Handleiding Participatieplan Windenergie op Land
Inhoudsopgave 1
Voorwoord Waarom een participatieplan 2 2.1 Participatie is de sleutel tot 6000 MW 2.2 Achtergrond van het participatieplan 2.3 Wat is een participatieplan?
4
Zeven richtsnoeren voor het participatieplan 4 4.1 Richtsnoer 1: Bepaal welke ruimte voor participatie bestaat. Stel vast welke besluiten vastliggen. 4.2 Richtsnoer 2: Identificeer de project-specifieke uitdagingen en de daaraan gekoppelde stakeholders. 4.3 Richtsnoer 3: Onderken de verschuiving van verantwoordelijkheden van overheid naar ontwikkelaar in het ontwikkelproces. 4.4 Richtsnoer 4: Kies voor meerwaarde voor de omgeving. Kies alleen voor participatie-instrumenten waaraan de omgeving daadwerkelijk behoefte heeft. 4.5 Richtsnoer 5: Heb oog voor de businesscase. 4.6 Richtsnoer 6: Onderken de juridische beperkingen voor de overheid. 4.7 Richtsnoer 7: Onderken dat het participatieplan niet wettelijk is geregeld.
14 15
6 7
39 70
Hoe deze Handleiding te gebruiken? 3 3.1 Opzet van de Handleiding 3.2 Doelgroep
5 5.1 5.2 5.3 5.4 5.5
Amsterdam 2 april 2015
Projectfases van een windpark Beleidsvormingsfase Vergunningverleningsfase Contracteringssfase Bouwfase Exploitatiefase Participatie-instrumenten Epiloog Bijlage: Begrippenlijst
6 6 6 8 9 9 10
16 18
19
20 21 22
23 27 30 34 36 37
4
Handleiding Participatieplan Windenergie op Land
Handleiding Participatieplan Windenergie op Land
1 Voorwoord 1.1 Per 2020 moet in totaal 6000 MW aan windenergie op land operationeel zijn. Steeds meer partijen zijn ervan overtuigd dat die doelstelling alleen kan worden gehaald als alle stakeholders bij een windproject – overheden, ontwikkelaars en omgeving samenwerken.
1.2 Bij de totstandkoming van deze samenwerking tussen overheden, ontwikkelaars en de omgeving kan het opstellen van een participatieplan een belangrijke rol spelen. In een participatieplan kan inzichtelijk worden gemaakt (en worden onderbouwd) op welke wijze de omgeving bij een windpark wordt betrokken en de overheden, ontwikkelaar en omgeving met elkaar samenwerken. Onder een participatieplan verstaan wij dus: het document waarin (per projectfase van een windpark) staat welke instrumenten worden ingezet in het kader van de samenwerking tussen overheden, de ontwikkelaar en de omgeving bij een windpark. Deze instrumenten noemen wij participatie-instrumenten. 1.3 Hoewel een breed publiek het concept van een participatieplan omarmt, bestaat er in de praktijk onduidelijkheid over wat er concreet in een participatieplan zou moeten staan en hoe je tot een breed gedragen participatieplan komt. Verder bestaat er geen alomvattend overzicht van de instrumenten waarmee participatie kan worden gerealiseerd. Wel is duidelijk dat deze instrumenten zowel juridisch als niet-juridisch van aard zijn. Bovendien is het wenselijk te putten uit de ervaringen met (bestaande) windprojecten. Een goed participatieplan heeft daarom een interdisciplinair karakter. Tegen deze achtergrond hebben Houthoff Buruma en Ecofys hun krachten gebundeld. In de Handleiding Participatieplan Windenergie op Land (“Handleiding”) geven Houthoff Buruma en Ecofys gezamenlijk een antwoord op de vraag wat in een participatieplan zou moeten staan en welke instrumenten voor participatie kunnen worden ingezet. Daarbij richten wij ons tot alle stakeholders bij een windpark: overheden, ontwikkelaars en de omgeving.
1.4 Deze Handleiding geeft een handzaam en gestructureerd overzicht hoe participatie in alle fasen van de ontwikkeling van een windpark kan worden opgezet. Dat doen wij door het geven
van 7 richtsnoeren en het uitwerken van 5 projectfases en 28 (participatie)instrumenten. Het is onze bedoeling dat het met deze structuur makkelijker wordt om met alle stakeholders een proces in te richten dat leidt tot een breed gedragen windpark. In hoofdstuk 3 werken wij uit hoe deze Handleiding kan worden gebruikt.
1.5 Wij hebben de Handleiding geschreven voor overheden en ontwikkelaars die een participatieplan opstellen. Zij kunnen de Handleiding bijvoorbeeld raadplegen voordat zij de omgeving benaderen voor een co-creatie van een participatieplan. Ook omwonenden van een windproject kunnen uit de Handleiding putten en op die wijze gebruik maken van de ervaringen met andere windparken.
1.6 Bij het schrijven van deze Handleiding was het geven van een uitputtend overzicht niet het uitgangspunt. De voorgestelde richtsnoeren en participatie-instrumenten zijn bovendien niet in beton gegoten. De komende maanden kan deze Handleiding op basis van praktijkervaringen, best practices en suggesties uit de markt worden aangevuld, gewijzigd en aangescherpt. Naar onze overtuiging is dat de beste wijze om te komen tot een breed gedragen Handleiding Participatieplan Windenergie op Land.
1.7 Bij het opstellen van deze Handleiding zijn we geadviseerd door een aantal stakeholders vanuit de markt. Dit betreffen NUON, de VNG en de Natuur en Milieufederaties. Deze partijen fungeerden als een klankbordgroep en hebben in een aantal sessies mede vorm en inhoud gegeven aan deze Handleiding. We danken deze organisaties hartelijk voor hun advies en medewerking. Zonder deze inbreng was de totstandkoming van deze Handleiding niet mogelijk geweest.
Contactgegevens Marjolein Dieperink Advocaat bij Houthoff Buruma
[email protected] +31 (0)6 4353 9597
Bob Schulte Managing Consultant bij Ecofys
[email protected] +31 (0)6 5230 8982
5
6
Handleiding Participatieplan Windenergie op Land
Handleiding Participatieplan Windenergie op Land
2 Waarom een participatieplan? 2.1 Participatie is de sleutel tot 6000 MW Per 2020 moet in totaal 6000 MW aan windenergie op land operationeel zijn. Het is algemeen geaccepteerd dat die doelstelling alleen kan worden gehaald als door alle stakeholders – overheden, ontwikkelaars en omgeving – bij een windproject wordt samengewerkt. In dat kader wordt ook wel gesproken over participatie (door de omgeving). Deze samenwerking door de stakeholders of participatie kan worden uitgewerkt in een participatieplan.
De Nederlandse Vereniging Omwonenden Windturbines (‘NLVOW’) heeft eveneens een standpunt bekend gemaakt over de wijze waarop de omgeving moet worden betrokken bij een windproject, de ‘Gedragscode Windenergie op Land, Samen naar Duurzaam’ (‘de NLVOW-gedragscode’). En verder heeft de Vereniging Eigen Huis (‘VEH’) op 20 januari 2015 zeven spelregels voor windenergie op land geformuleerd (‘de VEH-spelregels’). De NLVOWgedragscode en VEH-spelregels hebben niet als uitgangspunt dat een participatieplan moet worden opgesteld. Beide geven wel het belang aan van het betrekken van de omgeving vanaf de beginfase van de planontwikkeling.
2.2 Achtergrond van het participatieplan In het Energieakkoord (september 2013) is afgesproken dat in 2020 6000 MW windenergie op land operationeel moet zijn. Over participatie staat in het Energieakkoord: “Bij windprojecten (meer dan 15 megawatt) wordt voorafgaand aan een project gezamenlijk met betrokken overheden een Participatieplan opgesteld. Dit wordt verankerd in de Omgevingswet.” Deze afspraak in het Energieakkoord is uitgewerkt in de gedragscode ‘Draagvlak en Participatie wind op land’ uit september 2014. Deze gedragscode is opgesteld door de Nederlandse Wind Energie Associatie (‘NWEA’), in samenspraak met natuur- en milieuorganisaties (de Natuur en Milieufederaties, Natuur & Milieu en Greenpeace); hierna: ‘de NWEA-gedragscode’. Net als het Energieakkoord, neemt de gedragscode van NWEA tot uitgangspunt dat bij windenergieprojecten een participatieplan wordt opgesteld. Dat plan dient te omschrijven hoe en wanneer de omgeving wordt betrokken en een stem moet krijgen bij de besluitvorming over de aanleg van een windpark. Wat precies onder een participatieplan wordt verstaan staat niet in de NWEA-gedragscode. Volgens deze gedragscode ligt de primaire verantwoordelijkheid voor het participatieplan bij de ontwikkelaars. Een verklaring hiervoor is dat de NWEA-gedragscode alleen betrekking heeft op de vergunningverleningsfase en opvolgende fases. Vanaf het moment dat er een ontwikkelaar bekend is (en dat is vaak na de beleidsvormingsfase) is de ontwikkelaar verantwoordelijk voor het opstellen van een participatieplan in samenspraak met de omgeving en overheden.
De NLVOW-gedragscode en de VEH-spelregels zijn betrokken in deze Handleiding. Dit heeft er onder meer toe geleid dat wij in deze Handleiding uitvoerig ingaan op de beleidsvormingsfase voor een windenergieproject. Dit is de fase waarin primair de overheid aan zet is, een locatiekeuze moet worden gemaakt en er nog geen ontwikkelaar in beeld hoeft te zijn. De NLVOW en de VEH hebben er in onze ogen terecht op gewezen dat participatie door de omgeving en een goede samenwerking tussen ontwikkelaars, overheden en de omgeving al vanaf dat moment een aandachtspunt moet zijn.
