Overzicht van de nieuwe pensioenmaatregelen in de overheidssector
1
Inleiding Hetgeen volgt is een brochure betreffende de nieuwe pensioenmaatregelen in de overheidssector. De tekst is gebaseerd op de infobrochure van PDOS. Deze brochure is bedoeld voor intern gebruik en ze mag niet worden vermenigvuldigd en/of openbaar gemaakt op welke wijze dan ook zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van ACOD. Per definitie kan zulk kort schematisch overzicht niet volledig zijn, wat impliceert dat het slechts als een inleiding tot een verdere studie kan gebruikt worden en niet als een werkelijke referentiebasis.
Begrippen De pensioenwetgeving De inlichtingen in deze brochure zijn gebaseerd op de wetgeving van 28 december 2011 (BS 30 december 2011) en de wet van 13 december 2012 houdende diverse wijzigingsbepalingen betreffende de pensioenen van de overheidssector (BS 21 december 2012).
Begrip ambtenaar De maatregelen die in deze brochure worden toegelicht, gelden enkel voor de vastbenoemde ambtenaren in de overheidssector. Contractuele personeelsleden vallen onder de wijzigingen die voor de privépensioenen zijn uitgewerkt. Voor meer informatie kunnen zij terecht bij de Rijksdienst voor Pensioenen (RVP). Het woord ambtenaar moet in deze brochure geïnterpreteerd worden als “ieder vastbenoemd of daarmee gelijkgesteld persoonslid tewerkgesteld in een overheidsdienst”. Uit deze definitie vloeit voort dat ook magistraten, leerkrachten, militairen, politieambtenaren, ... door het woord ‘ambtenaar’ worden gevat.
Gelijkheid man – vrouw In de pensioenwetgeving van de overheidssector hebben mannen en vrouwen volledig dezelfde rechten, zowel wat de pensioenleeftijd, als wat het recht op pensioen betreft. Als u in de tekst ‘hij’,‘zijn’ of ‘echtgenoot’ leest, betekent dit dus niet dat de tekst enkel op mannen van toepassing is. Dit verhoogt de leesbaarheid i.p.v. telkens ‘hij/zij’, ‘zijn/haar’, ‘echtgeno(o)t(e)’ e.d. te schrijven.
2
Pensioenrecht en pensioenberekening Er is een groot verschil tussen wat aanneembaar is voor het PENSIOENRECHT en wat aanneembaar is. voor de BEREKENING van uw pensioen. Het pensioenrecht bepaalt of iemand al dan niet op pensioen kan gaan. Het pensioenrecht is afhankelijk van de leeftijdsvoorwaarde en van de vereiste minimum loopbaanduur in het gewenste pensioneringjaar. Vooraleer over te gaan tot een pensioenberekening onderzoekt de PDOS of de voorwaarden van het pensioenrecht zijn vervult. De pensioenberekening bepaalt het pensioenbedrag. De pensioenberekening is gebaseerd op drie elementen: de wedde, de loopbaanduur en de loopbaanbreuk. De loopbaanbreuk heet ook wel tantième. Enkel indien aan de voorwaarden van het pensioenrecht is voldaan, zal de PDOS een pensioenberekening maken. Ook al is de loopbaanduur zowel voor het pensioenrecht als voor de pensioenberekening bepalend voor de pensioenbeslissing, toch zal de wijze waarop de loopbaanduur in aanmerking wordt genomen tussen beide begrippen zeer sterk van elkaar verschillen.
Leeftijdvoorwaarden en loopbaanvoorwaarden Het is belangrijk een onderscheid te maken tussen leeftijd- en loopbaanvoorwaarden. Aan beide voorwaarden moet voldaan worden om met pensioen te kunnen gaan, enkele uitzonderingen niet te na gesproken
3
Een eerste maatregel Verhoogt de minimum leeftijds- en loopbaanvoorwaarde om een vervroegd rustpensioen te kunnen genieten Algemene regel voor het bekomen van een pensioen vanaf 65 jaar De pensioenhervorming wijzigt niets aan de oude regeling:
Jaar Jaar 2012 2012 2013 2013 2014 2014 2015 2015 Vanaf 2016 2016 +
Pensioenleeftijd Pensioenleeftijd Loopbaanvoorwaarde 65 j 65 jaar 5 jaar 65 jaar 65 j 5 jaar 65 jaar 65 j 5 jaar 65 jaar 65 j 5 jaar 65 jaar 5 jaar 65 j
Loopbaanvoorwaarde 5j 5j 5j 5j 5j
Om deze vijf jaar te bepalen, kan geen rekening gehouden worden met de tijdsbonificatie wegens het verplicht bezit van een diploma.
