Overzicht nieuwe pensioenmaatregelen in de overheidssector 1. Overzicht van de belangrijkste wijzigingen •
De minimumleeftijd en loopbaanvoorwaarde om van een vervroegd rustpensioen te kunnen genieten worden verhoogd.
•
Vanaf 1 januari 2012 kan in de pensioenberekening geen voordeliger tantième meer toegekend worden dan 1/48.
•
Vanaf 1 januari 2012 is in de pensioenberekening het aantal periodes van vrijwillige loopbaanonderbreking beperkt tot 1 jaar.
•
De refertewedde voor de berekening van het pensioen is niet langer de laatste vijf dienstjaren maar wel de gemiddelde wedde van de laatste tien dienstjaren.
2. Pensioenberekening 2.1. Aanpassing van de voordelige tantièmes tot 1/48 In de overheidssector bestaan om historische redenen een aantal voordelige tantièmes waardoor sneller een maximumpensioen kan worden bereikt. De voornaamste betreffen: • • •
1/20 bij de katholieke erediensten 1/30 bij de magistratuur, bij de universiteitsprofessoren, bij de katholieke erediensten 1/35 bij de magistratuur
2.1.1 Algemene regel Deze voordelige tantièmes worden voor de dienstjaren vanaf 1 januari 2012 opgetrokken naar 1/48. Dit heeft als gevolg dat de betrokkene bij een volledige loopbaan in 1/48 zijn maximumpensioen pas bereikt na 36 jaar in plaats van na 22 jaar en 6 maanden in de huidige regeling bij een berekening aan 1/30. 2.1.2. Gemeentemandatarissen De pensioenberekening van de gemeentemandatarissen wijkt op een aantal punten af van de ambtenarenregeling. Het gaat om een pensioenberekening volgends de formule (a x 3,75 x t)/(100 x12) waarbij a de jaarwedde betreft en t de loopbaanduur uitgedrukt in maanden. Op basis van deze formule bereikt de gemeentemandataris het maximum pensioen na 20 jaar. De formule wordt door de wet vervangen door (a x 3,75 x t)/(180 x 12) voor de mandaatperiode vanaf 1 januari 2012. Dit heeft tot gevolg dat het maximumpensioen bij een volledige loopbaan door de nieuwe formule pas bereikt na 36 jaar hetgeen overeenstemt met de regel van 1/48. 2.1.3. Overgangsmaatregelen in de wet – personen geboren voor 1957: Personen die op 1 januari 2012 reeds de leeftijd van 55 jaar hebben bereikt, behouden de huidige berekeningswijze van hun pensioen met het voordelige tantième.
2.2. Beperking van de opname van perioden van loopbaanonderbreking 2.2.1. Huidige regelgeving (zeer beknopt) Perioden van loopbaanonderbreking en andere bepaalde perioden van afwezigheid worden voor de berekening van het overheidspensioen slechts opgenomen tot een bepaald percentage van de
werkelijk gepresteerde diensten. Een periode van loopbaanonderbreking kan daarbij in aanmerking komen: •
hetzij gratis: de eerste 12 maanden en eventueel nog 24 bijkomende maanden voor de perioden gedurende welke het personeelslid of zijn echtgenoot die onder hetzelfde dak woont, kinderbijslag ontvangt voor een kind jonger dan 6 jaar. Deze periode stemt niet noodzakelijk overeen met het tweede en derde jaar loopbaanonderbreking.
•
hetzij door het storten van persoonlijke bijdragen voor de perioden waarvoor er geen dergelijke vrijstelling is. De stortingen gebeuren steeds op vrijwillige basis.