1 In het huidige wetsvoorstel Omgevingswet (TK 2013/14, 33 962, nr. 2) wordt geen participatieplan voorgeschreven. Wel regelt het wetsvoorstel, ingeval van complexe projecten waarvoor de besluitvorming middels een projectbesluit plaatsvindt, dat in zo’n projectbesluit dient te worden aangegeven hoe burgers, bedrijven, maatschappelijke organisaties en bestuursorganen bij de voorbereiding daarvan zijn betrokken (art. 5.49 van het wetvoorstel). 2 T K 2014/15, 33 962, 12 (Nota naar aanleiding van het verslag d.d. 18 februari 2015) § 6.3. 3 T K 2014/15, 33 962, 12 (Nota naar aanleiding van het verslag d.d. 18 februari 2015) o.a. § 6.3 en § 9.1.2.
Tot slot willen we er op wijzen dat de Omgevingswet (vanaf 2018) zal voorschrijven dat bij complexe projecten publieksparticipatie verplicht is.1 Uit de parlementaire geschiedenis van de Omgevingswet volgt dat participatie door de betrokken stakeholders reeds in de beleidsvormingsfase zou moeten plaatsvinden.2 Dit sluit aan bij de NLVOW-gedragscode en de VEH-spelregels. De wijze waarop participatie dient plaats te vinden, zal in de Omgevingswet niet gedetailleerd worden uitgewerkt. De reden daarvoor is dat participatie een specifiek op de situatie toegesneden aanpak vraagt.3 Deze Handleiding sluit één op één bij deze insteek van de Omgevingswet aan. In deze Handleiding geven wij namelijk richtsnoeren waarmee op basis van de specifieke kenmerken van een project en de lokale problematiek de samenwerking door de verschillende stakeholders kan worden vormgegeven.
7
8
Handleiding Participatieplan Windenergie op Land
Handleiding Participatieplan Windenergie op Land
3 Hoe deze Handleiding te gebruiken? Concluderend hebben het Energieakkoord, de NWEA- en NLVOWgedragscodes en de VEH-spelregels met elkaar gemeen dat daarin uitgangspunt is dat bij de ontwikkeling van een windproject de betrokken overheden, ontwikkelaars en omgeving al in een vroeg stadium met elkaar in gesprek gaan en afspraken maken over de ontwikkeling en exploitatie van een windproject. Het wetsvoorstel Omgevingswet sluit hierbij aan. In het Energieakkoord en in de NWEA-gedragscode wordt uitgegaan van een participatieplan. In de andere documenten wordt weliswaar niet expliciet gesproken over een participatieplan, maar wij nemen aan dat het wenselijk is om een document op te stellen waarin wordt beschreven op welke wijze de omgeving bij een project wordt betrokken en de overheden, ontwikkelaar en omgeving met elkaar samenwerken.
2.3 Wat is een participatieplan? In deze Handleiding verstaan wij onder een participatieplan: het document waarin (per projectfase van een windpark) staat welke instrumenten worden ingezet in het kader van de samenwerking tussen overheden, de ontwikkelaar en de omgeving bij een windpark. Deze instrumenten noemen wij de participatieinstrumenten. In deze Handleiding nemen wij expliciet tot uitgangspunt dat de overheid een participatieplan al opstelt en uitvoert voorafgaand aan de locatiekeuze (en ontwikkelaarkeuze); zie ook richtsnoer 3 (hoofdstuk 4).
3.1 Opzet van de Handleiding In deze Handleiding presenteren wij aan overheden en ontwikkelaars een gestructureerde aanpak om, samen met de omgeving, te komen tot een onderbouwde keuze van de participatie-instrumenten die in een concreet project worden ingezet. Onze voorstelling daarbij is dat die keuze wordt neergelegd in een participatieplan. Het participatieplan is dus het document waarin (per projectfase van een windpark) wordt aangegeven voor welke instrumenten is gekozen. De door ons voorgestelde aanpak houdt in dat aan de hand van 7 richtsnoeren wordt bepaald welke participatie-instrumenten kunnen worden ingezet. In lijn met deze aanpak is de opzet van de Handleiding als volgt: – In hoofdstuk 4 geven we 7 richtsnoeren voor het opstellen van een participatieplan. De richtsnoeren zijn bedoeld om op hoofdlijnen de opzet en invulling van een participatieplan te bepalen.
– In hoofdstuk 5 maken wij het ontwikkelingstraject van een windpark inzichtelijk door 5 projectfases te beschrijven. Dit hoofdstuk vormt een uitwerking van richtsnoer 2: identificeer de project-specifieke uitdagingen en daaraan gekoppelde stakeholders. In iedere ontwikkelingsfase kunnen andere uitdagingen spelen om het draagvlak vanuit de omgeving te creëren en behouden. Voorafgaand aan het opstellen van een participatieplan zouden de project-specifieke uitdagingen per fase moeten worden benoemd. Op basis daarvan kan vervolgens worden bepaald welke instrumenten kunnen worden ingezet om die uitdagingen het hoofd te bieden. In hoofdstuk 5 schetsen wij, per fase, welke uitdagingen kunnen spelen. – In hoofdstuk 6 geven wij tenslotte een overzicht van 28 participatie-instrumenten die in het ontwikkelingstraject van een windpark kunnen worden ingezet. Per instrument geven wij een aantal praktische aanwijzingen. Deze Handleiding zou de komende tijd kunnen worden aangevuld door concrete (succesvolle en minder succesvolle) toepassingen van deze
9
10
Handleiding Participatieplan Windenergie op Land
Handleiding Participatieplan Windenergie op Land
instrumenten te benoemen. Wij houden ons daar graag voor aanbevolen.
Wij hebben (vooralsnog) geen model-participatieplan gemaakt. Het maken van een participatieplan is maatwerk, afgestemd op de lokale situatie. Elk project is uniek, bij elk project spelen andere zaken een rol en zijn er andere uitdagingen. Een aantal participatie-instrumenten is wettelijk verplicht, maar voor de meeste instrumenten geldt dat per project een keuze moet worden gemaakt omtrent de inzet. Deze keuzes moeten in samenspraak met de omgeving worden gemaakt, op basis van de (door ons gegeven) richtsnoeren (hoofdstuk 4) en de projectspecifieke uitdagingen (zie hoofdstuk 5). In een participatieplan worden deze verantwoord.
3.2 Doelgroep De Handleiding is bedoeld voor alle stakeholders bij een project voor windenergie op land. Dit zijn overheden, ontwikkelaars en omgeving.
Overheden: gemeenten en provincies De Handleiding geeft overheden richtsnoeren voor het opstellen en uitvoeren van een participatieplan in de fase van beleidsvorming. In die fase worden klimaatdoelstellingen vertaald naar een concrete doelstelling voor windenergie in de provincie of de gemeente en worden een locatie voor het windpark en een ontwikkelaar gekozen. Ontwikkelaars: energiebedrijven, windontwikkelaars, windverenigingen, coöperaties, etc. De Handleiding geeft ontwikkelaars richtsnoeren voor het opstellen en uitvoeren van een participatieplan in de fase van vergunningverlening. In de daarop volgende fases van een windproject - de contracteringsfase, de bouwfase en de exploitatiefase - moet het participatieplan verder worden uitgewerkt en uitgevoerd. Elk van deze fases kent specifieke participatie-instrumenten. Zo kan een ontwikkelaar financiële participatie door middel van aandelenuitgifte in de vergunningverleningsfase in het participatieplan opnemen, maar gaan wij ervan uit dat die aandelenuitgifte (bij een externe (bank) financiering) pas in de exploitatiefase wordt geëffectueerd.
Omgeving: omwonenden, bedrijven, natuur- en milieuorganisaties De omgeving moet worden betrokken bij het opstellen en uitvoeren van een participatieplan. De verantwoordelijkheid hiervoor ligt bij de overheden en ontwikkelaars. Met deze Handleiding beogen wij de omgeving inzicht te geven in de verschillende fases van een ontwikkelingsproces van een windpark en de instrumenten waarmee zij kunnen worden betrokken.
4 H et begrip belanghebbende wordt geregeld in art. 1:2 Awb. Volgens de rechtspraak wordt, bij een windpark, bij het bepalen of sprake is van belanghebbendheid acht geslagen op: (1) het zicht. Indien een omwonende geen zicht heeft, is hij in beginsel niet belanghebbend; (2) de afstand. Een omwonende op een afstand van meer dan 1500 meter van een windpark is in beginsel geen belanghebbende. Er bestaan evenwel praktijkvoorbeelden waarin op een grotere afstand nog sprake is van belanghebbendheid; (3) de ruimtelijke uitstraling van een windpark. In dit kader worden de omvang en de plaatsing van een windturbine betrokken
Wij hanteren bewust het begrip ‘de omgeving’ en niet het begrip ‘belanghebbenden’. Het begrip ‘belanghebbende’ heeft namelijk in de wet en de rechtspraak een beperkte betekenis. Tot belanghebbenden worden in het algemeen slechts gerekend de partijen die zich in een straal van 1500 meter van een windpark bevinden.4 Deze uitleg in de rechtspraak is op zich bindend, bijvoorbeeld om vast te stellen welke partijen ontvankelijk zijn in een beroep tegen een omgevingsvergunning. Wij kiezen er echter bewust voor dit beperkte begrip niet als basis te nemen voor het in deze Handleiding gebruikte begrip ‘omgeving’. Een reden daarvoor is dat de VEH in haar spelregels stelt dat de belangen van woningeigenaren binnen een straal van 2 kilometer moeten worden meegenomen in het ontwikkelproces van een windpark. Een andere reden is dat wij ons kunnen voorstellen dat, bijvoorbeeld, in een klankbordgroep van een ruimere kring omwonenden wordt uitgegaan.
