HERINNERINGEN AAN DE EERSTE WERELDOORLOG Op een werkvergadering van onze kring begon ik eens herinneringen op te halen aan de oorlog 1914-1918. Iemand zei toen : "Dat moest ge allemaal eens op papier zetten. Dat is recente dorpsgeschiedenis !". De anderen vielen hem bij. Zo kwam ik ertoe alles neer te schrijven wat ik mij van die oorlog herinner. Het is inderdaad recente dorpsgeschiedenis. Wat ik heb meegemaakt en wat ik ervan onthouden heb is maar een stukske van wat er toen op Bazel allemaal gebeurd is. Andere Bazelaars van mijn leeftijd en oudere zullen andere en nog meer belevenissen kunnen vertellen. Toch zullen mijn herinneringen al een beeld geven van wat ons dorpsleven in die oorlogsjaren was. Toen de oorlog in augustus 1914 uitbrak was ik nog geen zeven en een half jaar oud. Een kind van die leeftijd kan niet alles onthouden, maar er zijn gebeurtenissen die zich voor altijd in zijn geheugen vastzetten. Andere gebeurtenissen waaraan het weinig aandacht schenkt en waarvan het de betekenis niet doorziet, worden hem later verduidelijkt door wie er meer van weten. Omdat een kind ook alles vanuit zijn familie beleeft, eerst dit nog ter informatie. Mijn vader Petrus Maris was bij het uitbreken van de oorlog 39 jaar oud, mijn moeder Clemence Gorrebeeck was er 35, Behalve een broer die een klein twee jaar jonger was dan ik, had ik al vijf zusters van wie de oudste 14 jaar en de jongste l jaar was. Tijdens de oorlog kreeg ik nog drie broers bij en na de oorlog nog een. We woonden toen in nr. 7 van de Rupelmondestraat. In de gevel van dat huis, aan de kant van de Kruisstraat, hing toen een poortje dat onlangs bij verbouwing werd toegemetseld. Door dat poortje en een gang kreeg men toegang tot de hof of achteruit, zoals ze in Bazel zeggen Het eerste dat ik mij van die oorlog herinner zijn de stoomtrams die volgepropt zaten met opgeroepen soldaten. Ze geraakten haast niet vooruit, zo zwaar geladen waren ze. Twee van mijn nonkels, Staf en Jef Gorrebeeck, werden ook onder de wapens geroepen. Voordat ze naar de tram gingen kwamen ze even bij ons een goede dag zeggen. Wie van de twee het is geweest, weet ik niet meer, maar een van de twee hoorde ik zeggen : "Over veertien dagen staan we hier terug. We zullen den Duits eens 'ne klop op zijne kop gaan geven !". Ze bleven vier jaar weg ! Staf was bij "de piotten", werd krijgsgevangen genomen bij Namen en vloog naar het kamp van Soltau in Hannover. Jef was bij de kanonniers en vocht aan de Ijzer. Bij het laatste offensief van de Duitsers werd hij gekwetst aan de knie en lag nog in het hospitaal toen in november 1918 de wapenstilstand werd getekend. Kort nadat mijn nonkels waren vertrokken slachtte vader het varken dat we op stal hadden staan. "Ziet ge dat de Duitsers komen en ermee gaan lopen ? Liever het zelf opeten en er stukken van verkopen !" Ik zie hem nog in de open deur het vlees te koop aanbieden. En het werd gekocht. Tot een vriend die voorbij kwam en juist ook was opgeroepen, hoorde ik
HK 1981 1 Herinneringen aan de eerste wereldoorlog
1
