Herregistratie onder de loep Klinisch psychologen over de herregistratieronde 2011
Peter van Drunen en Maryse Broek
Amsterdam, april 2011
Inhoudsopgave
Inleiding
3
1.
Onderzoeksopzet
4
2.
De herregistratie-eisen
5
3.
Elektronisch herregistratiedossier
11
4.
Aanvraagprocedure
14
5.
Niet-aanvragers
21
6.
Samenvatting en conclusies
24
Bijlage: vragenlijst
27
-2-
Inleiding Per 1 januari 2011 verliep de registratietermijn van 2.148 klinisch psychologen. Specialisten die hun registratie wilden continueren, moesten hiertoe een verzoek tot herregistratie indienen. Zowel voor de betrokken specialisten als voor de FGzP was dit de eerste maal dat er sprake was van herregistratie. Om deze reden is besloten tot een grondige evaluatie van de ervaringen hiermee. Daarbij gaat het zowel om een evaluatie van de eisen voor herregistratie als van het herregistratieproces. In het kader van deze evaluatie is een internetenquête gehouden onder de klinisch psychologen van wie de registratie per 1 januari 2011 afliep. Dit betrof zowel klinisch psychologen die een verzoek tot herregistratie hebben ingediend, als hen die hiervan afzagen. In totaal deden 870 klinisch psychologen aan de enquête mee; dit betekent een respons van 40.5%. In dit rapport wordt verslag gedaan van de enquête. Hoofdstuk 1 beschrijft de vraagstelling van de enquête, de afnameprocedure en de respons. In de hoofdstukken 2-5 worden de resultaten gepresenteerd. Hoofdstuk 6 bespreekt de belangrijkste conclusies. De resultaten van dit onderzoek zullen ter bespreking worden voorgelegd aan het College, de Registratiecommissie en het bestuur van de FGzP. Het is aan College en RSG om te bezien op welke punten tegemoet gekomen kan worden aan de geuite bezwaren en de aanbevelingen en suggesties die door respondenten zijn gedaan.
-3-
I.
Onderzoeksopzet
Doel en vraagstelling De belangrijkste bedoeling van het onderzoek was informatie te verzamelen die een bijdrage kan leveren aan verbetering van de herregistratie-eisen en de herregistratieprocedure in de toekomst. In dit kader concentreerde het onderzoek zich op drie thema’s: 1.
De herregistratie-eisen. Centrale vraag hierbij was wat men vond van de zwaarte van de eisen, van de manier waarop ze waren uitgewerkt, en van de manier waarop aangetoond moest worden dat men eraan voldeed.
2.
De herregistratieprocedure. Een belangrijk thema hierbij was het elektronisch herregistratiedossier, dat is ontwikkeld om specialisten te ondersteunen in het bijhouden van de voor herregistratie relevante informatie en als medium voor het indienen van de aanvraag. Daarnaast werd gevraagd naar de voorlichting en informatievoorziening en de afhandeling van de aanvraag.
3.
Motieven voor het niet indienen van een aanvraag. Ongeveer een kwart van de klinisch psychologen van wie de registratie expireerde heeft geen aanvraag ingediend voor herregistratie. Via de enquête is geprobeerd na te gaan welke overwegingen hierbij een rol hebben gespeeld. De resultaten hiervan zijn gecombineerd met een demografische analyse aan de hand van het databestand van de FGzP.
In totaal bestond de vragenlijst uit 30 gesloten vragen en 9 open vragen. De vragenlijst is opgenomen als bijlage I van dit rapport.
Afname en respons De enquête werd digitaal afgenomen. Op donderdag 10 maart kregen alle klinisch psychologen van wie de registratie per 1 januari 2011 verlopen was een uitnodiging tot deelname. Op donderdag 17 maart volgde een reminder. De responstermijn liep tot en met zondagavond 20 maart. In totaal werd de enquête door 870 klinisch psychologen geheel of gedeeltelijk ingevuld. Dit is een respons van 40.5% procent, wat voor een digitale enquête redelijk tot hoog te noemen is. Twaalf specialisten rapporteerden dat zij niet in staat waren de enquête in te vullen. Enkelen van hen namen de moeite om op andere wijze hun reactie te geven op de herregistratie-eisen en –procedure. Deze reacties zijn in dit rapport verwerkt. Twee respondenten gaven aan dat zij pas wilden meewerken aan de enquête nadat zij antwoord hadden ontvangen op hun verzoek tot herregistratie. Om na te gaan of de respondenten representatief kunnen worden geacht voor de hele onderzoeksgroep werd een beperkte responsanalyse uitgevoerd. De resultaten hiervan laten zich als volgt samenvatten: ♦
De gemiddelde leeftijd van de populatie van klinisch psychologen die in aanmerking kwamen voor herregistratie was 56.6 jaar, de gemiddelde leeftijd van de responsgroep 55.3 jaar. Er is dus sprake van een lichte oververtegenwoordiging van jongere klinisch psychologen in de responsgroep.
♦
De deelname van vrouwelijke klinisch psychologen was iets hoger dan van mannen: in de populatie is de verhouding 55 vs. 45 procent, in de responsgroep 58 vs. 42 procent.
♦
Er was sprake van een lichte ondervertegenwoordiging van klinisch psychologen die hebben afgezien van herregistratie. Van de groep niet-geregistreerde psychologen participeerde minder dan 30% in het onderzoek, tegenover ruim 43% van de groep geregistreerde psychologen.
-4-
II.
De herregistratie-eisen
Om voor herregistratie in aanmerking te komen dient een specialist aan te kunnen tonen dat hij of zij het specialisme ‘regelmatig en in voldoende mate’
heeft uitgeoefend (werkervaring) en dat
hij/zij in voldoende mate heeft deelgenomen aan deskundigheidsbevorderende activiteiten. Zowel ten aanzien van werkervaring als ten aanzien van deskundigheidsbevordering zijn door het College nadere
eisen
gesteld,
bijvoorbeeld
wat
betreft
het
aandeel
van
patiëntgebonden
werkzaamheden/scholing. Door de Registratiecommissie zijn deze eisen vervolgens verder geoperationaliseerd en is bepaald op welke wijze men moest aantonen dat men aan de eisen voldeed. In dit hoofdstuk bespreken we de resultaten van de enquête met betrekking tot de eisen. Daarbij wordt ook aandacht besteed aan de zogenaamde coulanceregeling.
2.1
Eisen met betrekking tot werkervaring
Om voor herregistratie in aanmerking te komen, moesten klinisch psychologen gemiddeld 832 uur per jaar werkervaring hebben als klinisch psycholoog, waarvan 416 uur patiëntgebonden werkzaamheden. In de enquête is nagegaan wat de mening van de respondenten was over de zwaarte van deze eis, de manier waarop hij was uitgewerkt, en de manier waarop de respondenten moesten aantonen dat zij aan deze eis voldeden. De resultaten worden grafisch weergegeven in figuren 1 en 2. Figuur 1: Beoordeling van de zwaarte van de eis
Bijna tachtig procent van de respondenten geeft aan de zwaarte van de eis precies goed te vinden. Twaalf procent vindt de eis te licht, acht procent vindt hem te zwaar. Enkele respondenten pleiten voor aangepaste eisen voor oudere specialisten. Deze hebben enerzijds hun sporen in het vak ruimschoots verdiend, en voldoen anderzijds vaak niet meer aan de gestelde eisen, met name wat betreft het aandeel van patiëntgeboden werkzaamheden. Een enkeling merkt op dat de consequentie van de huidige eisen is, dat klinisch psychologen die met pensioen zijn en nog een kleine eigen praktijk hebben, buiten de boot vallen.
-5-
Figuur 2: Beoordeling van de uitwerking en van het aantonen van de eis
uitwerking
aantonen
0%
20%
40% zeer slecht
60%
slecht
neutraal
goed
80%
100%
zeer goed
De manier waarop de eis is uitgewerkt, wordt gemiddeld gewaardeerd met 3.3 op een schaal van 1 tot 5, waarbij 1 zeer slecht is en 5 zeer goed. Getransformeerd naar schoolcijfers is dit een 6½ . Slechts iets meer dan eenderde van de respondenten is hierover positief (35%). 58% is neutraal, een kleine 7% vindt de uitwerking slecht tot zeer slecht. Voor de manier waarop de werkervaring moest worden aangetoond, heeft men een gemiddelde waardering van 3.4 (schoolcijfer: 7-). Meer dan de helft van de respondenten is positief tot zeer positief hierover (53%). Eenderde van de respondenten is neutraal, 13% is hier slecht tot zeer slecht over te spreken. Overigens liggen de ‘uitwerking’ en het ‘aantonen’ van de eis dicht bij elkaar, wat bij respondenten mogelijk tot verwarring heeft geleid. Uit de toelichtende opmerkingen blijkt dat men vooral ongelukkig is met de vele formulieren die moesten worden ingevuld. Wat betreft werkervaring in dienstverband vragen verschillende respondenten zich af waarom het nodig was zowel een werkgeversverklaring als een kopie van de aanstelling in te leveren. Daarnaast is er meerdere malen kritiek op het feit dat men voor elk jaar een aparte verklaring in moest leveren, in plaats van te kunnen volstaan met één verklaring voor de gehele periode. Wat betreft werkervaring als vrijgevestigde blijkt men vooral moeite te hebben met de gevraagde accountantsverklaring. Het was veel respondenten onvoldoende duidelijk aan welke eisen deze verklaring moest voldoen. Gepleit wordt voor een modelverklaring. Daarnaast acht men een accountantsverklaring niet erg veelzeggend, en voelt men zich door de gevraagde verklaring extra op kosten gejaagd. Gesuggereerd wordt in plaats daarvan te mogen volstaan met de omzetgegevens, of verzameldeclaraties van instellingen als FaMed; die geven immers ook een indicatie van het aantal gewerkte uren. Een enkeling pleit ook voor een modelverklaring inzake DBC’s. Enkele respondenten doen de suggestie om in principe alleen een verklaring van de indiener zelf te vragen, en alleen in geval van twijfel naar achterliggende stukken te vragen. Enkele anderen vragen zich af waarom de hele procedure niet gedigitaliseerd kan worden; daarbij wordt verwezen naar de psychiaters, bij wie dit het geval zou zijn. Conclusie Concluderend kan gezegd worden dat een grote meerderheid van de respondenten zich kan vinden in de zwaarte van de eis met betrekking tot werkervaring. Over de uitwerking van de eis en de manier waarop men moest aantonen aan deze eis te voldoen, is de respondent sceptischer. De gemiddelden voor de uitwerking en het aantonen van de eis zijn nog ruim voldoende (respectievelijk 3.3 en 3.4).