11
12
Handleiding Participatieplan Windenergie op Land
Handleiding Participatieplan Windenergie op Land
13
14
Handleiding Participatieplan Windenergie op Land
4 Zeven richtsnoeren voor het participatieplan In deze Handleiding geven we 7 richtsnoeren voor het participatieplan. De richtsnoeren zijn bedoeld om op hoofdlijnen de opzet en invulling van een participatieplan te bepalen. Op basis van de richtsnoeren kan een keuze worden gemaakt omtrent de in te zetten participatie-instrumenten. Deze keuze zou moeten worden verantwoord in een participatieplan. In dit hoofdstuk zullen de 7 richtsnoeren nader worden toegelicht. De 7 richtsnoeren zijn:
1 B epaal welke ruimte voor participatie bestaat. Stel vast welke besluiten vastliggen. 2 Identificeer de project-specifieke uitdagingen en de daaraan gekoppelde stakeholders. 3 Onderken de verschuiving van verantwoordelijkheden van overheid naar ontwikkelaar gedurende het ontwikkelproces. 4 Kies voor meerwaarde voor de omgeving. Kies alleen voor participatie-instrumenten waaraan de omgeving daadwerkelijk behoefte heeft. 5 Heb oog voor de businesscase. 6 Onderken de juridische beperkingen voor de overheid. Houd ermee rekening dat de overheid beperkt is in de (contractuele) verplichtingen die zij aan een ontwikkelaar kan opleggen. 7 Onderken dat het participatieplan niet wettelijk is geregeld.
Handleiding Participatieplan Windenergie op Land
4.1 R ichtsnoer 1: Bepaal welke ruimte voor participatie bestaat. Stel vast welke besluiten vastliggen. Voorafgaand aan het opstellen van een participatieplan moet worden vastgesteld hoe ver de ontwikkeling van het windproject op dat moment is gevorderd. Om dat goed te kunnen vaststellen, schetsen wij in hoofdstuk 5 het ontwikkelingstraject van een windpark. Wij delen het ontwikkelingstraject in in 5 projectfases. In hoofdstuk 5 geven wij duidelijk aan op welk moment een fase is voltooid. Het is van belang om te bepalen in welke fase een project zich bevindt, omdat sommige instrumenten afvallen naarmate een ontwikkeling vordert. Bijvoorbeeld: indien de locatie is gekozen en de ontwikkelaar vaststaat, kan over die aspecten geen participatie (meer) plaatsvinden. Bij voorkeur worden omwonenden in een zo vroeg mogelijk stadium bij het project betrokken. Op dat moment zijn er nog vele keuzes te maken. Indien al besluiten zijn genomen, dan zou richting de omgeving moeten worden onderkend dat daarover geen participatie meer kan plaatsvinden.
Ook bij al lopende ontwikkelingen voor windparken kunnen nog (nieuwe) participatie-instrumenten worden ingezet. De keuzemogelijkheden zijn dan waarschijnlijk beperkter. Bijvoorbeeld: als een locatie en een ontwikkelaar al zijn bepaald, dan heeft een planMER of een structuurvisie in het kader van de participatie geen toegevoegde waarde. Niettemin kan het windproject dan nog op onderdelen worden aangepast naar aanleiding van inbreng van de omgeving. Zo kan tot aan het indienen van de aanvraag voor een omgevingsvergunning de grootte van het project of de precieze plaatsing van de windturbines worden bepaald. Zelfs in de exploitatiefase kan financiële participatie nog worden vormgegeven, alhoewel het natuurlijk beter is om dat al in een eerder stadium te doen.
15
16
Handleiding Participatieplan Windenergie op Land
Handleiding Participatieplan Windenergie op Land
4.2 Richtsnoer 2: Identificeer de project-specifieke uitdagingen en de daaraan gekoppelde stakeholders. Voorafgaand aan het opstellen van een participatieplan moet de juiste diagnose worden gesteld, dat wil zeggen het identificeren van de (grootste) uitdagingen die voor het specifieke project en de betrokken locatie gelden, en de daarbij betrokken stakeholders. Bijvoorbeeld: gaat het vooral om het zoeken naar de meest geschikte locatie? Of is de locatie al bekend en gaat het vooral nog om de invulling daarvan (aantal en grootte van de windturbines)? Of gaat het vooral om het verdelen van de lusten en het minimaliseren van hinder? Bestaat er lokaal draagvlak of juist verzet? Is er een windcoöperatie of een andere ontwikkelaar? Loopt de communicatie tussen de stakeholders goed of juist stroef? De exacte situatie bepaalt de grootste uitdagingen.
Dit werken we uit in hoofdstuk 5. Daarbij geven wij per projectfase aan welke uitdagingen er kunnen zijn om het draagvlak in de omgeving te creëren en behouden, en welke participatie-instrumenten in de desbetreffende fase kunnen worden toegepast om die uitdagingen het hoofd te bieden. Welke participatie-instrumenten ten behoeve van een concreet windproject worden ingezet, vergt dus maatwerk. De mogelijke participatie-instrumenten beschrijven wij in hoofdstuk 6.
Indien de project-specifieke uitdagingen zijn bepaald, wordt het ook duidelijk wie de directe stakeholders zijn. Het is van belang om deze stakeholders op het juiste moment van het ontwikkelingsproces bij het project te trekken. De timing van de inzet van instrumenten is daarbij ook essentieel. Zo moet je de omgeving betrekken bij het formuleren van het beleid als het beleid nog te vormen is. De bepaling van de precieze grootte van het windpark en de toelaatbare impact op de omgeving moet plaatsvinden tijdens de vergunningverlening via bijvoorbeeld een ProjectMER. Gesprekken over de exacte invulling van obligaties en aandelen vinden plaats pas tijdens of vlak voor de exploitatiefase, Zo heeft elk instrument zijn eigen timing in het ontwikkelproces.
Een complicerende factor in dit proces is dat de discussie soms niet alleen op basis van feiten, maar ook op basis van emoties wordt gevoerd. Niet iedereen is het eens met het nut van windenergie, omwonenden zijn soms (terecht) zeer bezorgd over hun wooncomfort/woningwaarde, soms is er wantrouwen in de lokale overheden vanwege slechte ervaringen op heel andere terreinen, etc. Het is belangrijk dit soort emoties in een vroeg stadium te onderkennen. Zorg voor een goede, objectieve en tijdige informatievoorziening. Zorg verder ervoor dat de omwonenden ergens terecht kan met hun emoties en neem hen serieus.
17
18
Handleiding Participatieplan Windenergie op Land
4.3 Richtsnoer 3: Onderken de verschuiving van verantwoordelijkheden van overheid naar ontwikkelaar in het ontwikkelproces. Er zijn twee betekenissen van het begrip participatieplan in omloop: het participatieplan dat wordt opgesteld in de fase dat nog geen locatie en ontwikkelaar voor een project bekend zijn (wij noemen dit de beleidsvormingsfase; zie hoofdstuk 5). Daarnaast wordt gesproken over het participatieplan dat wordt opgesteld bij de vergunningverlening (dit noemen wij de vergunningverleningsfase; zie hoofdstuk 5). Met de term participatieplan in de gedragscode van NWEA wordt hoofdzakelijk op dit laatste participatieplan gedoeld. In deze Handleiding gaan wij er echter van uit dat bij voorkeur al eerder – als de locatie en/of de ontwikkelaar nog moeten worden gekozen – een participatieplan wordt opgesteld.
In de beleidsvormingsfase is de overheid primair verantwoordelijk voor het opstellen en het uitvoeren van een participatieplan. Vanaf de vergunningverleningsfase ligt die verantwoordelijkheid (hoofdzakelijk) bij de ontwikkelaar. In het belang van de omgeving wordt bij voorkeur één participatieplan opgesteld, met dien verstande dat zo’n participatieplan in fases tot stand kan komen. Op deze wijze is het proces voor de omgeving het meest transparant. Als het opstellen van één participatieplan niet haalbaar is en er in een ontwikkelingstraject twee participatieplannen worden opgesteld, moet ervoor zorg worden gedragen dat deze plannen geen tegenstrijdigheden bevatten en naadloos op elkaar aansluiten. Om deze reden is het van belang dat niet al in de beleidsvormingsfase definitieve keuzes worden gemaakt omtrent de wijze van projectrealisatie, zoals een keuze omtrent het al dan niet plaatsvinden van financiële participatie door de omgeving (zie ook richtsnoer 5).
Voor de inhoud van het participatieplan is het essentieel te bepalen of het gaat om een participatieplan in de beleidsvormingsfase of in de vergunningverleningsfase, onder meer omdat: – in een participatieplan dat een ontwikkelaar opstelt toezeggingen kunnen worden gedaan met betrekking tot financiële participatie, zoals aandelenuitgifte. De overheid kan financiële participatie niet afdwingen (zie richtsnoer 6). – met het voortgaan van het project participatie-instrumenten kunnen afvallen.
Handleiding Participatieplan Windenergie op Land
4.4 Richtsnoer 4: Kies voor meerwaarde voor de omgeving. Kies alleen voor participatie-instrumenten waaraan de omgeving daadwerkelijk behoefte heeft. Indien op basis van de richtsnoeren 1 en 2 de potentiële participatie-instrumenten zijn bepaald en de relevante stakeholders in kaart zijn gebracht, moet vervolgens worden geïnventariseerd aan welke instrumenten daadwerkelijk behoefte bestaat. Zo is de uitgifte van aandelen een relatief duur instrument, zodat daarvoor alleen zou moeten worden gekozen als de omgeving daarvoor daadwerkelijk belangstelling heeft. Er zou alleen voor die participatie-instrumenten moeten worden gekozen die helpen om de geïdentificeerde uitdagingen het hoofd te bieden. Vervolgens is het raadzaam om voor de omgeving helder op papier te zetten welke participatie-instrumenten direct tegemoet komen aan haar financiële belangen; oftewel: hoe de omgeving is gebaat bij het windpark.
19
20
Handleiding Participatieplan Windenergie op Land
4.5 Richtsnoer 5: Heb oog voor de businesscase. De inzet van bepaalde participatie-instrumenten zal de investeringskosten of operationele kosten van een windpark verhogen of de inkomsten doen verminderen. Om die redenen kunnen zij de businesscase in gevaar brengen. De winstmarge die op windparken wordt gemaakt is – wellicht in tegenstelling tot wat velen denken – beperkt en dit stelt begrenzingen aan de inzet van instrumenten die de marge (verder) drukken. Instrumenten die daarvoor gevoelig zijn, zijn bijvoorbeeld: – Anterieure (grondexploitatie)overeenkomst of een fondsbijdrage in een grondexploitatieplan; – Planschade; – Terugregeling / stilstand. Een belangrijk aandachtspunt is dat de businesscase niet al op voorhand in gevaar wordt gebracht door in een vroeg stadium van het ontwikkelingsproces definitieve keuzes te maken die de financiële haalbaarheid van het windpark in gevaar kunnen brengen. Een definitieve keuze over de participatie-instrumenten die het projectrendement kunnen beïnvloeden, zou pas moeten worden gemaakt als het cumulatieve effect van die instrumenten op dat projectrendement is beoordeeld.
