de eerste wereldoorlog 1914-1918
Balans Keegen Eerste wereldoorlog.indd 1
09-10-13 12:32
Balans Keegen Eerste wereldoorlog.indd 2
09-10-13 12:32
John Keegan
De Eerste Wereldoorlog 1914-1918
Vertaald door Bab Westerveld
Uitgeverij Balans
Balans Keegen Eerste wereldoorlog.indd 3
09-10-13 12:32
Voor de mannen van Kilmington die niet zijn teruggekeerd uit de Eerste Wereldoorlog, 1914-1918
Negende druk 2013 Oorspronkelijke titel The First World War Oorspronkelijke uitgever Hutchinson/Random House U.K. Copyright © 1998 John Keegan All rights reserved, including the rights of reproduction in whole or in part in any form. Copyright Nederlandse vertaling © 2000, 2013 Bab Westerveld / Uitgeverij Balans, Amsterdam Alle rechten voorbehouden Omslagontwerp Studio Jan de Boer Omslagillustratie Hollandse Hoogte / Roger Violet Typografie en zetwerk Peter Verwey, Heemstede Druk Bariet, Steenwijk isbn 978 94 600 3670 5 nur 680 www.uitgeverijbalans.nl
Balans Keegen Eerste wereldoorlog.indd 4
09-10-13 12:32
Inhoud
Woord vooraf 7 1 Een Europese tragedie 9 2 Oorlogsplannen 32 3 De crisis van 1914 58 4 De strijd aan de grenzen en aan de Marne 83 5 Overwinning en nederlaag in het oosten 157 6 Impasse 197 7 De oorlog buiten het westelijk front 229 8 Een jaar van zee- en veldslagen 287 9 De ineenstorting van de legers 344 10 Amerika en Armageddon 416 Lijst van kaarten 479 Illustratieverantwoording 481 Noten 483 Bibliografie 503 Register 511
Balans Keegen Eerste wereldoorlog.indd 5
09-10-13 12:32
Balans Keegen Eerste wereldoorlog.indd 6
09-10-13 12:32
Woord vooraf
Ik ben opgegroeid tussen mannen die hadden gevochten in de Eerste Wereldoorlog, en vrouwen die thuis op bericht van hen hadden gewacht. Mijn vader vocht in de Eerste Wereldoorlog, evenals zijn beide broers en mijn schoonvader. Ze hebben het alle vier overleefd. Door de zorgvuldig nageplozen herinneringen aan de oorlogservaringen van mijn vader en schoonvader kwam ik erachter wat voor soort oorlog het was geweest. De zuster van mijn vader, een vrouw uit het leger der ongetrouwde vrouwen dat door de oorlog werd geschapen, vertelde me tegen het einde van haar leven iets over de angsten van hen die achterbleven. Aan hen en aan de honderden andere direct of indirect betrokkenen in de tragedie van de oorlog met wie ik in de loop der jaren heb gesproken, heb ik de inspiratie voor dit boek te danken. Persoonlijke herinneringen liggen ten grondslag aan wat ik heb geschreven. Het materiaal is ontleend aan de lectuur van vele jaren. Voor de toegang tot de boeken die ik het meest zinvol vond, dank ik de bibliothecarissen en hun medewerkers van de Royal Military Academy Sandhurst, Staff College, de United States Military Academy, West Point, Vassar College en The Daily Telegraph. Mijn bijzondere dank gaat uit naar kolonel Robert Doughty, hoofd van de afdeling geschiedenis van West Point, en naar majoor Richard Faulkner, die voor mij het gebruik van de prachtige West Point Library regelde toen ik in 1997 gastdocent was in Vassar. Ook de bibliothecaris en medewerkers van de London Library en Tony Noyes, voorzitter van de Western Front Association wil ik bij deze bedanken. Voor de totstandkoming van dit boek ben ik veel dank verschuldigd aan mijn redacteuren Anthony Whittombe en Ashbel Green, mijn fotoredactrice Anne-Marie Ehrlich, de kaarttekenaar Alan Gilliland, de grafisch redacteur van The Daily Telegraph en als altijd aan mijn lite-
Balans Keegen Eerste wereldoorlog.indd 7
09-10-13 12:32
8
de eerste wereldoorlog
rair agent, Anthony Sheil. Lindsey Wood, die het manuscript uittypte, onopgemerkte fouten ontdekte, mijn hiërogliefen ontcijferde, biografieën controleerde, inconsequenties rechtzette en allerlei problemen oploste, bewees als altijd een weergaloze secretaresse te zijn. Van de mensen die me op verschillende manier behulpzaam zijn geweest, ben ik Charles Moore, hoofdredacteur van The Daily Telegraph, erkentelijk voor zijn geduld, en mijn collega’s Robert Fox, Tim Butcher, Tracy Jennings, Lucy Gordon-Clarke en Sharon Martin voor hun hulp. In het bijzonder bedank ik de eigenaar van The Daily Telegraph, Conrad Black. Vrienden in Kilmington – Honor Medlam, Michael en Nesta Grey, Mick Lloyd en Eric Coombs – maken me het schrijven van boeken mogelijk. Mijn liefde en dankbaarheid gaat als altijd uit naar mijn kinderen en mijn schoonzoon, Lucy en Brooks Newmark, Thomas, Matthew en Rose en naar mijn geliefde echtgenote Susanne. The Manor House Kilmington 23 juli 1998
Balans Keegen Eerste wereldoorlog.indd 8
09-10-13 12:32
hoofdstuk 1
Een Europese tragedie
De Eerste Wereldoorlog was een onnodig en tragisch conflict. Onnodig, omdat men in de vijf crisisweken die voorafgingen aan het eerste wapengekletter, op elk moment met wat tact en goede wil had kunnen ingrijpen in de loop der gebeurtenissen die tot het uitbreken van de oorlog leidden. Tragisch, omdat de gevolgen van die eerste schermutselingen een einde maakten aan tien miljoen mensenlevens, het gevoelsleven van miljoenen anderen zwaar op de proef stelden, de weldadige, optimistische cultuur van het Europese continent vernietigden en, toen de kanonnen vier jaar later zwegen, een erfenis nalieten van zo intense politieke rancune en rassenhaat dat de oorzaken van de Tweede Wereldoorlog zonder verwijzing naar deze oorsprong onverklaarbaar zijn. De Tweede Wereldoorlog, die vijfmaal zoveel mensenlevens vernietigde en in materiële zin onmetelijk veel meer kostte, kwam regelrecht voort uit de Eerste. De gedemobiliseerde frontsoldaat Adolf Hitler uitte op 18 september 1922 een dreigement dat hij zeventien jaar later waar zou maken: ‘Het kan niet waar zijn dat twee miljoen Duitsers vergeefs gevallen zijn [...]