2.2
Eisen op het gebied van deskundigheidsbevordering
Naast werkervaring golden voor herregistratie eisen op het gebied van deskundigheidsbevordering. Deze eisen houden in dat er gemiddeld 40 uur per jaar besteed dient te worden aan deskun-
-6-
digheidsbevordering. Hiervan moet minimaal 16 uur geaccrediteerde bij– en nascholing zijn en minimaal 8 uur intercollegiale toetsing op het gebied van individuele patiëntenzorg. In de enquête is ook hier nagegaan wat de mening van de respondenten was over de zwaarte van deze eis, de manier waarop zij was uitgewerkt en de manier waarop men moest aantonen dat men aan deze eis voldeed. De resultaten worden grafisch weergegeven in figuren 3 en 4. Figuur 3: Beoordeling van de zwaarte van de eis
Figuur 4: Beoordeling van de uitwerking en van het aantonen van de eisen
uitwerking
aantonen
0%
10%
20%
30%
40%
50%
zeer slecht
slecht
neutraal
60% goed
70%
80%
90%
100%
zeer goed
Een ruime meerderheid (65%) van de respondenten geeft aan dat zij de zwaarte van de eis als precies goed ervaren. Een kleine 5% vindt de eis te licht en geen enkele respondent geeft aan de eis veel te licht te vinden. Bijna een derde geeft in totaal aan de eis (veel) te zwaar te vinden. Kritisch zijn de respondenten over de wijze waarop de eis wordt uitgewerkt. Met een gemiddelde van 3.0 is dit een van de laagste gemiddelden binnen het onderzoek. Minder dan een derde (31%) is hierover positief, bijna de helft is neutraal (45%), bijna een kwart (23%) vindt de uitwerking slecht tot zeer slecht. De wijze waarop de klinisch psychologen moesten aantonen dat zij aan de eis voldeden, werd gemiddeld gewaardeerd met een 3.2. Bijna de helft van de respondenten vond de manier van aantonen goed (42%) tot zeer goed (2%). Ongeveer een derde stond hier neutraal tegenover, 20% was negatief. Diverse respondenten merken op dat zij het palet van deskundigheidsbevordering te smal vinden. Genoemd wordt onder andere het bijhouden van vakliteratuur: een evidente vorm van deskundig-
-7-
heidsbevordering die nu niet meetelt. Volgens sommige respondenten is het bijhouden van vakliteratuur nuttiger dan het volgen van geaccrediteerde cursussen. Ook hier wordt gesuggereerd de zwaarte van de eisen afhankelijk te stellen van de werkervaring die iemand heeft. Gesignaleerd wordt dat bij- en nascholing van oudere klinisch psychologen voor de werkgever weinig rendement heeft en het opleidingsbudget beter besteed kan worden aan jongere collegae. Enkelen pleiten voor een ‘seniorenbeleid’: minder eisen stellen aan oudere klinisch psychologen, zodat zij behouden blijven voor het vak. Hieronder gaan wij afzonderlijk in op de drie componenten van deskundigheidsbevordering die meetelden voor de herregistratie. Geaccrediteerde bij- en nascholing Het systeem van geaccrediteerde bij- en nascholing roept veel kritische reacties op. Diverse respondenten wijzen erop dat het aanbod betrekkelijk smal is. Men erkent dat dit in de loop der tijd beter is geworden, maar vooral mensen die werkzaam zijn buiten de GGZ signaleren dat op hun terrein vaak te weinig (geaccrediteerde) bij- en nascholing voorhanden is. Doordat veel niet geaccrediteerd wordt, kost het moeite om aan voldoende punten te komen. Dit brengt sommigen tot een pleidooi tot verlaging van de punteneis. Diverse respondenten signaleren een spanning tussen hun intrinsieke scholingsbehoefte en de noodzaak om aan de herregistratie-eisen te voldoen: “in plaats van dingen doen die voor mijn werk van belang zijn, moet ik punten jagen bij cursussen en congressen waar ik inhoudelijk weinig tot niets aan heb”. Een veelgenoemde steen des aanstoots is het niet-accrediteren van buitenlandse congressen. Men ervaart het als oneigenlijk, kostenverhogend en nodeloos arbeidsintensief dat men zelf accreditatie hiervoor aan moet vragen. Enkele respondenten hebben kritiek op het feit dat slechts activiteiten op het eigen werkgebied worden geaccrediteerd. Zij geven aan dat ook activiteiten buiten het eigen werkveld erg nuttig kunnen zijn voor de professionele vorming. Zo geeft een neuropsycholoog aan ook gebaat te zijn bij het leren van gedragstherapeutische interventies. Diverse respondenten vragen zich af waarom cursussen door de FGzP in de regel met minder punten worden beloond dan door andere accrediterende organisaties (zoals de KNMG). Verder wordt het als onbillijk ervaren dat accreditatie van cursussen niet met terugwerkende kracht plaatsvindt. Hierdoor treden volgens sommige respondenten verschillen op, die niets te maken hebben met de kwaliteit van het onderwijs en uitsluitend het gevolg zijn van het moment van aanvragen van accreditatie. Wie de cursus in jaar X volgt, krijgt deze wel gehonoreerd en zijn of haar collega die dezelfde cursus een jaar eerder volgde, krijgt hier geen punten voor. Meer in het algemeen stelt een aantal respondenten dat de accreditatiesystematiek ertoe leidt dat men afhankelijk is van de vraag of een aanbieder wel accreditatie aanvraagt voor de aangeboden scholing of deskundigheidsbevordering. Enkele respondenten uit Aruba en Curaçao vragen aandacht voor het feit dat het voor hen vrijwel onmogelijk is aan de eisen te voldoen, gezien het ontbreken van scholingsaanbod ter plaatse. Veel reacties betreffen de beoordeling van activiteiten door de accreditatiecommissie. Deze wordt door diverse respondenten gekarakteriseerd als arbitrair, onnavolgbaar en nodeloos streng. Enkele respondenten menen dat er sprake is van inhoudelijke vooringenomenheid: activiteiten die binnen een bepaald stramien vallen worden meer punten toegekend dan ‘out of the box’ activiteiten. Dit kan als gevolg hebben dat mensen de urentoekenning minder serieus gaan nemen. Anderen signaleren een onderwaardering van cursussen ten opzichte van congressen: cursussen vereisen in de regel veel voorbereidingstijd, en deze wordt niet gehonoreerd. Diverse responden-
-8-
ten geven aan het lastig te vinden dat bij de intekening voor cursussen vaak nog niet duidelijk is of de cursus geaccrediteerd zal worden, of hoeveel punten hij oplevert. Tot slot signaleren sommige respondenten onvolkomenheden in het herregistratiesysteem: ♦
Onduidelijk of men zelf in moet voeren, of dit door de aanbieder gebeurt;
♦
Als men zelf heeft ingevoerd, kan dit niet overschreven worden door invoer van de aanbieder;
♦
Meer in het algemeen problematisch dat men invoer niet achteraf kan corrigeren.
