HEBBEN MENSEN ZONDER PAPIEREN PSYCHIATRISCHE ZIEKENHUIZEN ?
1.
(RECHT
OP)
TOEGANG
TOT
Inleiding
Veel mensen die illegaal in België verblijven hebben in de loop van hun leven een aantal traumatische ervaringen gehad. Denken we maar aan de mensen die vervolgd werden in hun land, naar hier gevlucht zijn maar niet erkend werden als vluchteling, of aan de nietbegeleide jongvolwassenen, die België moeten verlaten omdat ze de leeftijd van 18 jaar bereikt hebben, om er maar enkelen te noemen. Het zonder papieren moeten leven maakt dat deze mensen nooit aan een verwerking van hun trauma's toekomen, integendeel zelfs. Het verdriet, de frustraties en de onmacht zullen toch een uitweg zoeken. Dit kan zich uiten door aanhoudende fysische klachten, depressies, zelfmoord(pogingen), enz. Het kan zich echter op een gewelddadiger manier uiten, wanneer men elk gevoel voor realiteit verloren is, paranoïde wordt, woede-aanvallen krijgt met alle dramatische gevolgen vandien. Voorzover mensen zonder wettig verblijf niet verzekerd zijn voor geneeskundige zorgen, en zij evenmin over de nodige financiële middelen beschikken om psychiatrische hulp te betalen, stelt zich de vraag of en hoe aan de noden tot psychiatrische hulp kan worden voldaan. In de praktijk blijkt geestelijke gezondheidszorg in het algemeen en psychiatrische hulp in het bijzonder zeer ontoegankelijk te zijn voor mensen zonder wettig verblijf. De meeste OCMW's weigeren tussen te komen in de kosten voor psychiatrische hulp, en ook het Ministerie van Volksgezondheid betaalt de kosten voor dringende psychiatrische hulp aan mensen zonder papieren niet terug. Aan de basis hiervan ligt een onduidelijke (en ons inziens verkeerd geïnterpreteerde) wetgeving. Met deze nota wil het Medisch Steunpunt Mensen Zonder Papieren een juridische uitweg bieden voor dit probleem. Dit is enerzijds een oproep aan het Ministerie van Volksgezondheid en Maatschappelijke Integratie en aan de OCMW's om de bestaande wetgeving correct te interpreteren en toe te passen, en anderzijds een oproep aan het parlement om de bestaande wetgeving te verduidelijken (mits een beperkte aanpassing).
2.
Juridische probleemstelling
2.1
Kunnen psychiatrische zorgen in aanmerking komen als "dringende medische hulp" waarop mensen zonder papieren recht hebben?
Mensen zonder wettig verblijf hebben recht op "dringende medische hulp" (DMH), die door het OCMW moet worden gewaarborgd. Het Koninklijk Besluit van 12/12/96 'betreffende de DMH die door de OCMW's wordt verstrekt aan vreemdelingen die onwettig in het Rijk verblijven' (het KB DMH) sluit de psychiatrische zorgen als dusdanig niet uit van het begrip "dringende medische hulp". (Psychiatrie wordt beschouwd als een medische aangelegenheid.) De hele kwestie ligt besloten in de volgende wetsbepalingen : -
Art. 57, par. 2 van de OCMW-wet van 8/7/76 zegt dat wanneer het gaat om een vreemdeling die illegaal in België verblijft, de taak van het OCMW in het algemeen beperkt is tot het verlenen van dringende medische hulp. De Koning kan bepalen wat onder dringende medische hulp moet begrepen worden.
-
Het Koninklijk Besluit van 12/12/96 heeft dit bepaald: De hulp moet een uitsluitend medisch karakter vertonen (b.v. kan geen huisvesting zijn; maar psychiatrische zorgen worden in het algemeen beschouwd als een medische aangelegenheid). De dringendheid moet met een medisch getuigschrift worden aangetoond. Maar de hulp kan zorgverstrekking omvatten van zowel preventieve als curatieve aard. En: "Dringende medische hulp kan zowel ambulant worden verstrekt als in een verplegingsinstelling, zoals bedoeld in art 1, 3° van de Wet 2/4/65."
-
Art. 1, 3° van de wet 2/4/65 definieert het begrip "verplegingsinstelling" voor de bevoegdheidsregeling van welke OCMW's de hulp moeten verstrekken. In een eerste lid definieert art. 1, 3° van de wet van 2/4/65 het begrip verplegingsinstelling in algemene zin: "Elke instelling of afdeling van een instelling waarin, met of zonder hospitalisatie, een diagnose wordt gesteld of een pathologische toestand wordt behandeld." Ook psychiatrische instellingen of afdelingen van een instelling vallen onder deze algemene definitie. In een tweede lid maakt art. 1, 3° echter "voor de toepassing van deze wet" bepaalde uitzonderingen, onder andere voor bepaalde psychiatrische instellingen. Deze uitzonderingen worden niet als verplegingsinstelling beschouwd voor de toepassing van de wet van 2/4/65.