Deze perioden van loopbaanonderbreking mogen echter nooit de duur van de effectieve loopbaanprestaties overschrijden, zijn in alle gevallen beperkt tot maximum 60 kalendermaanden (5 jaar). Ze zijn in voorkomend geval eventueel zelfs bijkomend beperkt tot een percentage van de werkelijk gepresteerde diensten. Het vaststellen van deze bijkomende beperking is een complexe berekening. De precieze vaststelling is eigenlijk pas mogelijk op de vooravond van de oppensioenstelling als de volledige loopbaan is gekend. Voor de vaststelling van voornoemde duurtijden wordt steeds gerekend in volle kalendermaanden ongeacht of de loopbaanonderbreking voltijds of deeltijds is. 2.2.2. Wijzigingen door de wet Perioden van loopbaanonderbreking of van vermindering van de arbeidsprestaties gesitueerd na 31 december 2011 worden nog slechts in aanmerking genomen voor het recht en de berekening van het pensioen ten belope van 12 maanden voor het geheel van de loopbaan. Indien de aanvraag voor een periode echter werd ingediend voor 28 november 2011 wordt deze periode niet beoogd door de beperking. Voor de personen die na 31 december 2011 vrijwillig in het kader van loopbaanonderbreking hun prestaties verminderen tot 4/5 van een voltijdse tewerkstelling, worden de periodes van afwezigheid of verlof gelijkgesteld met effectieve prestaties zonder dat zij in het geheel 5 jaar mogen overschrijden. Ingeval van een halftijdse loopbaanonderbreking of voor 1/5 na 31 december 2011 door een persoon van 55 jaar of ouder, wordt de beperking van maximum 60 kalendermaanden respectievelijk verhoogd met 24 maanden of 60 maanden. Uitzondering – thematische loopbaanonderbrekingen Naast de klassieke vorm van loopbaanonderbreking is het eveneens mogelijk een volledige of gedeeltelijke loopbaanonderbreking te genieten voor: • ouderschapsverlof • de zorg voor een zwaar ziek gezins- of familielid tot de tweede graad • palliatieve zorgen De wet voert geen veranderingen in bij deze thematische verloven behalve dat zij desgevallend niet meer moeten worden gevalideerd door persoonlijke bijdragen indien het gaat om perioden na 31 december 2011.
2.3. Vervanging van de gemiddelde wedde van de laatste vijf dienstjaren door deze van de laatste tien dienstjaren 2.3.1. Algemene regel In alle pensioenregelingen van de overheidssector wordt vanaf 1 januari 2012 de pensioenberekeningen ingevoerd op basis van de laatste tien dienstjaren. 2.3.2. Overgangsmaatregelen in de wet – personen geboren voor 1962 Personen die op 1 januari 2012 reeds de leeftijd van 50 jaar hebben bereikt, behouden de huidige berekeningswijze van hun pensioen, d.w.z. met de huidige refertewedde.
Uitzondering: pensioenering wegens ziekte – ziekteminimum Personen die wegens lichamelijke ongeschiktheid op pensioen worden gesteld, kunnen indien nodig onder bepaalde voorwaarden beroep doen op een pensioensupplement indien het gewaarborgd minimumpensioen niet wordt bereikt. Dit gewaarborgd minimumbedrag wordt berekend op basis van de gemiddelde wedde van de laatste vijf dienstjaren, weliswaar begrenst door een boven- en onderplafond. De wet wijzigt hier niets aan.
2.4. Overige opmerkingen De overlevingspensioenen zullen hervormd worden en evolueren naar een transitieuitkering, waarvan de duur afhankelijk zal zijn van een aantal criteria (leeftijd, aantal kinderen, aantal jaren wettelijk samenwonen of huwelijk). ste
Het regeerakkoord behoudt de eerste pensioenpijler, maar zet de deur wel open voor een 1 pijler bis de of een 2 pijler. Verder zijn er maatregelen op fiscaal en reglementair vlak voor de tweede en derde pijler: de periodes van inactiviteit (tijdskrediet, loopbaanonderbreking) zullen enkel voor 1 jaar in aanmerking genomen worden en de gelijkgestelde periodes worden over alle ‘brug’pensioenstelsels geharmoniseerd.
