HERVISITATIE
Communicatiemanagement
Een onderzoek naar de kwaliteit van de professioneel gerichte bacheloropleiding Communicatiemanagement aan de XIOS Hogeschool Limburg
Vlaamse Hogescholenraad
22 maart 2011
De hervisitatie Communicatiemanagement
Ravensteingalerij 27, bus 3 1000 Brussel tel.: 02 211 41 90
[email protected]
Exemplaren van dit rapport kunnen tegen betaling verkregen worden op het VLHORA-secretariaat.
Het rapport is ook elektronisch beschikbaar op http://www.vlhora.be > evaluatieorgaan > visitatierapporten > huidige ronde Wettelijk depot: D/2011/8696/4
2 |
voorwoord De visitatiecommissie brengt met dit rapport verslag uit over haar oordelen en de daaraan ten grondslag liggende motivering, conclusies en aanbevelingen die resulteren uit het onderzoek dat zij heeft verricht naar de onderwijskwaliteit van de professioneel gerichte bacheloropleiding Communicatiemanagement aan de XIOS Hogeschool Limburg.
De visitatiecommissie heeft hierbij de visitatieprocedure Handleiding Onderwijsvisitaties VLIR|VLHORA, september 2008 gevolgd, waarbij zij niet enkel aanbevelingen en suggesties formuleert in het kader van de continue kwaliteitsverbetering van het hoger onderwijs, maar ook een oordeel geeft in het kader van de accreditatie van de opleiding.
De visitatie en dit rapport passen in de werkzaamheden van de hogescholen en van de Vlaamse Hogescholenraad (VLHORA) met betrekking tot de kwaliteitszorg van het hogescholenonderwijs, zoals bepaald in artikel 93 van decreet van 4 april 2003 betreffende de herstructurering van het hoger onderwijs.
Met dit rapport wordt de bredere samenleving geïnformeerd over de wijze waarop de hogescholen en meer bepaald de betrokken opleiding omgaat met de kwaliteit van haar onderwijs. Toch is het rapport in de eerste plaats bedoeld voor de hogeschool die de opleiding aanbiedt. Op basis van de bevindingen van het rapport kan de hogeschool nu en in de nabije toekomst actie nemen om de kwaliteit van het onderwijs in de opleiding te handhaven en verder te verbeteren. De lezer moet er zich echter terdege bewust van zijn dat het rapport slechts een momentopname biedt van het onderwijs in de opleiding en dat de rapportering van de visitatiecommissie slechts één fase is in het proces van kwaliteitszorg.
De VLHORA dankt allen die meegewerkt hebben aan het welslagen van dit proces van zelfevaluatie en visitatie. De visitatie was niet mogelijk geweest zonder de inzet van al wie binnen de hogeschool betrokken was bij de voorbereiding en de uitvoering ervan. Tevens is de VLHORA dank verschuldigd aan de voorzitter, de leden en de secretaris van de visitatiecommissie voor de betrokkenheid en deskundige inzet waarmee zij hun opdracht hebben uitgevoerd.
Marc Vandewalle secretaris-generaal
Bert Hoogewijs voorzitter
| 3
4 |
inhoudsopgave voorwoord ........................................................................................................................................................... 3 inhoudsopgave ................................................................................................................................................... 5 deel 1 .................................................................................................................................................................. 7 hoofdstuk 1 1.1 1.2
inleiding ............................................................................................................................................. 9 de visitatiecommissie ........................................................................................................................ 9 1.2.1 1.2.2 1.2.3 1.2.4
1.3
samenstelling ......................................................................................................................... 9 taakomschrijving................................................................................................................... 10 werkwijze .............................................................................................................................. 10 oordeelsvorming ................................................................................................................... 12
indeling van het rapport ................................................................................................................... 12
hoofdstuk 2 2.1 2.2 2.3
de hervisitatie Communicatiemanagement............................................................................. 9
het domeinspecifieke referentiekader Communicatiemanagement ...................................... 13
inleiding ........................................................................................................................................... 13 domeinspecifieke competenties ...................................................................................................... 13 besluit .............................................................................................................................................. 15
deel 2 ................................................................................................................................................................ 17 XIOS Hogeschool Limburg ............................................................................................................................ 19 bijlagen ............................................................................................................................................................. 61
| 5
6 |
deel 1
algemeen deel
| 7
8 | hervisitatie Communicatiemanagement
Hoofdstuk 1 De hervisitatie Communicatiemanagement 1.1
inleiding
In 2005 werden de professioneel gerichte bacheloropleidingen Communicatiemanagement gevisiteerd. Dit initiatief paste in de werkzaamheden van de hogescholen en van de VLHORA met betrekking tot de kwaliteitszorg van het hogescholenonderwijs, zoals bepaald in artikel 93 van het decreet van de Vlaamse Gemeenschap van 4 april 2003 betreffende de herstructurering van het hoger onderwijs in Vlaanderen. De bevindingen, conclusies en aanbevelingen van de visitatiecommissie werden vastgelegd in het visitatierapport Communicatiemanagement dat werd gepubliceerd op 9 februari 2007. De betrokken opleidingen hebben vervolgens een accreditatieaanvraag ingediend bij de Nederlands-Vlaamse Accreditatie Organisatie (NVAO). Dit met het oog op het verkrijgen van een formele accreditatie vanaf 1 oktober 2008. De professionele opleiding Communicatiemanagement van de XIOS Hogeschool Limburg kreeg een negatief accreditatiebesluit van de NVAO. Conform het decreet betreffende de herstructurering van het hoger onderwijs in Vlaanderen vroeg de opleiding daarop een tijdelijke erkenning aan. Die werd haar door de Vlaamse regering verleend voor een periode van drie jaar met ingang van 1 oktober 2008. Conform het decreet betreffende de herstructurering van het hoger onderwijs in Vlaanderen diende de opleiding voor de onderwerpen en facetten die negatief scoorden, opnieuw gevisiteerd te worden voor het einde van de periode van de tijdelijke erkenning. De opleiding koos voor een volledige hervisitatie van alle facetten en onderwerpen. In dit rapport brengt de visitatiecommissie (hierna commissie) verslag uit van haar bevindingen over de onderwijskwaliteit van de opleiding Communicatiemanagement van de XIOS Hogeschool Limburg te Hasselt die zij op 16, 17 en 18 november 2010 in opdracht van de Vlaamse Hogescholenraad (VLHORA) heeft onderzocht.
1.2
1.2.1
de visitatiecommissie
samenstelling
De visitatiecommissie werd samengesteld conform de procedure van de Handleiding Onderwijsvisitaties VLIR|VLHORA, september 2008. Meer in het bijzonder werden de richtlijnen van de Erkenningscommissie Hoger Onderwijs met betrekking tot de onafhankelijkheid van de commissieleden opgevolgd. De visitatiecommissie werd samengesteld door het bestuursorgaan van de VLHORA in zijn vergadering van 1 oktober 2010.
De visitatiecommissie: Voorzitter en domeindeskundige: Onderwijsdeskundige: Domeindeskundige: Domeindeskundige:
Pascal Cox Albert Hoogveld Stef Leunens Gert Schreurs
Voor een kort curriculum vitae van de commissieleden, zie bijlage 1.
hervisitatie Communicatiemanagement | 9
Vanuit de VLHORA werden een projectbegeleider en een secretaris aangesteld. Voor de visitatie van de opleiding Communicatiemanagement waren dit: Projectbegeleiders:
Klara De Wilde Lucia Van Hoof
Secretaris:
Bea Bossaerts
1.2.2
taakomschrijving
De commissie geeft op basis van het zelfevaluatierapport van de opleiding en de gesprekken ter plaatse: een oordeel over de onderwerpen en facetten uit het accreditatiekader van de NVAO; een integraal oordeel over de opleiding; suggesties om waar mogelijk te komen tot kwaliteitsverbetering.
1.2.3
werkwijze
De visitatie van de opleiding Communicatiemanagement aan de hogescholen gebeurde conform de werkwijze zoals die is vastgelegd in de Handleiding Onderwijsvisitaties VLIR|VLHORA, september 2008. Voor de beschrijving van de werkwijze van de visitatiecommissie worden vier fasen onderscheiden. -
fase 1, de installatie van de commissie; fase 2, de voorbereiding; fase 3, het visitatiebezoek; fase 4, de schriftelijke rapportering.
Fase 1
De installatie van de visitatiecommissie
Op 27 oktober 2010 werd de visitatiecommissie officieel geïnstalleerd. De installatievergadering stond in het kader van een kennismaking, een gedetailleerde bespreking van het visitatieproces aan de hand van de Handleiding Onderwijsvisitaties VLIR|VLHORA, september 2008 en een toelichting van het ontwerp van domeinspecifieke referentiekader. Daarnaast werden een aantal praktische afspraken gemaakt, onder meer met betrekking tot het bezoekschema, de bezoekdagen en de te lezen eindwerken en/of stageverslagen.
Fase 2
De voorbereiding
De visitatiecommissie heeft een domeinspecifiek referentiekader voor de opleiding opgesteld en aan de opleiding bezorgd.
10 | hervisitatie Communicatiemanagement
Elk commissielid heeft het zelfevaluatierapport en de bijlagen bestudeerd, de geselecteerde eindwerken gelezen en haar/zijn argumenten, vragen en voorlopig oordeel vastgelegd in een checklist, waarvan de secretaris een synthese heeft gemaakt. De synthese werd uitvoerig besproken en beargumenteerd door de commissieleden. Op basis van de bespreking en de door de commissieleden opgestuurde vragenlijsten, inventariseerde de secretaris kernpunten en prioriteiten voor de gesprekken en het materialenonderzoek bij de visitatie.
Fase 3
Het visitatiebezoek
De VLHORA heeft een bezoekschema ontwikkeld dat desgevallend aangepast werd aan de specifieke situatie van de opleiding. Het bezoekschema werd opgenomen als bijlage 4. Tijdens de visitatie werd gesproken met een representatieve vertegenwoordiging van alle geledingen die bij de opleiding betrokken zijn. Tijdens de visitatie werd bijkomend informatiemateriaal bestudeerd en werd een bezoek gebracht aan de instelling met het oog op de beoordeling van de accommodaties en de voorzieningen voor de studenten. Tijdens de visitatie werd voor de verdere bevraging gebruik gemaakt van de synthese van de checklist en de vragenlijsten. Binnen het bezoekprogramma werden een aantal overlegmomenten voor de commissieleden voorzien om de bevindingen uit te wisselen en te komen tot gezamenlijke en meer definitieve (tussen)oordelen. Na de gesprekken met de vertegenwoordigers van de opleiding hebben de visitatieleden hun definitief (tussen)oordeel per facet en per onderwerp gegeven. Op het einde van het visitatiebezoek heeft de voorzitter een korte mondelinge rapportering gegeven van de ervaringen en bevindingen van de visitatiecommissie, zonder expliciete en inhoudelijk waarderende oordelen uit te spreken.
Fase 4
De schriftelijke rapportering
De secretaris heeft in samenspraak met de voorzitter en de commissieleden, op basis van het zelfevaluatierapport, de checklisten en de motiveringen een ontwerp opleidingsrapport opgesteld. Het ontwerprapport geeft per onderwerp en per facet het oordeel en de motivering van de visitatiecommissie weer. Daarnaast werden - waar wenselijk en/of noodzakelijk - aandachtspunten en eventuele aanbevelingen voor verbetering geformuleerd. Het ontwerp opleidingsrapport werd aan de hogeschool gezonden voor een reactie. De reactie van de opleiding op het ontwerp opleidingsrapport werd door de commissie in een slotvergadering besproken. Het definitieve opleidingsrapport wordt samen met het antwoord van de visitatiecommissie op de reactie van de opleiding aan de hogeschool toegezonden. Het definitieve opleidingsrapport en de bijlagen worden samengebracht in het visitatierapport van de professioneel gerichte bacheloropleiding Communicatiemanagement.
hervisitatie Communicatiemanagement | 11
1.2.4
oordeelsvorming
De commissie legt in een eerste fase een oordeel per facet vast. Daarna legt de commissie een oordeel per onderwerp vast op basis van de oordelen van de facetten die van het onderwerp deel uitmaken. In de oordelen per onderwerp wordt steeds een overzicht gegeven van de oordelen per facet. In geval van een compensatie van facetten, wordt het oordeel op onderwerpniveau gevolgd door een motivering en aangevuld met de weging die de commissie hanteerde in de oordeelsvorming op onderwerpniveau. In de overige gevallen wordt voor de motivering van het oordeel op onderwerpniveau verwezen naar de argumentatie bij de facetten. De oordelen per facet en per onderwerp hebben betrekking op alle locaties, afstudeerrichtingen en varianten. Daar waar er een onderscheid in het oordeel per afstudeerrichting en/of locatie en/of variant nodig is, wordt dit aangegeven in het rapport. De commissie houdt in haar beoordeling rekening met accenten die de opleiding eventueel zelf legt, met het domeinspecifieke referentiekader en met de benchmarking ten opzichte van de gelijkaardige opleidingen in andere instellingen van hoger onderwijs. Alle oordelen en wegingen volgen de beslisregels zoals geformuleerd in de Handleiding Onderwijsvisitaties VLIR|VLHORA, september 2008. Op het niveau van de facetten volgen de oordelen een vierpuntenschaal: “onvoldoende”, “voldoende”, “goed” en “excellent”. Op het niveau van de onderwerpen en op het niveau van de opleiding in haar geheel geeft de commissie een antwoord op de vraag of er in de opleiding voor dit onderwerp voldoende generieke kwaliteitswaarborgen aanwezig zijn. Hierbij kan het oordeel “voldoende” of “onvoldoende” luiden.
1.3
indeling van het rapport
Het opleidingsrapport bestaat uit twee delen. In het eerste deel worden de werkzaamheden van de commissie uiteengezet. In het tweede deel wordt enerzijds de gevisiteerde opleiding gesitueerd en worden anderzijds de oordelen van de commissie weergegeven en worden haar argumenten uiteengezet.
12 | hervisitatie Communicatiemanagement
Hoofdstuk 2 Het domeinspecifieke referentiekader Communicatiemanagement 2.1
inleiding
Voor iedere opleiding wordt een domeinspecifiek referentiekader ontwikkeld dat door de commissie gebruikt wordt bij de beoordeling van opleidingen. De visitatiecommissie is verantwoordelijk voor de opmaak van het 1 domeinspecifiek referentiekader. De VLHORA als evaluatieorgaan geeft de procedure aan voor de opstelling ervan. Het referentiekader is niet bedoeld om een ideale opleiding te schetsen. Respect voor de eigenheid van een opleiding en voor de diversiteit binnen eenzelfde opleiding over de instellingen heen, veronderstelt immers dat in de eerste plaats wordt nagegaan of elke opleiding erin slaagt haar eigen doelstellingen te realiseren en dit zowel inhoudelijk als procesmatig. Dit belet niet dat wordt nagegaan of elke opleiding aan een aantal minimumeisen voldoet, die aan de betreffende opleiding worden gesteld vanuit het vakgebied en/of de relevante beroepspraktijk. De commissie heeft het domeinspecifiek referentiekader, dat opgesteld werd naar aanleiding van de visitatie in 2005, overgenomen. 2.2
domeinspecifieke competenties
2.2.1
gehanteerde input
referentiekaders van de opleidingen -
Arteveldehogeschool Erasmushogeschool Brussel Hogeschool West-Vlaanderen Katholieke Hogeschool Mechelen Plantijnhogeschool XIOS Hogeschool Limburg
brondocumenten onderschreven door werkveld -
Beroepsprofielen VLOR „public relations‟ en „Commerciële communicatie‟ VDAB beroepsprofielen „communicatieverantwoordelijke‟ en „mediaplanner‟
internationale referentiekaders -
Beroepsniveauprofielen communicatiemanagement van de Beroepsvereniging voor Communicatie (Den Haag) en de Vereniging voor Overheidcommunicatie „Appeldoorn) versie juli 2002
2.2.2
domeinspecifieke competenties
gemeenschappelijke domeinspecifieke competenties a
algemeen
De afgestudeerde bachelor communicatiemanagement heeft: 1
De procedure voor het opstellen van het domeinspecifiek referentiekader is beschikbaar op de website van de VLHORA www.vlhora.be onder de rubriek visitatie & accreditatie.
domeinspecifieke referentiekader | 13
-
-
-
b
kennis van en inzicht in de rol van organisaties in de samenleving; kennis van en inzicht in de communicatietheorieën die van toepassing zijn op het werkdomein; kennis van en inzicht in de communicatiemiddelen en de specifieke doelstellingen ervan; inzicht in zijn of haar eigen rol voor de organisatie, zowel binnen de organisatie als in een bredere maatschappelijke context; kennis, inzicht en vaardigheden om te reflecteren over de betekenis van en ontwikkelingen binnen het vak; kennis, inzicht en vaardigheden om een communicatieprogramma te plannen, te organiseren en uit te voeren; vaardigheden om eenvoudig onderzoek ten behoeve van communicatieprogramma‟s zelf uit te voeren en toeleveranciers aan te sturen die complexere onderzoeksvragen kunnen uitvoeren; vaardigheden om een eenvoudig communicatiemiddel zelf te produceren en toeleveranciers te briefen en aan te sturen voor de uitvoering van meer complexe communicatiemiddelen; vaardigheden om communicatieprogramma‟s en -middelen te begroten en op te volgen. Hij of zij kan in een budgettaire discussie de toewijzing van budgetten onderbouwen en verantwoorden. Hij of zij is in staat om een actie te evalueren en bij te sturen; professionele mondelinge communicatievaardigheden om zijn of haar boodschap over te brengen, zowel aan interne als externe doelgroepen en dit in de moedertaal en twee vreemde talen; professionele schriftelijke communicatievaardigheden om zijn of haar boodschap over te brengen, zowel aan interne als externe doelgroepen en dit in de moedertaal en twee vreemde talen; basisinzicht in de statistiek en de wetenschappelijke onderzoeksmethodes en kan de verzamelde gegevens interpreteren en beoordelen; kennis van de AVT-technieken en -materialen, is in staat deze toe te passen in het kader van zijn/haar opdracht en kan de toegepaste communicatieve waarde beoordelen; kennis van de gangbare ICT-toepassingen en is in staat deze toe te passen in het kader van de opdracht; de nodige zelfsturende vaardigheden om zijn/haar taak naar behoren uit te voeren: geeft blijk van creativiteit in de uitvoering van de opdrachten; geeft blijk van assertiviteit om op een correctie en beleefde manier zijn of haar ideeën en standpunten te verduidelijken; kan initiatief nemen binnen zijn of haar opdracht en binnen het werk van de eigen afdeling; kan de ethische implicaties van acties inschatten; is in staat om verantwoordelijkheid te nemen over het eigen handelen en hierover te reflecteren; volgt de ontwikkelingen in het (internationaal) werkveld op en integreert deze in de uitvoering van zijn opdrachten; de nodige sociale vaardigheden om zijn/haar taak naar behoren uit te voeren; kan met collega‟s en/of externe toeleveranciers samenwerken om de opdracht professioneel uit te voeren; heeft voldoende empathie en diplomatie om op een professionele manier om te gaan met de verscheidene doelgroepen en kan zich in voorkomen, optreden en taalgebruik aanpassen aan de omstandigheden en de doelgroepen; heeft een grote luistervaardigheid voor de boodschap en/of de vragen van de anderen; kan omgaan met de aan de opdracht verbonden stresssituaties.
afstudeerrichting Commerciële communicatie
De afgestudeerde bachelor communicatiemanagement – afstudeerrichting commerciële communicatie heeft: kennis en inzicht in marketing- en verkooptechnieken, kan deze op hun waarde beoordelen en adequaat toepassen binnen de marketingstrategie van de opdrachtgever.
c
afstudeerrichting Public relations en Voorlichting
De afgestudeerde bachelor communicatiemanagement – afstudeerrichting public relations en voorlichting heeft:
14 | domeinspecifiek referentiekader
-
kennis en inzicht in de actuele maatschappelijke trends en de rol van de media hierin en kan deze op hun waarde beoordelen in relatie tot de doelstellingen van de eigen organisatie en/of de eigen afdeling; de vaardigheden om externen en internen op een professionele manier te onthalen en te begeleiden.
opleidingsgebonden / afstudeerrichtingsgebonden competenties De afgestudeerde bachelor communicatiemanagement is op de hoogte van de actuele regel- en wetgeving in relatie tot zijn functie als communicatieverantwoordelijke.