vader roepen : "Nog zoveel klassen en ik ben er ook bij !". Na enkele weken arriveerden te Bazel vluchtelingen uit de streek van Mechelen. Mijn ouders gaven onderdak aan een familie uit Tistelt. Op een avond ging vader met de zoon Antoon op de toren van de kerk. Toen ze terugkwamen zeiden ze : Mechelen staat in brand ! Was het ervoor of erna, ik weet het niet, maar op zekere dag trokken Belgische troepen door Bazel, allemaal voetvolk. Ze kwamen uit de richting Rupelmonde en marcheerden richting Antwerpen. Vader had in het leger gediend bij de karabiniers. Op zolder hing nog zijn uniform. Ik ben toen zijn "potske" gaan halen, een komisch rond hoofddeksel, dat bezet was met gele biezen en omhoog uitliep op een afgeknotte kegel. Met dat "potske" op mijn hoofd ben ik aan het poortje gaan staan en bracht voor de voorbijtrekkende soldaten de militaire groet. Sommige van hen lachten me vriendelijk toe. Misschien heb ik dan wel het gevoel gehad machtig bij te dragen om de oorlog te winnen.... Op zekere dag hield een troepenafdeling halt in Bazel en werd daar ingekwartierd. Had vader aangeboden er een groep van te huisvesten ? Ik weet het niet. Maar door de gang die naast ons huis lag stapten wel een twintig soldaten onze hof op en vader op kop leidde ze naar het werkhuis. Daar sliepen ze de volgende dagen op de zolder. Onder hen was een gekwetste. Vader en moeder hadden compassie met de jongen en stonden hem hun bed af. 's Anderendaags kwam een officier dat bed voor hemzelf opeisen. Maar dat was mis ! Vader en moeder scholden hem zijn vel vol en hij vloog met klieken en klakken buiten. Kolerig dat die man was ! Hoe lang die soldaten in ons werkhuis hebben gelegen, zou ik niet kunnen zeggen. Twee, drie dagen of nog meer ? Ze hielden alleszins keuken op onze "hof", 's Morgens werd daar koffie gezet en brood uitgedeeld, 's Middags werd in ijzeren ketels ratatoe gekookt : patatten met vlees. Voor een jongen van zeven, acht jaar was dat een leventje om nooit te vergeten. Op een middag - het kon half twaalf, kwart vóór twaalf zijn - werd verzamelen geblazen. De koks lieten hun ketels in de steek, iedereen greep naar ransel en wapens en liep ijlings de straat op naar het dorpsplein. Vader rende ook de straat op en kwam kort daarna terug met drie buurmannen. "Vooruit, zei hij, die jongens moeten eten hebben voordat ze vertrekken !". Ze grepen de dampende ketels vast en trokken ermee naar het dorpsplein. En ik trok mee. Op het plein stonden de soldaten al in rijen. Ge kunt u voorstellen dat ze lachten als ze de ketels zagen aankomen. Vader ging naar de officieren en ja, het mocht ! De soldaten mochten met hun gamel voor de ketels aanschuiven. Ze lieten ons een welgekomen cadeau achter. In het achterhuis lag een hele stapel bruin brood. Wat daarmee gebeurd is, weet ik niet. Wel weet ik dat er minstens een zak soldatenkoekjes, een zak koffie, een zak suiker en een zak rijst werden achtergelaten. Daar zijn wij lange tijd goed mee geweest. Op zekere dag verschenen dan de eerste Duitsers op Bazel. Het waren uhlanen. Ik heb ze ons huis zien voorbij rijden : lange mannen op hoge paarden, met losse grijze mantels en versierde pinhelmen, zeker officieren. Ze kwamen van Temse en reden rustig door de straat, terwijl ze van links naar rechts naar de ramen van de huizen keken. De bezetting die vier
HK 1981 1 Herinneringen aan de eerste wereldoorlog
2
