HERHALING FICTIE
BRON
OPDRACHT 2
OPDRACHT 1
1
Om een boek te kunnen kiezen dat bij je past, is het nuttig om alle informatie op de buitenkant van het boek te gebruiken. Bekijk bron 1. Wat weet je nu al op grond van de titel en de omslag van het boek?
a
b
TEKST
2
Ook de achterkant van een boekomslag geeft veel informatie. Bekijk de achterkant van het boek Stille lippen en lees tekst 2. Wat voor informatie geeft die achterkant?
Welke informatie van de achterkant vind je belangrijk bij het maken van jouw keuze of je dit boek wilt gaan lezen?
2
Kan je als slechthorende gaan dansen in een discotheek? Ellen heeft er geen flauw idee van. Wie weet hoort ze de muziek niet voldoende of zal ze naast het ritme dansen… Maar de angst om uit de toon te vallen is kleiner dan haar wil om uit te breken. Ellen ergert zich steeds meer aan het overbeschermende gedrag van haar ouders. En in het veilige maar voor haar saaie milieu van de dovenclub voelt ze zich onrustig. Moet ook zij niet proberen zelfstandig te worden? Net als de anderen, de horenden? Uiteindelijk krijgt ze van haar ouders de toestemming om naar de
Moonstruck, een disco in de buurt, te gaan. Ze leert er Manu kennen. Telefoneren, de straat oversteken…: de meest evidente dingen stellen Ellen soms voor onoverkomelijke problemen. Telkens weer merkt ze dat haar handicap haar dreigt te vervreemden van haar leeftijdgenoten en hun bezigheden. In Stille lippen loodst Bracke jongeren vanaf veertien binnen in haar stille wereld. Dirk Bracke (Sint-Gilles-Waas, 1953) is de auteur van succesboeken als Het uur nul, Een lege brug en Blauw is bitter. Jongeren zijn gek op zijn verhalen omwille van het no-nonsenstaalgebruik en de rake schets van hun omgeving.
Bron: Dirk Bracke, Stille lippen HOOFDSTUK 2 • FICTIE • HERHALING
23
OPDRACHT 5
OPDRACHT 3
a
b
a
En welk bij het boek Stille lippen?
b
Veel afgedankte spullen worden via internet verkocht.
c
Aan de kust was het razend druk.
d
Zijn zusjes zijn vroeg naar bed gegaan.
1
3
2
4
OPDRACHT 6
GRAMMATICA OPDRACHT 4 a
Beantwoord de volgende vragen. Wat is de PV?
a b c d e
b
Maak van de volgende zinnen steeds een ja/ nee-vraag. Onderstreep daarna de persoonvorm. Jij hebt ook altijd pech!
Pictogrammen geven nuttige informatie over het soort boek. Welk van onderstaande pictogrammen hoort bij het boek Post uit de oorlog?
Het hoeveelste zinsdeel is de PV in een ja/ nee-vraag?
Onderstreep de persoonsvorm. Verdeel de zin in zinsdelen door str epen tussen de zinsdelen te zetten. De rivier donderde in een woeste stroom over de berghelling. Door een misverstand moest Fouzia uren op Leila wachten. In de oude binnenstad van Utrecht kun je leuke winkeltjes vinden. Microfoons hebben vaak een of ander gebrek. In de V echt kreeg een fuut een dikke vis te pakken.
OPDRACHT 7
c
Het hoeveelste zinsdeel is de PV in een gewone zin?
a
Noteer onder de woorden de juiste woordsoort. Kies uit: LW – ZN – BN – WW . Buiten scheen een waterig zonnetje.
d
Waaraan herken je een voltooid deelwoord?
b
De meisjes moesten lachen om de
clown van de klas.
c e
Zou
de kerk in twintig jaar
Tot welke twee vormen van het WW kan het woord ‘zwemmen’ behoren? gebouwd zijn?
24 HOOFDSTUK 2 • FICTIE | GRAMMATICA • HERHALING
d
Afgelopen
LEZEN
week heeft de wethouder
OPDRACHT 10 Bekijk tekst 3 op de volgende bladzijde zonder deze echt te lezen.
van Amsterdam een school bezocht. a e
Neem de volgende zinnen over. Vul ze in. Wat als eerste opvalt aan de tekst is
Nadenkend keek Karin naar de
en de eerste alinea. In de tweede alinea zie ik
grijze lucht.