2.3
besluit
Het domeinspecifiek referentiekader met competenties voor de professionele bachelor communicatiemanagement past in een Europese en internationale trend in het Hoger Onderwijs waarbij er een verschuiving heeft plaats gevonden van curriculuminhoud naar de resultaten van het leerproces en waar de nadruk ligt op beroepsgerichte competenties en op de snelle tewerkstelling en inzetbaarheid van de pas afgestudeerden. Het beroepsveld werd daarom nauw betrokken bij het opstellen van deze beroepsspecifieke referentiekaders en de competenties verwijzen naar specifieke kennis, inzicht en vaardigheden die worden verwacht van een pas afgestudeerde met het diploma professioneel gerichte bachelor Communicatiemanagement. De opsplitsing van de opleiding Communicatiebeheer in een Professionele Bachelor Communicatiemanagement en een professioneel gerichte bachelor Journalistiek past eveneens in deze trend en heeft ertoe geleid dat de opleiding zich meer herkenbaar kan profileren en meer aandacht kan besteden aan beroepsspecifieke competenties. De trend naar competentiegericht onderwijs past eveneens in het kader van de BAMA-structuur, het streven naar een Europees kwalificatiekader en de Lissabonverklaring waarbij Europa zich heeft voorgenomen om de meest dynamische kenniseconomie in de wereld te zijn tegen het jaar 2010.
domeinspecifieke referentiekader | 15
16 | opleidingsrapport
deel 2
opleidingsrapport
| 17
18 | opleidingsrapport
Hoofdstuk 1 XIOS Hogeschool Limburg Algemene toelichting bij de professioneel gerichte bacheloropleiding Communicatiemanagement aan de XIOS Hogeschool Limburg
De XIOS Hogeschool Limburg behoort tot de Associatie Universiteit-Hogescholen Limburg. De opleiding Communicatiemanagement van XIOS behoort tot het departement Handelswetenschappen en Bedrijfskunde van de hogeschool. Samen met de opleidingen Office Management, Bedrijfsmanagement, Toerisme en Journalistiek maakt ze deel uit van het departement Handelswetenschappen en Bedrijfskunde. De andere departementen zijn Toegepaste Ingenieurswetenschappen, N-Technologie (vroeger samen het departement Industriële Wetenschappen), Lerarenopleiding en Sociaal-Agogisch Werk. De departementen Toegepaste Ingenieurswetenschappen en N-Technologie zijn gelegen op de campus van Diepenbeek, de andere liggen op de campus van Hasselt. Het departement Toegepaste Ingenieurswetenschappen is de enige academisch gerichte opleiding van de hogeschool. De opleiding professionele bachelor Communicatiemanagement vindt haar oorsprong in het academiejaar 19861987 met de oprichting van de tweejarige opleiding Toegepaste Communicatie. Zes jaar later (1992-1993) werd ze omgevormd tot de driejarige opleiding Communicatiemanagement met twee opties: Pers en Voorlichting, en Bedrijfscommunicatie. Drie jaar later (1995-1996) kwam daar de optie PR & Voorlichting bij en kreeg de opleiding de naam Communicatiebeheer, naar aanleiding van de fusieoperatie na het hogescholendecreet. Bij de invoering van de bamastructuur in het academiejaar 2004-2005 werd de opleiding systematisch omgevormd en opgesplitst in de opleiding Journalistiek en de opleiding Communicatiemanagement, die laatste met de afstudeerrichtingen Commerciële Communicatie en PR & Voorlichting. Sinds de herstructurering in 1995 kent de opleiding studentenaantallen die fluctueren tussen 295 (2007-2008) en 491 (2002-2003). Ze blijft daarmee ver boven de aantallen van de meest vergelijkbare opleiding in het departement, met name Journalistiek (ongeveer 70 tot 150 studenten). De opleiding kreeg een visitatie in december 2005 waarop een negatief advies volgde van de NederlandsVlaamse Accreditatieorganisatie (NVAO) in mei 2008. Daarna diende de hogeschool een aanvraag in voor een tijdelijke erkenning, ondersteund door een uitgebreid verbeterplan. De Vlaamse Regering keurde een tijdelijke erkenning en het verbeterplan goed. De opleiding had intussen ook, op initiatief van de hogeschool, een tussentijdse doorlichting door het Netherlands Quality Agency (NQA). De realisatie van het verbeteringsplan werd opgevolgd door een Commissie van Toezicht van de Vlaamse Regering. De tijdelijke erkenning loopt tot het einde van het academiejaar 2010-2011.
opleidingsrapport| 19
Onderwerp 1
Facet 1.1
Doelstellingen van de opleiding
Niveau en oriëntatie van de professioneel gerichte bachelor
Beoordelingscriteria: De opleidingsdoelstellingen zijn er op gericht de student te brengen tot: het beheersen van algemene competenties als denk- en redeneervaardigheid, het verwerven en verwerken van informatie, het vermogen tot kritische reflectie en projectmatig werken, creativiteit, het kunnen uitvoeren van eenvoudige leidinggevende taken, het vermogen tot communiceren van informatie, ideeën, problemen en oplossingen, zowel aan specialisten als aan leken en een ingesteldheid tot levenslang leren; het beheersen van algemene beroepsgerichte competenties als teamgericht kunnen werken, oplossingsgericht kunnen werken in de zin van het zelfstandig kunnen definiëren en analyseren van complexe probleemsituaties in de beroepspraktijk en het kunnen ontwikkelen en toepassen van zinvolle oplossingstrategieën, en het besef van maatschappelijke verantwoordelijkheid samenhangend met de beroepspraktijk; het beheersen van beroepsspecifieke competenties op het niveau van een beginnend beroepsbeoefenaar. Het oordeel van de visitatiecommissie: voldoende
De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen: De doelstellingen van de opleidingen aan de XIOS Hogeschool worden geformuleerd in termen van competenties. Bij het omvormen van de graduaatopleiding Communicatiebeheer naar de professionele bachelor Communicatiemanagement in 2004-2005 kreeg het competentieprofiel voor deze opleiding - de verzameling van hoofd- en deelcompetenties - voor het eerst vorm. De laatste update van het profiel dateert van maart 2007. De eindkwalificaties en competenties werden opgesteld door het opleidingshoofd en het adjunct-opleidingshoofd. De opleidingsraad - waarin alle lectoren zitting hebben heeft hierop opmerkingen geformuleerd, die werden verwerkt en geïntegreerd tot een nieuw profiel. De opleiding omschrijft uitgebreid de hoofdcompetenties voor de afgestudeerde student als volgt: -
-
De student heeft interesse voor, kennis van en inzicht in de maatschappelijke context waarin organisaties actief zijn; De student heeft kennis van en inzicht in de communicatietheorieën die van toepassing zijn op het werkdomein. Hij/zij volgt de recente ontwikkelingen en evoluties met betrekking tot het brede communicatielandschap op; De student heeft kennis van en inzicht in de communicatiemiddelen en de specifieke doelstellingen ervan; De student heeft inzicht in zijn of haar eigen rol voor de organisatie, zowel binnen de organisatie als in een bredere maatschappelijke context; De student heeft de kennis, het inzicht en de vaardigheden om een communicatieprogramma te plannen, te organiseren en uit te voeren; De student kan voorlichtingscampagnes kritisch analyseren en zelf inhoudelijk opzetten; De student beschikt over de vaardigheden om eenvoudig onderzoek t.b.v. communicatieprogramma‟s zelf uit te voeren en toeleveranciers aan te sturen die complexere onderzoeksvragen kunnen uitvoeren; De student beschikt over de vaardigheden om een eenvoudig communicatiemiddel zelf te produceren en toeleveranciers te briefen en aan te sturen voor de uitvoering van meer complexe communicatiemiddelen; De student is op de hoogte van de actuele regel- en wetgeving in relatie tot zijn functie als communicatieverantwoordelijke;
20 | opleidingsrapport
-
-
-
De student heeft vaardigheden om communicatieprogramma‟s en -middelen te begroten en op te volgen. Hij of zij kan in een budgettaire discussie de toewijzing van budgetten onderbouwen en verantwoorden. Hij of zij is in staat om een actie te evalueren en bij te sturen; De student beschikt over de professionele mondelinge en schriftelijke communicatievaardigheden om zijn of haar boodschap over te brengen, zowel aan interne als externe doelgroepen en dit in het Nederlands, het Frans, en het Engels; De student heeft basisinzicht in de statistiek en de wetenschappelijke onderzoeksmethodes en kan de verzamelde gegevens interpreteren en beoordelen; De student heeft kennis van de audiovisuele technieken en -materialen, is in staat deze toe te passen in het kader van zijn/haar opdracht en kan de toegepaste communicatieve waarde beoordelen; De student heeft kennis van de gangbare ICT-toepassingen en is in staat deze toe te passen in het kader van de opdracht; De student heeft de nodige zelfsturende vaardigheden om zijn/haar taak naar behoren uit te voeren; De student beschikt over de nodige sociale vaardigheden om zijn/haar taak naar behoren uit te voeren; De student heeft inzicht in de belangrijkste marketingprincipes.
De internationale dimensie komt indirect tot uiting in de taalcompetenties en de internationale oriëntatie in het vakgebied, bijvoorbeeld in volgende deelcompetenties: De student kent het Belgische en internationale medialandschap en zijn geschiedenis. De student volgt de ontwikkelingen in het (internationaal) werkveld op en integreert deze in de uitvoering van zijn opdrachten. De opleiding heeft met dit competentieprofiel haar doelstellingen afgestemd op de decretale bepalingen over het niveau en de oriëntatie van de professioneel gerichte bachelor (art. 58 van het structuurdecreet). Het gaat zowel om algemene competenties en algemene beroepsgerichte competenties als om beroepsspecifieke competenties op het niveau van een beginnend beroepsbeoefenaar. De andere documenten waarop de opleiding zich steunde, staan vermeld onder het facet 1.2. De commissie waardeert de praktijkgerichtheid van de doelstellingen, waarbij het strategisch denken en de creativiteit sterk worden benadrukt. Dit speelt in op wat het werkveld naar haar aanvoelen verwacht. De commissie beveelt aan om een hiërarchie aan te brengen in de lijst van competenties en deelcompetenties. Zo kan worden duidelijk gemaakt welke competenties voorwaardelijk zijn voor andere. Ook beveelt de commissie aan om voor de competenties op doelstellingenniveau prestatiecriteria te specificeren. Dat maakt het gemakkelijker om doelstellingen te operationaliseren en de haalbaarheid ervan te evalueren. De commissie waardeert het dat de competentiegerichtheid niet alleen aan bod komt bij de doelstellingen, maar ook wordt doorgetrokken in het programma, in de communicatie, bij het personeel enzovoort. Zij stelt vast dat het idee van de learning community op die manier duidelijk wordt omgezet in de praktijk.
Aanbevelingen ter verbetering: De commissie adviseert om een hiërarchie aan te brengen in de lijst van competenties en deelcompetenties en om voor de competenties op doelstellingenniveau prestatiecriteria te specificeren.
opleidingsrapport| 21
Facet 1.2
Domeinspecifieke eisen
Beoordelingscriteria: De doelstellingen van de opleiding (uitgedrukt in eindkwalificaties van de student) sluiten aan bij de eisen die door (buitenlandse) vakgenoten en het relevante beroepenveld gesteld worden aan een opleiding in het betreffende domein (vakgebied/discipline en/of beroepspraktijk of kunstpraktijk). Ze zijn, ingeval van gereglementeerde beroepen, in overeenstemming met de reglementering of regelgeving ter zake. Voor professioneel gerichte bacheloropleidingen zijn de eindkwalificaties getoetst bij het relevante beroepenveld. Oordeel van de visitatiecommissie: goed
De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen: In haar domeinspecifieke referentiekader en haar doelstellingen heeft de opleiding zich gebaseerd op de resultaten van bevragingen bij afgestudeerden en werkveld, de beroepsprofielen opgesteld door de Werkgroep Beroepsprofielen Professionele Bachelor Communicatiemanagement van alle Vlaamse hogescholen, het onderwijsontwikkelingsplan van de hogeschool, het pedagogisch concept van haar departement bij de uitbouw van de curricula en het domeinspecifieke referentiekader voor de professionele bachelor communicatiemanagement opgesteld door de commissie voor de visitatie in 2005. Het domeinspecifieke referentiekader van de opleiding gelijkt zeer sterk op dat wat de commissie voor deze visitatie opstelde. Zij baseert zich onder meer op de beroepsprofielen van de Vlaamse Onderwijsraad (VLOR) voor „public relations‟ en „commerciële communicatie‟ en de beroepsprofielen van de Vlaamse Dienst voor Arbeidsbemiddeling en Beroepsopleiding (VDAB) voor „communicatieverantwoordelijke‟ en „mediaplanner‟. Het internationale referentiekader zijn de beroepsniveauprofielen communicatiemanagement van de Beroepsvereniging voor Communicatie (Den Haag) en de Vereniging voor Overheidscommunicatie (Apeldoorn, versie juli 2002). Alle competenties vermeld in het domeinspecifiek referentiekader van de commissie zijn terug te vinden in het XIOS-kader; vele letterlijk, andere als deelcompetentie. XIOS maakt in tegenstelling tot het commissiekader geen (beperkt) onderscheid tussen competenties gebonden aan een afstudeerrichting. Ze brengt ze onder in één gezamenlijk kader. Het competentieprofiel werd in een face-to-facegesprek uitvoerig besproken met een aantal mensen uit het werkveld. De opleiding wil studenten opleiden tot beginnende professionals in de brede wereld van de communicatie. Ze kiest voor een 360°-aanpak waarbij de studenten alle aspecten van communicatie leren kennen in beide afstudeerrichtingen. De afstudeerrichting Commerciële Communicatie is meer gericht op bedrijven, die van PR & Voorlichting op non-profitorganisaties. Hier en daar liggen andere accenten, maar de basiscompetenties zijn sterk gelijklopend. De opleiding wil all-roundmensen in communicatie opleiden, die nadien hun weg vinden, onder meer naar de kleine en middelgrote ondernemingen in de provincie. De commissie heeft geen bezwaren tegen deze brede aanpak, te meer omdat die in samenspraak met het werkveld tot stand kwam. Ze vindt het prima dat bij de hervorming van het curriculum het verwachtingspatroon van het bedrijfsleven is geanalyseerd en dat op basis daarvan het programma is uitgewerkt. Ze waardeert ook de visie van de opleiding op haar maatschappelijke rol in de regio. De opleiding werkt sinds 2010 mee aan het pilootproject Learning Outcomes van de VHLORA. Daarbij formuleren de verantwoordelijken van de verschillende opleidingen samen een gemeenschappelijk Leerresultatenkader. De opleiding zag tijdens die werkzaamheden bevestigd dat ze een degelijk en doordacht programma aanbiedt dat aansluit bij de huidige trends in de communicatiesector.
22 | opleidingsrapport
De opleiding heeft haar curriculum vergeleken met dat van buitenlandse opleidingen. De commissie stelt vast dat deze opleiding in vergelijking met de andere opleidingen hoog scoort inzake studentgerichtheid, praktijkgerichtheid en projectmatige aanpak. In de eerste les van elk opleidingsonderdeel worden de beoogde competenties aan de studenten toegelicht. Ze staan ook vermeld in het begin van elke cursus.
Aanbevelingen ter verbetering: De commissie adviseert om de competenties die specifiek zijn voor één van beide afstudeerrichtingen (Commerciële Communicatie/PR & Voorlichting) apart te formuleren.
Oordeel over onderwerp 1, doelstellingen van de opleiding: voldoende
Op basis van de oordelen over: facet 1.1, niveau en oriëntatie: facet 1.2, domeinspecifieke eisen:
voldoende goed
is de visitatiecommissie van mening dat er in de opleiding voor dit onderwerp voldoende generieke kwaliteitswaarborgen aanwezig zijn.
opleidingsrapport| 23
Onderwerp 2
Facet 2.1
Programma
Relatie tussen doelstellingen en inhoud van het programma
Beoordelingscriteria: Het programma is een adequate concretisering van de eindkwalificaties van de opleiding qua niveau, oriëntatie en domeinspecifieke eisen. De eindkwalificaties zijn adequaat vertaald in leerdoelen van (onderdelen van) het programma. De inhoud van het programma biedt studenten de mogelijkheid om de geformuleerde eindkwalificaties te bereiken. Oordeel van de visitatiecommissie: goed
De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen: Bij de invulling van elk opleidingsonderdeel vertrok de opleiding vanuit de doelstelling dat ze afgestudeerden wil afleveren die zeer snel als volwaardig communicatiemedewerker van een bedrijf of organisatie kunnen meedraaien. Het vroegere curriculum werd stapsgewijs aangepast. Op basis van het competentieprofiel worden de competenties gekoppeld aan de opleidingsonderdelen in een competentiematrix. De aangevinkte competenties verschijnen automatisch per opleidingsonderdeel in het curriculumbeheersysteem, waardoor hiaten snel gedetecteerd en opgevolgd worden. Elke lector omschrijft nader de begin- en eindcompetenties van zijn opleidingsonderdeel en de evaluatiecriteria. Deze omschrijvingen verschijnen ook op de ECTS-fiches. Die zijn elektronisch beschikbaar en opgenomen in de studiegids. Voor elk opleidingsonderdeel worden ze ook als eerste bladzijde van de cursus opgenomen. In de gesprekken vernam de commissie dat in de beginfase de verantwoordelijke kwaliteitszorg controleerde of het competentieprofiel, de matrix en de beoordelingscriteria met elkaar overeenstemden en of het programma logisch en consistent was. Onvolkomenheden werden besproken en indien nodig met de betrokken lectoren weggewerkt. Dit proces maakt deel uit van de kwaliteitszorg en wordt dan ook doorlopen na elke inhoudelijke en/of formele wijziging. In het eerste en tweede opleidingsjaar werd voor de hele instelling voor een trimesterstructuur gekozen. In het derde programmadeel werd geopteerd voor een semestersysteem (zestien les- en vier examenweken, gevolgd door twaalf weken stage). Het aantal opleidingsonderdelen per structureel programmadeel bedraagt maximaal twaalf. Na de invoering van het nieuwe curriculum in het academiejaar 2007-2008 werden nog kleinere wijzigingen doorgevoerd na analyse van de stageverslagen en de bevraging van de stagegevers. Elke lector volgt de actualiteit op en mag zijn cursus aanpassen. Bij mogelijke interferentie met andere opleidingsonderdelen overleggen de betrokken collega‟s en de opleidingscoördinator. In het programma is een stapsgewijze overgang ingebouwd van theorie naar praktijk, van begeleid naar zelfstandig functioneren. Het eerste structurele programmadeel is gemeenschappelijk voor alle studenten. Ze krijgen vooral een theoretische basis met communicatieleer, commerciële communicatie, visuele communicatie, public relations en voorlichting, marketing, economie en bedrijfseconomie, psychologie en maatschappelijke oriëntatie. Verder wordt er gewerkt aan Nederlandse taalvaardigheid, Frans, Engels en computervaardigheden.