Sommigen pleiten ervoor alles zelf bij te kunnen houden, zodat ze niet afhankelijk zijn van de cursusaanbieder voor invoer van de gegevens. Dat vereist dat er weer certificaten worden uitgereikt aan deelnemers van bij- en nascholing. De FGzP zou zich hier hard voor kunnen maken. Intercollegiale toetsing Diverse respondenten vinden de eisen op het gebied van intercollegiale toetsing te mild: intervisie is minstens zo belangrijk als bij- en nascholing, en vormt bij veel klinisch psychologen een regulier onderdeel van de praktijkvoering. Wat betreft de uitwerking en wijze van aantonen van intercollegiale toetsing is er veel kritiek. Dit geldt vooral voor de eis dat er sprake moet zijn van een verslag en presentatielijst van elke sessie. Dit wordt ervaren als een nodeloos bureaucratische eis, die bovendien weinig garanties geeft. Sommigen menen ook dat het op gespannen voet staat met de vertrouwelijkheid van gegevens van de besproken patiënten. Als alternatief voor de eis van intercollegiale toetsing wordt visitatie genoemd. Overige deskundigheidsbevordering Een aantal respondenten merkt op dat zij pas in een zeer laat stadium ontdekten welke activiteiten konden meetellen als ‘overige deskundigheidsbevordering’. Anderen vonden de wijze van aantonen erg bewerkelijk. Een enkeling vond de gehanteerde honoreringsnormen te laag, met name voor publicaties. Conclusie Concluderend kan gesteld worden dat ook hier een meerderheid (65%) van de respondenten de zwaarte van de eis precies goed vinden. Desalniettemin dient de dertig procent van de respondenten die aangeeft de eis (veel) te zwaar te vinden, niet vergeten te worden. Over de manier waarop de eis is uitgewerkt en de manier waarop de eis moest worden aangetoond, zijn de respondenten gemiddeld kritischer dan bij de werkervaringeis (met gemiddelden van 3.0 voor de uitwerking en 3.2 voor het aantonen).
2.3 Coulanceregeling De coulanceregeling binnen het herregistratiebesluit kan toegepast worden als specialisten nog niet geheel aan de eisen voldoen. Volgens deze regeling krijgen zij één jaar de tijd om alsnog aan alle eisen te voldoen. De respondenten zijn over het algemeen tevreden met de coulanceregeling. Ruim driekwart vindt de regeling precies goed. 6% vindt haar te soepel en 14% vindt haar juist te streng. Deze verschillende inzichten komen ook terug in de commentaren bij deze vraag. Enerzijds is er een groep respondenten die vindt dat een coulanceregeling per definitie afbreuk doet aan de herregistratieregeling. Anderen vinden de regeling voor deze eerste ronde wel op zijn plaats, maar pleiten ervoor in de toekomst geen coulance meer toe te staan, omdat de eisen reëel zijn en het goed mogelijk is eraan te voldoen. Hiertegenover staat een groep respondenten die de regeling te streng vindt, vooral gezien de perikelen rondom accreditatie van cursussen: wie om deze reden niet aan de eisen kan voldoen, is ook niet geholpen met een coulanceregeling die uitstel geeft van een jaar. Ook wordt erop
-9-
gewezen dat de coulance betekent dat men de komende periode extra veel moet doen aan deskundigheidsbevordering, omdat men ook aan de eisen van de nieuwe periode moet voldoen. Diverse respondenten merken op dat de regeling wel erg laat bekend werd. Enkele nietaanvragers merken zelfs op dat zij mogelijk wel hadden aangevraagd als de regeling eerder bekend was geweest.
Figuur 5: Beoordeling van de coulanceregeling
Een veelvoorkomend commentaar is dat coulance alleen van toepassing zou mogen zijn voor specialisten die wegens ziekte, zwangerschap of andere persoonlijke omstandigheden niet aan de eisen voldoen. Voor deze groep zou de regeling wel wat soepeler mogen zijn; een uitstel van een jaar is aan de krappe kant. Voor diegenen die ‘de kantjes eraf lopen’ zou daarentegen geen coulance mogen gelden. Meer in het algemeen wordt vaak gepleit voor het meewegen van omstandigheden. Sommigen pleiten in dat verband voor de mogelijkheid om de persoonlijke situatie mondeling toe te lichten bij de aanvraag. Een respondent die niet voor de coulanceregeling in aanmerking kon komen zegt hierover het volgende: ‘Helaas ben ik vanwege een chronische ziekte 80-100% afgekeurd en voldoe ik niet meer aan het aantal werkuren en nascholingsuren. Ik werk nu zelfstandig in mijn minipraktijk. Ik heb een brief geschreven of er een uitzondering gemaakt kan worden. Ik ben bijna 58 jaar en heb als senior psycholoog veel expertise en deskundigheid inmiddels. Ik blijf op de hoogte via vakliteratuur, heb intervisie etc. Helaas was dat niet mogelijk en ben ik mijn registratie van klinische psychologie – waar ik zo hard voor heb gewerkt – nu kwijt. Behalve het hebben van een ziekte en het verliezen van een leuke baan, kan dit er ook nog wel bij. Maar… ik blijf doorgaan en heb nog wat registraties over!’. Conclusie Concluderend kan worden gezegd dat een zeer ruime meerderheid zich kan vinden in de coulanceregeling. Desalniettemin is het goed om te kijken naar de voorwaarden bij de toepassing van de regeling. Het is tijdtechnisch lastig in één jaar alsnog aan de voorwaarden te voldoen, terwijl er alweer aan het voldoen van de eisen van de nieuwe periode gewerkt moet worden. Daarnaast pleiten velen voor een geïndividualiseerde toepassing van de regeling, die rekening houdt met persoonlijke omstandigheden.
- 10 -
III.
Elektronisch herregistratiedossier
Een sleutelrol in het herregistratieproces speelt het elektronisch herregistratiedossier. Dit is ontwikkeld om specialisten de mogelijkheid te geven om gedurende de registratieperiode zelf alle gegevens over werkervaring en deskundigheidsbevordering bij te houden. Tevens dient het herregistratiedossier als basis voor de herregistratieaanvraag. Aan de respondenten is gevraagd in hoeverre zij gebruik hebben gemaakt van het dossier. De mogelijke antwoorden vindt u in tabel 1. Daarnaast is gevraagd hoe nuttig zij het vonden om hun werkervaring en deskundigheidsbevordering tussentijds bij te houden en hoe gebruikersvriendelijk zij het dossier vonden. Zie hiervoor Figuren 6 en 7. Tabel 1: Mate van gebruik van het elektronisch herregistratiedossier n Volledig, ik hield mijn werkervaring en deskundigheidsbevordering permanent bij.
%
118
17
Gedeeltelijk, ik heb mijn werkervaring en deskundigheidsbevordering enkele malen bij- 328
47
gewerkt. Ik heb er een of twee keer naar gekeken, maar het niet bijgehouden
97
14
Ik heb het alleen gebruikt voor het indienen van mijn aanvraag
162
23
Figuur 6: Beoordeling nut van het elektronisch dossier
alle respondenten permanent bijgehouden enkele malen bijgewerkt wel naar gekeken, niet bijgehouden alleen gebruikt bij aanvraag 0%
20%
40%
helemaal niet nuttig
niet nuttig
60% neutraal
80% nuttig
100%
zeer nuttig
Meer dan driekwart van de respondenten geeft aan het tussentijds bijhouden van het dossier nuttig (53%) of zelfs zeer nuttig (25%) te vinden. Slechts twaalf procent vindt het bijhouden niet nuttig (9%) of helemaal niet nuttig (3%). Gemiddeld beoordeelden respondenten het nut van het elektronisch dossier met een 3.9. Van de respondenten die het dossier permanent hebben bijgehouden, vindt 92% het nuttig of zeer nuttig om dit tussentijds bij te houden. Van de respondenten die het dossier enkele malen hebben bijgewerkt dan wel er 1 á 2 keer naar hebben gekeken, is dit respectievelijk 87 en 64 procent. Bijna 50% vindt de gebruikersvriendelijkheid van het elektronisch herregistratiedossier goed. 6% vindt de gebruikersvriendelijkheid zeer goed en 26% is neutraal. De overige 21% vindt het slecht (17%) tot zeer slecht (4%). Gemiddeld wordt de gebruikersvriendelijkheid gewaardeerd door respondenten met een 3.3.
- 11 -
Figuur 7: Beoordeling gebruikersvriendelijkheid van het dossier
alle respondenten
permanent bijgehouden
enkele malen bijgewerkt wel naar gekeken, niet bijgehouden alleen gebruikt bij aanvraag 0%
10% 20%
30% 40% 50% 60% 70% 80%
zeer slecht
slecht
neutraal
goed
90% 100%
zeer goed
Het percentage respondenten dat de gebruikersvriendelijkheid (zeer) goed vindt, daalt naarmate de respondenten het dossier minder gebruiken. Van de respondenten die het registratiedossier permanent hebben bijgehouden, vindt 64% de gebruikersvriendelijkheid (zeer) goed. Bij de respondenten die het dossier enkele malen hebben bijgewerkt, is dit 55%. Van de respondenten die het dossier 1 á 2 keer hebben ingezien of het alleen hebben gebruikt voor het indienen van de aanvraag, vindt respectievelijk 46% en 45% het goed tot zeer goed. Er zit een lichte stijging in het percentage respondenten dat de gebruikersvriendelijkheid (zeer) slecht vindt, naarmate de respondenten het dossier minder gebruiken. Het percentage respondenten dat de gebruikersvriendelijkheid (zeer) slecht vindt loopt op van 19% (van de respondenten die het dossier permanent bijhouden) naar 28% (respondenten die het dossier alleen hebben gebruikt voor het indienen van de aanvraag). Het grootste deel van de bezwaren over het herregistratiedossier hebben betrekking op het onderstaande: ♦
Het ontbreken van de mogelijkheid om wijzigingen aan te brengen in het dossier;
♦
De onduidelijkheid en onoverzichtelijkheid van het systeem, waardoor het erg arbeidsintensief is om het dossier te doorgronden;
♦
Obstakels bij het bijschrijven van deskundigheidsbevordering.
