, zie meetwaarde < fbtotaal [vervallen in versie 5.33] totaal fytobenthos [n], zie meetwaarden, fytobenthos < mftotaal [vervallen in versie 5.33] totaal macrofauna [n], zie meetwaarden, macrofauna < vistotaal [vervallen in versie 5.33] totaal vissen [n, kg], zie meetwaarden, vissen < im omrekeningsfactor voor macrofauna in type R8, zie meetwaarden, macrofauna < ih omrekeningsfactor voor macrofauna in type R8, zie meetwaarden, macrofauna Conversie-keywords Deze zijn facultatief, maar bij ontbreken worden (iets) strengere eisen gesteld aan de soort-scores: < ge3 ondergrenzen macrofyten abundantieklasse 3 < ge2 ondergrenzen macrofyten abundantieklasse 2 zie meetwaarden, macrofyten < ce chlorophyl-eenheid zie meetwaarden, fytoplankton < pf (pmf) fractie geteld (n/ml) zie meetwaarden, fytoplankton < dl ondergrens drijflaag-score (default = 1). zie meetwaarden, fytoplankton NB. Conversieaanduidingen gelden in een listing bestand voor alle regels die daarop volgen, ze hoeven dus niet bij elk monster worden herhaald als de waarde dezelfde blijft.
Monsteraanduiding: meetobject, meetpunt, jaar of datum, watertype, zone < monster is de kleinste verzameling gegevens; het bevat parameter(s) en/of soorten op één datum, op één meetpunt, van één kwaliteitselement (macrofyten: opname , vis: bestandsschatting). < meetpunt kan meerdere monsters omvatten, op verschillende datums of in verschillende zones < meetobject kan meerdere meetpunten omvatten, er is één meetobject per waterlichaam. < watertype wordt per meetobject bepaald en is dus voor alle meetpunten en monsters gelijk. In uitzonderingsgevallen kunnen meetpunten binnen een meetobject een verschillend type krijgen. Als er geen meetpunt wordt aangegeven bij het monster, dan wordt aangenomen dat alle monsters van hetzelfde meetobject gelijkwaardig zijn. Als er geen meetobject wordt aangegeven dan kan niet worden geaggregeerd.
Monster-, meetpunt- en meetobject-aanduidingen zijn volledig vrij, een tekenreeks tot 100 posities is mogelijk, en deze worden precies overgenomen in de uitvoerfile. Voor het uitwisselingsformat UMAquo zijn er wel voorschriften voor de codering van het meetobject; daaraan is een aparte paragraaf is besteed verderop.
Datum of jaar. Wordt gebruikt bij aggregatie, er wordt alleen binnen een jaar geaggregeerd. Een jaartal wordt herkend in een datum als er een herkenbare reeks van 4 cijfers in voorkomt. Als de datum volgens een standaard format is opgemaakt kan de echte datum worden herkend. Er zijn twee geaccepteerde datum formats: DD-MM-JJJJ (Excel standaard) en JJJJ-MM-DD (SQLstandaard), enkelvoudige getallen voor dag en maand worden ook herkend (bijvoorbeeld 4-5-2007); 20070504 kan niet worden herkend.
Type-aanduidingen moeten overeenkomen met de letter-nummer-code uit de referentiedocumenten, maar een voorloop-0 mag worden gebruikt (R04 ipv R4). Als er subtypen zijn met een a en een b als toevoeging (M1a, M1b), dan wordt soms ook de aanduiding zonder subtype-letter herkend, maar alleen als de maatlatten van beide subtypen gelijk zijn (dat geldt dan alleen voor bepaalde ( bijgewerkt: 19 mei 2015, programma-versie 5.33 )
9
kwaliteitselementen); het wordt in het algemeen afgeraden de subtypeletter weg te laten.
Zones worden alleen gebruikt voor (deel-) opnamen voor vegetatie van hetzelfde meetpunt. Als een transect met meerdere opnamen op één meetpunt is opgenomen, of meer dan één zone in een lijnvormige element (meestal 2 of 3), kan met het keyword zone worden aangegeven waar de opnamen zijn gemaakt. Dat is van belang bij het interpreteren van de bedekkingen van de groeivormen. Die worden alleen beoordeeld in de zones die tot het begroeibare areaal van die groeivormen behoren. Als zones niet zijn ingevuld mogen alleen waarden voor de groeivormen worden ingevuld in de deelmonsters waartoe het begroeibare areaal behoort. Er wordt aangenomen dat dat klopt. Per monster kunnen de beginletters van de overeenkomende groeivormen worden gebruikt of W: < S monster in zone dat alleen voor de groeivorm submers begroeibaar is < E monster in zone dat voor de groeivorm emers tot het begroeibaar areaal behoort, deze zone behoort ook voor de groeivorm submers tot het begroeibaar areaal; ook de letters N, F, K zijn hiervoor mogelijk omdat de begroeibare arealen van deze groeivormen dezelfde zijn < O monster in zone die voor de groeivorm oever begroeibaar is < W hele waterzone, monster in de zone die voor alle groeivorm behalve oever begroeibaar is; in de praktijk synoniem voor E, net als N, F, K, voor typen waar een aparte S-zone niet bestaat. Dit geldt voor typen M5, M11-13, M22-26 en de meeste R-typen ook als deze tot 3 meter diep doorlopen, en voor M1-M10. < X (of Z) zone uitsluiten van beoordeling op groeivormen, eventuele soorten worden wel beoordeeld, voor zones dieper dan 1 meter bij kanalen en dieper dan 3 meter bij meren. Meerdere monsters met dezelfde zonecode zijn toegestaan bijvoorbeeld bij een serie deelopnamen in een transect in een groot meer; eventuele toevoeging zoals S1, S2 of W1, W2 etc., zijn toegestaan; die cijfers worden door QBWat genegeerd.
Soortherkenning In veel gevallen is duidelijk wat er met een soortnaam bedoeld en is duidelijk voor welke maatlat dit is beoordeeld. Soms is dat echter niet duidelijk en moet expliciet worden aangegeven tot welke soortsgroep een naam wordt gerekend. Per soortgroep verschilt ook de analysemethode. In de kolom ‘ext’ bij een listing file of in een tussenkolom bij een tabel format, kunnen de volgende codes aangeven tot welke groep de soort behoort: < < < < <
P A B I V
(of (of (of (of (of
F of FYTOPL) MAFYTEN) FYTOBEN) MAFAUNA) VIS)
= = = = =
fytoplankton water- en oeverplanten fytobenthos macrofauna vissen
De enkele letters moeten als hoofdletters worden opgegeven, voor de langere codes mogen ook kleine letters worden gebruikt. Bij het optellen van de abundanties of tellen van het aantal soorten worden dan alle soorten meegeteld, ook als ze niet als zodanig worden herkend. De codering FYTPT, MACFT , DIATM , MACEV , VISSN wordt niet meer ondersteund vanaf versie 4.4 omdat er verschillende interpretaties zijn over de betekenis ervan. N.B. Gebruik deze codering voor soortherkenning niet voor keywords die geen soortnaam zijn, anders wordt QBWat gedwongen deze toch als soortnaam te interpreteren. Dus geen A bij submers of P bij chlorofyl, ook al lijkt dat logisch omdat deze bij de maatlatten van dezelfde groepen horen. Bij vissen worden nog twee andere letters gebruikt om de hoedanigheid van de soort aan te geven: <M = bovenmaats (hoofdletter!) < O = ondermaats (hoofdletter!) Deze worden gebruikt om het verschil in leeftijdsklassen bij snoekbaars aan te geven. Een deel van de snoekbaars mag ook zonder deze aanduiding of met een V worden aangeduid, dan worden daar de ongedefinieerde groottes mee aangeduid. N.B. het totaal van de waarden voor snoekbaars moet ook het werkelijke totaal zijn, dubbeltelling (V voor totaal én M voor bovenmaats én O voor ondermaatmaats) leidt tot fouten bij de andere deelmaatlatten. Als alleen Maats of alleen Ondermaats ( bijgewerkt: 19 mei 2015, programma-versie 5.33 )
10
én een ongedefinieerde groep wordt opgegeven, dan wordt die laatste als de andere grootteklasse beschouwd zodat het totaal ook klopt. Bij fytoplankton wordt een afwijkende letter gebruikt: < D = drijflaag Bij zo’n soort hoeft het aantal niet bekend zijn; 1 is genoeg om het als een drijflaag te beschouwen.