24 | opleidingsrapport
De commissie waardeert dat vanaf het eerste jaar er ook al een flink stuk praktijk is. In de eerste les Nederlands moet de student zichzelf voorstellen voor de video. Daar wordt een analyse en een training in presentatietechnieken aan vastgeknoopt. Bij het opleidingsonderdeel Visuele Communicatie krijgen de studenten opdrachten waardoor ze eindcompetenties verwerven rond digitale fotografie. Er wordt onder meer nauw samengewerkt met Het Belang van Limburg voor bijdragen van studenten (beeld en tekst) op de krantenwebsite. De beste stukjes worden gepubliceerd in de krant zelf. In de lessen Frans en Engels leren studenten onder andere telefoneren en contact nemen met een bedrijf. Bij Nederlands wordt er waar nodig nog een opfrissing van de spelling ingelast. Op het einde van het eerste programmadeel moet de student in de Geïntegreerde Communicatieoefening een bedrijf analyseren op basis van de verworven leerstof. Dit is een levensechte opdracht die gebeurt in groep en moet leiden tot een gezamenlijke paper. 'Op dat moment begint een realistische kijk te groeien op bedrijven en op communicatie', aldus een van de studenten. De student moet nadien kiezen tussen twee afstudeerrichtingen: Commerciële Communicatie of Public Relations en Voorlichting. Het opleidingsdeel Maatschappelijke Oriëntatie is gemeenschappelijk. Talen, computervaardigheden, groepsdynamische vaardigheden krijgen in elke afstudeerrichting specifieke accenten. Elke afstudeerrichting heeft ook een paar specifieke opleidingsonderdelen. In het derde trimester van het eerste opleidingsdeel overloopt de opleidingscoördinator samen met ouderejaarsstudenten alle vakken in beide afstudeerrichtingen. Ze beantwoorden ook alle vragen ter zake. In het tweede programmadeel is het grote praktijkgerichte opleidingsonderdeel de Workshop Evenementenbureau. De studenten krijgen er te maken met realistische, praktijkgerichte cases en moeten disciplineoverschrijdend een echt evenement organiseren: de doelgroep bepalen, de boodschap preciseren, een retroplanning maken, de financiering berekenen, de nodige publiciteit verzorgen, enzovoort. Vanaf academiejaar 2010 – 2011 krijgt de student als vreemde talen verplicht Frans en Engels. Duits is als verplicht vak geschrapt, maar kan wel als keuzevak worden gevolgd net als Spaans. Bevraging bij de verschillende geledingen, ook bij het werkveld, gaf immers aan dat Duits niet zo belangrijk is als vroeger gedacht. Frans en Engels zijn alleszins erg nodig en daaraan zal nog meer aandacht worden besteed. Voor het overige zijn er geen keuzevakken in het programma. In het derde structurele programmadeel ligt het accent op de stage. De opleiding mikt ook op een grondige actuele kennis van enkele communicatiedisciplines. Voor de afstudeerrichting Commerciële Communicatie komt dat tot uiting in de opleidingsonderdelen Marketing PR, Promoties, Winkelcommunicatie & Verpakking, Direct Marketing Communicatie en Online Communicatie. Voor de afstudeerrichting Public Relations en Voorlichting zijn er de opleidingsonderdelen Public Relations, Voorlichting en Online Voorlichting en Zakelijk Informatief Nederlands. Telkens is er de link van theorie naar praktijk: eerst onderzoeksmethoden bestuderen, dan zelf enquêtes afnemen bijvoorbeeld. In het derde jaar zijn er ook projecten gericht op woordvoerderschap, waar studenten leren een persbericht schrijven en een draaiboek maken voor crisiscommunicatie. In het kader van bepaalde projecten worden soms externe gastsprekers uit het praktijkveld uitgenodigd of gebeuren er bedrijfsbezoeken. Sinds het academiejaar 2009-2010 ligt de nadruk heel sterk op online communicatie. De studenten maken een eigen digitaal e-portfolio en verwerven competenties om te bloggen. Naast communicatiecompetenties komen in de lessen polyvalente vaardigheden aan bod, algemene competenties zoals efficiënt vergaderen, assertief zijn, goed functioneren in groep, time- en stressmanagement, omgaan met feedback en solliciteren. De studenten vinden dat het programma de beoogde mix biedt tussen theorie en praktijk, bijvoorbeeld een evenement of een persconferentie organiseren, opdrachten copywriting voor verschillende doelgroepen. Er worden ook expliciet leerpunten gehaald uit de oefeningen. Een student vertelde de commissie hoe belangrijk het is om meteen alle stappen te communiceren aan alle partners als je een evenement organiseert. 'Met dit soort
opleidingsrapport| 25
ervaringen zijn we beter gewapend voor de toekomst', zo stelde hij. Over de link met de praktijk vindt u nog een aantal voorbeelden bij de professionele gerichtheid van het programma (facet 2.2). De commissie meent dat het programma doordacht en consequent is opgebouwd en de eisen van het werkveld over geïntegreerde competenties weerspiegelt. De opleidingsonderdelen dekken de opleidingsdoelen en de nagestreefde competenties. Ze waardeert ook de vakoverschrijdende elementen, zoals de geïntegreerde oefening, het evenementenbureau en de stage. Het programma heeft ook aandacht voor polyvalente vaardigheden en zorgt ervoor dat de afstuderenden alles in petto hebben om als beginnend beroepsbeoefenaar aan de slag te gaan. De commissie adviseert om blijvend werk te maken van methodes die de integratie tussen opleidingsonderdelen verder kunnen stimuleren. De commissie ziet wel één aandachtspunt in het programma. Het viel haar op dat heel wat studenten en afgestudeerden met een sterk Limburgse tongval spreken. Daar wordt in de opleiding niet aan gewerkt. Toch luidt een van de hoofdcompetenties: 'De student beschikt over de professionele mondelinge en schriftelijke communicatievaardigheden om zijn of haar boodschap over te brengen, zowel aan interne als externe doelgroepen en dit in het Nederlands, Frans, Engels (en Duits).' Studenten krijgen na hun eerste mondelinge presentatie Nederlands bij het begin van de opleiding soms het advies om extern dictielessen te gaan volgen, maar in de opleiding zelf wordt er niets aangeboden. Toch zal een aantal afgestudeerden Communicatiemanagement zich buiten de provinciegrenzen bewegen en bijvoorbeeld als woordvoerder optreden. De kwaliteit van het gesproken Nederlands acht de commissie dus wel van belang. In de hele opleiding is er veel aandacht voor het Frans en het Engels. De commissie betreurt wel een beetje dat het Duits als verplicht vak is weggevallen, maar wil daar verder geen punt van maken aangezien het werkveld akkoord is gegaan met die wijziging en de afgestudeerden de beslissingsgrond beaamden. De commissie zou het evenwel zinvol vinden om – alvorens deze beslissing te implementeren - de bevraging naar de relevantie van basiscompetenties Duits op een grotere schaal te organiseren, bijvoorbeeld via de vakorganisaties en professionele vertegenwoordigingen in de regio waar de school actief is. In het tweede jaar zitten er veel internationale prikkels in het curriculum: reizen, een workshop interculturele communicatie, gastsprekers van over de taalgrens, internationale wedstrijden. De hogeschool neemt deel aan de internationale communicatiewedstrijd Comunique in samenwerking met de Fontys Hogeschool Eindhoven en het Budapest College of Communication and Business. In de Workshop Evenementenbureau is er een studiereis naar Londen in samenwerking met Greenwich School of Management, en een studiereis naar Parijs. Daar werken ze in gemengde groepen rond een communicatieprobleem. Studenten kunnen in het buitenland ook twaalf weken stage lopen of er een semester studeren in het kader van Erasmus. Voor Erasmusstudenten van buitenlandse partnerinstellingen heeft de opleiding een internationale module ontwikkeld, COmmunication Management INTernational (COMINT). De opleidingsonderdelen (37 ECTS) worden in het Engels onderwezen. Erasmus-Belgicastudenten uit Wallonië volgen het reguliere opleidingsprogramma. De opleiding participeert actief in het internationaal netwerk BUSINET. Een lector van de opleiding is daar covoorzitter van de werkgroep Communicatiemanagement. Hieruit vloeien concrete projecten voort, zoals de internationale PR-campagne van Amnesty international 2009 waaraan de studenten hebben meegewerkt. Andere international netwerken waarin de opleiding participeert European Association of Communications Agencies (EACA) en, European Association for International Education (EAIE). De opleiding wil zich in de toekomst verder toespitsen op internationalisering en onderneemt daartoe concrete stappen (zie facet 5.2). De commissie vindt het positief dat de opleiding hier verder werk wil van maken. De commissie merkt op dat internationalisering de laatste drie jaren sterkt geëvolueerd is. De afgestudeerden die de commissie sprak en die het nieuwe programma nog niet kenden, vonden de internationalisering eerder zwak. Er was in het verleden enkel de studiereis naar Parijs en Londen. Aanbevelingen ter verbetering: /
26 | opleidingsrapport
Facet 2.2
Eisen professionele gerichtheid van het programma
Beoordelingscriteria: Kennisontwikkeling door studenten vindt plaats via vakliteratuur, aan de beroeps- of kunstpraktijk ontleend studiemateriaal en via interactie met de beroepspraktijk, de kunstpraktijk en/of (toegepast) onderzoek. Het programma heeft aantoonbare verbanden met actuele ontwikkelingen in het vakgebied/de discipline. Het programma waarborgt de ontwikkeling van beroeps- of artistieke vaardigheden en heeft aantoonbare verbanden met de actuele beroepspraktijk. Oordeel van de visitatiecommissie: goed
De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen: De interactie met de beroepspraktijk verloopt onder meer via praktijkprojecten, bedrijfsbezoeken, gastsprekers uit het werkveld en stages. Het werkveld wordt nu ook systematisch bij de opbouw van het programma betrokken via de werkveldcommissie die minstens een keer per jaar samenkomt. Vroeger waren er enkel de informele contacten, maar ook die leverden soms programmawijzigingen op. Zo bleek in 2007 uit gesprekken met stagebedrijven dat het door de opleiding gebruikte lay-outprogramma QuarkXpress minder frequent wordt gebruikt in het werkveld dan InDesign. De opleiding is dan overgeschakeld naar dat programma. Het opleidingshoofd volgt ook voortdurend de vacatures in de sector om na te gaan of veranderingen in het curriculum nodig zijn. De praktijkprojecten worden opgesteld samen met het werkveld, zodat de studenten realistische authentieke taken krijgen. In het eerste programmadeel gaat het vooral om de Geïntegreerde Communicatieoefening, in het tweede om de workshop Evenementenbureau. Daar werken studenten bijvoorbeeld aan een culinaire tocht door Hasselt, een bierdegustatie van minder bekende Belgische bieren, een promo-activiteit voor een garage. In andere workshops werden sectorfiches gemaakt voor een uitgeverij en een campagne voor een frisdrank. Voor een garage werd een nieuwe baseline verzonnen en een logo ontworpen. Sommige projecten van de studenten zijn al echt uitgevoerd. Ook voor andere opleidingsdelen worden projecten ingelast in samenwerking met het werkveld zoals eerder aangegeven in facet 2.1. In het opleidingsonderdeel Workshop Evenementenbureau werden ook activiteiten georganiseerd die onder maatschappelijke dienstverlening vallen. Voorbeelden zijn: een basketbalevent met rolstoelbasket, valide basket en BV-basket; de Midweek van de Communicatie in samenwerking met de Fontys Hogeschool Eindhoven; het KIDS-Festival, een leuke namiddag voor leerlingen met gehoor-, spraak- en autismespectrumstoornissen; een Kinderfestival ten voordele van Kom op Tegen Kanker; de Dag van de Verpleegkundige om de waardering van de verpleegkundigen en de job verpleegkunde promoten. Er lopen onderzoeksprojecten in het opleidingsonderdeel Maatschappelijke Oriëntatie: een luisteronderzoek bij Stadsradio Peer, een leesonderzoek voor Uit in Hasselt en voor de Christelijke Mutualiteiten, een behoeftenonderzoek voor Vorming Plus Limburg. Tijdens de workshops Online Communicatie en Online Voorlichting werd de website van de Alzheimerliga kritisch doorgelicht en een actieplan opgesteld om de website klantvriendelijker te maken en meer aangepast voor fondsenwerving. Deze verbeterpunten werden aan de Alzheimerliga overgemaakt. De opleiding dient geregeld een aanvraag in voor praktijkgericht wetenschappelijk onderzoek (PWO). Ze werkte onlangs mee aan het PWO-Project 'De verpakking als marketinginstrument, onderzoek naar de effecten van milieuaspecten van de verpakking op de consument'. Voor een project in het opleidingsonderdeel Visuele Communicatie kreeg de hogeschool in 2009 het label van Fairtrade school. Studenten werden ook ingeschakeld om foto‟s te nemen voor de Open Monumentendag.
opleidingsrapport| 27
De hogeschool wil in de toekomst de samenwerking met externe actoren voor maatschappelijke dienstverlening meer formaliseren (zie 5.2). De opleiding organiseert geregeld gastcolleges met externe sprekers uit het werkveld. Die colleges lijken zeer verscheiden, zowel naar inhoud als naar docent en zijn niet altijd goed ingebed in de lessen. De studenten vonden ze voornamelijk interessant als ze gekoppeld waren aan een opdracht. De commissie beveelt dit als aandachtspunt aan.. In de opleiding worden weinig handboeken gebruikt. In een maatschappij waar levenslang leren noodzakelijk is, wil men de studenten vooral bijbrengen hoe ze zelf kennis kunnen vergaren en verwerken door hen veel opdrachten te geven. Ze zoeken zelf naar de informatie en verwerken die steeds zelfstandiger. De brede basiskennis die nodig is, wordt verworven met onderdelen als Maatschappelijke Oriëntatie (cultuur, geschiedenis, actualiteit) en Communicatieleer (medialeer en communicatieleer). Als computervaardigheden verwerven de studenten de door de sector gebruikte softwareprogramma‟s, zoals Word, Excel, Powerpoint, Indesign, Modx, Dreamweaver en Photoshop. De studenten vinden in de online studiegids een overzicht per opleidingsonderdeel van het gebruikte en aanbevolen studiemateriaal, onder meer door de lector(en) samengestelde cursussen en een selectie van de vakliteratuur. De allernieuwste informatie plaatst de lector op het elektronisch leerplatform Dokeos: artikels over een lesonderwerp, links naar interessante sites, enzovoort. De commissie vond de cursussen inhoudelijk goed: actueel, praktijkgericht, to the point. Ze sluiten aan bij nieuwe evoluties in het werkveld. De commissie vond het wel opvallend dat de cursussen niet volgens eenzelfde sjabloon zijn gemaakt. Hoewel de studenten dit geen punt vonden en wel van enige variëteit in vormgeving hielden, beveelt de commissie aan in een communicatieopleiding het goede voorbeeld te geven en aandacht te schenken aan corporate uitstraling en sjablonen in cursussen en examens. Eventueel kan dit een project worden dat door studenten wordt uitgevoerd. Er wordt van de studenten verwacht dat ze de media en de vaktijdschriften volgen. In de bibliotheek zijn de belangrijkste vaktijdschriften beschikbaar. Kranten zijn op twee plaatsen beschikbaar. Voor de stages heeft de opleiding een 'draaiboek stages' dat de verschillende fases van de stage toelicht. De oriëntatiefase vindt plaats ongeveer een jaar voor de stageperiode. Dan bespreekt de stagecoördinator met de student het belang van dit opleidingsonderdeel, de periode, de mogelijke stageplaatsen en praktische aspecten. Studenten worden ook uitgenodigd om eventueel zelf een stageplaats voor te stellen. Op Dokeos kunnen ze ervaringen van hun voorgangers lezen. De buitenlandse stage wordt tijdens een internationale dag toegelicht door de departementale en de opleidingscoördinator Internationalisering. Het takenpakket van de stage wordt onderhandeld en in een contract gegoten. Net voor de stageperiode bespreekt de stagecoördinator alle aspecten van de stage met de studenten. Ze krijgen ook een bundel met duidelijke richtlijnen en tips. De studenten weten daardoor wat er van hen en van hun stagebedrijven wordt verwacht. Tijdens de stage sturen de stagiairs wekelijks hun activiteitenverslag door naar de stagelector, zodat die de stage van nabij kan volgen en bijsturen waar nodig. Als er problemen zijn met de taakinvulling, neemt de school contact met de stagegever. Wordt daar geen gevolg aan gegeven, dan wordt de stage stopgezet. Dat gebeurt gemiddeld één keer per jaar. Stageplaatsen die niet helemaal voldoen aan de verwachtingen worden van de stagelijst geschrapt. De betrokken lector gaat ook minstens één keer op bezoek bij de stagiair en heeft daar een gesprek met de stagementor ter plaatse. Hij gaat na of de stagiair het gewenste profiel heeft en wat er eventueel ontbreekt. Hij vraagt ook of de stagementor de student zou willen aanwerven als hij een vacature had. 80% van de stagementoren reageert positief op die vraag. Ze vinden de stagiairs van deze opleiding zeer 'hands-on' in vergelijking met andere hogescholen.
28 | opleidingsrapport
Bij een internationale stage wordt de student via e-mail en telefonisch opgevolgd en is er een stagebezoek door de lector in de mate van het mogelijke. Na de stage volgt er een individuele eindfeedback. Tijdens een gezamenlijke afronding krijgen de studenten uitleg over het einde van hun studieloopbaan, tips over vervolgopleidingen en een korte inleiding in de formaliteiten van een beginnende professional. De stagelector evalueert het stageverslag, waarin ook de weekverslagen zijn opgenomen. De stagestudent geeft in het verslag naast zijn prestaties ook aan welke competenties hij tijdens zijn werkzaamheden op de stageplaats heeft kunnen benutten, wat de meerwaarde is van de stage en wat hij er heeft bijgeleerd. Hij reflecteert ook over de stage, de problemen en hoogtepunten, de begeleiding ter plaatse vanwege de stagebegeleider, en over de vraag of hij voor zichzelf een toekomst ziet in een gelijkaardig bedrijf. De derdejaarsstudenten die de commissie heeft gezien, waren tevreden over de voorbereiding van hun stage en de begeleiding die ze daarbij kregen. Ze hebben het gevoel dat ze „er klaar voor zijn‟. Om een stageplaats te vinden, bleken de gegevens in hun vakportfolio over Workshop Evenement een grote troef. De ondervraagde stagegevers hebben dit bevestigd. Dat e-portfolio wordt gemaakt in het derde jaar. Stageverslagen worden er ook op gepost. Nadien kan het dienen bij sollicitaties. Uit de meest recente bevraging van afgestudeerden (over de afstudeerjaren 2007, 2008 en 2009) blijkt dat 93 % vindt dat de opleiding een goede aansluiting is op de actuele ontwikkelingen in het vakgebied. In onderwerp 6 komen de resultaten van deze bevraging uitgebreid aan bod. Ook de stagiairs geven aan dat ze over voldoende competenties beschikken om te kunnen „meedraaien‟. En de stagegevers die tijdens het visitatiebezoek aan het woord kwamen, kiezen elk jaar bewust voor stagiairs van de XIOS-opleiding. De werkgevers tijdens de visitatie zien globaal een duidelijke verbetering ten opzichte van het vroegere curriculum. Ze waren opgetogen over de praktijkgerichte aanpak en de opdrachten die studenten moeten uitvoeren. De commissie sluit zich hierbij volmondig aan. De commissie stelt wel voor om in de toekomst meer stages te zoeken buiten de provincie en eventueel buiten de landsgrenzen (Maastricht …), bijvoorbeeld via Belgische filialen van een buitenlands moederhuis en vice versa.
Aanbevelingen ter verbetering: De commissie suggereert aandacht te schenken aan corporate uitstraling en sjablonen in cursussen en examens. De commissie adviseert om meer stages te zoeken buiten de provincie en eventueel buiten de landsgrenzen.