. Neen, wij vergeven niet maar eisen wraak!’1 Monumenten van zijn wraak staan verspreid over het continent dat hij verwoestte, in de herbouwde centra van de Duitse steden, platgegooid door de strategische bombardementen die hij had uitgelokt, en van de steden die hij zelf verwoestte: Sint-Petersburg, Wolgograd, Warschau, Rotterdam, Londen. De verlaten Atlantikwall die hij bouwde in de ijdele hoop zijn vijanden op een afstand te houden, is een monument van wraakzucht, net als de in verval geraakte barakken van Auschwitz en de restanten van de verdwenen vernietigingskampen van Sobibor, Belzec en Treblinka. Een vuile kinderschoen in Polen, een roestig stuk prikkeldraad, restanten verpulverd bot vlak bij de plaats
Balans Keegen Eerste wereldoorlog.indd 9
09-10-13 12:32
10
de eerste wereldoorlog
waar de gaskamers werkten, ze herinneren evenzeer aan de Eerste als aan de Tweede Wereldoorlog.2 Hun voorgeschiedenis schuilt in de stukken prikkeldraad die de akkers vervuilen waar ooit de loopgraven lagen en die op een mistige ochtend de Franse lucht vervullen met de geur van roest, en in het beschimmelde stuk leer dat je onder een struik kunt aantreffen, in een kopergroene onderscheiding of knoop en in verweerde brokken munitie en pokdalige granaatscherven. Ze hebben hun voorgeschiedenis ook in anonieme menselijke resten die zelfs nu nog bovengehaald worden door boeren die de met bloed doordrenkte grond aan de Somme ploegen – ‘Ik staak onmiddellijk het werk. Ik heb respect voor uw Engelse doden’ – zoals ook de haast onverdraaglijke film van de stapels lijken in de massagraven van Bergen-Belsen anno 1945 zijn voorgeschiedenis heeft in het vervaagde filmfragment van de Franse soldaten die in 1915 na de tweede slag in Champagne hun dode kameraden opstapelden. De Eerste Wereldoorlog was de heraut van de massale dood die de Tweede genadeloos uitzaaide. Er zijn ook meer ceremoniële monumenten. In weinig Franse en Britse gemeenten ontbreekt het gedenkteken voor de doden van de Tweede Wereldoorlog. In mijn dorp in het zuidwesten van Engeland staat een lijst van namen gebeiteld in de sokkel van een crucifix bij een begraafplaats. Maar het is een toevoeging. Het kruis werd opgericht ter nagedachtenis aan de jongemannen die niet waren teruggekeerd uit de Eerste Wereldoorlog: hun aantal is eens zo groot als dat van de gevallenen in de Tweede. Van een bevolking van tweehonderd zielen in 1914 keerden W. Gray, A. Lapham, W. Newton, A. Norris, C. Penn, L. Penn en W.J. White niet terug: een op de vier mannen in de dienstplichtige leeftijd. Hun namen vindt men in de kerkregisters die teruggaan tot de zestiende eeuw. Ze leven nu voort in het dorp. Uit de feiten blijkt wel dat de Eerste Wereldoorlog verdriet bracht van een omvang die ongekend was sinds de Angelsaksen zich er voor de verovering door de Noormannen vestigden en die, gelukkig, sindsdien onbekend is gebleven. Behalve de kerk is dat het enige openbare monument van het dorp. Het heeft zijn gelijke in elk naburig dorp, in de steden van het graafschap waar het aantal namen een veelvoud is, en in de kathedraal van Salisbury. Het heeft zijn gelijke ook in alle Franse kathedralen waar men een plaquette aantreft met de inscriptie: ‘Ter ere van God en ter nagedachtenis aan een miljoen mannen uit het
Balans Keegen Eerste wereldoorlog.indd 10
09-10-13 12:32
een europese tragedie 11
Britse rijk die vielen in de Eerste Wereldoorlog en van wie het merendeel in Frankrijk rust.’ In de buurt van de kerk staat stellig het plaatselijke gedenkteken voor de gevallenen, dat zijn replica vindt in elke stad, elk dorp in de omtrek. Frankrijk verloor bijna twee miljoen man in de Eerste Wereldoorlog, twee op de negen mannen die onder de wapens waren. Ze worden dikwijls gesymboliseerd door een standbeeld van een poilu (zoals de frontsoldaat werd genoemd), uitdagend in hemelsblauw met naar het oosten geheven bajonet, richting Duitse grens. De lijst van namen in de sokkel is hartverscheurend lang, te meer als de herhaling van dezelfde naam getuigt van verscheidene doden in één familie. Soortgelijke in steen gehouwen lijsten ziet men in dorpen en steden van de meeste oorlogvoerende landen uit de Eerste Wereldoorlog. Aangrijpend is het ingetogen classicistische gedenkteken voor de cavaleriedivisie uit het gewest Veneto dat naast de kathedraal van Murano in de lagune van Venetië staat met rijen namen van jongemannen uit de Povlakte die vielen in de ruige Julische Alpen. Dezelfde emoties ervaar ik in Weense kerken waar strenge plaquettes herinneren aan Habsburgse regimenten die nu verbleekte historie zijn.3 Omdat de Wehrmacht zich compromitteerde met de wreedheden van het nazi-regime, konden de Duitsers niet met goed fatsoen hun vier miljoen gevallenen van de Tweede Wereldoorlog betreuren. Voor een gepaste symbolische uiting van rouw voor de gevallenen van de Eerste hadden ze voor een materieel en moreel gelijkaardig probleem gestaan omdat velen in vreemde bodem rustten. In het oosten had de bolsjewistische revolutie de slagvelden aldaar voor hen afgesloten, in het westen werden ze in het beste geval met tegenzin toegankelijk gemaakt voor het opsporen en herbegraven van lijken. Fransen en Belgen hadden in hun hart en in hun nationale bodem geen plaats voor Duitse oorlogsbegraafplaatsen. De Britten kregen een sépulture perpétuelle, die in de jaren na 1920 uitgroeide tot een archipel van goed onderhouden begraafplaatsen van adembenemende schoonheid langs de lijn van het westelijk front; de Duitsers waren gedwongen op obscure plaatsen massagraven te delven voor de stoffelijke resten van hun gevallenen. Alleen in Oost-Pruisen, plaats van handeling van het epos van Tannenberg, werd voor de gevallenen een mausoleum van triomfale monumentaliteit opgericht. Thuis, ver van de fronten