Taxongroepen Sommige fytoplanktontaxa op de maatlat worden beperkt tot een zeker grootte. Bloei nummer 14 kent onder andere “Chlorophyta < 5 µm”. Voor een juiste beoordeling dient die toevoeging bij de taxonnaam te staan met steeds een spatie tussen < en 5 en µm. In plaats van µm mag ook um worden geschreven. Macrofauna-groepen worden herkend zoals ze zijn opgenomen in de standaard van TWN. Soorten waarvan bekend is dat ze tot die groepen worden gerekend worden als indicatief beschouwd als de groep zelf indicatief is. Omdat TWN geen informatie bevat over welke soorten tot de groepen worden gerekend kunnen bepaalde soorten worden genegeerd omdat de informatie ook niet bij QBWat bekend is. In zo’n geval dient de naam van de soort te worden veranderd in de groepsnaam. Doorgeven aan helpdesk van deze kennis wordt zeer op prijs gesteld.
Hoedanigheid Vooralsnog wordt hoedanigheid alleen ondersteund voor de hier genoemde hoedanigheden van fytoplanktonsoorten. Er is enige overlap met eenheden. Bij fytoplankton kunnen meercellige soorten als cellen worden geteld maar ook als individu (kolonie, filament). Voor de beoordeling maakt het uit met welke van de hoedanigheden wordt berekend: < cel = telling betreft aantal cellen van alle individuen samen < kol, kolonie = telling betreft aantal kolonies < fil, filament = telling betreft aantal filamenten < ind, individu = telling betreft aantal individuen (afhankelijk van de soort kolonie of filament) < cel+ = telling betreft aantal losse cellen dat is geteld, supplementair aan de individuen In sommige databases staan beide vermeld, het is van belang het onderscheid te maken tussen de betekenis van cel en cel+ omdat daarmee het totaal aantal per ml verschillend wordt berekend. De codering voor Bovenmaats en Ondermaats, voor Drijflaag, en op termijn ook daadwerkelijke lengten of lengteklassen bij vissen kunnen in latere versie ook als hoedanigheid worden ingevoerd. Vooralsnog wordt dit via geforceerde soortsherkenning (zie vorige paragraaf) geregeld.
Meetwaarde Voor de meeste meetwaarden geldt een voorschrift waardoor de waarde in een getal kan worden uitgedrukt zonder verdere verklaring. Soms zijn echter misverstanden mogelijk, soms is een nadere verklaring toch nodig en soms zijn de waarden in en andere vorm beschikbaar dan vereist. Voor al die gevallen worden mogelijkheden geboden die het eenvoudiger maken onmiskenbare waarden in te voeren.
Fytoplankton < Chorophyl wordt in microgram per liter (µg/l) aangegeven tenzij mbv de conversie-waarde ce een omrekenfactor wordt aangegeven. Als ce = 1000, dan moet de waarde in mg/l. Ook is het mogelijk de eenheid expliciet aan te geven als mg/l om vermenigvuldiging met 1000 te bereiken. < Soorten worden in aantal/ml (n/ml) opgegeven. Er wordt echter nooit precies een ml geteld, zodat de aantallen moeten worden omgerekend. Het werkelijk geteld aantal (n) kan toch wordt gegeven maar dan moet de conversiefactor pf worden gebruikt: als 1/50 ml is geteld, dan pf=50 of pf=0,02 (er wordt bij deze conversie altijd van uitgegaan dat er minder dan een ml daadwerkelijk is geteld). Dit werkt per monster en voor alle soorten hetzelfde. N.B. onder aantal kan zowel cellen als kolonies als filamenten worden verstaan, het verdient aanbeveling dit in hoedanigheid of eenheid duidelijk te maken om misverstanden te voorkomen. ( bijgewerkt: 19 mei 2015, programma-versie 5.33 )
11
< Als een fytoplanktonsoort indicator is als drijflaag dan telt deze als indicator, ongeacht het aantal; met de conversiefactor dl kan de ondergrens voor het aantal hoger worden ingesteld.
Macrofyten < Voor macrofyten zijn in principe alleen de waarden 1, 2, of 3 toegestaan (refererend aan: weinig/matig/veel) en 0 of helemaal geen waarde. Andere waarden zijn echter ook toegestaan als gebruik wordt gemaakt van de conversie-aanduiding ge2 en ge3. De conversiewaarden geven de omzettings-ondergrenzen aan voor matig (2) en veel (3). Voorbeelden: voor Tansley-schaal met numerieke waarden 1-9: ge2 = 4; ge3 = 8; voor percentage: ge2 = 5, ge3 = 50. Deze omzettingsgrenzen zijn afgeleid uit bijlage 6, tabel F van Van der Molen e.a. 2012. < Voor totale abundantie van groeivormen worden percentages verwacht, waarbij bij afwezigheid de waarde 0 vereist is. Weglaten van een waarde wordt geïnterpreteerd als ‘niet naar gekeken’, waardoor ook geen beoordeling wordt berekend. < De waarden voor maxdiepte en oeverbreedte worden in meters verwacht, de oeverlengte in %.
Fytobenthos < De waarden kunnen in elke grootheid worden uitgedrukt, in werkelijk getelde aantallen of in procent. Relevant zijn alleen de verhoudingen tussen de soorten. < QBWat telt alle scores bij elkaar om aantalspercentages per soort te kunnen berekenen. De parameter fbtotaal kan vanaf versie 5.33 niet meer worden gebruikt om dat totaal aan te geven. Om alle soorten, ook die niet herkend worden mee te laten tellen: zie soortherkenning.
Macrofauna < De waarden worden uitgedrukt in aantal per (standaard) monster, omrekening naar procenten is niet toegestaan. De aantallen worden, behalve bij type R8, gecategoriseerd naar aantalsklassen (door QBWat) volgens het voorschrift van de maatlatten (hoofdstuk 2 in Van der Molen e.a. 2012). < Chloride wordt als zomergemiddelde in milligram per liter (ml/l) aangegeven, dit wordt alleen gebruikt om de berekening van de macrofauna-maatlat bij type M30 te beïnvloeden. < Bij R8 worden in het profundaal standaard 5 happen genomen met een 0,06 m2 box-core happer; indien daarvan is afgeweken moet dat worden aangegeven: < met de conversiefactor im kan de afwijkende monstergrootte worden aangegeven in m2, ongeacht of dat door een ander type happer of een afwijkend aantal happen is veroorzaakt (default is dus im=0,3), deze methode bij voorkeur gebruiken < als er wel met een 0,06 m2 box-core happer is gewerkt, maar alleen het aantal happen wijkt af, dan kan dat worden aangegeven met de conversiefactor ih (default is dus ih=5); deze methode niet in combinatie met de vorige gebruiken < QBWat telt alle scores bij elkaar om aantalspercentages per soort te kunnen berekenen. De parameter mftotaal kan vanaf versie 5.33 niet meer worden gebruikt om dat totaal aan te geven. Om alle soorten, ook die niet herkend worden mee te laten tellen: zie soortherkenning.
Vissen < bij R-typen worden waarden verwacht in aantallen, al dan niet per oppervlakte-eenheid < bij M-typen worden waarden verwacht in biomassa, al dan niet per oppervlakte-eenheid < bij grotere M-typen (M14, M20, M21, M23, M27) en bij grote kanalen (M6 en M7) worden vor snoekbaars drie verschillende waarden verlangt: biomassa ondermaats, biomassa bovenmaats, én de werkelijk gevangen aantallen exemplaren snoekbaars, dus uitdrukkelijk niet omgerekend per oppervlakte-eenheid; bij de kanalen hoeven deze gegevens niet per traject worden aangeboden, ze mogen ook gesommeerd worden en vermeldt bij één van de trajecten omdat ze vóór beoordeling toch altijd eerst worden gesommeerd over de trajecten. < QBWat telt alle scores bij elkaar om aantalspercentages per soort te kunnen berekenen. De parameter vistotaal kan vanaf versie 5.33 niet meer worden gebruikt om dat totaal aan te geven. Om alle soorten, ook die niet herkend worden mee te laten tellen: zie soortherkenning.
Eenheid Als er geen eenheid wordt opgegeven dan moet de meetwaarde in de default eenheid worden opgegeven. Vanaf versie 5 zijn afwijkende eenheden mogelijk voor fytoplankton en vissen. Voor fytoplankton zijn geaccepteerde eenheden: n/ml, cel/ml, ind/ml, fil/ml, kol/ml. Indien n/ml wordt gebruikt dan is de een aanduiding van de hoedanigheid bovendien noodzakelijk om ( bijgewerkt: 19 mei 2015, programma-versie 5.33 )
12
de waarde te duiden. Dat is alleen bij listing format mogelijk. Bij vissen zijn geaccepteerde eenheden zijn: kg, kg/ha, kg/km2, n, n/ha, n/km2 Op deze manier kunnen de juiste waarden voor de vissen-maatlat worden geselecteerd als in de database alle soorten twee keer staan vermeldt, één keer in aantallen en één keer als biomassa. QBWat selecteert dan zelf de juiste regels en negeert de andere. Als er bovendien regels voorkomen zonder eenheid dan wordt dat als een fout beschouwd en stopt QBWat zonder de berekening uit te voeren met een melding ervan in de log-file. Alle eenheden worden bij voorkeur in kleine letters geschreven, voor eenheden die uit slechts 1 letter bestaan is dat zelfs verplicht.