Handleiding Participatieplan Windenergie op Land
4.6 Richtsnoer 6: Onderken de juridische beperkingen voor de overheid. In de praktijk bestaat nog wel eens het idee dat de overheid een ontwikkelaar kan verplichten tot financiële participatie door omwonenden in een windpark, bijvoorbeeld door aandelenuitgifte. Indien de overheid geen grondeigenaar is, is dit niet mogelijk, omdat: –D e overheid in een anterieure (grondexploitatie)overeenkomst alleen kan verplichten tot een financiële bijdrage of de realisatie van een compenserende maatregel. Dat is bovendien slechts mogelijk indien de financiële bijdrage een direct ruimtelijke verband heeft met het windpark. –D e bedoelde verplichting niet in een bestemmingsplan kan worden opgenomen. –E en vergunning niet kan worden geweigerd vanwege geen bereidheid tot financiële participatie.
Onderkend dient dus te worden dat de overheid beperkt is in de (contractuele) verplichtingen die zij aan een ontwikkelaar kan opleggen. Indien de overheid grondeigenaar is, ligt dit anders, omdat: –B ij de gronduitgifte verdergaande verplichtingen kunnen worden opgelegd. –B ij een selectie van de ontwikkelaar (en in de aanbesteding) kan worden betrokken of bereidheid tot financiële participatie door de omgeving bestaat. Een ontwikkelaar kan wel, bijvoorbeeld in de vergunningsverleningsfase, met de omgeving bindende afspraken maken over financiële participatie.
21
22
Handleiding Participatieplan Windenergie op Land
4.7 Richtsnoer 7: Onderken dat het participatieplan niet wettelijk is geregeld. Omdat het participatieplan (vooralsnog) niet wettelijk is geregeld, is het opstellen van een participatieplan niet verplicht en heeft een participatieplan voor een ontwikkelaar geen directe juridische binding. Weliswaar kan de politieke besluitvorming afhankelijk zijn van de inhoud en uitvoering van zo’n plan, indien eenmaal het politieke besluit (zoals: de bestemmingsplanvaststelling of de vergunningverlening) is genomen en een ontwikkelaar haar toezeggingen niet nakomt, dan kan, in het algemeen, niet rechtstreeks nakoming van het participatieplan worden afgedwongen. Het kan wenselijk zijn om additioneel juridische binding te borgen, door het maken van contractuele afspraken. De wet kan daaraan beperkingen stellen (zie bijvoorbeeld richtsnoer 6). Omdat het opstellen van een participatieplan geen wettelijke eis is en niet wettelijk is geregeld, gelden daarvoor geen juridische regels. Er kunnen wel regels gelden voor de daarin gekozen participatie-instrumenten. Leden van NWEA hebben zich middels de NWEA-gedragscode gecommitteerd aan de opstelling van een participatieplan.
Handleiding Participatieplan Windenergie op Land
5 Projectfases van een windpark In de Handleiding onderscheiden wij 5 projectfases van een windpark. Wij bakenen de 5 projectfases van een windparkontwikkeling als volgt af: – De beleidsvormingsfase start met een klimaatambitie en eindigt als een locatie en een ontwikkelaar bekend zijn. – De vergunningverleningsfase eindigt als de vergunningen zijn verleend. – De contracteringsfase eindigt als de financiering rond is en de bouwcontracten onvoorwaardelijk tot stand zijn gekomen. – De bouwfase eindigt bij de start van de exploitatie. – De exploitatiefase eindigt bij het beëindigen van de exploitatie en het afbreken van het windpark.
De reden waarom wij deze 5 fases onderscheiden, is dat het voor een goed participatieplan wenselijk is om de project-specifieke uitdagingen en daaraan gekoppelde stakeholders te identificeren (richtsnoer 2). Elk van de fases kent echter eigen uitdagingen; in iedere ontwikkelingsfase kunnen andere uitdagingen spelen, om het draagvlak vanuit de omgeving te creëren en behouden. Voorafgaand aan het opstellen van een participatieplan zouden de project-specifieke uitdagingen per fase moeten worden benoemd. Dit hoofdstuk is daarbij behulpzaam. Per fase schetsen wij een aantal mogelijke uitdagingen. Aan de uitdagingen koppelen we vervolgens de participatie-instrumenten. Afhankelijk van de fase is het aan de verantwoordelijke stakeholder – overheid of ontwikkelaar – om de instrumenten in te zetten. In het navolgende stroomschema geven wij schematisch het ontwikkelproces van een windpark weer. Daarbij worden de 5 projectfases aangegeven en de participatie-instrumenten die in die fases ingezet kunnen worden. Ook geven we schematisch het verloop van de mate van betrokkenheid van de stakeholders weer met de gekleurde pijlen onderaan het schema.
In dit stroomschema staan: – De doorlooptijd van het ontwikkelingsproces – De 5 projectfases van een windenergieproject. – De 28 participatie-instrumenten, ingedeeld per projectfase. Sommige participatie-instrumenten komen terug in meerdere projectfases.
23
24
Handleiding Participatieplan Windenergie op Land
Handleiding Participatieplan Windenergie op Land
Ontwikkelingsproces windprojecten Doorlooptijd Fases
1–3 jaar Beleidsvorming
Vergunningverlening
1 Beleidsplan en/of structuurvisie 2 Communicatie / informatievoorziening 3 Planschade 4 Convenant / intentieovereenkomst 5 Enquête / opinieonderzoek 6 Inspraak / advies bij opstellen participatieplan 7 Klankbordgroep / adviesgroep 8 Ontwerpateliers 9 PlanMER 10 Selectie ontwikkelaar / aanbesteding ## ……….
1 Anterieure (grondexploitatie)overeenkomst 2 Bestemmingsplan / inpassingsplan 3 Communicatie / informatievoorziening 4 Planschade 5 Convenant / intentieovereenkomst 6 Grondexploitatieplan 7 Inspraak / advies bij opstellen participatieplan 8 Klankbordgroep / adviesgroep 9 Maatwerkvoorschrift 10 Omgevingsvergunning / overige vergunningen ## ……….
Betrokkenheid stakeholders mbt participatie Bevoegd gezag Ontwikkelaar Omgeving
1–4 jaar
~1 jaar Contractering 1 Communicatie / informatievoorziening 2 Contracten met lokale ondernemers 3 Financiële participatie: coöperatie of windvereniging ## ……….
Verantwoordelijk
~1 jaar Bouw 1 Bouwvoorlichting 2 Klachtenloket windenergie 3 Schadevergoedingsregeling 4 Vier de successen ## ……….
Ondersteuning
20 jaar Exploitatie 1 Delen opbrengst met omgeving 2 Financiele participatie: coöperatie / windvereniging 3 Financiele participatie: obligaties 4 Klachtenloket windenergie 5 Monitoring 6 Terugregeling / stilstand ## ……….
Inspraak
25
26
Handleiding Participatieplan Windenergie op Land
Handleiding Participatieplan Windenergie op Land
5.1 Beleidsvormingsfase De betrokkenheid van de stakeholders: overheden, ontwikkelaars en omgeving. Gedurende het ontwikkelingsproces van een windpark verschuift de mate van betrokkenheid van de verschillende stakeholders. In de beleidsvormingsfase is vooral de overheid aan zet met inspraak van de omgeving, (eventueel) ondersteund door ontwikkelaars. Tijdens de vergunningverlening verschuift het initiatief naar de ontwikkelaar en daarmee ook de verantwoordelijkheid om de omgeving te betrekken bij het proces. Tijdens de exploitatie kan de omgeving een actieve ondersteunende rol spelen doordat zij financieel deelnemen in het windpark. De mate van betrokkenheid en interactie tussen stakeholders verschilt verder natuurlijk van project tot project.
5.1.1 Omschrijving In de beleidsvormingsfase besluit de lokale overheid of er een windpark komt en zo ja, waar en hoe. In beginsel is dat de gemeente, maar dat kan ook de provincie zijn.5 In deze fase hoeft er nog geen initiatiefnemer voor een windpark bekend te zijn, of zijn er meerdere initiatieven op verschillende locaties, en dient er nog een locatiekeuze gemaakt te worden. In de beleidsvormingsfase bestaat nog veel ruimte voor keuzes. Verantwoordelijke stakeholders zijn de overheden (provincie en gemeenten).
5.1.2 Start en einde beleidsvormingsfase
In de paragrafen hierna worden de 5 fases, de daarbij behorende uitdagingen en de in te zetten participatie-instrumenten nader beschreven.
Start fase
Einde fase
Klimaatdoelstelling
Klimaat- /windbeleidsplan/ structuurvisie vastgesteld
Eventueel: een initiatief voor een windpark
PlanMER opgesteld Locatie bekend Initiatiefnemer bekend
5 A rt. 9e en 9f Elektriciteitswet regelen in welke situaties provinciale bestuurorganen bevoegd gezag zijn..
27
28
Handleiding Participatieplan Windenergie op Land
Handleiding Participatieplan Windenergie op Land
5.1.3 Uitdagingen en participatie-instrumenten De navolgende tabel koppelt de verschillende uitdagingen in deze projectfase aan een plan van aanpak en participatie-instrumenten. Uitdagingen
Plan van aanpak
Participatie-instrumenten
1
Voorkomen slepende processen, want dan haken mensen af.
Zorg voor een duidelijk, objectief en transparant proces, met duidelijke processtappen, planning, beslismomenten. Betrek de omgeving bij het formuleren en invullen van dat proces waardoor er commitment ontstaat. Leg het proces goed vast en laat het bewaken.