Balans Keegen Eerste wereldoorlog.indd 11
09-10-13 12:32
12
de eerste wereldoorlog
waar hun jongemannen de dood vonden, gaven de Duitsers vorm aan hun verdriet in kerkelijke en kathedrale monumenten, voornamelijk geïnspireerd op de strenge hoog-gotische kunst waarbij Grünewalds Crucifix of Holbeins Gestorven Christus in het graf veelvuldig als thema diende.4 Grünewalds en Holbeins Christus was een lichaam dat had gebloed en geleden in zijn laatste uren, van allen verlaten gestorven was: een passend beeld als symbool van de gemeen soldaat uit de Eerste Wereldoorlog, want meer dan de helft van de gevallenen in het westen – en in het oosten wellicht nog meer – was als lijk in de woestenij van het slagveld achtergelaten. Deze vermiste lijken waren zo talrijk dat dadelijk na de oorlog werd voorgesteld – het eerst door een anglicaanse geestelijke die als aalmoezenier had gediend – voor een passend gedenkteken een van de ongeïdentificeerde gevallenen op te graven en op een ereplaats opnieuw te begraven. Het uitgekozen lijk werd overgebracht naar Westminster Abbey, waar het bij de ingang werd begraven onder een steen met het opschrift: ‘Zij hebben hem te midden van koningen begraven omdat hij goed heeft gedaan jegens God en jegens Zijn huis.’ Die dag, de tweede verjaardag van de wapenstilstand op 11 november 1918, werd in Parijs onder de Arc de Triomphe een Franse Onbekende Soldaat herbegraven. In veel hoofdsteden van de zegevierende landen werd later een onbekende soldaat herbegraven.5 Maar toen de verslagen Duitsers in 1924 hun nationaal gedenkteken voor de gevallenen kregen, ging de onthulling gepaard met chaotische politieke protesten. Er werd nog geluisterd naar de toespraak van president Friedrich Ebert, die twee zonen had verloren, maar de twee minuten stilte die moesten volgen, werden verstoord door kreten voor en tegen de oorlog. De rellen die daarop uitbraken, duurden de hele dag voort.6 De pijn van een verloren oorlog bleef Duitsland verdelen tot de opkomst van Hitler negen jaar later. Kort nadat hij rijkskanselier was geworden, begonnen nazi-auteurs Hitler voor te stellen als de ‘onbekende korporaal’, de levende belichaming van de ‘onbekende soldaat’. De republiek van Weimar faalde als respectabele staat. Het duurde niet lang of Hitler, die zich inmiddels in zijn redevoeringen presenteerde als Führer van de Duitse natie, verwees naar zichzelf als ‘de onbekende soldaat van de Wereldoorlog’. Hij zaaide het zaad voor de oogst van nog eens vier miljoen Duitse doden.7
Balans Keegen Eerste wereldoorlog.indd 12
09-10-13 12:32
een europese tragedie 13
Wrok is snel geboren en heeft een taai leven. Eind 1914, vier maanden na het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog, telde Frankrijk driehonderdduizend doden en zeshonderdduizend gewonden op een mannelijke bevolking van twintig miljoen, van wie tien miljoen in de dienstplichtige leeftijd. Aan het einde van de oorlog waren bijna twee miljoen Fransen gedood, grotendeels van de belangrijkste tak van het leger, de infanterie: rond tweeëntwintig procent. De jongste leeftijdsgroepen leden de zwaarste verliezen: tussen zevenentwintig en dertig procent van de dienstplichtigen van 1912-1915. Veel van deze jongemannen waren nog niet getrouwd. Maar in 1918 telde Frankrijk zeshonderddertigduizend oorlogsweduwen en waren veel jonge vrouwen door de oorlog beroofd van hun huwelijkskansen. In 1921 waren er in de leeftijdsgroep tussen twintig en negenendertig vijfenveertig mannen op vijfenvijftig vrouwen. Van de vijf miljoen oorlogsgewonden stonden er enige honderdduizenden aangemerkt als ‘grands mutilés’, soldaten die ledematen of ogen verloren hadden. Het zwaarst getroffen waren de slachtoffers die in hun gezicht verminkt waren geraakt. Sommigen waren er zo erg aan toe dat er gesloten nederzettingen op het platteland werden gesticht waar ze gezamenlijk vakantie konden houden.8 Het leed van de Duitse oorlogsgeneratie was vergelijkbaar. ‘De lichtingen 1892-1895, tussen negentien en tweeëntwintig bij het uitbreken van de oorlog, verloren vijfendertig tot zevenendertig procent.’ In totaal vond dertien procent van de zestien miljoen mannen, geboren tussen 1870 en 1899, de dood, ofwel 465.600 per oorlogsjaar. De grootste verliezen vielen zoals in de meeste legers onder de officieren: drieëntwintig procent van het totaal, vijfentwintig procent van de beroepsofficieren, tegen veertien procent van de soldaten. Van de overlevende Duitse ‘grands mutilés’ verloren er 44.657 een been, 29.877 een arm, 136 verloren beide armen en 1264 beide benen. Verder waren er 2547 oorlogsblinden, een fractie van de velen met ernstige hoofdwonden, van wie de meesten stierven. In totaal stierven 2.057.000 Duitsers in de oorlog of, aan hun verwondingen, na de oorlog.9 Al telde Duitsland het grootste aantal doden – in Rusland en Turkije werd niet nauwkeurig geteld –, procentueel leed het niet de grootste verliezen. Dat lot trof Servië, waar van de vooroorlogse vijf miljoen inwoners 125.000 mannen werden gedood of stierven als soldaat, en nog