jaar zou duren was begonnen. Het eerste dat ik mij daarvan herinner is de huiszoeking die we kregen. Twee Duitse soldaten doorzochten ons huis van onder tot boven. Op zolder namen ze de soldatenuniform van vader mee. Aan de mouw van de jas was een koperen plaat gehecht, een aandenken aan de eerste prijs van schieten, die vader tijdens zijn legerdienst had gewonnen. Hij vroeg om die plaat te mogen behouden. "Nein" was het brutale antwoord. En dat heeft vader iets gedaan. Hij maakte daar verdriet in. De Duitsers waren te Bazel en ze bleven er. Veel soldaten bleven er echter niet. Wat we met hen meemaakten vertellen we later. We vermelden nu dat ze op een bepaalde tijd een Ortskommandatuur vestigden in het huis dat nu door notaris Pien wordt bewoond. En dan waren er de fanfarenconcerten die ze soms gaven op zomerse zondagen, 's namiddags op het kerkplein. De muzikanten lagen niet op Bazel ingekwartierd, ze kwamen van elders. De officieren in groot uniform die ook veelal van elders kwamen, beluisterden die concerten vanuit het Brouwershuis, waarvan de ramen open stonden. Ik zou niet kunnen zeggen of er veel volwassenen naar die concerten kwamen luisteren. Jonge snaken kwamen natuurlijk wel. Hoe zijn kinderen als ze muziek horen ? Vooral in die tijd dat muziek nog raar was. En als de officieren in het Brouwershuis enige pinten bier hadden gedronken, wierpen ze kleine geldstukjes naar de bengels. Waarom zouden ze dan niet gekomen zijn ? Ikzelf heb nooit een van die geldstukjes opgeraapt, en ben ook nooit rond die concerten blijven hangen. Dat mocht niet van huis. Ik heb ze maar gekend door er langs te komen na de vespers en het lof. II Tijdens de oorlog werd op zondagavond te 10 uur de politieklok geluid zoals dat vóór de oorlog gebruikelijk was.. Die politieklok gaf het signaal om de café's te sluiten. In die tijd gebruikten ze te Bazel dat woord "café" nog niet. Een café heette naar oud gebruik nog "een herberg". Na de laatste slagen van de politieklok trok de sjampetter de straat op en begon zijn ronde door het dorp om te zien of het bevel van sluiting werd opgevolgd. Trof hij een herberg aan waar nog klanten zaten, dan stak hij de deur open en riep dat het tijd was om naar huis te gaan. Vreedzame mensen stonden dan op en gingen naar huis. Anderen sputterden wel eens tegen en begonnen de sjampetter te verwijten, vooral als ze een glas teveel op hadden. Dat liep dan uit op een proces-verbaal. Het waren gewoonlijk dezelfde dwarsdrijvers die te lang bleven zitten in dezelfde herbergen en die waren dan op de sjampetter gebeten. De sjampetter was toen Jan-Baptist Van den Brande, afkomstig uit Leest. Hij woonde aan het Kerkplein nr. 4. Het ene gezegd zoals het andere, de man was geen gemakkelijke, hij was weinig sympathiek. En omdat hij "een vreemde luis" was, waren de Bazelse dwarsdrijvers hem dubbel vijandig gezind. Zo gebeurde het op een zondagavond in de winter 1914-1915 dat hij door een troep jonge mannen werd overvallen. Was het in de Kruibekestraat of de Kerkstraat, ik weet het niet. De straten waren toen weinig verlicht. Nooit is bekend geraakt wie de overvallers waren, maar Jan-Baptist die niet meer zo jong was, werd zwaar toegetakeld. Hij bleef dagen (weken ?) bedlegerig en was een tijd lang dienst onbekwaam. En juist nu dat de Duitsers de sjampetter
HK 1981 1 Herinneringen aan de eerste wereldoorlog
3