Aggregatie en weging Wanneer door QBWat monsters worden ontdekt met eenzelfde aanduiding voor meetobject of meetpunt, dan worden deze geaggregeerd. De methode van aggregeren verschilt per maatlat en daarvoor wordt verwezen naar het Protocol Toetsen en beoordelen. De manier van aggregeren staat ook overzichtelijk beschreven in het verschillendocument (van Herpen & Pot, 2013). Behalve overeenkomstig meetpunt en/of meetobject moeten monsters ook in hetzelfde jaar zijn genomen én volgens het zelfde type worden beoordeeld om te aggregeren. Dat is in technisch zin niet nodig, maar is impliciet in het protocol toetsen en beoordelen zo bepaald. Typen met een lettertoevoeging (a, b) gelden als verschillende varianten die wel kunnen worden geaggregeerd. Aggregeren gaat vanaf de maatlatten van 2012 in twee stappen: aggregeren van monsters per meetpunt (de monsters hebben gelijke codes voor meetobject én voor meetpunt) en daarna per meetobject (de monsters hebben gelijke codes voor meetobject), als informatie over meetpunt niet is gegeven worden alle monsters in één stap naar meetobject geaggregeerd. Zie ook hoofdstuk 7. De monsters die worden geaggregeerd kunnen worden gewogen bij het aggregeren. Standaard worden alle monster even zwaar gewogen. Weging wordt op dezelfde manier aangegeven als de conversie-aanduidingen. Het gebruikte keyword (eerste kolom in een tabel) voor monsters is weging. Bij ontbreken van waarden voor wegingsfactoren wordt de waarde 1 aangehouden (default). Bij macrofyten zijn twee verschillende vormen van wegingen bij de beide stappen van aggregatie mogelijk. Bij deze maatlat wordt het keyword weging aleen gebruikt voor aggragtie van monsters naar meetpunten. Bij aggregatie van meetpunten naar het eindoordeel worden de meetpunten ten opzichte van elkaar gewogen met het keyword weging_mp. Dit moet bij tenminste één van de monsters van het meetpunt worden aangegeven. Bij de andere kwaliteitselementen werkt dit keyword niet, daar wordt altijd het keyword weging gebruikt. In bijzondere omstandigheden zijn aanvullend keywords voor weging mogelijk: als er in één bestand gegevens voor de beoordeling van meerdere kwaliteitselementen worden aangeboden, én als de meetpunten hetzelfde gecodeerd zijn, én als de weging per meetpunt voor de verschillende maatlatten verschillen. Dan is het mogelijk om de weging expliciet voor een bepaalde maatlat apart op te geven met weging_i (macrofauna), weging_v (vissen), weging_b (fytobenthos).
Vereisten voor UM Aquo uitvoerbestand Om een UMAquo uitwisselingsbestand te kunnen maken zijn er een aantal eisen ten aanzien van de invoerfile. - informatie over meetobject en jaar is verplicht - voor meetobject moeten ‘meetlocatiecodes’ (MLC-IDENT, de rapportagepunten voor waterlichamen) worden ingevoerd, andere waterlichaamcodes worden niet door AquoKit herkend; QBWat controleert niet de juistheid ervan, wel het format, dat moet beginnen met de waterbeheerdercode NLXX_ ; - de prefix NLxx_ mag ontbreken uit de meetobjectcode, maar dan moet het nummer van de waterbeheerder via een parameter met het keyword ‘umam’ worden aangegeven bij elk monster. - de monstercode en meetpuntcodes zijn vrij, die worden niet in het UMAquo bestand overgenomen
( bijgewerkt: 19 mei 2015, programma-versie 5.33 )
13
7. Het uitvoerbestand De uitvoerfile heeft dezelfde opbouw als de invoerfile in tabelvorm. Als de invoer een listing format heeft, dan wordt toch een tabel als uitvoer gemaakt tenzij de optie /L is aangezet. Bij zo’n listing uitvoer is de inhoud gelijk aan die van een tabel, het verschil wordt aan het eind van dit hoofdstuk uitgelegd. Berekeningen waterkwaliteit - QBWat 5.1 titel location BoMeer Beek2
meetpunt
MPM304 MPB05
sample year type
Smp334 Smp335 2007 2007 M5 R4
-
standaard titel in eerste cel met versie al deze regels zijn gekopieerd uit invoerfile indien aanwezig
-
als monsters zijn geaggregeerd, en hoeveel gekopieerd uit invoerfile, alle commentaarregels hier maatlatscores voor de 4 maatlatten, waarden in eqr klasse eindoordeel (1=slecht, 5= zeer goed) alle deelmaatlatscores en deelresultaten bijdrage aan de maatlat van de relevante soorten overige soorten niet herkende namen en teksten
zone aggregatie //commentaar (maatlatten) beoordeling (deelmaatlatten) (relevante soorten) (niet relevante soorten) (overige)
+ mooi 0.020 2 0.012 4
4 0.400 4 -/P
< bij de maatlatten en deelmaatlatten staat een waarde tussen 0 en 1 (eqr) < aanvullende informatie over deelresultaten wordt soms ander aangegeven (telwaarde, aantal, percentage) < -/- betekent: geen waarde in invoer < - betekent: niet relevant < de soortsnamen die worden gegeven zijn altijd dezelfde als in de invoerfile. < [*] achter de soortsnaam betekent: op de maatlat staat een andere synoniem of een taxon van hogere orde, in de logfile is aangegeven welke naam uit de maatlat is gebruikt. < achter de soortsnamen staat de betekenis van de soort voor de beoordeling, de vorm hangt af van de deelmaatlat en staat in een voorafgaande regel aangegeven (indicatorwaarde, percentage, telwaarde); geen waarde betekent dat de soort in dit monster niet voorkwam, - betekent dat soort niet relevant was voor dit monster, maar wel in andere monsters (ander watertype).