Balans Keegen Eerste wereldoorlog.indd 13
09-10-13 12:32
14
de eerste wereldoorlog
eens 650.000 burgers bezweken aan ontbering of ziekte, wat het totale verlies brengt op vijftien procent van de bevolking, tegenover ongeveer twee à drie procent van de Britse, Franse en Duitse bevolking.10 Ook deze vrij lage percentages sloegen zware psychische wonden, want het ging om de jongste, actiefste mannen van de samenleving. Het is mode, nu de oorlog historie is, het beklag om een ‘verloren generatie’ af te doen als mythevorming. Demografen laten zien dat het verlies snel goedgemaakt werd door de natuurlijke bevolkingsgroei, en volgens hardvochtiger historici trof het verlies slechts een kleine groep families. In het ergste geval, zeggen ze, keerde slechts twintig procent van degenen die ten oorlog trokken niet terug, terwijl het totaal lager was, tien procent of minder. Voor de meerderheid was de oorlog slechts een episode in hun leven: het normale leven werd even onderbroken en snel hernomen zodra de kanonnen zwegen. Dit is een zelfgenoegzaam oordeel. Vergeleken met de oorlog van 1939-1945 veroorzaakte de Eerste Wereldoorlog weinig materiële schade en er werd niet één grote Europese stad verwoest of ook maar ernstig beschadigd, in tegenstelling tot alle grote Duitse steden die in de Tweede Wereldoorlog gebombardeerd werden. De oorlog speelde op het platteland, zowel aan het Oostelijk als aan het westelijk front. De velden waarom gevochten werd, veranderden weldra weer in akkers en weiden, en de dorpen die door beschieting verwoest waren, werden – behalve rond Verdun – met spoed herbouwd. De oorlog bracht het Europese culturele erfgoed geen schade toe die niet gemakkelijk hersteld kon worden: de middeleeuwse lakenhal van Ieper staat er vandaag nog net als voor de beschietingen van 1914-1918, evenals de stadspleinen van Arras en de kathedraal van Rouen, terwijl de kostbare werken in de Universiteitsbibliotheek van Leuven, in 1914 na een atypische daad van vandalisme in vlammen opgegaan, na de oorlog een voor een vervangen werden. Bovenal onderging de burgerbevolking vrijwel nergens de moedwillige ontwrichting en wreedheid die de Tweede Wereldoorlog zouden kenmerken. Behalve in Servië en, in het begin, in België, werden geen gemeenschappen gedwongen hun huis, land en vreedzame arbeid te verlaten; met uitzondering van Turks Armenië was er geen sprake van genocide, maar hoe gruwelijk de Osmanen hun Armeense landgenoten ook behandelden, de gedwongen marsen, bedoeld om
Balans Keegen Eerste wereldoorlog.indd 14
09-10-13 12:32
een europese tragedie 15
hen de dood in te jagen, behoren meer tot de politieke geschiedenis van het Osmaanse rijk dan tot die van de oorlog. In tegenstelling tot de Tweede Wereldoorlog kende de Eerste geen systematische verdrijving van de bevolking, geen moedwillige uithongering, geen onteigening en zelden grootschalige bloedbaden of wreedheden. Ondanks de pogingen van nationale propagandamachines het tegendeel te bewijzen, was het – afgezien van de wreedheden op het slagveld – een zeldzaam geciviliseerde oorlog. Toch heeft de oorlog blijvende schade toegebracht aan de rationele en liberale beschaving van de Europese verlichting en daarmee aan de mondiale beschaving. Al overheerste het vooroorlogse Europa het grootste deel van de wereld buiten het continent, men had er respect voor constitutionele principes en ontzag voor de rechtsstaat en democratische bestuursvormen. In het naoorlogse Europa bleef van die principes niet veel meer over. In Rusland gingen ze na 1917 volledig verloren, in Italië na 1922, in Duitsland in 1933, in Spanje na 1936, en in de jonge staten die in Midden- en Zuid-Europa na de oorlog waren gesticht of uitgebreid, werden ze steeds slechts mondjesmaat in acht genomen. Binnen vijftien jaar na de oorlog vierde totalitarisme hoogtij: een nieuw woord voor een systeem dat zich afkeert van de sinds 1789 liberaal en constitutioneel geïnspireerde Europese politiek. Het was een voortzetting van de oorlog met andere middelen. Het uniformeerde en militariseerde zijn massale aanhang, ontnam burgers hun kiesrecht, appelleerde aan de laagste politieke instincten en marginaliseerde en chanteerde elke binnenlandse oppositie. Nog geen twintig jaar na de Eerste Wereldoorlog, ‘the war to end all wars’ zoals men die noemde toen de hoop op vrede nagenoeg vervlogen was, was Europa alweer in de ban van de angst voor een nieuwe oorlog, gewekt door de daden en ambities van krijgsheren die agressiever waren dan de oude wereld van de vredige negentiende eeuw ooit had gekend. Het lag ook aan de snelle herbewapening met tanks, bommenwerpers, onderzeeërs, wapens die in de Eerste Wereldoorlog alleen in embryonale vorm bestonden en de Tweede tot een nog grotere catastrofe dreigden te maken. Het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog was ongetwijfeld de vrucht van de Eerste en in ruimere zin de voortzetting ervan. De omstandigheden – de onvrede bij de Duitstalige volken over hun aanzien
Balans Keegen Eerste wereldoorlog.indd 15
09-10-13 12:32
16
de eerste wereldoorlog
