Help, mijn papa en mama gaan scheiden! Joep ligt in bed. Hij houdt zijn handen tegen zijn oren. Beneden hoort hij harde boze stemmen. Papa en mama hebben ruzie. Papa en mama hebben vaak ruzie. Ze denken dat Joep het niet merkt, maar hij merkt het wel; laatst sliep papa op de logeerkamer en vorige week moest mama ineens huilen toen ze aan het eten waren. Joep wordt er verdrietig van en pakt zijn olifant Olle stevig vast. Als Joep de volgende dag uit school komt ziet hij opa’s auto voor de deur staan. Jippie, het is altijd leuk als opa er is. Maar als Joep de kamer binnenkomt is het blije gevoel meteen weg. Mama zit op de bank. Ze heeft gehuild, dat kan Joep zien aan haar rode ogen en de zakdoek die op haar schoot ligt. Opa zit naast mama. ‘Hé, grote vent, kom eens bij je ouwe opa.’ Joep klimt bij opa op schoot.
‘Waarom ben jij hier’, vraagt Joep aan opa. ‘Mama en jij komen een tijdje bij mij logeren’, zegt opa. Joep vindt het altijd leuk om bij opa te gaan logeren maar nou is het raar. Het is nu ook geen vakantie. Opa kijkt naar mama. ‘Papa en ik hebben steeds ruzie hè’, zegt mama. Joep knikt. Dat weet hij ook wel. ‘Als wij nou even bij opa blijven blijft papa hier in huis. Dan kunnen papa en mama allebei beter nadenken over hoe ze de ruzie kunnen oplossen.’ Joep knikt weer. Hij snapt het best. Laatst had hij ruzie met Ot, over wie er met de bal mocht. ‘Los het zelf maar op’, had de juf gezegd. Toen hadden ze afgesproken dat eerst Ot vijf keer mocht schieten en daarna Joep. Opa tilt de ene koffer en Joep de andere. ‘Wanneer komen we weer terug’, vraagt Joep. ‘Dat weet ik nog niet’, zegt mama. ‘En papa dan, wanneer zie ik papa weer?’ ‘Vrijdag’, zegt mama. ‘Dan komt papa je uit school halen.’
Het is vrijdag. Joep komt uit school, met een rugzak op zijn rug. Daar zit zijn tandenborstel in, en Olle natuurlijk. Ja, daar staat papa. Joep rent naar papa toe. ‘Hé, bink’, zegt papa en hij zet Joep met een zwaai op zijn schouders. ‘Wat wil je vanavond eten’, vraagt papa. Daar hoeft Joep niet lang over na te denken. Kip natuurlijk, want papa maakt de lekkerste kip van de wereld. Papa en Joep hebben de hele middag met de lego gespeeld. De blokjes liggen er nog. ‘Dat ruimen we straks wel op’, had papa gezegd. Papa zet een dampende kip op tafel. Joep mag met zijn handen eten. Mmmm, lekker kluiven.
Even later ligt Joep in bed, papa zit op de rand. ‘Het is fijn om bij jou te zijn’, zegt Joep. ‘Maar wel jammer dat mama er niet is. Wanneer ga ik weer naar mama?’ ‘Dinsdag’, zegt papa. ‘Ik wil dat mama hier ook is’, zegt Joep. Papa zegt niks. ‘Maar de ruzie moet eerst weg, hè’, zegt Joep. Papa knikt. ‘Ik weet niet of dat nog lukt’, zegt hij.
Joep en mama zijn nu al zes weken bij opa. Joep wil nu wel weer eens echt naar huis. Gewoon met mama bij papa wonen. ‘Hebben jullie de ruzie nou al opgelost,’vraagt Joep aan mama.
‘Dat is niet zo makkelijk, Joep’, zegt mama. ‘Ruzies van grote mensen zijn soms heel moeilijk om op te lossen.’ Er drupt een traan uit Joeps oog. Mama trekt Joep op schoot en slaat haar armen om hem heen. Aan de natte plek op zijn Tshirt die steeds groter wordt merkt Joep dat mama ook huilt.
Het is vrijdagavond en Joep is bij papa. ‘Even alles opruimen, Joep’, zegt papa. ‘We krijgen zo bezoek.’ ‘Wie komt er dan’, vraagt Joep. ‘Dat zul je wel zien’, zegt papa, terwijl hij met een doekje over de tafel poetst. De bel gaat en Joep rent naar de deur. Het is mama. ‘Hoi lieverd’, zegt mama en ze geeft Joep een zoen. Joep weet niet wat hij moet zeggen. Komt mama weer hier wonen? Is de ruzie opgelost?
