderafdeling 3, artikelen 102 en 102bis, van voormelde herstelwet van 22 januari 1985; • vierdagenweek : het stelsel van de vierdagenweek bedoeld in artikel 4 van de wet van ** ****** 2012 betreffende de vierdagenweek en het halftijds werken vanaf 50 of 55 jaar in de openbare sector; • halftijds werken : het stelsel van het halftijds werken vanaf 50 of 55 jaar bedoeld in artikel 7 van voormelde wet van ** ****** 2012.
De aanneembaarheid van perioden van loopbaanonderbreking en vierdagenweek opgenomen vanaf 1 januari 2012
22
ALGEMENE REGEL Ofwel GRATIS 12 maanden voltijdse en/of deeltijdse (1/2, 1/3, 1/4, 1/5) loopbaanonderbreking + 24 maanden met een kind ten laste jonger dan 6 jaar Ofwel GRATIS 60 maanden 1/5 deeltijdse loopbaanonderbreking EN de thematische loopbaanonderbrekingen GRATIS Gratis aanneembaarheid
• Perioden van loopbaanonderbreking voor 1/5 met een maximale duur van 60 maanden, zijn gratis aanneembaar voor de berekening van het pensioen. De afwezigheidsperioden als gevolg van de vierdagenweek volgen dezelfde regel. • Om de periode van 60 maanden te bepalen, worden de perioden van loopbaanonderbreking voor 1/5 en de afwezigheidsperioden ingevolge de vierdagenweek samengeteld. • Perioden van voltijdse loopbaanonderbreking en/of perioden van deeltijdse loopbaanonderbreking (voor 1/2, 1/3, 1/4, 1/5) met een maximale duur van 12 maanden, zijn gratis aanneembaar voor de berekening van het pensioen. • De gratis aanneembaarheid kan eventueel verlengd worden met 24 bijkomende maanden indien het personeelslid of zijn echtgenoot die onder hetzelfde dak woont, kinderbijslag ontvangt voor een kind jonger dan 6 jaar. • Opgelet : Voor de toepassing van het maximum van 24 maanden worden de perioden van loopbaanonderbreking genomen vóór 1 januari 2012 en die gratis in aanmerking werden genomen omdat het personeelslid of zijn onder hetzelfde dak wonende echtgenoot kinderbijslag ontving voor een kind jonger dan 6 jaar, gelijkgesteld met perioden van loopbaanonderbreking genomen vanaf 1 januari 2012. • Beide voordelen zijn niet cumuleerbaar. Enkel de voordeligste situatie kan worden toegekend.
De aanneembaarheid van perioden van loopbaanonderbreking en vierdagenweek opgenomen vanaf 1 januari 2012
23
De ‘thematische’ vormen van loopbaanonderbreking
De volgende perioden van loopbaanonderbreking zijn gratis aanneembaar: • teneinde palliatieve zorg te verstrekken, • voor ouderschapsverlof, • voor het bijstaan of verzorgen van een gezinslid of een familielid tot in de tweede graad, dat lijdt aan een ernstige ziekte.
Beperkingen
De loopbaanonderbreking en afwezigheidsperioden
Wat is de invloed ervan op mijn pensioen ?
Over de ganse loopbaan is er nooit meer dan 60 maanden loopbaanonderbreking aanneembaar voor de berekening van het overheidspensioen. Daarbij wordt rekening gehouden met loopbaanonderbrekingen opgenomen vóór 1 januari 2012. Deze beperking tot 60 maanden is niet van toepassing op het bijkomende contigent van aanneembare periodes van loopbaanonderbreking, vierdagenweek en halftijdswerken opgenomen vanaf 50 jaar. Zoals dit reeds het geval was vóór de pensioenhervorming worden perioden van loopbaanonderbreking en andere bepaalde perioden van afwezigheid voor de berekening van het overheidspensioen slechts opgenomen tot een bepaald percentage van de werkelijk gepresteerde diensten. De bestaande 20-25%-regel inzake de aanneembaarheid van het totaal van de verloven en afwezigheden wordt dus niet gewijzigd. De bestaande regel inzake aanneembaarheid in “periodes” wordt eveneens niet gewijzigd. Raadpleeg hiervoor de PDOS-brochure: “De loopbaanonderbreking en afwezigheidsperioden. Wat is de invloed ervan op mijn pensioen?”
24
Bijkomende aanneembaarheid van perioden van loopbaanonderbreking, vierdagenweek en halftijdswerken opgenomen vanaf de leeftijd van 50 jaar Vanaf de leeftijd van 50 jaar kunt u, naast de perioden van loopbaanonderbreking zoals vermeld pg. 22-23 genieten van bijkomende perioden van loopbaanonderbreking die aanneembaar zijn voor de berekening van het pensioen. De maatregel gaat in vanaf 1 januari 2012. BIJKOMENDE LOOPBAANONDERBREKING VANAF DE LEEFTIJD VAN 50 JAAR Voltijdse loopbaanonderbreking is niet aanneembaar 1/2 loopbaanonderbreking: maximum 84 maanden aanneembaar 1/3 loopbaanonderbreking: maximum 96 maanden aanneembaar 1/4 loopbaanonderbreking: maximum 108 maanden aanneembaar Waarvan 12 maanden GRATIS aanneembaar + de overige maanden kunnen gevalideerd worden 1/5 loopbaanonderbreking GRATIS aanneembaar gedurende 180 m
Gratis aanneembaarheid van deeltijdse loopbaanonderbreking (1/5)
Vanaf de leeftijd van 50 jaar is een bijkomende periode van loopbaanonderbreking voor 1/5 volledig gratis aanneembaar gedurende maximum 15 jaar of 180 maanden, indien deze periode zich situeert vanaf 1 januari 2012. Opmerking : Voor de toepassing van de 180 maanden worden de perioden van loopbaanonderbreking voor 1/5 en de afwezigheidsperioden ingevolge de 4-dagenweek samengeteld.
Gratis en betalende aanneembaarheid van deeltijdse loopbaanonderbreking (voor 1/2, 1/3, 1/4)
Perioden van gedeeltelijke loopbaanonderbreking opgenomen vanaf de leeftijd van 50 jaar zijn bijkomend aanneembaar overeenkomstig de volgende regels: • maximum 84 maanden in geval van vermindering van de arbeidsprestaties met 1/2 ; • maximum 96 maanden in geval van vermindering van de arbeidsprestaties met 1/3 ; • maximum 108 maanden in geval van vermindering van de arbeidsprestaties met 1/4.
25
Bijkomende aanneembaarheid van perioden van loopbaanonderbreking, vierdagenweek en halftijdswerken opgenomen vanaf de leeftijd van 50 jaar Opmerking : voor de toepassing van voormelde maxima worden de perioden van halftijdse loopbaanonderbreking en de afwezigheidsperioden ingevolge halftijds werken samengeteld. Deze perioden van loopbaanonderbreking kunnen in aanmerking worden genomen voor de berekening van het pensioen voor de overheidssector, • hetzij gratis, dit wil zeggen zonder enige persoonlijke bijdragen : • de eerste 12 maanden + • 24 bijkomende maanden, indien u of uw echtgenoot die onder hetzelfde dak woont kinderbijslag ontvangt voor een kind jonger dan 6 jaar. Deze periode stemt niet noodzakelijk overeen met het tweede en derde jaar van loopbaanonderbreking; • hetzij door vrijwillige persoonlijke bijdragen
Quid indien u verschillende vormen van loopbaanonderbreking, vierdagenweek en halftijds werken combineert ?