– Inspraak en advies bij opstellen participatieplan
2
Vertraging door verkiezingen
Zorg voor een goed geborgd (transparant en objectief) proces dat niet door tussenkomst van verkiezingen ter discussie komt te staan.
– Inspraak en advies bij opstellen participatieplan
3
Ervoor zorgen dat besluitvorming op feiten is gebaseerd en niet op emoties
Zorg voor een objectieve en gedegen informatievoorziening zodat alle betrokkenen hun afweging kunnen maken.
– Communicatie en informatievoorziening
4
Bouwen aan maatschappelijk draagvlak en politieke wil
Creëer een brede betrokkenheid in alle lagen van de bevolking. Luister naar de omgeving om de grootste zorgen en vragen te identificeren. Zorg voor het zorgvuldig en objectief informeren van de omgeving over nut en noodzaak windenergie, het proces en de consequenties van windenergie.
– Klankbordgroep / adviesgroep – Communicatie en informatievoorziening – Enquête / opinieonderzoek
5
Zorg dragen voor representatieve en betrouwbare gesprekspartner (namens de omgeving).
– Klankbordgroep / adviesgroep Vaak zal de (neutrale) omgeving nog niet georganiseerd zijn. Bewaak dat alle stakeholders vertegenwoordigd zijn en die ook erkend worden door de omgeving. Zorg ook voor duidelijke aanspreekpunten vanuit overheid en ontwikkelaar.
Uitdagingen
Plan van aanpak
Participatie-instrumenten
6
Vertalen van politieke en soms ambitieuze lange-termijndoelen (klimaatdoelstellingen) – soms van hogere overheden - naar praktische en realistische mogelijkheden voor de realisatie van windenergie
Betrek de omgeving bij de vertaalslag, formuleer de randvoorwaarden waaraan een windplan dient te voldoen maar houd wel de (financiële) haalbaarheid in de gaten. Schep geen valse verwachtingen. Doe in de beleidsvormingsfase geen toezeggingen die uiteindelijk niet (door een ontwikkelaar) kunnen worden waargemaakt, bijvoorbeeld over financiële participatie.
– Ontwerpateliers – Beleidsplan en/of Structuurvisie – Planschade – PlanMER
7
Kiezen voor de meest geschikte locatie
Zorg voor een zorgvuldig, objectief en transparant onderzoek naar de verschillende locatie-alternatieven. Houd bij de locatiekeuze rekening met de financiële haalbaarheid.
– Ontwerpateliers – PlanMER
8
Kiezen voor de meest geschikte ontwikkelaar
Betrek de omgeving bij het opstellen van de gunningscriteria.
– Ontwerpateliers – Selectie ontwikkelaar / aanbesteding
#
…..
……
29
30
Handleiding Participatieplan Windenergie op Land
Handleiding Participatieplan Windenergie op Land
5.2 Vergunningverleningsfase 5.2.1 Omschrijving De vergunningsverleningsfase is gericht op het verkrijgen van een omgevingsvergunning voor een windpark op de gekozen locatie. Indien het windpark in strijd is met de geldende planologische regeling ter plaatse is hiervoor besluitvorming van de gemeenteraad en/of Provinciale Staten (PS) vereist. De omgevingsvergunningverlening is daarom ook een politiek besluit. Immers, de meerderheid van de gemeenteraad of PS dient achter het windpark te staan. Dat zal in de regel alleen zo zijn als er voldoende maatschappelijk draagvlak voor het windpark bestaat. Een zorgvuldige voorbereiding en toetsing van het plan door de lokale overheden – in hun hoedanigheid van bevoegd gezag – is essentieel. In deze fase werkt de ontwikkelaar de gekozen windlocatie verder uit. Middels een ProjectMER kunnen verschillende inrichtingsvarianten met elkaar worden vergeleken om zo de beste variant te kunnen bepalen. De ontwikkelaar zal deze variant opnemen in zijn vergunningaanvragen. Naast een ProjectMER kan een passende beoordeling zijn vereist. Dat is het geval indien het windpark beschermde natuurgebieden kan verstoren.
Wij hebben ervoor gekozen om de vergunningverleningsfase te laten eindigen bij de vergunningverlening. De vergunningen hoeven dan nog niet onherroepelijk te zijn. Dat kan gedurende de contracteringsfase gebeuren.
In deze fase kan de financiële participatie door de omgeving worden uitgewerkt. Externe (bank)financiers kunnen zich ook op het standpunt stellen dat financiële participatie door middel van aandelenuitgifte of obligaties pas in de exploitatiefase wenselijk is. Verantwoordelijke stakeholders zijn de ontwikkelaar en overheden. De primaire verantwoordelijkheid voor het opstellen van het participatieplan ligt bij de ontwikkelaar
5.2.2 Start en einde vergunningverleningsfase Start fase
Einde fase
Klimaat / windbeleidsplan / structuurvisie vastgesteld
Vastgesteld bestemmingsplan / inpassingsplan
PlanMER opgesteld
Verlening omgevingsvergunning
Locatie windpark bekend
Verlening overige vergunningen
Initiatiefnemer bekend
31
32
Handleiding Participatieplan Windenergie op Land
Handleiding Participatieplan Windenergie op Land
5.2.3 Uitdagingen en participatie-instrumenten De navolgende tabel koppelt de verschillende uitdagingen in deze projectfase aan een plan van aanpak en participatie-instrumenten. Uitdagingen
Plan van aanpak
Participatie-instrumenten
1
Voorkomen te lange vergunningverleningsprocedures, o.a. vanwege het risico op veranderende wetgeving, technologie, overheidsbeleid, politieke wisselingen en het risico op verlies van SDE-subsidie.
Zorg voor een duidelijk, objectief en transparant proces, met duidelijke processtappen, planning, beslismomenten. Betrek de omgeving bij het formuleren en invullen van dat proces waardoor er commitment ontstaat. Leg het proces goed vast en laat het bewaken.
- Inspraak en advies bij opstellen participatieplan - Klankbordgroep / adviesgroep
2
Het afbakenen en organiseren van de omgeving die een daadwerkelijke invloed van het windpark zullen ondervinden.
Omdat de locatie voor een windpark – Klankbordgroep/ adviesgroep bekend is, kan de groep omwonenden, bedrijven en organisaties bepaald worden die impact hiervan zullen ondervinden. Soms kan volstaan worden met een afstandscriterium (bijvoorbeeld tot 1500 meter vanaf het windproject), soms is dat (volgens de rechtspraak) te grof. De groep die impact ondervindt dient soms nog georganiseerd te worden.
3
Compenseren van ruimtelijke impact van het windpark op de omgeving
Door het windpark kan de ruimtelijke kwaliteit ter plaatse verslechteren. Om deze verslechtering te neutraliseren, kan worden afgesproken dat de windparklocatie financieel bijdraagt aan compenserende ruimtelijke ingrepen.
Uitdagingen
Plan van aanpak
Participatie-instrumenten
4
Kiezen voor het meest geschikte ontwerp van het windpark.
Bij het ontwerpen van een windparkopstelling op de gekozen locatie, moet rekening worden gehouden met harde (milieu) belemmeringen en met de impact op de omgeving. Het aantal windturbines, de grootte en de exacte posities moeten worden bepaald waarbij enerzijds de maximale hindernormen op de omgeving, anderzijds een minimale gewenste elektriciteitsproductie als uitgangspunt gelden. Verschillende opstellingsvarianten worden integraal met elkaar vergeleken. De financiële haalbaarheid moet worden bewaakt.
– Ontwerpateliers – ProjectMER / m.e.r.-beoordelingsplicht – Bestemmingsplan / inpassingplan – Omgevingsvergunning en overige vergunningen – Maatwerkvoorschrift – Klankbordgroep / adviesgroep
5
Behouden van maatschappelijk en politiek draagvlak
Betrokkenheid en inspraak bij alle procedures (zie punt hierboven) voorziet hier deels in. Verder is een continue goede communicatie met en objectieve informeren van de omgeving van belang.
– Communicatie en informatievoorziening
6
Keuze maken omtrent en vastleggen van financiële participatie
– Convenant/ intentieovereenMaatschappelijk draagvlak kan komst ook behouden worden door tijdig de verdeling van de lusten vast te leggen. Daarmee wordt voor de omgeving duidelijkheid geschapen over de financiële consequenties van het windpark in samenhang met de verwachtte impact / hinder. In deze Handleiding nemen wij aan dat financiële participatie door middel van aandelen of obligaties pas in de exploitatiefase wordt geëffectueerd.
7
Bepalen aanspraak planschade
Door planologische wijzingen kunnen – Planschade woningen minder waard worden. Dit – Planschadeovereenkomst moet deugdelijk worden getaxeerd.
#
………..
– Anterieure (grondexploitatie) overeenkomst – Grondexploitatieplan
33
34
Handleiding Participatieplan Windenergie op Land
Handleiding Participatieplan Windenergie op Land
5.3 Contracteringssfase 5.3.1 Omschrijving In de contracteringsfase vindt de financiering plaats en worden alle projectcontracten voor de levering en bouw van windturbines getekend (final investment decision (‘FID’)). Hiervoor is vereist dat gedurende deze fase een (onherroepelijke) SDE-subsidie wordt verkregen. Gedurende deze fase kunnen er nog bezwaaren beroepsprocedures lopen tegen de vergunningen, hetgeen betekent dat de vergunningen nog niet definitief vaststaan. De contracteringsfase zal, in de regel, pas kunnen worden afgerond als de vergunningen onherroepelijk zijn.
Uitdagingen
Plan van aanpak
Participatie-instrumenten
1
Behouden van maatschappelijk en politiek draagvlak
Houd de dialoog open en kom tegemoet aan redelijke zorgen. Bouw draagvlak verder uit door het betrekken van lokale bedrijven.
– Communicatie en informatievoorziening –C ontracten met lokale ondernemers
2
Juridische procedures tegen de vergunningen.