Het ontbreken van de mogelijkheid om wijzigingen aan te brengen in het dossier Op alle onderdelen bleek het niet mogelijk zelf correcties aan te brengen in het dossier en dit werd door veel respondenten als een ergernis gezien. Er wordt voor gepleit dat er wijzigingen aangebracht moeten kunnen worden zonder dat dit sporen achterlaat. De onduidelijkheid en onoverzichtelijkheid van het systeem Respondenten geven aan het lastig te vinden om te navigeren tussen de verschillende rubrieken en schermen waar informatie vandaan gehaald moet worden. Als advies wordt gegeven om tabbladen te creëren die constant te zien zijn in plaats van alleen de mogelijkheid om naar pagina’s te kunnen doorklikken. Dit zou het geheel overzichtelijk kunnen maken. Daarnaast zou er een balkje gecreëerd kunnen worden waarop te zien is in hoeverre er al aan de eisen is voldaan. Sommige acties zijn ook lastig te vinden, waaronder het ‘inloggen’. Ook wordt er meerdere malen aangegeven dat het niet altijd duidelijk is waar en wanneer er bewijsformulieren gedownload moeten worden. Respondenten geven aan behoefte te hebben aan directe en duidelijke instructies en aanvullende informatie daar waar nodig. Tot slot was er geen duidelijk overzicht van de totale uren die al voldaan waren per categorie en de uren die nog behaald moesten worden.
- 12 -
Obstakels bij het bijschrijven van deskundigheidsbevordering Respondenten geven aan het prettig te vinden dat aanbieders de scholingen automatisch in het dossier plaatsen als deze zijn geaccrediteerd. Het is echter voor veel respondenten onduidelijk wanneer en bij welke activiteiten een aanbieder dit doet en wanneer dit zelf gedaan moet worden. Het kan soms erg lang duren voordat de aanbieder weet of een activiteit geaccrediteerd is en hoeveel punten dit oplevert. Ondertussen kan de klinisch psycholoog de activiteit wel alvast plaatsen in het dossier, maar deze kan vervolgens niet overschreven worden de aanbieder. Wat betreft ‘overige deskundigheidsbevordering wordt er gepleit voor een eenvoudige wijze waarop duidelijkheid te verkrijgen is of niet-geaccrediteerde cursussen of wetenschappelijke artikelen e.d. worden goedgekeurd en voor hoeveel punten. Er worden een aantal suggesties gegeven: ♦
Uploaden van documenten in het elektronisch dossier, in plaats van per post naar FGzP sturen;
♦
Jaarlijkse reminder voor het bijwerken van het dossier;
♦
Koppeling van het dossier aan andere herregistratiesystemen zoals de VGCT.
Tot slot is gevraagd of de respondent het elektronisch herregistratiedossier in de toekomst van plan is bij te gaan houden. Bijna een derde (30%) van de respondenten wilt zijn/haar dossier permanent bij gaan houden. Ruim de helft (59%) gaat zijn/haar werkervaring en deskundigheidsbevordering periodiek bijwerken. 11% geeft er de voorkeur aan de aanvraag in één keer voor te bereiden. Conclusie Concluderend kan gezegd worden dat een grote meerderheid het elektronisch dossier nuttig of zeer nuttig vindt, maar dat men minder te spreken is over de gebruikersvriendelijkheid. Desalniettemin is bijna 90% van plan het herregistratiedossier in te toekomst periodiek of permanent bij te houden. Naarmate respondenten het elektronisch herregistratiedossier meer gebruiken, zijn zij ook positiever over het nut en de gebruikersvriendelijkheid hiervan. Over de richting van dit verband kunnen we alleen speculeren: gebruikt men het meer omdat men er positief over is, of wordt men positiever naarmate men het meer gebruikt?
- 13 -
IV.
Procedure behandeling aanvraag
4.1 De aanvraagprocedure Figuur 8: Beoordeling duidelijkheid aanvraagprocedure
0%
20%
40%
zeer s lec ht
s le cht
60%
neutraal
goed
80%
100%
zeer goed
Van de 695 respondenten die de vraag hebben beantwoord, is ruim de helft (57%) positief of zeer positief over de duidelijkheid van de aanvraagprocedure. 13% is negatief tot zeer negatief. Respondenten geven gemiddeld een score van 3.5. Er wordt vaak kritiek geuit over de onduidelijkheid met betrekking tot de urentelling bij de verschillende onderdelen. Zo is het mensen niet duidelijk dat er gestopt wordt met tellen zodra de benodigde drempel is bereikt. Daarnaast is één van de meest geuite kritiekpunten die terugkomt in de gehele enquête dat het onduidelijk is welke activiteiten geaccrediteerd worden en voor hoeveel punten en welke niet. Vanwege deze onduidelijkheid voegen mensen activiteiten toe die niet meer nodig zijn voor de puntentelling. Meerdere respondenten geven aan dat een groot nadeel hiervan is dat de activiteiten die voor de puntentelling niet meer nodig zijn, ook niet meegenomen kunnen worden naar de volgende herregistratieperiode. Oplossingen die worden aangedragen zijn vroeger bekend maken van het soort cursussen die in aanmerking komen voor accreditatie en activiteiten die in 2010 plaatsvinden mee te laten nemen naar de nieuwe periode. Tot slot blijkt er uit de opmerkingen van respondenten dat er veel onduidelijkheid heerst over waar en wanneer aanvullende papieren nodig waren. Er wordt vaak aangegeven dat er certificaten of bewijsstukken zijn opgestuurd terwijl dit niet nodig was, of juist zijn vergeten terwijl het van belang was.
- 14 -
Figuur 9: Tijdsinvestering herregistratieaanvraag
35 30
procent
25 20 15 10 5 0 0-5
6-10
11-15
16-20
21-25
26-30
31-35
36-40
aantal uren
Gemiddeld hebben respondenten 14 uren besteed aan het gereedmaken van de aanvraag voor herregistratie. Dit gemiddelde wordt echter sterk beïnvloed door een klein aantal respondenten dat een tijdsinvestering boven de 100 uur aangeeft. Negentig procent van de aanvragers heeft er minder dan 25 uur aan besteed, zestig procent 10 uur of minder. Zowel het invoeren van de gegevens in het dossier als het voldoen aan de eisen van de herregistratie, kost volgens respondenten te veel tijd. Het systeem wordt omslachtig en ingewikkeld genoemd en het kost respondenten veel tijd om het elektronisch dossier te doorgronden.
4.2 Voorlichting De registratiecommissie heeft ernaar gestreefd specialisten tijdig, duidelijk en volledig te informeren over de herregistratie-eisen en de herregistratieprocedure. Voorlichting is onder meer verstrekt aan de hand van schriftelijke informatie en de website van de FGzP. In de enquête is nagegaan wat de mening was van de respondenten over de tijdigheid, volledigheid en duidelijkheid van de voorlichting. De resultaten worden grafisch weergegeven in figuur 10. Figuur 10: Beoordeling voorlichting
tijdigheid
duidelijkheid
volledigheid
0%
10%
20%
30%
zeer slecht
40%
50%
slecht
neutraal
- 15 -
60% goed
70%
80%
zeer goed
90%
100%
Meer dan driekwart van de respondenten (85%) is het eens (57%) of geheel eens (28%) met de stelling dat zij tijdig zijn geïnformeerd over de herregistratie-eisen en de procedure. Slechts 8% staat neutraal tegenover de stelling dat zij tijdig geïnformeerd zijn, 5% van de respondenten is het oneens en 2% is het helemaal niet eens met de stelling. Op een schaal van 1 tot 5, waar 1 helemaal oneens en 5 geheel eens is, is er een hoge gemiddelde score van 4.1 behaald. Een ruime meerderheid (63%) van de respondenten is ermee eens of helemaal mee eens dat de informatie over de herregistratie-eisen en de procedure duidelijk was. Eenzelfde ruime meerderheid (60%) geldt voor de stelling dat de informatie volledig was. Gemiddeld beoordelen de respondenten zowel de duidelijkheid als de volledigheid van de voorlichting met een 3.5. In totaal vond 21% van de respondenten de informatie (erg) onduidelijk. 17% van de respondenten vond de informatie over de herregistratie-eisen onvolledig. Conclusie Concluderend kan worden gesteld dat de respondenten (zeer) tevreden waren over de voorlichting en zij beloonden deze dan ook met relatief hoge gemiddelden 4.1 voor tijdigheid en 3.5 voor duidelijkheid en volledigheid.