Dig to the other side , dat opvalt omdat het is. Wat vervolgens
SPELLING OPDRACHT 8
opvalt is de
Vul de juiste vorm in. ik-vorm
boven de
laatste alinea. hij-vorm
b
Vul ook de volgende zinnen aan. Ook over de opbouw van de tekst kan ik
stoppen
al wat zeggen, want de tekst heeft staken
alinea’s. De eerste daarvan is
eindigen
de c
niezen
.
Doe hetzelfde met de volgende zinnen. De tekst komt uit
geven
Dat heet de
. van de tekst. Ik
denk dat de tekst dus geschreven is voor
houden
.
OPDRACHT 9 Schrijf het meervoud van de woor den op. a
etalage
b
cowboy
c
zanger
d
hobby
e
accu
f
villa
g
gnoe
h
dominee
i
ruzie
j
telefoon
k
sleutel
l
lelie
d
Wat kun je in de volgende zinnen invullen? Als ik kijk naar de
kan ik al raden
waar de tekst over gaat, namelijk
. Dat noem je het van de tekst. e
Welke leesstrategie heb je gebruikt voor vraag 10a tot en met 10d?
HOOFDSTUK 2 • GRAMMATIC | SPELLING | LEZEN • HERHALING
25
TEKST
3
5 -
Waar kom je terecht als je een gat dwars door de aarde graaft? Sinds we weten dat de aarde rond is en niet plat, vragen veel mensen zich dat af. De Braziliaan Luis Felipe heeft een website gemaakt die jou laat zien waar je uitkomt als je net zolang doorgaat totdat je aan de andere kant van de wereld weer naar boven komt… – Door Maartje Dammers
10 -
Luis Felipe heeft een programma geschreven op Google Maps. Met deze online wereldkaart kun je van veel plekken op aarde een gedetailleerde kaart vinden. Het computerprogramma heet Dig to the other side en laat welke plek precies aan de andere
- kant van de aarde ligt. Welke locatie je ook selec15 teert. 20 25 -
Nieuw-Zeeland Het is natuurlijk onmogelijk om echt dwars door de aarde te graven. Maar Luis Felipe houdt er rekening mee dat dit in de toekomst wel kan. Daarom heeft hij ook een waarschuwing op zijn site staan. Mocht iemand met zijn gegraven gat per ongeluk een bank, huis of een ander gebouw beschadigen, dan is Luis daar niet verantwoordelijk voor. Als je vanuit Nederland recht naar beneden zou gaan graven, kom je in de buurt van Nieuw-Zeeland weer boven. Bron: www.kidsweek.nl
OPDRACHT 11 a
A
Lees tekst 3 nu aandachtig. In de eerste alinea staan twee namen. Hoe heet de schrijver van tekst 3?
B C
een kaart uit de atlas waarop de wereld afgebeeld staat een kaart waarop je veel bijzonder heden kunt zien een wegenkaart
OPDRACHT 12 b
c
Waarom wordt de andere persoon genoemd?
a
Lees de derde alinea nog eens. Waarom heeft de schrijver voor deze tussentitel gekozen?
b
Waar heeft Felipe toch rekening mee gehouden?
c
Hoe houdt hij daar rekening mee?
In regel 10 staat het woord online. Met welk woord uit alinea 1 heeft dit woord iets te maken?
d
In de tweede alinea staat het woord locatie. (r. 14) Welk ander woord uit deze alinea betekent hetzelfde?
e
Wat is een gedetailleerde kaart? (r. 11) Onderstreep de letter voor het juiste antwoord.
26 HOOFDSTUK 2 • LEZEN • HERHALING
d
Wat verwacht jij zelf?
e
Probeer een omschrijving te geven van verantwoordelijk zijn voor. (r. 23)
SCHRIJVEN
TEKST
4
DE 5W- + 1H-VRAGEN 1 2 3 4 5 6
Wie gaan jou gezelschap houden? Wat ga je (gaan jullie) doen? Waar ga je (gaan jullie) naar toe? Wanneer is het weekend geslaagd? Waarom kies je voor deze activiteiten? Hoe kom je aan het geld?
b
Zet je informatie in een logische volgorde. Begin met de wie-vraag en eindig met de wanneer-vraag.