Attent blijven op nieuwe inzichten en daarop ageren. Als er onverhoopt een fout in de procedure is geslopen of nieuwe inzichten zijn ontstaan, is tijdig overleg met de stakeholders om de vergunning aan te passen / te repareren raadzaam. In gesprek gaan met de omgeving om te onderzoeken of er mogelijkheden zijn om aanvullende afspraken te maken en daarmee de procedures te beëindigen.
– Communicatie en informatievoorziening
3
Voorkomen van onnodige bezwaaren beroepsprocedures tegen het bestemmingsplan/inpassingsplan en omgevingsvergunning.
Bezwaar- en beroepsprocedures zijn een essentieel onderdeel van de Nederlandse rechtsorde en dienen als laatste controlemiddel / noodrem om verkeerd gevoerde vergunningsprocedures te corrigeren. Geef duidelijk aan wat ontvankelijke gronden voor bezwaar en beroep zijn om onnodige procedures te voorkomen.
– Communicatie en informatievoorziening
4
Mitigeren van de risico’s van financiële participatie voor de verstrekkers van vreemd vermogen.
In deze Handleiding nemen wij aan dat financiële participatie door middel van aandelen of obligaties pas in de exploitatiefase wordt geëffectueerd.
5
Aantrekken voldoende financiering uit de omgeving
In deze fase wordt door een coöperatie of windvereniging geld opgehaald bij haar leden.
#
……….
…………..
In deze fase zal veelal ook, indien van toepassing, de windcoöperatie of windvereniging worden geëffectueerd en zullen de leden geld inleggen om het benodigde eigen vermogen op te halen. De uitgifte van aandelen en obligaties zal in de regel pas geschieden net na de oplevering van het windpark (zie exploitatiefase). Verantwoordelijke stakeholder is de ontwikkelaar.
5.3.2 Start en einde contracteringsfase Start fase
Einde fase
Vastgesteld bestemmingsplan / inpassingsplan
Alle bouw- en leveringscontracten getekend
Verlening omgevingsvergunning
Financial close / FID: – Financiering vreemd vermogen van het windpark (banklening) – Financiering eigen vermogen van het windpark
Verlening overige vergunningen 5.3.3 Uitdagingen en participatie-instrumenten De navolgende tabel koppelt de verschillende uitdagingen in deze projectfase aan een plan van aanpak en participatie-instrumenten.
– Financiële participatie: coöperatie of windvereniging
35
36
Handleiding Participatieplan Windenergie op Land
Handleiding Participatieplan Windenergie op Land
5.4 Bouwfase
5.5 Exploitatiefase
5.4.1 Omschrijving In deze fase wordt het windpark gebouwd en opgeleverd. De ontwikkelaar is in deze fase gericht op een realisatie binnen de bouwplanning en binnen het budget. Daarnaast dient hij ervoor te waken dat geen onnodige overlast op de omgeving of ongelukken zullen plaatsvinden en geen schade aan het milieu wordt toegebracht.
5.5.1 Omschrijving In deze fase wordt het windpark geëxploiteerd. Voor een ontwikkelaar c.q. exploitant is het zaak dat het geïnstalleerde windpark zou goed mogelijk functioneert, met zo min mogelijk storingen en stilstand. Voor de omgeving is het vooral van belang dat het windpark zo min mogelijk overlast veroorzaakt en dat de lasten en de lusten zo eerlijk mogelijk worden verdeeld.
In deze Handleiding nemen wij aan dat financiële participatie door middel van aandelen of obligaties pas in de exploitatiefase wordt geëffectueerd. In de exploitatiefase kan het windpark worden verkocht of een herfinanciering plaatsvinden. Omdat het windpark is gebouwd en in exploitatie is, heeft het project een ander risicoprofiel. Aan het einde van de exploitatiefase dient het windpark te worden afgebroken en de omgeving te worden hersteld (o.a. verwijderen fundering, kabels, toegangswegen). Dit wordt over het algemeen al vastgelegd in de grondovereenkomst tussen de ontwikkelaar en grondeigenaar. Aangezien dit geen relatie heeft met participatie laten we dit aspect hier verder buiten beschouwing.
Verantwoordelijke stakeholder is de ontwikkelaar.
5.4.2 Start en einde contracteringsfase Start fase
Einde fase
Financial close
Start energieproductie
Alle bouw- en financieringscontracten getekend
Eindoplevering windpark
5.4.3 Uitdagingen en participatie-instrumenten De navolgende tabel koppelt de verschillende uitdagingen in deze projectfase aan een plan van aanpak en participatie-instrumenten. 1
Uitdagingen
Plan van aanpak
Behoud van maatschappelijk draagvlak
Het draagvlak bij de directe omgev- – Bouwvoorlichting- Klachtenloket windenergie ing van het windpark kan deuken – Schadevergoedingsregeling oplopen als het bouwproces niet – Vier de successen goed verloopt of niet goed gecommuniceerd wordt. De houding van de ontwikkelaar en van de bouwbedrijven ten opzichte de omgeving is daarbij cruciaal. Soms kan door kleine aanpassingen in het bouwplan, schade en overlast op de omgeving verminderd worden tegen geringe of verwaarloosbare meerkosten.
Voorkomen / minimaliseren hinder op de omgeving door de bouwwerkzaamheden (geluid, stof, verkeershinder) en opstarten windpark (testfase) Voorkom vertragingen in de bouw
#
……….
…………..
Participatie-instrumenten
Verantwoordelijke stakeholder is de ontwikkelaar c.q. exploitant. 5.5.2 Start en einde contracteringsfase Start fase
Einde fase
Start energieproductie
Afbreken windpark
Eindoplevering windpark
Vervangen of opknappen windpark
37
38
Handleiding Participatieplan Windenergie op Land
Handleiding Participatieplan Windenergie op Land
6 Participatie-instrumenten 5.5.3 Uitdagingen en participatie-instrumenten De navolgende tabel koppelt de verschillende uitdagingen in deze projectfase aan een plan van aanpak en participatie-instrumenten. 1
2
3
4
5
6
Uitdagingen
Plan van aanpak
Participatie-instrumenten
Minimaliseren van de exploitatieoverlast
In deze fase moeten de afspraken die in de eerdere fasen gemaakt zijn omtrent impact op de omgeving (m.b.t. geluid en schaduw) nagekomen worden. Er moet tijd en aandacht zijn voor het optimaal inregelen van het windpark.
– Terugregeling/ stilstand – Monitoring – Klachtenloket windenergie – Schadevergoedingsregeling
Behoud van maatschappelijk draagvlak
Effectueren van de afspraken rondom het delen van de opbrengst met de omgeving.
– Klankbordgroep/ adviesgroep
Compenseren van ruimtelijke impact van het windpark op de omgeving
Door het windpark kan de ruimtelijke kwaliteit ter plaatse verslechteren. Om deze verslechtering te neutraliseren, kan worden afgesproken dat de windparklocatie financieel bijdraagt aan compenserende ruimtelijke ingrepen.
–D elen opbrengst met omgeving
Goede afspraken en onafhankelijke monitoring van geluid, slagschaduw en andere hinder aspecten kunnen helpen bij het precies vaststellen van de grenzen waarbinnen gedraaid mag worden.
– Terugregeling / stilstand – Monitoring
Ondanks de goede afspraken en onafhankelijke monitoring kan het zijn dat omwonenden klachten blijven houden. Die dienen voorgelegd te kunnen worden aan een onafhankelijke commissie of loket, en serieus en goed afgehandeld te worden.
– Klachtenloket windenergie
Voorkomen van onnodige stilstand en opbrengstverlies
Voorkomen van gerechtelijke procedures en schadeclaims
………..
………..
Bij het opstellen van deze Handleiding hebben wij in totaal 28 verschillende participatie-instrumenten geïdentificeerd. Met deze 28 participatie-instrumenten kunnen de belangrijkste uitdagingen om het draagvlak met de omgeving te creëren en behouden worden aangepakt. Sommige instrumenten kunnen in meerdere fases worden ingezet, andere zijn heel specifiek gekoppeld aan een bepaalde fase.
Hierna volgt een overzicht van alle instrumenten op alfabetische volgorde. Deze instrumenten worden in de navolgende paragrafen nader uitgewerkt: 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9. 10. 11. 12. 13.
Anterieure (grondexploitatie) overeenkomst Beleidsplan en/of structuurvisie Bestemmingsplan / inpassingsplan Bouwvoorlichting Communicatie en informatievoorziening Contracten met lokale aannemers Convenant / intentieovereenkomst Delen opbrengst met omgeving Enquête / opinieonderzoek Financiële participatie: aandelenuitgifte Financiële participatie: obligaties Financiële participatie: coöperatie of windvereniging Grondexploitatieplan
14. Inspraak en advies bij opstellen participatieplan 15. Klankbordgroep / adviesgroep 16. Klachtenloket windenergie 17. Maatwerkvoorschrift 18. Monitoring 19. Omgevingsvergunning en overige vergunningen 20. Ontwerpatelier 21. PlanMER 22. Planschade 23. Planschadeovereenkomst 24. ProjectMER / m.e.r.beoordelingsplicht 25. Schadevergoedingsregeling 26. Selectie ontwikkelaar / aanbesteding 27. Terugregeling / stilstand 28. Vier de successen
De blauwgemarkeerde instrumenten hebben een sterk juridisch karakter, hetgeen overigens niet betekent dat die instrumenten verplicht moeten worden gebruikt in een windproject. De juridische instrumenten worden gebruikt: –o m de afspraken tussen de stakeholders vast te leggen (bijvoorbeeld de intentieovereenkomst en de anterieure (grondexploitatie)overeenkomst);
39
40
Handleiding Participatieplan Windenergie op Land
– ten behoeve van de ruimtelijke besluitvorming, resulterend in – vergunningverlening; en – om financiële participatie te regelen.
Handleiding Participatieplan Windenergie op Land
6.1
Anterieure overeenkomst / grondexploitatieovereenkomst Beschrijving
De groengemarkeerde instrumenten zijn wat vrijblijvender van karakter. Zij zijn ontstaan vanuit de ervaring met de ontwikkeling van windparken en zijn effectief gebleken voor een goed participatieproces.