opeisten voor allerlei bijkomende karweien. Er moest dringend een plaatsvervanger worden gevonden. Jan-Baptist was een nonkel van vader. Hij was getrouwd met vaders tante Julie Maris, een zacht, stil, menske. Deze liet vader roepen. En, of hij de dienst van Jan-Baptist voor een tijd zou willen overnemen ? Vader ging daarop in en het gemeentebestuur ging ermee akkoord. Vader kreeg geen uniform, alleen een witte armband met de stempel van de gemeente erop. Toen Jan-Baptist zijn dienst kon hernemen, bleef vader bijgevoegde sjampetter tot aan het einde van de oorlog. Aan hem werden dan de nieuwe taken opgedragen die de oorlogsomstandigheden meebrachten. Een van die taken was orde te houden bij de verschillende bedelingen van voedingswaren. Wanneer die bedelingen begonnen zijn, weet ik niet. Maar ze kwamen er. Amerika zond namelijk allerlei voedingswaren naar ons land om de bevolking te behoeden tegen hongersnood. Een comiteit stond in voor de bedeling. De bedeling die ik mij het best herinner is die van suiker. Ze had plaats op het gemeentehuis voor de kerk. Daags tevoren werden de rantsoenen afgewogen in papieren zakken. Ik hielp dikwijls mee om die zakken op te stapelen tegen de muur van de raadskamer. Onder degenen die de rantsoenen afwogen, was er altijd Emiel Borghgraef. Op de dag van de bedeling stonden de mensen in rijen aan te schuiven voor hun beurt. Toen de koster Hypoliet D'Hooghe met zijn rantsoen eens naar buiten kwam, bleef hij even op de pui staan, rekte zijn hals zenuwachtig scheef uit en riep : "Mensen, mensen ! Verkoopt ulder suiker niet ! Want suiker kunt ge op de boterhammen smeren en marken niet !". Die koster was een filosoof zoals in die tijd nog de meeste kosters waren. Andere bedelingen hadden plaats in het hospitaal of ergens in een zaal. Ik weet het niet zo juist omdat ik te klein was om er heen te gaan en ook omdat ik naar school moest. Ik weet wel wat er allemaal bedeeld werd : spek, kunsthoning, maisvlokken, erwten, misschien rijst en zeker pekelharing. Van de pekelharing weet ik het door wat ik veel later meemaakte. Kort nadat vader overleden was in 1941 kom ik Fien Kies tegen. Ik zeg : "Dag, Fien". -"Dag, meneer, zegt ze ; maar ik ken u niet". - "Ik ben een zoon van Peer Maris". - "Och, jongen, zegt Fien, daar heb ik veel aan verloren. In de andere oorlog, als er pekelharing werd uitgedeeld, gaf hij mij altijd van de diksten!" En 't mens kreeg haar gemoed vol.
HK 1981 1 Herinneringen aan de eerste wereldoorlog
4
Erwtenbedeling in 't Hemelshof In de zaal van Jef Ghijs, "Het Hemelshof" in de Rupelmondestraat, had de bedeling van veevoeder plaats. ledere boer had recht op zoveel kilo, die werden afgewogen op een baskuul. Naar ik dikwijls later heb horen vertellen, stak eens een boer in 't genipt zijn voet onder het blad van de baskuul. om enkele kilo's meer te krijgen totdat hij zijn voet terugtrok. Maar de man werd betrapt en ze hebben er nog jaren om gelachen. Dan was er nog de bedeling van "comiteitssoep" in de scholen. Rond half elf in de voormiddag gingen we per klas naar een zaal van het patronaat. Daar stonden op lange lage banken kroezen die gevuld waren met soep en neven elke kroes lag een sneetje brood dat dikwijls erg verduft smaakte. De soep was gekookt in het hospitaal en was lauw als we ze te drinken kregen. En wat lag erin ? Gewoonlijk rijst en wat groenten. Vlees zal er wel nooit in gelegen hebben, tenzij in Haasdonk. Daar heeft zelfs eens van het beste vlees in gelegen : muizen ! Daarom zongen ze te Bazel zowel als te Haasdonk : "En in Haasdonk liggen er muizen in de soep !". Maar vlees of geen vlees, de jongens waren met die soep al heel blij.