in de wereld – waren dezelfde, net als de directe aanleiding, onenigheid tussen een Duitstalige heerser en een Slavisch buurland. Ook de hoofdpersonen waren dezelfde, zij het deels in andere functies: Maurice Gustave Gamelin, Frans bevelhebber in 1939, was in 1918 stafofficier bij Foch, de geallieerde opperbevelhebber; Churchill, eerste lord van de admiraliteit in 1939, stond daar ook in 1914 al eens aan het hoofd; Hitler, ‘eerste soldaat van het Derde Rijk’, was in augustus 1914 een van de eerste vrijwilligers van keizer Wilhelm ii. Zelfs de slagvelden kwamen overeen: de Maas, die de Duitse pantserdivisies in mei 1940 met opvallend gemak overstaken, was in 1914-1918 bij Verdun onoverbrugbaar gebleken; Arras, voor het Britse expeditieleger het brandpunt van enkele van de zwaarste loopgravengevechten aan het westelijk front, was in 1940 het toneel van de enige succesvolle tegenaanval van het Britse leger; de Bzura, een smalle stroom ten westen van Warschau, was zowel in 1939 als in 1915 beslissend voor het verloop van de operaties aan het oostelijk front. Velen van hen die in 1939 zouden aanrukken, moesten ook in hun jonge jaren, toen ze nog lager in rang waren, opmarcheren, overtuigd dat ze nog ‘vóór het vallen van de bladeren’ als overwinnaars thuis zouden komen. De fortuinlijke overlevenden zagen het verschil. In 1939 was de vrees voor een oorlog groot, evenals de oorlogsdreiging, en men besefte hoe reëel die was. In 1914 kwam de oorlog als een donderslag bij heldere hemel voor de haast onwetende burgers, die waren opgegroeid in de illusie dat een dergelijk lot hun continent nooit meer kon treffen.
Harmonie in Europa De vredige economische activiteit in Europa van zomer 1914 was zozeer afhankelijk van internationale uitwisseling en samenwerking dat het geloof in de onmogelijkheid van een grote oorlog de meest geijkte wijsheid scheen. In 1910 was een analyse van de onderlinge economische afhankelijkheid, The Great Illusion, een bestseller. De auteur ervan, Norman Angell, toonde met instemming van vrijwel alle deskundigen aan dat een breuk in het internationale vertrouwen, het onvermijdelijk gevolg van een oorlog, ofwel het uitbreken ervan zou verhinderen dan wel het einde ervan zou bespoedigen. Zijn boodschap kreeg enthousiaste bijval van de zakenwereld van die tijd. Na
Balans Keegen Eerste wereldoorlog.indd 16
09-10-13 12:32
een europese tragedie 17
twee decennia van depressie, in 1874 verhaast door het faillissement van een Oostenrijkse bank maar tot staan gebracht door het inzakken van de prijzen van grondstoffen en eindproducten, was de industriële productie eind negentiende eeuw weer op gang gekomen. Nieuwe categorieën industrieproducten – elektrische apparaten, chemische verven, verbrandingsmotoren – lokten potentiële kopers. Nieuwe hulpbronnen, goedkoop winbare grondstoffen en nieuwe vindplaatsen van edelmetalen, met name in Zuid-Afrika, bevorderden het vertrouwen. De bevolkingsaanwas – in Oostenrijk-Hongarije tussen 1880 en 1910 met vijfendertig procent, in Groot-Brittannië met zesentwintig procent, in Duitsland met drieënveertig procent en met meer dan vijftig procent in Rusland – vergrootte de omvang van de binnenlandse markten, en de emigratie naar Amerika en Australië – in de jaren 1880-1910 verlieten 26 miljoen mensen Europa – deed ook daar de vraag naar goederen toenemen. Ondertussen werden door de enorme expansie van overzeese rijken, formeel of informeel, in Afrika en Azië miljoenen mensen betrokken bij de internationale markt, niet alleen als leveranciers van grondstoffen maar ook als consumenten van gerede producten. Een tweede revolutie in het vervoer – in 1893 overtrof de stoomscheepvaart voor het eerst de zeilscheepvaart in tonnage – versterkte de goederenbeweging van de overzeese handel, en de uitbreiding van het spoorwegnet (dat in West-Europa en in de Verenigde Staten omstreeks 1870 praktisch voltooid was) in OostEuropa en Rusland – waar de lengte tussen 1890 en 1913 van 31.000 km toenam tot 71.000 km – betrok dat enorme gebied, rijk aan granen, mineralen, olie en hout, bij de internationale economie. Aan het begin van de eeuw hadden de bankiers hun vertrouwen herwonnen: het kapitaal circuleerde, op basis van de gouden standaard, vrij en overvloedig van Europa naar Amerika en Azië tot een bedrag van 3,5 miljard gulden per jaar in het eerste decennium. En de overzeese investeringen betekenden al een belangrijke inkomstenbron van particulieren en bedrijven in Groot-Brittannië, Frankrijk, Duitsland, Nederland en België. België, een van de kleinste landen van Europa, was dankzij de vroege industrialisatie en de activiteit van zijn banken, handelshuizen en industriële ondernemers in 1914 economisch het zesde land van de wereld. Russische spoorwegen, Zuid-Afrikaanse goud- en diamantmij-
Balans Keegen Eerste wereldoorlog.indd 17
09-10-13 12:32
18
de eerste wereldoorlog
nen, Indiase textielfabrieken, Afrikaanse en Maleise rubberplantages, Zuid-Amerikaanse veehouderijen, Australische schapenfokkerijen, Canadese tarwevelden en vrijwel elk terrein van de enorme economie van de Verenigde Staten, met een derde van de mondiale industriële productie omstreeks 1913 al de grootste van de wereld, verslonden Europees kapitaal zodra het zich aanbood. Het grootste deel liep via de Londense City. Al was de goudreserve van de centrale bank maar klein – slechts 24 miljoen pond sterling in 1890, tegenover de Reichsbank de helft meer, de bank van Frankrijk het viervoudige en de Federal Reserve Bank van de Verenigde Staten het zesvoudige – toch maakten de wereldwijde betrekkingen van de particuliere Londense banken en wisselkantoren, de verzekerings- en handelsmaatschappijen en de uitwisseling van aandelen en producten Londen tot het belangrijkste tussenstation van koop, verkoop