3. Vervroegd pensioen 3.1. De verhoging van de leeftijd en loopbaanvoorwaarde voor vervroegd pensioen 3.1.1. Algemene regel Jaar 2012 2013 2014 2015 2016+
Minimumleeftijd 60 jaar 60 jaar en 6 maand 61 jaar 61 jaar en 6 maand 62 jaar
Loopbaanvoorwaarde 5 jaar 38 jaar 39 jaar 40 jaar 40 jaar
Uitzonderingen lange loopbanen 60 jaar indien loopbaan van 40 jaar 60 jaar indien loopbaan van 40 jaar 60 jaar indien loopbaan van 41 jaar 60 jaar indien loopbaan van 42 jaar 61 jaar indien loopbaan van 41 jaar
3.1.2. Algemene regel voor administratieve functies met het tantième 1/60 De pensioenleeftijd van 60 jaar waarop men op vervroegd pensioen kan vertrekken, zal vanaf 2013 jaarlijks met 6 maanden verhogen om in 2016 op 62 jaar te komen. Ook de minimale loopbaanvoorwaarde zal opgetrokken worden. Terwijl deze in 2012 nog 5 dienstjaren in de overheidssector bedraagt, zal de minimale loopbaanvoorwaarde vanaf 2013 aanzienlijk verhoogd worden. Zo zal deze vanaf 2013 gebracht worden op 38 jaar, vanaf 2014 op 39 jaar en vanaf 2015 op 40 jaar. •
Voor de vaststelling van de nieuwe vereist loopbaanvoorwaarde zullen de diensten die meetellen voor de vaststelling van het recht op een pensioen van de overheidssector in aanmerking genomen worden. Dit met inbegrip van de tijdsbonificatie wegens het verplicht bezit van een diploma en van de legerdienst.
•
Indien iemand onvoldoende dienstjaren in de overheidssector heeft, zullen ook diens perioden van tewerkstelling als werknemer of als zelfstandige in aanmerking worden genomen om aan de loopbaanvoorwaarde te kunnen voldoen.
Deze algemene regel geldt voor personen met een loopbaan in een administratieve functie waarvoor het pensioen berekend wordt aan de hand van het tantième (=loopbaanbreuk) van 1/60 per dienstjaar. Deze functies bestaan bij alle federale besturen (FOD’s en POD’s), ministeries van gemeenschappen en de gewesten, lokale besturen (steden en gemeenten, OCMW’s, intercommunales), instellingen van openbaar nut (federaal, gemeenschappen en gewesten), overheidsbedrijven, …
Opgelet! De bestaande regel dat men vijf pensioenaanspraakmaakverlenende dienstjaren moet hebben om aanspraak te kunnen maken op de pensioenberekening van de overheidssector blijft bestaan. Deze vijf dienstjaren maken deel uit van voormelde algemene loopbaanvoorwaarde. Om deze vijf jaar te bepalen, kan wel geen rekening gehouden worden met de tijdsbonificatie wegens het verplicht bezit van een diploma. Op deze algemene regel worden evenwel uitzonderingen voorzien. Uitzondering 1: lange loopbanen In afwijking op de algemene regel kunnen personen die een lange loopbaan hebben opgebouwd nog steeds vroeger op pensioen vertrekken: • in 2013: op 60 jaar bij een loopbaan van 40 jaar • in 2014: op 60 jaar bij een loopbaan van 40 jaar • in 2015: op 61 jaar bij een loopbaan van 40 jaar • vanaf 2016: op 60 jaar bij een loopbaan van 42 jaar of op 61 jaar bij een loopbaan van 41 jaar Uitzondering 2: overgangsperiode Uit de beschrijving van de algemene regel blijkt duidelijk dat tijdens de overgangsperiode