Algemene regel voor het bekomen van een vervroegd pensioen De pensioenleeftijd van 60 jaar waarop men op vervroegd pensioen kan vertrekken, zal vanaf 2013 jaarlijks met 6 maanden verhogen om in 2016 op 62 jaar te komen. Ook de minimale loopbaanvoorwaarde zal opgetrokken worden. Terwijl deze in 2012 nog 5 dienstjaren in de overheidssector bedraagt, zal de minimale loopbaanvoorwaarde vanaf 2013 aanzienlijk verhoogd worden. Zo zal deze vanaf 2013 gebracht worden op 38 jaar, vanaf 2014 op 39 jaar en vanaf 2015 op 40 jaar. Overzichtstabel: Jaar Minimumleeftijd LoopbaanvoorLoopbaanvoorwaarde Uitzonderingen lange loopbanen Jaar Minimumleeftijd Uitzonderingen lange loopbanen 2012 60 jaar waarde 5 jaar 2013 38 jaar 60 jaar indien loopbaan van 40 jaar 2012 60 j60 jaar en 6 maand5 j 2014 61 jaar 39 jaar 60 jaar indien loopbaan van 40 jaar 2013 60,561j jaar en 6 maand 38 j 60 j indien loopbaan van 40 j 2015 40 jaar 60 jaar indien loopbaan van 41 jaar 20142016 61 j62 jaar 39 j 60 j indien loopbaan van 40 j Vanaf 40 jaar 60 jaar indien loopbaan van 42 jaar 61 jaar indien loopbaan van 41 jaar 2015 61,5 j 40 j 60 j indien loopbaan van 41 j 2016 +
62 j
40 j
60 j indien loopbaan van 42 j 61 j indien loopbaan van 41 j
De bestaande regel dat men vijf aanneembare dienstjaren moet hebben om aanspraak te kunnen maken op de pensioenberekening van de overheidssector blijft bestaan. Deze vijf dienstjaren maken deel uit van de voormelde algemene loopbaanvoorwaarde; Om deze vijf jaar te bepalen, kan geen rekening gehouden worden met de tijdsbonificatie wegens het verplicht bezit van een diploma. De algemene regel geldt voor personen met een loopbaan in een administratieve functie waarvoor het pensioen berekend wordt aan de hand van de loopbaanbreuk van 1/60 per dienstjaar. Deze functies bestaan bij alle federale besturen (FOD’s en POD’s), ministeries van de gemeenschappen en de gewesten, lokale besturen (steden en gemeenten, OCMW’s, intercommunales), instellingen van openbaar nut (federaal, gemeenschappen en gewesten), overheidsbedrijven, …
4
Voor personen met een loopbaan in een ambt waarvoor het pensioen berekend wordt aan de hand van een voordeliger loopbaanbreuk dan 1/60 per dienstjaar, gelden bijzondere aanvullende regels (zie bijzondere regels – loopbaanbreuk 1/50 en 1/55).
Uitzondering 1 In afwijking van de algemene regel kunnen personen die een lange loopbaan hebben opgebouwd nog steeds vroeger op pensioen vertrekken: • In 2013: op 60 jaar bij een loopbaan van 40 jaar • In 2014: op 60 jaar bij een loopbaan van 40 jaar • In 2015: op 60 jaar bij een loopbaan van 41 jaar • Vanaf 2016: op 60 jaar bij een loopbaan van 42 jaar of op 61 jaar bij een loopbaan van 41 jaar
Uitzondering 2 Voor een aantal beroepscategorieën blijven de huidige pensioenvoorwaarden inzake leeftijd en loopbaanduur tot het bekomen van een vervroegd pensioen bestaan:
1. Het rijdend personeel van de NMBS groep kent preferentiële leeftijdsgrenzen (55 jaar) en loopbaanvoorwaarden (30 dienstjaren als rijdend personeel). 2.Bij de geïntegreerde politie bestaan er preferentiële leeftijdsgrenzen (58 jaar) en loopbaanvoorwaarden (20 dienstjaren zonder diplomabonificatie) voor de niet-officieren van het operationeel kader. Het gaat om de hulpagenten, het basiskader en het middenkader. Opgelet: Voor de personeelsleden van het administratief en logistiek kader van de geïntegreerde politie (KALOG) en de officieren van het operationeel kader bestaan er geen preferentiële leeftijds- en loopbaanvoorwaarden. Zij vallen dan ook onder het algemeen regime. 3. Ook voor bepaalde ex-rijkswachtofficieren en onderofficieren die nu deel uitmaken van de geïntegreerde politie bestaan er preferentiële leeftijdsgrenzen (54, 56 of 58 jaar) en loopbaanvoorwaarden (20 dienstjaren zonder diplomabonificatie). 4. Voor de militairen bestaan er preferentiële leeftijdsgrenzen (56, 59 of 61 jaar). Ze moeten niet voldoen aan loopbaanvoorwaarden. 5. De ex-militairen die deel uitmaken van het veiligheidskorps van Justitie of van het personeel van de geïntegreerde politie (KALOG) of calltakers of die naar een andere overheidswerkgever werden overgeplaatst, behouden hun preferentiële leeftijds- en loopbaanvoorwaarden als ze op het moment van overplaatsing de volle 45 jaar oud zijn..
Vaststelling van de nieuwe vereiste loopbaanvoorwaarden Voor de vaststelling van de nieuwe vereiste loopbaanvoorwaarden zullen de diensten die meetellen voor de vaststelling van het recht op een pensioen van de overheidssector in aanmerking genomen worden • z onder onderscheid tussen deeltijdse en voltijdse diensten. Ook deeltijdse loopbaanonderbrekingen tellen altijd mee voor de opening van het recht op vervroegd pensioen; • zowel in volledige als in onvolledige kalenderjaren; Perioden van militaire dienstplicht/dienst als gewetensbezwaarde en de tijdsbonificatie voor het bezit van een diploma voor zover dat een vereiste was voor een vaste benoeming of voor een bevordering, worden eveneens meegeteld voor de vaststelling van de nieuwe vereiste loopbaanvoorwaarden. De loopbaanjaren als vrijwillige brandweerman worden gelijkgesteld met jaren als beroepsbrandweerman, voor zover deze vrijwillige brandweerman rechtstreeks deelneemt aan de brandbestrijding en op rustgesteld wordt als beroepsbrandweerman.
5
Wat met een gemengde loopbaan? In kalenderjaren waarin de beroepsactiviteit en/of gelijkgestelde periode zich voordoen in één stelsel – hetzij als werknemer, hetzij als zelfstandige, hetzij als ambtenaar – gelden enkel de regels van dit stelsel. Indien iemand tijdens een kalenderjaar onvoldoende dienstjaren in de overheidssector heeft, zullen ook zijn perioden van tewerkstelling als werknemer of als zelfstandige in aanmerking worden genomen om aan de loopbaanvoorwaarde te kunnen voldoen: •d it is steeds ter aanvulling van de diensten in de overheidssector zonder dat de som 12 maanden kan overschrijden; • volgens de regels van het stelsel van de werknemers of de zelfstandigen; • met inbegrip van de gelijkgestelde perioden.