Aggregaties Monsters worden geaggregeerd op basis van overeenkomstig meetpunt en meetobject indien deze gegevens beschikbaar zijn. Als er ook informatie over jaartal beschikbaar is, dan worden monsters alleen binnen één jaar geaggregeerd. De geaggregeerde gegevens monsters worden achter de monsters toegevoegd. Dit gebeurt in twee blokken: monsters van hetzelfde meetpunt, daarna monsters en meetpunten van hetzelfde meetobject. Geaggregeerde meetpunten zijn te herkennen aan het ontbreken van de monsternaam, geaggregeerde meetobject zijn te herkennen aan het ontbreken van zowel de monsternaam als meetpuntnaam. Geaggregeerde beoordeling is afhankelijk van de maatlat. Fytoplanktonbloei, macrofauna en vissen in lijnvormige wateren (behalve de grote rivieren) worden per monster beoordeeld en daarna worden de scores gemiddeld; bij andere maatlatten wordt het meetpunt of het meetobject opnieuw beoordeeld op basis van de geaggregeerde soortenlijst en/of meetwaarden. Er wordt een extra regel aangemaakt met het woord ‘aggregatie’ in de eerste kolom. In deze regel staat een + bij monsters die zijn geaggregeerd en een getal bij aggregaties om aan te geven hoeveel monsters zijn geaggregeerd. Meetpunten of meetobjecten met maar één monster worden ook ‘meegeaggregeerd’ (sinds versie 5.12), dan staat er een 1 op de regel bij aggregatie onder het meetpunt of het meetobject. ( bijgewerkt: 19 mei 2015, programma-versie 5.33 )
14
Details De informatie over monster, meetobject en watertype uit de invoerfile worden gekopieerd. Daaronder komen dataregels met beoordelingsresultaten met de volgende inhoud in de eerste kolom: Fytoplankton eqr maatlatscore voor fytoplankton Overige waterflora eqr maatlatscore voor macrofyten en fytobenthos Macrofauna eqr maatlatscore voor macrofauna Vissen eqr maatlatscore voor vissen Beoordeling klasse getal: 1-5 Beoordeling woord: Slecht, Ontoereikend, Matig, Goed, Zeer goed N.B. de berekening van de eindscores wordt gebaseerd op de maatlatten waarvoor berekening mogelijk is op basis van de beschikbare invoergegevens. De niet beoordeelde kwaliteitselementen worden buiten beschouwing gelaten. Dat geldt ook op deelmaatlatniveau. Deelmaatlatten: 1 Fytoplankton 1.1 chlorophyl-a eqr (eqr) 1.1.1 aantal metingen
1.2 score voor bloei (eqr) 1.2.1 bloeinummer
(tussenregel geen waarden) deelmaatlatscore aantal getallen waarop de beoordeling is gebasserd, dat kan binnen een monster zelfs hoger zijn dan 1 als er in een listinginput meerdere waarden zijn gegeven van hetzelfde monster op verschillende dagen van het jaar deelmaatlatscore bloei die bepalend is voor de deelmaatlatscore
2 overige waterflora: 2.1 abundantie groeivormen eqr 2.1.1 submers 2.1.2 drijvend 2.1.3 emers 2.1.4 flab 2.1.5 kroos 2.1.6 oever 2.2 macrofyten soorten eqr 2.2.1 waterplanten telwaarde 2.2.2 aantal tellende soorten 2.3 fytobenthos eqr 2.3.1 IPS-score 2.3.2 positieve indicatoren % 2.3.3 negatieve indicatoren % 2.3.4 verzuringindicatoren %
(tussenregel geen waarden) deelmaatlatscore voor abundantie van macrofyten sub-deelmaatlatscore voor de groeivorm submers sub-deelmaatlatscore voor de groeivorm drijvend sub-deelmaatlatscore voor de groeivorm emers sub-deelmaatlatscore voor de groeivorm flab sub-deelmaatlatscore voor de groeivorm kroos sub-deelmaatlatscore voor de groeivorm oever deelmaatlatscore voor soorten macrofyten aantalsscore voor soorten waterplanten soorten die op de maatlat staan vermeld deelmaatlatscore voor soorten fytobenthos uitkomst IPS berekening bij rivieren alleen bij meren, methode 1 en 2 alleen bij meren, methode 1 en 2 alleen bij vennen, methode 2
3 macrofauna: (tussenregel geen waarden) 3.0 totaal abundantieklassewaarden totaal van de abundantieklasse-waarden van alle soorten 3.1 positieve indicatoren + kenm. taxa % abund. percentuele abundantieklasse-waarde positieve indicatoren en kenmerkende soorten 3.2 negatieve indicatoren % abund. percentuele abundantieklasse-waarde negat. indicatoren 3.3 kenmerkende taxa % aantal percentage taxa kenmerkende soorten 3.4 positieve taxa aantal percentage taxa ‘positieve’ soorten 3.5 aantal families EPT aantal families uit de Ephemeroptera, Plecoptera en Trichoptera waarvan een vertegenwoordiger aanwezig is 4. Vissen 4.1. eqr aantal (kenmerkende) soorten: 4.1.1 rheofiele soorten 4.1.2 eurytope soorten 4.1.3 soorten migratie regionaal/zee 4.1.4 habitat gevoelige soorten 4.1.5 diadrome soorten 4.1.6 limnofiele soorten 4.1.7 soorten totaal 4.1.8 plantenminnende en migrerende soorten 4.1.9 catadrome soorten CA 4.1.10 estuariene soorten ER 4.1.11 mariene soorten MJ+MS ( bijgewerkt: 19 mei 2015, programma-versie 5.33 )
bij bij bij bij bij bij bij bij bij bij bij
methode 1 methode 1 methode 1 methode 1 methode 2 methode 2 methode 3 methode 6 methode 5 methode 5 methode 5
en 2 (rivieren resp. grote rivieren)
en 4 (meren resp. vennen) (sloten en kanalen) (brakke wateren)
15
4.1.12 zoetwater-soorten Z1+Z2 4.1.13 plantenminnende soorten Z3 4.2. eqr abundantie (kenmerkende) soorten: 4.2.1 rheofiele soorten 4.2.2 eurytope soorten 4.2.3 soorten migratie regionaal/zee 4.2.4 habitat gevoelige soorten 4.2.5 limnofiele soorten 4.2.6 brasem 4.2.7 brasem en karper 4.2.8 baars en blankvoorn / eurytopen 4.2.9 plantenminnende soorten 4.2.10 zuurstoftolerante soorten 4.2.11 bovenmaatse aal en snoekbaars 4.2.12 biomassa 4.2.13 aandeel exoten 4.2.14 catadrome soorten CA 4.2.15 estuariene soorten ER 4.2.16 mariene soorten MJ+MS 4.2.17 zoetwater-soorten Z1+Z2 4.2.18 plantenminnende soorten Z3 4.3. leeftijdsopbouw 4.3.1. ekr bovenmaatse aal en snoekbaars 4.3.1. percentage bovenmaatse vis 4.3.2. ekr deelmaatlat 4.3.3. aftrek ekr 4.4 totaalwaarden absoluut 4.4.1 aantal soorten 4.4.2 abundantie kenmerkende soorten 4.4.3 biomassa
bij methode 5 bij methode 5
(relevante soorten) (overige soorten) (overige soorten en andere teksten)
alle herkende soorten met een score-waarde alle herkende soorten, alleen namen alle niet herkende namen en andere aanduidingen
bij bij bij bij bij bij bij bij bij bij bij bij bij bij bij bij bij bij
methode 1 en 2 methode 1 methode 1 methode 1 methode 2 methode 3 methode 6 methode 3 methode 3 en 6 methode 3 methode 3 methode 4 methode 4 methode 5 methode 5 methode 5 methode 5 methode 5
bij bij bij bij
M21, alleen versie 4 (2007) methode 1 en 6 R6 (vooralsnog buiten werking) methode 1 en 6; aftrek eindscore bij te weinig bovenmaats
bij methoden 3, 4 en 6 bij methode 1 bij methode 4
Bij fytobenthos: de beoordeling van de grotere meren (methode 1) wordt wel uitgevoerd, maar niet verwerkt in het oordeel van het kwaliteitselement Overige waterflora. De scores van de indicatoren worden wel aangegeven en de EKR-waarde voor fytobenthos wordt tussen haakjes weergegeven. Bij vissen: de rekenmethode verschilt per watertype, als bepaalde methoden niet worden toegepast, dan worden ook de relevante gilden niet weergegeven en wordt de nummering (derde niveau) aangepast. Voor een verklaring van de methode (zie ook het Referentie- en maatlatdocument, hoofdstuk 2 en technisch document): 1: voor kleinere R-typen; 2: voor grotere R-typen; 3: voor grotere zoete meren; 4: voor vennen; 5: voor brakke en zoute meren; 6: voor sloten en kanalen: 7: (gereserveerd) overgangswateren Bij de relevante soorten wordt informatie gegeven over de mate waarin deze soorten bijdragen aan de maatlatscore. Water- en oeverplanten
cijfer -
Fytobenthos Fytoplankton
getal Bx, Dx
Macrofauna Vissen
getal getal
weergegeven wordt de score die bij de betreffende abundantie in het monster wordt bereikt; dit kan ook een 0 zijn; als er gerekend wordt met verschillende watertypen dan kan het voorkomen dat een soort bij hete ene monster relevant is en bij het andere niet, in het laatste geval wordt een - weergegeven met een percentage wordt het aandeel van de soort in de abundantie aangegeven met een B wordt aangegeven of de soort in de betreffende abundantie indicator is voor bloei; het getal dat er achter staat is het nummer van de bloei (zie maatlatdocumenten); de letter D geeft een bloei van drijfsoorten weer. met een percentage wordt het aandeel van de soort in de abundantie aangegeven met een percentage wordt het aandeel van de soort in de abundantie aangegeven
Bij de niet relevante soorten en de niet herkende soorten wordt enige bruikbare informatie gegeven. Bij fytoplanktonsoorten die een te lage abundantie in het monster hebben voor een bloei wordt dat aangegeven met een kleine letter met een punt en de fractie van het aantal cellen/draden/kolonies ten opzichte van het criterium van de bloei. ( bijgewerkt: 19 mei 2015, programma-versie 5.33 )
16
Listing uitvoer Als in de interface de optie voor ‘listing output’ is aangevinkt (commandline parameter /L) dan wordt de uitvoer als een listing format geschreven, vergelijkbaar met de invoer. De inhoud is hetzelfde als van een tabel uitvoer, maar de vorm hetzelfde als de listing invoerfile. De kopregel bevat een paar andere woorden dan die van de invoerfile. De woorden meetobject, meetpunt, monster, jaar en type zijn dezelfde, maar in plaats van keyword wordt parameter gebruikt, in plaats van value wordt resultaat gebruikt en ext vervalt. De kolommen met meetobject en meetpunt zijn alleen aanwezig als die ook in de invoerfile waren aangegeven. Er is een kolom toegevoegd die wordt aangeduid met het woord categorie. Daarin staat een numerieke waarde die het niveau van de regels aangeeft en waarop gesorteerd en geselecteerd kan worden. 1_* = eindbeoordeling 2_* = kwaliteitselementen 3_* = deelmaatlatten 4_* = relevante soorten 5_* = niet relevante soorten 6 = niet herkende soorten en overige aanduidingen De inhoud op de positie die met een * wordt aangeduid is afhankelijk van de maatlat. Geaggregeerde beoordelingen zijn in deze file herkenbaar aan de lege cellen in de kolommen voor (meetpunt en) monster.