tussen 2013 en 2016 respectievelijk de pensioenleeftijd met 6 maanden en de loopbaanvoorwaarde met 1 jaar progressief worden verhoogd. Wie voor de overgangsperiode reeds aan de voorwaarden voldoet om op vervroegd pensioen te vertrekken, behoudt deze voorwaarden ongeacht de latere werkelijke ingangsdatum van zijn pensioen. Uitzondering 3: rijdend personeel NMBS, leger en politie Voor het rijdend personeel van de NMBS, voor de militairen en voor de politie blijven de huidige pensioenvoorwaarden tot het bekomen van een vervroegd pensioen bestaan. 3.1.3. Wat met de functies met een voordeliger tantième dan 1/60 (dus 1/48, 1/50, 1/55)? De wet is momenteel enkel geldig voor de administratieve functies. De wijze waarop de pensioenleeftijd en de loopbaanvoorwaarde zal worden verhoogd voor functies met een voordeliger tantième, is nog niet bepaald. Dit maakt het voorwerp uit van het sociaal overleg. Dezelfde principes gelden ook voor voordeliger tantièmes; de wijze waarop de loopbaan- en leeftijdsvoorwaarden voor hen zullen worden verhoogd zal worden bepaald voor 1 maart 2012. 3.1.4. Wat met de lopende verloven en afwezigheden voorafgaand aan de oppensioenstelling? Voor de personen die zich op 28 november 2011 in een statuut bevonden van een verlof of afwezigheid voorafgaand aan de oppensioenstelling of een vergelijkbare situatie waarbij een verplichte oppensioenstelling op 60 jaar is afgesproken, wijzigt niets. Dit geldt ook voor de personen die een aanvraag voor een dergelijke periode hebben ingediend voor 28 november 2011.
4. Brugpensioen De benaming brugpensioen zal veranderen in ‘werkloosheid met bedrijfstoeslag’ om meer in overeenstemming te zijn met de realiteit. Brugpensioen 58 jaar met lange loopbaan
Anciënniteit
brugpensioen zware arbeid 58 jaar + 35 loopbaanjaren
- 40 jaar voor alle cao’s vanaf 01.01.2012 - voor de lopende cao’s en hernieuwde cao’s 40 loopbaanjaren
cao 17
Leeftijd - 60 jaar voor alle cao’s afgesloten vanaf 01.01.2012 - voor lopende cao’s en hernieuwde cao’s 60 jaar vanaf 01.01.2015 uiterlijk in 2014 zal op basis van de werkzaamheidsgraad van ouderen de brugpensioenleeftijd voor cao 17 tegen 2020
Gelijkstellingen
gelijkstellingsregels zullen herzien worden met het oog op een grotere harmonisering
opgetrokken worden tot 62 jaar Voor de vrouwen zal in een aangepaste overgangsperiode voorzien worden.
5. Brugpensioen in geval van collectief ontslag • •
•
Voor bedrijven in moeilijkheden is brugpensioen in geval van collectief ontslag vanaf 2012 mogelijk vanaf 52 jaar, geleidelijk aan opgetrokken tot 55 jaar in 2018 (jaarlijkse verhoging van 6 maanden). Voor bedrijven in herstructurering is brugpensioen in geval van collectief ontslag vanaf 2012 mogelijk vanaf 55 jaar. Indien 20% van de werknemers deel uitmaken van een TBE of volledig activiteitssegment (die reeds 2 jaar bestaan) wordt het gelijkgesteld aan bedrijf in moeilijkheden met afloop in 2018. Voor het halftijds brugpensioenstelsel zal er een uitdovend kader worden ingevoerd. Vanaf 2012 zijn geen nieuwe aanvragen meer mogelijk.