Wat met onvolledige kalenderjaren? De toepassing van principes uit de pensioenreglementering van de werknemers heeft voor onvolledige kalenderjaren in het stelsel van de overheidspensioenen de volgende impact (algemene regel): • Als er minstens 4 maanden gewerkt is in een kalenderjaar, telt dit kalenderjaar voor 12 maanden. •A ls er minder dan 4 maanden gewerkt is in een kalenderjaar, telt enkel de exacte duur van de gepresteerde diensten als ambtenaar. De toepassing van de bijzondere regels voor loopbaanbreuken van 1/55 of 1/50 (zie verder) kan in sommige gevallen aanleiding geven tot een overschrijding van 12 maanden.
Niet gevalideerde loopbaanonderbrekingen voor 1 januari 2011 Als overgangsmaatregel zijn valideerbare, doch niet gevalideerde periode en van volledige loopbaanonderbreking uit het verleden gratis aanneembaar voor het bepalen van het aantal loopbaanjaren. In het verleden gemaakte keuzes om periodes van loopbaanonderbreking niet te valideren, kunnen immers nu zware gevolgen hebben voor de opening van het recht op vervroegd pensioen. Concreet stelt het probleem zich enkel voor de niet-gevalideerde periodes van voltijdse loopbaanonderbreking die dateren van voor 1 januari 2011.
Bijzondere regels (loopbaanbreuk 1/50 en 1/55)
Overzicht van de preferentiële loopbaanbreuken Voor sommige ambtenaren voorziet de pensioenreglementering in een voordeliger loopbaanbreuk dan 1/60. Er zijn daarom afwijkingen op de algemene regel en nadere regels inzake de loopbaan- en leeftijdsvoorwaarden voorzien voor de volgende personeelscategorieën:
Loopbaanbreuk 1/55 • Niet-rijdend personeel NMBS • Onderwijs (kleuter-, lager, secundair en hoger onderwijs, deeltijds kunstonderwijs en volwassenenonderwijs)
6
Loopbaanbreuk 1/50 • Actieve diensten (o.a. postbodes, douaniers, loodsen, luchtverkeerleiders …) • Leden van een operationeel korps van een brandweer die rechtstreeks deelnemen aan de brandbestrijding • Leden van het operationeel kader van de geïntegreerde politie • Militairen van het actief kader (niet voor militaire dienstplicht) • Overgeplaatste militairen (naar een andere openbare werkgever) • Veiligheidsbeambten (vervoer van gevangenen) • Bedienaars van de andere erediensten dan de Rooms-katholieke • Onderwijzers in de strafinrichtingen en rijksobservatiegestichten • Overgedragen personeelsleden van de RMT (die actieve diensten verrichten)
Loopbaanbreuk 1/48 voor prestaties vanaf 1 januari 2012 • Rijdend personeel NMBS • Magistraten van de rechterlijke orde, Raad van State, Grondwettelijk Hof • Rekenhof • Ombudsmannen • Bedienaars van de Rooms-katholieke eredienst • Universiteitsprofessoren • Lokale mandatarissen • (Adjunct-)Arrondissementscommissaris • Vaste Comités P en I • (Vice-)Provinciegouverneur
Invoering van een verhogingscoëfficiënt Voor de vaststelling van de vereiste loopbaanduur wegen de dienstjaren met een voordeliger loopbaanbreuk (1/55, 1/50 en 1/48) proportioneel zwaarder (gewicht)
Algemeen principe Voor de loopbaanvoorwaarde geldt: • 1 jaar dienst aan 1/60 telt voor de loopbaanvoorwaarde als 1,00 jaar (=1x60/60) • 1 jaar dienst aan 1/55 telt voor de loopbaanvoorwaarde als 1,09 jaar (=1x60/55) • 1 jaar dienst aan 1/50 telt voor de loopbaanvoorwaarde als 1,20 jaar (=1x60/50) Deze coëfficiënten evolueren in de tijd (zie omzettingstabellen). De loopbaanvoorwaarden voor de personeelscategorieën meet een loopbaanbreuk 1/48 zijn dezelfde als voor de personeelscategorieën met een loopbaanbreuk 1/50. Deze berekeningswijze kan leiden tot een substantiële vermindering van het aantal vereiste loopbaanjaren. Door aan de dienstjaren doorgebracht in een functie waaraan een voordeliger loopbaanbreuk is gekoppeld, een proportioneel groter gewicht toe te kennen, laten deze dienstjaren toe om de uitzonderingsvoorwaarden voor lange loopbanen gemakkelijker te vervullen. Op deze wijze is de leeftijdsvoorwaarde voor deze personeelscategorieën dus versoepeld. De toepassing van deze berekeningswijze op de individuele loopbaan is niet eenvoudig zonder de hulp in te roepen van een pensioeninstelling. De volgende schema’s kunnen helepen voor personen die tijdens hun loopbaan fucnties hebben uitgeoefend waaraan ononderbroken slechts één loopbaanbreuk is gekoppeld. De toepassing van deze berekeningswijze op de individuele loopbaan is niet eenvoudig zonder de hulp in te roepen van een pensioeninstelling. De volgende schema’s kunnen helpen voor personen die tijdens hun loopbaan functies hebben uitgeoefend waaraan ononderbroken slechts één loopbaanbreuk is gekoppeld.
7
Op welke diensten is de verhogingscoëfficiënt van toepassing ? Als algemene regel geldt: De verhogingscoëfficiënt is van toepassing op de duur van de diensten verstrekt in een ambt waaraan de wet, voor de pensioenberekening, een gunstiger tantième dan 1/60 verbindt. Het gaat om de volgende diensten: • alle werkelijk gepresteerde diensten; • a lle verloven, gelijkgesteld met dienstactiviteit, met behoud van bezoldiging. (Periodes van disponibiliteit wegens ziekte worden voor deze toepassing niet beschouwd als perioden met behoud van bezoldiging.) •p erioden van disponibiliteit voorafgaand aan het pensioen of hiermee gelijkgesteld (zie lijst in bijlage) ook indien, voor de berekening van het pensioen, het voordeliger tantième niet behouden blijft. Tijdens dergelijke situaties moet de coëfficiënt toegepast worden verbonden aan het tantième dat aan deze periode verbonden geweest zijn indien de betrokkene werkelijke diensten was blijven presteren in de functie die hij voor die situatie uitoefende. Dit is vooral het geval bij actieve diensten.