4.3 De helpdesks Voor hulp bij herregistratie bestond de mogelijkheid om gebruik te maken van de telefonische dan wel elektronische helpdesk. Bijna de helft van de respondenten (49%) geeft desgevraagd aan dat zij gebruik gemaakt hebben van de telefonische helpdesk. Ruim één derde (39%) van de respondenten heeft gebruik gemaakt van de elektronische helpdesk. Figuur 11: Beoordeling telefonische helpdesk
bereikbaarheid
klantvriendelijkheid
deskundigheid
0%
20% zeer slecht
40% slecht
60% neutraal
goed
80%
100%
zeer goed
Van de respondenten die gebruik gemaakt hebben van de telefonische helpdesk vond bijna de helft (45%) de bereikbaarheid van de telefonische helpdesk goed tot zeer goed. 31% van de respondenten vond de bereikbaarheid slecht tot zeer slecht. Gemiddeld behaalde de telefonische helpdesk op bereikbaarheid een score van 3.2. Ruim driekwart (78%) van de respondenten was positief over de klantvriendelijkheid van de telefonische helpdesk en vond deze goed (54%) tot zeer goed (24%). Een kleine 8% vond de klantvriendelijkheid slecht tot zeer slecht. De telefonische helpdesk scoorde een relatief hoog gemiddelde (3.9) voor klantvriendelijkheid. Ook de deskundigheid vond bijna driekwart (73%) van de respondenten goed (52%) tot zeer goed (20%). De telefonische helpdesk behaalde een gemiddelde score van 3.9 voor deskundigheid. Een
- 16 -
kleine 6% was niet te spreken over de deskundigheid van de telefonische helpdesk en vond deze slecht tot zeer slecht. Het leeuwendeel van de algemene opmerkingen over de telefonische helpdesk hebben betrekking op de bereikbaarheid. Klachten betreffen met name de beperkte bereikbaarheidstijden en beperkte dagen waarop de helpdesk open was. Een veel voorkomende kritiek was dat de uren waarop de helpdesk bereikbaar was, onder werktijd vielen. Overige bezwaren over de telefonische helpdesk hebben voornamelijk betrekking op de deskundigheid van de werknemers bij de helpdesk en op de kosten. Een bezwaar was dat medewerkers van de helpdesk minder bekwaam waren als het computertechnische vragen betrof. Meermaals werd aangegeven dat de telefoonkosten van het informatienummer te hoog zouden zijn. Zeker naarmate de wachttijd langer wordt, kunnen de kosten hoog oplopen. Figuur 12: Beoordeling elektronische helpdesk
bereikbaarheid
klantvriendelijkheid
deskundigheid
0%
20% zeer slecht
40% slecht
60% neutraal
goed
80%
100%
zeer goed
Van de 324 respondenten die deze vraag hebben beantwoord, vond 71% de afhandelingsnelheid van de elektronische helpdesk goed tot zeer goed. Een kleine 6% vond de afhandelingsnelheid slecht tot zeer slecht. De gemiddelde score voor de afhandelingsnelheid was 3.8. Bijna driekwart (72%) van de respondenten vond de klantvriendelijkheid van de elektronische helpdesk goed of zeer goed. De gemiddelde score voor klantvriendelijkheid was 3.8. Ook over de deskundigheid van de elektronische helpdesk was bijna 70% positief of zeer positief, met een gemiddelde van 3.8. Zowel de klantvriendelijkheid als de deskundigheid werd door vijf procent van de respondenten beoordeeld als slecht tot zeer slecht. Er is weinig kritiek op de elektronische helpdesk. De bezwaren die er zijn, hebben voornamelijk betrekking op de afhandelingsnelheid. Er wordt meermaals aangegeven dat er geen reactie op de vraag is ontvangen van de helpdesk of dat er te lang gewacht moet worden op een reactie. Respondenten geven aan dat zij een reactie van de helpdesk te lang vinden duren als deze meerdere dagen tot twee weken in beslag neemt. Met betrekking tot de deskundigheid van de helpdesk adviseren enkele respondenten om algemeen geformuleerde antwoorden te voorkomen, en beter in te gaan op de specifieke situatie in de vraag. Conclusie Algeheel concluderend kan worden gezegd dat beide helpdesks goed hebben gescoord op klantvriendelijkheid (telefonische helpdesk met een gemiddelde van 3.9 en de elektronische helpdesk met 3.8). Ook worden er loftuitingen gedaan in het open gedeelte van de vragen over sommige helpdesk medewerkers. Over de deskundigheid van de helpdesks waren de meeste respondenten tevreden (telefonische helpdesk met een gemiddelde van 3.9 en elektronische helpdesk met 3.8).
- 17 -
De bereikbaarheid van de telefonische helpdesk laat echter te wensen over. De afhandelingsnelheid van de elektronische helpdesk is beter, maar niet zonder klachten.
4.4 De afhandelingprocedure Nadat is vastgesteld dat een aanvraag van een herregistratieverzoek volledig is, wordt deze voorgelegd aan de Registratiecommissie. Deze dient in principe binnen acht weken een besluit te nemen. Van te voren was aangegeven dat aanvragen verwerkt zouden worden op volgorde van binnenkomst, en dat als gevolg van het grote aantal aanvragen vooral late indieners rekening moesten houden met een vertraging in de afhandeling van hun aanvraag. De enquête werd afgenomen in de negende en tiende week na de sluitdatum voor indiening van een verzoek tot herregistratie (31 december). 85% van de indieners had ten tijde van de enquête een reactie ontvangen op hun aanvraag. De overige 15% wacht nog op een reactie. Van de aanvragen die waren afgehandeld was 91% gehonoreerd met herregistratie. 6% was gehonoreerd met herregistratie, maar onder voorwaarden (coulanceregeling). Bij een kleine 3% was het verzoek om herregistratie niet gehonoreerd. Over de wijze van afhandeling van het verzoek zijn vier vragen gesteld. Er is gevraagd om op een schaal van 1 (zeer slecht) tot 5 (zeer goed) beoordelingen te geven over de afhandelingsnelheid, klantvriendelijkheid, deskundigheid en motivering van de beslissing. Figuur 13: Beoordeling afhandeling verzoek
snelheid
klantvriendelijkheid
deskundigheid
0%
10%
20%
30%
40%
zeer slecht
slecht
50% neutraal
60% goed
70%
80%
90%
100%
zeer goed
Met een gemiddelde score van 4.1 en ruim 80% respondenten die voor goed tot zeer goed kozen, scoort de RSG hoog op afhandelingsnelheid. Een kleine 7% vindt de afhandelingsnelheid slecht of zeer slecht en 12% is neutraal. Bijna 70% van de respondenten is (zeer) te spreken over de klantvriendelijkheid bij de afhandeling van het verzoek. De respondenten gaven klantvriendelijkheid bij afhandeling gemiddeld een 3.8. Ongeveer 7% vindt de klantvriendelijkheid slecht of zeer slecht en 25% is neutraal. Ruim 40% van de respondenten is neutraal over de deskundigheid waarmee het verzoek is afgehandeld. Meer dan de helft (55%) vindt de deskundigheid goed tot zeer goed. Nog geen 3% vindt de deskundigheid slecht tot zeer slecht. Gemiddeld gaven respondenten de deskundigheid een 3.7.
- 18 -
Over het algemeen zijn de respondenten te spreken over de afhandeling van het verzoek tot herregistratie en dan met name over de snelheid waarmee dat is gebeurd. Er zijn echter ook nog een aantal bezwaren over de wijze van afhandeling. De brieven waarin de herregistratie werd bevestigd vonden veel mensen te onpersoonlijk, te bondig en weinig professioneel. Er wordt meermaals aangegeven dat de motivatie van het besluit ontbreekt. Uit de bezwaren van de respondenten blijkt een behoefte aan toelichting bij de diverse onderdelen en waarom iets wel of niet geaccordeerd wordt. Respondenten hebben veel tijd gestoken in het herregistreren en verwachten daar meer voor terug. Daarnaast geven respondenten aan behoefte te hebben aan het ontvangen van een officieel certificaat. Aan de respondenten van wie het verzoek om herregistratie is afgewezen of onder voorwaarden is gehonoreerd (coulanceregeling), is gevraagd of zij het eens zijn met het besluit van het RSG. De resultaten vindt u in figuur 14. Figuur 14: Beoordeling inhoud van het besluit
afgewezen
herreg. onder voorw. (coulance)
totaal
0%
10%
20%
30%
40%
helemaal niet eens
50%
niet eens
60%
neutraal
70% eens
80%
90% 100%
helemaal eens
Van de respondenten wiens verzoek is afgewezen is 70% het oneens met het besluit van de registratiecommissie. Van degenen die onder voorwaarden zijn geherregistreerd is dit slechts 40%. Van de groep respondenten van wie herregistratie is gehonoreerd onder voorwaarden is 47% het eens met het besluit van de RSG, 13% is neutraal. Van de respondenten wiens herregistratie niet is gehonoreerd is zo’n 8% het eens en 23% neutraal. Conclusie Over het algemeen zijn de respondenten te spreken over de afhandeling van het verzoek tot herregistratie en dan met name over de snelheid waarmee dat is gebeurd. Ook over de klantvriendelijkheid en de deskundigheid is men in het algemeen positief, zij het dat hierover wel enkele kritische opmerkingen worden gemaakt. Respondenten van wie het verzoek is afgewezen zijn het vaak oneens met dit besluit. Onder hen die onder voorwaarden zijn geherregistreerd, is de acceptatie van het besluit aanmerkelijk hoger (ca. 50%).