Facet 2.3
Samenhang van het programma
Beoordelingscriterium: Studenten volgen een inhoudelijk samenhangend opleidingsprogramma. Oordeel van de visitatiecommissie: goed
De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen: Het programma is onderverdeeld in drie structurele programmadelen. Het eerste en tweede structurele programmadeel zijn op hun beurt verdeeld zijn in drie trimesters, het derde structurele programmadeel in twee semesters. Elk structureel programmadeel bestaat uit 60 studiepunten en is opgebouwd uit maximum twaalf opleidingonderdelen. Alle opleidingsonderdelen zijn verplicht.
opleidingsrapport| 29
Vaak verwijzen de begincompetenties van opleidingsonderdelen naar eindcompetenties van eerder geprogrammeerde opleidingsonderdelen. Zo wordt de volgtijdelijkheid gerealiseerd. De begincompetenties staan beschreven in het curriculumbeheersysteem en de digitale studiegids. De derdejaarsstudenten zijn tevreden over de samenhang van het programma. De studenten hebben geen overlap ervaren tussen de vakken. De te verwerven competenties nemen toe in complexiteit en de zelfstandigheid van de student neemt geleidelijk aan toe. Over de opleiding heen vermindert het aandeel van kennisoverdracht en verhoogt het aandeel van begeleide kennisverwerking en zelfstudie. De volgtijdelijkheid wordt bewaakt aan de hand van het curriculumbeheersysteem. Bij flexibele leertrajecten wordt de volgtijdelijkheid bewaakt door de trajectbegeleider. Zoals boven al vermeld, gebeuren alle aanpassingen van het programma, ook wat betreft de coherentie, na grondig overleg. Naast de ervaringen van de lectoren zijn de opmerkingen die naar voren komen uit bevragingen bij alle stakeholders een aanzet tot bijsturing. De commissie vindt dat het curriculum stevig doordacht is. Alle facetten van communicatie in het bedrijfsleven komen aan bod op een geïntegreerde vakoverschrijdende manier. Het curriculumbeheersysteem dat in de opleiding gehanteerd wordt, stelt de onderwijsontwikkelaars in staat verbeteringen te evalueren en nieuwe verbeteringen te beargumenteren en te plannen.
Aanbevelingen ter verbetering: /
Facet 2.4
Studieomvang
Beoordelingscriterium: De opleiding voldoet aan de formele eisen met betrekking tot de studieomvang, bachelor: tenminste 180 studiepunten Oordeel van de visitatiecommissie: OK
De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen: De professioneel gerichte bacheloropleiding bestaat uit drie structurele programmaonderdelen van elk 60 studiepunten. In totaal wordt dus een opleidingsprogramma georganiseerd van 180 studiepunten. De opleiding voldoet hiermee aan de formele eisen over de minimale studieomvang van een academisch gerichte bachelor.
Aanbevelingen ter verbetering: /
30 | opleidingsrapport
Facet 2.5
Studielast
Beoordelingscriteria: De werkelijke studietijd wordt getoetst en sluit aan bij de normen vastgesteld krachtens decreet. Het programma is studeerbaar doordat factoren, die betrekking hebben op dat programma en die de studievoortgang belemmeren zoveel mogelijk worden weggenomen. Oordeel van de visitatiecommissie: voldoende
De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen: Bij de metingen van de studietijd schat de student achteraf per opleidingsonderdeel de studietijd in op basis van deelvragen. Enkel de resultaten van de studenten die het opleidingsonderdeel voor de eerste keer volgden en slaagden in eerste of tweede zittijd worden opgenomen. Alle gegevens worden verwerkt met een computerprogramma voor statistische analyse (SPSS). De opleiding legt aan de studentencommissie de meetresultaten voor van de opleidingsonderdelen waarvan de minimum- of maximumdrempel overschreden werd, respectievelijk 80 en 120%. De studentencommissie bespreekt die gegevens en kan dan wijzigingen voorstellen aan de opleidingsraad. Uit de meest recente meting blijkt dat de studenten onder de minimumgrens zouden presteren, meer bepaald 1300 tot 1400 uur per jaar in plaats van de vereiste 1500. De resultaten van deze meting stroken echter niet met de ervaring van de studentencommissie, noch met die van de lectoren. Tijdens de visitatie waren de reacties op dat punt gemengd. Sommige eerste- en tweedejaarsstudenten vonden dat ze te weinig te doen hebben. Anderen vonden dat ze meer dan genoeg werk hebben. De praktijktaken en alles wat er bij komt kijken vragen veel tijd, zo zeggen ze. Ook de derdejaarsstudenten tijdens de visitatie ervaren het studieprogramma als 'goed gevuld'. De studenten vinden dat de inspanningen goed over het jaar verspreid zijn. De opleiding vermoedt dat studenten bij de studietijdmeting sommige aspecten van de studietijd niet meetellen, bv. de voorbereiding van workshops, presentaties. De hogeschool overweegt om het systeem aan te passen en over te gaan naar het toetsen van de ervaren studiebelasting in plaats van de studietijd. Uit de bevragingen en de studietijdmeting bleek ook dat een aantal studenten meer tijd nodig heeft om bepaalde opleidingsonderdelen tot een goed einde te brengen, vooral voor vreemde talen. Daarom is de opleiding sinds dit academiejaar (2010-2011) gestart met een gedifferentieerd traject voor Frans en Engels. De studenten in het eerste structurele programmadeel krijgen na het eerste trimester een duidelijk beeld van hun kennis van deze talen. Op basis van deze gegevens en van algemene slaagcijfers per vooropleiding krijgt de student het advies vanaf het tweede trimester te kiezen voor een traag of een snel traject. De studenten met een snel traject kunnen bepaalde competenties sneller verwerven, die met een traag traject krijgen vanaf het tweede trimester extra contacturen en begeleiding om het vooropgestelde niveau te halen. Op basis van de metingen geeft de opleiding dit academiejaar (2010-2011) ook meer aandacht aan het Nederlands en aan de Geïntegreerde CommunicatieOefening. Om studiebelemmerende factoren weg te nemen, werkt de opleiding met een trimestersysteem in de eerste twee jaren en met periodeboeken. De heterogene instroom wordt opgevangen door introductiecursussen voor economie, een mentoraatsysteem en algemene studiebegeleiding (zie 2.9 en 4.2). Vóór de start van het academiejaar krijgen de studenten tijdens een introductiedag essentiële informatie en een rondleiding, en maken zij kennis met elkaar en met de lectoren. Studiebevorderende initiatieven zijn het elektronisch leerplatform Dokeos (tot voor kort Blackboard), aandacht voor ervaringsgerichte werkvormen, het systeem van permanente evaluatie en een nauw contact tussen student en lector. De opleiding streeft naar een optimaal studieklimaat door de groepsgrootte zoveel mogelijk aan te passen aan de noden van de opleidingsonderdelen. De studenten van het eerste structurele programmadeel worden verdeeld over drie klassen, met twee groepen per klas. In het academiejaar 2009-2010 telde een groep
opleidingsrapport| 31
26 studenten. De opleidingsonderdelen waarin begeleide kennisverwerking centraal staat, worden in de groepen aangeboden, die waarin kennisoverdracht de hoofdtoon voert, komen in de klassen aan bod. De commissie meent uit de gesprekken met de studenten te kunnen besluiten dat de studietijd voldoende is. Er is ook voldoende coaching om belemmerende factoren weg te nemen.
Aanbevelingen ter verbetering: De commissie steunt de opleiding in haar plan om de studietijdmetingen verder bij te sturen en om studenten nog beter te informeren over wat ze allemaal als studietijd moeten beschouwen. De commissie beveelt aan om te bekijken of de tests Frans en Engels niet beter bij de start van het eerste trimester worden georganiseerd, zodat studenten meteen in een aangepast traject kunnen stappen.
Facet 2.6
Afstemming tussen vormgeving en inhoud
Beoordelingscriteria: Het didactisch concept is in lijn met de doelstellingen. De werkvormen sluiten aan bij het didactisch concept. Oordeel van de visitatiecommissie: goed
De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen: In het didactisch concept van de opleiding staan praktijkgerichtheid en groeiende zelfwerkzaamheid centraal. Door de opleiding heen daalt het aandeel van kennisoverdracht en stijgt dat van begeleide kennisverwerking en zelfstudie. De verdeling kennisoverdracht / begeleide kennisverwerking / zelfstudie wordt op het curriculumbeheersysteem ingevuld en via de ECTS-fiches en de studiegids naar de studenten gecommuniceerd. Ongeveer een derde van de studiebelastinguren wordt in de vorm van contacturen ingericht. Daarvan wordt gemiddeld twee derde aan begeleide kennisverwerking besteed. In het eerste opleidingsdeel is dat aandeel 55% van het aantal contacturen, in het derde deel stijgt dit tot 71%. Slechts 29% van de contacturen gaat daar nog naar kennisoverdracht. Het aantal uren zelfstudie in het eerste programmadeel bedraagt ongeveer het dubbele van het aantal contacturen. Concreet betekent dit voor het eerste opleidingsdeel: 247 uren kennisoverdracht, 302 uren begeleide kennisverwerking en 1010 uren zelfstudie. In het derde opleidingsdeel gaat het om 112/122 uren kennisoverdracht, 280/270 uren begeleide kennisverwerking en 1288 uren zelfstudie. Het aantal zelfstudie-uren omvat onder andere het zelfstandig werken thuis, het voorbereiden van examens en het schrijven van papers. De werkvormen die de opleiding in toenemende mate hanteert, weerspiegelen de praktijkgerichte visie: interactieve hoorcolleges, vraaggesprekken, zelfstudie, rollenspel, presentaties, groepswerk en dergelijke. Bij de praktijkopdrachten is samenwerking cruciaal, zowel intern en extern als qua inhoud en onderwijsvormen. De opleiding neemt heel wat vakoverschrijdende initiatieven. In het opleidingsonderdeel Geïntegreerde Communicatie-oefening bijvoorbeeld wordt het verband gelegd naar de opleidingsonderdelen Marketing, Economie, Public Relations en Voorlichting, Commerciële Communicatie, Psychologie en Nederlands. De studiereis naar Londen wordt begeleid vanuit het opleidingsonderdeel Workshop Evenementenbureau en ondersteund in het opleidingsonderdeel Engels. Ook opdrachten als de geïntegreerde marktanalyse, reclame en
32 | opleidingsrapport
mediaplanning leggen een verband tussen verschillende opleidingsonderdelen. De studenten leggen hiervoor contacten met bedrijven, bedenken ook een concurrerend merk en stellen een mediaplan op. Ze organiseren een persconferentie naar aanleiding van het evenement van hun Workshop Evenementenbureau, die mee wordt ondersteund en beoordeeld door de lector van het opleidingsonderdeel Nederlands. In het derde structureel programmadeel leren studenten blogs schrijven en worden ze daarvoor begeleid en beoordeeld in de opleidingsonderdelen Media en Actua, Online Communicatie en Voorlichting, en Nederlands. Hun e-portfolio wordt begeleid en beoordeeld in de opleidingsonderdelen Computervaardigheden, Nederlands en Online Communicatie en Voorlichting. De commissie stelt vast dat het e-portfolio efficiënt benut wordt in de aanloop naar sollicitaties voor stages en werk. Het geeft een goed beeld van de individuele capaciteiten en talenten van de studenten, wat blijkt uit de soms uiteenlopende kwaliteitsniveaus. Het is een bijzonder en creatief initiatief dat de zelfsturing van de studenten bevorderen zal. Voor de meeste opleidingsonderdelen wordt een door de lector gemaakte cursus gebruikt. De meeste cursussen worden ondersteund met oefeningen en andere documenten op Dokeos. Dit leerplatform wordt ook gebruikt om te verwijzen naar externe links of om bijkomende actuele informatie of oefeningen aan te bieden. Studenten kunnen er alle praktische informatie vinden over projecten zoals taakomschrijving en groepsverdeling. De commissie stelt vast dat de cursussen en de aanvullingen op Dokeos inhoudelijk goed zijn en aansluiten bij de nieuwe evoluties in het werkveld. Toch vraagt ze bijkomende aandacht voor de presentatie van sommige cursussen. Een logische en coherente structuur die gepresenteerd wordt in een overzichtelijke inhoudstafel is voor elke cursus een must. Een heldere lay-out en een paginering zijn dat evenzeer. De commissie acht dit essentieel in elke opleiding, dus zeker in een opleiding Communicatiemanagement. De opleiding organiseert elk trimester bevragingen waarin de student per opleidingsonderdeel zijn tevredenheid kan tonen over onder meer de gebruikte werkvormen, de leermiddelen en hun aansluiting bij de vereiste eindcompetenties.
Aanbevelingen ter verbetering: /
Facet 2.7
Beoordeling en toetsing
Beoordelingscriterium: Door de beoordelingen, toetsingen en examens wordt adequaat en voor studenten inzichtelijk getoetst of de studenten de leerdoelen van (onderdelen van) het programma hebben gerealiseerd. Oordeel van de visitatiecommissie: goed
De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen: De nagestreefde praktijkgerichte competenties zijn de belangrijkste factoren voor het bepalen van evaluatiemethode. De onderwijsregeling definieert dan ook twee examenvormen: permanente evaluatie examen. Omwille van de transparantie zijn voor elk opleidingsonderdeel beoordelingscriteria geformuleerd, vermelden wat de student op welke manier moet kunnen/kennen. De betrokken lectoren zorgen voor afstemming tussen de evaluatievorm en de beoordelingscriteria van de eigen opleidingsdelen.
de en die de
Via de studiegids worden de studenten geïnformeerd over de evaluatieregel en -vorm van elk opleidingsonderdeel. Op het einde van elke periode, meer bepaald elk trimester of semester, krijgt hij een
opleidingsrapport| 33
evaluatie over wat hij tijdens die periode geleerd en gedaan heeft. De studenten zeggen goed op de hoogte te zijn van de eisen die worden gesteld. Het kwaliteitshandboek geeft hanteerbare richtlijnen over efficiënt examineren en beschrijft de verantwoordelijkheden en bevoegdheden van de verschillende actoren, de procedure, de rapportage en de archivering. Het examen wordt aangeboden in verschillende modaliteiten: schriftelijk examen, mondeling examen, praktisch examen en een vervangend examen voor permanente evaluatie in de tweede zittijd. Het departementaal secretariaat maakt het examenrooster op. De leden van de opleidingsraad en de studenten kunnen aanpassingen vragen. Het officiële rooster wordt dan minstens drie weken voor de examenperiode meegedeeld aan de studenten via ad valvas en de elektronische leeromgeving. Omdat het aantal opleidingsonderdelen maximaal twaalf is, is het aantal examens per trimester in principe beperkt tot vier. Een opleidingsonderdeel dat bestaat uit meerdere facetten kan echter worden opgesplitst en op meerdere dagen geëxamineerd. Daarom zijn er elk trimester zes tot zeven examendagen, gespreid over twee weken. De commissie heeft een reeks examenvragen ingekeken en vastgesteld dat het niveau van de examenvragen hoog ligt, dat zij afgestemd zijn op de evaluatie van de vooropgestelde competenties, actueel zijn en relevant vanuit praktijkoogpunt. De studenten waarderen het inkijkmoment dat na elke examenperiode departementaal wordt georganiseerd en goed wordt aangekondigd. Ze krijgen dan inzage in hun examens of portfolio‟s onder begeleiding van en met feedback van de examinator. De herkansing voor examens en de vervangende examens heeft plaats in de tweede zittijd, die loopt van eind augustus tot half september. Voor derdejaarsstudenten die opnieuw stage moeten lopen of een opleidingsonderdeel volgen, is er een vervroegd deliberatiemoment in februari zodat zij begin maart reeds kunnen worden geproclameerd. De opleiding slaagt erin permanente evaluatie toe te passen en te benutten als een procesmatige begeleiding, opvolging en evaluatie. Talen worden permanent geëvalueerd, zowel mondeling als schriftelijk. Aan bijna elk ander opleidingsonderdeel zijn ook opdrachten en projecten verbonden die permanent worden geëvalueerd. Daar moeten de studenten verplicht aanwezig zijn. Het grote voordeel van permanente evaluatie is volgens de lectoren dat ze sneller kunnen bijsturen. Ze merken ook dat de studenten meer betrokken zijn en stipter de afspraken nakomen. Toen het systeem pas werd ingevoerd, vormde het een zware belasting voor de lectoren en heersten er gemengde gevoelens. Maar mede dankzij de ondersteuning door de onderwijskundige dienst is het systeem intussen op kruissnelheid gekomen. Voor de Geïntegreerde Communicatieoefening moeten studenten hun werk ook nog verdedigen voor een jury van vaklectoren. De permanente evaluatie gebeurt door de lector, vaak in combinatie met een groepsevaluatie of peer assesment. Bij projecten en workshops geven studenten dan zichzelf en de groepsleden een quotering. Studenten vinden dit positief, zo bleek uit de gesprekken met de commissie. Ze vinden dat het eindresultaat eerlijk is. Wie minder hard heeft meegewerkt, krijgt minder punten. Elk groepslid moet een individueel logboek afgeven aan de docent, waarin hij zijn bijdrage aan het project beschrijft. Medestudenten kunnen de docent ook op de hoogte brengen als iemand onvoldoende meewerkt. De docent is dus goed op de hoogte van het verloop van het project en het aandeel van iedereen. Zijn quotering weegt ook zwaarder door dan die van de medestudenten. De commissie meent dat het peer assessment zoals het hier uitgewerkt is, zeer goed voldoet. Het is ook een goede leerschool omdat het hen verplicht kleur te bekennen in de evaluatie van hun studiegenoten. In het latere beroepsleven zullen zij eventueel in een team kwaliteitsinschattingen moeten maken en daarover verantwoording afleggen.
34 | opleidingsrapport
Voor de stages maakt de stagelector de evaluatie in overleg met de stagebegeleider ter plaatse volgens een vooraf bepaald schema. De stagebegeleider quoteert 30% van de studiepunten voor de stage, de docent 70%. De stagelector beoordeelt de student op basis van de criteria: houding en activiteit tijdens de aanvraagprocedure; beheersen van de nodige algemene en beroepsspecifieke competenties; gesprek met de stagebegeleider; ervaringen tijdens het bezoek; weekverslagen; stageverslag van de student. Een student kan pas slagen voor dit opleidingsonderdeel als zowel de stagebegeleider als de stagelector ervan overtuigd zijn dat de student de nodige competenties op een voldoende hoog niveau beheerst. Ook hier stelt de commissie vast dat de evaluatie gericht is op het inzichtelijk toetsen van de leerervaringen van de studenten en dat de betrokken partijen op de hoogte zijn van de evaluatiecriteria. De commissie zou het wel goed vinden dat er over de evaluatie van de stage een systematische terugkoppeling gebeurt naar de stagebegeleider na afloop van de stage. De mening van studenten over de evaluatie wordt systematisch gepeild via bevragingen. Dit komt aan bod bij de kwaliteitszorgprocedure, beschreven bij onderwerp 5. Tijdens de visitatie waren de ondervraagde studenten positief over de gehanteerde evaluatiesystemen. Ze vinden wel dat er in het eerste jaar veel schriftelijke examens zijn omwille van de grote studentenaantallen. Sommigen zouden liever meer mondelinge examens hebben omdat ze vinden dat ze zich daar beter kunnen verdedigen. Na iedereen gehoord te hebben, meent de commissie dat de opleiding een gepast evaluatiebeleid heeft uitgewerkt, met examens, permanente evaluatie, peer assessment en stagebeoordeling met inbreng van het werkveld. Dit sluit aan bij de visie van de opleiding dat de lector niet enkel meer de overdrager is van kennis, maar ook het hele jaar door de coach van zijn studenten. De commissie adviseert op de ingeslagen weg verder te gaan en de band met het werkveld op een gestructureerde wijze verder uit te diepen.
Aanbevelingen ter verbetering: /
Facet 2.8
Masterproef
Dit facet is niet van toepassing.