HK 1981 1 Herinneringen aan de eerste wereldoorlog
5
Soepbedeling in de Hoogstraat
III Tijdens de Tweede Wereldoorlog 1940-1944 werd de opeising van levensmiddelen geleid door ambtenaren en controleurs. Tijdens de Eerste Wereldoorlog 1914-1918 leidden de Duitsers zelf de hele operatie. Geregeld trok een Duits soldaat van boerderij naar boerderij, op zoek naar verborgen voorraden graan, aardappelen, boter, enz. Vader als hulpveldwachter moest hem vergezellen om hem de weg te tonen. Het gebeurde allemaal te voet. Het was altijd dezelfde soldaat die de huiszoekingen verrichtte. Heel Bazel kende hem. Ze noemden hem "de Pinnewetter" omdat hij altijd de pinhelm droeg. De man was naar de kleine, gestuikte kant en kon brutaal zijn. Maar met vader was hij goede maat. Nooit heeft hij vermoed hoe lelijk vader hem in de doekjes legde. In de ogen van sommige mensen was vader zodanig met de man bevriend dat ze hem verdachten aan de kant van de Duitsers te staan. Een schoolmakker heeft mijzelf eens voor "Duits" verweten in de klas van Broeder Norbert. Ik liet dat niet zeggen, stoof recht en ging
HK 1981 1 Herinneringen aan de eerste wereldoorlog
6
op de vuist tot tweemaal toe. De boeren wisten beter. Vader wist altijd daags tevoren waar hij 's anderendaags met de Pinnewetter naartoe moest, naar die en die straat van het geboerte. Hij vond dan altijd een middel om de mensen daar te verwittigen. Die konden dan in veiligheid brengen wat onder de ogen van de soldaat niet mocht vallen. Zo op een morgen in mei 1918. Ik word wakker geschud en zie vader aan mijn bed staan. "Doe uw kleren aan, zegt hij, en kom naar beneden. Ge moet voor mij een commissie doen". Als ik in de keuken kwam, keek ik naar de horloge : het was kwart over vijf. Ik kreeg een tas koffie en een boterham en terwijl ik at en dronk zei vader : "Ge kent de Kraakmolen, hee ? En ge weet de mulder wonen, hee ?" - "Ja, vader", - "Ge moet daar eens naartoe gaan. En als ge met de mulder alleen zijt, moet ge hem zeggen : met de complimenten van mijn vader : vandaag is er huiszoeking. Meer moet ge niet zeggen. En dan seffens recht naar huis komen. En met niemand anders daarover spreken. Goed verstaan, hee !" En ik de baan op : de Rupelmondestraat in, de Daalstraat in en de hele Hoogstraat door. Ik was juist 11 jaar en 2 maanden oud en ik weet nog dat het fris was om ervan te rillen. - Later heb ik van mijn twee oudste zusters vernomen dat ook zij eens met zulke boodschap het geboerte werden opgestuurd. De boeren waren dankbaar. Aan etensmiddelen heeft het ons in die oorlog nooit ontbroken. Ik vertel alleen wat ik zelf gezien heb en onthouden. Een boer bracht eens een hele baal appelen binnen, "Jacques le Bel" hoorde ik zeggen. En Jef Boel bracht op een oudejaarsavond een zak - 100 kilo - zware gouden tarwe. Zo konden we brood bijbakken om ons rantsoen aan te vullen. Vader had in een bijgebouw een oventje laten metselen en hij kon bakken als de beste bakker. Als hij roggebrood bakte moest ik 's morgens weer vroeg uit bed. Ik ging dan bij hem in de bakkerij, "Eerst uw voeten wassen" zei hij en wees naar een emmer water. Als mijn voeten gewassen waren, zei hij : "Ge moet ze niet afdrogen" en hij tilde mij van de stoel in de trog. Ik dan maar stampen in de deeg. Het gaf een raar gevoel, die deeg die tussen mijn tenen naar boven kroop. Het was nog zwaar werk ook voor een kleine jongen op zijn nuchtere maag. Om me staande te houden moest ik me met de handen steunen tegen de muur. Van de deeg die aan mijn voeten bleef kleven bakte vader mij dan een "pol" en smeerde er suiker of stroop op. We hebben ook meer dan één varken vetgemest. Toen het eerste werd geslacht, was ik acht of negen jaar oud. Ik