Handleiding Soortenlijst
Inhoud Inleiding Indeling van de soortenlijst Sorteren van de soortenlijst Soortenlijst aanvullen met eigen opmerkingen Bijlage 1 Overzicht landschappen en biotopen binnen elk landschap Bijlage 2 Overzicht thema’s en onderwerpen Bijlage 3 Ordening organismen
1
Inleiding De natuur speelt in het leven van kinderen een belangrijke rol, maar veel leerkrachten weten zich geen raad met het natuuronderwijs. Daarom heeft Cito met medewerking van een groot aantal deskundigen een soortenlijst samengesteld met organismen die kinderen aan het eind van groep 8 zouden moeten kennen. Het is uiteindelijk een lijst geworden met 170 namen, die gekoppeld zijn aan verschillende landschappen, verschillende thema’s en aan de algemene systematiek. Bovendien is bij elke opgenomen soort aangegeven hoe die als voorbeeld kan dienen om natuuronderwijs concreet te maken. De totstandkoming van deze lijst en de keuzes die daarbij zijn gemaakt, leest u in de Verantwoording, die ook op de Cito-site staat. In deze handleiding staat hoe de lijst is ingedeeld, hoe u de lijst kunt sorteren en hoe u de lijst kunt aanvullen met uw eigen opmerkingen. Tegelijk met de publicatie van de soortenlijst op de Cito-site verschijnt het lentenummer van Natuur aan de Basis (jaargang 16, nummer 3, 2006). Dit nummer is geheel gewijd aan de soortenlijst. U treft daarin artikelen aan met praktische lessen die u laten zien hoe u de lijst kunt gebruiken om uw natuuronderwijs vorm te geven. En niet alleen lessen, maar ook verwijzingen naar interessante sites en boeken die u kunt raadplegen als u meer over de soorten die in de lijst staan, wilt weten. Dit nummer is in maart 2006 verstuurd naar alle basisscholen, pabo’s en OBD’s in Nederland.
Indeling van de soortenlijst De lijst is opgemaakt in Excel. We onderscheiden zes kolommen: • landschap; • (soort)naam; • illustratief voor; • toelichting; • systematiek; • opmerking. Kolom landschap In deze kolom staat het landschap waarin de betreffende soort veel voorkomt. We onderscheiden zes verschillende landschapstypen: bos- en heidelandschap, agrarisch landschap, stedelijk landschap, waterlandschap, poollandschap en tropisch landschap. In de verantwoording staat hoe we tot deze indeling gekomen zijn. Landschap is een ruim begrip, waarbinnen we verschillende biotopen kunnen onderscheiden. Zo zijn zowel een akkerland als een weiland biotopen binnen het agrarisch landschap. In bijlage 1 staat een overzicht van de landschappen met de biotopen die we daarin onderscheiden. Kolom (soort)naam In deze kolom staan de namen van de geselecteerde organismen. We hebben zoveel mogelijk gekozen voor soortnamen, ook al wijken die misschien af van het dagelijkse taalgebruik. Zo staat er paardekastanje en niet kastanje. En grote bonte specht in plaats van specht. We hopen daarmee te bereiken dat geleidelijk aan de soortenkennis van leraren en leerlingen groter wordt. Kolom 3: illustratief voor Hier staan thema’s die in de basisschool aan de orde komen: aanpassing omgeving, aanpassing seizoen, aanpassing voedsel, kringloop, ontwikkeling, relatie mens 1 (= belangrijk voor mens), relatie mens 2 (= invloed van mens), voortplanting dieren, en voortplanting planten. De organismen zijn op grond van bepaalde kenmerken in bouw of in gedrag bij thema’s geplaatst. Binnen elk thema kunnen onderwerpen aan de hand van de beschreven kenmerken van organismen verduidelijkt worden. Bijlage 2 geeft een overzicht van de onderwerpen binnen elk thema. Kolom 4: toelichting In deze kolom staan specifieke kenmerken van soorten. Met behulp van deze kenmerken kunt u het natuuronderwijs inzichtelijk maken. 2
Kolom 5: systematiek Voor elke soort uit de lijst staat hier de systematische groep waartoe deze behoort. We onderscheiden: bacteriën, schimmels, planten, ongewervelden, vissen, (amfibieën), (reptielen), vogels en zoogdieren. Amfibieën en reptielen staan tussen haakjes omdat we het onderscheid tussen beide minder relevant vinden voor het basisonderwijs. Meer hierover leest u in de verantwoording. Kolom 6: opmerking In een aantal gevallen is hier een aanvullende opmerking gemaakt.
Sorteren van de soortenlijst De lijst die op het scherm verschijnt, is gesorteerd op: illustratief voor, vervolgens op systematiek en ten slotte op landschap.