Facet 2.9
Toelatingsvoorwaarden
Beoordelingscriteria: Het programma sluit qua vorm en inhoud aan bij de kwalificaties van de instromende studenten bachelor: diploma secundair onderwijs, diploma van het hoger onderwijs van het korte type met volledig leerplan, diploma van het hoger onderwijs voor sociale promotie of een diploma of getuigschrift dat bij of krachtens een wet, decreet, Europese richtlijn of een andere internationale overeenkomst als gelijkwaardig wordt erkend; door het instellingsbestuur bepaalde voorwaarden voor personen die niet aan bovengenoemde voorwaarden voldoen.
opleidingsrapport| 35
Oordeel van de visitatiecommissie: goed
De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen: In het eerste programmadeel bestaat ongeveer 60% van de groep uit nieuw ingeschreven studenten en is 40% generatiestudent. De overgrote meerderheid heeft de Belgische nationaliteit. De meeste studenten, 66%, komen uit het algemeen secundair onderwijs (ASO) en het technisch secundair onderwijs, 27% (TSO). Slechts 7% komt uit het beroepssecundair (BSO) of het kunstsecundair onderwijs (KSO). 1 op de 3 studenten in het departement is beursstudent. Het slaagpercentage van de studenten met een TSO-diploma ligt lager dan dat van de studenten die een ASOdiploma op zak hebben, ondanks de maatregelen die het departement en de opleiding hebben ontwikkeld om de toch wel heterogene instroom te begeleiden. Om de instromende studenten van meet af aan zo nauw mogelijk te betrekken is elke lector verantwoordelijk voor de vakspecifieke begeleiding van zijn of haar opleidingsonderdeel. Wanneer er problemen zijn met een bepaald vakgebied kan de betrokken student bij de vaklector terecht voor extra uitleg over een leerstofonderdeel, voor extra oefeningen of tips voor het studeren van dit vak(gebied). Deze begeleiding gebeurt individueel of in groep. De studenten zijn hierover tevreden. Ze hebben het gevoel dat ze altijd bij hun lectoren terechtkunnen. Ook de commissie staat zeer positief tegenover de bereikbaarheid van de lectoren. Studenten met een zwakke voorkennis economie wordt aangeraden de septembercursussen te volgen. De opleiding richt voor alle eerstejaarsstudenten mentoraatsessies in over studiemethodiek en studieplanning. Vanaf dit academiejaar zijn er gedifferentieerde leerroutes voor Frans en Engels, waar studenten via een trager of sneller traject op hetzelfde niveau worden gebracht. De trajectbegeleider begeleidt elke instromende/doorstromende student die van het gewone modeltraject afwijkt en bijvoorbeeld de halftijdse opleiding of aparte opleidingsonderdelen wil volgen. Hij bereidt ook de EVC- en EVKdossiers voor. Op departementaal niveau werd een specifiek beleid uitgewerkt voor studenten met een BSO-vooropleiding en voor allochtonen. De slaagkansen van deze studenten zijn doorgaans niet hoog. Daarom benadrukt de opleiding al bij de infodagen dat de opleiding en het pakket talen behoorlijk zwaar zijn. Studenten moeten goed gemotiveerd zijn en zich sterk inzetten om een redelijke kans op slagen te hebben. Zij worden uitgenodigd voor een kerntalentenanalyse bij de algemene studiebegeleider, die gedurende de hele opleiding ook contact tracht te houden. De opleiding geeft aan dat het aantal instromende studenten van deze groepen zeer klein is, waardoor specifieke initiatieven in die richting ook gering zijn. Voor de herfstvakantie kan een student nog van studierichting veranderen, wat eerder zelden gebeurt. De uitval van studenten is het grootst na de kerstvakantie. Deze studenten krijgen desgewenst advies om een andere opleiding te volgen binnen of buiten de hogeschool. Sommigen gaan een jaar uit werken en keren later terug. De commissie waardeert het dat de opleiding toekomstige kandidaat-studenten eerlijk informeert over hun kansen op slagen en de eisen die worden gesteld. Ze is van oordeel dat de heterogene instroom in de opleiding goed wordt opgevangen door tal van initiatieven waaronder de vakbegeleiding door de lectoren, het mentoraat, de studiebegeleiding, het aangepast traject voor vreemde talen.
Aanbevelingen ter verbetering: /
36 | opleidingsrapport
Oordeel over onderwerp 2, programma: voldoende
Op basis van de oordelen over: facet 2.1, relatie tussen doelstellingen en inhoud van het programma: facet 2.2, eisen academische gerichtheid van het programma: facet 2.3, samenhang van het programma: facet 2.4, studieomvang: facet 2.5, studielast: facet 2.6, afstemming tussen vormgeving en inhoud: facet 2.7, beoordeling en toetsing: facet 2.8, masterproef: facet 2.9, toelatingsvoorwaarden:
goed goed goed OK voldoende goed goed Niet van toepassing goed
is de visitatiecommissie van mening dat er in de opleiding voor dit onderwerp voldoende generieke kwaliteitswaarborgen aanwezig zijn.
opleidingsrapport| 37
Onderwerp 3
Facet 3.1
Inzet van het personeel
Kwaliteit van het personeel
Beoordelingscriterium: Het personeel is gekwalificeerd voor de inhoudelijke, onderwijskundige en organisatorische realisatie van het programma. Oordeel van de visitatiecommissie: goed
De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen: De opleiding heeft een competentiehandboek dat sturing geeft aan alle aspecten van de kwaliteit van het personeel. Zo zijn de procedures voor selecties, evaluaties, bevordering, en het bijscholingsbeleid grondig uitgeschreven. Het profiel voor nieuw aan te werven lectoren wordt opgesteld na overleg tussen het opleidingshoofd en het departementshoofd, met medezeggenschap van de betrokken lectoren in de opleiding en op basis van de onderstaande criteria. Bij het opstellen van het profiel bij een vacature wordt uitgegaan van de vereiste domeindeskundigheid en van de onderwijskundige bekwaamheden. De domeindeskundigheid wordt bepaald op basis van het te realiseren curriculum. Hieruit worden de diplomavereisten afgeleid en eventueel de vereiste praktijkervaring. De onderwijskundige bekwaamheden worden bepaald op basis van het onderwijsconcept van de opleiding. De opleiding schenkt aandacht aan het aantrekken van een gezonde mix van personeelsleden die al ervaring hebben opgedaan in de communicatiesector en van bekwame lectoren voor de theoretische opleidingsonderdelen. Ze hecht ook belang aan de didactische kwaliteiten van de sollicitanten en eist dat ze zich openstellen voor vernieuwende werkvormen. Bij de selectie geven de sollicitanten een proefles of leggen zij een vakbekwaamheidstest af. Bij de proefles worden zowel de onderwijskundige competenties als de vakinhoudelijke kennis nagegaan. Bij de vakbekwaamheidsproef wordt de domeindeskundigheid van de kandidaat getest. Daarna volgt een interview, waarin gepeild wordt naar motivatie, ervaring en verwachtingen van de kandidaten. De commissie vindt dit een sterke assessmentprocedure. De externe vacatures worden breed bekend gemaakt in kranten, vaktijdschriften, op de VDAB-website en de website van de hogeschool, op de vacaturedatabanken of plaatsingsdiensten van de universiteiten en de plaatsingsdienst van de hogeschool. Interne vacatures van maximaal een 20%-opdracht worden bekendgemaakt door de diensten, de departementen en via het intranet. De lectoren worden door de studenten als zeer professioneel en zeer toegankelijk ervaren. Studenten kunnen altijd een mail sturen met een vraag of hen aanspreken over een of ander probleem. De commissie onderstreept dit als een belangrijk pluspunt. Om de drie jaar wordt een personeelslid geëvalueerd. De evaluatie vormt het eindpunt van een cyclus die bestaat uit een planningsgesprek en één of meerdere functioneringsgesprekken. De basis voor de functioneringsgesprekken en het evaluatiegesprek vormt het onderwijsportfolio dat het onderwijzend personeel bijhoudt. Dit bevat onder andere het CV, competenties, strategieën en reflecties. Tijdens een evaluatiegesprek wordt nagegaan in hoeverre de gemaakte afspraken worden nageleefd en maken lector en departementshoofd indien nodig nieuwe afspraken om te remediëren. De evaluatie mondt uit in een eindbeoordeling.
38 | opleidingsrapport
De hogeschool voert een transparant benoemingsbeleid binnen de grenzen van de decretaal bepaalde maximum van 72% benoemd personeel. De bevorderingsprocedure en de criteria zijn vastgelegd in het bevorderingsreglement. Momenteel zijn de meeste bevorderingsambten in het departement ingevuld. Beginnende personeelsleden worden begeleid zodat ze snel maximaal kunnen renderen in hun nieuwe werkomgeving. Ze worden wegwijs gemaakt in de hogeschool en krijgen een map die alle nodige informatie bevat en ook op het intranet beschikbaar is. Aan het begin van elk academiejaar organiseert het departement een samenkomst voor nieuwe lectoren. Ook op hogeschoolniveau wordt een dergelijke activiteit georganiseerd. Het opleidingshoofd is het aanspreekpunt voor het beginnende personeelslid over de uitvoering van hun taken en hun didactische aanpak, vooral tijdens het eerste jaar. Indien nodig wordt een concrete begeleiding op vrijwillige basis toegewezen aan collega-lectoren. Vaak gebeurt de opvang in de vakgroep ook informeel. Tijdens de visitatie gaven de beginnende personeelsleden aan zeer tevreden te zijn over de opvang. Misschien zou het systematisch toewijzen van een vaste “peter” of “meter” nog beter zijn, zo opperden ze. Door vorming wil de opleiding de kwaliteit, de kennis en de onderwijskundige capaciteiten van het personeel actueel houden en vergroten. Het personeel krijgt dan ook de nodige ruimte om interne of externe vorming te volgen die relevant is voor de opleiding. Voor de onderwijskundige vorming vindt de opleiding de intern georganiseerde vorming binnen de instelling of de associatie aangewezen. In oktober 2005 startte de interne postgraduaatopleiding „Leren en doceren in het hoger onderwijs‟ (DOC.PROF), die cursussen over management en didactiek aanbiedt. Op associatieniveau worden jaarlijks onderwijsdagen ingericht, onder meer over talentontwikkeling en internationalisering. Samen met de andere Vlaamse opleidingen Communicatiemanagement neemt de opleiding ook deel aan gezamenlijke externe studiedagen. Om de bijscholing van het personeel te optimaliseren, worden verschillende initiatieven van de hogeschool en de associatie op elkaar afgestemd. De opleiding slaagt erin om een optimale betrokkenheid van het personeel bij de opleiding te realiseren door de efficiënte werking van de opleidingsraad. Alle personeelsleden met een opdracht in de opleiding hebben zitting in deze raad. De opleidingsraad staat in voor de bewaking van het curriculum – ontwikkelen van een visie en een strategie voor de opleiding, de opvolging van kwaliteitszorg en kwaliteitsbewaking, en advisering van het departementshoofd. Het departement streeft er naar een opleidingshoofd zoveel mogelijk ruimte te geven voor de invulling van de eigenlijke opdracht. Het huidige opleidingshoofd is nog voor 70% van zijn opdracht lector. Verder werkt het departementshoofd voor lectoren die in verschillende opleidingen fungeren met een systeem van „ankerlectoren‟. Zo kan een lector zijn aandacht toespitsen op de opleiding waarmee hij de sterkste band heeft: omwille van de opleidingsonderdelen die hij doceert, zijn mogelijke inbreng of subjectieve factoren die een verbondenheid met een bepaalde opleiding oproepen. Ook het administratief personeel dat het onderwijzend personeel van het departement ondersteunt, werkt deskundig en professioneel. Ten slotte is het duidelijk dat het departement en de opleiding een beroep kunnen doen op een brede ondersteuning door de centrale diensten, waardoor de lectoren zich goed kunnen toeleggen op hun opdracht in de opleiding. De commissie is ervan overtuigd dat al deze maatregelen garant staan voor een deskundig en gemotiveerd team. Ze ervaart het lectorenkorps als een hecht en gedreven team, dat effectief en efficiënt wordt gesteund en gecoacht. Ook de studenten lieten zich in lovende woorden uit over de lectoren.
Aanbevelingen ter verbetering: /
opleidingsrapport| 39
Facet 3.2
Eisen professionele gerichtheid
Beoordelingscriterium: het onderwijs wordt voor een belangrijk deel verzorgd door personeel dat een verbinding legt tussen de opleiding en de beroeps- of kunstpraktijk. bij de daartoe in aanmerking komende opleidingen dient daarenboven voldoende personeel te beschikken over kennis en inzicht in de desbetreffende beroeps- of kunstpraktijk. Oordeel van de visitatiecommissie: goed
De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen: De opleiding streeft naar een evenwicht tussen personeelsleden met onderwijservaring en met praktijkgerichte ervaring. Alle lectoren die communicatiegerelateerde vakken doceren, hebben ook een belangrijke werkervaring in de sector. Omwille van de snel veranderende arbeidsmarkt geeft de opleiding er de voorkeur aan dat dit contact behouden blijft. Ze kunnen via een beperkte cumulatie actief blijven in hun vakgebied. Daarnaast blijven de lectoren up-to-date door het volgen van workshops en colloquia, door abonnementen op diverse (digitale) nieuwsbrieven en via eigen netwerken. De vakinhoudelijke vorming gebeurt vrijwel altijd extern. In overleg met het departementshoofd en opleidingshoofd worden vormingsbehoeften gedetecteerd en wordt hieraan tegemoet gekomen. Ook de lectoren die niet doceren in de pijler communicatie worden zoveel mogelijk in contact gebracht met het werkveld door lezingen van gastlectoren bij te wonen, stagestudenten te begeleiden of stageverslagen na te lezen. Ook het volgen van bijscholingen kan hierbij helpen. Er vindt geregeld een uitwisseling plaats met buitenlandse lectoren, afkomstig uit Polen, Turkije en Litouwen. Er zijn ook akkoorden met een hogeschool in Luik. Een Luikse docent komt in Hasselt de Waalse media toelichten en vice versa. Docenten kunnen herbronnen door een korte stage te lopen, bijvoorbeeld door een week mee te draaien bij een communicatiebureau. Ze leren ook veel bij als ze de studenten vergezellen in hun activiteiten, stages en bedrijfsbezoeken. Ook contacten met collega‟s uit de andere hogescholen kunnen een herbronning zijn. Het werkveld heeft contact met de opleiding via de opleidingscoördinator en de adjunct-opleidingscoördinator. Dit bevestigt dat beiden veel voeling hebben met de praktijk. Dat merken ze bijvoorbeeld bij brainstorms over nieuwe opdrachten voor het praktijkgerichte deel van het curriculum. De commissie stelt ook in zowat alle contacten vast dat de drijvende kracht van deze coördinatoren van enorm belang is voor de opleiding en haar praktijkgerichtheid. Ook de andere leidinggevenden met wie de commissie contact had, namelijk het opleidingshoofd, het departementshoofd en de algemeen directeur, worden ervaren als deskundig en gedreven.
Aanbevelingen ter verbetering: /
40 | opleidingsrapport
Facet 3.3
Kwantiteit personeel
Beoordelingscriterium: Er wordt voldoende personeel ingezet om de opleiding met de gewenste kwaliteit te verzorgen. Oordeel van de visitatiecommissie: voldoende
De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen: Voor het begin van elk academiejaar wordt het beschikbaar onderwijzend personeel verdeeld over de departementen van de hogeschool. Dit gebeurt via een allocatiemodel met het aantal studenten en het aantal in te richten uren als basis. Voor een voltijdse opdracht wordt 88% toegekend voor de onderwijsopdracht en 12% voor onderwijsondersteunende taken zoals bijscholingen, opvang van nieuwe personeelsleden, kwaliteitszorg, internationalisering, studentenbegeleiding. De verdeling van het aantal voltijdse equivalenten over de opleidingen behoort tot de autonomie van het departement. In de opleiding zijn er duidelijke toewijzingen van jaaruren voor de onderwijsondersteunende taken onderwijsinnovatie, internationalisering, kwaliteitszorg, trajectbegeleiding, mentoraat, PR & werving en systeembeheer. Het opleidingshoofd en het adjunct-opleidingshoofd hebben hoofdzakelijk een onderwijsopdracht en reserveren in principe respectievelijk 30% en 18% van hun opdracht voor hun ondersteunende en coördinerende functie. Voor administratieve ondersteuning krijgt elk departement, onafhankelijk van het aantal studenten, een aantal administratieve krachten toegewezen. Het departement Handelswetenschappen en Bedrijfskunde heeft drie personeelsleden voor de administratie. De opleiding telt 33 personeelsleden, waarvan twintig mannen en dertien vrouwen. Zeven lectoren zijn voltijds aan de opleiding verbonden. De anderen combineren hun lesopdracht met een opdracht in het departement of een andere hogeschool. De leeftijden zijn gespreid over de verschillende leeftijdscategorieën. Negentien personeelsleden zijn vast benoemd, twaalf lectoren vallen onder het statuut van de tijdelijken, twee onder dat van gastprofessor. Dit vrij hoge aantal tijdelijke lectoren is te verklaren door de recente veranderingen en vernieuwingen in de opleiding. Een belangrijke indicatie voor het evalueren van de kwantiteit van het personeel is de omkaderingscoëfficiënt. In de opleiding Communicatiemanagement bedraagt de student/docentratio 22/1, wat beduidend hoger is dan in de andere opleidingen van het departement Handelswetenschappen en Bedrijfskunde (15/1) en in de gehele hogeschool (13,75/1). Dat vormde volgens de lectoren vooral een probleem voor talen en dat is intussen bijgestuurd. Daarvoor zijn er nu acht in plaats van zes groepen studenten. In het vernieuwde allocatiemodel worden heel wat logistieke taken officieel gehonoreerd. Toch blijven vele facetten van een opdracht aan deze kwantificering ontsnappen. Ook is doceren aan een grote groep heel anders dan aan een kleine groep. Sommige lectoren zijn verantwoordelijk voor acht tot negen verschillende opleidingsonderdelen, die vaak over meerdere opleidingen verspreid liggen. De flexibilisering van het onderwijs impliceert ook een toenemend aantal studenten met een individueel aangepast traject (IAJ-studenten), wat leidt tot een surplus aan taken en een stijgende werkdruk. Elke lector heeft een combinatie van onderwijstaken en logistieke/administratieve taken in zijn opdracht. De lectoren vinden dat deze taken evenwichtig verdeeld zijn over de trimesters en dat de werkdruk haalbaar is. De examenperiodes ervaren zij wel als zeer druk. Na het vorige visitatierapport is er hard gewerkt om de opleiding weer op de rails te krijgen. Er werd intens vergaderd en gebrainstormd, iedereen zette zich in en er groeide weer verbondenheid en een positieve sfeer. Er zijn mensen weggegaan en mensen bijgekomen. Nu staat er een hecht team dat gelooft in de nieuwe opleiding. Als er problemen zijn, wil iedereen daarvoor de beste oplossing. Het opleidingshoofd is een goed klankbord. De commissie meent dat er voldoende personeel wordt ingezet om de opleiding in te richten, temeer omdat ze vaststelde dat het personeel zeer gedreven is en bij wijze van spreken „alles uit de kast haalt‟.
opleidingsrapport| 41
Aanbevelingen ter verbetering: De commissie vraagt blijvende aandacht voor de werkdruk van het personeel.
Oordeel over onderwerp 3, inzet van het personeel: voldoende
Op basis van de oordelen over: facet 3.1, kwaliteit personeel: facet 3.2, eisen professionele gerichtheid: facet 3.3, kwantiteit personeel:
goed goed voldoende
is de visitatiecommissie van mening dat er in de opleiding voor dit onderwerp voldoende generieke kwaliteitswaarborgen aanwezig zijn.