6. Overheveling bevoegdheden In het kader van de staatshervorming en het financiële plaatje daarvan, gebeurt er een overheveling van bevoegdheden van federale overheid naar gemeenschappen en gewesten. Het is een niet puur organisatorische maatregel, want de deelstaten zullen ook de volledige bevoegdheid krijgen over het administratief en geldelijk statuut van hun ambtenarenkorps (dus ook voor wat betreft de nieuwe overhevelingen). Dit heeft vanzelfsprekend gevolgen voor de eenheid van de administratieve principes en de statutaire beginselen die nog bestaan. Uiteraard zullen er ook gevolgen zijn voor het pensioen(dossier). Het regeerakkoord noemt alvast onderstaande overhevelingen en overdrachten: • • • • • • • • •
Vereenvoudiging van de Brusselse Instellingen, veiligheidsbeleid, mobiliteit, huisvesting, netheid, toerisme Dienstencheques Gezinsbijslagen Technische keuring van voertuigen Controle op de binnenscheepvaart Plantentuin Meise Participatiefonds Toerisme Fonds ter reductie van de globale energiekost
Opvallend zijn ook de gevolgen voor de RVA en dus VDAB. De gewesten verwerven immers volledige besturings- en uitvoeringsbevoegdheid om de actieve en passieve beschikbaarheid van de werklozen te controleren en de daarbij horende sancties op te leggen. De gewesten kunnen daarvoor – tegen betaling – de RVA blijven inschakelen. Ook is er een regionalisering van het activeringsbeleid, de loopbaanonderbreking, de arbeidskaarten A&B en de beroepskaart voor zelfstandigen. De programma’s rond startbaanovereenkomsten, start – en stagebonus, stagiairs alternerend leren, werkhervattingspremies voor oudere werklozen, sociale economie worden ook overgeheveld.
7. Sectorale maatregelen Voor een aantal sectoren zijn al enkele specifieke wijzigingen vermeld. LRB • Uitzendarbeid kan door een gewest ingevoerd worden in de lokale besturen. • Veiligheid en waarborgen nabijheidspolitie verbeteren en versterken. • De positie van de brandweer en civiele bescherming verbeteren en versterken. • Reorganisatie (herfederalisering) noodoproepcentra. Overheidsbedrijven
•
• • •
Het verschil tussen de hoogste en laagste lonen in de overheidsbedrijven (autonome overheidsbedrijven en de publiekrechterlijke vennootschappen) moet ‘redelijk’ zijn. De regering zal daartoe de nodige initiatieven nemen en daarbij vermijden dat dit de concurrentie positie van de bedrijven aantast. De kwaliteit van de overheidsbedrijven garanderen (NMBS, bpost, Belgacom, Belgocontrol). Besparing van ca. 230 miljoen bij NMBS. Besparing van ca. 10 miljoen bij bpost.
Overheidsdiensten • Overheveling bevoegdheden : implicaties zullen snel duidelijk worden • Hervorming van defensie voortzetten
Overzicht nieuwe pensioenmaatregelen in de private sector De regering heeft enkele elementen van het pensioenstelsel voor de werknemers aangepast. Ze hebben geen terugwerkende kracht en zijn van toepassing op de pensioenen die ten vroegste op 1 januari 2013 ingaan. Ze hebben in eerste instantie betrekking op de leeftijd waarop het pensioen vervroegd kan ingaan.
1. Vervroegd rustpensioen De minimumleeftijd voor toegang tot het vervroegd pensioen op 60 jaar wordt gefaseerd opgetrokken alsvolgt: Jaar 2012 2013 2014 2015 2016+
Minimumleeftijd 60 jaar 60 jaar en 6 maand 61 jaar 61 jaar en 6 maand 62 jaar
Loopbaanvoorwaarde 5 jaar 38 jaar 39 jaar 40 jaar 40 jaar
Uitzonderingen lange loopbanen 60 jaar indien loopbaan van 40 jaar 60 jaar indien loopbaan van 40 jaar 60 jaar indien loopbaan van 41 jaar 60 jaar indien loopbaan van 42 jaar 61 jaar indien loopbaan van 41 jaar
Tijdsvakken van binnen- en buitenlandse pensioenverzekering (periodes gewerkt als werknemer, zelfstandige of ambtenaar met inbegip van gelijkgestelde periodes zoals ziekte, brugpensioen, zelfstandige of ambtenaar met inbegrip van gelijkgestelde periodes zoals ziekte, brugpensioen, werkloosheid enzovoort) tellen mee om aan de loopbaanvoorwaarde te voldoen. Er worden overgangsmaatregelen voorzien voor de werknemers: •
Van wie de opzegtermijn ingaat voor 1 januari 2012 en eindigt na 31 december 2012.
