RSZPPO_studie_v9_NL&FR.qxd
6/24/04
4:23 PM
Page 1
De lokale overheidssector in perspectief Jozef Pacolet Véronique Coudron Onderzoek in opdracht van de RSZPPO - Rijksdienst voor Sociale Zekerheid van de Provinciale en Plaatselijke Overheidsdiensten Juli 2004
Katholieke Universiteit Leuven
Hoger Instituut voor de Arbeid
RSZPPO_studie_v9_NL&FR.qxd
6/24/04
4:23 PM
Page 2
2
Index Voorwoord
. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .4
Hoofdstuk 1 De lokale overheidssector in perspectief 1
Totale gesalarieerde werkgelegenheid: algemeen overzicht . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .6
2
Zorgsector en socioculturele sector: meest expansieve non-profitsectoren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .12
3
De lokale overheidssector: één van de snelst groeiende sectoren, gedreven door de expansie van de zorgsector . . . . . . . . . . . . . . . . .14
4
Private en publieke non-profit kennen gelijke opgang . . . . . . . . . . . .18
5
Sectorale verscheidenheid . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .21
6
Densiteit van de jobcreatie in de lokale overheidssector . . . . . . . . . .25
Hoofdstuk 2 De lokale overheidssector nader bekeken 1
Werkgevers . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .27 1.1 Tewerkstelling per soort bestuur . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .27 1.2 Tewerkstelling bij een aantal specifieke diensten . . . . . . . . . . . .31 1.2.1 Gemeenten-politiezones . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .31 1.2.1.1 Brandweer . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .32
Verantwoordelijke uitgever Jan Gysen, Jozef II-straat 47, 1000 Brussel
1.2.1.2 Politie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .32 1.2.1.3 Andere gemeentelijke diensten . . . . . . . . . . . . . . . . .33
Depotnummer D/2004/10.237/1
1.2.2 OCMW’S . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .33 1.2.3 Provincies . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .34
Behoudens de uitdrukkelijke bij wet bepaalde uitzonderingen mag niets uit deze uitgave worden verveelvuldigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand of openbaar gemaakt, op welke wijze ook, zonder de uitdrukkelijke voorafgaande toestemming van de auteur. Ontwerp & realisatie Erik Hubin, www.erikhubin.be
RSZPPO Jozef II-straat 47 • 1000 Brussel TEL 02 234 32 11 • FAX 02 234 33 80 E - MAIL
[email protected] www.rszppo.fgov.be
1.2.4 Intercommunales . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .34 1.2.5 Diverse . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .35 1.2.6 Samenvatting ziekenhuizen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .36 2
Statuut van de werknemers . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .38
3
Graad van feminisering . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .42
4
Leeftijdsprofiel van de werknemers . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .43
5
Woonplaats-werkplaats . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .54
6
Densiteit van het aantal jobs . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .58
7
Andere toepassingsen: vergelijken en vooruitzien . . . . . . . . . . . . . . .59
Samenvatting Bibliografie
. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .60
. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .62
RSZPPO_studie_v9_NL&FR.qxd
6/24/04
4:23 PM
Page 3
3
Twee jaar geleden, ter gelegenheid van de viering van het 50-jarig bestaan van de RSZPPO, hebben de professoren Jozef Pacolet (KUL) en Denise Deliège (UCL) op de academische zitting van 19 november 2002 de eerste resultaten bekendgemaakt van de studie die zij in opdracht van en in samenwerking met de RSZPPO hadden aangevat. Deze studie werd voortgezet en vandaag presenteren Prof. Jozef Pacolet en Véronique Coudron (KUL-HIVA) hun onderzoek in boekvorm. Hierin tonen zij aan dat de plaatselijke overheidsdiensten 1 op 10 van alle gesalarieerde werknemers in België uitmaken. Wanneer we het onderwijs meerekenen is dat zelfs bijna 1 op 8. De studie illustreert hoe de verschillende subsectoren van de overheidsadministratie en de door de overheid gefinancierde verzorgingsstaat in de tijd zijn geëvolueerd. Achtereenvolgens groeide eerst de administratie, dan onderwijs, gezondheid, welzijn, de socioculturele sector en tenslotte opnieuw de overheidsadministratie. Het is precies in deze sectoren dat de plaatselijke besturen actief zijn. Om dit onderzoek mogelijk te maken moesten definities verduidelijkt worden, foutieve interpretaties uitgezuiverd en een zelfde informaticaomgeving tot stand gebracht. Dit alles leidde tot een grotere vergelijkbaarheid van het beschikbare statistisch materiaal van de RSZPPO met dat van andere overheidsorganisaties. De enorme verscheidenheid van statuten in de plaatselijke overheidssector maakt dit trouwens niet gemakkelijk. Ook institutionele ontwikkelingen (herstructurering van de ziekenhuissector, de politiehervorming) bemoeilijken vaak de analyse en interpretatie. Met de publicatie van dit rapport gaat de RSZPPO het engagement aan om vanaf 2005 jaarlijks een vaste reeks statistische gegevens te publiceren in verband met de tewerkstelling door de plaatselijke besturen. De RSZPPO drukt haar waardering uit voor al wie tot dit resultaat bijgedragen heeft. Jan Gysen ADMINISTRATEUR-GENERAAL
RSZPPO_studie_v9_NL&FR.qxd
6/24/04
4:23 PM
Page 4
Voorwoord was de titel waarmee wij ongeveer 10 jaar terug een rapport publiceerden over de OCMW’s (G. Bogaert, H. Spinnewyn, J. Pacolet, 1992). In 2001 rondden wij ons rapport over de macro-economische rekeningen van de private en publieke non-profitsector in België af met de conclusie: ‘statistische herkenning leidt tot maatschappelijke erkenning’ (J. Pacolet, A. Marchal, I. Van De Putte, S. Dewilde, K. Verbrugghe, S. Strobbe, 2001). Het is deze strategie om de dingen te benoemen en in betrouwbare statistieken te vatten en die maakt dat men hun belang gaat realiseren, die wij met deze publicatie opnieuw bewandelen in een onderzoek in opdracht van de RSZPPO 1. Er zit beleidsrelevante informatie vervat in de statistieken die kunnen gemaakt worden op basis van de administratieve informatie van deze sociale zekerheidsinstelling, relevant voor de instelling zelf, de betrokken overheid, de rest van de samenleving, en niet in het minst de lokale overheden zelf.
‘Onbekend is onbemind’
Toen wij in de reeds geciteerde studie over de non-profitsector in België terug gingen naar de historische roots van de sector (J. Pacolet, I. Van De Putte, J. Defourny, S. Mertens, 2001) kwamen wij onmiddellijk het gemeentelijk en lokaal initiatief tegen, niet alleen in bestuur, maar ook in gezondheid, zorg en onderwijs. Toch werd het relatieve belang van deze sector pas echt opmerkelijk wanneer de naoorlogse verzorgingsstaat werd uitgebouwd. In de negentiende eeuw was de tewerkstelling ten laste van het overheidsbudget maar 1/10 van het huidige volume; het overheidsbeslag maar 1/5 van het huidige. Geen wonder dus ook dat de RSZPPO een nog zo jonge organisatie is. De hele historiek van de sector kunnen wij hier niet schetsen, maar vanaf 1973 hebben wij de non-profit sector, die toen volop in uitbouw was, in kaart kunnen brengen wat toelaat om zijn waarde, niet alleen in termen van tewerkstelling maar ook in toegevoegde waarde, in beeld te brengen.
RSZPPO_studie_v9_NL&FR.qxd
6/24/04
4:23 PM
Page 5
In een eerste deel wordt de lokale overheidssector van 1973 tot vandaag geschetst vanuit een meervoudig perspectief. Eerst en vooral de plaats van de non-profit sector binnen de sectorale structuur van onze tewerkstelling of economie; vervolgens de plaats in de non-profitsector van de publieke sector en vervolgens de plaats van de lokale overheidssector zoals wij die kunnen tellen in de RSZPPO-bestanden. In het tweede deel wordt de tewerkstelling van de lokale overheidssector meer in detail toegelicht voor de periode 1995-2002.
1 De auteurs houden er aan de RSZPPO te danken voor de geboden onderzoeksmogelijkheden en de samenwerking die ondermeer leidde tot dit onderzoeksrapport. Vooral de directe betrokkenheid van Jan Gysen, Aministrateur-generaal, Nicolas Jeurissen, Adjunctadministrateur-generaal en Johan Van der Bruggen was een aangename en gewaardeerde steun en sturing voor dit werk. Eventuele resterende fouten en interpretatie en duiding van de cijfers zijn de enige verantwoordelijkheid van de auteurs. Prof. dr. Jozef Pacolet, doctor in de Economische Wetenschappen, is hoofd van de sector Sociaal en Economisch Beleid van het Hoger Instituut voor de Arbeid van de Katholieke Universiteit Leuven. Véronique Coudron, handelsingenieur, is wetenschappelijk medewerker aan ditzelfde instituut en verrichtte een deel van het onderzoek ook binnen de dienst statistiek van de RSZPPO.
RSZPPO_studie_v9_NL&FR.qxd
6/24/04
4:23 PM
Page 6
6
Hoofdstuk 1 De lokale overheidssector in perspectief 1
Totale gesalarieerde werkgelegenheid: algemeen overzicht
De economie wordt onderverdeeld in drie grote categorieën van activiteiten: de primaire sector (landbouw en ontginning van grondstoffen), de secundaire sector of industriële sector en de tertiaire sector of dienstensector. Deze laatste wordt doorgaans opgesplitst in private marktdiensten en overige activiteiten die als nietmarkt of gesubsidieerde diensten worden gedefinieerd. Voor deze niet-markt sector gebruikt men soms een aparte categorie: de quartaire sector. De quartaire sector omvat de publieke sector (met uitzondering van de overheidsbedrijven) en de private, in min of meer grote mate, gesubsidieerde sector. Het is de private en publieke nonprofitsector. Vaak worden veel van deze activiteiten ondergebracht bij de dienstensector of tertiaire sector. Hier onderscheiden we echter expliciet de private dienstensector (tertaire sector), die zich louter in de marktsector situeert, van de quartaire sector 2. Een synoniem hiervoor is de non-profitsector. Binnen deze nonprofitsector, zijn nog drie grote functies te onderscheiden: zuiver collectieve goederen waaronder onder andere bestuur, vervolgens onderwijs en tenslotte de quasicollectieve goederen, waarbinnen gezondheid, welzijn en de socioculturele sector zich situeren. Daarbinnen gaan wij verder op zoek naar het aandeel van de publieke sector, te onderscheiden van de private non-profit, om tenslotte de lokale overheidssector te identificeren. Volgende tabellen en grafieken illustreren de evolutie van de werkgelegenheid binnen de diverse non-profitsectoren. Ze geven een beeld van bijna drie decennia en ze kunnen ook gelezen worden volgens deze drie deelperiodes: de evolutie tussen 1973 en 1982 (9 jaar), tussen 1982 en 1992 (10 jaar) en tussen 1992 en 2002 (10 jaar).
2 Zie voor meer detail: Pacolet J., Van De Putte I., Van Damme B., Gos E. & Tilleman B., 2001.
RSZPPO_studie_v9_NL&FR.qxd
6/24/04
4:23 PM
Page 7
Hoofdstuk 1
De quartaire sector, private en publieke sector samen, beslaat vandaag ongeveer 35% van de totale gesalarieerde tewerkstelling 3 in onze samenleving of 1,2 miljoen van de 3,4 miljoen jobs. Opmerkelijk is evenwel dat dit aandeel de jongste 30 jaar toenam van 22% naar 35%. Ook de private dienstensector nam relatief toe terwijl de desindustrialisatie drastisch verder ging. Dit maakt dat de marktsector anno 2002 nog altijd kleiner is dan hij was op de vooravond van de eerste oliecrisis in 1973. Tabel 1
Gesalarieerde werkgelegenheid in België, in 1 000 eenheden, 1973-2002 1973
1982
1992
1997
1999
2001
LANDBOUW
12
11
16
30
31
31
30
ENERGIE
68
61
36
36
38
30
30
1 018
791
708
636
637
635
614
253
189
192
184
188
196
193
1 021
882
1 120
1 208
1 262
1 359
1 362
INDUSTRIE BOUW TERTIAIRE SECTOR QUARTAIRE SECTOR
2002
689
930
1 087
1 152
1 201
1 237
1 264
MARKTSECTOR
2 372
1 935
2 072
2 095
2 156
2 250
2 229
TOTALE GESALARIEERDE WERKGELEGENHEID
3 060
2 865
3 159
3 247
3 356
3 487
3 493
125
175
-
283
293
308
326
LOKALE OVERHEDEN
Bron: Eigen berekeningen op basis van RSZ
Dit beeld is nog verrassender als men corrigeert voor de graad van deeltijds werken. Dan blijkt dat vandaag de marktsector in België meer dan 10% onder het peil van 1973 ligt, terwijl de totale tewerkstelling enkel op peil werd gehouden door de expansie van de quartaire sector; een expansie die voor de totale quartaire sector vooral in de jaren zeventig spectaculair was, terwijl de jaren tachtig en negentig een gelijke opgang kenden. De jongste vijf jaar kende de quartaire sector opnieuw een snellere expansie. De tewerkstelling in de marktsector bleef tot 1997 stagneren, maar kende de laatste vijf jaar eveneens een nieuwe relance.