42 | opleidingsrapport
Onderwerp 4
Facet 4.1
Voorzieningen
Materiële voorzieningen
Beoordelingscriterium: De huisvesting en materiële voorzieningen zijn toereikend om het programma te realiseren. Oordeel van de visitatiecommissie: voldoende
De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen: De opleiding maakt gebruik van verschillende leslokalen, verspreid over drie gebouwen van de campus Hasselt. Het gaat om een gebouw van veertig jaar oud, paviljoenen en een gebouw uit 2001. De lessen vinden meestal plaats in lokalen, waar indien nodig tafels kunnen worden verplaatst, afhankelijk van de gebruikte onderwijsvorm. Alle lokalen zijn standaard uitgerust met een bord, een computer en een overheadprojector. Enkele beschikken over een vaste LCD-projector. Indien nodig kan een lector of student een projector reserveren bij de mediatheek. Er zijn computerlokalen voor de lessen informatica en multimediatechnieken. Elke student kan er aan een eigen computer werken. Aansluitend bij het kantoor van de studiebegeleidster werd recent een stille werkruimte geïnstalleerd. Studenten kunnen er voor talen ook oefeningen maken op de computer. In de bibliotheek zijn er boeken, seminariewerken, verslagen van studiereizen, eindwerken en cd-roms. Er liggen ook binnenlandse kranten en een aantal binnen- en buitenlandse tijdschriften, waaronder Media Marketing, Pub, Gondola, Distributie Vandaag, Ad Rem. In de communicatiesector zijn volgens de vakdeskundigen van de commissie vooral de tijdschriften van belang. De belangrijkste tijdschriften zijn aanwezig. Omdat een aantal boeken ontleend waren, kreeg de commissie geen duidelijk zicht op het huidige boekenbestand. De opleiding heeft geen collectiebeleid uitgewerkt. Lectoren kunnen een aanvraag doen voor het kopen van boeken via het departementshoofd. Uitleningen zijn gratis. Reservaties zijn mogelijk. In de bibliotheek zijn computers beschikbaar voor opzoekwerk. De studenten maken frequent gebruik van het digitaal persarchief Mediargus. De student of lector kan ook zoeken in de bibliotheekcatalogus, in beschikbare databanken, in de catalogi van andere bibliotheken en op het internet. Desgewenst kan een student tegen betaling werken aanvragen bij andere bibliotheken. De studenten zijn tevreden over de voorzieningen in de bibliotheek. De studenten kunnen voor zelfstudie terecht in de bibliotheek en in de twee e-learninglokalen. Omwille van de nood aan leslokalen wordt een van de twee e-learninglokalen soms gebruikt als leslokaal voor informaticalessen. In de hall staan ook tafels met vaste computers en met stopcontacten voor laptops. In de mediatheek kunnen de student en de docent een uitgebreid aanbod audiovisueel materiaal gratis ontlenen waaronder beamer, dvd, cd-rom, video, audiocassette, diaprojector, overheadprojector, camcorder, fototoestel, videorecorder, tv, soundbox en laptop. Het materiaal moet vooraf worden gereserveerd, met handtekening van de lector of de opleidingscoördinator. Normaal is er voldoende materiaal aanwezig. Voor speciale gelegenheden kan extra materiaal worden gereserveerd op campus Diepenbeek van de hogeschool. De studenten bevestigden tijdens de visitatie dat er voldoende aangepast materiaal beschikbaar is, waarmee ze kwalitatief degelijk werk kunnen leveren en leren omgaan met (semi-)professionele apparatuur die grotendeels beantwoordt aan wat in het werkveld wordt gebruikt. De opleiding beschikt over gepast uitgeruste inspreekcellen en een opnameruimte. In het 'redactielokaal', een recent vernieuwd lokaal (2007), staan een veertigtal volledig uitgeruste Apple computers en zijn binnen- en buitenlandse kranten ter beschikking. Hier kunnen studenten informatie opzoeken, vergaderen, brainstormen, telefoneren en video‟s monteren. Het lokaal wordt vooral gebruikt door de opleiding Journalistiek. De studenten
opleidingsrapport| 43
van de opleiding Communicatiemanagement gebruiken het tijdens hun workshop. De opleiding vindt het een tekort dat ze zelf geen eigen vergelijkbaar lokaal heeft. De commissie kan de uitgewerkte plannen voor de inrichting van een' communicatielokaal' inzien. Een bestaand leslokaal zal herschapen worden in een dynamisch reclamebureau. Bedoeling is om het lokaal iedere dag te gebruiken als leslokaal en het onder toezicht open te stellen voor opdrachten en groepswerken. De visitatiecommissie steunt de plannen voor de realisatie van dit communicatielokaal. Campus Hasselt beschikt over een eigen cursusdienst. Het studentensecretariaat doet dienst als onthaalbalie voor studenten. De administratie van de opleiding gebeurt op het departementaal secretariaat. Sommige studenten maakten er hun beklag over dat het niet duidelijk is met welke vragen ze op welk secretariaat moeten aankloppen en dat de samenwerking tussen beide beter kan. De opleiding verduidelijkte dat het verschil tussen beide wordt uitgelegd op de introductiedag bij het begin van het academiejaar. Volgens de diensten zelf vinden de studenten vlot hun weg. De lectoren kunnen gebruikmaken van een lectorenkamer en een rustige werkruimte waarin pc‟s met internettoegang en een printer staan. De communicatiemiddelen voor studenten zijn de valven met onder meer uurroosters en de communicatie van studentenraden, de monitoren in de hall, het elektronisch leerplatform Dokeos en e-mail. De recente overschakeling van Blackboard naar Dokeos wordt door de studenten positief onthaald. Zij vinden dat het makkelijker is om mee te werken en dat het tal van nuttige mogelijkheden biedt die ook benut worden. Een aantal studenten en het administratief en technisch personeel wezen er wel op dat er in de overgangsperiode moeilijkheden zijn geweest. Alle diensten zijn doorlopend open over de middag of sluiten een half uur op een moment dat de studenten nog les hebben. Elk jaar wordt gepeild naar de tevredenheid van studenten over organisatorische onderwijsaspecten zoals de werking van de bibliotheek, het studentensecretariaat, de cursusdienst en het restaurant. De resultaten van de enquête worden besproken in de opleidingsraad en er wordt gezocht naar mogelijke oplossingen. Wat niet op opleidingsniveau kan worden opgelost, wordt overgemaakt aan het departementshoofd. De commissie stelt vast dat er voldoende basiskwaliteit aanwezig is om het programma te realiseren, waar men dan ook het maximum uithaalt. De overschakeling van Blackboard naar Dokeos blijkt een positieve keuze.
Aanbevelingen ter verbetering: De commissie vraagt een kwaliteitsverbetering van de infrastructuur. Hierbij denkt de commissie in de eerste plaats aan de inrichting van een eigen communicatielokaal en LCD-projectoren in alle leslokalen. Ook aan de ergonomie van de werkplekken (mogelijkheid om de hoogte van stoelen en tafels aan te passen) zou aandacht besteed moeten worden. De commissie stelt ook voor om de studenten nog duidelijker te informeren over de taken van het studenten- en het departementssecretariaat.
44 | opleidingsrapport
Facet 4.2
Studiebegeleiding
Beoordelingscriteria: De studiebegeleiding en informatievoorziening aan studenten zijn adequaat met het oog op de studievoortgang. De studiebegeleiding en informatievoorziening aan studenten sluiten aan bij de behoefte van studenten. Oordeel van de visitatiecommissie: excellent
De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen: De hogeschool neemt initiatieven rond voorlichting en informatieverspreiding voor toekomstige studenten en studenten: brochures, de infodagen, een infomarkt, de website. Ze neemt ook deel aan de overkoepelende SIDins, de Studie- en Informatiedagen voor laatstejaars secundair onderwijs, georganiseerd door het Vlaams ministerie van Onderwijs en Vorming en de CLB‟s in elke Vlaamse provincie. De studenten zijn blijkbaar erg gecharmeerd door de opleiding tijdens de SID-ins. Zij spreken over toegankelijke en enthousiaste lectoren en een aantrekkelijke opleiding. De commissie is van oordeel dat de opleiding haar PR daar ten volle verzorgt en zeer veel aandacht heeft voor de positieve uitstraling van de opleiding. Een week voor de start van het academiejaar organiseert elke opleiding van de hogeschool een introductiedag voor nieuwe studenten. Ze maken er kennis met alle lectoren en diensten, krijgen een rondgang met alle nodige informatie en leren elkaar al een beetje kennen. Ze krijgen ook een Infogids en de gegevens over het studentenweb, waar ze allerlei informatie kunnen vinden. Gedurende het academiejaar kan de student ook altijd terecht op het studentensecretariaat met alle administratieve vragen. Tijdens de visitatie zijn de studenten positief over de informatie en de introductie. Zij blijken nog altijd tevreden over hun studiekeuze. De opleiding wil studenten ondersteunen die met enige hulp goede resultaten kunnen behalen. Als kleine hogeschool maakt de XIOS Hogeschool Limburg een sterk actiepunt van de begeleiding van studenten. Die begeleiding heeft plaats op vier niveaus. de vakspecifieke studiebegeleiding op het niveau van de opleidingsonderdelen of lesgevers; het mentoraat en de trajectbegeleiding op het niveau van de opleiding; de algemene studiebegeleiding, de EVC-coaching (begeleiden van studenten voor een EVC-procedure) en de ombudsfunctie op departementaal niveau; de sociaal assistent, de institutionele ombuds en het steunpunt voor studenten met een functiebeperking op hogeschoolniveau. De afstemming van alle activiteiten inzake begeleiding van studenten gebeurt in de werkgroep studiebegeleiding op hogeschoolniveau, die een gezamenlijk kader heeft ontwikkeld. De studiebegeleiding en het mentoraat zijn vooral van belang in het eerste structureel programmadeel. Studieloopbaanbegeleiding kan tijdens de hele studieloopbaan nodig zijn. Het mentoraat wordt in het eerste trimester van het eerste jaar in het lessenrooster ingeroosterd voor twee uur per week. In het tweede en derde trimester is het niet meer ingeroosterd, maar nodigt de mentor elke student nog minstens één keer persoonlijk uit. Een mentor is een lector van de studenten. Hij informeert de beginnende studenten over de visie en de geïntegreerde en praktijkgerichte aanpak van de opleiding, de praktische invulling van alle opleidingsonderdelen, het systeem van permanente evaluatie, studeren en plannen, verloop van de examens en dergelijke. Hij coacht ook de student gedurende het eerste jaar op alle mogelijke terreinen. Hij nodigt elke student voor de herfstvakantie uit voor een individueel gesprek over zijn aanpassing op school en in de groep. Hij volgt de studieprestaties, zet waar nodig de student aan om na te denken over zijn motivatie en inzet, helpt zoeken naar oplossingen voor eventuele problemen, voert regelmatig gesprekken met de student en bespreekt de examenresultaten. Hij kan ook bemiddelen tussen student en lector als er problemen zijn bij bepaalde opleidingsonderdelen.
opleidingsrapport| 45
Bij de aanvang van elk trimester deelt de mentor de „periodeboeken‟ uit, die de studenten van het eerste en tweede structurele programmadeel een overzicht geven van de geplande evaluatiemomenten. Dit kan studenten helpen bij de planning van hun studies. Voor problemen die een grondige aanpak vereisen, zoals faalangst, zware problemen met studieplanning en studiemethode, stuurt de mentor de student door naar de algemene studiebegeleiding. Om de werking van het mentoraat te evalueren en verder te optimaliseren, zijn er de afgelopen twee jaar een aantal bevragingen gebeurd. De opvolging van het mentoraat gebeurt op vaste overlegmomenten tussen de mentor, de studiebegeleider en de departementale coördinator diversiteit en gelijke kansen. In de opleiding is één lector voor 15% van zijn opdracht belast met trajectbegeleiding. Hij ziet iedereen die het eerste jaar niet slaagde. Hij begeleidt ook elke instromende student die zich niet voor het modeltraject inschrijft: hij bereidt de aanvraag voor van vrijstellingen in EVC- en EVK-dossiers en gaat na of de volgtijdelijkheid voor flexibele leerwegen klopt. De trajectbegeleider behartigt ten tijde van het visitatiebezoek 90 dossiers. Als hij achterliggende problemen vaststelt, stuurt hij de student door naar de algemene studiebegeleiding. Een student wordt hoe dan ook doorverwezen naar de trajectbegeleider wanneer hij ingeschreven is met een diplomacontract en na één academiejaar niet geslaagd is voor minstens 50 % van de studiepunten. Hij kan ook vrijwillig naar de trajectbegeleider stappen wanneer hij van opleiding of afstudeerrichting wil veranderen, de opleiding wil stopzetten, advies wil over een ander soort contract of wil overschakelen van voltijds naar halftijds studeren. Voor problemen die de mentor of de trajectbegeleider niet kan oplossen, zoals onvoldoende studievaardigheden, faalangst en gebrek aan assertiviteit of psychosociale problemen, worden sommige studenten doorverwezen naar de algemene studiebegeleidster van het departement, een psychologe. Ze kunnen er ook op eigen initiatief heen stappen. De begeleiding voor efficiënt studeren gebeurt individueel of in kleine groepjes voor een bepaald opleidingsonderdeel. Voor psychosociale problemen kan de studiebegeleidster doorverwijzen naar externe diensten zoals het Centrum voor Algemeen Welzijnswerk en het Centrum voor Geestelijke Gezondheidszorg van Hasselt. Elke student die twijfels heeft over zijn studiekeuze tijdens zijn studieloopbaan, kan een kerntalentenanalyse aanvragen. Alle instromende studenten uit het BSO worden systematisch uitgenodigd bij de studiebegeleidster om een analyse laten doen van hun kerntalenten. Dat systeem vertrekt van een vragenlijst over het speelgoed waarmee de student in zijn kindertijd graag speelde en distilleert daaruit in een gesprek de kerntalenten van betrokkene en de punten waarin hij minder goed is. Waardoor is hij gedreven en wat zuigt de energie uit hem weg? Op basis daarvan wordt bekeken hoe de student zijn studiehouding succesvol kan aanpassen of welke studies en/of jobs hem zouden liggen. Deze informatie valt onder het beroepsgeheim van de studiebegeleidster, die daartoe een gespecialiseerde opleiding heeft gevolgd. Hiermee is de XIOS Hogeschool Limburg naar eigen zeggen de enige hogeschool in Vlaanderen die een eigen kerntalentenanalyst in huis heeft. In de stille werkruimte kunnen studenten taaloefeningen maken op de computer, met waar nodig een link naar de theorie. Als de studenten dan nog vragen heeft, kan hij contact nemen met de betrokken lector. Vrij recent werd de studentenbegeleiding versterkt met een departementale coördinator diversiteit en gelijke kansen. Studenten die niet goed scoren op de instaptoets Nederlands bij het begin van het academiejaar, worden bij die coördinator uitgenodigd voor een individueel en groepstraject van taalremediëring, afgestemd op de opleiding. Studenten met functiebeperkingen kunnen daar de erkende faciliteiten aanvragen, bijvoorbeeld voor dyslexie, dyscalculie en chronische ziekten. De coördinator volgt ook de eerstejaarsstudenten van allochtone origine en studenten uit het BSO. Hij is ook aanwezig bij de begeleide zelfstudie om de student te coachen indien die dat wenst, in samenspraak met de betrokken lectoren. De departementale coördinator voor diversiteit en
46 | opleidingsrapport
gelijke kansen heeft ook een exitgesprek met studenten die vroegtijdig uitstromen en rapporteert zijn bevindingen voor de kwaliteitszorg van de opleiding. De lectoren zijn zeer tevreden over de studiebegeleiding. Ze vinden de stille ruimte en de oefenmogelijkheden positief. Dit alles heeft „een plaats gekregen‟ in de opleiding en de samenwerking verloopt vlot. Voor conflicten tussen student en lector is er de ombudsman of –vrouw, die het aanspreekpunt is voor andere dan de eigen studenten. Van elk gesprek wordt een verslag gemaakt, dat naar het departementshoofd gaat. De studentenraad geeft over de aanstelling van de kandidaat en een vervanger een advies aan de departementsraad, die daarover stemt. De ombudspersoon mag 5% van zijn opdracht aan de ombudstaak besteden. Momenteel is er geen juridisch kader voor deze functie. De opleiding wenst dat juristen in de hogeschool dit zouden omschrijven voor de hele instelling. Met allerlei sociale, administratieve, financiële of andere problemen kunnen studenten aankloppen bij de sociaal assistent van de sociale dienst van de hogeschool. Studenten krijgen daarover informatie tijdens de infodagen en de introductiedagen. Problemen over studieorganisatie en studieplanning verwijst de sociale dienst door naar de algemene studiebegeleiding van het betreffende departement. Omgekeerd verwijst het departement door naar de sociale dienst van de instelling wanneer nodig. De commissie vindt dat het aanbod studiebegeleiding en -ondersteuning zeer goed is om studenten die om allerlei redenen extra steun nodig hebben, adequaat bij te sturen of te heroriënteren. Zowel de lectoren als de studenten zijn bijzonder tevreden over het aanbod. De commissie stelt vast dat al deze diensten en personen zeer goed werk leveren. Het is een duidelijk getrapt systeem dat onderling op elkaar afgestemd is. De commissie was bijzonder gecharmeerd door de kerntalentenanalyse, die met een positieve aanpak - het peilen naar talenten - zelfs bijzonder ongemotiveerde studenten aan het nadenken krijgt over hun studieaanpak en over hun toekomst en wat ze daarmee willen. Tot slot is hier nog een toelichting over de internationalisering in de opleiding op zijn plaats. De departementale coördinator internationalisering is het aanspreek- en steunpunt voor studenten die interesse hebben voor een buitenlandse stage of om een module in het buitenland te volgen. Er wordt een dag over internationalisering georganiseerd om hen te informeren over de mogelijkheden om een buitenlandse studieervaring op te doen. Er is ook een uitwisseling met buitenlandse lectoren opgezet. Dit academiejaar zijn er 16 van de 69 laatstejaarsstudenten in het buitenland voor een stage of om te studeren. Ze moeten de keuze voor het buitenland grondig motiveren. Soms wordt studenten afgeraden naar het buitenland te gaan omdat ze nog niet matuur genoeg zijn. Sinds 2006 volgt een toenemend aantal buitenlandse studenten de internationale module COMINT, meestal in combinatie met opleidingsonderdelen uit de andere Engelstalige modules van het departement. Deze inkomende buitenlandse studenten worden begeleid door de internationale coördinatoren van de opleiding en van het departement. De studenten van de reguliere opleiding hebben weinig contact met deze buitenlandse studenten. De hogeschool organiseert voor alle inkomende studenten een introductieweek, taalcursussen Nederlands, Frans, Engels, en een cursus Cultural Awareness. Volgend academiejaar willen de begeleiders van internationalisering en de algemene studentenbegeleiding een structureel beleid uitwerken voor de begeleiding van internationale studenten in de opleiding. De commissie vindt dit een goed plan. Eventueel zou een Engelstalig keuzevak uit de internationale opleiding worden opengesteld voor de studenten van de opleiding Communicatiemanagement.
Aanbevelingen ter verbetering: /
opleidingsrapport| 47
Oordeel over onderwerp 4, voorzieningen: voldoende
Op basis van de oordelen over: facet 4.1, materiële voorzieningen: facet 4.2, studiebegeleiding:
voldoende excellent
is de visitatiecommissie van mening dat er in de opleiding voor dit onderwerp voldoende generieke kwaliteitswaarborgen aanwezig zijn.