8. Logfile Sinds versie 4.4 wordt ook een logfile gemaakt. In dit file komen alle foutmelding en waarschuwingen die in eerdere versie in de uitvoerfile kwamen. Als de berekening niet mogelijk is wegens onoverkomelijke fouten in de invoerfile is de reden daarvan in de uitvoerfile na te lezen. Als de berekening wel wordt uitgevoerd dan komen in de logfile alle waarschuwingen te staan over de data in de invoerfile en de eventuele interpretatie daarvan. Ook wordt weergegeven wanneer een synoniem van de soortnaam in de invoerfile of een taxon van hoger niveau is gebruikt als indicator. In de uitvoerfile staat er dan [*] achter de betreffende naam die daar altijd dezelfde is als in de invoerfile, ook als het een niet legitieme synoniem betreft.
9. UMAquo uitvoer Er kan ook een tweede uitvoerfile worden gemaakt volgens het UMAquo format. Dit gebeurt door de optie /U aan te zetten en eventueel een derde filenaam op te geven. Dit xml-bestand bevat alle noodzakelijk informatie voor uitwisseling met derden volgens de IDSW-standaard. Er wordt ten aanzien van het invoer-bestand wel enige aanvullende eisen gesteld, met name over de codering van de monsternamen. Indien er niet aan deze eisen wordt voldaan komt in het uitvoer bestand foutmeldingen te staan. De ‘normale’ tabel uitvoer of listing uitvoer wordt dan wel gemaakt. Het UMAquo bestand is alleen bedoeld als invoer voor andere software. Er wordt afgeraden het bestand te wijzigen of zelfs maar te openen zonder gedegen kennis van XML en de UMAquostandaarden.
( bijgewerkt: 19 mei 2015, programma-versie 5.33 )
17
10. Referenties Maatlatten versie 2012 (optie 5): < Molen D.T. van der; R. Pot; C.H.M. Evers & L.L.J. van Nieuwerburgh (eds.). 2012. Referenties en maatlatten voor natuurlijke watertypen voor de Kaderrichtlijn water 2015-2021. Stowa rapport 2012-31. < Evers, C.H.M & R. Knoben (eds.), 2013. Omschrijving MEP en maatlatten voor sloten en kanalen voor de Kaderrichtlijn water. Stowa rapport. < Molen D.T. van der; R. Pot; C.H.M. Evers; R. Buskens & F.C.J. van Herpen (eds.). 2013. Referenties en maatlatten voor overige wateren. Stowa rapport 2013-14. < Errata bij alle drie documenten Maatlatten versie 2007 (optie 4): < Molen D.T. van der & R. Pot (eds.). 2007a. Referenties en maatlatten voor natuurlijke watertypen voor de Kaderrichtlijn water. Stowa rapport 2007-32 / RWS-WD 2007-018 < Molen D.T. van der & R. Pot (eds.). 2007b. Referenties en concept-maatlatten voor meren en rivieren voor de Kaderrichtlijn Water, aanvulling kleine wateren. RIZA en STOWA < Evers, C.H.M & R. Knoben (eds.), 2007. Omschrijving MEP en maatlatten voor sloten en kanalen voor de Kaderrichtlijn water. Stowa rapport 2007-32b / RWS-WD 2007-019b. Over de verschillende tussen de beide maatlatversies: < Herpen, F.C.J. van & R. Pot, 2013. Verschillendocument KRW maatlatten SGBP1 en SGBP2. RoyalHaskoningDHV rapport 9X5373/R00002/902795/BW/DenB, in opdracht van Rijkswaterstaat WVL. Protocol toetsen en beoordelen, o.a. met regels voor de aggregatie < Faber W., D. Wielakker, A. Bak, J.L. Spier & S. Smulders, 2011. Richtlijn KRW Monitoring Oppervlaktewater en Protocol Toetsen & Beoordelen. Ministerie van Infrastructuur en Milieu < Ohm, M.; D. ten Hulscher & R. Smits. 2014. Richtlijn KRW Monitoring Oppervlaktewater en Protocol Toetsen & Beoordelen. Ministerie van Infrastructuur en Milieu Overige: < Jaarsma, N.G. 2009. Maatlatten Noordzeekanaal. Witteveen en Bos iov Rijkswaterstaat NoordHolland < Peeters, E.T.H.M.; H.J. de Lange; M.A.A. de la Haye & A.J.G Reeze, 2010. KRW-maatlat macrofauna voor zoet getijdenwater (R8). Hoofdrapport. Rapportnummer 228629-1, Grontmij, Amsterdam. < Peeters, E.T.H.M., H.J. de Lange, M.A.A. de la Haye, A.J.G. Reeze & J.F. Postma, 2012. KRW-maatlat macrofauna voor zoet getijdenwater (R8). Hoofdrapport. Ecofide projectnummer 43a. < Postma, J.F. & C.M. Keijzers 2012. De MWTL-monitoring van macrofauna in R8-water Een vergelijking met de maatlat-methoden. Ecofide projectnummer 62. http://www.roelfpot.nl/qbwat http://krw.stowa.nl - de maatlatdocumenten als downloads http://www.helpdeskwater.nl http://www.aquo.nl - standaarden UMAquo en Soortenlijsten TWN http://www.dosbox.com http://windows.microsoft.com/nl-be/windows7/install-and-use-windows-xp-mode-in-windows-7 http://www.deploymaster.com/ Bijlagen
( bijgewerkt: 19 mei 2015, programma-versie 5.33 )
18
Bijlage 1. Technische informatie Registratie-gegevens Het programma vraagt normaal slechts een keer om registratie. De registratiegegevens worden opgeslagen in het bestand QBWAT.REG in dezelfde directory als waar het programma zich bevindt. Dit is een plat ASCII tekst bestand. Als dit bestand wordt verwijderd of beschadigd raakt moet u zich opnieuw registreren, maar u kunt ook een back-up van het bestand maken (eventueel op papier en later met het programma kladblok opnieuw invoeren) en het herstellen. Als u voor de registratie dezelfde naam gebruikt op dezelfde harde schijf, dan kunt u ook dezelfde activatiecode weer gebruiken.
Twee versies De beide versies van QBWat, voglens de maatlatten van 2007 en van 2012 staan in twee subdirectories, resp. /4 en /5. De Windows interface QBWAT.EXE start /4/qbw.exe bij optie 4 en start /5/qbw.exe bij optie 5. De werking en startopties van beide versies zijn identiek.
Startopties QBWat is zonder tussenkomst van de gebruiker in een schil te starten als volgt: QBW
Starten met DOSBox (64-bits computers) In principe wordt start QBW.EXE in de DOSBox precies zo gestart als in een windows-dosbox, maar als DOSBox moet zelf ook via een commandline worden gestart en om dat proces in één keer te laten lopen is er een batch-file nodig. De manier waarop QBWat dat doet is als volgt: 1. Kopieer de invoerfile naar %APPDATA%\qbwat\ en geef deze een korte naam (8.3). 2. Maak een batch file met de commandline zoals die hierboven is uitgelegd, maar gebruik als ( bijgewerkt: 19 mei 2015, programma-versie 5.33 )
19
pad naar de map waarin QBWat is geïnstalleerd de aanduiding ‘D:’ start DOSBox als volgt (ervan uitgaande dat QBWat is geïnstalleerd in C:\QBWAT) : C:\QBWAT\DOSBox.exe %APPDATA%\qbwat\run.bat -c MOUNT D C:\QBWAT -exit -noconsole; sinds versie 5.30 wordt QBWat standaard in een submap in de applicatiemap geïnstalleerd. 4. kopieer de resultaatfiles terug uit %APPDATA%\qbwat\ en geef ze eventueel een langere naam N.B. %APPDATA% is een verwijzing naar de environment setting APPDATA, te vinden met het CMD-commando SET meestal iets als C:\Users\
File-format Comma-delimited (= comma-separated), komma of punt-komma als delimiter, dubbele aanhalingstekens als tekst-insluitende quotes (als het teken dat als delimiter wordt gebruikt binnen de quotes staat wordt het niet als delimiter beschouwd maar als onderdeel van de inhoud); de regel eindigt normaliter niet met een delimiter; ontbrekende waarden zijn toegestaan: de delimiters mogen daar aan elkaar worden geschreven (1,2,3,,,,7,8); als er waarden ontbreken in de achterste kolommen, dan mogen alle delimiters waarmee de dataregel eindigt ook worden weggelaten (1,2,3,,,,, = 1,2,3); regels mogen een onbeperkte lengte hebben, als ze maar eindigen met een CR/LF (N.B. sommige programma’s kunnen maar 255 of 1023 tekens op een regel schrijven en lezen; in zo’n geval wordt geadviseerd berekeningen eventueel in meerdere batches uit te voeren of het listing format te gebruiken); regels geheel zonder delimiter (ook niet als leesteken) zijn toegestaan voordat de eigenlijke dataregels beginnen, ze worden dan als titelregels geinterpreteerd en bij het inlezen genegeerd, ook lege regels worden genegeerd. De waarden zijn altijd decimale getallen, als decimaal teken mag een punt of een komma worden gebruikt. Als de komma ook als delimiter optreedt moet tenminste een waarde met een decimaalteken tussen quotes worden gezet om te voorkomen dat de komma als delimiter wordt gezien.