Een andere sorteervolgorde kunt u gemakkelijk maken via de knop ‘Data’ in de menubalk van Excel. Aan de hand van een voorbeeld laten we u zien hoe dat gaat. Stel u wilt in uw les aandacht besteden aan het thema voortplanting bij planten. En u wilt de leerlingen in de omgeving van de school, een stedelijk landschap, opdrachten laten maken. Het is dan handig als u de lijst dan eerst selecteert op ‘landschap’. U klikt daarvoor op ‘Data’ in de menubalk van Excel. Als u vervolgens op sorteren klikt, verschijnt het volgende scherm.
In het keuzeschermpje kunt u sorteren op drie niveaus. U begint bovenaan en selecteert ‘landschap’. Daaronder selecteert u ‘illustratief voor’ en daaronder ‘(soort)naam’. Als u op OK klikt, verschijnt de lijst in de gewenste sorteervolgorde. 3
Alle organismen die in de lijst onder ‘stedelijk landschap’ geplaatst zijn, staan nu bij elkaar. Daarbinnen staan alle organismen die vermeld worden bij het thema ‘voortplanting planten’ bij elkaar. En die organismen zijn door de derde selectiekeuze alfabetisch gerangschikt. U ziet nu in een oogopslag met welke organismen in de omgeving van de school u goed de voortplanting bij planten kunt verduidelijken. De kolom ‘toelichting’ geeft u hiervoor handvatten. Zo staat er over de paardekastanje bijvoorbeeld een opmerking over de verspreiding van zaden (kastanjes); zaadverspreiding is een onderwerp binnen het thema ‘voorplanting planten’.
Zie voor een overzicht van de onderwerpen binnen elk thema bijlage 2. Natuurlijk is er over de paardekastanje meer te vertellen dan dat wat er onder ‘toelichting’ staat. De paardekastanje heeft namelijk behalve eigenschappen waaraan je hem kunt herkennen (zoals kastanjes), ook eigenschappen die gelden voor alle andere planten. Welke eigenschappen dat zijn, staat in bijlage 3. Deze bijlage geeft een overzicht van de ordeningsprincipes die ten grondslag liggen aan de systematische indeling van organismen. Deze bijlage is bedoeld als ondersteuning voor u en niet als lesstof voor leerlingen!
Soortenlijst aanvullen met eigen opmerkingen U kunt de lijst eenvoudig aanvullen met eigen opmerkingen. U kiest daarvoor bijvoorbeeld kolom G die u op regel 1 van een titel voorziet. Als u in verschillende jaarlagen met de soortenlijst werkt, kunt u ook voor elke jaarkaag een kolom gebruiken. Dat is vooral handig als u uw ervaringen wilt delen met collega’s. Zij kunnen de lijst dan sorteren op jaarlaag en kunnen profiteren van uw opmerkingen.
4
BIJLAGE 1 Overzicht landschappen en biotopen binnen elk landschap Landschap bos- en heidelandschap
waterlandschap
agrarisch landschap
stedelijk landschap
tropisch landschap
poollandschap
Biotoop bos bosrand (struweel) open plek droge heide natte heide rivier + oever plas + oever sloot + oever zee + strand en duin akkerland grasland weiland stad, park stadstuin stedelijke omgeving (ruigten) tropisch grasland
Opmerking
ook: huisdieren
savanne, grasvlakte met bomen steppe, grasvlakte zonder bomen
tropisch bos woestijn noordpool zuidpool toendra
5
BIJLAGE 2
Overzicht thema’s en onderwerpen
In de soortenlijst staan de thema’s die binnen natuuronderwijs op de basisschool aan bod komen in de kolom ‘illustratief voor’. Een thema kan aan de hand van verschillende onderwerpen aandacht krijgen. In de soortenlijst staan voorbeelden waarmee u een onderwerp kunt verduidelijken. Zo is bijvoorbeeld het zingen van een mannetjesmerel op de top van een boom of dak een voorbeeld van territoriumgedrag. Territoriumgedrag is een onderwerp binnen het thema ‘voortplanting dieren’. In de tabel hieronder ziet u welke onderwerpen we bij elk thema hebben ondergebracht. U kunt de tabel gebruiken bij het zoeken naar geschikte voorbeelden in de soortenlijst. Werkwijze • Zoek het onderwerp dat u wilt behandelen in kolom 2 van de tabel; • Kijk bij welk thema in kolom 1 het onderwerp is ondergebracht; • Selecteer de soortenlijst op de kolom illustratief voor (daarin staan de thema’s); • Zoek het betreffende thema; • Bij dit thema vindt u de voorbeelden bij het gewenste onderwerp. 1 Thema aanpassing omgeving
aanpassing seizoen aanpassing voedsel