OPDRACHT 13
a
Stel, je schrijft een brief aan je vriend(in), waarin je jouw plan uitlegt voor een leuk weekend. Zet antwoorden achter de 5W - + 1H-vragen uit tekst 4.
HOOFDSTUK 2 • LEZEN | SCHRIJVEN • HERHALING
27
TEKST
5
Beste Marjo / Bart, Ik weet niet hoe het jou gaat, maar die proefwerkweek ligt me als een steen op de maag. Ik kan er gewoon niet van slapen, weet je dat? Het enige wat me nog een beetje in leven houdt, is het weekend erna. Dat gaat geweldig worden, dat weet ik nu al. OPDRACHT 14
a
b
Tekst 5 is de inleiding van je brief. De alinea die erop volgt, gaat over de mensen die moeten worden uitgenodigd voor het weekend. Hieronder staan vier zinnen. Welke zin(nen) is (zijn) bruikbaar als beginzin? Onderstreep de letter(s) van het juiste antwoord. A Een weekend is waardeloos, als je met de verkeerde mensen op stap gaat. B Nou, dan moeten we zeker niet Elmert-Jan vragen. C Misschien wel de belangrijkste vraag is: wie nodigen we uit? D Ik moet er toch niet aan denken dat Yvonne ons steeds om de kop zit te zeuren. Werk één alinea uit. Kies het deelonder werp: wat gaan jullie doen?
SPREKEN, KIJKEN, LUISTEREN OPDRACHT 15
a
Zet de volgende deelonderwerpen in een logische volgorde. Het schuingedrukte woord is het onderwerp. riddertijd: Koning Arthur – toernooien – wapens – Middeleeuwen
b
van lied tot hit: hit – liedje schrijven – oefenen – opnemen – radio
c
films: 1895 eerste film; televisie; stomme film; gebruik computers; geluidsfilm (1927)
TEKST
6
Cees Schouten had liever gehad dat niemand op het idee was gekomen: ‘Wie heeft school uitgevonden?’
c
Stel, de volgende alinea gaat over het deelonderwerp: hoe kom je aan geld? Schrijf de eerste zin van deze alinea. Let erop dat deze zin logisch aansluit op de vorige alinea.
Er was een tijd waarin niemand naar school hoefde. Dat is niet eens zo lang geleden. Pas in 1901 kwam er in Nederland een wet. Die bepaalt nog steeds dat iedereen tot en met z’n 16e jaar naar school moet. Voor die tijd waren er wel scholen, maar daar ging je alleen naartoe als je ouders genoeg centen hadden. Scholen zijn al zo oud dat niemand meer weet wie voor het eerst op het idee kwam. Heel vroeger gingen mensen onder een boom zitten luisteren naar een wijs stamhoofd. Pas rond 1500 kwamen de eerste lessen in klaslokalen. Zelfs in die tijd gingen alleen kinderen van rijkere ouders naar school. Daar kwam met de leerplicht een einde aan. Gelukkig maar! En wat is de mooiste uitvinding sinds ‘school’? ‘Vakantie’! Bron: naar Zo zit dat
28 HOOFDSTUK 2 • SCHRIJVEN | SPREKEN, KIJKEN, LUISTEREN • HERHALING
OPDRACHT 16
a
b
OPDRACHT 17
Je gaat een mondelinge uitleg geven over ‘de geschiedenis van school’. Lees tekst 6. Welke binnenkomer kun je uit tekst 1 halen?
Vul het spiekbriefje aan.