Bij dit overzicht maken wij drie kanttekeningen: 1 In een windproject kunnen nieuwe instrumenten worden bedacht of combinaties van instrumenten worden gebruikt. 2 Voor sommige instrumenten zijn ook andere termen in omloop. 3 Uit het overzicht mag niet de conclusie worden getrokken dat al deze instrumenten moeten worden ingezet voor een deugdelijk participatieplan. Het opstellen van een participatieplan is maatwerk. Per project dient, op basis van de specifieke projectomstandigheden, te worden geïnventariseerd welke instrumenten worden ingezet.
In een anterieure overeenkomst spreekt de overheid (gemeente of provincie) met een ontwikkelaar af dat hij investeert in de ruimtelijke kwaliteit in de omgeving van een windpark, om zo het verlies van omgevingskwaliteit – door het windpark – te compenseren. De investering kan van financiële aard zijn (bijvoorbeeld: een storting in een omgevings- of gebiedsfonds) of van feitelijke aard (bijvoorbeeld: de aanleg van een groenvoorziening). In ruil daarvoor heeft de overheid een inspanningsverplichting voor het planologisch inpassen van het windpark. Een anterieure overeenkomst komt tot stand voordat het bestemmings- of inpassingsplan wordt vastgesteld maar nadat de overheid een structuurvisie heeft vastgesteld (dat laatste is wettelijk vereist). In die structuurvisie moet zowel het windpark als de investering in de omgeving worden onderbouwd. Nakoming van een anterieure overeenkomst kan bij de (civiele) rechter worden afgedwongen. Een anterieure overeenkomst wordt gesloten als de overheid geen grondeigenaar is. Indien de overheid wel grondeigenaar is, zal een bijdrage aan de omgeving worden ondergebracht in de gronduitgifteprijs. Uit de wet volgt dat de overheid en de ontwikkelaar partij zijn bij een anterieure overeenkomst. De omgeving kan geen directe partij zijn bij een anterieure overeenkomst. De omgeving kan wel begunstigde zijn, omdat er geld vrijkomt voor investeringen in de omgevingskwaliteit.
Aandachtspunten – De overheid kan met een anterieure overeenkomst een ontwikkelaar niet verplichten tot financiële participatie (zie richtsnoer 6). – Een investering in de ruimtelijke omgeving van een windpark mitigeert de negatieve impact van een windpark en kan daarom bijdragen aan de acceptatie door de omgeving. – De financiële bijdrage verlaagt het rendement van een ontwikkelaar en kan daarom de haalbaarheid van een windpark in gevaar brengen. Een bijdrage aan de omgevingskwaliteit moet daarom altijd worden afgestemd op andere instrumenten die het rendement kunnen verlagen (zoals: planschade en financiële participatie). – De bevoegdheid van de overheid tot het sluiten van een anterieure overeenkomst is wettelijk begrensd. De belangrijkste begrenzing is dat de overheid geen vergoeding mag vragen in ruil voor het wijzigen van het bestemmingsplan. – De structuurvisie moet onderbouwen dat de investering van de ontwikkelaar nodig is voor een goede omgevingskwaliteit. Als een ontwikkelaar uitsluitend wordt verplicht tot een storting in een (algemeen) gemeentelijk (of provinciaal) omgevings- of gebiedsfonds, dan bestaat het risico dat een anterieure overeenkomst nietig is. In dat geval kan geen nakoming van de anterieure overeenkomst worden afgedwongen. Wetgeving
Art. 6.24 lid 1 onder a Wet ruimtelijke ordening
41
42
Handleiding Participatieplan Windenergie op Land
6.2
Beleidsplan en/of structuurvisie Beschrijving
Een beleidsplan en/of structuurvisie kan een eerste stap zijn in het ruimtelijke ordeningsproces, voorafgaand aan een bestemmingsplanwijziging of omgevingsvergunning. Een beleidsplan en/of structuurvisie is niet verplicht voorafgaand aan vergunningverlening (tenzij in een anterieure overeenkomst of grondexploitatieplan bijdragen verplicht worden, zie het instrument Anterieure overeenkomst). Ook is een beleidsplan en/of structuurvisie geschikt om de verschillende potentiële locaties in kaart te brengen en de omgeving te betrekken (door middel van ontwerpateliers, inspraak, planMER, advisering klankbordgroep/adviesgroep) bij de uiteindelijke locatiekeuze. Een beleidsplan en/of structuurvisie schept nog geen externe verplichtingen, maar legt het beleid van de gemeente of provincie vast, inclusief een voorkeurslocatie voor een windpark. Op dit plan kan inspraak plaatsvinden. In een beleidsplan en/of structuurvisie worden omgevingskenmerken in kaart gebracht, zoals: – Bebouwing (woningen, industrie, etc.) en Infrastructuur (verkeer, water- en spoorwegen) en buisleidingen en hoogspanningskabels – De implicaties van het Activiteitenbesluit of de Activiteitenregeling (geluid, slagschaduw, plaatsgebonden risico’s). – Potentiële impact op EHS of natuurgebieden (Natura 2000). – Potentiële impact op de omgeving, de compensatie en wensen met betrekking tot participatie.
Aandachtspunten – Politieke klimaatdoelstellingen worden geconcretiseerd en tastbaar. – Betrekken van de omgeving bij het vaststellen van beleid creëert medeverantwoordelijkheid bij de uitvoering van dat beleid. – Transparant proces om tot een klimaat/windbeleid te komen creëert duidelijkheid en rechtvaardigt de gemaakte keuzes. –G emeente heeft niet altijd alle vrijheid om zelf een klimaatbeleid (bottom-up) te ontwikkelen en vast te stellen, in verband met provinciale en nationale doelstellingen en beperkingen. – Beleid en wensen van de gemeente kunnen afwijken van de wensen van de omgeving. – Het beste is om de omgeving van te voren (informeel) te betrekken bij het opstellen van een beleidsplan/structuurvisie en het niet aan te laten komen op het bijstellen van het plan naar aanleiding van (formele) inspraak. Als een plan goed is voorbereid, zou de formele inspraak geen nieuwe inzichten meer op moeten leveren. Wetgeving
Gemeentelijke structuurvisie: art. 2.1 Wro. Inspraakmogelijkheden op grond van art. 150 Gemeentewet. Provinciale structuurvisie: art. 2.2 Wro Geen directe rechterlijke toetsing. Indirecte rechterlijke toetsing mogelijk bij bestemmingsplan of (omgevings)vergunning.
Voorbeeld
Windvisie Amsterdam, beleidsdocument dat op basis van een planMER een aantal mogelijke windlocaties in de stad Amsterdam aangeeft. Officieel document dat ter inzage heeft gelegen. Zie: http://www.amsterdam.nl/wonen-leefomgeving/klimaat-energie/windenergie-0/
Handleiding Participatieplan Windenergie op Land
6.3
Bestemmingsplan / inpassingsplan Beschrijving
Een bestemmingsplan wordt op gemeentelijke niveau vastgesteld (door de gemeenteraad); een inpassingsplan op provinciaal niveau (door Provinciale Staten). Het rijksinpassingsplan wordt in deze Handleiding niet besproken. Een inpassingsplan kent dezelfde status, inhoud en opbouw als een bestemmingsplan. In een bestemmings- of inpassingsplan worden de bouw- en gebruiksmogelijkheden voor een bepaalde locatie geregeld. Leidend criterium daarbij is ‘een goede ruimtelijke ordening’. Bij de verlening van een omgevingsvergunning (voor bouwen) wordt aan het bestemmings- of inpassingsplan getoetst. Voordat een bestemmings- of inpassingsplan wordt vastgesteld, moet de impact op de omgeving worden onderzocht. Als dit onvoldoende gebeurt, kan dat leiden tot vernietiging van het bestemmings- of inpassingsplan door de rechter, en daarmee tot vertraging van het windproject. Een bestemmings- of inpassingsplan kan worden ingezet als een participatie-instrument, omdat rekening moet worden gehouden met de (ruimtelijk relevante) belangen van de omgeving. In het voortraject kunnen in samenspraak met de omgeving – via een klankbordgroep/ adviesgroep of ontwerpateliers – de randvoorwaarden voor het plan worden vastgelegd. Via zienswijzen tegen het ontwerpplan kunnen de daarin gemaakte ruimtelijke keuzen worden getoetst en bijgesteld.
Aandachtspunten – Er kan een planMER zijn vereist. – Zorg voor een goed voortraject, zodat het voorontwerp is gebaseerd op input van de omgeving. Zorg voor een goede communicatie met de omgeving. Als een plan goed is voorbereid zou de formele inspraak (d.w.z. het indienen van zienswijzen) geen nieuwe inzichten moeten opleveren. – Voor windparken groter dan 5 MW, maar kleiner dan 100 MW kunnen Provinciale Staten (PS) op grond van art. 9e Elektriciteitswet de bevoegdheid om een inpassingsplan vast te stellen naar zich toe trekken, met uitsluiting van de gemeente. Gedeputeerde Staten (GS) coördineren en maken de besluitvorming op grond van art. 9f Elektriciteitswet bekend met uitsluiting van de gemeente. Wetgeving
Hoofdstuk 3 Wet ruimtelijke ordening.
43
44
Handleiding Participatieplan Windenergie op Land
6.4
Bouwvoorlichting Beschrijving
Handleiding Participatieplan Windenergie op Land
6.5 Tijdens de bouw kan de impact op de directe omgeving groot zijn. Er wordt geheid, er is veel zwaar transport en soms worden wegen afgezet. Daarom is juist ook in deze fase een goede informatievoorziening naar de omgeving van belang en moet de omgeving bij het proces worden betrokken.