zat in de keuken bij het raam te kijken hoe ze dat deden. Toen het beest werd gekeeld, ging het geweldig te keer. Het was verkeerd gestoken en het schreeuwde .dat ik ervan rilde. Vader had toen ook schrik. Heel de buurt kon het horen. Met een ander varken beleefden we wat anders. Het gebeurde op een avond tussen Kerstmis en Nieuwjaar, rond een uur of elf. Vader was nog niet thuis. Ik was al lang gaan slapen. Moeder en mijn twee oudste zusters gingen nu ook slapen en moeder doofde de lamp. Kort nadien kwam ze terug in de keuken en wat zag ze door het raam ? Het was een klaarlichte nacht en het had gesneeuwd. In de tuin achter het werkhuis zag ze vier mannen stappen. Onmiddellijk stak ze opnieuw licht op en na wat aarzeling stapten de mannen terug in de richting vanwaar ze gekomen waren. Toen vader thuiskwam en moeder hem het gebeurde vertelde, zijn ze gaan kijken naar de voetsporen in de sneeuw. Ja, ja, geen twijfel. Die mannen hadden het op ons varken gemunt dat achteraan in het werkhuis lag. 's Anderendaags timmerde vader een kot ineen dat op zes
HK 1981 1 Herinneringen aan de eerste wereldoorlog
7
houten wieltjes rolde. Elke avond werd het varken daarin gestouwd en naar de achterkeuken gevoerd. Over dag bleef het in zijn gewoon logement. Wat een mens al deed om eten te hebben l Onze voorraad graan werd op zolder geborgen achter een valse wand, ofschoon we niet veel moesten vrezen voor een huiszoeking. Als vader buiten was hing er altijd een jas, een "ziep" van hem aan de klink van de keukendeur, een jas met op de mouw de witte band "Politie". Een Duits soldaat die eens voor huiszoeking kwam, zag die jas en zei toen : "Hier moet ik geen huiszoeking doen !" Het gevaar voor ons dreigde vanuit een andere hoek. Overal komt ge al eens nijdige mensen tegen. Vader ondervond dat toen ook. Op een morgen stapte hij de Ortskommandantur binnen. Zoals ik al heb gezegd, was die gevestigd in het huis waar nu notaris Pien woont. Vader zag daar twee brieven op de grond liggen. Hij keek de gang in. Geen Duitser te zien en de brieven verdwenen vliegensvlug in zijn binnenzak. Thuis deed hij ze open. Het waren naamloze brieven. Een ervan was geschreven tegen hemzelf. Welke aanklacht erin stond heeft hij voor ons altijd verzwegen. Hij vermoedde misschien wie de schrijver ervan was en vreesde hem bekend te maken. Pas lang na de oorlog trouwens heeft hij over die brieven verteld. IV Een heel andere herinnering is die aan de Spaanse griep. Ik kan mis zijn, maar ik geloof dat ze uitbrak in het laatste jaar van de oorlog. Er stonden soms op één dag drie en vier doodskisten aan de lijkdeur van de kerk. De kisten bleven buiten staan. Met de priester heb ik als misdienaar daar dikwijls de gebeden voor de overledenen gebeden. Einde oktober 1918 lagen we thuis allemaal ziek, op moeder na en onze Staf die amper twee weken oud was, en ons Anna die 9 jaar was. Ik zelf ben toen de dood heel nabij geweest. Ik herinner me, vader zat bij mijn bed en ik gloeide van de koorts en draaide en woelde. Vader moet beangstigd zijn geweest om mij. Er was nog geen van zijn kinderen gestorven. En er waren er al tien. Zou hij nu zijn oudste zoon moeten afgeven ? Hij vroeg me of ik al op het gemak was geweest. Nadat hij lang had aangedrongen, deed ik het. Ik heb altijd de indruk gehad dat de ziekte toen een andere wending heeft aangenomen. V Hierboven schreef ik dat de Duitsers bij ons geen huiszoeking meer deden na die allereerste, toen ze de soldatenuniform van vader meenamen. In de zomer van 1917 deden ze er wel een, een speciale bij ons alleen. Het was niet de Pinnewetter die ze deed maar Duitsers die we nooit hadden gezien. Ze waren van elders gekomen. Waarom ze die