100204, Henk van Luijk overleden, MVO en laatste interview
Professor Henk van Luijk overleden Bron: MVO Nederland donderdag 4 februari 2010 Op 20 januari overleed prof. Henk van Luijk (80). Van Luijk is nestor van de bedrijfsethiek in ons land. Hij was van 2004 tot 2008 bestuurslid van MVO Nederland. Met zijn scherpe en onafhankelijke geest heeft hij een belangrijke bijdrage geleverd aan de koers van onze organisatie. Gezien de grote verdiensten van Van Luijk hebben Nyenrode en MVO Nederland het initiati ef genomen om jaarlijks een Van Luijk lezing te organiseren. In deze lezing behandelt een prominente spreker een actueel thema in de bedrijfsethiek. De eerste lezing vindt plaats op 30 juni.
Eerste Henk van Luijk lezing op 30 juni Professor Joanne Ciulla (University of Richmond) is de eerste gastspreker van de Henk van Luijk lezing. Professor Ronald Jeurissen (Nyenrode Business Universiteit) verzorgt de introductie. Voor de reservering van kaarten kunt u vanaf 10 februari mailen naar henkvanluijklezing@nye nrode.nl. De lezing is gratis toegankelijk voor studenten en medewerkers van Nyenrode, maar ook voor iedere andere geïnteresseerden. Het aantal zitplaatsen is beperkt. Lees hier meer over de Henk van Luijk lezing op 30 juni, 15.30 - 17.15 uur, Nyenrode Business Universiteit, Koetshuis.
------------------------------------------------------------------------------------------------------- ------------------------
Laatste interview Henk van Luijk Lees hier het laatste interview met Henk van Luijk in het Financieel Dagblad (3/10/2009).
Overgenomen van pagina 15, 03-10-2009 © Het Financieel Dagblad
Henk van Luijk, bedrijfsethicus ‘Ik doe graag een beroep op het geweten van mensen, maar dat schiet helaas niet op’ ............................................................................................
Frits Conijn .........................................................................................
Voor ethicus Henk van Luijk nadert het einde. Een afscheidsinterview over leven, doodsangst, God en bedrijfsethiek.
Voetje voor voetje schuifelt Henk van Luijk naar zijn rollator. Zonder het hulpmiddel kan hij zijn evenwicht niet bewaren. De acht tumoren in zijn hoofd en de diverse uitzaaiingen hebben de gezondheid van de bijna tachtigjarige ernstig verzwakt.‘ Zelfs piano spelen lukt niet meer. Ik heb onvoldoende kracht in mijn vingers.’ Het lichaam is gesloopt, maar de geest draait nog op volle toeren. Net als vroeger. ‘Ik was het slimste jongetje uit de buurt, en al snel wist ik dat denken mijn passie was.’ In eerste instantie deed hij dat over God in de katholieke orde van de Jezuïeten, later werd de bedrijfsethiek zijn thema. In 1983 werd hij benoemd tot de eerste hoogleraar van Europa over dit onderwerp aan de universiteit van Nyenrode. In die hoedanigheid schreef hij columns voor onder andere deze krant en voor weekblad Elsevier. Ver voor de Code Tabaksblat was Van Luijk betrokken bij het opstellen van ethische gedragsregels voor het bedrijfsleven. Hij werkte mee aan een code voor de de exploitanten van gokautomaten, voor de bouwsector, voor de Belgische bank KBC, voor de gemeente Amsterdam en voor het Verbond van Verzekeraars. Verder was hij vanaf het begin betrokken bij de stichting Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen en nam hij het initiatief voor diverse internationale organisaties. Van Luijk werd geboren op 15 november 1929 in Tilburg. Zijn vader was opgeklommen tot directeur van een band- en veterfabriek en behoorde tot de gegoede burgerij. Toen die op jonge leeftijd overleed, namen de drie oudere broers het bedrijf over. Voor Henk was geen plaats.‘Absoluut geen ramp’, zegt Van Luijk. ‘Ik had geen enkele belangstelling voor de fabriek. Ik wilde priester worden.’ Het huisbezoek van de kapelaan kwam dan ook niet als een verrassing. Ook volgens hem was Van Luijk een uitgelezen kandidaat voor het priesterschap. Maar zijn moeder reageerde afwijzend. ‘Nee, dat doen we niet’, zei zij beslist. ‘Als de roeping echt is, dan heb je die na de middelbare school ook nog wel.’ ‘Een moedige vrouw, die moeder van mij’, zegtVan Luijk liefkozend. ‘Het Rijke Roomse Leven heerste nog volop. Het was in die tijd zeer ongebruikelijk om een dergelijk voorstel af te wijzen.’ Na de middelbare school ging u naar de Jezuïeten. Waarom juist die orde? ‘Zij moeten de moeilijkste klussen opknappen en het gedachtegoed van de kerk bewaken. Dat trok mij meer dan bijvoorbeeld het toedienen van de sacramenten. Deze orde heeft