Bedenk een persoonlijke binnenkomer bij het onderwerp.
binnenkomer: overzicht van de inhoud:
eerste school:
onbekend wanneer; rond 1500;
leerplicht: voordelen van de leerplicht:
scholen niet alleen voor kennis wordt voor iedereen; iedereen gelijke kansen
vragen? samenvatting
HOOFDSTUK 2 • SPREKEN, KIJKEN, LUISTEREN • HERHALING
29
WOORDEN
TEKST
7
Moeder rokende pubers vervolgd
OPDRACHT 20 a
Noteer de betekenis. uniek
b
het mogelijk achten
c
Beter één vogel in de hand dan tien in de lucht.
d
in de volksmond
e
betwijfelen
Een 34-jarige Japanse vrouw wordt vervolgd omdat zij bitter weinig heeft ondernomen om te voorkomen dat haar zoons van 13 en 14 jaar roken. Doordat zij toestaat dat haar zoons thuis roken, heeft zij hun rookgedrag in meer of mindere mate zelfs gestimuleerd. Zo stelt de rechter. De vrouw claimt dat zij haar zoons op uiteenlopende momenten heeft verteld dat zij moesten stoppen en dat zij dus onschuldig is. Zij kan er immers niets aan doen dat de jongens desondanks weigerden hun sigaretten uit te doen.
INFORMATIE OPDRACHT 21 a
Bron: naar Metro
Zoeken in een woordenboek. Zet de woorden in alfabetische volgorde: hemelbed – doventolk – poststuk – oase – lotto.
OPDRACHT 18
a b c d e f
Lees tekst 7. Onderstreep de juiste betekenis. bitter weinig: helemaal niets / heel erg weinig in meer of mindere mate: verschillend van een beetje tot heel veel / zoveel mogelijk stelt: velt een oordeel / zegt met zekerheid claimt: vertelt / beweert uiteenlopende: steeds opnieuw / veel ver schillende immers: zoals iedereen weet / precies
b
Naar welke letter hoef je bij de woorden van 21a alleen maar te kijken?
c
Je wilt weten wat eerder komt in het woor denboek: ‘megalomaan’ of‘ ‘megaliet’. Welke twee letters moet je dan vergelijken?
OPDRACHT 19 Vul de tabel in.
stellende groot
trap
vergr otende trap
r egel
stellende
groter
+er
grootst
ver raar veel goed weinig
30 HOOFDSTUK 2 • WOORDEN | INFORMATIE • HERHALING
trap
r egel +st
d
Wat is dus de juiste volgorde?
e
Bovenaan de bladzijde van een woordenboek staan twee gidswoorden. Welke trefwoorden van die bladzijde zijn gebruikt als gidswoord?
TEKST
8
linkmichel m [-s], linkmiegel iem. die slim en geslepen is (gez. v.e. man)
links bn aan of naar de linkerzijde; met de linkerhand (handelend); politiek vooruitstrevend of sociaal; onhandig; ~ laten liggen, negeren, linksaf, linksaf bw naar de linkerzijde Bron: Prisma Woordenboek Nederlands
OPDRACHT 22 f
g
h
i
Je twijfelt of je ‘kommando’ moet schrijven of ‘commando’. Wat heb je dan aan je woordenboek?
Van welke zelfstandige naamwoorden weet je wat het woordgeslacht is zonder het woordenboek te raadplegen? Ga steeds eerst na welk lidwoord erbij hoort. herinnering – directrice – ram – karbonade – kapitein – papier – leeuwin.
Je wilt niet tweemaal het woord ‘auto’ gebruiken. Wat vul je in op de stippellijn: hij, ze of het? In je woordenboek staat achter ‘auto’: m. Waar heb ik mijn auto ook weer gepar keerd? O ja, staat achter de Hema. Leg je antwoord op vraag 21h uit.
a
Zoek de antwoorden op de volgende vragen in tekst 8. Waaraan kun je zien wat het meervoud is van ‘linkmichel’?
b
Noteer het meervoud van ‘linkmichel’.
c
Kijk achter ‘links’. Welk leesteken gebruikt tekst 8 om aan te geven: nu volgt een andere betekenis?
d
Noteer het aantal betekenissen dat tekst 8 geeft van ‘links’.
e
Noteer wat ‘links’ betekent in de volgende zinnen. Zoek de betekenis die het best past. – Zo’n links iemand heb ik nog nooit gezien: hij slaat zich steeds op vingers. –
Het is nog erger: zij is links en het is juist haar linkerhand die gekneusd is.
–
Ik zou nooit op die partij stemmen, ze is me veel te links.
HOOFDSTUK 2 • INFORMATIE • HERHALING
31