Inhoud (tabel format) De eerste dataregels moeten een aanduiding van de monsters bevatten, de eerste kolom van de eerste dataregel bevat een het woord ‘sample’ of ‘monster’, de eerste kolom van de tweede rij kan het woord ‘meetobject’ of ‘object’ of ‘location’ of ‘locatie’ bevatten, maar deze regel mag ook vóór de ‘sample’- rij komen of ontbreken. De volgende regel moet in de eerste rij het woord ‘type’ of ‘watertype’ bevatten. De betekenis van de inhoud in de andere kolommen wordt in eerdere hoofdstukken uitgelegd. De wijze van aanduiden van de monsters en de meetobjecten is vrij, nummering mag maar hoeft niet; in deze regels mogen geen ontbrekende waarden voorkomen en het aantal waarden in de eerste rij bepaalt het maximum aantal kolommen voor alle volgende dataregels. Als een verbijzonderingskolom wordt gebruikt, dan moet die leeg zijn in deze drie dataregels (alleen spaties en quotes zijn eventueel toegestaan). Volgende dataregels bevatten in de eerste kolom een keyword (niet case-sensitive, voor- en achterspaties toegestaan) en waarden in de volgende kolommen. Alle andere aanduidingen in de eerste kolom worden geïnterpreteerd als een soortsnaam. Regels waarin alleen in de eerste kolom iets staat en die daarna alleen delimiters kennen worden ook als leeg beschouwd. Dat geldt ook voor regels waar in de eerste regel een soortnaam staat en in de volgende kolommen alleen een 0 of niets.
Inhoud (listing format) De eerste regel moet de betekenis van de kolommen aanduiden, verplicht zijn: monster, type, keyword en value; voor het maken van een UMAquo-bestand zijn teven verplicht: meetobject, datum; niet verplicht maar wel sterk aan te raden zijn: meetpunt, ext, hoedanigheid, eenheid. De volgende regels bevatten wat op de eerste regel is aangegeven. De kolommen voor meetlocatie, meetpunt, monster, datum en type mogen leeg zijn op regels waar ze hetzelfde zijn als die er boven. Als keywords worden gebruikt: soortnamen, parameters en conversieaanduidingen; in de hoofdtekst wordt aangegeven aan welke voorwaarden deze moeten voldoen.
Getallen Alle waarden, behalve van de watertypen, moeten leesbare getallen zijn. Deze mogen alleen cijfers en eventueel een decimaal-teken bevatten. Het decimaal-teken moet in het gehele bestand hetzelfde zijn, een punt of een komma. Scheidingstekens voor duizendtallen in de vorm van een punt, een puntkomma of een spatie worden genegeerd, een %-teken wordt genegeerd. Een groter-dan-teken ( bijgewerkt: 19 mei 2015, programma-versie 5.33 )
20
wordt genegeerd, bij een kleiner-dan-teken wordt de waarde gehalveerd. N.B. Een scheidingsteken in de vorm van komma of punt is niet toegestaan bij gehele waarden omdat deze dan als decimaalteken wordt geïnterpreteerd! Dit is een vrijwel niet door de invoercontrole van QBWat te detecteren fout. Als er in het file punten en komma’s door elkaar worden gebruikt als decimaal-teken, of door onjuist gebruik van scheidingtekens bij duizendtallen deze verkeerd worden geïnterpreteerd, dan volgt een waarschuwing met de mogelijkheid de analyses af te breken. Als het getal 0 als meetwaarde wordt gelezen wordt de gebruiker gevraagd om aan te geven of daar echt 0 of een zeer klein getal mee wordt bedoeld. In het laatste getal wordt gerekend met de waarde 0,0001. Als een getal wordt voorafgegaan door het teken < dan wordt de helft van de waarde genomen. Als een getal wordt voorafgegaan door het teken > dan wordt dit genegeerd. De aanduidingen ‘-’ en ‘.’ worden beschouwd als ontbrekende waarden als er verder geen cijfers bij staan.
Soortnamen Voor soortnamen wordt de wetenschappelijke naam als keyword gebruikt. Spelling moet correct zijn, hoofdletters zijn irrelevant. Diverse vormen van tussen- en toevoegsels zoals subspecies, subspec, subsp en ssp, al dan niet met een punt worden wel herkend, maar dat geldt alleen voor de meest gangbare vormen.
Uitvoerfile De filenaam is default hetzelfde als van de invoerfile maar met een _ achter de filenaam of _res bij de Windows-interface. Het format is ook als invoerfile, maar voor het decimaal-teken wordt de punt gebruikt, voor de delimiter wordt hetzelfde teken gebruikt als in het invoerfile. Quotes worden niet gebruikt.
Logfile Defilenaam is default hetzelfde als van de invoerfile maar met een ! achter de filenaam of _log bij de Windows-interface. Het format is platte ASCII tekst en de default extensie is .txt
UMAquo-file Het UMAquo-bestand wordt geschreven volgens de aquo-standaard van het Informatiehuis Water (voorheen IDSW). Info hierover op de website http://www.aquo.nl/standaarden/
Systeemeisen QBW draait onder MS-DOS vanaf versie 3.1 en alle daarna verschenen versies van DOS en Windows. QBWat draait onder alle Windows-versies vanaf Windows95 Voor 64-bits versies van Windows is het freeware pakket DOSBox, versie 0.74 gebruikt als DOSemulator. De overige systeemeisen (processor, geheugen, harde schijfruimte, scherm, etc) zijn minimaal. Voor downloaden en registratie is een internetverbinding en een geldig email-adres nodig, maar niet per se vanaf de PC waarop het programma wordt geïnstalleerd. QBWat, QBW en DOSBox schrijven geen informatie in het Windows-register, wel in de user-directory (systeem-variable: %appdata%/qbwat). Het installatie programma SetupQBWatxxx schrijft twee sleutels in het Windows-register HKEY_CURRENT_USER en HKEY_LOCAL_MACHINE met de naam QBWat. Het de-installatieprogramma UnDeploy verwijderd deze weer.
Credits - QBWat is geschreven door Roelf Pot - Het eigenlijk programma QBWat (QBW.EXE) is geschreven in TurboPascal 7 (Borland) met gebruikmaking van Object Professional 1.30 (TurboPower), Btree Filer 5.41 (TurboPower) en de database engine van OpName2 (Roelf Pot); De Windows interface (QBWAT.EXE) is geschreven in Delphi XE (Embarcadero). De broncode voor de Windows interface is beschikbaar als voorbeeld voor programmeurs die zelf een interface voor QBWat willen schrijven, bijvoorbeeld binnen hun eigen database-systeem (aanvragen per e-mail). - DOSBox is een freeware programma, voor informatie wordt verwezen naar www.dosbox.com. - Het installatieprogramma is gemaakt met DeployMaster van Just Great Software Co. Ltd. - In de ontwikkelingsfase hebben de volgende personen data geleverd voor testen, zelf getest of anderszins geholpen fouten op te sporen: Gertie Arts (Alterra), Gertie Schmidt (Waterschap Regge en ( bijgewerkt: 19 mei 2015, programma-versie 5.33 )
21
Dinkel), Niels Evers (Royal Haskoning), Leo van Ballegooijen (RIZA), Martine de Vos (Royal Haskoning/WUR), Paul Jeschar (Waterschap Brabantse Delta), Brenda Arends (Waterschap Aa en Maas), Bert Knol (Waterschap Regge en Dinkel), Marco Beers (Aqua Terra), Alexander Klink (Hydrobiologisch Adviesburo Klink ), Marion Geerink (Waterschap Vallei en Eem), Iwan de Vries (waterschap Velt en Vecht), Reinder Torenbeek (Torenbeek Consultant) en vele anderen.