Om de verschillende perioden van loopbaanonderbreking, vierdagenweek en halftijds werken na de leeftijd van 50 jaar proportioneel te kunnen aanrekenen op het maximum van 180 maanden, wordt voor elke vorm van deeltijdse loopbaanonderbreking een verschillende verhogingscoëfficiënt toegepast: • 1/5 loopbaanonderbreking = 1 • 1/4 loopbaanonderbreking = 1,6666 • 1/3 loopbaanonderbreking = 1,8750 • 1/2 loopbaanonderbreking = 2,1428 Hoe groter het afwezigheidspercentage, hoe korter de periode zal zijn waarin de loopaanonderbreking aanneembaar is. NOTEER : dat voor de pensioenberekening zelf de periodes zonder coëfficiënt worden genomen.
26
Aanneembaarheid van loopbaanonderbrekingen genomen vóór 1 januari 2012 Periodes van loopbaanonderbreking die zich situeren vóór 1 januari 2012, blijven aanneembaar overeenkomstig de regels die van toepassing waren op 31 december 2011, nl. • eerste 12 maanden gratis • 24 bijkomende maanden gratis, indien u of uw echtgenoot die onder hetzelfde dak woont kinderbijslag ontvangt voor een kind jonger dan 6 jaar • andere periodes zijn aanneembaar mits validering. NOTEER : loopbaanonderbrekingen genomen vóór 1 januari 2012 en loopbaanonderbrekingen zoals bedoeld pg. 22-23 mogen samen niet meer bedragen dan 60 maanden.
Overgangsmaatregel Sommige periodes van loopbaanonderbreking genomen vanaf 2012 worden geacht te zijn ingegaan vóór 1 januari 2012 als zij aan alle volgende voorwaarden voldoen: • aangevraagd bij de werkgever vóór 28 november 2011 en • deze aanvraag door de RVA werd ontvangen vóór 1 maart 2012 en • ingegaan uiterlijk op 2 april 2012. Hetzelfde geldt voor de perioden van loopbaanonderbreking die onmiddellijk aansluiten op een periode van loopbaanonderbreking voor ouderschapsverlof die: • wanneer de aanvraag voor dit verlof is toegekomen bij de werkgever vóór 28 november 2011 en • door de Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening is ontvangen vóór 1 maart 2012 en • uiterlijk ingaat op 2 april 2012. Het voordeel om deze periodes te beschouwen als ingegaan vóór 1 januari 2012 zit in de mogelijkheid om nog de regels inzake aanneembaarheid te kunnen toepassen die van kracht waren vóór de pensioenhervorming indien dit voordeliger is dan de toepassing van de nieuwe regels.
27
EEN VIERDE MAATREGEL VERVANGT DE REFERTEWEDDE VAN DE LAATSTE VIJF DIENSTJAREN IN DE PENSIOENBEREKENING DOOR EEN GEMIDDELDE WEDDE VAN DE LAATSTE TIEN DIENSTJAREN
Algemene regel In alle pensioenregelingen van de overheidssector wordt vanaf 1 januari 2012 de pensioenberekening ingevoerd op basis van de laatste tien dienstjaren. Ook voor de overlevingspensioenen zal de pensioenberekening gebeuren op basis van de laatste 10 jaar voor zover geen enkele rechthebbende de leeftijd van 50 jaar heeft bereikt op 1 januari 2012. In het geval dat een overlevingspensioen moet worden gedeeld, bijvoorbeeld tussen een langstlevende en een echtgescheiden echtgenoot, volstaat dat één van de rechthebbenden de leeftijd van 50 jaar heeft bereikt om de berekening op basis van de gemiddelde wedde van de laatste 5 dienstjaren te behouden.
Uitzonderingen Uitzondering 1
Personen die wegens lichamelijke ongeschiktheid op pensioen worden gesteld, kunnen indien nodig onder bepaalde voorwaarden beroep doen op een pensioensupplement indien het gewaarborgd minimumpensioen niet wordt bereikt. Dit gewaarborgd minimumbedrag wordt berekend op basis van de gemiddelde wedde van de laatste vijf dienstjaren, weliswaar begrensd door een boven- en onderplafond. De pensioenhervorming wijzigt hier niets aan.
Uitzondering 2
In tegenstelling tot de andere stelsels werd het pensioen van de NMBS-holding vóór de pensioenhervorming niet berekend op basis van de refertewedde van de laatste vijf dienstjaren maar op basis van de laatste wedde. Daarom wordt voor deze personeelscategorie vanaf 1 januari 2012 de pensioenberekening ingevoerd op basis van de refertewedde van de laatste vier dienstjaren. Dezelfde regel geldt ook voor de andere ambtenaren en militairen voor wie het pensioen nu berekend wordt op een basis van een refertewedde van minder dan 5 jaar. Ook voor hen zal de berekening gebeuren op basis van de refertewedde van de laatste vier dienstjaren.
28
Uitzonderingen Uitzondering 3
Indien het bedrag van het pensioen berekend op basis van de gemiddelde wedde van de laatste tien loopbaanjaren of van de volledige duur als die meer dan vijf maar minder dan tien jaar bedraagt, lager is dan het gewaarborgd minimumbedrag voor een alleenstaande gepensioneerde (= € 1.261,65 per maand, bedrag op 29 februari 2012), wordt het pensioen herberekend op basis van de gemiddelde wedde van de laatste vijf loopbaanjaren, zonder dat het nieuwe pensioenbedrag meer mag bedragen dan voornoemd gewaarborgd minimumbedrag.
Uitzondering 4
De pensioenen van de lokale mandatarissen (burgemeesters, schepenen, OCMWvoorzitters,...) blijft berekend op basis van de wedden verbonden van elk mandaat. De pensioenhervorming wijzigt hier niets aan.
Overgangsmaatregelen in de wet (personen geboren vóór 1962)
Personen die op 1 januari 2012 reeds de leeftijd van 50 jaar hebben bereikt, behouden de huidige berekeningswijze van hun pensioen, d.w.z. met de huidige refertewedde.
29
Enkele woorden over de PDOS Inleiding
Toekenning en berekening van de pensioenen door de PDOS
De Pensioendienst voor de overheidssector (PDOS) is een centrale instelling, d.w.z. dat haar werkterrein heel België beslaat en dat haar kantoren uitsluitend in Brussel gevestigd zijn. Er werken ongeveer 500 personeelsleden. De opdrachten van de PDOS werden vastgelegd bij de wet van 12 januari 2006 (Belgisch Staatblad van 3 februari 2006 ) tot oprichting van de “Pensioendienst voor de overheidssector”.