De logica van deze wetgeving moet als volgt begrepen worden : Of mensen zonder papieren principieel recht op dringende medische hulp hebben vanwege een OCMW, wordt bepaald door de wet van 8/7/76, waarvan het KB DMH een uitvoering is. Welke instantie vervolgens de kosten daarvan moet betalen (dwz. welk OCMW is territoriaal bevoegd en verantwoordelijk, en kan dit OCMW kosten innen van de staat?) wordt bepaald door de wet van 2/4/65. Voor de toepassing van deze wet wordt het begrip verplegingsinstelling beperkt. Voor die uitzonderingen (waaronder bepaalde psychiatrische instellingen) gelden andere bevoegdheidsregels: zo wordt het bevoegd OCMW aangeduid op basis van de hoofdverblijfplaats in het bevolkings- of het vreemdelingen- of in het wachtregister was ingeschreven. Dit om te vermijden dat de OCMW's van de gemeenten waar bepaalde instellingen gevestigd zijn, overbelast zouden worden. Deze bevoegdheidsregel is echter voor mensen zonder papieren onmogelijk. De juiste interpretatie van deze wetten is ons inziens dat men mensen zonder papieren niet wenst uit te sluiten van de ‘dringende psychiatrische hulp’, maar dat er voor bepaalde
psychiatrische instellingen speciale bevoegdheidsregels gelden om te bepalen welk OCMW nu juist moet tussenkomen. Helaas wordt deze wetgeving in de praktijk anders begrepen: men gaat er van uit dat dringende medische hulp aan mensen zonder papieren in bepaalde psychiatrische instellingen gewoon niet terugbetaalbaar is. 2.2
Psychiatrische instellingen - een bevoegdheidskwestie
De wet van 2/4/65 betreffende het tenlastenemen van de steun verleend door de OCMW's, voorziet verschillende bevoegdheidsregels voor "verplegingsinstellingen" en voor instellingen die "voor de toepassing van de wet van 2/4/65" niet als verplegingsinstelling worden beschouwd. Welke psychiatrische instellingen worden in de wet van 2/4/65 uitgesloten van het begrip "verplegingsinstelling"? Op het moment dat het KB DMH afgesloten werd en in werking trad, ging het om de gesloten psychiatrische instellingen (en de medisch-pedagogische instellingen).1 Op 20/5/97 werd er echter een wet gestemd die art. 1, 3° van de wet van 2/4/65 wijzigde. Deze wetswijziging had niets te maken met het KB DMH of met art. 57, § 2 van de wet van 8/7/76 (dat kwam in de parlementaire discussie niet ter sprake), maar was slechts bedoeld voor de bevoegdheidsregeling tussen OCMW's onderling. Vanaf deze wetswijziging ging het om de psychiatrische ziekenhuizen, (de psychiatrische verzorgingstehuizen, en de initiatieven van beschut wonen ten behoeve van psychiatrische patiënten).2 Voor psychiatrische ziekenhuizen is volgens art. 2, § 1 van de wet van 2/4/65 in het algemeen het OCMW bevoegd waar betrokkene bij de opname of gedurende het verblijf in het psychiatrisch ziekenhuis voor zijn hoofdverblijf in het bevolkings-, vreemdelingen- of wachtregister was ingeschreven. Een persoon zonder wettig verblijf heeft normaal geen inschrijving in deze registers. Maar in de logica van de wet van 2/4/65 kan het niet dat geen enkel OCMW bevoegd is. Voor mensen zonder papieren zou men logischerwijze moeten kunnen terugvallen op het OCMW van feitelijk verblijf indien men een OCMW-tussenkomst wenst te bekomen in het kader van ‘te verstrekken dringende medische hulp’. Wanneer men reeds gehospitaliseerd of geconsulteerd werd zonder voorafgaand akkoord van het OCMW, dan zou het OCMW van de gemeente van het psychiatrisch ziekenhuis, bevoegd zijn. Deze bevoegdheidsregel werd echter nergens uitgewerkt.
1
Dus toen werden wél als verplegingsinstelling beschouwd (en kwamen dus in ieder geval in aanmerking voor de regeling van DMH, naast ambulante psychiatrische hulp): een open afdeling van een psychiatrisch ziekenhuis, of een psychiatrische afdeling van een gewoon ziekenhuis (PAAZ-dienst). 2
Dus nu wordt enkel nog als verplegingsinstelling beschouwd (en komt dus in ieder geval in aanmerking voor de regeling van DMH, naast ambulante psychiatrische hulp): de psychiatrische afdeling van een gewoon ziekenhuis (PAAZ-dienst).
3.