4.5 Overige Aan het slot van de enquête was er ruimte voor overige opmerkingen aangaande de hele herregistratieprocedure. Hieruit kwamen twee punten prominent naar voren: de kosten en de bejegening. Wat betreft de kosten wordt door veel respondenten gesignaleerd dat deze hoger zijn dan bij andere registraties. Vrijgevestigde klinisch psychologen krijgen daarbij nog de kosten van de accountantsverklaring. Een oplossing ter beperking van de kosten die wordt aangedragen is om de herregistratie te laten gelden voor andere registraties. Daarnaast zou het ook gekoppeld kunnen - 19 -
worden aan de registers van andere beroepsgroepen, waardoor geld en tijd bespaard zou kunnen worden en het bedrag voor herregistratie omlaag kan. De vraag van enkele respondenten is of het geld dat overblijft, wordt teruggestort zoals dat destijds ook bij de BIG-registraties is gebeurd. Sommige respondenten verwachten ook een financiële verantwoording. Uit de enquête komt naar voren dat sommige respondenten zelf voor de herregistratie moeten betalen en anderen niet. Ook wordt aangegeven dat het bedrag door de klinisch psycholoog moet worden voorgeschoten. Een suggestie van een van de respondenten is dat er in de toekomst wellicht mogelijkheden gecreëerd kunnen worden waardoor de werkgever rechtstreeks moet betalen voor de herregistratie. Een tweede punt van aandacht is de bejegening. Enkele respondenten beklagen zich over de onvriendelijke, ‘politie-agent’-achtige toonzetting van RSG-correspondentie en van het herregistratiedossier. Samen met de hoge eisen die gesteld worden aan de ‘bewijzen’ dat men voldoet aan de eisen roept dit een sfeer van wantrouwen en controle op, die volgens sommige respondenten slecht past bij een collegiale, professionele beroepsgemeenschap. Met name de toonzetting van de brief aan personen die geen aanvraag hadden ingediend werd door een aantal respondenten als onaangenaam ervaren. Zoals één respondent het formuleert: ‘er wordt uitgegaan van onwil, verzuim en niet willen voldoen aan kwaliteitseisen. Er wordt volledig voorbij gegaan aan de redenen van het niet aanvragen van de herregistratie, die niets te maken hoeven te hebben met onwil e.d.’. Tot slot wijzen enkele respondenten op slordigheden in de procedure. Meermaals wordt door respondenten aangegeven dat er geen goede mogelijkheid bestaat om aan te geven dat zij af willen zien van de herregistratie. Zij geven aan herinneringen te blijven ontvangen over de herregistratie na uitschrijving op eigen verzoek. Ook ontvingen dezelfde respondenten nadien nog een brief dat de herregistratie niet was toegekend. Een respondent legt uit hoe dit in zijn/haar situatie is gegaan: ‘Ik heb mijn OBU status meermalen per e-mail doorgegeven en dat ik niet wilde herregistreren. Ik deed dat meermalen omdat ik voortdurend verzoeken bleef krijgen tot herregistratie. Uiteindelijk kreeg ik een excuus mail, nadat ik wat e-mails onder elkaar had geplakt. Maar onlangs kreeg ik een volkomen misplaatste en vervelend getoonzette afsluitende brief. Dat het mijn eigen schuld was dat registratie was doorgehaald’. Een ernstig zieke respondent gaf aan (voorlopig) af te willen zien van de herregistratie en kreeg pas maanden later de reactie dat hij/zij uit het register was geschrapt. ‘Naar aanleiding van de mail “reminder herregistratie” van 26-1-2010 stuurde ik een mail dat ik sinds de zomer 2009 ernstig ziek was en begin 2010 een grote operatie had i.v.m. slokdarmkanker en dat het me voorlopig niet zou lukken om mijn herregistratie in orde te maken. Ik heb hierover nooit meer iets gehoord, behalve dan dat ik uit het register geschrapt ben. Dat had wellicht wat anders gekund.’ Respondenten vragen om duidelijkheid wanneer en hoe het dossier over de afgelopen periode wordt afgesloten. Klinisch psychologen van wie de herregistratie niet is gehonoreerd, vragen zich af wat zij moeten doen bij afwijzing.
- 20 -
V. Niet-aanvragers Van de 2.148 klinisch psychologen van wie de registratie per 1 januari 2011 verliep, heeft 23% (486 personen) geen aanvraag tot herregistratie ingediend. Een van de doelen van het onderzoek was te achterhalen wat de redenen waren om hiervan af te zien. Daarbij zijn de resultaten van de enquête gecombineerd met de resultaten van een analyse van de demografische kenmerken van de niet-aanvragers aan de hand van het databestand van de FGzP.
5.1 Resultaten demografische analyse Leeftijd De belangrijkste determinant van niet-aanvragen blijkt leeftijd: van klinisch psychologen jonger dan 55 heeft 94% een aanvraag ingediend, bij hogere leeftijdcohorten loopt dit percentage snel terug. Zo heeft van de 60-64 jarigen net iets meer dan tweederde een aanvraag ingediend, van de 65-plussers slechts 38 procent. Van degenen die geen aanvraag hebben ingediend is meer dan driekwart ouder dan zestig jaar. Figuur 15 presenteert de gegevens per leeftijdscohort van vijf jaar. Figuur 15: Percentage niet-aanvragers naar leeftijd
-40 40-44 45-49 50-54 55-59 60-64 65-69 70 + 0%
20%
40%
60%
80%
100%
Uit deze tabel kan de voorzichtige conclusie worden getrokken dat registratie door klinisch psychologen die verwachten nog langer dan vijf jaar werkzaam te zijn, vrijwel zonder uitzondering als belangrijk wordt ervaren. Pas tegen het eind van de loopbaan neemt de belangstelling voor registratie af. ‘Bloedgroep’ Alle klinisch psychologen van wie de registratie per 1/1/2011 afliep, waren geregistreerd op basis van de overgangsregeling die gold bij instelling van het register op 1 januari 2006. Die overgangsregeling stond open voor verschillende groepen, waaronder klinisch psychologen NIP en psychotherapeuten-BIG. Bij de herregistratie werd er vooraf rekening mee gehouden dat de belangstelling voor herregistratie mede zou kunnen afhangen van de ‘bloedgroep’ waartoe men oorspronkelijk behoorde. Om dit na te gaan is een analyse gemaakt van de aanvragers en niet-aanvragers in termen van hun ‘bloedgroep’. De resultaten hiervan worden gepresenteerd in figuur 16.
- 21 -
Figuur 16: Percentage niet-aanvragers naar ‘bloedgroep’
KP-NIP+PsyTh.
KP-NIP
PsyTh.
Overige
Totaal
0%
Zoals blijkt uit deze
5%
10%
15%
20%
25%
30%
35%
40%
45%
figuur springt alleen de groep eruit die geregistreerd was als klinisch
psycholoog-NIP, zonder tevens geregistreerd te zijn als psychotherapeut (40% niet-registratie). Dit is mogelijk een leeftijdseffect. Vanaf begin jaren negentig was registratie als psychotherapeut verplicht voor klinisch psychologen. Klinisch psychologen die niet tevens geregistreerd zijn als psychotherapeut behoren dus tot een oudere generatie, die reeds voor die tijd hun registratie hebben behaald. Het aantal 60+ is in deze groep waarschijnlijk hoger dan in de hele populatie. Voorafgaand aan de herregistratie werd er rekening mee gehouden dat vooral onder psychotherapeuten die voorheen niet ingeschreven waren in het register van klinisch psychologen-NIP, de belangstelling voor herregistratie geringer zou zijn, omdat zij zich minder identificeren met het specialisme. Dit blijkt niet het geval: het percentage psychotherapeuten dat een aanvraag heeft ingediend ligt in dezelfde orde als de percentages van andere groepen (ca. 80%).
5.2 Resultaten van de enquête De enquête werd beantwoord door 144 niet-aanvragers. Tabel 2 geeft de redenen die zij noemen om geen aanvraag in te dienen. Daarbij zijn apart uitgesplitst de klinisch psychologen jonger dan 60 jaar (n=35). Tabel 2 : Redenen waarom er geen aanvraag voor herregistratie is ingediend (meerdere antwoorden mogelijk) Allen
< 60 jaar
(n=144)
(n=35)
N
%
N
Ik ben niet meer actief werkzaam
34
24
0
%
0
Ik ben nog wel werkzaam, maar niet als klinisch psycholoog
27
19
7
27
De registratie als klinisch psycholoog is voor mijn werk niet
39
27
14
36
Ik voldoe niet aan de eisen voor herregistratie
53
37
12
23
Ik vond het te duur
34
24
10
29
Anders
51
35
14
30
van belang
Gemiddeld gaven de respondenten 1.7 redenen waarom zij hebben afgezien van een aanvraag tot herregistratie. Verreweg de meest voorkomende reden is dat men niet meer werkzaam is, niet
- 22 -
meer als klinisch psycholoog werkzaam is, en/of werk verricht waarvoor de registratie als klinisch psycholoog niet van belang is. In totaal geeft 69% een of meer van deze redenen op; voor de niet-aanvragers onder de 60 jaar is dit ruim 60%. 37% van alle niet-aanvragers geeft als een van de redenen op dat zij niet voldoen aan de herregistratie-eisen. Van de niet-aanvragers onder de 60 is dit 23%. Voor een deel zijn dit echter klinisch psychologen die niet meer werkzaam zijn als klinisch psycholoog of voor wiens werk registratie niet van belang is. Trekken we dezen eraf, dan resteren 33 niet-aanvragers die niet voldoen aan de eisen opgeven als reden (23%), van wie 10 jonger dan 60. Maar 7% van de 144 niet-aanvragers is jonger dan 60 jaar én voldoet niet aan de eisen voor herregistratie terwijl deze wel van belang is voor hun werk. Ongeveer een kwart van de niet-aanvragers noemt de kosten van herregistratie als motief. Deze groep overlapt echter grotendeels met de voorgenoemde groepen: slechts voor 4% is dit het enige genoemde motief. Meer dan eenderde van de niet-aanvragers noemt een andere reden. Tot de meest genoemde redenen onder ‘anders’ behoorden: ♦
Het binnenkort met pensioen gaan. Ruim een derde van de niet-aanvragers die ‘anders’ kozen, geeft als reden op dat zij binnenkort met pensioen gaan. Sommigen geven aan nog maar voor een paar jaar (1 tot 4 jaar) werkzaam te blijven en dat dan het voldoen aan de eisen teveel moeite kost. Andere respondenten zijn met de VUT en doen zo nu en dan nog werkzaamheden, maar onvoldoende om aan de eisen voor herregistratie te voldoen. Een oudere respondent licht toe: ‘Ik ga binnenkort met pensioen, maar ik werk nog 90% dus het aantal uren zijn geen probleem en intervisie e.d. ook niet. Opleidingen/cursussen heb ik te weinig gedaan. Ik heb mij de laatste jaren vooral bezig gehouden met kennis overdracht, meedoen in werkgroepen, lezingen etc. Ik heb gevraagd voor vijf maanden ontheffing te krijgen, maar dat was niet mogelijk’.