3 In deze analyse wordt de zelfstandige arbeid buiten beschouwing gelaten.
7
RSZPPO_studie_v9_NL&FR.qxd
6/24/04
4:23 PM
Page 8
8 Tabel 2
Gesalarieerde werkgelegenheid in België, in 1 000 voltijdse equivalenten (raming), 1973-2002 1973
1982
1992
1997
1999
2001
LANDBOUW
12
11
14
27
29
28
28
ENERGIE
68
61
36
35
36
28
28
INDUSTRIE
2002
1 012
786
695
623
622
614
600
BOUW
252
188
189
182
185
189
191
TERTIAIRE SECTOR
995
860
1 023
1 088
1 125
1 221
1 214
QUARTAIRE SECTOR
636
860
966
1 019
1 046
1 077
1 101
MARKTSECTOR
2 338
1 907
1 958
1 955
1 997
2 081
2 061
TOTALE GESALARIEERDE WERKGELEGENHEID
2 975
2 767
2 923
2 975
3 043
3 158
3 162
-
-
-
-
-
-
-
LOKALE OVERHEDEN
Bron: Eigen berekeningen op basis van RSZ en RSZPPO
In onderstaande tabellen worden de tewerkstellingscijfers in aantallen en voltijds equivalent 4 gegeven, maar opgesplitst per gewest 5. Het Waalse Gewest wordt altijd gekenmerkt door een sterke uitbouw van de quartaire sector. Reeds in 1982 maakte de quartaire sector 37% van de totale werkgelegenheid uit. Dit is in 2002 gestegen tot 43,7%. Het Brusselse Gewest wordt door zijn centrumfunctie gekenmerkt door een zeer sterke aanwezigheid van private diensten. Ondermeer de aanwezigheid van de hoofdzetels van diensten zoals banken en verzekeringen maakt dat de private diensten bijna de helft van de totale tewerkstelling vormen. De aanwezigheid van de sectoren landbouw, energie en industrie is in Brussel zeer beperkt. In het Vlaamse Gewest daarentegen maakt de industrie een belangrijk aandeel uit in de totale tewerkstelling. De quartaire sector bedroeg in 1982 minder dan een derde van het totaal. De laatste twee decennia is er echter een inhaalbeweging bezig ten opzichte van de andere gewesten. Vooral de uitbouw van de sectoren gezondheid en welzijn zorgde ervoor dat het aandeel van de quartaire sector in het Vlaamse Gewest opgeklommen is tot 38%.
4 Dit is een raming van het aantal voltijdse jobs. Voor 2001 en 2002 wordt er vanuit gegaan dat er in de sectoren landbouw 17,4%, energie 11,1%, industrie 5,8%, bouw 3,1%, tertiaire sector 27,2% en quartaire sector 32,2% deeltijdse jobs zijn. Er wordt vanuit gegaan dat er een gemiddelde jobtijd is van 60%. Zie ook: Pacolet J., Van De Putte I., Van Damme B., Gos E. & Tilleman B. (2002), p.45. 5 Het betreft telkens tewerkstelling naar plaats van tewerkstelling.
RSZPPO_studie_v9_NL&FR.qxd
6/24/04
4:23 PM
Page 9
Hoofdstuk 1
Opvallend in deze tabellen is dat er in de periode 1982-2002 enkel in het Vlaamse Gewest nog een groei was (in eenheden) van de werkgelegenheid in de marktsector, terwijl deze op een paar duizend eenheden na op exact hetzelfde niveau is gebleven in het Brusselse en Waalse Gewest. In deze twee gewesten is de toename van het aantal jobs de voorbije twintig jaar volledig op het conto te schrijven van de quartaire sector. Vertaald in geraamde voltijdse equivalenten is er voor deze periode nog een verdere daling van het werkvolume in de marktsector. Merk ook op dat dit beeld geschetst wordt vanaf 1982, dus nog na de werkgelegenheidscrisis van de jaren zeventig. Tabel 3
Gesalarieerde werkgelegenheid naar gewest, in 1 000 eenheden, 1982-2002 1982
1992
1997
1999
2001
2002
LANDBOUW
8
12
26
27
26
25
ENERGIE
41
21
20
22
16
15
INDUSTRIE
0
489
447
446
445
430
BOUW
107
115
113
115
119
118
TERTIAIRE SECTOR
421
596
669
708
768
770
QUARTAIRE SECTOR
433
526
567
598
617
630
MARKTSECTOR
1 071
1 234
1 276
1 317
1 372
1 358
TOTALE GESALARIEERDE WERKGELEGENHEID
1 504
1 760
1 842
1 915
1 989
1 988 5
VLAAMS GEWEST
WAALS GEWEST LANDBOUW
3
4
4
4
5
ENERGIE
14
10
9
9
9
9
INDUSTRIE
223
165
146
147
147
143
BOUW
61
55
53
55
59
58
TERTIAIRE SECTOR
204
244
265
271
290
292
QUARTAIRE SECTOR
296
350
365
379
389
395
MARKTSECTOR
504
478
477
487
510
507
TOTALE GESALARIEERDE WERKGELEGENHEID
800
828
842
866
899
902
LANDBOUW
0
0
0
0
0
0
ENERGIE
7
5
7
7
5
5
INDUSTRIE
73
54
43
44
43
42
BRUSSELS GEWEST
BOUW
22
21
18
17
18
17
TERTIAIRE SECTOR
258
280
274
284
301
300
QUARTAIRE SECTOR
201
210
220
224
231
239
MARKTSECTOR
360
361
343
352
368
364
561
571
563
575
599
603
TOTALE GESALARIEERDE WERKGELEGENHEID
Bron: Eigen berekeningen op basis van RSZ (gedecentraliseerde statistieken) en RSZPPO
9
RSZPPO_studie_v9_NL&FR.qxd
6/24/04
4:23 PM
Page 10
10 Tabel 4
Gesalarieerde werkgelegenheid naar gewest, in 1 000 voltijdse equivalenten (raming), 1982-2002 1982
1992
1997
1999
2001
2002
LANDBOUW
7
11
23
25
24
24
ENERGIE
40
21
20
21
15
14
INDUSTRIE
443
480
438
435
435
420
BOUW
106
114
111
113
117
117
TERTIAIRE SECTOR
410
544
603
631
684
686
QUARTAIRE SECTOR
400
468
501
521
537
549
MARKTSECTOR
1 007
1 170
1 195
1 225
1 275
1 260
TOTALE GESALARIEERDE WERKGELEGENHEID
1 407
1 638
1 696
1 746
1 812
1 809 4
VLAAMS GEWEST
WAALS GEWEST LANDBOUW
3
3
3
4
4
ENERGIE
14
10
9
9
9
9
INDUSTRIE
222
162
143
144
143
140
BOUW
60
54
53
55
59
57
TERTIAIRE SECTOR
198
223
239
241
259
261
QUARTAIRE SECTOR
273
311
323
330
338
344
MARKTSECTOR
497
452
446
453
474
471
TOTALE GESALARIEERDE WERKGELEGENHEID
771
764
769
783
812
815
LANDBOUW
0
0
0
0
0
0
ENERGIE
7
5
7
6
5
5
INDUSTRIE
73
53
42
43
42
41
BRUSSELS GEWEST
BOUW
22
21
18
17
17
17
TERTIAIRE SECTOR
251
255
246
253
269
267
QUARTAIRE SECTOR
186
187
195
195
202
208
MARKTSECTOR
353
335
314
319
333
330
539
522
509
514
535
538
TOTALE GESALARIEERDE WERKGELEGENHEID
Bron: Eigen berekeningen op basis van RSZ (gedecentraliseerde statistieken) en RSZPPO
De volgende grafiek illustreert overduidelijk hoe de totale tewerkstelling in België eerst daalt en daarna als het ware opgetild wordt door de werkgelegenheid in de quartaire sector; een expansie waarvan wij verder zullen aantonen dat zij ook volledig gevolgd wordt door de lokale overheidssector.
RSZPPO_studie_v9_NL&FR.qxd
6/24/04
4:23 PM
Page 11
Hoofdstuk 1 11 Figuur 1
Gesalarieerde tewerkstelling in de marktsector en de quartaire sector, in aantallen, 1973-2002
4 000 000
Zuiver collectieve goederen Onderwijs Quasi-collectieve goederen Marktsector
3 500 000 3 000 000 2 500 000 2 000 000 1 500 000 1 000 000 500 000 0 1973
1977
1982
1984
1986
1988
1990
1992
1994
1997
1999 2001 2002
Bron: Eigen berekeningen op basis van RSZ (gedecentraliseerde statistieken)
Volgende indexen illustreren nog verder de algemene crisis in de jobcreatie die de voorbije drie decennia heerste. De totale gesalarieerde werkgelegenheid (in koppen) had drie decennia nodig om 10% te groeien; in voltijdse equivalent was de totale expansie amper 4%. De marktsector is anno 2002 nog altijd beneden het niveau van 1973 en is iets boven het niveau van 1982 uitgestegen. De jobdestructie in de jaren zeventig is de daaropvolgende twee decennia nog altijd niet hersteld, wat illustreert hoe diep de crisis was in de jaren zeventig. De quartaire sector heeft dit goed gemaakt, vooral in het eerste decennium, maar ook de laatste twee decennia kenden een substantiële groei. Niet alle segmenten van de quartaire sector kenden evenwel eenzelfde verloop. Dit wordt hierna verder toegelicht.
RSZPPO_studie_v9_NL&FR.qxd
6/24/04
4:23 PM
Page 12
12 Figuur 2
140
1973 1982 1992 1999 2002
Evolutie van de gesalarieerde tewerkstelling, totaal en in de quartaire sector en de marktsector in België, 1973-2002 (index aantallen 1982=100)
Index
120 100 80 60 40 20 0
Totaal (absolute aantallen)
Totaal (in voltijdse equivalent)
Marktsector (absolute aantallen)
Quartaire sector (absolute aantallen)
Bron: Eigen berekeningen op basis van RSZ (gedecentraliseerde statistieken)
2
Zorgsector en socioculturele sector: meest expansieve non-profitsectoren
Binnen de quartaire sector onderscheiden we (zuiver) collectieve goederen, onderwijs en quasi-collectieve goederen. Uit de grafiek blijkt dat de collectieve goederen (bestuur, openbare veiligheid) maar in beperkte mate stijgen. Onderwijs is nog veel minder gestegen sinds het begin der jaren ‘80. De sterkste expansie trad op bij de quasi-collectieve goederen (gezondheid, welzijn en de socioculturele sector), drie domeinen waarin de OCMW’s respectievelijk de gemeenten een belangrijke rol spelen. In de jaren negentig kende de onderwijssector geen verdere expansie meer. De collectieve goederen (o.m. overheidsadministratie) daarentegen kenden, na een stagnatie in de jaren tachtig, in het begin van de jaren negentig een sterke groei (de sterkste groei sinds de jaren zeventig). De quasi-collectieve goederen kenden onder
RSZPPO_studie_v9_NL&FR.qxd
6/24/04
4:23 PM
Page 13
Hoofdstuk 1 13
invloed van een besparende overheid in de aanloop naar de invoering van de eenheidsmunt in de EU een geringe expansie. Na 1999 is er, ondermeer dank zij de Sociale Maribel, een nieuwe groeiperiode ingetreden. Merkwaardig is dat de quasicollectieve goederen en de collectieve goederen een ander verloop kenden. Het lijkt erop dat zij de voorbije twintig jaar om beurt perioden van snellere en tragere expansie kenden. Figuur 3
180
Evolutie van de gesalarieerde tewerkstelling in de quartaire sector in België, 1973-2002 (index aantallen 1982=100)
Index 1973 1982 1992 1999 2002
160 140 120 100 80 60 40 20 0 Collectieve goederen
Onderwijs
Quasi-collectieve goederen
Bron: Eigen berekeningen op basis van RSZ (gedecentraliseerde statistieken)
Wij geven in de volgende grafieken een beeld van de drie voornaamste subsectoren van de quasi-collectieve goederen. Daaruit blijkt dat de expansie van de gezondheidssector in het begin sterk was, maar is beginnen te vertragen in de jaren ‘90. De sociale sector of de welzijnssector groeide sterk in zowel de jaren ’70 als ’80, maar begint ook nu te vertragen. De groei in de socioculturele sector is blijven doorgaan, maar deze groei in de statistieken kan deels verklaard worden door de regularisatie van bijzondere statuten.