( bijgewerkt: 19 mei 2015, programma-versie 5.33 )
22
Bijlage 2. Overzicht van maatlatten De beoordeling wordt uitgevoerd voor alle watertypen waarover de maatlatten zijn gepubliceerd. Natuurlijke watertypen in Van der Molen en Pot, 2007a en Van der Molen et al, 2012 inclusief errata: < < < < < < <
M12 M14 M20 M21 M23 M27 M30
< < < < < <
M31 R4 R5 R6 R7 R8
< < < < < < <
R12 R13 R14 R15 R16 R17 R18
Kleine ondiepe zwak gebufferde plassen (vennen) Ondiepe gebufferde plassen Matig grote diepe gebufferde meren Grote diepe gebufferde meren Grote ondiepe kalkrijke plassen Matig grote ondiepe laagveenplassen Zwak brakke wateren N.B. Voor macrofauna zijn er drie varianten die binnen één waterlichaam kunnen voorkomen, en die met de parameter ‘chloride’ moet worden onderscheiden. Kleine brakke tot zoute wateren Permanent langzaamstromende bovenloop op zand Langzaam stromende middenloop/benedenloop op zand Langzaam stromend riviertje op zand/klei Langzaam stromende rivier/nevengeul op zand/klei Zoet getijdenwater (uitlopers rivier) op zand/klei NB voor macrofauna opgesplitst in R8a en R8b, zie verderop Langzaam stromende middenloop/benedenloop op veenbodem Snelstromende bovenloop op zand Snelstromende middenloop/benedenloop op zand Snelstromend riviertje op kiezelhoudende bodem Snelstromende rivier/nevengeul op zandbodem of grind Snelstromende bovenloop op kalkhoudende bodem Snelstromende middenloop/benedenloop op kalkhoudende bodem
Maatlat voor macrofauna in type R8 in Peeters e.a. 2012 en Van der Molen et al, 2012 (zie bijlage 4); voor aggregatie worden deze niet als afzonderlijke typen beschouwd maar als varianten die binnen één waterlichaam kunnen voorkomen: < R8a < R8b
Zoet getijdenwater (uitlopers rivier) op zand/klei, hoofdstromen Zoet getijdenwater (uitlopers rivier) op zand/klei, zijstromen (m.n. Biesbosch)
Overige (kleinere) watertypen in Van der Molen en Pot, 2007b en Van er Molen et al., 2013: < < < < < < < < < < < < < < < < <
M5 M11 M13 M16 M17 M18 M22 M24 M25 M26 M28 R1 R2 R3 R9 R10 R11
Ondiep lijnvormig water, open verbinding met rivier/ geïnundeerd Kleine ondiepe gebufferde plassen Kleine ondiepe zure plassen (vennen) Diepe gebufferde meren Diepe zwakgebufferde meren Diepe zure meren Kleine ondiepe kalkrijke plassen Diepe kalkrijke meren (alleen maatlatversie 4) Ondiepe laagveenplassen Ondiepe zwak gebufferde hoogveenplassen/vennen Diepe laagveenmeren (alleen maatlatversie 4) Droogvallende bron (NB voor fytobenthos opgesplitst in R1a en R1b) Permanente bron (NB voor fytobenthos opgesplitst in R2a en R2b) Droogvallende langzaam stromende bovenloop op zand Langzaam stromende bovenloop op kalkhoudende bodem Langzaam stromende middenloop op kalkhoudende bodem Langzaam stromende bovenloop op veenbodem
De maatlatten voor fytobenthos zijn bij de bronnen opgesplitst en moeten zo worden aangeboden: < R1a en R2a kalkarme bronnen < R1b en R2b kalkrijke bronnen ( bijgewerkt: 19 mei 2015, programma-versie 5.33 )
23
Default MEP/GEP voor kunstmatige wateren in Evers & Knoben, 2007 en Evers & Knoben, 2012 inclusief errata: < < < < < < < < < < < <
M1a M1b M2 M3 M4 M6a M6b M7a M7b M8 M9 M10
Gebufferde sloten (overgangssloten, sloten in rivierengebied), zoete variant Gebufferde sloten (overgangssloten, sloten in rivierengebied), niet zoete variant Zwak gebufferde sloten (poldersloten) Gebufferde (regionale) kanalen Zwak gebufferde (regionale) kanalen Grote ondiepe kanalen, variant zonder scheepvaart Grote ondiepe kanalen, variant met scheepvaart Grote diepe kanalen, variant zonder scheepvaart Grote diepe kanalen, variant met scheepvaart Gebufferde laagveensloten Zwak gebufferde hoogveen sloten Laagveen vaarten en kanalen
(Nog) niet opgenomen: < < < < <
M32 O2 K1 K2 K3
Grote brakke tot zoute meren Estuarium met matig getijverschil Kustwater, open en polyhalien Kustwater, beschut en polyhalien Kustwater, open en euhalien
Typen die helemaal niet zijn uitgewerkt en waarvoor geen maatlatten bestaan: < < < <
M15 M19 M29 O1
Ondiepe grote gebufferde meren Diepe meren in open verbinding met rivier Matig grote diepe laagveenmeren Estuarium met beperkt getijverschil
< M24 en M28 zijn ook in versie 5 niet (meer) uitgewerkt in Van der Molen et al., 2013 Maatlat die is ontwikkeld voor het Noordzeekanaal (zie bijlage 3, 4). (alleen maatlatversie 4) < NZKa < NZKb < NZKc
Noordzeekanaal, deelgebied west Noordzeekanaal, deelgebied midden Noordzeekanaal, deelgebied oost
( bijgewerkt: 19 mei 2015, programma-versie 5.33 )
24
Bijlage 3. Maatlatten Noordzeekanaal Voor Rijkswaterstaat directie Noord-Holland en Witteveen+Bos is per versie 4.20 een uitbreiding gemaakt waarmee de maatlatten die voor het Noordzeekanaal zijn ontwikkeld kunnen worden berekend. Er zijn drie maatlatten voor de drie delen van het waterlichaam die sterk verschillen in zoutgehalte en die voor de vissen zijn afgeleid van de maatlatten voor M30 en M32. Voor de macrofauna zijn nieuwe maatlatten ontwikkeld. Deze maatlatten wijken in een aantal opzichten af van de maatlatten voor natuurlijke wateren: < voor macrofauna zijn er twee nieuwe deelmaatlatten: soortensamenstelling en biomassa < macrofauna wordt in alle deelmaatlatten beoordeeld op biomassa per soort, niet op aantal per soort < de berekening van alle deelmaatlatten voor macrofauna is op de wijze waarop ook de vissenmaatlatten voor de gebufferde meren-typen plaatsvindt: de klassengrenzen zijn gedefinieerd voor meetwaarden en daartussen vindt lineaire interpolatie plaats < er is een extra deelmaatlat voor de abundantie van vissen: biomassa < de deelmaatlatten voor biomassa (macrofauna zowel als vissen) kennen een optimum voor de referentie < de beoordeling van de deelmaatlat voor biomassa van vissen wordt even zwaar gewogen als de andere deelmaatlatten voor abundantie; samen wegen deze even zwaar als de deelmaatlatten voor soortensamenstelling samen. Eisen voor de invoerfile < de waarnemingen voor macrofauna worden in g/m2 opgegeven < de waarnemingen voor vissen worden in kg/ha opgegeven < voor een complete waterlichaam-beoordeling worden drie monsters voor de drie onderdelen van het noordzeekanaal ingevoerd, de complete beoordeling volgt na aggregatie < voor ‘type’ wordt M30 ingevuld < in een extra veld ‘atype’ wordt de aanduiding ‘NKZa’, ‘NKZb’ resp. ‘NKZc’ ingevuld (er mag een koppelteken in staan: ‘NZK-a’); als dit veld leeg is wordt volgens M30 beoordeeld < bij een tabelformat is een extra regel opgenomen, na de regel met ‘type’; op deze regel staat ‘atype’ als trefwoord in de eerste kolom en staat de verwijzing NZKa etc in de kolom van het monster < bij een listingformat is een extra regel opgenomen, met in de kolom ‘sample’ de monsteraanduiding, in de kolom ‘keyword’ de aanduiding ‘atype’ en in de kolom ‘value’ de verwijzing ‘NZKa’ etc, de overige kolommen zijn niet relevant; deze regel mag niet vóór de eerste normale regel van het betreffende monster komen, maar mag eventueel wel helemaal aan het eind van het file. < als meetobject (locatie) wordt voor alle drie de monsters dezelfde aanduiding aangegeven < er wordt een datum met het zelfde jaartal (of alleen het jaartal) bij de drie monsters gezet < er moet een weging worden aangeven voor de middeling van de drie deelgebieden Aanbevelingen voor de invoerfile: < het