en lening voor alle moderne landen. De dominante positie van de Britse hoofdstad gaf voedsel aan Norman Angells overtuiging dat een onderbreking van de rimpelloze, dagelijkse vereffening van debet en credit dodelijk is, niet alleen voor het vertrouwen in het monetaire mechanisme waar de wereld van leefde, maar ook voor het systeem zelf. Op 17 januari 1912 betoogde Angell in een lezing voor de bankiersorganisatie over ‘De invloed van het bankwezen op de internationale betrekkingen’: De onderlinge commerciële afhankelijkheid kenmerkt geen ander beroep of bedrijf zozeer als het bankwezen: het feit dat het belang en de solventie van de een verstrengeld is met die van velen, dat er vertrouwen moet zijn in de correcte nakoming van wederzijdse verplichtingen, omdat anders het hele gebouw afbrokkelt, toont duidelijk aan dat de moraal niet gebaseerd is op zelfopoffering maar op verlicht eigenbelang, een helder en volledig begrip van alle banden die de een met de ander verbinden. Dat heldere begrip moet niet alleen de betrekkingen van de ene groep met de ander verbeteren, maar ook de betrekkingen van alle mensen met alle andere mensen, om een bewustzijn te scheppen dat moet leiden tot een efficiëntere menselijke samenwerking, een betere menselijke samenleving.
Balans Keegen Eerste wereldoorlog.indd 18
09-10-13 12:32
een europese tragedie 19
W.R. Lawson, gewezen redacteur van de Financial Times, merkte aan het einde van de toespraak op: ‘Het is duidelijk dat de heer Norman Angell een willig oor vond bij de vergadering.’11 Het waren niet alleen de bankiers – Londense prominenten onder wie veel Duitsers – die begin twintigste eeuw de onderlinge afhankelijkheid van de staten aanvaardden als levensvoorwaarde voor de wereld en als een noodzakelijke voorwaarde die nog aan belang zou winnen. De acceptatie was veel breder, veelal op zuiver praktische gronden. De revolutie in de communicatie – per spoor, telegraaf en post – vereiste internationale samenwerking in dienst van de nieuwe technologie en organisatie van verkeer en informatie. In 1865 kwam de Internationale Telegraafunie, en in 1875 de Internationale Postunie tot stand. In 1882 werd een internationale conferentie georganiseerd ter bevordering van de technische uniformiteit in de spoorwegen, maar toen was het al te laat om de spoorbreedte van West- en Oost-Europa te standaardiseren: Rusland had al het brede spoor ingevoerd dat in 1914, en opnieuw in 1941, het gebruik van zijn spoorwegen door indringers danig zou bemoeilijken; in vredestijd was het echter een regelrecht obstakel voor het handelsverkeer. De Internationale Meteorologische Organisatie, voor de uitwisseling van de mondiale weerberichten – van cruciaal belang voor de vrachtvaart – kwam tot stand in 1873 en in 1906 de Internationale Radiografische Unie, die de diverse golflengten toewees voor de pas uitgevonden radio. Het waren gouvernementele organisaties die voor hun bezigheden in de lidstaten werden ondersteund door een verdrag of statuut. De zakenwereld organiseerde haar eigen, even noodzakelijke internationale verbanden: in 1890 voor de publicatie van invoerrechten, in 1883 voor patenten en handelsmerken, in 1895 voor industrieel, literair en artistiek eigendom, in 1913 voor handelsstatistieken. In 1905 begon een landbouwinstituut met het verzamelen en publiceren van de productie- en verkoopstatistieken. Ook afzonderlijke industrieën en beroepen stichtten eigen internationale organisaties: in 1880 werd het Internationaal Congres van Kamers van Koophandel opgericht, in 1895 het Congres van Notarissen, in 1911 de Associatie van Accountants, in 1906 de Internationale Elektrotechnische Commissie, in 1897 het Comité voor de Unificatie van het Zeerecht, in 1905 de conferentie van Oostzee en Witte Zee (die het zeerecht standaardiseerde). In 1875
Balans Keegen Eerste wereldoorlog.indd 19
09-10-13 12:32
20
de eerste wereldoorlog
was al een internationaal bureau voor maten en gewichten gesticht en in de jaren tachtig van de negentiende eeuw werd de eerste internationale auteursrechtconventie ondertekend. Zonder zulke organisaties had het netwerk van koop en verkoop, opslag en distributie, verzekering en geldverkeer, lenen en uitlenen niet geweven kunnen worden zoals dat gebeurde op de drie vierkante kilometer van de Londense City. Het internationalisme was niet louter commercieel. Het was ook intellectueel, humanitair en religieus. Eén transnationale religieuze beweging bleef zoals ze al sinds de val van het Romeinse rijk was: de katholieke Kerk, met bisdommen overal ter wereld rondom die van Rome. Maar paus Pius x, ambtsdrager in de zomer van 1914, was een vrijwillige gevangene in het Vaticaan en een fervente tegenstander van alle neigingen tot theologische modernisering; en jegens zijn eigen liberalen was hij even wantrouwend als jegens de protestanten. Deze waren onderling al even verdeeld: lutheranen, calvinisten, doopsgezinden en onafhankelijken van allerlei slag. Sommige genootschappen vonden elkaar op zendingsgebied. De binnenlandse zending in China dateerde van 1865. In 1910 verbreedde een wereldzendingsconferentie in Edinburgh dit streven en in 1907 richtten academische christenen in Tokio de internationale christelijke beweging op. Maar in Europa drong weinig door van deze geest. De enige organisatie daar was de Evangelische Alliantie, opgericht in 1846 uit verzet tegen het katholicisme. Leerstellige verschillen maakten de broederschap der christenen dan ook tot