RSZPPO_studie_v9_NL&FR.qxd
6/24/04
4:23 PM
Page 14
14 Figuur 4
Evolutie van de subsectoren gezondheid, welzijn en socioculturele sector van de quasi-collectieve goederen in België, 1973-2002 (index aantallen 1982=100)
Index
1973 1982 1992 1999 2002
220 200 180 160 140 120 100 80 60 40 20 0 Gezondheid
Welzijn
Socioculturele sector
Bron: Eigen berekeningen op basis van RSZ (gedecentraliseerde statistieken)
3
De lokale overheidssector: één van de snelst groeiende sectoren, gedreven door de expansie van de zorgsector
De sterkst groeiende sector is blijkbaar deze van de quasi-collectieve goederen. De lokale overheidssector neemt daar sinds mensenheugenis een prominente rol in en heeft die ook behouden. Wanneer wij stellen dat de quartaire sector, en daarin de zorgsector en socioculturele sector, een belangrijke rol speelden als motor voor jobcreatie in de totale economie, geldt dit mutadis mutandis ook voor de lokale overheidssector 6. Tussen 1973 en vandaag is de tewerkstelling in deze sector tot de snelst groeiende activiteitensectoren gaan behoren met een vermenigvuldigingsfactor 2,5, dezelfde factor als van de voorheen meest expansief gebleken sector namelijk welzijn en de socioculturele sector (vergelijk figuur 5 met figuur 4). 6 Zie ondermeer Pacolet J., Marchal A., Van De Putte I., Dewilde S., Verbrugghe K. (2001) en Pacolet J., Van De Putte I., Cattaert G., Coudron V. (2002)
RSZPPO_studie_v9_NL&FR.qxd
6/24/04
4:23 PM
Page 15
Hoofdstuk 1 15
De werkgelegenheid van de lokale overheden steeg van 125 000 naar 326 000 arbeidsplaatsen. Deze expansie is te verklaren door de groei in de gezondheids-, welzijns-, en socioculturele sector. Het spreekt vanzelf dat dit aanzienlijke implicaties heeft op de relatieve verhoudingen tussen gemeenten en OCMW’s en op de verschillende functies binnen deze besturen. Tabel 5
Gesalarieerde werkgelegenheid in de quartaire sector en de lokale overheidssector in België, in 1 000 eenheden, 1973-2002 1973
1982
1992
1997
1999
2001
ZUIVER COLLECTIEVE GOEDEREN
222
261
278
323
329
343
2002
349
ONDERWIJS
275
336
347
355
361
354
361
QUASI-COLLECTIEVE GOEDEREN
191
333
461
475
511
540
553
GEZONDHEID
74
122
153
152
160
169
173
SOCIALE SECTOR
78
134
215
228
249
265
272
CULTUUR
14
24
34
34
39
47
48
TOTAAL QUARTAIRE SECTOR
689
930
1 087
1 152
1 201
1 237
1 264
TOTAAL RSZPPO
125
175
-
283
293
308
326
Bron: Eigen berekeningen op basis van RSZ (gedecentraliseerde statistieken) en RSZPPO
Figuur 5
Evolutie van de totale tewerkstelling in de lokale overheidssector, België, 1973-2002 (index aantallen 1982=100)
Index 200 180 160 140 120 100 80 60 40 20
Bron: Eigen berekeningen op basis van RSZPPO en De Boeck E., Pacolet J. & Vleminckx A. (1983)
0 1973
1982
1997
1999
2002
RSZPPO_studie_v9_NL&FR.qxd
6/24/04
4:23 PM
Page 16
16
De analyse van de groei (tussen 1982 en 2002) in de lokale overheden per gewest leert ons dat er duidelijke regionale verschillen zijn. Vlaanderen kent de grootste groei met bijna een verdubbeling van de tewerkstelling. De groei in het Waalse Gewest bedraagt ongeveer 80%. In het Brusselse Gewest is er gedurende de laatste 20 jaar slechts een stijging geweest met ongeveer meer dan 20%. Voor dit gewest impliceert het ook dat sectoren als gezondheid en welzijn, elders sterk expansief, hier een minder grote groei kennen. Figuur 6
1982 1997 1999 2002
220
Evolutie van de totale tewerkstelling in de lokale overheidssector, per gewest, 1982-2002 (index aantallen 1982=100)
Index
200 180 160 140 120 100 80 60 40 20 0 Vlaams Gewest
Waals Gewest
Brussels Gewest
Bron: Eigen berekeningen op basis van de RSZPPO en De Boeck E., Pacolet J. & Vleminckx A. (1983)
Het relatieve belang van de lokale overheidssector in de totale werkgelegenheid steeg van 4% in 1973 naar bijna 10% in 2002 (dezelfde factor van x2,5). Het aandeel in de quartaire sector steeg van 18 naar 26% (figuur 7).
RSZPPO_studie_v9_NL&FR.qxd
6/24/04
4:23 PM
Page 17
Hoofdstuk 1 17
Ook hier zijn er echter relatief grote verschillen tussen de gewesten (figuur 8). Het aandeel van de lokale overheidssector in de totale tewerkstelling is in Brussel ongeveer 7% en kende ook een relatief beperkte groei gedurende de laatste twee decennia. Ook het belang van de quartaire sector is nauwelijks gegroeid. Het belang van de lokale overheid is het grootst in het Waalse Gewest en dit zowel ten opzichte van de totale gesalarieerde tewerkstelling (13% in 2002) als van de tewerkstelling binnen de quartaire sector (30% in 2002). Voor het Vlaamse Gewest bedraagt dit aandeel in 2002 26% voor de quartaire sector en 8% voor de totale tewerkstelling. De cijfers zijn niet gecorrigeerd voor de tewerkstelling in het onderwijs. Met name is het provinciaal en gemeentelijk onderwijs eveneens een belangrijke speler in de onderwijssector, maar het personeel wordt niet geteld binnen de RSZPPO-statistieken omdat een groot gedeelte van dit personeel rechtstreeks gefinancierd wordt door de gemeenschappen. Figuur 7
Aandeel van de lokale overheidssector in de totale gesalarieerde werkgelegenheid en in de quartaire sector, België, 1973-2002 (in %)
30%
1973 1982 1992 1999 2002
25%
20%
15%
10%
5%
0% Aandeel in de totale werkgelegenheid
Aandeel in de quartaire sector
Bron: Eigen berekeningen op basis van RSZ en RSZPPO en Pacolet J., Van de Putte I., Van Damme B., Gos E. & Tilleman B. (2001)
RSZPPO_studie_v9_NL&FR.qxd
6/24/04
4:23 PM
Page 18
18 Figuur 8
1982 1997 1999 2002
Aandeel van de lokale overheidssector in de totale gesalarieerde werkgelegenheid en in de quartaire sector, per gewest, 1973-2002 (in %)
35% 30% 25% 20% 15% 10% 5% 0% 1
2 Vlaams Gewest
1
2 Waals Gewest
1
2 Brussels Gewest
Bron: Eigen berekeningen op basis van RSZ en RSZPPO en Pacolet J., Van de Putte I., Van Damme B., Gos E. & Tilleman B. (2001)
4
Private en publieke non-profit kennen gelijke opgang
In een volgende grafiek illustreren we de publieke non-profitsector binnen de quartaire sector. Een iets langer tijdsperspectief geeft opnieuw een opvallend beeld. De verschuivingen tussen 1973 en 1997 laten in de totale quartaire sector een toename zien van de private sector van 37% naar 43%. Deze toename van het private segment is echter in grote mate toe te schrijven aan de toename van die segmenten waarin de private sector relatief sterker is, met name de sterk groeiende welzijnssector, terwijl de sector bestuur relatief minder groeide zodat ook het publiek segment minder sterk steeg.
RSZPPO_studie_v9_NL&FR.qxd
6/24/04
4:23 PM
Page 19
Hoofdstuk 1 19 Figuur 9
Evolutie van de private en publieke sector in de totale quartaire sector en de quasi-collectieve goederen en onderwijs, België, 1973-2002
70%
% privé % publiek
60% 50% 40% 30% 20% 10% 0% 1973
1981 1999 Quartaire sector
2002
1973 1981 1999 2002 Quasi-collectieve goederen en onderwijs Bron: Eigen berekeningen op basis van RSZ (gedecentraliseerde statistieken)
Binnen elk activiteitendomein is er echter een opmerkelijke wijziging in de verhouding privé-publiek. Tot 1996 bleef het private aandeel in de sociale sector ongeveer 75%, terwijl er zelfs een lichte daling optrad van het private aandeel in de gezondheidssector tot 1996. Sindsdien steeg het publiek aandeel terug lichtjes in de gezondheidszorgsector en ook in beperkte mate in de sociale sector. De algemene indruk over bijna dertig jaar is er evenwel één van stabiele verhoudingen.
RSZPPO_studie_v9_NL&FR.qxd
6/24/04
4:23 PM
Page 20
20 Figuur 10 Evolutie van de private en publieke sector in de sociale sector in België, 1973-2002 100% Sociale sector privé Sociale sector publiek
90% 80% 70% 60% 50% 40% 30% 20% 10% 0% 1973
1981
1992
1996
2002
Bron: Eigen berekeningen op basis van RSZ (gedecentraliseerde statistieken)
Figuur 11 Evolutie van de private en publieke sector in de gezondheidszorg in België, 1973-2002 Gezondheidszorg privé Gezondheidszorg publiek
100% 90% 80% 70% 60% 50% 40% 30% 20% 10% 0% 1973
1981
1992
1996
2002
Bron: Eigen berekeningen op basis van RSZ (gedecentraliseerde statistieken)
RSZPPO_studie_v9_NL&FR.qxd
6/24/04
4:23 PM
Page 21
Hoofdstuk 1 21
5
Sectorale verscheidenheid
In de volgende grafieken geven wij de omvang weer van de quartaire sector, het aandeel van de publieke werkgelegenheid en tenslotte de werkgelegenheid van de lokale openbare besturen. In de totale quartaire sector in België van ongeveer 1,2 miljoen werknemers nemen de quasi-collectieve goederen 40%, het onderwijs en de zuiver collectieve goederen elk ongeveer 30% in beslag. In de publieke sector bedraagt het relatief aandeel van de zuiver collectieve goederen ongeveer de helft, terwijl onderwijs toch nog een kwart uitmaakt. Bij de lokale overheden maken de collectieve goederen van bestuur, veiligheid, brandweer iets meer dan 40% uit en de quasi-collectieve goederen (gezondheid, welzijn en cultuur) iets minder dan 40%. Deze beide functies zijn bijna even belangrijk. De meeste personeelsleden in het gemeentelijk en provinciaal onderwijs worden rechtstreeks betaald door het Ministerie van Onderwijs, waardoor de aangifte voor deze groep rechtstreeks gebeurt bij de RSZ zoals voor de andere gewest-, gemeenschaps- en federale overheidsinstellingen. Het gevolg is dat deze activiteit van de lokale overheden niet voorkomt in de statistieken van de RSZPPO. Om deze tewerkstelling in de lokale overheden niet uit het oog te verliezen werd in de volgende grafieken op basis van een raming van het personeel in gemeentelijke en provinciale scholen een correctie toegepast.
RSZPPO_studie_v9_NL&FR.qxd
6/24/04
4:23 PM
Page 22
22
Figuur 12 De quartaire sector anno 2002 in België: totaal, publieke sector en de lokale overheidssector 1 400 000 Bestuur Justitie Openbare veiligheid
1 200 000
Brandweer Defensie Onderwijs
1 000 000
Onderzoek Gezondheidszorg Sociale sector
800 000
Religie Cultuur 600 000
Andere quasi-collectieve goederen RSZPPO overige
400 000
200 000
0 Totaal
Publiek
RSZPPO
* Voor het onderwijs werd niet enkel rekening gehouden met de personeelsleden aangegeven bij de RSZPPO. Alle personeelsleden die werkzaam zijn in het gemeentelijk en provinciaal onderwijs werden hier in rekening gebracht. Bron: Eigen berekeningen op basis van RSZ (gedecentraliseerde statistieken) en RSZPPO
RSZPPO_studie_v9_NL&FR.qxd
6/24/04
4:23 PM
Page 23
Hoofdstuk 1 23
De plaats van de lokale overheidssector kan nu verder in beeld worden gebracht voor de gewesten, de arrondissementen en de gemeenten. De vergelijking is des te relevanter op het gemeentelijk niveau omdat tal van activiteiten, opgenomen in deze sectoren, behoren tot de lokale dienstverlening, bestuur, onderwijs of persoonsgebonden overige quasi-collectieve goederen. De quartaire tewerkstelling maakte in 2002 31% uit van de totale tewerkstelling in het Vlaamse Gewest, 43,7% in het Waalse Gewest en 39% in het Brusselse gewest. Voor de drie gewesten vergelijken wij hier het aandeel van de openbare sector en de lokale openbare sector. Voor Brussel is het beeld vertekend door zowel zijn hoofdstedelijke administratieve als economische functie. Het aandeel van de publieke sector in de totale quartaire sector in Brussel is ongeveer 64%; in Vlaanderen en Wallonië is dat respectievelijk 48 en 61%. Het RSZPPO-aandeel in de quartaire werkgelegenheid is in Brussel relatief het kleinste deel (20%), in Vlaanderen is dit 30% en in Wallonië is dit 37%.
RSZPPO_studie_v9_NL&FR.qxd
6/24/04
4:23 PM
Page 24
24 Figuur 13 De quartaire sector, anno 2002, per gewest: totaal, publieke sector en de lokale overheidssector
700 000
Bestuur Justitie Openbare veiligheid
600 000
Brandweer Defensie Onderwijs
500 000
Onderzoek Gezondheidszorg Sociale sector
400 000
Religie Cultuur Andere quasi-collectieve goederen
300 000
RSZPPO overige
200 000
100 000
0
Totaal Publiek RSZPPO Vlaams Gewest
Totaal Publiek RSZPPO Waals Gewest
Totaal Publiek RSZPPO Brussels Gewest
* Voor het onderwijs werd niet enkel rekening gehouden met de personeelsleden aangegeven bij de RSZPPO. Alle personeelsleden die werkzaam zijn in het gemeentelijk en provinciaal onderwijs werden hier in rekening gebracht. Bron: Eigen berekeningen op basis van RSZ (gedecentraliseerde statistieken) en RSZPPO
RSZPPO_studie_v9_NL&FR.qxd
6/24/04
4:23 PM
Page 25
Hoofdstuk 1 25
6
Densiteit van de jobcreatie in de lokale overheidssector
Voor de totale quartaire tewerkstelling impliceert dit ongeveer 105 jobs per 1 000 inwoners in Vlaanderen, 117 in Wallonië en 244 in Brussel (figuur 14). Voor de publieke tewerkstelling wordt dit respectievelijk 54, 69 en 161 en voor de lokale overheden respectievelijk 31, 44 en 52. Figuur 14 De tewerkstelling per 1 000 inwoners in de quartaire sector, anno 2002: totaal, de publieke sector en de lokale overheidssector 300
Zuiver collectieve goederen Onderwijs Quasi-collectieve goederen RSZPPO overige
250
200
150
100
50
0 België
Vl. G. W. G. Totaal
Br. G.