♦
Principiële bezwaren tegen de herregistratie-eisen. Enkele respondenten geven aan bezwaar te hebben tegen het bijhouden van notulen inclusief patiëntgegevens van intervisie bijeenkomsten. Enkele anderen geven aan regelingen zoals de herregistratieregeling niet noodzakelijk te vinden; ze getuigen van een gebrek aan vertrouwen. Tot slot wordt er veel weerstand geuit tegen het moeten laten (her)registreren voor verschillende registraties/ specialisaties. Sommige respondenten kiezen er dan voor om te volstaan met één herregistratie, omdat het teveel tijd en geld kost om aan de herregistratie-eisen van alle registraties te voldoen. Een respondent zegt hierover: ‘Herregistratie is belangrijk maar is er iemand die in de gaten heeft dat de gemiddelde psychotherapeut lid is van diverse ‘clubs’ die allemaal herregistratie-eisen stellen en dat allemaal op hun eigen manier doen? In combinatie met zorgverzekeraaradministratie en DBC-administratie is de administratieve last vergeleken met 10 jaar geleden exponentieel gestegen. En ik weet niet of we daardoor met z’n allen nou zo veel betere cliëntenzorg leveren’.
- 23 -
VI. Samenvatting en conclusies In dit hoofdstuk vatten we de belangrijkste resultaten van het onderzoek samen. Daarbij wordt achtereenvolgens ingegaan op de herregistratie-eisen en de uitwerking daarvan (6.1) en het elektronisch herregistratiedossier en de registratieprocedure (6.2).
6.1 Herregistratie-eisen en uitwerking Tabel 3 geeft het samenvattend ‘rapport’ van het oordeel van de respondenten over de herregistratie-eisen en de uitwerking daarvan. Ter verhoging van de ‘gevoelswaarde’ van de scores is in de laatste kolom een transformatie naar schoolcijfers toegevoegd. Tabel 3: Overzicht beoordelingen herregistratie-eisen Score
schoolcijfer
1 Werkervaring ♦
Zwaarte van de eis
♦
Uitwerking
3.3
6,2
♦
Wijze van aantonen
3.4
6,4
79% precies goed
2 Deskundigheidsbevordering ♦
Zwaarte van de eis
♦
Uitwerking
3.0
5,5
♦
Wijze van aantonen
3.2
6,0
65% precies goed
3 Coulanceregeling
77% precies goed
Een ruime meerderheid van de respondenten kwalificeert de zwaarte van de eisen op het gebeid van werkervaring als ‘precies goed’. Hieruit kan worden afgeleid dat er in hoofdlijnen steun bestaat voor de uitgangspunten van de herregistratieregeling. Voor de eisen op het gebied van werkervaring is deze steun iets groter (79% precies goed) dan voor de eisen op het gebied van deskundigheidsbevordering (65%). De laatstgenoemde eis wordt door 30% beoordeeld als te zwaar of veel te zwaar. Uit de opmerkingen ontstaat de indruk dat dit vooral te maken heeft met de manier waarop de eis is uitgewerkt. Daarnaast pleit aan aantal respondenten voor een coulantere regeling voor oudere specialisten, die hun sporen in het vak verdiend hebben. Over de uitwerking van de eisen en de manier waarop men aan moest tonen dat men eraan voldeed was het oordeel kritischer. Dit gold vooral voor de eisen op het gebied van deskundigheidsbevordering. De uitwerking van deze eis scoort een magere 3.0 en de ‘wijze van aantonen’ een 3.2. Daarmee is dit het minst positief beoordeelde gedeelte van de enquête. Het meest kritisch is men over de eisen inzake geaccrediteerde bij- en nascholing. Men vindt onder andere het aanbod te smal en de accreditatie te laag en te willekeurig. Verder is er veel kritiek op de accreditatieprocedure voor buitenlandse congressen en vindt men de werking van het elektronisch herregistratiedossier op dit punt niet goed. Over de coulanceregeling is men in het algemeen goed te spreken. Opmerkelijk is wel dat veel respondenten pleiten voor een individuelere benadering van de coulance. Specialisten die “de kantjes eraf lopen” zouden strenger mogen worden aangepakt. Zij die echter door ziekte of andere omstandigheden niet aan de eisen voldeden, zouden juist wel wat ruimhartiger bejegend kunnen worden. Het is de vraag of een dergelijke tweedeling juridisch goed handen en voeten te geven is.
- 24 -
6.2 Elektronische herregistratiedossier en procedure Tabel 4 vat de beoordeling van het elektronisch herregistratiedossier en de herregistratieprocedure samen. Tabel 4 Overzicht beoordelingen herregistratiedossier en –procedure Score
schoolcijfer
1. Elektronisch herregistratiedossier ♦
Nut
3.9
7,5
♦
Gebruikersvriendelijkheid
3.3
6,2
3.5
6,6
2. Procedure 2.1 Duidelijkheid procedure 2.2 Voorlichting ♦
Tijdigheid
4.1
8,0
♦
Duidelijkheid
3.5
6,6
♦
Volledigheid
3.5
6,6 6,0
2.3 Telefonische helpdesk ♦
Bereikbaarheid
3.2
♦
Klantvriendelijkheid
3.9
7,5
♦
Deskundigheid
3.9
7,5
2.4 Elektronische helpdesk ♦
Afhandelingssnelheid
3.8
7,3
♦
Klantvriendelijkheid
3.8
7,3
♦
Deskundigheid
3.8
7,3
4.1
8,0
2.5 Afhandeling aanvraag ♦
Snelheid
♦
Klantvriendelijkheid
3.8
7,3
♦
Deskundigheid
3.7
7,1
Het nut van het elektronisch herregistratiedossier wordt met 3.9 hoog gewaardeerd. Over de gebruikersvriendelijkheid ervan is men wat minder te spreken (3.3). Desalniettemin is bijna 90% van de respondenten van plan het herregistratiedossier in de toekomst periodiek of permanent bij te houden. Respondenten deden een groot aantal suggesties met betrekking tot toekomstige verbetering van het elektronisch herregistratiedossier. Bezien zal moeten worden in hoeverre deze uitvoerbaar zijn. Over de herregistratieprocedure zijn de respondenten over de gehele linie goed te spreken. Enige dissonant is de bereikbaarheid van de telefonische helpdesk, die een magere 3.2 scoort. Zeer hoge scores zijn er voor de tijdigheid van de voorlichting en de snelheid van de afhandeling. Ook andere aspecten, zoals klantvriendelijkheid en deskundigheid scoren bovengemiddeld. Uit de open opmerkingen bij dit onderdeel kwamen twee thema’s naar voren die mogelijk aandacht behoeven: de kosten van de herregistratie en de bejegening. Wat betreft kosten wijst men naast het tarief voor de herregistratie zelf op de bijkomende kosten, bijvoorbeeld voor een accountantsverklaring of voor accreditatie van buitenlandse congressen. Wat betreft bejegening klaagt een aantal respondenten over de formele en onvriendelijke toonzetting, met name van de correspondentie. Door de hele enquête heen is er tot slot sprake van een telkens weerkerende klacht tegen het hoge bureaucratische gehalte en de bewerkelijkheid van de regeling voor de respondenten. Hierbij
- 25 -
wordt onder andere gewezen op de vele ‘bewijsformulieren’ die ingevuld, ondertekend (soms door derden) en opgestuurd moeten worden. Deze klacht kan in samenhang worden gezien met de tijd die men nodig had voor herregistratie; deze bedroeg gemiddeld 14 uur, en liep voor ongeveer 10% van de respondenten op tot meer dan 25 uur. Geconcludeerd kan worden dat klinisch psychologen over de gehele linie goed te spreken zijn over de herregistratieregeling en –procedure. Tegelijkertijd is er op onderdelen nog veel ruimte voor verbetering. College en Registratiecommissie hebben het voornemen om de hele herregistratieregeling en –procedure opnieuw te bezien in het licht van de opgedane ervaringen. De enquêteresultaten zullen hier naar verwachting een grote bijdrage aan kunnen leveren.