Uitzonderingen: de verhogingscoëfficiënt is WEL van toepassing op:
• loopbaanjaren als Vrijwillige brandweerman (ook al komen ze niet in aanmerking voor de pensioenberekening) • loopbaanjaren bij het rijdend van de NMBS-Holding (ook al is de voordelige loopbaanbreuk door een reglement en niet bij wet vastgelegd).
Uitzonderingen: de verhogingscoëfficiënt is NIET van toepassing:
•d iensten gepresteerd door het gemeentelijk en stedelijk personeel waarvoor een voordeliger loopbaanbreuk bestaat maar niet bij wet is bepaald; •d iensten gepresteerd bij instellingen van openbaar nut die aangesloten zijn bij het algemeen pensioenstelsel van de pool van parastatalen ingesteld door de wet van 28 april 1958, zelfs wanneer bij wet een voordeliger loopbaanbreuk voor de deze diensten bepaald is. Voorbeeld: RTBF; •p eriodes van diplomabonificatie; •p eriodes van legerdienst of gewetensbezwaarde. •d e diensten gepresteerd als lokaal mandataris
Schema van een loopbaan in eenzelfde loopbaanbreuk 1/55 Voor een loopbaan met uitsluitend dienstjaren aan 1/55 geeft de toepassing van de verhogingscoëfficiënten de volgende resultaten inzake leeftijds- en loopbaanvoorwaarden: Loopbaan uitsluitend aan 1/55 Jaar
8
Normale regel
Uitzondering lange loopbanen
Min. leeftijd
Loopbaan
Loopbaan op 60 j
2013
60,5 j
34 j 9m 30d
36 j 8m 2d
2014
61 j
35 j 9m 1d
36 j 8m 2d
2015
61,5 j
36 j 8m 2d
37 j 6m 30d
2016
62 j
36 j 8m 2d
38 j 6m 1d
37 j 6m 30d
2017
62 j
37 j 6m 30d
39 j 5m 2d
38 j 6m 1d
2018 +
62 j
38 j 6m
40 j
39 j 5m 1d
Loopbaan op 61 j
Schema van een loopbaan in eenzelfde loopbaanbreuk 1/50 Voor een loopbaan met uitsluitend dienstjaren aan 1/50 geeft de toepassing van de verhogingscoëfficiënten de volgende resultaten inzake leeftijds- en loopbaanvoorwaarden: Loopbaan uitsluitend aan 1/50 Jaar
Normale regel
Uitzondering lange loopbanen
Min. leeftijd
Loopbaan
Loopbaan op 60 j
2013
60,5 j
31j 8m 1d
33 j 3m 30d
2014
61 j
32j 6m
33 j 3m 30d
2015
61,5j
33j 3m 30d
34 j 2m 2d
2016
62 j
33j 3m 30d
35 j
34 j 2m 2d
2017
62 j
34j 2m 2d
35 j 9m 30d
35 j 0m 1d
2018
62 j
35j
36 j 8m 1d
35 j 9m 30d
2019
62 j
35j 9m 30d
37 j 6m
36 j 8m 1d
2020
62 j
36j 8m 2d
38 j 4m
37 j 6m 1d
2021
62 j
37j 6m
39 j 2m 2d
38 j 3m 30d
2022 +
62 j
38j 3m 30d
40 j
39 j 2m 2d
Loopbaan op 61 j
Omzettingstabellen van een loopbaan met verschillende loopbaanbreuken In de praktijk zullen niet veel ambtenaren een loopbaan hebben met enkel diensten waaraan één voordelige loopbaanbreuk is gekoppeld. Ambtenaren vervullen tijdens hun loopbaan meestal verschillende ambten of onderbreken in sommige gevallen hun loopbaan en nemen dan een of andere vorm van statutair verlof. In dergelijke gevallen moet een vrij complexe berekening worden gemaakt waarbij voor iedere periode de juiste verhogingscoëfficiënt moet worden gebruikt. Opgelet: de keuze van de toe te passen verhogingscoëfficiënt in de hierna volgende omzettingstabellen is afhankelijk van het jaar van oppensioenstelling en van de loopbaanbreuk. Een vergissing leidt altijd tot een fout resultaat. De PDOS zal deze berekeningen zelf uitvoeren met een precisie tot op 4 decimalen. Algemene regel
1/60
1/55
1/50
Jaar
Minimumleeftijd
Loopbaanduur
Coëfficiënt
Ve r h o g i n g s coëfficiënt
Ve r h o g i n g s coëfficiënt
2013
60,5j
38
1,0000
1,0910
1,1999
2014
61j
39
1,0000
1,0909
1,2000
2015
61,5j
40
1,0000
1,0908
1,2001
2016
62j
40
1,0000
1,0908
1,2001
2017
62j
40
1,0000
1,0644
1,1706
2018
62j
40
1,0000
1,0390
1,1429
2019
62j
40
1,0000
1,0390
1,1164
2020
62j
40
1,0000
1,0390
1,0908
2021
62j
40
1,0000
1,0390
1,0667
2022
62j
40
1,0000
1,0390
1,0436
9
Uitzonderingen lange loopbaanvoorwaarde op 60 jaar
1/60
1/55
1/50
jaar
minimumleeftijd
loopbaanduur
coëfficiënt
verhogings-coëfficiënt
verhogings-coëfficiënt
2013
60j
40j
1,0000
1,0908
1,2001
2014
60j
40j
1,0000
1,0908
1,2001
2015
60j
41j
1,0000
1,0910
1,1999
2016
60j
42j
1,0000
1,0909
1,2000
2017
60j
42j
1,0000
1,0654
1,1722
2018
60j
42j
1,0000
1,0500
1,1454
2019
60j
42j
1,0000
1,0500
1,1200
2020
60j
42j
1,0000
1,0500
1,0957
2021
60j
42j
1,0000
1,0500
1,0722
2022
60j
42j
1,0000
1,0500
1,0500
Uitzonderingen lange loopbaanvoorwaarde op 61 jaar
1/60
1/55
1/50
jaar
minimumleeftijd
loopbaanduur
coëfficiënt
verhogingscoëfficiënt
v e r h o g i n g s coëfficiënt
2015
61j
41j
1,0000
1,0910
1,1999
2016
61j
41j
1,0000
1,0910
1,1999