huiszoeking deden heb ik maar na de oorlog vernomen. Vader werd namelijk verdacht te spionneren voor de geallieerden. En hij spionneerde inderdaad, hij die in de ogen van meer dan één Bazelaar aan de kant van de Duitsers stond ! Natuurlijk wist niemand iets daarvan, behalve zijn twee medespionnen, dokter Santy en Emiel Van Hese. Deze laatste was een vrijgezel, een "fieske". Hij woonde vooraan in de Kerkstraat met zijn tante Stèfke Van Hese. Vader had het ook altijd verzwegen voor moeder. Maar op zekere dag kwam ze er achter. De veldwachter van Steendorp, Kamiel Van Buynder, kwam namelijk veel bij ons aan huis. Hij kwam per fiets en heeft eens vlak voor
HK 1981 1 Herinneringen aan de eerste wereldoorlog
8
ons huis mijn zusje Jozefien aangereden. Kamiel wilde vader altijd alleen spreken. Moeder mocht er nooit bij zijn. Maar op die dag was vader niet thuis en Kamiel bleef op hem wachten. "Wat hebt gij toch altijd met mijn man te bespreken ?" vroeg moeder hem toen. En Kamiel beging de onvoorzichtigheid van niet te liegen. "Dat moet gij toch al lang weten, zei hij. We spionneren voor Engeland". Spionneren was veel gezegd. Mogelijk hebben ze wel eens een of ander bericht overgemaakt aangaande een gebeurtenis ter plaatse. Hun bijzonderste werk was echter informatie, brieven en documenten die ze van elders kregen, door te geven aan anderen die ze weer verder doorgaven. Kamiel Van Buynder, een Juffrouw Colaes van Steendorp, dokter Santy, Emiel Van Hese en vader waren schakels van een lange ketting die dwars door België naar Nederland liep. Van daaruit vertrokken de doorgegeven brieven naar Engeland. Sedert moeder weet had van vaders geheime en gevaarlijke bezigheid heeft ze veel angstige dagen beleefd. Dat heeft ze ons later meer dan eens gezegd. Vader riskeerde toen zijn leven. Vooral na die onverwachte huiszoeking is moeder angstig geworden en ze kon niet eens met iemand over haar angst spreken. De aanleiding tot die huiszoeking, naar ik later vernam, zou deze zijn geweest. Kamiel Van Buynder en Juffrouw Colaes werden gearresteerd. Ze werden eerst wat uitgehongerd, kregen nadien eens goed te eten en te drinken en werden verhoord. Hadden ze iets bijzonders te drinken gekregen ? Weer naar we later hoorden vertellen, zou Kamiel Van Buynder zich de naam Petrus Maris hebben laten ontvallen. Waarop Juffrouw Colaes hem zou hebben aangekeken en waarop Kamiel verder zou gezwegen hebben.... Wat daarvan waar zij geweest of niet, de bijzondere huiszoeking bij ons volgde alleszins op de aanhouding van Kamiel. Op 14 juli 1917 werd hij op het Fort 4 (Oude God) gefusilleerd, samen met Kamiel Maes uit Temse.
Kamiel Van Buynder, gefusilleerd op het Fort 4 te Mortsel (Oude God) op 14 juli 1917
HK 1981 1 Herinneringen aan de eerste wereldoorlog
9
De huiszoeking bracht de Duitsers niets verdachts op. Toch waren er gevaarlijke brieven in huis, maar ze vonden ze niet. Ze lagen op vaders slaapkamer, tussen een tafeltje en een lessenaar die daarop stond. De Duitsers waren maar goed het huis uit en de brieven lagen al verstopt tussen de pannen van een aanpalende stalling. Toen vader daags daarna over de huiszoeking sprak met dokter Santy, zei deze over die brieven : "Verbranden, Peer, verbranden. Alles verbranden !". Ik weet het niet zeker, maar ik geloof dat vader nog een tijd lang daarvoor gewacht heeft. Hij zette alleszins zijn dienst van hulpveldwachter voort alsof er niets gebeurd was en bleef voor de Duitsers even vriendelijk als tevoren, speciaal voor de Pinnewetter ! VI Het werd 11 november 1918. De wapenstilstand ! Ik herstelde toen van mijn zware Spaanse griep. Bij een venster aan de straatkant gezeten keek ik naar de aftocht van het Duitse leger. Dat