48 | opleidingsrapport
Onderwerp 5
Facet 5.1
Interne kwaliteitszorg
Evaluatie resultaten
Beoordelingscriterium: De opleiding wordt periodiek geëvalueerd, mede aan de hand van toetsbare streefdoelen. Oordeel van de visitatiecommissie: voldoende
De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen: Het kwaliteitsbeleid is ingebed in de instelling. De XIOS Hogeschool Limburg heeft een gedetailleerd kwaliteitszorgsysteem ontwikkeld met bevragingen van de doelgroepen, periodieke zelfevaluaties en permanente aandacht voor verbetering. De raad van bestuur keurt het globale plan kwaliteitszorg goed. De departementsraad keurt het zelfevaluatierapport en de verbeterpunten van de opleiding goed. De opleidingen voeren om de drie jaar een zelfevaluatie uit met het TRIS-systeem. Dit is een plan-do-check-actsysteem dat analoog is met het EFQM-model, maar gespecificeerd werd voor het hogeschoolonderwijs en aangepast is aan het accreditatiekader. De interne zelfevaluatie wordt telkens aangevuld met beleidsdocumenten, verslagen, resultaten van bevragingen, studietijdmetingen en dergelijke. Ze bevat op het moment van het visitatiebezoek alle nodige documenten die relevant zijn om een onderbouwd extern zelfevaluatierapport te schrijven. In 2007 voerde de opleiding een volledige TRIS-oefening uit, in 2009 werd in functie van het zelfevaluatierapport een gedeeltelijke oefening gemaakt. De studenten worden in de studentencommissie rechtstreeks betrokken bij de kwaliteitsprocedure door bevragingen en feedback bij bevragingen. Deze commissie komt minstens een keer per trimester samen. Ze vormt ook een klankbord wanneer bijvoorbeeld een belangrijke inhoudelijke wijziging in het programma op stapel staat. Het kwaliteitshandboek van de hogeschool beschrijft de procedures voor de evaluaties van de kwaliteit van de opleiding, zoals de studentenbevraging en de studietijdmeting, Ook de gangbare procedure voor curriculumontwikkeling, -herziening en –innovatie is duidelijk beschreven. Het kwaliteitshandboek bepaalt verder dat de opleidingsraad het programma ten minste om de drie jaar voorlegt aan een programmacommissie waarin externen en studenten zetelen. In de opleiding gaf dat aanleiding tot het oprichten van een studenten- en een werkveldcommissie. Programmawijzigingen kunnen ook tussentijds worden aangevraagd. Het kwaliteitshandboek lijkt degelijk opgebouwd. De commissie is van oordeel dat de opleiding voldoende aandacht schenkt aan kwaliteitszorg en daar ook de nodige omkadering en toetsingsmomenten voor creëert. Voor de studenten zijn er structurele bevragingen over de opleidingsonderdelen, de organisatorische onderwijsaspecten en de stage en er is een studietijdmeting. In 2008 heeft de hogeschool de webgebaseerde applicatie Evasys aangekocht om de studenten online te bevragen. Tot nu toe worden de opleidingsonderdelen elk trimester bevraagd over de kennisoverdracht, de begeleide kennisverwerking, het studiemateriaal en het examen. Het systeem staat op punt. Tot vandaag zijn de gegevens echter te beperkt in duur om al trends te kunnen detecteren. Toch blijkt tijdens de gesprekken dat de opleiding de huidige werkwijze als erg intensief ervaart. De studenten krijgen voor elk opleidingsonderdeel een aparte mail en een vragenlijst. Zij worden de bevragingen moe en geven steeds minder respons. Daarom werkt de dienst Kwaliteitszorg van de hogeschool een vereenvoudigd en minder omslachtig systeem uit. Bij een positieve beoordeling hoeven slechts enkele vragen beantwoord te worden. Alleen als de student aangeeft over een
opleidingsrapport| 49
bepaald opleidingsonderdeel minder tevreden te zijn, volgt een meer uitgebreide vragenlijst. Een alternatief dat de opleiding overweegt is met steekproeven te werken. Het verzamelen van betrouwbare gegevens staat voorop. Over de organisatorische onderwijsaspecten zoals de studiebegeleiding, het beheer van de valven, de cursusdienst/boekenverkoop en het restaurant wordt jaarlijks een bevraging afgenomen bij alle studenten. De centrale administratieve diensten maken hiervan een verslag. Dat wordt in de opleidingsraad besproken nadat het door de studentencommissie toegelicht werd. De resultaten worden bekendgemaakt aan de verantwoordelijke diensten in het departement of de hogeschool. Waar nodig doet de opleiding voorstellen ter remediëring. Stagiairs worden na afloop van de stage in groep en individueel bevraagd over hun bevindingen op de stageplaats. De stagegevers worden bevraagd over de mate waarin de studenten de eindcompetenties beheersen. Zoals al eerder staat beschreven doen zij dat in een gesprek met de stagelector en via een evaluatieformulier. Ook de stagebegeleiders worden geëvalueerd. Ook de afgestudeerden worden door de opleiding bevraagd om een beter zicht te krijgen op de relevantie van de opleidingsonderdelen, zodat men het curriculum, indien nodig kan bijsturen. Dit gebeurt om de drie jaar, de laatste keer in 2010. De resultaten worden besproken op de opleidingsraad. De afgestudeerden worden nu via Evasys bevraagd in afwachting van een bevragingsmodule op de online alumnisite. De opleiding creëerde ook een fanpagina op Facebook om met de alumni in contact te blijven. De commissie vindt het zeer positief, hedendaags en dynamisch, om in deze context gebruik te maken van social media. Bij de vernieuwing van het curriculum werd gekozen voor diepgaande interviews met het veld, onder meer stagebegeleiders. Sindsdien is er een werkveldcommissie opgericht van een achttal mensen met diverse specialiteiten, samengesteld uit het netwerk van de opleidingscoördinator en zijn collega‟s. Zij komen minstens een keer per jaar samen met het opleidingshoofd en de verantwoordelijke kwaliteitszorg. Daar worden onder meer het competentieprofiel, opdrachten voor praktijkgerichte opleidingsonderdelen en het curriculum voorgelegd. De evaluatie van de individuele lesgever gaat uit van een zelfevaluatie, die hij toevoegt in zijn onderwijsportfolio. Dat is de basis voor de plannings-, functionerings- en beoordelingsgesprekken en wordt meegenomen in het dossier vaste benoeming of bevordering. Sinds 2007 is er een systematische kwaliteitscontrole van de gastsprekers. Bij de studenten wordt gepeild naar de tevredenheid over het actualiteitsgehalte, de didactische waarde, de meerwaarde voor het opleidingsonderdeel en of de gastspreker opnieuw kan worden uitgenodigd. Onder meer op basis van deze informatie beslist de opleiding of een herneming van de gastles relevant is. De commissie vindt het positief dat er veel inspanningen gebeuren om de kwaliteit te meten, zowel bij de studenten, de afgestudeerden, het werkveld als het personeel.
Aanbevelingen ter verbetering: De commissie onderschrijft de plannen voor de vereenvoudiging en verbetering van de meetsystemen bij studenten zodat de respons verhoogt. Ze stelt de vraag of in het opleidingsonderdeel Marktonderzoek niet kan worden gewerkt aan de optimalisering van de metingen, al dan niet in samenwerking met een professioneel marktonderzoeksbureau. De commissie adviseert om ook voor studenten social media in te zetten om de respons te verhogen.
50 | opleidingsrapport
Facet 5.2
Maatregelen tot verbetering
Beoordelingscriterium: De uitkomsten van deze evaluatie vormen de basis voor aantoonbare verbetermaatregelen die bijdragen aan de realisatie van de streefdoelen. Oordeel van de visitatiecommissie: goed
De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen: Afhankelijk van de aard van de aandachtspunten die gedetecteerd worden bij elke meting worden de resultaten van de bevragingen over de opleidingsonderdelen en de studietijdmetingen besproken in de opleidingsraad en de studentencommissie of met de individuele docent. Nadat plannen zijn ontwikkeld om een bepaald aspect in de opleiding te verbeteren, wordt dat plan uitgevoerd. Nadien wordt gemeten in hoeverre de kwaliteit effectief verbeterd is. Dat alles wordt met alle lectoren besproken in de opleidingsraad, waar de prioriteiten rond kwaliteitszorg worden bepaald en opgevolgd. Het kan ook in andere geledingen worden afgetoetst, bijvoorbeeld in de studentencommissie of de werkveldcommissie. Tijdens de gesprekken met studenten en afgestudeerden blijkt dat de opleiding veel aandacht besteedt aan de opvolging van de metingen. De commissie stelt vast dat de uitkomsten van de bevragingen na overleg met de betrokkenen resulteren in duidelijke verbeteringen en aanpassingen van de verschillende aspecten, zowel van het programma als van de voorwaarden om het programma kwaliteitsvol aan te bieden. Concrete voorbeelden zijn beschreven bij de desbetreffende onderwerpen en facetten in dit visitatierapport. Vorig academiejaar werd over de organisatorische onderwijsaspecten geen bevraging afgenomen, maar kwamen sommige kwesties wel spontaan aan bod tijdens een studentencommissie. In opvolging hiervan werd onder andere de communicatie met studenten over organisatorische wijzigingen in het programma verbeterd door het nieuwe elektronisch leerplatform Dokeos. Na het negatieve visitatierapport in 2007 betrok de opleiding alle lectoren bij de daaropvolgende evaluatie. Aan de hand van een TRIS-zelfevaluatie stelde de opleiding over de opleidingsonderdelen en vakgroepen heen een actietabel op volgens het SMART-principe. Doelen en timings werden nauwlettend vooropgezet. Alle lectoren waren zeer betrokken, ook omdat zij samenwerkten in zeer frequente opleidingsraden. Nog in 2007 heeft de opleiding zelf bij NQA een bijkomende visitatie gevraagd om het verbeterplan te voeden. De Commissie van Toezicht van de Vlaamse Regering heeft het verbeterplan extern opgevolgd tot het nieuwe zelfevaluatierapport ter voorbereiding van de accreditatie klaar was. De commissie stelt vast dat de meeste verbetermaatregelen die uit de TRIS-oefening en de NQA-evaluatie kwamen geleid hebben tot effectieve vooruitgang van de opleiding. Zo werd ondertussen op het gebied van internationalisering een internationale module uitgewerkt, is een netwerk ontstaan met andere opleidingen uit het buitenland en ontstonden samenwerkingscontracten. De opleiding overweegt nog om de internationale module voor vreemde studenten te integreren of toegankelijk te maken voor de eigen bachelors. De commissie steunt dit plan. Nog in opvolging van deze evaluaties werd de werkveldcommissie samengesteld en ingebed in de IKZwerking. De mentoren kregen meer professionele ondersteuning in de vorm van de algemene studiebegeleider. De decretale voorschriften over het niveau en de oriëntatie van de professionele bachelor werden opnieuw bekeken, het domeinspecifiek referentiekader uitgevlooid, de competenties vastgelegd en het curriculum daarop afgestemd. Uit de zelfevaluatie en de gesprekken met het werkveld – onder meer de stageplaatsen -- bleken lacunes. De opleiding remedieerde en besteedt nu ook meer aandacht aan internet en sociale media. In totaal koos de opleidingsraad tien werkpunten. De commissie waardeert ten zeerste de manier waarop de opleiding voor al die punten de nodige acties heeft voorbereid en al grotendeels heeft uitgevoerd.
opleidingsrapport| 51
In de laatste TRIS-zelfevaluatie (2009-2010) werd na overleg met de IKZ-coördinator van de hogeschool enkel gewerkt aan het criterium „processen.‟ De opleiding scoorde duidelijk beter, maar er kwamen wel nog aandachtspunten naar voor, te realiseren over drie academiejaren. Zij worden opgevolgd in de opleidingsraad. Ook hier merkt de commissie dat al aan veel van deze punten gewerkt werd. De huidige status van deze acties is verwerkt in de overeenkomstige facetten van dit visitatierapport. De commissie vermeldt in het bijzonder de inspanningen voor de maatschappelijke dienstverlening, de verfijning van de onderzoeksmethodologie voor bevragingen, de opstelling van een gericht navormingsbeleid voor de lectoren, de opstelling van een 360°bevraging, de informatiedoorstroming van het werkveld naar de lectoren, de oprichting van vakgroepvergaderingen en weldra de inrichting van een communicatielokaal. De commissie stelt vast dat de TRIS-methodiek duidelijk heeft geleid tot een structurele aanpak van de kwaliteit van de opleiding in brede zin en tot aantoonbare verbeteringen. Zij stelt vast dat de ambitie voor een kwaliteitsaanpak van de opleiding ook de studenten enthousiasmeert en tevreden maakt over de opleiding vandaag. De studenten willen alles onder de knie krijgen en een sterke professional worden.
Aanbevelingen ter verbetering: /
Facet 5.3
Betrekken van medewerkers, studenten, alumni en beroepenveld
Beoordelingscriterium: Bij de interne kwaliteitszorg zijn medewerkers, studenten, alumni en het afnemend beroepenveld van de opleiding actief betrokken. Oordeel van de visitatiecommissie: goed
De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen: Zoals blijkt uit de beschrijving onder de facetten 5.1 en 5.2 zijn medewerkers, studenten, alumni en het afnemend werkveld van de opleiding actief en zeer nauw betrokken bij de interne kwaliteitszorg. Alle lectoren hebben zitting in de opleidingsraad en zijn dus perfect op de hoogte van alle besproken punten. De studenten zegden tijdens de visitatie dat ze graag beter op de hoogte zouden zijn over de adviezen of besluiten van de studentencommissie. Ze zouden het op prijs stellen de verslagen te kunnen terugvinden op Dokeos. De commissie staat heel positief tegenover de installatie van een werkveldcommissie. Zij meent echter dat een ruimere groep uit alle geledingen van de communicatiesector, ook in de non-profitsector, de systematische terugkoppeling met het werkveld nog interessanter zal maken. Ze is ook te vinden voor een iets frequentere samenkomst (twee of drie keer per jaar). Haar rol kan ook duidelijk en ruim worden gedefinieerd als terugkoppelen over alles wat de opleiding een nog sterkere band met de dagelijkse praktijk kan bezorgen: de cursussen, de materiële voorzieningen, de gastcolleges. Alle gesprekspartners van de commissie vinden zelf dat ze voldoende inspraak hebben via formele en/of via informele kanalen. Zij geven aan dat zij de terugkoppeling van de resultaten en hun betrokkenheid bij de verbeterplannen waarderen.
52 | opleidingsrapport
Aanbevelingen ter verbetering: De commissie suggereert om een ruimere vertegenwoordiging uit alle geledingen van de communicatiesector in de werkveldcommissie te overwegen. Zij vraagt ook om een iets frequentere samenkomst te bekijken.
Oordeel over onderwerp 5, interne kwaliteitszorg: voldoende
Op basis van de oordelen over: facet 5.1, evaluatie resultaten: facet 5.2, maatregelen tot verbetering: facet 5.3, betrekken van medewerkers, studenten, alumni en beroepenveld:
voldoende goed goed
is de visitatiecommissie van mening dat er in de opleiding voor dit onderwerp voldoende generieke kwaliteitswaarborgen aanwezig zijn.
opleidingsrapport| 53
Onderwerp 6
Facet 6.1
Resultaten
Gerealiseerd niveau
Beoordelingscriterium: De gerealiseerde eindkwalificaties zijn in overeenstemming met de nagestreefde competenties qua niveau, oriëntatie en domeinspecifieke eisen. Oordeel van de visitatiecommissie: goed
De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen: De voorbereiding van de studenten op de instap in het werkveld verloopt doordacht, indachtig de praktijkgerichte visie en doelstellingen van de opleiding. Het programma, het personeel, de voorzieningen en de kwaliteitszorg zijn daarop afgestemd. Dit kwam door dit hele rapport heen aan bod en getuigt van een doelgerichte en weloverwogen visie en aanpak. Dit alles wordt weerspiegeld in de resultaten van de opleiding. De commissie kreeg rechtstreeks een beeld van het gerealiseerde niveau door de stageverslagen en de eportfolio's in te kijken. Bij beide stelde ze grote verschillen vast qua niveau en invulling. Er waren verslagen en eportfolio‟s die zeer professioneel en volledig oogden, daar waar andere duidelijk een minder hoog niveau haalden. De commissie stelt vast dat op basis van deze verslagen en portfolio‟s een werkgever zich een duidelijk beeld kan vormen van de kwaliteiten en mogelijkheden van een afgestudeerde. Ze adviseert dat de opleiding de studenten nog meer zou stimuleren om deze e-portfolio ook na het afstuderen verder aan te vullen en te verbeteren met het oog op het samenstellen van een krachtig en efficiënt sollicitatie-instrument. De werkgevers die afgestudeerden van de opleiding in dienst hebben en/of stagiairs begeleiden, waren tijdens de visitatie zeer positief over het niveau van de afgestudeerden. De kennis van het Frans is veel verbeterd. Ook de kennis van de nieuwe media zoals de social media en blog, zit sterk in de lift. Volgens hen hebben alle stagiairs een voldoende basis om aan de slag te gaan. Ze hebben een brede geïntegreerde communicatieopleiding achter de rug en een breed zicht op het werkveld. Ze zijn zeer praktijkgericht en kunnen zelfstandig werken. De ervaring met de organisatie van een evenement in het tweede jaar is zeer sterk en helpt bij de stage. Het valt op dat de stagiairs van deze opleiding Communicatiemanagement zeer zelfstandig, praktijkgericht en to the point zijn. Soms worden de producten die een student tijdens zijn stage ontwikkelt ook in de werkomgeving gebruikt. Dat was bijvoorbeeld het geval voor het communicatieplan dat werd uitgewerkt voor de Opvoedingswinkel. Soms gebeurt dat ook niet omwille van budget en timing. De werkgevers vinden dat de stage nuttig is om nadien goede medewerkers te kunnen selecteren. Ze houden in hun keuze van een stagiair niet altijd rekening met de afstudeerrichting omdat de richtingen sterk bij elkaar aanleunen. Vaak hebben de studenten in beide afstudeerrichtingen wel een andere interessesfeer. De stageinformatie, -begeleiding en -evaluatie worden goed opgevolgd door de opleiding. Het valt op dat de quoteringen van de school en van het werkveld vaak sterk in dezelfde lijn liggen. De meeste werkgevers hadden helemaal geen adviezen meer in petto aan de opleiding. Anderen vragen nog meer aandacht voor talen, en in het bijzonder voor kennis van de Nederlandstalige én de Franstalige pers. Ook het toespitsen op on line mag nog meer aandacht krijgen, net zoals de contacten met communicatiediensten van de non-profitsector zoals culturele centra en welzijnsorganisaties. Het werkveld staat volledig achter een systematisch overleg een paar keer per jaar. De commissie is van mening dat uit de contacten met het werkveld
54 | opleidingsrapport
duidelijk blijkt dat de bereikte resultaten beantwoorden aan de verwachtingen van het werkveld. De zelfstandigheid, de praktijkgerichtheid en de maturiteit van de afgestudeerden worden sterk gewaardeerd. Tijdens de visitatie kwamen ook afgestudeerden uit de laatste drie afstudeerjaren aan het woord uit beide afstudeerrichtingen. Slechts een paar mensen zochten werk buiten de provincie, de meesten zijn in Limburg op zoek gegaan naar een job. Een aantal studenten kiest om verder te studeren. Deze afgestudeerden hebben het nieuwe curriculum nog niet gehad en reflecteerden over hoe het voordien was. Iedereen van de ondervraagden is zeer tevreden over de studies. Ze vonden de stage boeiend en leuk, maar wel veel zwaarder dan verwacht. Ze waren zeer flexibel en werkten ook ‟s avonds en in het weekend als dat nodig is. Ze zijn zelf ook tevreden over hun niveau van Frans en Engels, zowel mondeling als schriftelijk. Ze voelden zich bij het afstuderen over de hele lijn klaar voor de arbeidsmarkt. Ze vonden de lectoren zeer positief en professioneel, zeer toegankelijk en een hecht team. Ze zijn tevreden dat de opleiding helpt bij het vinden van werk, via mails, Facebook, de stages en vakantiejobs. Het gesprek met de afgestudeerden tijdens de visitatie komt in grote lijnen overeen met de laatste bevraging van afgestudeerden, die ook geen afgestudeerden van na de curriculumhervorming bevat. De eerste 'nieuwe lichting' kwam immers pas de voorbije zomer (2010) op de arbeidsmarkt. Er was slechts een respons van 28,2 %. Eén op de drie van de afgestudeerden heeft volgens de enquête nog een bijkomende opleiding gevolgd of volgt die nog. Daarmee studeren steeds meer afgestudeerden verder. Meer en meer kiezen ze voor een universitaire opleiding. Naast de economische crisis heeft dit wellicht te maken met het systeem van credits en schakelprogramma‟s, de ervaring dat masters meer kansen krijgen en sneller doorgroeien, het feit dat veel afgestudeerden ook geslaagd zijn aan de universiteit en dat een master vaak rechtstreeks leidt naar een kaderfunctie. 13,5 % van de ondervraagde afgestudeerden is nog werkzoekend. Dat is iets meer dan vroeger, wellicht te verklaren door de economische situatie. Wie wel een job vond, deed dat sneller dan voorheen. Afgestudeerden veranderen vandaag minder vaak van job en krijgen sneller een contract van onbepaalde duur. 11% is niet tevreden over de huidige job. Eén op de drie afgestudeerden voert een functie uit volgens het behaalde diploma, wat minder is dan bij de vorige bevragingen. Dat heeft wellicht ook te maken met het feit dat de vraagstelling nu anders was. Anderzijds gaven de afgestudeerden tijdens de visitatie aan dat ze beseffen dat het aantal jobs in de reclamesector beperkt is. Heel wat afgestudeerden gaan dus een andere richting uit. Omdat veel competenties waarover de afgestudeerden moeten beschikken ook welkom zijn op de arbeidsmarkt buiten de communicatiesector, is dat geen probleem. De afgestudeerden blijken bijvoorbeeld erg goed in het analyseren en synthetiseren van informatie, wat hen gegeerd maakt in het bank- en verzekeringswezen. 89 % van de afgestudeerden uit de jongste bevraging vond de opleiding matig tot zeer goed en zou er weer voor kiezen. Dat is een paar procent meer dan bij de vorige bevraging. 91% vindt dat de opleiding goed voorbereidt op de actuele beroepspraktijk, wat ongeveer 15% meer is dan bij de vorige bevraging. Dat voor de workshops alle opdrachten uit het werkveld komen en door hen mee worden begeleid, vinden de afgestudeerden zeer positief. Volgens de opleiding vindt ongeveer de helft van de afgestudeerden een job buiten de provincie, soms bij grote bureaus als VVL BBDO, Duval Guillaume, Leads United, Edelman enzovoort. Anderen komen terecht in een kleiner reclamebureau of doen all-roundcommunicatietaken in gemeenten, OCMW‟s, bedrijven en dergelijke. De commissie stelt vast dat de afgestudeerden tevreden zijn over hun opleiding. Ze verwacht dat diegenen die zopas zijn afgestudeerd met het nieuwe curriculum minstens even of nog meer tevreden zullen zijn. Voor Erasmus heeft de opleiding 25 bilaterale akkoorden afgesloten met instellingen in Wallonië, Finland, Frankrijk, Hongarije, Nederland, Polen, Portugal, Roemenië, Spanje, Turkije en het Verenigd Koninkrijk.
opleidingsrapport| 55
Doorgaans lopen vijf tot zes studenten een buitenlandse stage. Vorig academiejaar, 2009-2010, ging een student voor het eerst in het buitenland studeren. Het aantal inkomende studenten is toegenomen van twee in 2006-2007 tot achttien in 2009-2010. Het aantal Belgicastudenten varieert over de gemeten jaren heen tussen één en vijf. Docenten worden door de opleiding gestimuleerd tot internationale lectorenmobiliteit voor prospectie, omkadering van stage, lesgeven en projecten. Het aantal uitgaande lectoren steeg van zeven in 2006-2007 naar tien in 20092010. Daarnaast ontvangt de opleiding elk jaar twee lectoren voor gastlessen, prospectie en samenwerking in functie van projecten. De commissie stelt vast dat de inspanningen, acties en processen aangehaald in de vorige onderwerpen van dit visitatierapport tot goede resultaten leidden. De opleiding gaat bewust om met meetgegevens. Zij stuurt bij waar nodig om de resultaten nog te verbeteren. Als voorbeelden haalt de commissie het actieplan aan om de internationalisering te versterken en de intentie om toe te treden tot een netwerk voor hoger onderwijs voor communicatiemanagement, met name Space.