2017
61j
41j
1,0000
1,0649
1,1714
2018
61j
41j
1,0000
1,0401
1,1443
2019
61j
41j
1,0000
1,0401
1,1181
2020
61j
41j
1,0000
1,0401
1,0933
2021
61j
41j
1,0000
1,0401
1,0697
2022
61j
41j
1,0000
1,0401
1,0467
Overgangsmaatregel Voor de pensioenen die ingaan op 1 januari van de jaren 2017 tot 2022 worden de verhogingscoëfficiënten gebruikt van het voorgaande kalenderjaar. Voorbeeld: een ambtenaar wordt 60 jaar in december 2018 (ingang van het pensioen: januari 2019) en wil op vervroegd pensioen op basis van de lange loopbaanvoorwaarde (42 jaar). Uitzonderingen lange loopbaan op 60 jaar
1/60
1/55
1/50
Ingang pensioen
min. leeftijd
loopbaan
coëfficiënt
verhogings-coëfficiënt
verhogings-coëfficiënt
01/2017
60j
42j
1
1,0654
1,1722
01/2018
60j
42j
1
1,0500
1,1454
01/2019
60j
41j
1
1,0500
1,1200
10
Theoretische werkwijze berekening vervroegd pensioen Stappen 1
Inhoud Indeling per loopbaanbreuk Vooraf maak je een zorgvuldig overzicht van uw loopbaan: • Indeling in kalenderjaren of periodes met zuivere loopbaanbreuken; • Indeling in kalenderjaren met gemengde loopbaanbreuken; • Indeling in kalenderjaren uit een ander pensioenstelsel; • Indeling in kalenderjaren uit 2 verschillende pensioenstelsels.
Binnen deze indeling moet je volledige kalenderjaren en onvolledige kalenderjaren apart beschouwen 2 De duur van de militaire dienst (of periode als gewetensbezwaarde) voeg je toe aan je loopbaanoverzicht aan de periode met loopbaanbreuk 1/60. 3 Heb je post-secundaire studies van het huidig niveau van een bachelor of een master gedaan en was het bezit van dit diploma een aanwervingsvereiste, dan kan je een tijdsbonificatie van 2 of 3 jaar voor het bachelor niveau en 4 of 5 jaar voor het master niveau in het loopbaanoverzicht toevoegen naargelang het diploma dat men bezit. Opgelet, wanneer je het diploma behaald hebt tijdens uw loopbaan, mag je de periode niet dubbel tellen. 4 Je beschikt nu over een gedetailleerd loopbaanoverzicht. Nu kan je in de basistabel voor het gewenste pensioneringsjaar de voorwaarden inzake de minimale leeftijd en loopbaanduur voor een vervroegde pensioenering aflezen. 5
Berekening loopbaanbreuk fase 1 Per loopbaanbreuk worden de periodes uitgerekend en naar maanden omgezet.
6 Berekening loopbaanbreuk fase 2 De periodes die een loopbaanbreuk bevatten van 1/50 en 1/55 worden nu met de verhogingscoëfficiënt vermenigvuldigd. De verhogingscoëfficiënt wordt opgezocht in de desbetreffende tabellen. Onvolledige kalenderjaren die zonder de verhogingscoëfficiënt te hebben toegepast geen 4 maanden geven, worden niet afgerond naar 12 maanden maar in aanmerking genomen voor de duur= aantal maanden x coëfficiënt. Onvolledige kalenderjaren die wel 4 maanden geven, worden afgerond naar 12 maanden, tenzij uit de berekening zou blijken dat de overheidsdiensten x coëfficiënt meer bedragen dan 12 maanden, dan mag dit resultaat behouden blijven. 7 Je maakt de som van alle resultaten (periodes aan 1/60 + periodes aan 1/55 + periodes aan 1/50 + periodes in de privésector + gecombineerde periodes). 8 Vergelijk nu het bekomen resultaat onder stap 7 met de loopbaanduur voorwaarden van je keuze onder stap 4. Indien het resultaat groter of gelijk is aan de voorwaarde van de loopbaanduur in de tabel, kan je op vervroegd pensioen gaan op de door u gekozen datum. Indien de loopbaanduur kleiner is dan vereist, kan je niet op vervroegd pensioen gaan op de keuzedatum.
11
Voorbeeld 1 Overheidsdiensten van 01/05/1980 tot 31/07/1980 aan 1/50 en geen andere diensten Duur= 3 maanden, geen afronding naar 12 maanden. Periode telt voor 3 x 1,2 = 3,6 maanden.
Voorbeeld 2 Overheidsdiensten van 01/02/1980 tot 31/05/1980 aan 1/60 en geen andere diensten Wel 4 maanden = deze periode wordt aanvaard voor 12 maanden
Voorbeeld 3 Overheidsdiensten 01/01/1980 tot 15/11/1980 aan 1/50 e periode van 01/01/1980 tot 15/11/1980 = 10,5 maanden. Als we vermenigvuldigen met de verhoD gingscoëfficiënt van 1,2 hebben we 10,5 x 1,2 = 12,60. De aangenomen duur is 12,6 maanden.
Voorbeeld 4 Overheidsdiensten van 01/01/1980 tot 31/08/1980 aan 1/50 e periode van 01/01/1980 tot 31/08/1980 = 8 maanden. Als we die vermenigvuldigen met de verD hogingscoëfficiënt van 1,2 hebben we 8 x 1,2 = 9,6 maanden. Omdat we nu de 12 maanden niet overschrijden, moeten we het jaar 1980 afronden tot 12 maanden.