De PDOS kent het grootste gedeelte van de rust- en overlevingspensioenen van de overheidssector toe en berekent ze. Het gaat om de pensioenen van vastbenoemde of daarmee gelijkgestelde ambtenaren van: • de Federale overheid (ook leger, magistratuur en erkende erediensten) ; • de Gewesten en de Gemeenschappen (ook onderwijs) ; • de geïntegreerde politie ; • sommige parastatale en pararegionale en paracommunautaire instellingen ; • de meeste gemeenten, OCMW’s, intercommunales ; • sommige bijzondere korpsen (Rekenhof, Raad van State,...) ; • de Post, Belgacom, BAC, Belgocontrol. Sinds 1 januari 2007 zijn de pensioenen van de NMBS ten laste van de Staatskas. Deze pensioenen blijven echter toegekend, beheerd en uitbetaald door de NMBS
Betaling van de pensioenen door de CDVU
De PDOS berekent wel de bedragen van pensioenen, maar betaalt ze niet zelf. Dat doet de Administratie der Thesaurie, een centrale administratie van de FOD Financiën, meer bepaald de Centrale Dienst der Vaste Uitgaven (CDVU).
30
Enkele woorden over de PDOS De PDOS contacteren
Het Contact Center van de PDOS is bereikbaar : • per telefoon: +32 (0)2 558 6000. • per e-mail:
[email protected] • per brief: PDOS - Victor Hortaplein 40 - bus 30 - 1060 Brussel • alle werkdagen van 9u tot 12u en van 13u tot 17u (op vrijdag tot 16u) Binnenkort is ook een gratis nummer 1765 beschikbaar. Via de Pensioenpunten kan iedereen gemakkelijk met de PDOS in contact komen. Bij elk Pensioenpunt staan speciaal opgeleide medewerkers met jarenlange ervaring klaar. Iedereen die algemene of concrete inlichtingen wenst in verband met zijn pensioen als ambtenaar, maar ook algemene inlichtingen in verband met de pensioenen van werknemers en van zelfstandigen, kan hier terecht. De adressen vindt u op www.pdos-sdpsp.fgov.be/pdos/contact/contact_1035.htm en op www.pdos-sdpsp.fgov.be/pdos/pdf/publications/flyer_pp_nl.pdf
31
Bijlagen
Bijlage 1: Voorbeelden die het stappenplan bij loopbanen met verschillende loopbaanbreuken concreet maken
32
Voorbeeld 1 Gegeven : Loopbaan :
• een ambtenaar wordt 60 jaar in 2020. Hij wil met vervroegd pensioen volgens de lange loopbaanvoorwaarden. • van 8/11/80 tot 22/12/86, diensten in een ambt aan 1/60 • van 23/12/86 tot 15/2/88, diensten in een ambt aan 1/55 • van 1/9/88 tot 31/8/20, diensten in een ambt aan 1/50
Berekening :
40 jaar (480 m)
32 jaar
10 jaar (120 m)
0
6 jaar en 45 dagen
1/60
1 jaar, 1 maand en 24 dagen
1/55
coëfficiënt 1,0500
10 jaar (120 m)
1/50 coëfficiënt 1,0957
1/50 1/55 /
0
0
1/60
TOTAAL = 509,72 m > 504 m
20 jaar (240 m)
20 jaar (240 m)
VEREIST = 42 JAAR (504 m)
30 jaar (360 m)
30 jaar (360 m)
Bijlage 1: Voorbeelden die het stappenplan bij loopbanen met verschillende loopbaanbreuken concreet maken
33
STAPPEN ACTIE
1 2 3 4
Indeling van de loopbaan in periodes per loopbaanbreuk : • van 8/11/80 tot 22/12/86, diensten in een ambt aan 1/60 • van 23/12/86 tot 15/2/88, diensten in een ambt aan 1/55 • van 1/9/88 tot 31/8/20, diensten in een ambt aan 1/50 Er is geen militaire dienstplicht gepresteerd. Er is geen tijdsbonificatie voor een diploma. In 2020 is op 60 jaar een minimale loopbaanduurvoorwaarde van 42 jaren dienst vereist of 504 maanden
5
Berekening van het aantal jaren, maanden en dagen : Aan 1/60 = 6 jaar + 23 dagen (november 1980) + 22 dagen (december 1986) Aan 1/55 = 1 jaar, 1 maand + 9 dagen (december 1986), + 15 dagen (februari 1988, schrikkeljaar) Aan 1/50 = 32 jaar Omzetting in maanden: Aan 1/60 = 72 (6x12) +1 + 0,7667 (23/30) + 0,7097 (22/31) = 74,4764 maanden Aan 1/55 = 12 (1x12) + 1 + 0,2903 (9/31) + 0,5172 (15/29) = 13,0875 maanden Aan 1/50 = (32x12) = 384 maanden
6
De 74,4764 maanden blijven tellen voor 74,4764 maanden (1/60)
7
De 13,0875 maanden moeten vermenigvuldigd worden met de verhogingscoëfficiënt gekoppeld aan ambten met 1/55. De verhogingscoëfficiënt wordt gevonden door de omzettingstabel uitzondering lange loopbanen 60 jaar te nemen (p.15). Op de kruising tussen 2020 en kolom 1/55 vinden we: 1,0500 De 384 maanden moeten vermenigvuldigd worden met de verhogingscoëfficiënt gekoppeld aan ambten met 1/50. De verhogingscoëfficiënt wordt gevonden door de omzettingstabel uitzondering lange loopbanen 60 jaar te nemen (p.15). Op de kruising tussen 2020 en kolom 1/50 vinden we: 1,0957 De maanden aan 1/55 worden nu: 13,0875 maanden x 1,0500 = 14,4879 maanden De maanden aan 1/50 worden nu: 384 maanden x 1,0957 = 420,7488 maanden
8
Er zijn geen diensten gepresteerd in de privé-sector. Totaal gewogen loopbaanduur: 74,4764 maanden
9
+ 14,4879 maanden + 420,7488 maanden = 509,72
10
maanden
509,72 maanden loopbaan is hoger dan de vereiste 504 maanden. Dus vervroegd pensioen is mogelijk in 2020.
Bijlage 1: Voorbeelden die het stappenplan bij loopbanen met verschillende loopbaanbreuken concreet maken
34
Voorbeeld 2 Gegeven : Loopbaan :
• een ambtenaar wordt 62 jaar in 2016. Hij wil met vervroegd pensioen volgens de algemene regel. • van 1/7/1980 tot 31/8/2000, diensten in een ambt aan 1/60 • van 1/9/2000 tot 31/8/2016, diensten in een ambt aan 1/50
Berekening : 40 jaar (480 m)
20 jaar (240 m)
20 jaar en 2 maanden
10 jaar (120 m)
10 jaar (120 m)
0
16 jaar
20 jaar (240 m)
1/60
1/50 coëfficiënt 1,2001
0
0
1/50 /50
1/60
TOTAAL = 472,41 m < 480 m
30 jaar (360 m)
VEREIST = 40 JAAR (480 m)
30 jaar (360 m)
Bijlage 1: Voorbeelden die het stappenplan bij loopbanen met verschillende loopbaanbreuken concreet maken
35
STAPPEN ACTIE
1 2 3 4
Indeling van de loopbaan in periodes per loopbaanbreuk : • van 1/7/1980 tot 31/8/2000, diensten in een ambt aan 1/60 • van 1/9/2000 tot 31/8/2016, diensten in een ambt aan 1/50 Er is geen militaire dienstplicht gepresteerd. Er is geen tijdsbonificatie voor een diploma. In 2016 is op 60 jaar een minimale loopbaanduurvoorwaarde van 40 jaren dienst vereist of 480 maanden
5
Berekening van het aantal jaren, maanden en dagen : Aan 1/60 = 20 jaar en 2 maanden Aan 1/50 = 16 jaar Omzetting in maanden: Aan 1/60 = 20 (20x12) +2 = 242 maanden Aan 1/50 = 16 (16x12) = 192 maanden
6
De 242 maanden blijven hun jaargewicht behouden (1/60)
7
De 192 maanden moeten vermenigvuldigd worden met de verhogingscoëfficiënt gekoppeld aan ambten met 1/50. De verhogingscoëfficiënt wordt gekozen in de omzettingstabel met de algemene regel voor een vervroegde oppensioenstelling op 61 jaar. Op de kruising tussen 2016 en kolom 1/50 vinden we: 1,0957 De maanden aan 1/50 worden nu: 192 maanden x 1,2001 = 230,4192 maanden
8
Er zijn geen diensten gepresteerd in de privé-sector. Totaal gewogen loopbaanduur:
9
242,0000 maanden + 230,4192 maanden = 472,41
10
maanden
472,41 maanden loopbaan is lager dan de vereiste 480 maanden. Hij kan dus in 2016 niet met vervroegd pensioen gaan.