was me een aftocht ! Moedeloze soldaten met wat rommel op kramakkelijke karren en rijtuigen van alle slag die voortgetrokken werden door oude knollen van paarden. Wat een verschil met de triomfantelijke intocht in 1914 ! Iemand die binnenkwam vertelde dat hij op de Kruisstraat een soldaat de epauletten van een officier had zien aftrekken terwijl hij riep : "Leve de Republiek". In die dagen deed moeder, met enige vertraging, haar kerkgang na de geboorte van onze Staf. Ik zie haar nog terugkomen van de kerk met "Tante Mie de Bus". Om de deur te bereiken moesten ze tussen twee karren van het aftrekkende leger passeren. Een van de volgende dagen hoorden we op een avond groot lawaai in de straat. Het was tussen 6 en 8 uur, als ik me niet vergis. Donker was het alleszins. We liepen naar de deur om te zien wat er gaande was. Uit de richting Rupelmonde naderde een dichte, joelende en zingende menigte. Er werden een paar brandende toortsen meegedragen. En temidden van de massa zat een jonge man in kakikostuum op de schouders van een paar anderen. Hij was de eerste Belgische soldaat die we na vier jaar terugzagen. Vraag me niet hoe hij heette. Ik weet niet eens of het een Bazelaar was, maar de mensen droegen hem in triomf als een held. Ze wisten niet wat gedaan van blijdschap. De oorlog was voorbij ! Voor vader en voor ons, moeder en kinderen allemaal, volgde twee jaar later nog een klein blij naspel. Vader, dokter Santy en Emiel Van Hese ontvingen op één dag elk twee decoraties. Die van de Belgische regering was een eenvoudige knoop met de nationale driekleur om in het knopsgat te steken. Die van de Engelse regering was een zware zilveren medaille die we met piëteit bewaren.
HK 1981 1 Herinneringen aan de eerste wereldoorlog
10
Op de voorzijde staat de beeldenaar van Koning George V binnen het randschrift "GEORGIUS V. BRITT. OMN. REX ET IND. IMP." (George V, koning van alle Britten en keizer van India). De keerzijde draagt een ruiter te paard met een geheven zwaard in de hand. Met een poot vertrapt het paard een schild dat de Duitse adelaar draagt. Boven de ruiter straalt een zon en aan weerszijden daarvan staan de jaartallen 1914 en 1918. Toen het nieuws van de decoraties bekend geraakte en de mensen vernamen waarom die decoraties waren toegekend, trokken vele Bazelaars hun ogen open : "Wie had dat gepeinsd van die Duitse sjampetter". De gedecoreerden werden natuurlijk gevierd. De fanfare bracht hun een serenade. Dat gebeurde op een zomerse avond. Ik liep toen school bij de Broeders van Liefde te Temse. Toen ik die avond thuiskwam, stond de tafel in de voorplaats vol glazen, wijnglazen nog wel. Ik had er nog nooit zoveel bijeen gezien. Spelende kwam wat later de fanfare de Rupelmondestraat ingestapt en hield halt voor nr. 7. Vader op zijn zondags gekleed trok na een poos de deur open. Zijn ogen straalden als in de schoonste dagen van zijn leven en op zijn gezicht stond een ietwat ondeugende, guitige lach. Moeder stond naast hem en wij kinderen allemaal rond hen. Als de fanfare haar mars had uitgeblazen las de voorzitter een compliment af. Daar heb ik niets van onthouden. Vader moest daarop antwoorden en daar weet ik ook niets van, tenzij dat hij zijn speech besloot met de woorden : "Alla, dat ge bedankt zijt. En drinkt op mijn gzondheid een ton goed bier !" Applaus, natuurlijk. De ereleden werden uitgenodigd binnen een glas wijn te komen drinken en de fanfare speelde intussen nog een airke of twee. Toen ze spelende wegtrok, viel definitief het doek over een tijd van vier jaar oorlog. HK 1981 1 Herinneringen aan de eerste wereldoorlog
11
Beelden uit mijn kinderjaren.. A. Maris
HK 1981 1 Herinneringen aan de eerste wereldoorlog
12