Bijkomende overgangsmaatregelen voor personen die op de vooravond van hun pensioen staan
Overgangsmaatregel 1 Uit de beschrijving van de algemene regel blijkt duidelijk dat tijdens de overgangsperiode de pensioenleeftijd met 6 maanden en de loopbaanvoorwaarde met één jaar progressief worden verhoogd. Wie op om het even welk ogenblik aan de voorwaarden voldoet om op vervroegd pensioen te vertrekken, behoudt deze voorwaarden ongeacht de latere werkelijke ingangsdatum van zijn pensioen. Voorbeeld: de ambtenaar die ten laatste op 31 december 2012 de leeftijds- en loopbaanvoorwaarden van 2012 vervult om het vervroegd pensioen op te nemen, kan volgens zijn eigen keuze en op zijn vraag een vervroegd pensioen bekomen vanaf 1 januari 2013. Om te vermijden dat tijdens de overgangsperiode ambtenaren, geboren in de maand december, geconfronteerd worden met andere voorwaarden inzake leeftijd en loopbaanduur dan andere ambtenaren uit hetzelfde geboortejaar, voorziet de pensioenhervorming in een waarborgclausule: • Rustpensioenen die ingaan in de maand januari 2014 worden vastgesteld overeenkomstig de voorwaarden van 2013; • Rustpensioenen die ingaan in de maand januari 2015 worden vastgesteld overeenkomstig de voorwaarden van 2014; • Rustpensioenen die ingaan in de maand januari 2015 worden vastgesteld overeenkomstig de voorwaarden van 2015.
12
Deze waarborg blijft gelden bij overgang naar een andere personeelscategorie. Wie op een bepaald ogenblik het recht op een vervroegd pensioen opent in een bepaalde personeelscategorie en daarna overgaat naar een andere personeelscategorie waarvan hij de pensioneringsvoorwaarden op het ogenblik van die overgang (nog) niet vervult, behoudt toch het recht om – op elk vrij gekozen tijdstip – met vervroegd pensioen te gaan. Voorbeeld: de 56-jarige treinmachinist die in 2013 de leeftijds- en loopbaanvoorwaarden (d.w.z. minstens 55 jaar en 30 dienstjaren als rijdend personeel) van zijn bijzonder stelsel vervult maar beslist tot de leeftijd van 58 jaar nog twee bijkomende jaren in de administratie te werken, kan volgens zijn eigen keuze en op zijn vraag een vervroegd pensioen bekomen in 2015 omdat hij in 2013 reeds de voorwaarden vervulde.
Overgangsmaatregel 2 Wie in de overheidssector in 2012 niet aan de loopbaan- en leeftijdsvoorwaarden van de privésector (35 jaar en 60 jaar) voldoet en onder de oude regeling op één, twee of drie jaar van zijn vervroegd pensioen stond, zou onder de nieuwe regeling in een aantal gevallen drie, vier of vijf jaar langer moeten werken dan hij had voorzien. Daarom is bij wijze van overgangsregeling voorzien dat het aantal bijkomend te werken jaren voor een aantal leeftijdsgroepen beperkt is tot twee. Wie vóór 1 januari 1956 geboren is, kan vooraf de leeftijd van 62 jaar vervroegd op pensioen gaan voor zover hij minstens 37 pensioenaanspraak verlenende dienstjaren telt. Aangezien het om de toepassing gaat van de maatregel uit de werknemersregeling kan hierbij geen rekening gehouden worden met de tijdsbonificatie voor een diploma en de verhogingscoëfficiënten.
Overgangsmaatregel 3 Personen die zich op eigen aanvraag op 1 januari 2012 in een voltijdse of deeltijdse disponibiliteit voorafgaand aan de oppensioenstelling bevinden of in een vergelijkbare situatie, worden op pensioen gesteld op de eerste dag van de maand die volgt op het verstrijken van de termijn van die disponibiliteit of van de ermee gelijkgestelde situatie. Deze datum kan evenwel niet gelegen zijn voor de eerste dag van de maand die volgt op de 60ste verjaardag. Dit is eveneens van toepassing op de personen die bij hun werkgever, ten vroegste één jaar vooragfaan aan de begindatum van een voltijdse of deeltijdse disponibiliteit voorafgaand aan een oppensioenstelling of van een vergelijkbare situatie, een aanvraag hebben ingediend om in een dergelijke situatie te worden geplaatst: 1. Voor 1 januari 2012, 2. Na 31 december 2011 op voorwaarde dat deze aanvraag door de werkgever werd ingewilligd voor 5 maart 2012. Deze overgangsmaatregel is niet meer van toepassing indien het personeelslid de disponibiliteit of de vergelijkbare situatie voortijdig beëindigt.
13
Een tweede maatregel Vanaf 1 januari 2012 kan in de pensioenberekening geen voordeliger loopbaanbreuk meer toegekend worden dan 1/48 voor diensten vanaf 1 januari 2012 In de overheidssector bestaan om historische redenen een aantal voordelige loopbaanbreuken waardoor sneller een maximumpensioen kan worden bereikt. De voornaamste betreffen: • 1/20 bij de katholieke erediensten en bij de leden van de Vaste Comités P en I •1 /30 bij de magistratuur, bij de universiteitsprofessoren, bij de katholieke erediensten, bij de ombudsmannen en bij het Rekenhof • 1/35 bij de magistratuur • 1/25 voor de eerste 15 jaar bij de (adjunct-)arrondissementscommissarissen • 1/12 voor de eerste 7 jaar bij de (vice-)provinciegouverneurs
Algemene regel Deze voordelige loopbaanbreuken worden voor de dienstjaren vanaf 1 januari 2012 opgetrokken naar 1/48. Dit heeft voor gevolg dat de betrokkene bij een volledige loopbaan in 1/48 zijn maximumpensioen pas bereikt na 36 jaar in plaats van na 22 jaar en 6 maanden in de huidige regeling bij een berekening aan 1/30.