verdient aanbeveling om de soorten te verbijzonderen: kolom EXT met de aanduiding I of MACFT voor macrofauna en V of VISSN voor vissen teneinde de deelmaatlat voor biomassa en soortensamenstelling correct te berekenen < een aanduiding voor VISTOTAAL en MFTOTAAL is als alternatief ook mogelijk, de deelmaatlat voor biomassa wordt dan daarop gebaseerd, maar de deelmaatlat voor soortensamenstelling voor macrofauna wordt niet correct berekend als er niet-herkende taxa in de invoerfile staan; in de uitvoerfile wordt aangegeven of er soorten niet zijn herkend Uitbreiding in de uitvoerfile ten opzichte van de natuurlijke wateren < Er zijn een viertal extra regels voor de deelmaatlatten voor macrofauna; omdat de berekening van de positief dominante en negatief dominante soorten is gebaseerd op biomassa staan deze op een andere regel dan voor monsters van een natuurlijk type; ook voor de twee extra deelmaatlatten zijn nieuwe regels < op de eerste regel voor de tussenresultaten voor macrofauna (3.0 totale abundantie) staat de totale biomassa waarmee is gerekend; bij de natuurlijke typen staat daar de som van de abundantieklassen na conversie uit de aantallen per monster < bij de deelmaatlatten voor vissen staat een extra deelmaatlat voor biomassa < de score van de soorten macrofauna wordt aangeduid in percentage van het totaal
( bijgewerkt: 19 mei 2015, programma-versie 5.33 )
25
Bijlage 4. Maatlat macrofauna voor zoet getijdewater (R8) Voor Rijkswaterstaat directie Zuid-Holland is een nieuw versie van de maatlat voor macrofauna voor het type R8, zoete getijdenwateren, gemaakt (Peeters e.a. 2010). De maatlatten zijn na herijking (Peeters e.a. 2012) goedgekeurd en opgenomen in het maatlatdocument (Van der Molen e.a. 2012). De maatlat is opnieuw bijgesteld in 2014, met name door het referentie-aantal genera aan te passen (Postma & Keijzers, 2014). De beoordeling werd tot aan QBWat versie 4.21 berekend volgens de conceptmaatlat uit Van der Molen (2004), maar dat is niet meer mogelijk, ook niet met optie 4, oude maatlatten. Deze nieuwe maatlat wijkt in een aantal opzichten af van de andere maatlatten voor rivieren: < er zijn vijf (nieuwe) deelmaatlatten waarvan twee met meerdere maatstaven < zoetwater profundaal < algemene verstoring < diversiteit profundaal < volledigheid voedselweb < dichtheden < sedimentvervuiling < vervuilingsindicatoren < dichtheid vervuilingsindicatoren < zoetwater litoraal < diversiteit litoraal < er worden twee verschillende typen monsters beoordeeld, profundaal en litoraal voor resp. de eerste drie en de laatste twee deelmaatlatten. < er wordt in één van de deelmaatlatten beoordeeld op aantal individuen per m2, bij de andere deelmaatlatten op de verhouding ten opzichte van het totaal < behalve taxa die niet tot de macrofauna behoren, moeten er ook bepaalde taxa die daartoe wel behoren worden genegeerd < er wordt vanuit gegaan dat de profundaal monsters zijn genomen met een box-core happer met 5 happen, waardoor een totale oppervlakte per monster van 0,3 m2 is bemonsterd, afwijkende monsteroppervlakte heeft invloed op de berekening en moet worden aangegeven < bij aggregatie van de monsters in het zelfde waterlichaam en in hetzelfde jaar worden de scores van de deelmaatlatten voor profundaal en litoraal apart gemiddeld, waarna de laagste waarde als eindbeoordeling wordt gebruikt; er moet voor een correcte beoordeling altijd minimaal één profundaal en één litoraal monster worden beoordeeld. < Voor de Biesbosch zijn andere referentie waarden bij enkele deelmaatlatten dan voor de hoofdstromen, daarom worden er twee subtypen onderscheiden. QBWat kan met al deze eisen omgaan, maar voor ‘type’ moet bij de monsters R8a (hoofdstromen) en R8b (Biesbosch) worden gebruikt; als voor ‘type’ R8 wordt ingevuld dan wordt er volgens de oude concept-maatlat beoordeeld. Eisen voor de invoerfile < voor ‘type’ wordt R8a of R8b worden ingevuld voor respectievelijk hoofdstromen en Biesbosch < er moet bij elk monster worden aangegeven of het van het profundaal of litoraal komt met tenminste de eerste letters, ‘P’ resp ‘L’, andere (eerste) letters zijn niet mogelijk < bij een tabelformat is een extra regel opgenomen, na de regel met ‘type’; op deze regel staat ‘atype’ als trefwoord in de eerste kolom en staat de verwijzing ‘P’ of ‘L’ in de kolom van het monster < bij een listingformat is een extra regel opgenomen, met in de kolom ‘sample’ de monsteraanduiding, in de kolom ‘keyword’ de aanduiding ‘atype’ en in de kolom ‘value’ de verwijzing ‘P’ of ‘L’, de overige kolommen zijn niet relevant; deze regel mag niet vóór de eerste normale regel van het betreffende monster komen, maar mag eventueel wel helemaal aan het eind van het file. < de soorten moeten worden opgegeven in aantal individuen/monster (veranderd sinds versie 5.32). < er wordt vanuit gegaan dat profundaal-monsters bestaan uit 5 box-core happen met een oppervlakte van 0,06 meter per hap. Als dat niet zo is dan moet de conversiefactor ‘im’ worden gebruikt: deze conversiefactor geeft aan hoe groot het monster was in m2 bemonsterd oppervlak. Eventueel kan het aantal happen worden opgegeven met de conversiefactor ‘ih’ als alleen het aantal happen met de standaard box-core sampler afwijkt. De conversiefactoren ‘im’ en ‘ih’ kunnen ( bijgewerkt: 19 mei 2015, programma-versie 5.33 )
26
niet in combinatie worden toegepast (‘im’ gaat voor ‘ih’) (veranderd sinds versie 5.32). Nieuw en typisch in de uitvoerfile: Bij de deelmaatlatscores wordt van alle deelmaatlatten en maatstaven de ekr-waarde gegeven en van de genera en de dichtheid ook het aantal, van de gilden wordt aangegeven welke er in het monster zijn aangetroffen. Er is een nieuwe categorie soorten: die welke wel herkend worden, maar worden uitgesloten van de boordeling. Dit is in feite zelfde als niet relevante soorten en ze worden daar dan ook weergegeven. Er zijn echter ook soorten die niet indiceren voor brak, zoet of sedimentvervuiling, maar daarmee nog tot de niet relevante soorten behoren, ze doen namelijk wel mee met het tellen van de genera en de gilden zijn. Omdat niet relevant daarvoor dus niet van toepassing komen ze in de categorie nietindicerend. Bij nader inzien blijkt dit ook een beter aanduiding voor de soorten uit de andere maatlatten die geen specifieke waarde indiceren, vrijwel altijd spelen ze namelijk toch wel een rol in de berekening, bijvoorbeeld voor het vaststellen van het totale soortenaantal of de totale monstergrootte. Daarom wordt de term niet-indicerend daar nu steeds voor gebruikt. Niet relevante soorten zijn daarmee de echte nieuwe categorie en komen alleen bij de nieuwe maatlat voor macrofauna van R8 voor. Dus: < niet indicerende soorten: soorten die niet indicerend zijn voor zoet- of brak water en niet voor sedimentvervuiling, ze tellen wel mee voor het vastellen van het aantal genera, de gilden en de dichtheid. < niet relevante soorten: soorten die wel worden herkend als macrofauna, maar in stap 2 worden uitsloten van beoordeling Binnen het huidige uitvoerformat is het niet mogelijk om van alle soorten aan te geven welke genera er worden geïdentificeerd in de monsters en welke gilden er door welke soorten worden vertegenwoordigd.
( bijgewerkt: 19 mei 2015, programma-versie 5.33 )
27