Bijlage 1: Voorbeelden die het stappenplan bij loopbanen met verschillende loopbaanbreuken concreet maken
36
Voorbeeld 3 Gegeven : Loopbaan :
• een leraar wordt 60 jaar in 2015. Hij wil met vervroegd pensioen volgens de lange loopbaanvoorwaarden. • diplomabonificatie van 4 jaar • van 1/9/1979 tot 31/6/1980, legerdienst • van 1/9/1980 tot 31/12/1980, diensten als niet-vastbenoemd leraar aan 1/55 • van 1/1/1981 tot 30/6/1981, diensten als niet-vastbenoemd leraar aan 1/55 • van 1/9/1981 tot 31/8/2015, diensten als vastbenoemd leraar aan 1/55
Berekening : 40 jaar (480 m)
35 jaar: (10 m niet-benoemd X 1,2 + 34 jaar benoemd)
20 jaar (240 m)
20 jaar (240 m)
10 jaar (120 m)
0
4 jaar (diploma) en 10 maanden (legerdienst)
1/60
10 jaar (120 m)
VEREIST = 41 JAAR (492 m)
30 jaar (360 m)
1/55
1/55 coëfficiënt 1,0910
0
TOTAAL = 516,22 m > 492 m
30 jaar (360 m)
0
1/60
Bijlage 1: Voorbeelden die het stappenplan bij loopbanen met verschillende loopbaanbreuken concreet maken
37
STAPPEN ACTIE
1
2 3 4
Indeling van de loopbaan in periodes per loopbaanbreuk : • diplomabonificatie van 4 jaar • van 1/9/1979 tot 31/6/1980, legerdienst • van 1/9/1980 tot 31/12/1980, diensten als niet-vastbenoemd leraar aan 1/55 • van 1/1/1981 tot 30/6/1981, diensten als niet-vastbenoemd leraar aan 1/55 • van 1/9/1981 tot 31/8/2015, diensten als vastbenoemd leraar aan 1/55 Er is een militaire dienstplicht gepresteerd van 10 maanden. Deze wordt behandeld als diensten gepresteerd aan 1/60. Er is tijdsbonificatie van 4 jaar voor een diploma. Hierop wordt geen verhogingscoëfficiënt toegepast. In 2015 is op 60 jaar een minimale loopbaanduurvoorwaarde van 41 jaren dienst vereist of 492 maanden
5
Berekening van het aantal jaren, maanden en dagen : Aan 1/60 = 4 jaar (diploma) + 10 maand (legerdienst) Aan 1/55 = 4,8 maand (4x1,2*) + 7,2 maand (6x1,2*) + 34 jaar (*X1,2 voor tijdelijke en interimaire diensten in het onderwijs) Omzetting in maanden: Aan 1/60 = 48 (4x12) + 10 = 58 maanden Aan 1/55 = 4,8 + 7,2 + 408 (34x12) = 420 maanden
6
De 58 maanden blijven hun jaargewicht behouden (1/60)
7
De 420 maanden moeten vermenigvuldigd worden met de verhogingscoëfficiënt gekoppeld aan ambten met 1/55. De verhogingscoëfficiënt wordt gevonden in de omzettingstabel met de uitzondering voor de lange loopbanen op 60 jaar. Op de kruising tussen 2015 en kolom 1/55 vinden we: 1,0910 De maanden aan 1/55 worden nu: 420 x 1,0910 = 458,2200 maanden
8
Er zijn geen diensten gepresteerd in de privé-sector. Totaal gewogen loopbaanduur:
9
58,0000 maanden + 458,2200 maanden = 516,22
10
maanden
516,22 maanden loopbaan is hoger dan de vereiste 492 maanden. Dus vervroegd pensioen is mogelijk in 2015.
Bijlage 1: Voorbeelden die het stappenplan bij loopbanen met verschillende loopbaanbreuken concreet maken
38
Voorbeeld 4 Gegeven : Loopbaan :
• een postbode wordt 60 jaar in 2016. Hij wil met vervroegd pensioen volgens de lange loopbaanvoorwaarden. • van 1/9/1975 tot 31/8/1976, legerdienst • van 1/1/1977 tot 31/12/1980, prestaties in de privé-sector • van 1/1/1981 tot 30/6/1982, loketbediende bij de Post aan 1/60 • van 1/9/1981 tot 31/10/2016, buitendienst als postbode aan 1/50 • van 1/11/2011 tot 31/10/2016, halftijdse loopbaanonderbreking
Berekening : 32 jaar en 6 maanden
40 jaar (480 m)
20 jaar (240 m) 20 jaar (240 m) 10 jaar (120 m)
10 jaar (120 m) 5 jaar
0
1/60
1/50 coëfficiënt 1,2000
0
0
1/50
1/60
TOTAAL = 576 m < 504 m
30 jaar (360 m)
VEREIST = 42 JAAR (504 m)
30 jaar (360 m)
Bijlage 1: Voorbeelden die het stappenplan bij loopbanen met verschillende loopbaanbreuken concreet maken
39
STAPPEN ACTIE
1 2 3 4
Indeling van de loopbaan in periodes per loopbaanbreuk : • van 1/9/1975 tot 31/8/1976, legerdienst • van 1/1/1977 tot 31/12/1980, prestaties in de privé-sector • van 1/1/1981 tot 30/6/1982, loketbediende bij de Post aan 1/60 • van 1/9/1981 tot 31/10/2011, buitendienst als postbode aan 1/50 • van 1/11/2011 tot 31/10/2016, halftijdse loopbaanonderbreking Er is een militaire dienstplicht gepresteerd van 12 maanden. Deze wordt behandeld als diensten gepresteerd aan 1/60. Er is geen tijdsbonificatie voor een diploma. In 2016 is op 60 jaar een minimale loopbaanduurvoorwaarde van 42 jaren dienst vereist of 504 maanden
5
Prestaties uit de werknemerssector (privé) worden voorlopig buiten beschouwing gehouden. Berekening van het aantal jaren, maanden en dagen : Aan 1/60 = 1 jaar (legerdienst) + 1 jaar 6 maanden (loketbediende) + 2 jaar 6 maanden (1/2 deel LO) Aan 1/50 = 30 jaar + 2 jaar 6 maanden (1/2 deel LO) Omzetting in maanden: Aan 1/60 = 12 (1x12) + 18 (1x12 + 6) + 30 (2X12 + 6) = 60 maanden Aan 1/50 = 360 (30x12) + 30 (2x12 + 6) = 390 maanden
6
De 60 maanden blijven hun jaargewicht behouden (1/60)
7
De 390 maanden moeten vermenigvuldigd worden met de verhogingscoëfficiënt gekoppeld aan ambten met 1/50. De verhogingscoëfficiënt wordt gevonden in de omzettingstabel met de uitzondering voor de lange loopbanen op 60 jaar. Op de kruising tussen 2016 en kolom 1/50 vinden we: 1,2000 De maanden aan 1/50 worden nu: 390 x 1,2000 = 468,0000 maanden
8
Er zijn 4 jaren of 48 maanden diensten gepresteerd in de privé-sector. Deze worden behandeld als diensten gepresteerd aan 1/60. Totaal gewogen loopbaanduur: 60,0000 maanden
9
+ 468,0000 maanden + 48,0000 maanden = 576,00
10
maanden
576,00 maanden loopbaan is hoger dan de vereiste 504 maanden. Dus vervroegd pensioen is mogelijk, zelfs zonder de prestaties uit de werknemerssector er bij te nemen.