Gemeentemandatarissen De pensioenberekening van de gemeentemandatarissen wijkt op een aantal punten af van de ambtenarenregeling. Het gaat om een pensioenberekening volgens de formule (a x 3,75 x t)/(100 x 12) waarbij ‘a’ de jaarwedde betreft en ‘t’ de loopbaanduur uitgedrukt in maanden. Op basis van deze formule bereikt de gemeentemandataris het maximum pensioen na 20 jaar. De formule wordt vervangen door a x (3,75/180) x (t/ 12) voor de mandaatperioden vanaf 1 januari 2012. Dit heeft tot gevolg dat het maximumpensioen bij een volledige loopbaan door de nieuwe formule pas bereikt wordt na 36 jaar.
Overgangsmaatregelen in de wet Personen die op 1 januari 2012 reeds de leeftijd van 55 jaar hebben bereikt, behouden de berekeningswijze van hun pensioen met de voordelige loopbaanbreuk zoals dit het geval was voor de pensioenhervorming.
14
Een derde maatregel Hertekening van de de gelijkstellingen inzake loopbaanonderbreking, vierdagenweek en halftijdse vervroegde uittreding na 1 januari 2012 Inleiding • Perioden van loopbaanonderbreking: de perioden van “volledige” loopbaanonderbreking door schorsing van de arbeidsprestaties, bedoeld in hoofdstuk IV, afdeling 5, onderafdeling 2, artikelen 100 en 100bis, van de herstelwet van 22 januari 1985 houdende sociale bepalingen en de perioden van “gedeeltelijke” loopbaanonderbreking door vermindering van de arbeidsprestaties, bedoeld in hoofdstuk IV, afdeling 5, onderafdeling 3, artikeleen 102 en 102bis, van voormelde herstelwet van 22 januari 1985; • de vierdagenweek: het stelsel van de vierdagenweek bedoeld in artikel 4 van de wet van 19 juli 2012 betreffende de vierdagenweek en het halftijds werken vanaf 50 of 55 jaar in de overheidssector ; • halftijds werken: het stelsel van het halftijds werken vanaf 50 of 55 jaar bedoeld in artikel 7 van voormelde wet van 19 juli 2012
De aanneembaarheid van perioden van loopbaanonderbreking en vierdagenweek opgenomen vanaf 1 januari 2012
Algemene Regel
Ofwel gratis 12 maanden loopbaanonderbreking • Voltijdse en/of deeltijdse (1/2, 1/3, 1/4, 1/5) • + 24 maanden met een kind ten laste jonger dan 6 jaar Ofwel gratis 60 maanden deeltijdse loopbaanonderbreking uitsluitend aan 1/5 En de thematische loopbaanonderbrekingen gratis
Gratis aanneembaar • Perioden van loopbaanonderbreking voor 1/5 met een maximale duur van 60 maanden, zijn gratis aanneembaar voor de berekening van het pensioen. De afwezigheidsperioden als gevolg van de vierdagenweek volgend dezelfde regel. Om de periode van 60 maanden te bepalen, worden de perioden van loopbaanonderbreking voor 1/5 en de afwezigheidsperioden ingevolge de vierdagenweek samengesteld. De gratis aanneembaarheid kan eventueel verlengd worden met 24 bijkomende maanden indien het personeelslid of zijn echtgenoot die onder hetzelfde dak woont, kinderbijslag ontvangt voor een kind jonger dan 6 jaar. De perioden van loopbaanonderbreking van vóór 1 januari 2012 die gratis aanneembaar waren als het personeelslid of zijn onder hetzelfde dak wonende echtgenoot kinderbijslag ontving voor een kind jonger dan 6 jaar, worden in mindering gebracht van de bovenvermelde quota van 24 maanden.” • Opgelet: in het kader van de algemene regel kunnen volledige of deeltijdse loopbaanonderbrekingen niet gevalideerd worden. • Beide voordelen zijn niet cumuleerbaar. Enkel de voordeligste situatie kan worden toegekend.
15
De thematische vormen van loopbaanonderbreking De volgende perioden van loopbaanonderbreking zijn gratis aanneembaar: • om palliatieve zorg te verstrekken, • voor ouderschapsverlof; • v oor het bijstaan of verzorgen van een gezinslid of een familielid tot in de 2de graad, dat lijdt aan een ernstige ziekte.
Beperkingen Over de ganse loopbaan is er nooit meer dan 60 maanden loopbaanonderbreking aanneembaar voor de berekening van het overheidspensioen. Daarbij wordt rekening gehouden met thematische loopbaanonderbreking genomen vóór 1 januari 2012, loopbaanonderbrekingen opgenomen voor 1 januari 2012; deze beperking tot 60 maanden is niet van toepassing op thematische loopbaanonderbrekingen genomen vanaf 1 januari 2012, het bijkomend contigent van aanneembare periodes van loopbaanonderbreking, vierdagenweek en halftijds werken opgenomen vanaf 50 jaar. Zoals reeds het geval was voor de pensioenhervorming worden perioden van loopbaanonderbreking en andere bepaalde perioden van afwezigheid voor de berekening van het overheidspensioen slechts opgenomen tot een bepaald percentage van de werkelijk gepresteerde diensten.
Let op! •D e bestaande 20%-regel inzake de aanneembaarheid van het totaal van de verloven en afwezigheden wordt dus niet gewijzigd. •D e bestaande regel inzake aanneembaar in “periodes” wordt eveneens niet gewijzigd.
Bijkomende aanneembaarheid van periodes van loopbaanonderbreking, vierdagenweek en halftijds werken opgenomen vanaf de leeftijd van 50 jaar Vanaf de leeftijd van 50 jaar kunt u, naast de perioden van loopbaanonderbreking genieten van bijkomende perioden van loopbaanonderbreking die aanneembaar zijn voor de berekening van het pensioen. De maatregel gaat in vanaf 1 januari 2012. • “1/2 loopbaanonderbreking: maximum 84 maanden aanneembaar • 1/3 loopbaanonderbreking: maximum 96 maanden aanneembaar • 1/4 loopbaanonderbreking: maximum 108 maanden aanneembaar Waarvan 12 maanden gratis aanneembaar + 24 maanden gratis aanneembaar indien je kindergeld geniet voor een kind jonger dan 6 jaar. De andere maanden zijn aanneembaar mits validatie.