België
Vl. G. W. G. Publiek
Br. G.
België
Vl. G. W. G. RSZPPO
Br. G.
Bron: Eigen berekeningen op basis van RSZ (gedecentraliseerde statistieken) en RSZPPO
Het is sinds de eerste HIVA-studie (Hoger Instituut voor de Arbeid) over de quartaire sector, nu ongeveer 20 jaar geleden, dat dergelijk profiel van de werkgelegenheid in de quartaire sector, met name niet alleen met het onderscheid tussen de private en publieke sector, maar binnen de publieke sector ook de werkgelegenheid in de lokale overheidssector, geschetst wordt (De Boeck E., 1983).
RSZPPO_studie_v9_NL&FR.qxd
6/24/04
4:23 PM
Page 26
26
Wij hebben het onderscheid naar de diverse functies van de lokale overheden en besturen verder behouden. In de functie collectieve goederen is het aandeel van de RSZPPO-tewerkstelling aanzienlijk. Ook hier hebben we voor onderwijs alle personeelsleden van het gemeentelijk en provinciaal onderwijs opgenomen in de grafiek, wat veel ruimer is dan de kleine groep onderwijspersoneel die aanwezig is in de RSZPPO-statistieken. Het aandeel van de lokale overheidssector is vooral groot in de sociale sector en in het bestuur. In de gezondheidssector is het aandeel iets minder prominent doordat de universitaire ziekenhuizen ondergebracht zijn bij de publieke sector. Hun verdere expansie kon dan ook de opvallende marktaandeelwinst verklaren van de publieke sector in de gezondheidszorg. In de cijfers voor de brandweer, openbare veiligheid is de lokale publieke sector belangrijk. Tenslotte is de lokale overheidssector ook sterk actief als publieke aanbieder in de culturele sector. Daarenboven verschijnen in de statistieken een aantal overige activiteiten bij de lokale overheden (bv. productie en distributie van water).
RSZPPO_studie_v9_NL&FR.qxd
6/24/04
4:23 PM
Page 27
Hoofdstuk 2 27
Hoofdstuk 2 De lokale overheidssector nader bekeken In het vorige hoofdstuk werd de tewerkstelling in de lokale overheden geplaatst in een ruimer perspectief. Hierna gaan we dieper in op enkele kenmerken van de tewerkstelling bij de plaatselijke overheidsdiensten. Daarvoor nemen we alle bijdrageplichtige werknemers op in de statistieken. Dit impliceert dat bepaalde statistieken afwijkingen kunnen vertonen tegenover het eerste hoofdstuk omdat daar bepaalde werknemerscategorieën buiten beschouwing werden gelaten om een betere vergelijkbaarheid met de statistieken van de RSZ te krijgen. Het gaat ondermeer over de vrijwillige brandweer, gesubsidieerd onderwijzend personeel en een aantal andere bijzondere werknemerscategorieën. Verder kunnen eventuele afwijkingen verklaard worden door dubbeltellingen die in dit hoofdstuk uitgezuiverd worden.
1
Werkgevers
1.1 Tewerkstelling per soort bestuur De bij de RSZPPO aangesloten besturen kunnen opgedeeld worden in een aantal grote categorieën: gemeenten, OCMW’s, intercommunales, provincies en diverse (gewestelijke ontwikkelingsmaatschappijen en gemeenschapscommissies). Met de invoering van de hervormde politiestructuur is in 2002 een nieuwe categorie van de lokale politiezones ontstaan. Ook de ziekenhuizen met een rechtsvorm van een vereniging, hoofdstuk 12 of 12bis van de OCMW-wet, worden opgenomen als afzonderlijke categorie. De gemeenten stellen de grootste groep personeelsleden tewerk. De gemeentebesturen hebben in totaal ongeveer 131 000 personeelsleden in dienst, terwijl de OCMW’s ongeveer 78 000 personeelsleden tellen. Wanneer we het relatieve aandeel van de verschillende besturen in de verschillende gewesten vergelijken dan stellen we vast dat de gemeentebesturen en de OCMW’s in Vlaanderen de grootste werkgevers
RSZPPO_studie_v9_NL&FR.qxd
6/24/04
4:23 PM
Page 28
28
zijn. Samen vormen zij een aandeel van 75% van de tewerkstelling bij de plaatselijke overheden. Het belang van gemeenten en OCMW’s is in het Waalse Gewest lager met respectievelijk ongeveer 39% en 19% (samen 58%). In het Waalse Gewest nemen de provincies en intercommunales een beduidend groter aandeel in. In het Brusselse Gewest worden er nog werknemers tewerkgesteld door een aantal andere werkgevers zoals gemeenschapsinstellingen en een tweetal pararegionale instellingen. Ingevolge de politiehervorming worden de lokale politiezones vanaf 2002 afzonderlijke werkgevers en behoort het politiepersoneel niet langer tot het gemeentepersoneel 7. Dit verklaart de daling van de tewerkstelling bij de gemeenten in 2002. Ook bij de OCMW’s is er een dalende tendens vast te stellen. De laatste jaren is er in de ziekenhuissector een evolutie merkbaar. Steeds meer OCMW-ziekenhuizen nemen de rechtsvorm aan van een vereniging, hoofdstuk 12 of 12bis van de OCMWwet, met participatie van partners uit de private sector. Bij de intercommunales 8 en provinciesbesturen is er in elk gewest een stijging van het aantal personeelsleden.
7 De politiezones zijn niet altijd per definitie ook juridische werkgever. 8 Ten gevolge van het decreet van 6 juli 2001 houdende de intergemeentelijke samenwerking zullen werkgevers met het juridische statuut van intercommunale verdwijnen in het Vlaamse Gewest. In deze statistieken worden ze voorlopig nog bij de intercommunales gegroepeerd.
RSZPPO_studie_v9_NL&FR.qxd
6/24/04
4:23 PM
Page 29
Hoofdstuk 2 29 Tabel 6
Aantal bijdrageplichtige werknemers in de lokale besturen per soort bestuur, 1995-2000-2002 1995
2000
2002
BELGIË GEMEENTEN
133 639
145 818
131 386
OCMW’S
80 064
75 296
77 918
ZIEKENHUIS-VERENIGINGEN (hfdst. 12-12bis OCMW-wet)
7 356
22 674
25 064
INTERCOMMUNALES
22 089
25 785
29 183
PROVINCIES
16 462
17 595
18 567
NVT
NVT
30 229
4 060
4 601
5 098
GEMEENTEN
71 281
76 771
69 399
OCMW’S
50 975
48 339
50 116
ZIEKENHUIS-VERENIGINGEN (hfdst. 12-12bis OCMW-wet)
1 623
10 626
12 329
INTERCOMMUNALES
6 217
7 499
7 945
PROVINCIES
5 287
6 046
6 269
LOKALE POLITIEZONES
NVT
NVT
15 262
DIVERSE
165
179
160
LOKALE POLITIEZONES DIVERSE VLAAMS GEWEST
WAALS GEWEST GEMEENTEN
44 038
49 041
45 427
OCMW’S
19 454
21 596
21 428
ZIEKENHUIS-VERENIGINGEN (hfdst. 12-12bis OCMW-wet)
5 037
5 912
6 334
INTERCOMMUNALES
14 185
16 648
19 345
PROVINCIES
11 174
11 548
12 298
NVT
NVT
9 889
45
57
63
GEMEENTEN
18 320
20 006
16 560
OCMW’S
9 635
5 361
6 374
696
6 136
6 401
1 687
1 638
1 893
0
0
0
NVT
NVT
5 078
3 850
4 365
4 875
LOKALE POLITIEZONES DIVERSE BRUSSELS GEWEST
ZIEKENHUIS-VERENIGINGEN (hfdst. 12-12bis OCMW-wet) INTERCOMMUNALES PROVINCIES LOKALE POLITIEZONES DIVERSE
Bron: Eigen berekeningen op basis van RSZPPO
RSZPPO_studie_v9_NL&FR.qxd
6/24/04
4:23 PM
Page 30
30 Figuur 15 Bijdrageplichtige werknemers bij de lokale overheid per soort bestuur, per gewest, 1995-2002
Gemeenten OCMW’s Ziekenhuis-verenigingen Intercommunales Provincies Diverse Lokale politiezones
3.90% 4.59% 0.12% 1.20%
11.90% 0.05%
11.26% 4.93% 2.04%
15.10% 46.88% 52.59% 37.61%
5.36% 28.18%
Vlaams Gewest 1995
5.02% 7.11%
53.59%
20.71% Waals Gewest 1995
4.05% 0.12%
Brussels Gewest 1995
11.02% 0.05%
11.56% 5.01%
15.89% 46.79% 51.37%
16.25%
52.98%
5.64% 32.34%
Vlaams Gewest 2000
9.37% 0.10% 3.84% 3.79%
0.05%
39.58%
11.84%
40.21%
4.60%
15.54%
5.52% Vlaams Gewest 2002
12.33%
10.71%
16.85%
32.82%
Brussels Gewest 2000
8.62%
42.53%
7.56%
14.20%
20.61% Waals Gewest 2000
18.67% Waals Gewest 2002
15.48% Brussels Gewest 2002 Bron: Eigen berekeningen op basis van RSZPPO
RSZPPO_studie_v9_NL&FR.qxd
6/24/04
4:23 PM
Page 31
Hoofdstuk 2 31
1.2 Tewerkstelling bij een aantal specifieke diensten Hieronder wordt de tewerkstelling bij de verschillende soorten besturen hernomen, waarbij een aantal specifieke diensten of sectoren meer in detail worden belicht.
1.2.1 Gemeenten - lokale politiezones In onderstaande tabel wordt er een verdere opsplitsing gegeven van de personeelsleden die tewerkgesteld worden door gemeentebesturen. Het personeel wordt opgesplitst in brandweer, politie en andere gemeentelijke diensten. Om de vergelijkbaarheid naar 2002 door te trekken werden ook de politiezones aan de tabel toegevoegd. Om een volledig beeld te krijgen van de brandweer, worden alle personeelsleden van de brandweer opgenomen en niet enkel de bijdrageplichtige werknemers. Aangezien vrijwillige brandweerlieden die aan bepaalde voorwaarden voldoen niet bijdrageplichtig zijn, bestaat er voor deze groep geen verplichting tot aangifte. Vandaar dat het aantal vrijwillige brandweerlieden in de tabel een onderschatting kan zijn van de realiteit. Tabel 7
Evolutie van het personeel tewerkgesteld bij de verschillende diensten van een gemeente (en bij de lokale politiezones), per gewest, 1995-2000-2002 VLAAMS GEWEST
WAALS GEWEST
BRUSSELS GEWEST 3
TOTAAL
1995 GEMEENTEN ANDERE DIENSTEN 1
59 840
37 127
14 548
111 515
BRANDWEER 2
6 990
3 917
0
10 907
POLITIE
8 998
5 093
3 772
17 863
-
-
-
-
GEMEENTEN ANDERE DIENSTEN 1
64 337
41 883
15 663
121 883
BRANDWEER 2
6 815
4 143
0
10 958
POLITIE
9 215
5 667
4 343
19 225
-
-
-
-
GEMEENTEN ANDERE DIENSTEN 1
65 336
43 801
15 559
124 696
BRANDWEER 2
8 997
4 351
0
13 348
-
-
-
-
15 262
9 889
5 078
27 229
LOKALE POLITIEZONES 2000
LOKALE POLITIEZONES 2002
POLITIE LOKALE POLITIEZONES 1 2 3
Schatting Alle brandweermannen, ook de niet-bijdrageplichtige, werden opgenomen In het Brusselse gewest maakt de brandweer deel uit van een afzonderlijke pararegionale instelling: ‘de Brusselse Hoofdstedelijke Dienst voor Brandweer en Dringende Medische Hulp’. Bron: Eigen berekeningen op basis van RSZPPO
RSZPPO_studie_v9_NL&FR.qxd
6/24/04
4:23 PM
Page 32
32
1.2.1.1 Brandweer De brandweer kan verder opgesplitst worden in vrijwillige brandweer en beroepsbrandweerlieden. Voor de beroepsbrandweer in het Vlaamse Gewest was er in de periode tussen 1995 en 2000 een daling van bijna 20%, in 2002 is dit aantal terug gestegen tot boven het niveau van 1995. In het Waalse Gewest is er een zeer lichte stijging van het aantal beroepsbrandweerlieden, terwijl dit in het Brusselse Gewest stabiel gebleven is. Tabel 8
Evolutie van het aantal aangesloten brandweerlieden 1 bij de RSZPPO, per gewest, 1995-2000-2002 VLAAMS GEWEST
WAALS GEWEST
BRUSSELS GEWEST
TOTAAL
BEROEPSBRANDWEER
2 531
1 940
927
5 398
VRIJWILLIGE BRANDWEER
4 459
2 533
-
6 992
1995
2000 BEROEPSBRANDWEER
2 100
2 015
923
5 038
VRIJWILLIGE BRANDWEER
4 715
2 671
-
7 387
BEROEPSBRANDWEER
2 837
2 106
978
4 676
VRIJWILLIGE BRANDWEER
6 159
2 785
-
8 944
2002
1
Alle brandweerlieden, niet enkel de bijdrageplichtigen. Bron: Eigen berekeningen op basis van de RSZPPO
1.2.1.2 Politie Wanneer we de politieleden aangesloten bij de RSZPPO in beeld willen brengen, moeten we rekening houden met de veranderingen die zich hebben voorgedaan ten gevolge van de politiehervorming. Vroeger werd het politiepersoneel aangegeven bij het personeel van de betreffende gemeente. Sinds 2002 zijn 196 lokale politiezones opgericht en deze kunnen als afzonderlijk bestuur in de databank teruggevonden worden. Deze politiezones hebben 2 groepen personeelsleden: de personeelsleden die afkomstig zijn van het gemeentelijke politiekorps en de personeelsleden die overgekomen zijn van de rijkswacht. Het feit dat een groep van ongeveer 7 000 (ex-) rijkswachters overging naar de politiezones zorgt er voor dat de politiezones een beduidend groter aantal personeelsleden tewerk stellen dan de vroegere gemeentepolitiekorpsen. Ook is er een verschuiving van een aantal personeelsleden met een administratieve functie binnen de politie.