Bijlage 1: Voorbeelden die het stappenplan bij loopbanen met verschillende loopbaanbreuken concreet maken
40
Voorbeeld 5 Gegeven : Loopbaan :
• een ambtenaar wordt 60 jaar in 2016. Hij wil met vervroegd pensioen volgens de lange loopbaanvoorwaarden. • van 1/3/1975 tot 31/8/1975, prestaties in de privé-sector • van 1/9/1975 tot 31/8/1976, legerdienst • van 1/1/1977 tot 31/12/1980, prestaties in de privé-sector • van 1/1/1981 tot 30/6/2016, bediende 1/60 in de overheidssector • van 1/1/1990 tot 31/12/1992, voltijdse loopbaanonderbreking (LO) gevalideerd • van 1/6/2000 tot 31/5/2003, voltijdse loopbaanonderbreking (LO) niet gevalideerd
Berekening : STAPPEN ACTIE
1
2 3 4 5 6 7
Indeling van de loopbaan in periodes per loopbaanbreuk: • van 1/3/1975 tot 31/8/1975, prestaties in de privé-sector • van 1/9/1975 tot 31/8/1976, legerdienst • van 1/1/1977 tot 31/12/1980, prestaties in de privé-sector • van 1/1/1981 tot 31/12/1989, bediende 1/60 • van 1/1/1990 tot 31/12/1992, voltijdse LO gevalideerd • van 1/1/1993 tot 31/5/2000, bediende 1/60 • van 1/6/2000 tot 31/5/2003, voltijdse LO niet gevalideerd • van 1/6/2003 tot 30/6/2016, bediende 1/60 Er is een militaire dienstplicht gepresteerd van 12 maanden en wordt behandeld als diensten gepresteerd aan 1/60. Er is geen tijdsbonificatie voor een diploma. In 2016 is op 60 jaar een minimale loopbaanduurvoorwaarde van 42 jaren dienst vereist of 504 maanden Prestaties uit de werknemerssector (privé) worden voorlopig buiten beschouwing gehouden. Berekening van het aantal jaren, maanden en dagen: Aan 1/60 = 1 jaar (legerdienst) + 9 jaar (bediende) + 3 jaar (LO) + 7 jaar 5 maand (bediende) + 2 jaar (niet gevalideerd LO: uitzondering) + 13 jaar 1 maanden (bediende) Omzetting in maanden: Aan 1/60 = 12 + 108 (9x12) + 36 (3x12) + 89 (7x12 +5) + 24 (2x12) + 157 (13x12 +1) = 426 maanden De 426 maanden blijven hun jaargewicht behouden (1/60) Er zijn geen prestaties met 1/50 of 1/55.
8
Onderzoek prestaties privé-sector (jaar per jaar moete.n er minstens 104 voltijdsedagen gelden). • 1/3/1975 - 31/8/1975 : er zijn meer dan 104 werkdagen, dus het jaar 1975 telt voor 12 maanden – 4 maanden legerdienst (dubbeltelling) = 8 maanden • 1/1/1977 – 31/12/1980 : volledige jaren : 48 maanden Deze worden behandeld als diensten gepresteerd aan 1/60. Er komen dus 56 maanden bij het totaal van 426 maanden bij = 482 maanden prestatie.
9
Totaal gewogen loopbaanduur: 482,00 maanden
10
482,00 maanden loopbaan is echter lager dan de vereiste 504 maanden. Betrokkene kan dus niet met vervroegd pensioen op 1/7/2016.
Bijlage 2: lijst van de voltijdse of deeltijdse disponibiliteiten voorafgaand aan de oppensioenstelling of de vergelijkbare situatie
41
zoals bedoeld in artikel 88, derde en vierde lid van de wet van 28 december 2011 houdende diverse bepalingen
1°
De terbeschikkingstelling wegens persoonlijke aangelegenheden voorafgaand aan de oppensioenstelling toegekend met toepassing van het hoofdstuk II van het koninklijk besluit nr. 297 van 31 maart 1984 betreffende de opdrachten, de wedden, de weddetoelagen en de verloven voor verminderde prestatie in het onderwijs en de psycho-medisch-sociale centra ;
2°
De terbeschikkingstelling wegens persoonlijke aangelegenheden voorafgaand aan de oppensioenstelling toegekend met toepassing van het hoofdstuk II van het koninklijk besluit nr. 297 van 31 maart 1984 betreffende de opdrachten, de wedden, de weddetoelagen en de verloven voor verminderde prestatie in het onderwijs en de psycho-medisch-sociale centra; zoals het van toepassing is voor de Duitse gemeenschap ;
3°
De disponibiliteit wegens persoonlijke aangelegenheden voorafgaand aan het rustpensioen toegekend met toepassing van de resolutie van de Provincieraad van Brabant “ van 12 maart 1985 ;
4°
De deeltijdse terbeschikkingstelling wegens persoonlijke aangelegenheden voorafgaand aan het rustpensioen toegekend met toepassing van artikel 2 van het besluit van de Vlaamse regering van 20 april 1994 betreffende de deeltijdse terbeschikkingstelling wegens persoonlijke aangelegenheden voorafgaand aan het rustpensioen voor personeelsleden van het onderwijs en van de psycho-medisch-sociale centra ;
5°
De halftijdse vervroegde uittreding toegekend met toepassing van de wet van 10 april 1995 betreffende de herverdeling van de arbeid in de overheidssector (indien het verlof onherroepelijk was op het moment van de indiening van de aanvraag bij de werkgever) ;
6°
De disponibiliteit wegens functionele ongeschiktheid toegekend met toepassing van het koninklijk besluit van 14 september 1997 tot het bepalen, bij de Regie der Luchtwegen, van de voorwaarden tot toekenning van disponibiliteit wegens functionele ongeschiktheid als gevolg van directe en effectieve verkeersleiding ;
7°
Het verlof voorafgaand aan het pensioen toegekend met toepassing van het koninklijk besluit van 22 maart 1999 tot invoering van een verlof voorafgaand aan het pensioen voor sommige ambtenaren van de operationele diensten van de Algemene Directie van de Civiele Veiligheid ;
8°
Het verlof voorafgaand aan de pensionering toegekend met toepassing van artikel 3 van het Koninklijk besluit van 3 juni 1999 betreffende de invoering van de mogelijkheid van een verlof voorafgaand aan de pensionering voor de leden van een beroepsbrandweerkorps ;
9°
De vrijwillige disponibiliteit voorafgaand aan de pensionering toegekend met toepassing van de omzendbrief van 11 juni 1999 van de Minister-Voorzitter van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering ;
Bijlage 2: lijst van de voltijdse of deeltijdse disponibiliteiten voorafgaand aan de oppensioenstelling of de vergelijkbare situatie
42
10°
De regeling van de volledige terbeschikkingstelling wegens persoonlijke aangelegenheden voorafgaand aan het rustpensioen toegekend met toepassing van de artikelen 2 en 9bis van het Besluit van de Vlaamse regering van 11 februari 2000 betreffende de volledige terbeschikkingstelling wegens persoonlijke aangelegenheden voorafgaand aan het rustpensioen voor personeelsleden van het onderwijs en van de centra voor leerlingenbegeleiding ;
11°