een hachelijk geestelijk streven. De eenheid van het christendom – de christenen waren anno 1914 in Europa veruit in de meerderheid en ook trouw belijdend – uitte zich gemakkelijker in humanitaire vorm. Een vroeg strijdpunt voor het blanke, internationale, van oorsprong christelijke sentiment was het verzet tegen de slavernij. In 1841 tekenden Groot-Brittannië, Frankrijk, Rusland, Oostenrijk en Pruisen een verdrag dat de slavenhandel aanmerkte als piraterij, een beleid dat Groot-Brittannië al uitvoerde met patrouilles voor de West-Afrikaanse kust. In 1889 werden de bepalingen uitgebreid in een nieuw verdrag, in Brussel nog wel, waar de koning het slavenrijk Congo met harde hand bestuurde. Toch had de internationale samenwerking omstreeks die tijd de slavenhandel op de oceaan uitgeroeid. Ook de ‘blanke slavernij’ – de handel in vrouwen en kinderen voor de
Balans Keegen Eerste wereldoorlog.indd 20
09-10-13 12:32
een europese tragedie 21
prostitutie – wekte internationale activiteit of op z’n minst afkeer. In Genève congresseerde de Internationale Abolitionistische Federatie in 1877 en opnieuw in 1899 en 1904. Bij een conventie van 1910 werd deze handel door negen landen in de eigen wetgeving aangemerkt als strafbaar misdrijf, waar ter wereld ook begaan. Ook de arbeidsomstandigheden waren een humanitaire zorg. In een tijdperk van massale emigratie konden noch wilden de regeringen regels stellen voor het welzijn van mensen die een nieuw leven in een ver land zochten. Maar de druk om de werktijden te beperken en kinderarbeid te verbieden, had in de negentiende eeuw grote invloed op de wetgeving in veel Europese landen en werd vervolgens door sommigen ook internationaal doorgevoerd. Rond 1914 ging een groot aantal Europese landen bilaterale verdragen aan die het recht van de arbeiders op sociale zekerheid beschermden en beperking van vrouwen- en kinderarbeid regelden. Meestal waren ze bedoeld ter bescherming van migranten die in de grensstreken werkten; typerend is het verdrag uit 1904 tussen Frankrijk en Italië, waarbij wederzijds de sociale zekerheid en het respecteren van de respectievelijke arbeidswetten voor elkanders burgers werden gegarandeerd. Men kan die beschouwen als reactie van de staat op de activiteiten van de internationale arbeidersbeweging, met name de Eerste Internationale die in 1864 door Karl Marx te Londen, en de Tweede in 1889 te Parijs werd opgericht. Het verkondigen van een sociale revolutie dwong de regeringen, speciaal Bismarck in Duitsland na 1877, bij wijze van zelfbescherming arbeidswetten uit te vaardigen. Van zelfbescherming was ook sprake bij internationale akkoorden over de controle op de verspreiding van ziekten, gewoonlijk door quarantainemaatregelen voor schepen van de grote vaart en immigranten uit het Nabije Oosten die golden als de belangrijkste bron van epidemieën in Europa. De verkoop van alcohol en verdovende middelen werd eveneens onderworpen aan internationale controle. In 1912 belegden twaalf landen een opiumconferentie in Den Haag. Deze miste haar doel maar getuigde van toenemende bereidheid tot collectief handelen. Bij de bestrijding van de piraterij lukte dat wel. Men wilde ook samenwerken bij de repatriëring van elkanders criminelen, zij het gewoonlijk niet als het vergrijp van politieke aard bleek. Ondanks aller voorkeur voor het principe van de absolute soevereiniteit bestond
Balans Keegen Eerste wereldoorlog.indd 21
09-10-13 12:32
22
de eerste wereldoorlog
in liberale landen veel verzet tegen steun aan tirannieke regeringen. Non-interventie in de binnenlandse aangelegenheden van andere landen bleef echter beperkt tot het christendom. De behandeling van de minderheden in het Osmaanse rijk was in 1827 aanleiding tot internationale interventie in Griekenland, in 1860 in Libanon en later nog diverse malen. De betrokkenheid van het Chinese keizerrijk bij de belegering van de ambassades in Peking in 1900 had geleid tot het zenden van een complete internationale bevrijdingsexpeditie, samengesteld uit Britse matrozen, Russische kozakken, Franse koloniale infanterie, Italiaanse bersaglieri en detachementen van het Duitse en het Oostenrijks-Hongaarse leger, naast Japanse gardisten en Amerikaanse mariniers. De bevrijdingsexpeditie was een succes en toonde aan dat Europa desgewenst als eenheid kon optreden. Het kon ook als geheel denken en voelen. De Europese cultuur was voor de internationale aanhangers van de République des Lettres grotendeels gemeenschappelijk bezit, met name door de bewondering voor de kunst van de Italiaanse en Vlaamse renaissance, voor muziek van Mozart en Beethoven, voor de opera, voor de architectuur van de middeleeuwen en de herleving van het classicisme en voor elkanders moderne literatuur. Tolstoj was een Europese persoonlijkheid, evenals andere schrijvers uit het heden en nabije verleden van Europa. Europa’s middelbare scholieren waren vertrouwd met Victor Hugo, Balzac, Zola, Dickens, Manzoni, Shakespeare, Goethe, Molière en Dante, zeker met hun namen, en kregen les in vreemde talen als Frans, Duits en Italiaans. Ondanks het toenemend verzet tegen de voorrang van Latijn en Grieks waren Homerus, Thucydides, Caesar en Livius alom verplichte lectuur, en de studie van de klassieken bleef universeel. Door het onderwijs in de principes van Aristoteles en Plato was er, ondanks de negentiende-eeuwse draaikolk van ideeën die Hegel en Nietzsche teweegbrachten, zelfs harmonie in de filosofie: de klassieke grondslag was misschien wel sterker dan de christelijke. Alle academisch gevormden in Europa hadden dezelfde bagage aan kennis en gedachtegoed en al vormden ze een kleine minderheid, in hun gemeenschappelijk voorkomen was zoiets als een enkele Europese cultuur herkenbaar. Een toenemend aantal Europese culturele toeristen genoot ervan. Gewone mensen reisden weinig: zeelui, herders die hun kudde in de