RSZPPO_studie_v9_NL&FR.qxd
6/24/04
4:23 PM
Page 33
Hoofdstuk 2 33
1.2.1.3 Andere gemeentelijke diensten De categorie ‘andere gemeentelijke diensten’ omvat alle overige diensten van een gemeentebestuur: administratieve functies, groendienst, technische dienst, personeel in gemeentelijke bibliotheken, sportcentra, culturele centra… De toename is het grootst in het Waalse en het Brusselse gewest (17-18%). In Vlaanderen bedraagt de toename ongeveer 10%.
1.2.2 OCMW’s De laatste jaren is er een belangrijke tendens waar te nemen bij de OCMW’s waarbij steeds meer OCMW-ziekenhuizen afgestoten worden. De betreffende ziekenhuizen krijgen dan het zogenaamde statuut van ‘hoofdstuk 12 van de OCMW-wet’. De oprichting van de IRIS-ziekenhuizen in het Brusselse Gewest kadert in een dergelijke operatie, wat de opmerkelijke verschuivingen verklaart in het Brusselse Gewest. Ook in het Vlaamse en Waalse Gewest zijn er al meerdere dergelijke verschuivingen gebeurd (zie ook verder). Bij de overige dienstverleningen door de OCMW’s is er een gemiddelde groei van 30% in de periode tussen 1995 en 2002. De grootste relatieve groei is waar te nemen in het Waalse en Brusselse Gewest. Tabel 9
Evolutie van de tewerkstelling bij de OCMW-ziekenhuizen, andere diensten van OCMW’s en ziekenhuis-verenigingen, 1995-2000-2002 VLAAMS GEWEST
WAALS GEWEST
BRUSSELS GEWEST
TOTAAL
1995 OCMW-ZIEKENHUIZEN
17 845
4 595
5 474
27 914
OCMW ANDERE DIENSTEN
33 130
14 859
4 161
52 150
ZIEKENHUIS-VERENIGINGEN (hfdst. 12-12bis OCMW-wet)
1 623
5 037
696
7 356
2000 OCMW-ZIEKENHUIZEN
10 015
3 374
620
14 009
OCMW ANDERE DIENSTEN
38 324
18 222
4 741
61 287
ZIEKENHUIS-VERENIGINGEN (hfdst. 12-12bis OCMW-wet)
10 626
5 912
6 136
22 674 10 566
2002 OCMW-ZIEKENHUIZEN
8 890
1 056
620
OCMW ANDERE DIENSTEN
41 226
20 372
5 754
67 352
ZIEKENHUIS-VERENIGINGEN (hfdst. 12-12bis OCMW-wet)
12 329
6 334
6 401
25 064
Bron: Eigen berekeningen op basis van RSZPPO
RSZPPO_studie_v9_NL&FR.qxd
6/24/04
4:23 PM
Page 34
34
1.2.3 Provincies Voor provincies worden de tewerkstellingscijfers verder opgesplitst naar provinciaal ziekenhuis, autonome provinciale regie en ‘andere provinciale diensten’. Deze laatste categorie omvat alle administratieve diensten, personeel van provinciale sportcentra, culturele centra… In het Brusselse Gewest is er geen provinciaal personeel terug te vinden. Aangezien de administratie van de provincie Vlaams-Brabant gevestigd is in Leuven en van WaalsBrabant in Waver, wordt het desbetreffende personeel onder respectievelijk het Vlaamse en Waalse Gewest meegeteld. Tabel 10
Evolutie van het personeel tewerkgesteld bij de verschillende diensten van provincies, per gewest, 1995-2000-2002 VLAAMS GEWEST
WAALS GEWEST
TOTAAL
PROVINCIAAL ZIEKENHUIS
-
-
-
PROVINCIALE REGIE
-
-
-
5 287
11 174
16 462
PROVINCIAAL ZIEKENHUIS
-
567
567
PROVINCIALE REGIE
8
-
8
6 038
10 981
17 020 581
1995
ANDERE PROVINCIALE DIENSTEN 2000
ANDERE PROVINCIALE DIENSTEN 2002 PROVINCIAAL ZIEKENHUIS PROVINCIALE REGIE ANDERE PROVINCIALE DIENSTEN
-
581
88
-
88
6 181
11 717
17 899 Bron: Eigen berekeningen op basis van RSZPPO
1.2.4 Intercommunales Intercommunales zijn actief binnen uiteenlopende sectoren. Sommige intercommunales behoren tot de gezondheids- en welzijnssector, met name de intercommunale ziekenhuizen en rusthuizen. Maar verder zijn er ook intercommunales die actief zijn binnen de sector van de nutsvoorzieningen. Tenslotte worden ook een aantal intercommunales ingedeeld onder ‘diverse’. Deze zijn voornamelijk terug te vinden in de sectoren ‘winning, zuivering en distributie van water’ en telecommunicatie (o.a. kabelmaatschappijen).
RSZPPO_studie_v9_NL&FR.qxd
6/24/04
4:23 PM
Page 35
Hoofdstuk 2 35
In het Vlaamse Gewest zijn de intercommunales voornamelijk actief in de sector van de nutsvoorzieningen. Voor het Vlaamse Gewest moet er echter opgemerkt worden dat ten gevolge van de invoering van het decreet van 6 juli 2001 houdende de intergemeentelijke samenwerking, de instellingen of organisaties het juridische statuut van intercommunale niet meer kunnen aannemen. Deze organisaties worden hier echter voorlopig nog bij de intercommunales gegroepeerd. In tegenstelling tot het Vlaamse en Brusselse Gewest zijn er ook in het Waalse Gewest een aantal intercommunale ziekenhuizen. In deze ziekenhuizen is er een toename in personeel van bijna 50% in de periode tussen 1995 en 2002 ten gevolge van de hergroepering van OCMW ziekenhuizen en OCMW’s. Tabel 11
Evolutie van de tewerkstelling bij intercommunale ziekenhuizen en andere activiteiten van intercommunales, 1995-2000-2002 VLAAMS GEWEST
WAALS GEWEST
BRUSSELS GEWEST
TOTAAL
7 655
1995 INTERCOMMUNALE ZIEKENHUIS
-
7 655
-
112
124
-
236
INTERCOMMUNALE NUTSVOORZIENING
3 148
2 384
1 523
7 055
INTERCOMMUNALE DIVERSE
2 956
4 022
164
7 142 8 981
INTERCOMMUNALE RVT
2000 INTERCOMMUNALE ZIEKENHUIS
-
8 981
-
122
177
-
299
INTERCOMMUNALE NUTSVOORZIENING
3 478
2 615
1 537
7 630
INTERCOMMUNALE DIVERSE
3 899
4 875
101
8 875 11 275
INTERCOMMUNALE RVT
2002 INTERCOMMUNALE ZIEKENHUIS
-
11 275
-
127
354
-
481
INTERCOMMUNALE NUTSVOORZIENING
3 553
2 571
1 666
7 790
INTERCOMMUNALE DIVERSE
4 265
5 145
227
9 367
INTERCOMMUNALE RVT
Bron: Eigen berekeningen op basis van RSZPPO
1.2.5 Diverse De overige besturen worden verder opgesplitst in Gewestelijke Economische Raden (G.E.R.), gewestelijke ontwikkelingsmaatschappijen (G.O.M.), gemeenschapsinstellingen en pararegionale instellingen. Deze laatste twee besturen komen enkel voor in het Brusselse Gewest.
RSZPPO_studie_v9_NL&FR.qxd
6/24/04
4:23 PM
Page 36
36 Tabel 12
Tewerkstelling in de overige besturen aangesloten bij de RSZPPO, per gewest, 1995-2000-2002 VLAAMS GEWEST
WAALS GEWEST
BRUSSELS GEWEST
TOTAAL
G.E.R.
-
45
61
106
G.O.M.
163
-
99
262
-
-
1 230
1 230
-
2 460
2 462
63
120
1995
GEMEENSCHAPSINSTELLING PARAREGIONALE INSTELLING 2000 G.E.R.
-
G.O.M
179
57
121
300
GEMEENSCHAPSINSTELLING
-
-
1 561
1 561
PARAREGIONALE INSTELLINGEN
-
-
2 620
2 620
G.E.R.
-
63
65
128
G.O.M
160
-
113
273
2002
GEMEENSCHAPSINSTELLING
-
-
1 760
1 760
PARAREGIONALE INSTELLINGEN
-
-
2 937
2 937
Bron: Eigen berekeningen op basis van RSZPPO
1.2.6 Samenvatting ziekenhuizen Aangezien de ziekenhuizen behoren tot verschillende soorten besturen geven we hieronder een samenvattende tabel om een beter overzicht te krijgen van de tewerkstelling bij de ziekenhuizen aangesloten bij de RSZPPO. De afsplitsing van de OCMW-ziekenhuizen zorgt voor een duidelijke verschuiving in het Vlaamse en Brusselse Gewest. Die ziekenhuizen krijgen meestal in de nieuwe structuur het zogenaamde statuut van hoofdstuk 12 of 12bis van de OCMW-wet. Bij dergelijke operaties krijgt het contractueel personeel meestal een vernieuwd contract in de nieuwe ziekenhuisstructuur. Voor het vastbenoemd personeel wordt meestal een syteem opgezet waarbij deze groep bestaande personeelsleden gedetacheerd wordt naar de nieuwe structuur. Voor deze laatste wordt bijgevolg vaak de term ‘uitdovend kader’ gebruikt.
RSZPPO_studie_v9_NL&FR.qxd
6/24/04
4:23 PM
Page 37
Hoofdstuk 2 37 Tabel 13
Evolutie van de tewerkstelling in de ziekenhuizen aangesloten bij de RSZPPO, per gewest, 1995-2000-2002 VLAAMS GEWEST
WAALS GEWEST
BRUSSELS GEWEST
OCMW-ZIEKENHUIZEN
17 845
4 595
5 474
ZIEKENHUIS-VERENIGINGEN (hfdst. 12 - 12bis OCMW-wet)
1 623
5 037
696
INTERCOMMUNALE ZIEKENHUIZEN
-
7 655
-
PROVINCIE-ZIEKENHUIZEN
-
-
-
19 468
17 287
6 170
OCMW-ZIEKENHUIZEN
10 015
3 374
620
ZIEKENHUIS-VERENIGINGEN (hfdst. 12 - 12bis OCMW-wet)
10 626
5 912
4 570
INTERCOMMUNALE ZIEKENHUIZEN
-
8 981
1 566
PROVINCIE-ZIEKENHUIZEN
-
567
-
20 641
18 834
6 756
TOTAAL
1995
TOTAAL
42 925
2000
TOTAAL
46 231
2002 OCMW-ZIEKENHUIZEN
8 890
1 056
611
ZIEKENHUIS-VERENIGINGEN (hfdst. 12 - 12bis OCMW-wet)
12 329
6 334
4 757
INTERCOMMUNALE ZIEKENHUIZEN
-
11 275
1 644
PROVINCIE-ZIEKENHUIZEN
-
581
-
21 219
19 246
7 012
TOTAAL
47 477
Bron: Eigen berekeningen op basis van RSZPPO
Figuur 16 Evolutie van het bijdrageplichtig personeel bij de ziekenhuizen aangesloten bij de RSZPPO, 1995-2000-2002 25 000
OCMW Ziekenhuis-vereniging Intercommunaal Provinciaal
20 000
15 000
10 000
5 000
0 1995
2000 2002 Vlaams Gewest
1995
2000 2002 Waals Gewest
1995
2000 2002 Brussels Gewest
Bron: Eigen berekeningen op basis van RSZPPO
RSZPPO_studie_v9_NL&FR.qxd
6/24/04
4:23 PM
Page 38
38
2
Statuut van de werknemers
De vastbenoemde personeelsleden maken relatief gezien de grootste groep uit. Het aandeel varieert echter wel tussen de verschillende gewesten. In het Brusselse Gewest is dit aandeel het hoogst. Dit valt voor een stuk te verklaren door de relatief kleine groep gesubsidieerde contractuelen (geco’s) in het Brusselse Gewest in vergelijking met het Vlaamse en Waalse Gewest. In deze laatste twee gewesten bedraagt het aandeel gesubsidieerde contractuelen ongeveer 20%. Er is een dalende trend in het aandeel van de werknemers die vastbenoemd is. Terwijl in Vlaanderen het aandeel vastbenoemden in 1995 ongeveer de helft van de totale werknemerspopulatie uitmaakte, is dit in 2002 gedaald tot ongeveer 45%. Het aandeel van de contractuelen is met bijna 10% toegenomen. In het Waalse Gewest bedroeg het aantal vastbenoemden en niet-vastbenoemden in 1995 respectievelijk 46% en 37%. In 2002 is dit geëvolueerd naar een situatie waarbij de beide groepen ongeveer even groot geworden zijn.