•
Er zijn ook overgangsmaatregelen voorzien voor de werknemers die na 28 november 2011 in onderling overleg met hun werkgever een overeenkomst van vervroegde uittreding op de leeftijd van 60 jaar hebben afgesloten terwijl ze, bij gebrek aan voldoende loopbaanjaren op dat ogenblik, geen aanspraak kunnen maken op hun wettelijk pensioen. Dat kan enkel voor zover deze werknemers op de leeftijd van 60 jaar minstens een loopbaan van 35 jaar bewijzen.
2. Speciale stelsels Mijnwerkers, zeevarende en vliegend personeel van de burgerluchtvaart zullen voortaan een pensioenberekening kennen op basis van 45sten, zoals werknemers in de privésector, in plaats van op basis van een meer voordelige breuk. Mijnwerkers, zeevarenden en leden van het vliegend personeel van de burgerluchtvaart die op 31 december 2011 55 jaar of ouder zijn, zullen de oude
berekeningsmethode voor hun volledig pensioen behouden. De Koning zal overgangsmaatregelen bepalen voor mijnwerkers, zeevarenden en leden van het vliegend personeel van de burgerluchtvaart die jonger zijn dan 55 jaar op 31 december 2011. Beroepjournalisten die op 31 december 2011 55 jaar of ouder zijn, zullen de oude berekeningsmethode voor hun volledig pensioen behouden. Voor journalisten die jonger zijn dan 55 jaar blijven de pensioenrechten die voor 31 december 2011 opgebouwd zijn verworven. De koning kan overgangsmaatregelen voorzien.
3. Gelijkgestelde periodes gesitueerd na 31 december 2011 3.1. Werkloosheid in de 3de periode •
Gelijkstelling wordt berekend op basis van het bedrag van het minimumrecht.
3.2. Brugpensioen voor 60 jaar • • •
Gelijkstelling wordt beperkt tot het bedrag van het minimumrecht. Personen die al in het stelsel van brugpensioen zitten of voor 28 november 2011 een toezegging hadden, vallen niet onder de maatregel. Brugpensioen na 60 jaar blijft volledig vrijgesteld.
3.3. Vrijwillige loopbaanonderbreking of tijdskrediet voor de leeftijd van 60 jaar • • •
Gelijkstelling wordt beperkt tot maximum 1 jaar. De onderbrekingen van de loopbaan met een bepaald motief (tijdskrediet voor opvoeding, zorg of opleiding, ouderschapsverlof, palliatief verlof, zorgverlof) blijven volledig gelijkgesteld. Personen die al in het stelsel van tijdskrediet zitten of voor 28 november 2011 een aanvraag hebben ingediend, vallen niet onder de maatregel.
3.4. Voor mensen die in de toekomst een landingsbaan intreden of aanvraag na 28 november 2011: • •
Voor de leeftijd van 60 jaar wordt een gelijkstelling voorzien zoals voor brugpensioen (dus op basis van het minimumrecht – minimumpensioen voor die periodes). Na de leeftijd van 60 jaar wordt er in een volledige gelijkstelling voorzien voor de duurtijd van 1 de jaar VTE (dus 2 jaar ½de landingsbaan of 5 jaar 1/5 landingsbaan). Voor de periodes daarnaast gebeurt de gelijkstelling op basis van het minimumrecht. Uitzonderingen • Brugpensioen, tijdskrediet, loopbaanonderbreking en landingsbanen vanaf 60 jaar. • Personen ouder dan 50 jaar die voor 28 november 2011 al in een stelsel van tijdskrediet of loopbaanonderbreking zaten.