talloze universiteiten opgericht en hecht een groot belang aan opleiding en onderwijs. Dat was een zeer aantrekkelijke combinatie voor de leergierige jongeling die ik was. De Jezuïeten staan bekend als de commando's van de Paus. De toelating is dan ook bijzonder selectief. Volgens de volksmond konden alleen jongens met een gouden kont of een gouden kop lid worden van deze orde. Ik had dank zij mijn gegoede afkomst en mijn hoge intelligentie allebei en werd met open armen ontvangen.’ Ondanks het enthousiasme duurde het niet lang voordat de twijfel toesloeg. Wat was de aanleiding? ‘Het was augustus 1951 en ik was net overgeplaatst naar Nijmegen. Tijdens de maaltijden werd altijd voorgelezen, dit keer uit de Pauselijke encycliek Humani Generis, Over de menselijke soort. Daarin stond wat je wel en wat je niet mocht denken over de Heilige Schrift. Ik voelde een ijzige kilte door de zaal trekken. Rome was door de opkomst van nieuwe theologische stromingen erg zenuwachtig geworden, en haalde de teugels aan. Maar ik wilde juist zelf nadenken. Dus vroeg ik toestemming om sociologie en psychologie te mogen studeren. Die werd mij gelukkig verleend.’ Na zijn studies en priesterwijding werd Van Luijk bij de overste ontboden. ‘Het studiehuis in Nijmegen was een puinhoop en ik moest orde op zaken stellen. Ik werd min of meer gedwongen wijsgerige godsleer te onderwijzen. Toen deed het pijn, maar achteraf gezien heeft deze beslissing gunstig uitgepakt.’ Samen met zijn studenten onderzocht Van Luijk de religieuze taal. Daarbij kwamen vragen aan de orde als "Wat is voorzienigheid?" en "Valt het bestaan van God te bewijzen?". ‘Ik kwam tot de ontdekking dat God alles is en dus niet is aan te wijzen. Daarmee maakt het niet meer uit of Hij al dan niet bestaat, Hij verandert de werkelijkheid om ons heen niet.’ Merkwaardig. Een katholieke priester voor wie God onbelangrijk wordt. Kwam uw leven niet op losse schroeven te staan? ‘Nee. Even een kort verhaaltje tussendoor. Als jongetje van zes jaar had ik hevige nachtmerries. Wanneer ik mijn ogen sloot,begonnen allerhande kegeltjes en kringetjes door elkaar heen te lopen. Pure chaos waar ik geen vat op had. Erg beangstigend. Maar na ongeveer drie weken verdwenen deze enge dromen en kwam ik voor zeg negentig procent tot vreedzaamheid en zekerheid. Een half jaar terug maakte ik een wandeling met mijn vrouw Marthe van Nes op de Crailose Heide. Het was een mooie dag en opeens voelde ik de laatste tien procent onzekerheid verdwijnen. Achteraf realiseerde ik mij dat ik de waarom vraag niet meer stelde, en God echt had losgelaten. De eenheid en de gaafheid zijn niet van Hem afhankelijk, die zitten in de menselijke handelingen. Eigenlijk was ik toen klaar.’ In 1967 verhuisde u naar Amsterdam, en kwam het einde van uw religieuze carrière snel naderbij. ‘De Katholieke hogescholen kregen minder studenten en een reorganisatie was dringend
noodzakelijk. In een jaar tijd bezocht ik 165 vergaderingen over hoe in de bijna veertig verschillende opleidingen te schrappen was. Bovendien raakte ik betrokken bij de Amsterdamse Studentenekklesia. Dat was binnen de kerk een dissidente groepering. Mijn huwelijk met Marthe in 1974 was voor de gezagsdragers de druppel die de emmer deed overlopen. Zelf wilde ik wel priester blijven, maar de Jezuïeten en de bisschop weigerden mij nog langer te accepteren. Mijn uittreden was onvermijdelijk geworden. Ik vond dat niet zo erg, mijn wegglijden van de kerk duurde al meer dan vijftien jaar. Ik stapte over naar de universiteit van Groningen om het vak ethiek te doceren. Daar ging een nieuwe wereld voor mij open. De studenten vroegen niet naar het ‘‘zijn’’, zij zaten veel meer met vragen over abortus, euthanasie en het milieu. In de medische ethiek was ik niet geïnteresseerd, met dat onderwerp hielden zich al voldoende mensen bezig. Maar de bedrijfsethiek was nog onontgonnen terrein. Op dat gebied kon ik nog een wezenlijke bijdrage leveren.’ Vanaf dat moment kwam de loopbaan vanVan Luijk in een stroomversnelling. In 1983 werd hij benoemd tot hoogleraar aan de universiteit van Nyenrode, werd hij columnist, raakte hij betrokken bij een groot aantal bedrijfssectoren en organiseerde hij trainingen voor onder andere de Belastingdienst. Verder heeft hij bij de meest uiteenlopende bedrijfssectoren geholpen een code op te stellen. Hoe kijkt u terug op deze tijd? Blijkt uit de bonussen die de banken uitkeren niet dat u eigenlijk maar weinig heeft bereikt? ‘Nee,dat zou ik niet zeggen. Toen ik begon, was het volstrekt niet vanzelfsprekend dat ook bedrijven een maatschappelijke verantwoordelijkheid hebben. Inmiddels is dit punt niet meer van de agenda weg te denken. Zelfs in de directiekamer van bijvoorbeeld Shell wordt over verantwoord ondernemen gesproken. Wij hebben veel bereikt. Maar dat betekent natuurlijk niet dat het altijd goed gaat. In de eerste plaats is de kans van slagen groter wanneer de initiatieven ontstaan op sectorniveau. Als alle bedrijven in een bepaalde branche zich aan de voorschriften moeten houden, is van een concurrentienadeel geen sprake meer. Verder is het onverstandig uitsluitend te vertrouwen op de goede bedoelingen. Ik doe graag een beroep op het geweten van mensen, maar dat schiet helaas niet op. Dan blijft de verantwoordelijkheid van de onderneming afhankelijk van een paar individuen. Als die verdwijnen of met pensioen gaan, wordt aan dit onderwerp ook opeens veel minder aandacht besteed. De goede bedoelingen moeten handen en voeten krijgen in structuren, codes en controle. Alleen op die manier krijgt de maatschappelijke verantwoordelijkheid in de onderneming vaste grond onder de voeten. De menselijke soort is niet sterk genoeg om zich te weer te stellen tegen allerhande verleidingen.’ Kunt u voorbeelden geven van succesvolle en van minder geslaagde initiatieven? ‘Ik denk met veel genoegen terug aan de code van de exploitanten van speelautomaten. Daarin zijn bepalingen opgenomen over minimum leeftijden van de bezoekers en over de vraag wanneer de machines moeten uitbetalen. Maar daar bleef het niet bij. De brancheorganisatie heeft ook een extern bureau in de arm
overgenomen dat eens in de zoveel jaar een bezoekje brengt aan de gokhallen. Als zij overtredingen constateert, volgt zonder pardon verwijdering uit de organisatie. En dan wordt het lastig om voor een vergunning in aanmerking te komen. In de bouwwereld daarentegen is de code geen succes geworden. In de vier jaar sinds die is aangenomen zijn nog maar vier klachten binnengekomen. En dat is vreemd in een branche waarin toch de nodige misstanden zijn. Hier bestaat een grote angst voor de eigen positie, waardoor de code zich beperkt tot een beroep op het moreel besef. En dat resulteert natuurlijk in vage voorschriften.’ U staat nu zelf voor een belangrijke ethische afweging. Gaat u door tot het bittere einde? ‘Mijn vrouw en ik zijn lid geworden van deVereniging voor Vrijwillige Euthanasie. Eigenlijk vind ik dat geen ethische kwestie. Ethiek gaat over hoe ik mij verhoud tot de ander en tot mijn omgeving. Maar als ik door de voortwoekerende tumoren in een coma raak, is van een verhouding geen sprake meer.Dan is de tijd gekomen om in redelijkheid afscheid te nemen. Ik wil niet wachten tot alles verkruimelt en voor de dood ben ik absoluut niet bang. Ik kan terugkijken op een vitaal leven en heb veertig jaar zeer geconcentreerd kunnen werken. Bovendien heb ik met mijn vrouw de liefde weten vorm te geven en hebben wij een prachtige dochter gekregen. Ik heb een bevoorrecht leven geleid. Dat was het, en dat hoeft niet te blijven. Ik merk dat de periode van onthechting al is aangebroken.’ CV Henk van Luijk 1929 Geboren in Tilburg 1947 Toetreding tot de Jezuïeten 1974 Huwelijk met Marthe van Nes 1976 Hoofddocent aan de universiteit van Groningen 1984 Hoogleraar aan de universiteit Nyenrode 1999 Columnist Het Financieele Dagblad en Elsevier