Figuur 17 Verhouding van het vastbenoemd en contractueel personeel, per gewest, 1995-2002 Vlaams Gewest Geco's 21.58%
Geco's 19.46%
Geco's 18.27% Vastbenoemden 46.21%
Vastbenoemden 50.97%
Niet-vastbenoemden 27.45%
1995
Niet-vastbenoemden 34.33%
Geco's 17.29%
Niet-vastbenoemden 35.56%
Niet-vastbenoemden 41.40%
2002
Geco's 17.86%
Geco's 18.60%
Vastbenoemden 45.86%
Niet-vastbenoemden 36.85%
2000
Vastbenoemden 46.17%
Vastbenoemden 40.00%
Niet-vastbenoemden 40.75%
Vastbenoemden 41.39%
RSZPPO_studie_v9_NL&FR.qxd
6/24/04
4:23 PM
Page 39
Geco's 21.58%
Geco's 19.46% Vastbenoemden 46.21%
Vastbenoemden 50.97%
Niet-vastbenoemden 27.45%
Geco's 18.27%
Niet-vastbenoemden 34.33%
Vastbenoemden 46.17%
Hoofdstuk 2 39
Niet-vastbenoemden 35.56%
Waals Gewest Geco's 17.29%
Vastbenoemden 40.00%
Vastbenoemden 45.86%
Niet-vastbenoemden 36.85%
Geco's 17.86%
Geco's 18.60%
1995
Niet-vastbenoemden 41.40% 2000
Vastbenoemden 41.39%
Niet-vastbenoemden 40.75% 2002
Brussels Gewest Geco's 17.29%
Vastbenoemden 45.86%
Niet-vastbenoemden 36.85%
Geco's 17.86%
Geco's 18.60%
1995
Niet-vastbenoemden 41.40% 2000
Vastbenoemden 40.00%
Vastbenoemden 41.39%
Niet-vastbenoemden 40.75% 2002 Bron: Eigen berekeningen op basis van RSZPPO
Er zijn echter niet enkel verschillen tussen de gewesten waar te nemen wat betreft de opdeling naar statuut. Er zijn ook vrij grote verschillen tussen de verschillende besturen. De grootste groep vastbenoemden is terug te vinden bij de politiezones, intercommunales en provincies. Bij politiezones is zelfs meer dan 90% vastbenoemd. Bij provincies en intercommunales is dit ongeveer 60%. Bij gemeenten, OCMW’s en ziekenhuizen met statuut van een vereniging, hoofdstuk 12 of 12bis van de OCMWwet, daarentegen is slechts 30 tot 40% vastbenoemd. Bij gemeenten en OCMW’s wordt een vrij grote groep gesubsidieerde contractuelen tewerkgesteld.
RSZPPO_studie_v9_NL&FR.qxd
6/24/04
4:23 PM
Page 40
40 Figuur 18 Verhouding van vastbenoemd en contractueel personeel bij de verschillende lokale besturen, België, 2002 Gemeenten
OCMW’s*
Geco's 25.65%
Ziekenhuis-verenigingen Geco's 0.44%
Geco's 18.85% Vastbenoemden 32.93%
Vastbenoemden 40.69%
Vastbenoemden 37.67%
Niet-vastbenoemden 61.89% Niet-vastbenoemden 33.66%
Niet-vastbenoemden 48.22%
Provincies
Intercommunales Geco’s 11.06%
Geco's 2.94% Niet-vastbenoemden 36.77%
Lokale politiezones Niet-vastbenoemden Geco's 6.19% 2.05%
Nietvastbenoemden 27.27% Vastbenoemden 60.29%
Vastbenoemden 61.67% Vastbenoemden 91.77%
* Met inbegrip van het personeel van de OCMW-ziekenhuizen. Bron: Eigen berekeningen op basis van RSZPPO
RSZPPO_studie_v9_NL&FR.qxd
6/24/04
4:23 PM
Page 41
Hoofdstuk 2 41
Voor de ziekenhuizen is het statuut van de ziekenhuizen medebepalend voor de verhouding van het aantal vastbenoemde tot het aantal niet-vastbenoemde personeelsleden. Terwijl in OCMW-ziekenhuizen het vastbenoemd personeel iets meer dan de helft van het totaal uitmaakt in 1995, is dit in de ziekenhuis-verenigingen (hoofdstuk 12 of 12bis van de OCMW-wet) geëvolueerd naar een aandeel van 30% in 2002. Figuur 19 Verhouding van vastbenoemd en contractueel personeel in OCMW-ziekenhuizen en ziekenhuis-verenigingen, België, 1995-2002 Ziekenhuis-verenigingen Geco's 0.00%
Vastbenoemden 14.94%
Geco's 0.00%
Geco's 0.00% Vastbenoemden 30.01%
Vastbenoemden 34.18%
Niet-vastbenoemden 65.82%
Niet-vastbenoemden 85.06%
1995
Niet-vastbenoemden 69.99%
2000
2002
OCMW ziekenhuizen Geco's 3.51%
Geco's 0.02%
Geco's 4.19% Vastbenoemden 34.68%
Vastbenoemden 37.16% Niet-vastbenoemden 49.67%
Vastbenoemden 50.31%
Niet-vastbenoemden 59.33%
1995
Niet-vastbenoemden 61.13%
2000
2002 Bron: Eigen berekeningen op basis van RSZPPO
RSZPPO_studie_v9_NL&FR.qxd
6/24/04
4:23 PM
Page 42
42
3
Graad van feminisering
Het aandeel van de vrouwelijke tewerkstelling blijkt sterk af te hangen van de aard van de werkgever. Bij gemeenten en intercommunales is dit ongeveer gelijk verdeeld. Bij provincies en OCMW’s bestaat de meerderheid van de werknemers uit vrouwen, bij OCMW’s bereikt dit aandeel zelfs 80%. Bij de politiezones bestaat de meerderheid van de werknemers uit mannen. Dit hangt uiteraard nauw samen met de sectoren waarin de werkgevers en de diensten actief zijn. Bekijken we dit bijvoorbeeld meer in detail voor de intercommunales dan blijkt dat er in de zorgsector, met name de ziekenhuizen en rust- en verzorgingstehuizen, 80 tot 90% vrouwelijke werknemers zijn. Intercommunales die daarentegen actief zijn in de sector van de nutsvoorzieningen stellen relatief veel meer mannen te werk.
Figuur 20 Bijdrageplichtige werknemers aangesloten bij de RSZPPO, per geslacht, België, 2002 Gemeenten
OCMW’s*
Ziekenhuis-verenigingen Mannen 21.12%
Mannen 18.91%
Vrouwen 49.56%
Mannen 50.44%
Vrouwen 78.88%
Vrouwen 81.09%
Intercommunales
Provincies
Lokale politiezones Vrouwen 18.83%
Mannen 52.50%
Vrouwen 47.50%
Mannen 42.50% Vrouwen 57.50% Mannen 81.17%
* Met inbegrip van het personeel van de OCMW-ziekenhuizen. Bron: Eigen berekeningen op basis van RSZPPO
RSZPPO_studie_v9_NL&FR.qxd
6/24/04
4:23 PM
Page 43
Hoofdstuk 2 43 Figuur 21 Bijdrageplichtige werknemers bij intercommunales aangesloten bij de RSZPPO, per geslacht, België, 2002 Totaal
Nutsvoorzieningen
Ziekenhuizen
Vrouwen 13.87%
Mannen 19.16%
Vrouwen 47.50%
Mannen 52.50%
Vrouwen 80.84%
Mannen 86.13%
RVT
Diverse Mannen 11.13% Vrouwen 33.75%
Vrouwen 88.87%
Mannen 66.25%
Bron: Eigen berekeningen op basis van RSZPPO
4
Leeftijdsprofiel van de werknemers
In onderstaande figuren werd een voorstelling gemaakt van de leeftijdsverdeling van de bijdrageplichtige werknemers aangesloten bij de RSZPPO voor het jaar 1995 en 2000. Als het jaar 2000 vergeleken wordt met 1995 dan zien we een duidelijke verschuiving van de structuur naar rechts wat een veroudering van de
RSZPPO_studie_v9_NL&FR.qxd
6/24/04
4:23 PM
Page 44
44
werknemerspopulatie aantoont. Voor de toekomst betekent dit dat er een grote vervangingsvraag naar nieuwe werknemers zal ontstaan als deze groepen oudere werknemers de leeftijd zullen bereiken waarop ze de arbeidsmarkt verlaten. Het Vlaamse en Waalse Gewest vertonen dezelfde verdeling: in 1995 behoort de grootste groep werknemers tot de leeftijdscategorie van 35 tot 39 jaar. In 2000 behoren deze werknemers tot de categorie van 40 tot 44 jaar waardoor deze de grootste groep wordt. Uit de grafieken blijkt dat de groei van het aantal werknemers jonger dan 30 jaar klein is. In Vlaanderen is deze groei zelfs zeer beperkt. Het aantal werknemers tussen 30 en 40 jaar neemt af. Het aantal werknemers in de oudere werknemerscategorieën kent een opmerkelijke groei. Tegenover het aantal werknemers dat in 1995 vijf jaar jonger is, is er zelfs voor de leeftijdsgroepen tussen 40 en 50 jaar een toenemend aantal bijdrageplichtige werknemers (vergelijk bv. de leeftijdscategorie ‘35-39 jaar’ in 1995 met de leeftijdscategorie ‘40-45 jaar’ in 2000). De leeftijdsstructuur in het Brusselse Gewest toont een lichte afwijking in vergelijking met het Vlaamse en Waalse Gewest. In 1995 werken relatief meer oudere werknemers in het Brusselse Gewest: 54% van de werknemers is 40 jaar of ouder en 38% is 45 of ouder, terwijl dit in Vlaanderen en Wallonië respectievelijk ongeveer 50% en 32% is.
RSZPPO_studie_v9_NL&FR.qxd
6/24/04
4:23 PM
Page 45
Hoofdstuk 2 45 Figuur 22 Leeftijdsstructuur van de bijdrageplichtige werknemers aangesloten bij de RSZPPO, België, 1995-2000 60 000
1995 2000
50 000
40 000
30 000
20 000
10 000
0 <20
20-24
25-29
30-34
35-39
40-44
45-49
50-54
55-59
60-64
65+
Bron: Eigen berekeningen op basis van RSZPPO
Figuur 23 Leeftijdsstructuur van de bijdrageplichtige werknemers aangesloten bij de RSZPPO, Vlaams Gewest, 1995-2000 30 000
1995 2000
25 000
20 000
15 000
10 000
5 000
0 <20
20-24
25-29
30-34
35-39
40-44
45-49
50-54
55-59
60-64
65+
Bron: Eigen berekeningen op basis van RSZPPO
RSZPPO_studie_v9_NL&FR.qxd
6/24/04
4:23 PM
Page 46
46 Figuur 24 Leeftijdsstructuur van de bijdrageplichtige werknemers aangesloten bij de RSZPPO, Waals Gewest, 1995-2000 1995 2000
20 000 18 000 16 000 14 000 12 000 10 000 8 000 6 000 4 000 2 000 0 <20
20-24
25-29
30-34
35-39
40-44
45-49
50-54
55-59
60-64
65+
Bron: Eigen berekeningen op basis van RSZPPO
Figuur 25 Leeftijdsstructuur van de bijdrageplichtige werknemers aangesloten bij de RSZPPO, Brussels Gewest, 1995-2000 1995 2000
6 000
5 000
4 000
3 000
2 000
1 000
0 <20
20-24
25-29
30-34
35-39
40-44
45-49
50-54
55-59
60-64
65+
Bron: Eigen berekeningen op basis van RSZPPO
RSZPPO_studie_v9_NL&FR.qxd
6/24/04
4:23 PM
Page 47
Hoofdstuk 2 47
Gelijkaardige analyses kunnen gedaan worden per soort bestuur of per sector. Er zijn duidelijke verschillen waar te nemen tussen de leeftijdsverdeling van de verschillende besturen in 1995. OCMW’s, ziekenhuis-verenigingen (hoofdstuk 12 of 12bis van de OCMW-wet) en intercommunales hebben relatief gezien meer jonge werknemers in dienst dan provinciebesturen. Het aandeel werknemers jonger dan 40 jaar vormt meer dan 55% van alle werknemers bij OCMW’s tegenover 39% bij de provinciebesturen. Bij OCMW’s is de grootste groep werknemers tussen de 30 en 40 jaar, terwijl bij de provinciebesturen de grootste groep werknemers tussen de 40 en 50 jaar oud is. Dit weerspiegelt zich ook in de gemiddelde leeftijd van de werknemers per soort bestuur: de gemiddelde leeftijd van de werknemers van OCMW’s is 38,6 jaar tegenover 42,2 jaar bij de provinciebesturen. De gemiddelde leeftijd is wel afhankelijk van het gewest: met uitzondering van de categorie ‘diverse besturen’ zijn de werknemers in het Brussels Gewest steeds ouder dan in de andere twee gewesten. Dit bevestigt onze conclusies van hierboven. Figuur 26 Leeftijdsstructuur van de bijdrageplichtige werknemers, per soort bestuur, België, 1995-2000 1995 2000 100%
<20 jaar 20-29 jaar 30-39 jaar
80%
40-49 jaar 50-59 jaar + 60 jaar
60%
40%
20%
Ocmw
Ziekenhuis-vereniging
Intercommunale
Gemeente
Diverse
Provincie
OCMW
Ziekenhuis-vereniging
Intercommunale
Gemeente
Diverse
Provincie
0%
Bron: Eigen berekeningen op basis van RSZPPO
RSZPPO_studie_v9_NL&FR.qxd
6/24/04
4:23 PM
Page 48
48 Tabel 14
Gemiddelde leeftijd van de bijdrageplichtige werknemers per soort bestuur, België, 1995-2000 GEMEENTE
OCMW
ZIEKENHUISVERENIGINGEN
PROVINCIE
INTERCOMMUNALE
DIVERSE
VLAAMS GEWEST
41,0
38,2
38,3
41,8
40,4
39,9
WAALS GEWEST
40,4
38,8
39,5
42,4
39,1
43,9
BRUSSELS GEWEST
41,1
40,2
37,0
NVT
43,7
41,4
TOTAAL
40,8
38,6
39,0
42,2
39,8
41,4
VLAAMS GEWEST
41,8
39,7
40,2
42,2
40,3
41,5
WAALS GEWEST
41,0
40,3
40,4
42,9
40,0
40,0
BRUSSELS GEWEST
41,2
41,1
40,7
NVT
43,0
41,6
TOTAAL
41,4
39,9
40,4
42,6
40,3
41,5
1995
2000
Bron: Eigen berekeningen op basis van RSZPPO
In de periode 1995-2000 hebben er zich echter verschuivingen voorgedaan. Met uitzondering van de categorie ‘diverse besturen’ is het aandeel oudere werknemers in elk bestuur gestegen, maar niet steeds in dezelfde mate. OCMW’s en intercommunales blijven de jongste leeftijdsverdeling tonen in 2000. OCMW’s en intercommunales hebben echter in 2000 ongeveer dezelfde leeftijdstructuur. Opmerkelijk is dat de intercommunales een personeelstoename kennen in elke leeftijdscategorie, daar waar andere besturen vooral een toename kennen bij de oudere leeftijdscategorieën en in mindere mate bij de jongere leeftijdscategorieën. De leeftijdsstructuur reveleert ook de levenscyclus van deze organisaties. Groeiende segmenten zullen vooral een verjonging van de leeftijdsstructuur kennen. Ziekenhuis-verenigingen (hoofdstuk 12 of 12bis van de OCMW-wet) vertonen een afwijkende evolutie van de leeftijdsstructuur tussen 1995 en 2000. Er is een opmerkelijk grote groei in elke leeftijdscategorie. Voor een juiste interpretatie is het noodzakelijk dat men de eerder vermelde tendens om OCMW-ziekenhuizen te privatiseren ook hier indachtig blijft. Hierdoor verschuiven een aantal ziekenhuizen van de categorie van de OCMW’s naar de categorie van de ziekenhuis-verenigingen.