Papa zet koffie, een schaaltje koekjes en een glas limonade op de tafel. Joep neemt een slok van de limonade. Mmmm, lekker zoet. Papa zet de tv uit. ‘Joep, we moeten je iets vertellen’, zegt mama. ‘Onze ruzie kunnen we niet meer oplossen.’ ‘Tenminste niet als we bij elkaar blijven wonen’, zegt papa. ‘We willen niet steeds boos zijn op elkaar, maar als we samen in een huis wonen gebeurt dat toch. Daarom ga ik een ander huis zoeken, hier vlakbij.’ ‘Ja’, zegt mama. ‘Dan woon je soms bij mij en soms bij papa.’ Joep denkt aan Veerle, uit zijn klas. Die woont ook in twee huizen. Gescheiden, noemde de juf dat laatst.
‘Is dat gescheiden’, vraagt Joep. ‘Klopt’, zegt papa. Zijn stem klinkt raar. Die avond ligt Joep in bed te denken. Olle ligt naast hem. ‘Is het soms mijn schuld dat papa en mama steeds ruzie hadden’, vraagt Joep aan Olle. ‘Komt het omdat ik zo vaak mijn eten niet lust? Ben ik niet lief genoeg geweest?’ Olle weet het ook niet. Joep moet ervan huilen. ‘Hé Joep, wat is er aan de hand?’ Papa komt Joeps kamer binnen. ‘Ik ben niet lief genoeg geweest en daarom kregen jullie steeds ruzie.’ ‘Nee, gekkie. Jij kunt daar helemaal niks aan doen. Soms doen grote mensen domme dingen, die niet meer goed komen. Papa en mama vinden elkaar niet meer zo lief. Maar jou blijven we altijd lief vinden, echt waar.’ Papa stopt Joep en Olle lekker onder. ‘Ga maar weer gauw slapen’, zegt hij en hij geeft Joep een kus op zijn haar.
Joep is weer met mama in hun eigen huis. Er komt een rood busje aangereden. Uit het busje stappen papa en oom Joost. ‘He, Joepie’, roept oom Joost. ‘Help je ook mee?’ In de gang staan een heleboel grote dozen. Er zitten spullen in van papa. Die spullen moeten naar papa’s nieuwe huis.
Joep draagt de zwarte lamp. ‘Goed zo’, zegt papa. ‘Zet die lamp maar helemaal achter in de bus.’ Als alle dozen en spullen van papa in de bus zitten klapt papa de deurtjes dicht en klimt naast oom Joost achter het stuur. Joep staat naast mama in de deuropening. ‘Ik zie je vrijdag op school’, roept papa. Joep steekt zijn hand op en zwaait. Net zolang totdat papa om de hoek verdwenen is.
Joep is bij papa. In het nieuwe huis. Het ruikt er naar verf. Het stinkt, vindt Joep. ‘Kom maar eens naar je nieuwe kamer kijken’, zegt papa en hij loopt voor Joep de trap op. ‘Tadaaaaa!’. Papa zwaait de deur open. In de kamer staat een piratenschip, met echte zeilen en een doodskopvlag. Als Joep goed kijkt ziet hij dat het een bed is. ‘En’, vraagt papa. Joep zegt niks. Hij wil geen nieuwe kamer, met een piratenbed. Hij wil niet dat papa in een ander huis woont. ‘Jij moet weer bij mama en mij wonen en niet in dit stinkhuis’, roept Joep boos en hij stampt de trap af naar beneden. Hij gaat de voordeur uit en rent de straat op. ‘Iiiiiiiiih!’Een auto remt hard maar er klinkt toch een harde klap. Joep doet zijn ogen open. Wat een wit licht, waar is hij? Hij ligt in een hoog bed met witte lakens. Papa zit aan de ene kant van het bed en mama aan de andere kant. ‘Joepje Joepje, wat heb je me laten schrikken’, zegt mama.
‘Mooie tulband heb je op’, lacht papa en hij wijst naar Joeps hoofd. Joep voelt aan het dikke verband. ‘Ik wilde dat papa weer bij ons kwam wonen en toen liep ik weg’, zegt Joep. ‘Ik weet het schat’, zegt mama. ‘Maar dat kan echt niet.’ Papa schudt ook zijn hoofd. ‘Maar daar mag je best boos over zijn, hoor’, zegt papa. ‘Dat is heel gewoon.’ ‘Maar de volgende keer niet zomaar de straat op rennen, hoor. Op de stoep boos zijn is veel veiliger’, zegt mama Joep kijkt van papa naar mama. Hij is blij dat ze er zijn. Zijn papa en mama blijven toch de liefste van de hele wereld, ook al zijn ze gescheiden.