Het stelsel van indisponibiliteitstelling voorafgaand aan de pensioengerechtigde leeftijd toegekend met toepassing van artikel 1 van het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke regering van 2 maart 2000 tot instelling ten gunste van het personeel van het Gewestelijk Agentschap voor Netheid van een stelsel van indisponibiliteitstelling voorafgaand aan de pensioengerechtigde leeftijd ;
12°
Het verlof voorafgaand aan de pensionering toegekend met toepassing van artikel 2 van het Besluit van de Vlaamse regering van 14 april 2000 houdende toekenning van een verlof voorafgaand aan de pensionering aan de ambtenaren van de administratieve diensten van de Raad van het Gemeenschapsonderwijs;
13°
De volledige terbeschikkingstelling wegens persoonlijke aangelegenheden voorafgaand aan het rustpensioen toegekend met toepassing van de artikelen 5 en 9 van het Besluit van de Vlaamse regering van 22 februari 2002 betreffende de terbeschikkingstelling wegens persoonlijke aangelegenheden voorafgaand aan het rustpensioen voor de personeelsleden van de hogescholen in de Vlaamse Gemeenschap en van de Hogere Zeevaartschool ;
14°
De deeltijdse terbeschikkingstelling wegens persoonlijke aangelegenheden voorafgaand aan het rustpensioen toegekend met toepassing van artikel 25 van het Besluit van de Vlaamse regering van 22 februari 2002 betreffende de terbeschikkingstelling wegens persoonlijke aangelegenheden voorafgaand aan het rustpensioen voor de personeelsleden van de hogescholen in de Vlaamse Gemeenschap en van de Hogere Zeevaartschool ;
15°
De vrijwillige actieve disponibiliteit toegekend met toepassing van de collectieve overeenkomst van 16 mei 2002 met betrekking tot de regels voor het beheer van het personeel van Belgacom met het oog op de implementatie van het BeST-plan ;
16°
De vrijwillige disponibiliteit voor de vastbenoemde personeelsleden ouder dan 57 jaar toegekend met toepassing van de beraadslaging van 28 juni 2002 van de Raad van Bestuur van het “Centre Hospitalier Régional de Huy “;
17°
De specifieke stelsels van loobaanonderbreking toegekend met toepassing van het bericht nr. 28 HR/2003 van de NMBS-Holding van 14 april 2003 (voor zover een aanvullende uitkering werd gestort door de werkgever);
18°
Het verlof voorafgaand aan het pensioen toegekend met toepassing van artikel 2 van het koninklijk besluit van 28 september 2003 tot invoering van een verlof voorafgaand aan het pensioen ten gunste van sommige ambtenaren in dienst in de buitendiensten van het Directoraat-generaal EPI - Penitentiaire Inrichtingen ;
Bijlage 2: lijst van de voltijdse of deeltijdse disponibiliteiten voorafgaand aan de oppensioenstelling of de vergelijkbare situatie
43
19°
De disponibiliteit in afwachting van een pensioen toegekend met toepassing van de beslissing van het Bureau van het Parlement van de Franse Gemeenschap van 19 februari 2004 betreffende de disponibiliteit in afwachting van een pensioen ;
20°
De specifieke stelsels van loopbaanonderbreking toegekend met toepassing van het bericht nr. 22 HR/2004 van de NMBS-Holding van 8 april 2004 (behalve indien zij werd toegekend wegens definitieve lichamelijke ongeschiktheid voor het uitoefenen van de eigen functie of wegens afschaffing van betrekking en voor zover een aanvullende uitkering werd gestort door de werkgever) ;
21°
De eindeloopbaanplanning toegekend met toepassing van titel IV van de collectieve overeenkomst van 8 december 2005 met betrekking tot de regels van het beheer van het personeel van Belgacom met het oog op de uitvoering van de eerste fase van de Topconferentie over de organisatie van het werk ;
22°
De loopbaanbonus toegekend met toepassing van de beslissing van het Bureau van de Kamer van volksvertegenwoordigers van 28 juni 2006 ;
23°
Het verlof voorafgaand aan de pensionering toegekend met toepassing van artikel 2 van het Besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 13 juli 2006 houdende het verlof voorafgaand aan de pensionering voor de leden van het operationeel personeel van de Brusselse Hoofdstedelijke Dienst voor Brandweer en Dringende Medische Hulp ;
24°
De eindeloopbaanplanning toegekend met toepassing van de beslissing van de Raad van Bestuur van 12 december 2006 van de “Université de Mons”;
25°
De uitstapregeling toegekend met toepassing van de Beslissing van de Raad van Bestuur van INTEGAN van 16 maart 2007 ;
26°
Het verlof voorafgaand aan de pensionering toegekend met toepassing van de beraadslaging van 4 juni 2008 van de Raad van O.C.M.W. Charleroi ;
27°
Het verlof voorafgaand aan de pensionering toegekend met toepassing van beraadslaging van 9 juni 2008 van de gemeenteraad van Charleroi ;
28°
De eindeloopbaanplanning toegekend met toepassing van de resolutie van 20 juni 2008 van de « Conseil provincial de (la Province) Namur » goedgekeurd bij ministerieel besluit van 20 juni 2008 ;
29°
De vrijwillige indisponibiliteitstelling voorafgaand aan het pensioen toegekend met toepassing van het protocol 2008/85 van 22 september 2008 betreffende de vrijwillige indisponibiliteitstelling voorafgaand aan het pensioen van de statutaire leden van de directie van de Iris Ziekenhuizen Zuid ;
30°
De eindeloopbaanplanning toegekend met toepassing van de beraadslaging van 27 oktober 2008 van de Stad Verviers tot aanneming van het reglement inzake de eindeloopbaanplanning en toegekend met toepassing van de beraadslaging van 2 mei 2011 tot aanneming van het nieuwe reglement inzake de eindeloopbaanplanning ;
Bijlage 2: lijst van de voltijdse of deeltijdse disponibiliteiten voorafgaand aan de oppensioenstelling of de vergelijkbare situatie
44
31°
De halftijdse vervroegde uittreding toegekend met toepassing van artikel 402 van het Besluit van de Waalse Regering tot vaststelling van het administratieve en bezoldigingsstatuut van het personeel van “ Wallonie-Bruxelles international”;
32°
De vervroegde uitstap toegekend met toepassing van de beslissing van de Raad van Bestuur van Infrax WEST van 25 januari 2010 en van de beslissing van 16 mei 2011 ;
33°
De vervroegde uitstap toegekend met toepassing van de beslissing van de Raad van Bestuur van Infrax Limburg van 22 februari 2010 en van de beslissing van 30 mei 2011 ;
34°