kringloop
ontwikkeling
relatie mens 1 betekenis voor de mens relatie mens 2 invloed van de mens voortplanting dieren
voortplanting planten
2 Onderwerpen aanpassing in lichaamsbouw, aanpassing in gedrag, camouflage, schutkleur, koudbloedig (opwarmen in de zon), warmbloedig, hechtwortels, ademhaling, verdamping via blad, stroomlijn, (zwem)poten, vacht voorjaarsbloeiers (bol), trekvogels, winterslaap, wintervoorraad voedsel, bladval aanpassingen om voedsel te bemachtigen: poten, klauwen, bek, snavel, gif, stroomlijn, lange nek, jagen met groep, web, loeren, sluipen, grote pupillen om ’s nachts te jagen aanpassingen om voedsel te verwerken: gebit, lengte darmkanaal, herkauwen, braakbal aanpassingen in bouw om niet gegeten worden: doornen, gif, kleur, schild, schelp aanpassingen in gedrag om niet gegeten worden: verstoppen, vluchten, groepsvorming voedselkringloop (kringloop van mineralen): afvaleters, voedselketen, paddestoel (schimmels), bacteriën zuurstofkringloop (kringloop van gassen): rol (water)planten bij insecten: gedaanteverwisseling (ei, larve, pop, volwassen dier), vervellen, taakverdeling uitlopen bol, kieming hoofdluis, zeeschuim, madeliefje, landbouwproducten (wortels, granen, fruit, paddestoelen), noten, bloemen, huisdieren, veeteelt, wol paddentrek, biologische bestrijding, natuurbeheer, verstoring voedselketens (overbevissing, kappen tropisch regenwoud), bioindustrie, nestkast, voeren territoriumgedrag, partnerkeuze (baltsen, vechten, geur, kleur), eieren (met en zonder schaal), nestbouw, verzorging jongen, nestblijver, nestvlieder bouw bloem, manieren van verspreiding stuifmeel, nectar, zaden, manieren van zaadverspreiding, sporen, knol, bol
6
BIJLAGE 3 Ordening organismen Bacteriën • klein, niet met het blote oog te zien; sommige ziekmakend. Schimmels • leven van resten van planten en dieren. • planten zich voort door middel van sporen (worden bij paddestoelen in de hoed gevormd). Een spore kan weer uitgroeien tot een schimmel. Planten • zijn meestal groen. • kunnen zich niet verplaatsen. • kunnen zelf in de groene bladeren voedsel maken. Daarvoor nemen ze water en mineralen uit de bodem op en halen ze koolstofdioxide uit de lucht. Met behulp van licht maken ze daarvan voedsel en zuurstof. Planten zijn de eerste schakel in voedselketens en onmisbaar voor bacteriën, schimmels en dieren (inclusief mensen). • voortplanting door middel van sporen (mos en varens) en zaden (alle andere planten). Zaden groeien na bestuiving in de bloem (die dan uitgebloeid is). Voor de verspreiding van sporen of stuifmeel en zaden zijn planten afhankelijk van dieren, wind of water. Sommige planten verspreiden hun zaden zelf. Dieren Indeling van het dierenrijk met kenmerken van de onderscheiden groepen: 1 ongewervelden (bijvoorbeeld insecten, spinnen en wormen) • hebben geen wervelkolom en andere botten. • nemen de temperatuur van de omgeving aan, dus hun lichaamstemperatuur is niet constant. 2 gewervelden (vissen, amfibieën, reptielen, vogels, zoogdieren) • hebben een skelet met een wervelkolom. vissen o leven in het water. o huid bedekt met schubben. o nemen de temperatuur van de omgeving aan. o ademhaling met kieuwen. o voortplanting: vrouwtje legt eieren zonder schaal. amfibieën o leven in het water en op het land. o huid bedekt met laagje slijm. o nemen de temperatuur van de omgeving aan. o ademhaling: eerst met kieuwen en later met longen. o voortplanting: vrouwtje legt eieren zonder schaal (dus in het water). reptielen o leven op het land. o huid bedekt met stevige schubben. o nemen de temperatuur van de omgeving aan. o ademhaling met longen. o voortplanting: vrouwtje legt eieren met een leerachtige schaal; sommige levendbarend. vogels o leven op het land (veel in de lucht en sommige op het water). o huid bedekt met veren. o kunnen hun lichaamstemperatuur constant houden. o ademhaling met longen. o voortplanting: vrouwtje legt eieren met een kalkschaal. zoogdieren o leven op het land. o huid bedekt met haren. o kunnen hun lichaamstemperatuur constant houden. o ademhaling met longen. o voortplanting: vrouwtje baart en zoogt de jongen. 7