- 26 -
Bijlage: vragenlijst Klanttevredenheidsonderzoek herregistratie 1.
Hebt u een aanvraag ingediend voor herregistratie? a.
Ja
b.
Nee
Na 1b 2.
Kunt u aangeven waarom u geen aanvraag hebt ingediend? (meerdere antwoorden mogelijk) a.
Ik ben niet meer actief werkzaam
b.
Ik ben nog wel werkzaam, maar niet als klinisch psycholoog
c.
De registratie als klinisch psycholoog is voor mijn werk niet van belang
d.
Ik voldoe niet aan de eisen voor herregistratie
e.
Ik vond het te duur
f.
Anders, nl.
I.
Eisen
Om voor herregistratie in aanmerking te komen moest u voldoen aan eisen op het gebied van werkervaring en deskundigheidsbevordering. In dit gedeelte kunt u uw mening geven over deze eisen. I.a Werkervaring Als werkervaringseis werd gesteld: gemiddeld 832 uur per jaar (ca. 2 dagen per week) waarvan 416 uur patiëntgebonden werkzaamheden. 3.
Wat vindt u van de zwaarte van deze eis? Veel te licht – te licht – precies goed – te zwaar – veel te zwaar.
4.
Wat vindt u van de wijze waarop deze eis werd uitgewerkt? Zeer slecht – slecht – neutraal – goed – zeer goed.
5.
Wat vindt u van de wijze waarop u moest aantonen dat u aan deze eis voldeed? Zeer slecht – slecht – neutraal – goed – zeer goed.
Wilt u nog iets toelichten, of heeft u nog suggesties voor verbetering?
I.b Deskundigheidsbevordering Als eis op het gebied van deskundigheidsbevordering werd gesteld: gemiddeld 40 uur per jaar, waarvan minimaal 16 uur geaccrediteerde bij- en nascholing en minimaal 8 uur intercollegiale toetsing op het gebied van de individuele patiëntenzorg. 6.
Wat vindt u van de zwaarte van deze eis? Veel te licht – te licht – precies goed – te zwaar – veel te zwaar.
7.
Wat vindt u van de wijze waarop deze eis werd uitgewerkt? Zeer slecht – slecht – neutraal – goed – zeer goed.
8.
Wat vindt u van de wijze waarop u moest aantonen dat u aan deze eis voldeed? Zeer slecht – slecht – neutraal – goed – zeer goed.
Wilt u nog iets toelichten, of heeft u nog suggesties voor verbetering?
- 27 -
I.c Coulanceregeling Voor specialisten die niet geheel aan de eisen voldoen kent het herregistratiebesluit een coulanceregeling. Volgens deze regeling krijgen zij één jaar de tijd om alsnog aan de eisen te voldoen. 9.
Wat vindt u van deze regeling? Veel te soepel – te soepel – precies goed – te streng – veel te streng
Wilt u nog iets toelichten, of heeft u nog suggesties voor verbetering?
II.
Elektronisch herregistratiedossier
Vanaf 2007 had u de beschikking over een elektronisch herregistratiedossier. Wij zijn benieuwd naar uw ervaringen hiermee. 10. In hoeverre heeft u gebruik gemaakt van het elektronisch herregistratiedossier? a.
Volledig, Ik hield mijn werkervaring en deskundigheidsbevordering permanent bij
b.
Gedeeltelijk, Ik heb mijn werkervaring en deskundigheidsbevordering enkele malen
bijgewerkt c.
Ik heb er een of twee keer naar gekeken, maar het niet bijgehouden
d.
Ik heb het alleen gebruikt voor het indienen van mijn aanvraag.
11. Hoe nuttig vindt u het om tussentijds uw werkervaring en deskundigheidsbevordering bij te kunnen houden? Helemaal niet – een beetje – neutraal – nuttig – zeer nuttig 12. Bent u van plan in de toekomst uw dossier bij te gaan houden? a.
Ja, ik wil mijn werkervaring en deskundigheidsbevordering permanent bij gaan houden
b.
Ja, ik wil mijn werkervaring en deskundigheidsbevordering periodiek bijwerken
c.
Nee, ik geef er de voorkeur aan om mijn aanvraag in één keer voor te bereiden.
13. Wat is uw mening over de gebruikersvriendelijkheid van het herregistratiedossier? Zeer slecht – slecht – neutraal – goed – zeer goed
Wilt u nog iets toelichten, of heeft u nog suggesties voor verbetering?
III. Voorlichting De Registratiecommissie heeft ernaar gestreefd specialisten tijdig, duidelijk en volledig te informeren over de herregistratie-eisen en de herregistratieprocedure, onder andere via schriftelijke informatie en de website van de FGzP. Hieronder kunt u uw mening geven over de voorlichting over de noodzaak van herregistratie, de herregistratie-eisen en de herregistratieprocedure 14. Ik ben tijdig geïnformeerd over de herregistratie-eisen en de procedure. Helemaal niet eens – niet eens – neutraal – eens – helemaal eens. 15. De informatie over de herregistratie-eisen en de procedure was mij duidelijk. Helemaal niet eens – niet eens – neutraal – eens – helemaal eens. 16. De informatie was volledig. Helemaal niet eens – niet eens – neutraal – eens – helemaal eens.
17. Heeft u gebruik gemaakt van de telefonische helpdesk? Ja/nee
- 28 -
Indien ja: 18. Wat is uw mening over de telefonische helpdesk? ♦
Bereikbaarheid
Zeer slecht – slecht – neutraal – goed – zeer goed
♦
Klantvriendelijkheid
Zeer slecht – slecht – neutraal – goed – zeer goed
♦
Deskundigheid
Zeer slecht – slecht – neutraal – goed – zeer goed
Wilt u nog iets toelichten, of heeft u nog suggesties voor verbetering?
19. Heeft u gebruik gemaakt van de elektronische helpdesk (e-mail)? Ja/nee Indien ja: 20. Wat is uw mening over de elektronische helpdesk? ♦
Afhandelingssnelheid
Zeer slecht – slecht – neutraal – goed – zeer goed
♦
Klantvriendelijkheid
Zeer slecht – slecht – neutraal – goed – zeer goed
♦
Deskundigheid
Zeer slecht – slecht – neutraal – goed – zeer goed
Wilt u nog iets toelichten, of heeft u nog suggesties voor verbetering?
IV
Aanvraag en afhandeling
21. Wat is uw mening over de duidelijkheid van de aanvraagprocedure? Zeer slecht – slecht – neutraal – goed – zeer goed 22. Hoeveel tijd heeft u naar schatting moeten besteden aan het gereedmaken van de aanvraag? Xx uur 23. Heeft u al reactie ontvangen op uw aanvraag herregistratie? Ja/nee Indien ja: 24. Heeft de RSG uw verzoek om herregistratie gehonoreerd? ♦
Ja
♦
Ja, onder voorwaarden (coulanceregeling)
♦
Nee
25. In hoeverre bent u het eens met de beslissing van de RSG? Helemaal oneens – oneens – neutraal – eens – helemaal eens 26. Wat is uw mening over de wijze van afhandeling van uw verzoek? ♦
Afhandelingssnelheid
Zeer slecht – slecht – neutraal – goed – zeer goed
♦
Klantvriendelijkheid
Zeer slecht – slecht – neutraal – goed – zeer goed
♦
Deskundigheid
Zeer slecht – slecht – neutraal – goed – zeer goed
♦
Motivering van de beslissing
Zeer slecht – slecht – neutraal – goed – zeer goed
Wilt u nog iets toelichten, of heeft u nog suggesties voor verbetering?
V Demografie
- 29 -
Tot slot verzoeken wij u nog enkele demografische vragen te beantwoorden. Uw antwoorden worden volledig anoniem verwerkt. De gegevens zijn niet herleidbaar tot personen. 27. Op basis van welke registraties bent u in 2006 toegelaten tot het register klinisch psycholoog? (meerdere antwoorden mogelijk) a.
Klinisch psycholoog NIP
b.
Psychotherapeut
c.
NVO Beroepsbekwaamheidsregistratie Diagnostiek en/of Behandeling
d.
NIP-registratie Kinder- en Jeugdpsycholoog – specialist
e.
Geen van bovenstaande
f.
Weet niet.
28. Binnen welk werkveld bent u werkzaam? (invullen voor belangrijkste functie) a.
GGZ - instelling
b.
GGZ - zelfstandig gevestigd
c.
Ziekenhuis
d.
Revalidatie-instelling
e.
Forensische zorg
f.
Overige, namelijk…..
29. Wat is uw leeftijd? Xx jaar 30. Wat is uw geslacht? a.
Man
b.
Vrouw
Heeft u nog opmerkingen naar aanleiding van deze enquête?
Wij danken u voor uw medewerking. De resultaten van dit onderzoek zullen worden gebruikt voor verbetering van de herregistratieregeling en de herregistratieprocedure. De resultaten zullen worden gepubliceerd op de website van de FGzP. Zodra zij gereed zijn ontvangt u hierover bericht.
- 30 -