RSZPPO_studie_v9_NL&FR.qxd
6/24/04
4:23 PM
Page 49
Hoofdstuk 2 49 Figuur 27 Leeftijdsstructuur van de bijdrageplichtige werknemers van gemeentebesturen, België, 1995-2000 30 000
1995 2000
25 000
20 000
15 000
10 000
5 000
0 <20
20-24
25-29
30-34
35-39
40-44
45-49
50-54
55-59
60-64
65+
Bron: Eigen berekeningen op basis van RSZPPO
Figuur 28 Leeftijdsstructuur van de bijdrageplichtige werknemers van OCMW’s, België, 1995-2000 16 000
1995 2000
14 000 12 000 10 000 8 000 6 000 4 000 2 000 0 <20
20-24
25-29
30-34
35-39
40-44
45-49
50-54
55-59
60-64
65+
Bron: Eigen berekeningen op basis van RSZPPO
RSZPPO_studie_v9_NL&FR.qxd
6/24/04
4:23 PM
Page 50
50 Figuur 29 Leeftijdsstructuur van de bijdrageplichtige werknemers van ziekenhuis-verenigingen, België, 1995-2000 1995 2000
4 000 3 500 3 000 2 500 2 000 1 500 1 000 500 0 <20
20-24
25-29
30-34
35-39
40-44
45-49
50-54
55-59
60-64
65+
Bron: Eigen berekeningen op basis van RSZPPO
Figuur 30 Leeftijdsstructuur van de bijdrageplichtige werknemers van provinciebesturen, België, 1995-2000 1995 2000
3 500 3 000 2 500 2 000 1 500 1 000 500 0 <20
20-24
25-29
30-34
35-39
40-44
45-49
50-54
55-59
60-64
65+
Bron: Eigen berekeningen op basis van RSZPPO
RSZPPO_studie_v9_NL&FR.qxd
6/24/04
4:23 PM
Page 51
Hoofdstuk 2 51 Figuur 31 Leeftijdsstructuur van de bijdrageplichtige werknemers van intercommunales, België, 1995-2000 4 500
1995 2000
4 000 3 500 3 000 2 500 2 000 1 500 1 000 500 0 <20
20-24
25-29
30-34
35-39
40-44
45-49
50-54
55-59
60-64
65+
Bron: Eigen berekeningen op basis van RSZPPO
Figuur 32 Leeftijdsstructuur van de bijdrageplichtige werknemers van ‘diverse besturen’, België, 1995-2000 800
1995 2000
700 600 500 400 300 200 100 0 <20
20-24
25-29
30-34
35-39
40-44
45-49
50-54
55-59
60-64
65+
Bron: Eigen berekeningen op basis van RSZPPO
RSZPPO_studie_v9_NL&FR.qxd
6/24/04
4:23 PM
Page 52
52
De leeftijdsverdeling van het personeel kan ook opgesteld worden voor specifieke diensten bij de verschillende besturen. Hieronder wordt de evolutie bij politie en brandweer vergeleken. Bij de brandweer is er vooral een toename bij de oudere werknemerscategorieën. Enkel bij de 25 tot 29-jarigen is er een lichte toename. Bij de politie daarentegen is er een vrij grote toename van het personeel van 25-29 jaar en 30-34 jaar. Figuur 33 Leeftijdsstructuur van de politie en brandweer aangesloten bij de RSZPPO, België, 1995-2000 1995 2000
3 500 3 000 2 500 2 000 1 500 1 000 500 0 <20
25-29 35-39 45-49 55-59 65+ 20-24 30-34 40-44 50-54 60-64 Politie
<20
25-29 35-39 45-49 55-59 65+ 20-24 30-34 40-44 50-54 60-64 Brandweer Bron: Eigen berekeningen op basis van RSZPPO
RSZPPO_studie_v9_NL&FR.qxd
6/24/04
4:23 PM
Page 53
Hoofdstuk 2 53 Figuur 34 Leeftijdsstructuur van de brandweerlieden aangesloten bij de RSZPPO, België, 2000 1 400
Vrijwillige brandweer Beroepsbrandweer
1 200 1 000 800 600 400 200 0 <20
20-24
25-29
30-34
35-39
40-44
45-49
50-54
55-59
60-64
65+
Bron: Eigen berekeningen op basis van RSZPPO
Bij brandweerlieden blijkt er echter een groot verschil te zijn tussen de verschillende functies. Bij de vrijwillige brandweer is er een opmerkelijk jongere populatie dan bij de beroepsbrandweerkorpsen. De leeftijdsstructuur van de werknemers hangt ook samen met het statuut van de werknemers. De contractuele werknemers vertonen een duidelijk jongere structuur dan de vastbenoemde personeelsleden. Dit hangt deels samen met de eerder besproken tendens van het dalend aandeel vastbenoemde werknemers. De jongere nieuw aangeworven personeelsleden zijn steeds in mindere mate vastbenoemd.
RSZPPO_studie_v9_NL&FR.qxd
6/24/04
4:23 PM
Page 54
54 Figuur 35 Leeftijdsstructuur van de vastbenoemde en contractuele personeelsleden aangesloten bij de RSZPPO, België, 1995-2000 1995 2000
30 000
25 000
20 000
15 000
10 000
5 000
0 <20
25-29 35-39 45-49 55-59 65+ 20-24 30-34 40-44 50-54 60-64 Niet-vastbenoemden
<20
25-29 35-39 45-49 55-59 65+ 20-24 30-34 40-44 50-54 60-64 Vastbenoemden Bron: Eigen berekeningen op basis van RSZPPO
5
Woonplaats-werkplaats
In bovenstaande tabellen werd steeds een opsplitsing gemaakt naar gewest volgens de werkplaats van de werknemer. Het is ook mogelijk om een opsplitsing te maken volgens de woonplaats van de werknemer. Hieronder wordt een overzicht gegeven van de woonplaats en werkplaats van de bijdrageplichtige werknemers. De grootste groep werknemers die werkt in het Vlaamse of Waalse Gewest woont ook in hetzelfde gewest. Voor Brussel is er een grotere mobiliteit vanuit de andere gewesten: 30% werkt in Brussel maar woont in het Vlaamse Gewest en 15% werkt in Brussel maar woont in het Waalse Gewest. In de periode 1995-2000 is er wel een verschuiving waar te nemen: in Brussel is er een daling van het aandeel werknemers
RSZPPO_studie_v9_NL&FR.qxd
6/24/04
4:23 PM
Page 55
Hoofdstuk 2 55
woonachtig in het Vlaamse en Waalse Gewest. Het Brusselse Gewest rekruteert steeds meer personeel dat woonachtig is in het gewest (of het personeel komt vaker wonen in het gewest waar men werkt?). De procentuele verdeling van de woonplaats per gewest tot de werknemers tewerkgesteld in het Brusselse Gewest blijkt echter niet voor ieder soort bestuur dezelfde. Intercommunales en besturen die behoren tot de categorie ‘diverse besturen’ hebben relatief weinig personeel dat woonachtig is in het Brusselse Gewest. Bij intercommunales komt de grootste groep uit het Waalse Gewest terwijl dit voor de diverse besturen het Vlaamse Gewest is. Gemeenten en OCMW’s hebben ongeveer dezelfde verdeling. Voor elk soort bestuur zien we echter een stijging van het aandeel personeel dat woont in Brussel. De verdeling is echter ook afhankelijk van de dienst of sector waar de werknemers tewerkgesteld zijn. Wanneer we de intercommunales verder opsplitsen naar activiteit of aard van dienstverlening, dan stellen we vast dat bij de intercommunale ziekenhuizen meer dan de helft van de werknemers in het Brusselse Gewest woont. Bij de intercommunales die verantwoordelijk zijn voor nutsvoorzieningen blijkt echter dat de grootste groep werknemers van buiten het Brusselse Gewest komt. Bij OCMW’s zijn de verschillen tussen de verschillende soorten dienstverlening kleiner.
9 In ziekenhuizen en de zorgsector in het algemeen in het Brusselse Gewest wonen relatief veel personeelsleden in het Brusselse Gewest in vergelijking met andere sectoren waar er meer pendel is vanuit de andere gewesten (Leroy X., Pacolet J., Cattaert G., Coudron V., Gobert M., 2004)
RSZPPO_studie_v9_NL&FR.qxd
6/24/04
4:23 PM
Page 56
56 Tabel 15
Indeling van het aantal bijdrageplichtige werknemers aangesloten bij de RSZPPO naar woonplaats en werkplaats (in %), 1995-2000-2002
WERKPLAATS VLAAMS GEWEST
WAALS GEWEST
BRUSSELS GEWEST
WOONPLAATS 1995 VLAAMS GEWEST
99.59
0.69
33.51
WAALS GEWEST
0.24
98.85
15.01
BRUSSELS GEWEST
0.17
0.47
51.47
TOTAAL
100
100
100
2000 VLAAMS GEWEST
99.63
0.55
30.41
WAALS GEWEST
0.22
98.99
14.19
BRUSSELS GEWEST
0.15
0.46
55.40
TOTAAL
100
100
100 23.34
2002 VLAAMS GEWEST
99.65
0.52
WAALS GEWEST
0.19
99.09
13.85
BRUSSELS GEWEST
0.15
0.39
57.81
TOTAAL
100
100
100
Bron: Eigen berekeningen op basis van RSZPPO
Figuur 36 Woonplaats van de bijdrageplichtige werknemers tewerkgesteld bij een werkgever in het Brusselse Gewest, volgens soort bestuur, 1995-2000 Waals Gewest Vlaams Gewest Brussels Gewest
100%
80%
60%
40%
20%
0 1995 2000 Gemeenten
1995 2000 OCMW’s
1995 2000 Intercommunales
1995 2000 Diverse
* Bij de OCMW’s zijn hier niet enkel de OCMW-ziekenhuizen maar ook de ziekenhuis-verenigingen opgenomen (in tegenstelling tot vorige grafieken waar deze laatste als een afzonderlijke categorie worden voorgesteld).
Bron: Eigen berekeningen op basis van RSZPPO
RSZPPO_studie_v9_NL&FR.qxd
6/24/04
4:23 PM
Page 57
Hoofdstuk 2 57 Figuur 37 Woonplaats van de bijdrageplichtige werknemers tewerkgesteld bij een werkgever in het Brusselse Gewest, intercommunales, 1995-2000 100%
Waals Gewest Vlaams Gewest Brussels Gewest
80%
60%
40%
20%
0% 1995
Diverse sectoren
2000
1995
Nutsvoorzieningen
2000
Bron: Eigen berekeningen op basis van RSZPPO
Figuur 38 Woonplaats van de bijdrageplichtige werknemers tewerkgesteld bij een werkgever in het Brusselse Gewest, OCMW’s, 1995-2000 100%
Waals Gewest Vlaams Gewest Brussels Gewest
80%
60%
40%
20%
0% 1995
2000 Ziekenhuis
1995 2000 Rust- en verzorgingstehuis
1995 2000 Rest OCMW-dienstverlening
* Bij de ziekenhuizen werd hier de som genomen van de OCMW-ziekenhuizen en de ziekenhuisverenigingen.