Aanbevelingen ter verbetering: /
Facet 6.2
Onderwijsrendement
Beoordelingscriteria: Voor het onderwijsrendement zijn streefcijfers geformuleerd in vergelijking met relevante andere opleidingen. Het onderwijsrendement voldoet aan deze streefcijfers. Oordeel van de visitatiecommissie: voldoende
De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen: Vlaanderen heeft geen traditie in het verzamelen van slaagcijfers per studiegebied en/of opleiding over de jaren heen. Uit ervaring blijkt dat de globale slaagcijfers voor generatiestudenten op Vlaams niveau tussen de 45 en de 50 procent liggen. Noch de evolutie over de jaren heen, noch de situatie per opleiding of studiegebied wordt opgevolgd. Daardoor kan de opleiding geen streefcijfers formuleren in vergelijking met relevante andere opleidingen. Toch stelt de hogeschool in het kader van de interne en externe kwaliteitszorg kengetallen voor het onderwijsrendement voorop, met name: Slaagcijfers; gemiddelde studieduur; tewerkstelling na afstuderen. De hogeschool formuleert geen generieke streefcijfers voor de hele hogeschool omwille van de diversiteit aan opleidingen. De dienst Onderwijs vraagt sinds maart 2010 wel aan elke opleiding om jaarlijks realistische maar uitdagende streefcijfers te formuleren. Op basis van de studenttabellen van de Vlaamse Interuniversitaire Raad (VLIR) en de Vlaamse Hogescholenraad (VLHORA) wordt per opleiding een overzicht in de tijd bijgehouden van de instroom-doorstroom en de gemiddelde studieduur. De opleiding stelt zich jaarlijks een streefdoel op basis van deze historische gegevens. Ze streeft ernaar dat 50 % van de generatiestudenten meer dan 75 % van de opgenomen studiepunten realiseert en
56 | opleidingsrapport
dat het cijfer vergelijkbaar is met dit van relevante vergelijkbare opleidingen. Omdat de cijfers van andere onderwijsinstellingen niet beschikbaar zijn, vergelijkt de opleiding de slaagcijfers van de regelmatige studenten Communicatiemanagement met die van andere opleidingen in het departement: Bedrijfsmanagement, Journalistiek, Toerisme- en recreatiemanagement en Office Management. In 2007-2008 was er een dieptepunt voor de opleiding, maar het jaar nadien werd het streefcijfer weer wel gehaald. Het gemiddelde slaagpercentage voor generatiestudenten (volgens bovenstaande definitie) over de academiejaren 2005-2006 tot 2008-2009 is 48 %, met als uitschieter 51 % in dat laatste jaar. Intussen zijn de opleidingsdoelen en het programma aangepast, is de studiebegeleiding verder uitgebouwd. Met de geïntegreerde communicatieoefening in het eerste opleidingsdeel wil de opleiding studenten snel een duidelijk beeld van de arbeidsmarkt geven. De infodagen, het mentoraat en andere initiatieven willen studenten helpen om een juiste keuze te maken en zich op een gepaste manier in te zetten. In hoeverre dit alles een effect heeft op het rendement zal blijken uit de toekomstige metingen bij studenten die het vernieuwde programma nu zullen afwerken. Hoeveel studenten er in de zomer 2010 geslaagd zijn met het nieuwe curriculum is nog niet bekend. De exitgesprekken met studenten die afhaken in het eerste jaar leveren geen eenduidige resultaten op. Volgens de lectoren van de opleiding haken veel studenten af omdat ze een fout beeld hebben/hadden van wat studeren in het hoger onderwijs inhoudt. De trajectbegeleider ondervindt dat het vaak draait om een gebrek aan inspanning. Velen hebben ook een studentenjob, die soms ten koste gaat van de studie. De gemiddelde studieduur is 3,66 academiejaren in 2008-2009. Dit is iets meer dan bij de meeste andere opleidingen in het departement. De opleiding schrijft dit toe aan de projectmatige werking in het derde jaar. Daarvoor moeten studenten geslaagd zijn voor zo goed als alle opleidingsonderdelen van de vorige structurele programmadelen. Het feit dat studenten nu kunnen afstuderen in februari, kan de studieduur helpen inkorten. Naast de slaagcijfers en de gemiddelde studieduur volgt de opleiding ook de tewerkstelling als parameter van het onderwijsrendement. De opleiding behaalt ruimschoots het nagestreefde streefcijfer van 90 % tewerkstelling binnen de zes maanden na afstuderen. Van 2006-2007 tot 2008-2009 schommelde dat cijfer tussen de 94,5 en de 100 %. Uit de jongste schoolverlatersstudie van de Vlaamse Dienst voor Arbeidsbemiddeling en Beroepsopleiding (VDAB) van 2009 blijkt 13,6 % van de afgestudeerden professionele bachelor Communicatiemanagement na 1 jaar afstuderen nog geen werk gevonden heeft. De opleiding van de XIOS Hogeschool Limburg scoort dus merkelijk beter. De commissie concludeert dat de opleiding de streefcijfers en streefdoelen voor het slaagpercentage en de duur van de opleiding voldoende opvolgt. Qua tewerkstelling van de afgestudeerden scoort ze veel beter dan het gemiddelde in Vlaanderen.
Aanbevelingen ter verbetering: De commissie stelt voor dat de opleiding de redenen van niet slagen verder in kaart brengt en daar de gepaste conclusies uit trekt qua oriëntering, begeleiding enz.
opleidingsrapport| 57
Oordeel over onderwerp 6, resultaten: voldoende
Op basis van de oordelen over: facet 6.1, gerealiseerd niveau: facet 6.2, onderwijsrendement:
goed voldoende
is de visitatiecommissie van mening dat er in de opleiding voor dit onderwerp voldoende generieke kwaliteitswaarborgen aanwezig zijn.
58 | opleidingsrapport
Globaal oordeel De visitatiecommissie baseerde haar oordeel en motivering op de volgende bronnen: -
het zelfevaluatierapport van de opleiding en de bijhorende bijlagen,de gevoerde gesprekken met de betrokkenen, de documenten ter inzage tijdens het bezoek, de opgevraagde documenten, de reactie van de opleiding op het opleidingsrapport.
Het ZER is een vrij behoorlijk en zeer uitgebreid document. Het lezen geeft een duidelijk beeld van de opleiding en toont de dynamiek en de praktijkgerichtheid van de opleiding. Er zit helaas geen strakke draad in. Veel zaken worden op verschillende plaatsen herhaald, soms zelfs letterlijk. Voor een stuk is dit inherent aan de facetten. Sommige passages zijn niet helemaal helder (bijvoorbeeld vermeldingen over de werkveldcommissie op diverse plaatsen, onduidelijkheid over de volledige tijdlijn sinds december 2005, sommige cijfergegevens over resultaten). In een volgend ZER kan de opleiding wellicht gegevens over tegen die tijd gerealiseerde veranderingen grondig documenteren. De bijlagen komen de commissie minder overzichtelijk over omdat een degelijke inhoudstafel ontbreekt. Een eenvoudige nummering van de bijlagen 1 tot 25, telkens met hun titel, en een doorlopende nummering van de pagina's en/of tabbladen zijn onontbeerlijk om deze informatie vlot toegankelijk te maken. Ook een vaste huisstijl (font & size) ontbrak, wat de commissie jammer vond.
Op basis van de oordelen over: onderwerp 1, niveau en oriëntatie: onderwerp 2, programma: onderwerp 3, personeel: onderwerp 4, voorzieningen: onderwerp 5, interne kwaliteitszorg: onderwerp 6, resultaten:
voldoende voldoende voldoende voldoende voldoende voldoende
is de commissie van mening dat er voldoende generieke kwaliteitswaarborgen in de opleiding aanwezig zijn.
opleidingsrapport| 59
Overzichtstabel van de oordelen score facet Onderwerp 1: Doelstellingen van de opleiding Facet 1.1: Niveau en oriëntatie Facet 1.2: Domeinspecifieke eisen Onderwerp 2: Programma
voldoende voldoende goed voldoende
Facet 2.1: Facet 2.2:
Relatie doelstelling en inhoud Eisen professionele gerichtheid
goed goed
Facet 2.3: Facet 2.4:
Samenhang Studieomvang
goed OK
Facet 2.5 Facet 2.6:
Studietijd Afstemming vormgeving en inhoud
voldoende goed
Facet 2.7: Facet 2.8:
Beoordeling en toetsing Masterproef
goed Niet van toepassing
Facet 2.9: Toelatingsvoorwaarden Onderwerp 3: Inzet van personeel Facet 3.1: Facet 3.2:
Kwaliteit personeel Eisen professionele gerichtheid
Facet 3.3: Kwantiteit personeel Onderwerp 4: Voorzieningen Facet 4.1: Facet 4.2:
Materiële voorzieningen Studiebegeleiding
Onderwerp 5: Interne kwaliteitszorg Facet 5.1: Evaluatie resultaten Facet 5.2: Facet 5.3:
Maatregelen tot verbetering Betrekken van medewerkers, studenten, alumni en beroepenveld
Onderwerp 6: Resultaten Facet 6.1: Gerealiseerd niveau Facet 6.2:
Onderwijsrendement
De oordelen zijn van toepassing voor: XIOS XIOS Hogeschool Limburg Communicatiemanagement afstudeerrichting Commerciële Communicatie afstudeerrichting PR & Voorlichting
60 | opleidingsrapport
score onderwerp
goed voldoende goed goed voldoende voldoende voldoende excellent voldoende voldoende goed goed voldoende goed voldoende
bijlagen
| 61
62 | cv van de visitatieleden
bijlage 1
curriculum vitae van de commissieleden
Pascale Cox (1972) is master in de Romaanse talen en volgde later verschillende bijscholingen op het vlak van marketing en communicatie. Zij werkt momenteel als marketing en communication manager in de verzekeringssector bij een bedrijf dat deel uitmaakt van een internationale groep. Zij is verantwoordelijk voor interne en externe communicatie & marketing. Albert Hoogveld is onderwijswetenschapper. Hij promoveerde aan de Open Universiteit Nederland (onderwijstechnologie) op het proefschrift: The teacher as designer of competency based education. Momenteel werkt hij als instructieontwerper, projectleider grote technologische ontwikkelprojecten, onderzoeker, trainer in instructieontwerp en consultant in curriculum aan het Onderwijstechnologisch expertisecentrum van de Open Universiteit Nederland. Stef Leunens (1959) studeerde Germaanse filologie en volgde diverse professionele opleidingen en seminaries in het kader van zijn functie als bedrijfswoordvoerder. Hij werkt al 25 jaar in de communicatiesector en heeft ervaring met verschillende activiteiten zoals woordvoerder, bedrijfscommunicatie, bedrijfsevents, interne en externe communicatie, reclamecampagnes, opzetten mediarelaties…Sinds 1998 werkt hij als bedrijfswoordvoerder bij KBC. Gert Schreurs (1969) is jurist van opleiding (KUL 1993) en behaalde daarna een postgraduaat bedrijfscommunicatie (VLEKHO 1994) en volgde nadien nog diverse bijkomende opleidingen en seminaries in het kader van zijn werk als communicatiemanager. Hij werkt sinds 1996 bij werkgeversorganisatie VKW Limburg waar hij momenteel manager pers en communicatie is. Zijn gevarieerde takenpakket omvat onder meer interne en externe communicatie, organisatie events, verantwoordelijke website, eindredactie ledenmagazine, het woordvoerderschap, … .
cv van de visitatieleden | 63
64 | erkenningscommissie
bijlage 2
erkenningscommissie
erkenningscommissie | 65
66 | onafhankelijkheidsverklaringen van de com missieleden
erkenningscommissie | 67
68 | onafhankelijkheidsverklaringen van de com missieleden
bijlage 3
onafhankelijkheidsverklaringen van de commissieleden
onafhankelijkheidsverklaringen van de commissieleden | 69
70 |
onafhankelijkheidsverklaringen van de commissieleden | 71
72 |
onafhankelijkheidsverklaringen van de commissieleden | 73
74 |
onafhankelijkheidsverklaringen van de commissieleden | 75
76 |
onafhankelijkheidsverklaringen van de commissieleden | 77
78 |
bijlage 4
bezoekschema
Dag 1 13.00 – 14.30 14.30 – 15.00 15.00 – 16.15 16.30 - 17.15 17.15 – 19.00 19.00 - 20.00 20.00 Dag 2 08.30 - 09.00 09.00 - 09.45 10.00 - 10.45 11.00 – 12.30 12.30 - 14.00 14.00 - 14.45 15.00 - 15.45 15.45 - 17.00 17.00 - 17.45
17.45 - 18.30 18.30 - 19.00 19.00 Dag 3 08.30 - 09.00 09.00 - 09.30 09.30 - 10.15 10.15 – 11.00 11.15 - 12.00 12.00 - 12.30 12.30 - 13.30 13.30 - 14.00 14.00 – 15.00 15.00 - 17.00 17.00
voorbereidende vergadering en inzage werkdocumenten kennismaking met de algemeen directeur, het departementshoofd opleidingsverantwoordelijke opleiding, opstellers ZER en een student betrokken bij het onderwijskundig overleg (onder meer bespreking referentiekader) kwaliteitsverantwoordelijke(n), verantwoordelijke(n) van de opleiding, het departement en/of de hogeschool inzage werkdocumenten informeel ontmoetingsmoment avondmaal voor de commissie
intern werkoverleg studenten eerste en tweede jaar: maximum 12, representatief samengesteld, inclusief studentenvertegenwoordigers studenten derde jaar: maximum 12, representatief samengesteld, inclusief studentenvertegenwoordigers rondgang lunch voor de commissie lectoren algemene vakken: maximum 12, representatief samengesteld, inclusief de personen betrokken bij onderwijskundig en/of beleidsoverleg lectoren specialisatievakken: maximum 12, representatief samengesteld, inclusief de personen betrokken bij onderwijskundig en/of beleidsoverleg intern werkoverleg en inzage van de documenten vertegenwoordigers werkveld: maximum 12, gedifferentieerd samengesteld, personen die afgestudeerden in dienst hebben of fungeren als begeleiders of promotoren van bachelorproeven en die niet ingeschakeld zijn in het opleidingsprogramma afgestudeerden: maximum 12 uit de drie laatste afstudeerjaren, representatief samengesteld uit de verschillende afstudeerrichtingen intern werkoverleg avondmaal voor de commissie
intern werkoverleg; adminstratief-technisch personeel begeleiders bachelorproeven en/of stagebegeleiders: maximum 12, representatief samengesteld verantwoordelijke internationalisering van de opleiding, het departement en/of de hogeschool; ombudspersonen, vernantwoordelijken studiebegeleiding- en –advies intern werkoverleg; lunch voor de commissie; opleidingsverantwoordelijke opleiding vrij spreekuur voorbereiding mondelinge rapportering mondelinge rapportering
bezoekschema | 79
80 | afkortingenlijst
bijlage 5
lijst van afkortingen en letterwoorden
ABA
academische bacheloropleiding
ASO
Algemeen secundair onderwijs
ATP
Administratief en technisch personeel
AUHL
Associatie Universiteit Hogescholen Limburg
BAMA
Bachelor Master
BNB
bachelor- na bacheloropleiding
BSO
beroepssecundair onderwijs
BZW
begeleid zelfstandig werk
CLB
centrum voor leerlingenbegeleiding
ECTS
European Credit Transfer System
EFQM
European Foundation for Quality Management
EQF
European Qualifications Framework
Erasmus
uitwisselingsprogramma voor studenten in het hoger onderwijs, onderdeel van het Project Socrates van de Europese commissie
Erasmus Mundus
programma van de Europese om interinversitaire masterprogrammas te ondersteunen
EVC
elders verworven competenties
EVK
eerder verworven kwalificaties
HBO
Hoger Beroepsonderwijs
HOR
Hogeronderwijsregister
IAJ
individueel aangepast jaarprogramma
ict
internet- en communicatietechnologie
IKZ
interne kwaliteitszorg
KSO
Kunstsecundair onderwijs
KZ
(integrale) kwaliteitszorg
NVAO
Nederlands Vlaamse Accreditatieorganisatie
OER
onderwijs en examenreglement
OOP
onderwijsontwikkelingsplan
afkortingenlijst | 81
OP
onderwijzend personeel
PBA
professionele bacheloropleiding
PDCA
letterwoord voor: „Plan Do Check Act‟
PGO
probleemgestuurd onderwijs
PGO
projectgestuurd onderwijs
PWO
projectmatig wetenschappelijk onderzoek
SERV
Sociaaleconomische Raad van Vlaanderen
SID-in
studie- informatiedagen
SOVO
Sociale Voorzieningen, bijvoorbeeld SOVOArte, de dienst voor sociale voorzieningen van De Artevelde Hogeschool
SWOT
letterwoord, duid op een system waarbij “Strengths”, “Weaknesses”, “Opportunities” en “Threats” in de organisatie worden geanalyseerd
TRIS
Transnationale Institutionale Samenwerking (een Instrument van kwaliteitszorg)
TSO
Technisch secundair onderwijs
UH
Universiteit Hasselt
VlaJO
Vlaamse jonge ondernemingen
VLHORA
Vlaamse Hogescholenraad
VLIR
Vlaamse Interuniversitaire Raad
VLOR
Vlaamse Onderwijsraad
VOKA
netwerk van ondernemingen van Het Vlaams Economisch Verbond met de plaatselijke Kamers van Koophandel.
VQF
Vlaams kwalificatie framework
VTE
voltijds equivalenten
VTO
Vorming, Training en Opleiding
XIOS
XIOS Hogeschool Limburg
ZER
zelfevaluatierapport
82 | afkortingenlijst