De eindeloopbaanplanning onder de vorm van een financiële tegemoetkoming (incentive) voor de vermindering van de arbeidsprestaties toegekend met toepassing van het “règlement complémentaire pour des mesures de fins de carrière” gevoegd bij de beraadslaging van de Raad voor maatschappelijk welzijn van Verviers van 30 juni 2010 ;
35°
De specifieke stelsels van loopbaanonderbreking toegekend met toepassing van het bericht nr. 38 H-HR/2011 van de NMBS-Holding van 15 februari 2011 (behalve indien zij werd toegekend wegens definitieve lichamelijke ongeschiktheid voor het uitoefenen van de eigen functie of wegens afschaffing van betrekking);
36°
De halftijdse loopbaanonderbreking vanaf de leeftijd van 50 jaar als einde loopbaanplanning toegekend met toepassing van de collectieve overeenkomsten 2005-2006, 2007-2008, 2009-2010 en 2011 van B-POST ;
37°
Het verlof voorafgaand aan de pensionering toegekend met toepassing van de collectieve overeenkomst van 2011 van B-POST ;
38°
De conventionele disponibiliteit wegens persoonlijke aangelegenheden, voorafgaand aan het rustpensioen toegekend met toepassing van de collectieve overeenkomst 2001-2003 verlengd door de collectieve overeenkomsten 2003-2005 en 2005-2007 van BIAC ;
39°
Het verlof voorafgaand aan de pensionering toegekend met toepassing van de artikelen 130 tot 132 van afdeling 20 van het personeelstatuut van de permanente diensten van het Brussels Parlement ;
40°
De viervijfde eindeloopbaan en de halftijdse eindeloopbaan toegekend met toepassing van de artikelen 132bis tot 132quinquies van afdeling 20 van het personeelstatuut van de permanente diensten van het Brussels Parlement ;
41°
De vrijwillige disponibiliteit toegekend met toepassing van de artikelen 72bis en 72ter van de pensioenregeling van de personeelsleden van de “Association Liégeoise du Gaz” op 1 januari 2011 door opslorping gefusioneerd met TECTEO ;
Bijlage 2: lijst van de voltijdse of deeltijdse disponibiliteiten voorafgaand aan de oppensioenstelling of de vergelijkbare situatie
45
42°
Het vrijwillige verlof voorafgaand aan de pensionering toegekend met toepassing van artikel 150bis van het administratief en geldelijk statuut van het gemeentepersoneel van het O.C.M.W. Virton ;
43°
Het vrijwillige verlof voorafgaand aan de pensionering toegekend met toepassing van artikel 150bis van het administratief en geldelijk statuut van het gemeentepersoneel van de Stad Virton ;
44°
Het brugpensioenstelsel toegekend met toepassing van bijlage 5 van het Organiek Personeelsreglement van de Senaat ;
45°
De voortijdige pensionering vanaf 59 jaar toegekend met toepassing van artikel 11.20 van het personeelstatuut van de Provinciale Brabantse Energiemaatschappij P.B.E ;
46°
de vrijwillige disponibiliteit in afwachting van de oprustpensioenstelling toegekend met toepassing van artikel 45 van het administratief statuut van het personeel van het Waalse Parlement ;
47°
De vrijwillige terbeschikkingstelling voorafgaand aan het rustpensioen toegekend met toepassing van artikel 13.8 van het Statuut van het personeel van het Algemeen Secretariaat van het Vlaams Parlement ;
48°
De voltijdse of halftijdse terbeschikkingstelling voorafgaand aan pensionering toegekend met toepassing van artikel 11.53ter van het statuut van het personeel van het Algemeen Secretariaat van het Vlaams Parlement ;
49°
Het verlof voorafgaand aan het pensioen toegekend met toepassing van de artikelen 130 tot 132 van het Statuut van de Permanente Diensten van de Raad Vlaamse Gemeenschapscommissie ;
50°
De viervijfderegeling aan het einde van de loopbaan toegekend met toepassing van artikel 132bis van het Statuut van de Permanente Diensten van de Raad Vlaamse Gemeenschapscommissie ;
51°
De halftijdse regeling aan het einde van de loopbaan met toepassing van artikel 132ter van het Statuut van de Permanente Diensten van de Raad Vlaamse Gemeenschapscommissie ;
52°
De begeleidingsmaatregel toegekend met toepassing van de bijlage aan het protocolakkoord betreffende de maatregelen 2009-2013 van het “Centre Hospitalier Peltzer-La Tourelle”;
53°
Het gunstverlof voor de oppensioenstelling toegekend met toepassing van addendum 5 van het Vademecum van de Antwerpse Waterwerken – AWW ;
Bijlage 3: Kalenderjaren waarvoor pensioenrechten kunnen worden geopend op een vervroegd pensioen in de regeling van de werknemers
46
(bron = memento RVP) Vooraf
Basisfilosofie = pensioenverzekeringstijdvakken, individuele rekening Met het oog op het bewijs van de vereiste loopbaanjaren houdt men niet alleen rekening met de perioden van tewerkstelling als werknemer, maar ook met de perioden waarvoor de pensioenrechten ingaan krachtens een andere Belgische pensioenregeling (zelfstandigen, D.O.S.Z.,...). In het kader van de internationale overeenkomsten houdt men ook rekening met perioden die pensioenrechten openen krachtens een buitenlandse regeling.
”Gewoonlijke en hoofdzakelijke tewerkstelling”?
Om het recht op het vervroegd pensioen te openen moet de tewerkstelling gedurende elk van de kalenderjaren gewoonlijk en hoofdzakelijk zijn : • Van 1955 tot en met 1977 moet het totaal van de dagen van effectieve of gelijkgestelde tewerkstelling per kalenderjaar gelijk zijn aan ten minste 104 dagen voltijdse tewerkstelling ; • Van 1978 tot en met 1991: de tewerkstelling moet ten minste 104 dagen voltijdse tewerkstelling per kalenderjaar omvatten én het resultaat van de berekening: (werkelijk loon / minimum referentieloon) + (aantal gelijkgestelde dagen / 312) moet ten minste 0,33 bedragen ; • Jaren vanaf 1992 : de individuele pensioenrekening of het bijzonder loopbaanoverzicht vermeldt het aantal gewerkte dagen en uren alsook het aantal uren dat met een voltijdse tewerkstelling overeenstemt. De verhouding tussen een voltijdse tewerkstelling en het aantal uren werkelijke tewerkstelling bepaalt het in aanmerking te nemen aantal dagen voltijdse tewerkstelling. Dit aantal moet ten minste 104 dagen bedragen. Voor de vaststelling van de 104 dagen voltijdse tewerkstelling wordt gerekend in het stelsel van de 6-dagen week van kracht in de sociale zekerheid. De RVP doet de omzetting van de effectieve of gelijkgestelde tewerkstelling naar een voltijdse tewerkstelling in het stelsel van de 6-dagen week.