Conclusie
In verband met de psychiatrische zorgen aan mensen zonder wettig verblijf is er nog grote onduidelijkheid in de OCMW-taak om dringende medische hulp te verlenen, en in het tenlastenemen van de steun verleend door de OCMW's. Gevolg is dat patiënten met ernstige psychiatrische problemen die niet ambulant of op een psychiatrische afdeling van een gewoon ziekenhuis (PAAZ-dienst) kunnen opgelost worden, in de praktijk nergens terecht kunnen en daardoor soms een gevaar voor zichzelf en/of de anderen zijn. Men stelt immers vast dat een algemeen ziekenhuis met psychiatrische afdeling vaak ‘preventief’ weigert om mensen zonder wettig verblijf op te nemen, gezien ze sterk geconfronteerd worden met het gebrek aan (aangepaste) opvang na deze hospitalisatie. Er is tevens sprake van een dilemma tussen de noodzaak tot collocatie (uit veiligheidsoverwegingen) en de niet-terugbetaalbaarheid van de verstrekte zorgen. Het is onaanvaardbaar dat een psychiatrisch ziekenhuis zelf moet opdraaien voor de kosten die verbonden zijn aan deze gedwongen opname. Uit de parlementaire verslaggeving van deze wetgeving blijkt geenszins dat het de bedoeling was om mensen zonder wettig verblijf uit te sluiten van dringende psychiatrische hulp. De huidige uitsluitingssituatie is eerder een onbedoeld effect van een wetswijziging. Wij pleiten voor een structurele aanpassing in de OCMW-wet. Dit geeft het meeste duidelijkheid. Indien zo’n oplossing te omslachtig zou zijn of zéér lang op zich moet laten wachten, kan een K.B. ook voor een oplossing zorgen. Een wijziging per K.B. van het K.B. ‘DMH’, in de zin dat voor het begrip "verplegingsinstelling" wordt verwezen naar art. 1, 3°, eerste lid van de wet van 2/4/65, zorgt voor een eenvoudige oplossing van het interpretatieprobleem. 4.
Voorstel tot wijziging van de OCMW-wet
Indien de ‘verpleeginstelling’ in de OCMW-wet een duidelijk toepassingsgebied heeft voor mensen zonder onderstandsdomicilie, dan wordt er een oplossing aangereikt voor mensen zonder of met een precair verblijf. 5.
Voorstel om een nieuw K.B. te maken tot wijziging van het vorig K.B. ‘DMH’
K.B. tot wijziging van het K.B. van 12.12.1996 betreffende de dringende medische hulp die door de openbare centra voor maatschappelijk welzijn wordt verstrekt aan de vreemdelingen die onwettig in het Rijk verblijven Gelet op de doelstelling om mensen zonder wettig verblijf het recht op ‘dringende medische hulp’ toe te kennen en gelet op het feit dat het niet in de bedoeling lag om deze doelgroep uit te sluiten van de zorgen in psychiatrische ziekenhuizen, de psychiatrische verzorgingstehuizen, de initiatieven van beschut wonen ten behoeve van psychiatrische patiënten, … en de medischpedagogische instellingen voor mensen zonder wettig verblijf. Hebben wij besloten en besluiten wij: Art. 1. Het artikel 1, tweede lid van het K.B. van 12.12.1996 betreffende de dringende medische hulp die door de OCMW’s wordt verstrekt aan de vreemdelingen die onwettig in het Rijk verblijven, worden de woorden 'eerste lid' ingevoegd na de woorden 'bedoeld in artikel 1, 3°'.
Art. 2. Dit besluit treedt in werking de dag waarop het in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt. Art. 3. Onze Minister van Maatschappelijke Integratie en Onze Minister van Volksgezondheid zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit. Gegeven te Brussel, (datum) Albert van Koningswege: De Minister van Maatschappelijke Integratie De Minister van Volksgezondheid
6.
Noot
In afwachting van een structurele regeling aangaande de toekenning een ziekteverzekering of medische steun via het OCMW is het van belang op beroep te doen op de regeling via het Speciaal Onderstandsfonds (enkel van toepassing in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest). Voor zij die een aanvraag tot regularisatie op basis van de Regularisatiewet van 22.12.'99 indienden is een beroep tegen een negatieve OCMW-beslissing, aangaande de toekenning van financiële en medische steun, aangewezen (dit gaat slechts over een beperkt aantal mensen). 6.
Bijlages
6.1.
Mondelinge vraag: Dhr. H. Brouns aan de staatssecretaris voor Veiligheid en voor Maatschappelijke Integratie en Leefmilieu
6.2.
Wet van 20.05.1997 tot wijziging van de wet van 2 april 1965 betreffende het ten laste nemen van de steun door het OCMW
6.3.
OCMW-steun aan vreemdelingen zonder wettig verblijf die een aanvraag tot regularisatie van verblijf indienden (wet 22.12.1999)
6.4.
Parlementaire vraag van Min. Greet van Gool aan Min. Marie Arena op 10.02.04
Ellen Druyts: Coördinatrice, Medisch Steunpunt Mensen Zonder Papieren Eric Somers: Jurist, Vlaams Minderhedencentrum