Bron: Eigen berekeningen op basis van RSZPPO
RSZPPO_studie_v9_NL&FR.qxd
6/24/04
4:23 PM
Page 58
58
6
Densiteit van het aantal jobs
Naast deze sectorale beschrijving is dit materiaal verder bruikbaar voor individuele ‘benchmarking’. In een vorig hoofdstuk bespraken wij reeds de belangrijke parameter voor de uitbouw van de lokale overheidssector in aantal arbeidsplaatsen per 1 000 inwoners (of ‘densiteit’). Deze parameter kan ook vergeleken worden tussen de gemeenten of op subregionaal niveau. Via een cartografische voorstelling kan deze informatie ingekleurd worden voor alle gemeenten of voor de arrondissementen. Het onderscheid Vlaanderen - Wallonië verdwijnt hier voor grotere verschillen in zowel Vlaanderen als Wallonië tussen de verschillende arrondissementen. De verschillen kunnen toe te schrijven zijn aan de graad van verstedelijking, maar vooral ook het relatieve aandeel van de openbare sector in de totale quartaire sector kan een verklaring vormen. Figuur 39 De gesalarieerde tewerkstelling in de lokale overheidssector per 1 000 inwoners, per arrondissement, 2002
< 23 jobs / 1 000 inwoners 32-32 jobs / 1 000 inwoners > 32 jobs / 1 000 inwoners
Bron: Eigen berekeningen op basis van NIS en RSZPPO
RSZPPO_studie_v9_NL&FR.qxd
6/24/04
4:23 PM
Page 59
Hoofdstuk 2 59
7
Andere toepassingen: vergelijken en vooruitzien
Deze informatie is nuttig voor beschrijving en analyse maar ook voor vergelijking en ‘benchmarking’: hoe positioneert een gemeente of regio zich tegenover andere gemeenten? Ook andere analyses van de RSZPPO-databanken zijn mogelijk. De voorbije jaren hebben wij deze informatie gebruikt voor manpowerplanning in de zorgsector. Wij gebruikten de RSZPPO-gegevens voor de belangrijkste zorgsectoren en de socioculturele sector om via het opstellen van leeftijdspiramides na te gaan hoe het personeelbestand ouder wordt en welke vervangingen er nodig zijn. De lagere overheden kunnen op basis van deze leeftijdsprofielen, gekoppeld aan een inschatting van de toekomstige zorgvraag, scenario’s ontwerpen voor de personeelsbehoeften of manpowerplanning en aanwervingsbehoeften. Een toekomstverkenning voor de zorgsector (J. Pacolet, Van De Putte I., Cattaert G., Coudron V., 2002) leert ons dat deze de komende 20 jaar nog wel eens 40% zou kunnen stijgen in Vlaanderen en daarmee de expansie doortrekken van de voorbije decennia. De lokale overheidsbesturen zullen daarmee verder aan belang winnen, want zij zijn immers een belangrijke verstrekker van diensten in deze sector. Ook de verhouding tussen de diverse sectoren binnen deze lokale besturen zal verschuiven ten voordele van de zorgsector. Opnieuw zullen er dus verdere verschuivingen optreden in het relatieve belang van de verschillende deelactiviteiten van die lokale overheidssector. Gezondheid en welzijn zullen een steeds groter belang krijgen, maar opmerkelijk is dat dit bekend terrein zal blijven voor de lokale openbare besturen. Maar aangezien de cijfers ook informatie bevatten over de vergrijzing van het personeelsbestand en over de uitdaging om in de toekomst nieuw personeel aan te werven, maakt het deze beleidsinformatie relevant voor het dagdagelijkse beleid van alle lokale overheidsdiensten. De in dit rapport beschreven realiteit van de continuïteit in de rol en de aanwezigheid van de lokale overheidsbesturen, hebben wij hier geïllustreerd via de continuïteit van de statistieken over de voorbije 30 jaar. Maar tevens laat de modernisering van het statistische apparaat van de RSZPPO, gerealiseerd sinds 1995, toe om een begin te maken met een meer gedetailleerde statistische beschrijving en duiding van de sector, vandaag en in de toekomst.
RSZPPO_studie_v9_NL&FR.qxd
6/24/04
4:23 PM
Page 60
Samenvatting Onbekend is onbemind. Statistische herkenning leidt tot maatschappelijke erkenning. Het is deze strategie om de dingen te benoemen en in betrouwbare statistieken te vatten en die maakt dat men hun belang gaat realiseren, die wij hier wensen te bewandelen. De RSZPPO - Rijksdienst voor Sociale Zekerheid van de Provinciale en Plaatselijke Overheidsdiensten - beheert de sociale zekerheid van de personeelsleden van de lokale overheden. Daarmee beschikt zij over een schat aan informatie over de human resources van deze overheden, hun profiel, hun aantal en de sector van werkgelegenheid. De RSZPPO vroeg aan het Hoger Instituut voor de Arbeid van de Katholieke Universiteit van Leuven om deze statistieken verder te analyseren, en aan te grijpen om de lokale publieke sector te situeren in het licht van de totale non-profit sector of quartaire sector en finaal de totale werkgelegenheid. Deze analyse moet naar de toekomst toe het beginpunt worden voor een nieuwe reeks van statistieken van de RSZPPO. Waar de sector naartoe evolueert, krijgt echter nog meer perspectief indien wij het kunnen afzetten tegen de evolutie in het verleden. De cijfers van vandaag worden dan ook in deze studie gesitueerd in vroegere ad hoc studies terzake. In de laatste kwarteeuw neemt de zogenaamde quartaire sector of niet-marktsector een steeds grotere plaats in in de totale gesalarieerde werkgelegenheid van België. Overheidsadministratie, onderwijs, gezondheid en welzijn en cultuur zijn de voornaamste sectoren die de expansie van de quartaire sector hebben geschraagd. De lokale publieke sector van gemeenten, OCMW’s en provinciale overheden, die van oudsher een rol hadden in deze domeinen, hebben deze evolutie gevolgd.
Lokale overheidsdiensten vormen 1 op 10 van alle gesalarieerde jobs, bijna 1 op 8 met inbegrip van het onderwijs ingericht door de lagere overheden. In 2002 waren er ongeveer 326 000 personen rechtstreeks werkzaam in de lokale publieke sector wat goed was voor bijna 10% van de totale gesalarieerde werkgelegenheid. Met inbegrip van het onderwijs ingericht door de lagere overheden is dit ongeveer 386 000 personen of 12% van de gesalarieerde tewerkstelling: 1 op 8 van alle gesalarieerde jobs. Een kleine dertig jaar terug was dit aandeel van de
RSZPPO_studie_v9_NL&FR.qxd
6/24/04
4:23 PM
Page 61
61
RSZPPO nog net iets minder dan 5%. Deze verdubbeling van zijn aandeel in de totale jobcreatie reflecteert de verdere uitbouw van de verzorgingsstaat in de voorbije kwarteeuw.
Lokale overheidsdiensten vormen 1 op 4 van alle jobs in de non-profit sector, bijna 1 op 3 met inbegrip van het onderwijs ingericht door de lagere overheden. De private non-profit sector en de publieke sector evolueerden hierin ongeveer gelijk. De lokale overheden waren het sterkst groeiende segment van de publieke sector. Omdat de lokale publieke sector zelfs iets sneller groeide dan de overige publieke sectoren en de private non-profit samen, zagen de lagere overheden hun relatief belang in de totale quartaire sector zelfs verder groeien van 18% naar 25%: 1 op 4 van alle jobs in de quartaire sector of de non-profit sector. Met inbegrip van het onderwijs ingericht door de lagere overheden is dit 30% of bijna 1 op 3. De diverse subsectoren van de overheidsadministratie en de door de overheid gefinancierde verzorgingsstaat hebben elkaar de voorbije dertig jaar in een soort estafetteloop afgelost. Fasen van achtereenvolgende groei kenmerkten eerst administratie, dan onderwijs, gezondheid, welzijn en socioculturele sector en opnieuw overheidsadministratie. De lokale publieke sector van gemeenten, OCMW’s en provinciale overheden heeft daarin zijn relatieve positie weten te behouden. Bestuur, welzijn, gezondheid en ook nog onderwijs zijn de voornaamste activiteitensectoren waarin de lokale overheden vandaag actief zijn. Met inbegrip van het openbaar onderwijs zijn niet minder dan 40 jobs per 1 000 inwoners gecreëerd door deze lokale overheden, relatief iets minder in Vlaanderen, iets meer in Wallonië en Brussel. Dit is ongeveer 54% van de 69 jobs per 1 000 inwoners in de publieke sector en 30% van de 122 jobs per 1 000 inwoners in de totale quartaire sector of non-profit sector.
RSZPPO_studie_v9_NL&FR.qxd
6/24/04
4:23 PM
Page 62
62
Bibliografie Bogaert G., Spinnewyn H., o.l.v. J. Pacolet (1992), ‘OCMW. Onbekend maakt onbemind, Creatie en analyse van een databank omtrent de opdrachten, financiering en tewerkstelling van de OCMW’s’, HIVA- K.U.Leuven, Leuven. De Boeck E. (1983), ‘De publieke sector, de quartaire sector en de werkgelegenheid in België’, in Pacolet J. (red.), ‘Werken in de quartaire sector’, HIVA-K.U.Leuven, Leuven. Lerox X., Pacolet J., Cattaert G., Coudron V. & Gobert M. (2004), ‘Plus est en vous driemaal. Manpowerplanning in de zorgsector in Brussel’, HIVA-K.U.Leuven, Leuven. Pacolet J., Van De Putte I., Defourny J. & Mertens S. (2001), ‘België: situering en ontwikkeling van de private non-profitsector’, in A. Burger, P. Dekker, ‘Noch markt, noch staat. De Nederlandse nonprofitsector in vergelijkend perspectief’, Sociaal en Cultureel Planbureau, Den Haag, p.155-178. Pacolet J., Marchal A., Van De Putte I., Dewilde S., Verbrugghe K. & Strobbe S. (2001), ‘Ontwerp van satellietrekeningen voor de non-profitsector: voor België: de gezondheidssector; voor Vlaanderen: welzijn, socioculturele sector, onderwijs’, HIVA-K.U.Leuven, Leuven, 363.p. + bibliografie en bijlagen. Pacolet J. m.m.v. Gos E, Van De Putte I., Van Damme B. & Tilleman B. (2001), ‘De tewerkstelling in de quartaire sector in België’, HIVA-K.U.Leuven, Leuven. Pacolet J., Van De Putte I., Cattaert G. & Coudron V. (2002), ‘Plus est en vous herbekeken. Manpowerplanning in de zorgsector en de socioculturele sector. Deel.5. Synthese voor de zorgsector in de Vlaamse Gemeenschap 1995-2020’, HIVA-K.U.Leuven, Leuven. Sociaal Economische Raad Vlaanderen, Stichting Technologie Vlaanderen (1988), ‘Nieuwe technologie en werkgelegenheid in Vlaanderen. Een aanzet tot een kwantitatieve analyse’. Volume III. Sociaal Economische Raad Vlaanderen, Stichting Technologie Vlaanderen (1988), ‘Nieuwe technologie en werkgelegenheid in Vlaanderen. Een aanzet tot een kwantitatieve analyse’. Volume IV.
RSZPPO_studie_v9_NL&FR.qxd
6/24/04
4:23 PM
Page 63
63
RSZPPO_studie_v9_NL&FR.qxd
6/24/04
4:23 PM
Page 64
Onbekend is onbemind. Statistische herkenning leidt tot maatschappelijke erkenning. Het is deze strategie om de dingen te benoemen en in betrouwbare statistieken te vatten en die maakt dat men hun belang gaat realiseren, die wij hier wensen te bewandelen. De RSZPPO - Rijksdienst voor Sociale Zekerheid van de Provinciale en Plaatselijke Overheidsdiensten - beheert de sociale zekerheid van de personeelsleden van de lokale overheden. Daarmee beschikt zij over een schat aan informatie over de human resources van deze overheden, hun profiel, hun aantal en de sector van werkgelegenheid. De RSZPPO vroeg aan het Hoger Instituut voor de Arbeid van de Katholieke Universiteit van Leuven om deze statistieken verder te analyseren, en aan te grijpen om de lokale publieke sector te situeren in het licht van de totale non-profit sector of quartaire sector en finaal de totale werkgelegenheid. Deze analyse moet naar de toekomst toe het beginpunt worden voor een nieuwe reeks van s t a t i s t i e k e n v a n d e R S Z P P O . Wa a r d e s e c t o r n a a r t o e evolueert, krijgt echter nog meer perspectief indien wij het kunnen afzetten tegen de evolutie in het verleden. De cijfers van vandaag worden dan ook in deze studie gesitueerd in vroegere ad hoc studies terzake.
Rijksdienst voor Sociale Zekerheid van de Provinciale en Plaatselijke Overheidsdiensten Jozef II-straat 47 • 1000 Brussel TEL 02 234 32 11 • FAX 02 234 33 80 E - MAIL
[email protected] www.rszppo.fgov.be