Balans Keegen Eerste wereldoorlog.indd 22
09-10-13 12:32
een europese tragedie 23
bergen over de grens brachten, buitenlandse arbeiders die bij de oogst hielpen, koks en kelners, reizende muzikanten, marskramers, gespecialiseerde ambachtslieden, vertegenwoordigers van buitenlandse bedrijven, dat waren de vreemdelingen die de honkvaste Europeaan vóór 1914 ontmoet kon hebben. De welgestelde toerist was een uitzondering. In de achttiende eeuw was reizen het tijdverdrijf van de rijken. Begin twintigste eeuw werd het ook een genoegen van de middenklasse dankzij de revolutie van de spoorwegen en de opkomst van het hotelwezen die ze stimuleerden. De gidsen van Karl Baedeker, onmisbare handboeken voor de toerist in het buitenland, beleefden in 1900 hun dertiende druk voor Rome, hun negende voor de oostelijke Alpen en hun zevende voor Scandinavië. Toerisme was in hoofdzaak georganiseerd, zonder avontuur. De meest bezochte oorden waren Venetië en Florence, de Heilige Stad, de kastelen aan de Rijn en de ‘lichtstad’ Parijs, maar velen reisden ook jaarlijks naar de kuuroorden van Midden-Europa, Karlsbad en Marienbad, naar de Franse en Ita liaanse Rivièra en naar de Alpen. Sommige reizigers waagden zich verder van huis. Studenten uit Oxford en Cambridge gingen al met docenten op de hellenistische toer, wat in de twintigste eeuw routine zou worden. In de Baedeker voor Oostenrijk was ook Bosnië opgenomen met een beschrijving van Sarajevo: ‘[...] de talrijke minaretten en de huisjes met tuinen leveren de stad een schilderachtige aanblik op. [...] De straten aan de rivier worden hoofdzakelijk bewoond door Serven, katholieken, joden en andere immigranten, terwijl de meeste moslims hun woning op de hellingen hebben [...] de zogenoemde Konak is de zetel van de inspecteur-generaal. De tuin is toegankelijk voor bezoekers.’12 Sarajevo’s belangrijkste bezoeker van 1914 zou Frans Ferdinand, de Oostenrijkse troonopvolger, zijn. Hij reisde binnen zijn eigen grondgebied maar de leden van de Europese koningshuizen waren grote internationale reizigers en hun contacten behoorden tot de belangrijkste banden tussen de staten. Zelfs in de betere kringen van Europa waren internationale huwelijken ongebruikelijk, maar tussen de koningshuizen vormden ze een instrument in de buitenlandse betrekkingen. De nakomelingen van koningin Victoria trouwden in de meeste protestantse koninklijke families van het continent. Een kleindochter, Victoria Eugenia, doorbrak de religieuze barrière en werd koningin van
Balans Keegen Eerste wereldoorlog.indd 23
09-10-13 12:32
24
de eerste wereldoorlog
Spanje. Kleinzonen van Victoria bezetten in 1914 de tronen van hun eigen land en van Duitsland; de familie van haar schoondochter, de Sonderburg-Glücksburgs uit Denemarken, telde onder haar leden de tsarina van Rusland en de koningen van Griekenland en Noorwegen. Het was geenszins overdreven te stellen dat alle Europese koningshuizen neven en nichten waren; zelfs de Habsburgers in Oostenrijk, de hooghartigsten van alle heersers, vermengden zich bij gelegenheid met buitenstaanders, en aangezien alle landen van Europa, behalve Frankrijk en Zwitserland, monarchieën waren, spon dat een web van internationale betrekkingen. Uit verwantschap door geboorte ontwikkelde zich symbolische verwantschap. De Duitse keizer was kolonel van de Britse Dragonders en admiraal bij de Britse marine, zijn neef, George v, was kolonel van de Pruisische Dragonders. De Oostenrijkse keizer was kolonel van de Britse Dragonders, en onder de buitenlandse kolonels van Oostenrijkse regimenten bevonden zich de koningen van Zweden, België, Italië, Spanje, Beieren, Württemberg, Saksen en Montenegro en de tsaar van Rusland. Symbolische verwantschap was echter geen harde valuta in buitenlandse zaken, evenmin als familierelaties of huwelijksbanden. Het negentiende-eeuwse Europa bezat geen deugdelijke instrumenten voor samenwerking tussen landen of voor diplomatieke bemiddeling. Het ‘concert van Europa’, de onbedoelde creatie van Napoleon, was verstomd, evenals de anti-revolutionaire Driekeizersbond. Het is een gemeenplaats dat Europa in 1914 een continent van naakt nationalisme was, maar onjuist is het niet. De katholieke Kerk had reeds lang haar pan-Europese gezag verloren; het idee van een seculiere oecumene was in 1804 met het Heilige Roomse Rijk begraven. Er werden pogingen gedaan in de lacune te voorzien door de instelling van een internationale rechtsorde. Het bleef een zwak plan, want het belangrijkste principe, in 1648 geformuleerd bij de Vrede van Westfalen, was de soevereiniteit van de staten, zodat in feite geen van hen aan iets gebonden was behalve aan zijn eigenbelang. De enige overeenkomst die het eigenbelang beperkte, gold de zee: in Parijs kwamen anno 1854 de grootmachten overeen dat daar de neutraliteit gerespecteerd zou worden en individuele militaire actie onwettig zou zijn. De immuniteit van medisch personeel en van verzorgenden werd vastgelegd door de eerste Geneefse Conventie van 1864, en in 1868 werd in Sint-Pe-
Balans Keegen Eerste wereldoorlog.indd 24
09-10-13 12:32