Gratis aanneembaarheid van deeltijdse loopbaanonderbreking (1/5) Vanaf de leeftijd van 50 jaar is een bijkomende periode van loopbaanonderbreking voor 1/5 volledig gratis aanneembaar gedurende maximum 15 jaar of 180 maanden, indien deze periode zich situeert vanaf 1 januari 2012. Opmerking: voor de toepassing van de 180 maanden worden de perioden van loopbaanonderbreking voor 1/5 en de afwezigheidperioden ingevolge de 4-dagenweek samengeteld.
16
Wat als je verschillende vormen van loopbaanonderbreking, vierdagenweek en halftijds werken combineert? Om de verschillende perioden van loopbaanonderbreking, vierdagenweek en halftijds werken na de leeftijd van 50 jaar proportioneel te kunnen aanrekenen op het maximum van 180 maanden, wordt voor elke vorm van deeltijdse loopbaanonderbreking een verschillende verhogingscoëfficiënt toegepast: • 1/5 loopbaanonderbreking = 1 • 1/4 loopbaanonderbreking = 1,6666 • 1/3 loopbaanonderbreking = 1,8750 • 1/2 loopbaanonderbreking = 2,1428 Hoe groter het afwezigheidpercentage, hoe korter de periode zal zijn waarin de loopbaanonderbreking aanneembaar is.
Aanneembaarheid van loopbaanonderbrekingen genomen voor 1 januari 2012 Periodes van loopbaanonderbreking die zich situeren voor 1 januari 2012, blijven aanneembaar overeenkomstig de regels die van toepassing waren op 31 december 2011, nl. • eerste 12 maanden gratis; •2 4 bijkomende maanden gratis, indien u of uw echtgenoot die onder hetzelfde dak woont kinderbijslag ontvangt voor een kind jonger dan 6 jaar; • andere periodes zijn aanneembaar mits validering;
Overgangsmaatregel Sommige periodes van loopbaanonderbreking genomen vanaf 2012 worden geacht te zijn ingegaan voor 1 januari 2012 als zij aan alle volgende voorwaarden voldoen: • Aangevraagd bij de werkgever voor 28 november 2011 en; • Deze aanvraag door de RVA werd ontvangen voor 1 maart 2012 en; • Ingegaan uiterlijk op 2 april 2012. Hetzelfde geldt voor de perioden van loopbaanonderbreking die onmiddellijk aansluiten op een periode van loopbaanonderbreking voor ouderschapsverlof die: • wanneer de aanvraag voor dit verlof is toegekomen bij de werkgever voor 28 november 2011 en; • door de RVA is ontvangen voor 1 maart 2012 en; • uiterlijk ingaat op 2 april 2012. Het voordeel om deze periodes te beschouwen als ingegaan voor 1 maart 2012 zit in de mogelijkheid om nog de regels inzake aanneembaarheid te kunnen toepassen die van kracht waren voor de pensioenhervorming indien dit voordeliger is dan de toepassing van de nieuwe regels.
17
Een vierde maatregel Vervanging refertewedde van de laatste vijf dienstjaren in de pensioenberekening door een gemiddelde wedde van de laatste tien dienstjaren Algemene regel In alle pensioenregelingen van de overheidssector wordt vanaf 1 januari 2012 de pensioenberekening ingevoerd op basis van de laatste tien dienstjaren. Ook voor de overlevingspensioenen zal de pensioenberekening gebeuren op basis van de laatste 10 jaar voor zover geen enkele rechthebbende de leeftijd van 50 jaar heeft bereikt op 1 januari 2012. In het geval dat een overlevingspensioen moet worden gedeeld, bijvoorbeeld tussen een langstlevende en een echtgescheiden echtgenoot, volstaat dat één van de rechthebbenden de leeftijd van 50 jaar heeft bereikt om de berekening op basis van de gemiddelde wedde van de laatste 5 dienstjaren te behouden.
Uitzondering 1 ersonen die wegens lichamelijke ongeschiktheid op pensioen worden gesteld, kunnen indien nodig onder P bepaalde voorwaarden beroep doen op een pensioensupplement indien het gewaarborgd minimumpensioen niet wordt bereikt. Dit gewaarborgd minimumbedrag wordt berekend op basis van de gemiddelde wedde van de laatste vijf dienstjaren, weliswaar begrensd door een boven- en onderplafond. De pensioenhervorming wijzigt hier niets aan.
Uitzondering 2 In tegenstelling tot de andere stelsels werd het pensioen van de NMBS-holding vóór de pensioenhervorming niet berekend op basis van de laatste vijf dienstjaren maar op basis van de laatste wedde. Daarom wordt voor deze personeelscategorie vanaf 1 januari 2012 de pensioenberekening ingevoerd op basis van de laatste vier dienstjaren. Dezelfde regel geldt ook voor de andere ambtenaren voor wie het pensioen nu berekend wordt op een basis van minder dan 5 jaar, ook voor hen zal de berekening gebeuren op basis van de laatste vier dienstjaren.
Uitzondering 3 Indien het bedrag van het pensioen berekend op basis van de gemiddelde wedde van de laatste tien loopbaanjaren of van de volledige duur van de loopbaan als die meer dan vijf maar minder dan tien jaar bedraagt, lager is dan het gewaarborgd minimum voor een alleenstaande gepensioneerde (=1.286,85 € per maand, bedrag op 2 januari 2013), wordt het pensioen herberekend op basis van de gemiddelde wedde van de laatste vijf loopbaanjaren, zonder dat het nieuwe pensioenbedrag meer mag bedragen dan voornoemd gewaarborgd minimumbedrag.
Uitzondering 4 De pensioenen van de lokale mandatarissen (burgemeesters, schepenen, OCMW-voorzitters, …) blijft berekend op basis van de wedden verbonden van elk mandaat. De pensioenhervorming wijzigt hier niets aan.
Overgangsmaatregelen in de wet (personen geboren vóór 1962) Personen die op 1 januari 2012 reeds de leeftijd van 50 jaar hebben bereikt, behouden de huidige berekeningswijze van hun pensioen, d.w.z. met de huidige refertewedde.
18