Bijlage 3: Kalenderjaren waarvoor pensioenrechten kunnen worden geopend op een vervroegd pensioen in de regeling van de werknemers
47
Perioden van gelijkstelling
1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9.
10. 11. 12.
13.
De beroepsloopbaan wordt dus niet alleen gevormd door de perioden van tewerkstelling als werknemer, maar ook door de perioden van gelijkstelling met een tewerkstelling. Hierna volgen de meest voorkomende perioden die gelijkgesteld worden met perioden van tewerkstelling. Voor de perioden van 1 tot en met 5 wordt de gelijkstelling in principe slechts aanvaard indien de wettelijk voorziene uitkeringen zijn genoten. Perioden van onvrijwillige werkloosheid en van beroepsopleiding ; Perioden van tewerkstelling als werkloze door provincies, gemeenten en openbare instellingen ; Perioden van arbeidsongeschiktheid wegens ziekte of invaliditeit en de perioden van moederschapsbescherming ; Perioden van loopbaanonderbreking (in bepaalde gevallen zijn persoonlijke bijdragen vereist) ; Perioden van tijdskrediet of loopbaanvermindering ; Perioden van arbeidsbeperking wegens herverdeling van de arbeid ; Perioden van deeltijds werknemer met behoud van rechten ; Perioden waarin een wettelijke vergoeding wordt uitbetaald wegens arbeidsongeval of beroepsziekte bij ten minste 66% arbeidsongeschiktheid ; Perioden van inactiviteit als gebrekkige of verminkte of als mindervalide met ten minste 66% arbeidsongeschiktheid, evenals de periode van inactiviteit van een gehandicapte wiens verdienvermogen tot één derde of minder van die van een nietgehandicapte werd verminderd ; Perioden van vakantie beoogd bij de wetgeving betreffende het jaarlijks verlof van de loonarbeiders ; Perioden van staking erkend door de vakorganisaties en de perioden van arbeidsonderbreking wegens uitsluiting (lock-out) ; Perioden van militaire dienst bij het Belgisch leger en de erkende perioden als gewetensbezwaarde op voorwaarde dat voor die perioden geen pensioen wordt toegekend in een ander pensioenstelsel ; Perioden van voortgezette verzekering beperkt zoals voorzien bij de wetgeving inzake ziekte- en invaliditeitsverzekering, gedekt door een attest. Voor meer informatie : www.onprvp.fgov.be
Bijlage 4: Kalenderjaren waarvoor pensioenrechten kunnen worden geopend op een vervroegd pensioen in de regeling van de zelfstandigen
48
(bron = memento RSVZ) Vooraf Loopbaanvoorwaarden
Basisfilosofie = pensioenverzekeringstijdvakken, individuele rekening Om na te gaan of de loopbaan de vereiste duur heeft bereikt, houdt men rekening met : • de jaren waarin een activiteit is uitgeoefend of pensioenrechten zijn gevormd als zelfstandige of als helper. De uitoefening van een beroepsbezigheid als zelfstandige of als helper vanaf 1957 moet men bewijzen door de betaling van de pensioen- en/of sociale bijdragen aan een pensioenkas of een sociale verzekeringsfonds; • sommige periodes van loopbaanonderbreking om een kind op te voeden dat jonger is dan 6 jaar. Onder bepaalde voorwaarden kunnen volgende periodes gelijkgesteld worden met periodes van activiteit als zelfstandige (of als helper) : • periodes van militaire dienst ; • periodes van ziekte of invaliditeit ; • periodes gedekt door vrijwillige bijdragebetaling (voortgezette verzekering) ; • periodes van voorlopige hechtenis ; • periodes van effectieve hulp als echtgeno(o)t(e) van een zelfstandige ; • de periodes van vrijwillige onderbreking van de activiteit als zelfstandige in geval van een ernstige aandoening van een kind of om palliatieve zorgen te verlenen aan een kind of aan zijn partner. Opmerking : 1 kwartaal in het stelsel van de zelfstandigen geldt als 78 voltijdse dagen in het stelsel van de werknemers. Voor meer informatie : www.rsvz.be
Bijlage 5: Buitenlandse pensioenrechten die kunnen meegeteld worden voor een vervroegd pensioen in België
49
(bron = memento RVP) Vooraf
• België is onderworpen aan de Europese verordeningen inzake sociale zekerheid ; • België heeft met een aantal landen bilaterale verdragen op het gebied van sociale zekerheid afgesloten. Wat pensioenen betreft, zijn de verdragen met volgende landen van belang: Algerije, Australië, Canada, Chili, Filippijnen, Israël, Japan, Joegoslavië (van toepassing op onderdanen van Bosnië-Herzegovina, Servië, Montenegro en de voormalige Joegoslavische republiek Macedonië), Kongo (enkel zeelieden ter koopvaardij), Kroatië, Marokko, San Marino, Tunesië, Turkije, en de Verenigde Staten. Ze zijn steeds van toepassing op de onderdanen van de verdragslanden. Al deze verdragen hebben betrekking op werknemers. De verdragen met Canada, Chili, de Filippijnen, Turkije en de Verenigde Staten zijn ook van toepassing op de zelfstandigen.
Loopbaanperioden
Om het bewijs te leveren van een voldoende loopbaan wordt niet alleen rekening gehouden met elke Belgische tewerkstelling maar ook met tewerkstelling in een ander land dat zich ertoe verbonden heeft om de verordeningen toe te passen en waarvoor pensioenrechten bij toepassing ervan kunnen worden geopend. In de praktijk worden de pensioenverzekeringstijdvakken zoals meegedeeld in het formulier E205 omgezet in de voltijdse dagen zoals bedoeld in de werknemersregeling. Voor meer informatie : www.onprvp.fgov.be
50
Nota’s ............................................................................................................................................. ............................................................................................................................................. ............................................................................................................................................. ............................................................................................................................................. ............................................................................................................................................. ............................................................................................................................................. ............................................................................................................................................. ............................................................................................................................................. ............................................................................................................................................. ............................................................................................................................................. ............................................................................................................................................. ............................................................................................................................................. ............................................................................................................................................. ............................................................................................................................................. ............................................................................................................................................. ............................................................................................................................................. ............................................................................................................................................. ............................................................................................................................................. ............................................................................................................................................. ............................................................................................................................................. ............................................................................................................................................. ............................................................................................................................................. ............................................................................................................................................. ............................................................................................................................................. ............................................................................................................................................. ............................................................................................................................................. ............................................................................................................................................. ............................................................................................................................................. ............................................................................................................................................. ............................................................................................................................................. ............................................................................................................................................. ............................................................................................................................................. .............................................................................................................................................
Pensioendienst voor de overheidssector • PDOS Victor Hortaplein 40 bus 30 • 1060 Brussel tel. +32(0)2 558 60 00
[email protected] • www.pdos.fgov.be