Communicatie en informatievoorziening Beschrijving
Aandachtspunten – Inventariseer te voren of en hoe met kleine aanpassingen aan het bouwplan overlast op de omgeving verminderd kan worden. – Informeer alle betrokkenen in een voldoende ruime kring direct (huis-aan-huis berichten) en via media (website, lokale krant). – Geef duidelijk aan wat de bouwplanning is, wanneer welke activiteiten gepland staan, wat de kans is op uitloop/vertraging van de werkzaamheden door bijvoorbeeld weersomstandigheden. – Geef duidelijk aan welke hinder er verwacht wordt, zoals afgesloten wegen, geluid en stof. – Nodig de omgeving als eerste uit om te komen kijken bij speciale gelegenheden (hijsen/ oprichten van de windturbine). Reserveer daarvoor ruimte voor publiek zodat dit veilig kan gebeuren. Wetgeving
–
Voorbeeld
Bij veel windparken wordt de omgeving intensief geïnformeerd over de bouw. Voor windpark Noordoostpolder is een gedetailleerde website gemaakt: http://www.nopagrowind.nl/page/197/ werkzaamheden.html
Tijdens alle fases is het essentieel om een goede communicatie en informatie-uitwisseling te hebben met de omgeving. Dit dient twee doelen: – Goede informatievoorziening vanuit de lokale overheid, ontwikkelaar en klankbordgroep over het proces / project naar de omgeving; en – Goede communicatie met / terugkoppeling vanuit de omgeving op het ontwikkelproces. Informatievoorziening, bijvoorbeeld: – Website (als onderdeel van de gemeentewebsite bijvoorbeeld) met transparante, begrijpelijke en objectieve informatie over het proces, beleid en het project; – Persberichten en artikelen in lokale nieuwsbladen; – Huis-aan-huis bladen; – Wijkberichten; Communicatie / terugkoppeling: – Weblogs / discussiefora; – Informatieavonden; – Discussiebijeenkomsten waarbij de lokale politiek in gesprek gaat met de omgeving; – Persoonlijke en permanente aanspreekpunten vanuit lokale overheid en ontwikkelaar waarbij de omgeving terecht kan met vragen en reacties.
Aandachtspunten – Luister goed naar de terugkoppeling vanuit de omgeving en geef helder aan wat er met die terugkoppeling gebeurt. – Geef voldoende ruchtbaarheid aan het proces. Alleen interviews en artikelen in lokale kranten volstaan niet. Benader de omgeving direct en persoonlijk. Zorg dat een ieder die daaraan behoefte heeft goed en serieus gehoord wordt. – Draagt bij aan de transparantie in de besluitvorming. – Zorg er voor dat alle omwonenden en omliggende bedrijven tijdig en goed worden geïnformeerd en worden betrokken. – Voorkom onvolledige, eenzijdige of gekleurde informatievoorziening. – Reageer vlot en/of volledig op vragen uit de omgeving. – Wees alert op ongenuanceerde en emotionele discussies via pers / weblogs. – Organiseer informatiebijeenkomsten informeel en decentraal, bijvoorbeeld in de vorm van een informatiemarkt zodat iedereen de informatie kan ophalen waar hij/zij behoefte aan heeft. Plenaire bijeenkomsten worden vaak overheerst door een klein aantal sprekers. Wetgeving
–
Voorbeeld
De meeste gemeenten houden tegenwoordig wel een website bij om de omgeving te informeren over de ontwikkeling van een windproject. Bijvoorbeeld gemeente Emmen: http://gemeente. emmen.nl/wonen-en-leven/leefomgeving/energie-en-klimaat/windenergie.html
45
46
Handleiding Participatieplan Windenergie op Land
6.6
Contracten met lokale ondernemers Beschrijving
De komst van een windpark biedt goede mogelijkheden om de lokale economie te stimuleren. Het bouwen van een windpark vereist behoorlijk wat werk. Een deel van dit werk is zeer specialistisch werk (zoals het hijsen en installeren van de bladen van de windturbine), maar veel werkzaamheden kunnen goed door lokale en niet wind-specialistische bedrijven uitgevoerd worden. Hierbij kan gedacht worden aan: grondverzet en funderingen, aanleggen van wegen, kappen van bomen, beveiliging, transport, kantoorruimte en facilitaire voorzieningen etc. Door het inzetten van lokale partijen tijdens de bouw- en exploitatiefase worden niet alleen de lasten maar ook de lusten lokaal belegd.
Aandachtspunten – Geef duidelijk aan dat lokale partijen bepaalde onderdelen van de werkzaamheden uit kunnen voeren. – Zorg voor een transparant proces voor het uitzetten van werk, geef duidelijk aan welke onderdelen lokaal worden aanbesteed en welke opdrachten ook buiten de regio kunnen worden uitgezet (waarbij lokale bedrijven nog steeds een pre hebben). Wetgeving
Geen specifieke wetgeving. Let wel op de aanbestedingswetgeving en deugdelijke gunningscriteria, zodat lokale bedrijven op de juiste manier kunnen worden geselecteerd.
Voorbeeld
Windpark Noordoostpolder: Dit windpark zorgt voor werkgelegenheid tijdens de bouw- en exploitatiefase. Tijdens de bouwfase van Windpark Noordoostpolder zijn er circa 300 arbeidsplaatsen beschikbaar; na de realisatie levert het windpark ongeveer 100 permanente arbeidsplaatsen. Zie: http://www.windkoepelnop.nl/
Handleiding Participatieplan Windenergie op Land
6.7
Convenant / intentieovereenkomst Beschrijving
Er kan behoefte bestaan om een participatieplan te formaliseren in contractuele verplichtingen van de ontwikkelaar (of zelfs de omgeving). Bijvoorbeeld omdat wordt ervaren dat de omgeving dan meer vertrouwen heeft in de uitvoering van een participatieplan. Een convenant of intentieovereenkomst kan bijdragen aan een constructieve opstelling van de stakeholders. In een convenant of intentieovereenkomst worden de verschillende posities en belangen van de verschillende stakeholders onderkend en worden (afdwingbare) afspraken gemaakt over de samenwerking en participatie. Een convenant / intentieovereenkomst kan worden gezien als voorloper van de uitwerking van de financiële participatie (waaraan behoefte kan bestaan ingeval de gemeente de ontwikkelaar niet kan verplichten tot financiële participatie; zie richtsnoer 6). Als een convenant / intentieovereenkomst afdwingbare verplichtingen bevat, dan zijn dat meestal vooral inspanningsverplichtingen.
Aandachtspunten – Een convenant / intentieovereenkomst kan een basis vormen voor een constructieve opstelling van de verschillende stakeholders. – Het kan lastig zijn te bepalen tussen welke partijen overeenstemming moet worden bereikt, zeker als de omgeving niet goed is georganiseerd. – Soms is het handig / onvermijdelijk om aparte convenanten tussen verschillende stakeholders te sluiten Wetgeving
Titel 6.5 BW en Titel 3.2 BW
47
48
Handleiding Participatieplan Windenergie op Land
6.8
Delen opbrengst met omgeving Beschrijving
De opbrengst van een windpark kan met de omgeving wordt gedeeld, zonder dat begunstigden financieel participeren (in de vorm van obligaties, aandelen of participatie in een coöperatie). Een voorbeeld hiervan is een korting op groene stroom van het windpark aan de direct omwonenden. Een ander voorbeeld is een gebiedsfonds, dat wordt gevuld met vrijwillige bijdragen (een variant hierop is een gebiedsfonds dat wordt gevuld met verplichte grondexploitieafdrachten op grond van een anterieure overeenkomst of een exploitatieplan). De uitgaven worden bepaald door een onafhankelijk, lokaal bestuur. Voorbeelden hiervan zijn: – Sponsoring van lokale goede doelen zoals sportclubs; – Investering in lokale natuur- en recreatiegebieden; – Investering in duurzame energie, zoals zonnepanelen op daken van scholen; – Investering in sociale voorzieningen zoals de bibliotheek of naschoolse activiteiten. Het is goed om jaarlijks een overzicht van de gedeelde winst en de bereikte successen te delen met de omgeving, zodat duidelijk wordt waar de opbrengst naartoe gaat en wat ermee bereikt wordt
Aandachtspunten – Bepaal in de vergunningsverleningsfase of in de contracteringsfase samen met de omgeving in welke vorm de opbrengst met de omgeving gedeeld wordt (gebiedsfonds, sponsering van lokale vereniging of faciliteit). – Geef duidelijk aan wanneer de opbrengst met de omgeving gedeeld wordt. – Zorg voor een onafhankelijk orgaan dat de fondsen verdeelt volgens transparante criteria zodat er zo min mogelijk risico op discussie is Indien voor een gebiedsfonds of sponsoring van een lokale vereniging is gekozen, kan het windpark hier ook haar naam aan verbinden. Wetgeving
–
Voorbeeld
Windmolenpark De Drentse Monden en Oostermoer: www.windvogel.nl/wp-content/uploads/2014/09/DMO-DEF-DM_Publiekskaart_aug2014_v9.pdf Verplichte bijdragen van windparken aan omgevingsfondsen in de provincies Flevoland / Groningen / Noord-Brabant
Handleiding Participatieplan Windenergie op Land
6.9
Enquête / opinieonderzoek Beschrijving
Vaak worden bij de ontwikkeling van windparken alleen de voor- en tegenstanders van windenergie gehoord. Dat zijn meestal minderheden (orde grootte elk 10-20%) en de grote middengroep laat zich nauwelijks horen. Deze middengroep is echter wel de meerderheid van de bevolking en de mening daarvan dient dus ook goed in beeld gebracht te worden om een goede besluitvorming mogelijk te maken. Dat kan bijvoorbeeld op de volgende manieren: – Enquête: zorg daarbij voor een aselecte steekproef: de onderzoekers kiezen aselect de respondenten. Heldere en objectieve vraagstelling, niet sturend; – Stadspanel: sommige steden hebben permanente panels van bewoners die periodiek bevraagd worden; – Referendum: ultiem democratisch instrument om besluitvorming te laten plaatsvinden.
Aandachtspunten – Voldoende kennis van het onderwerp bij de omgeving is vereist. Dus eerst goede informatievoorziening, dan de opinie peilen. – Het moet gaan om een voldoende grote steekproef zodat de peiling representatief is. – Verbind consequenties aan de enquête / het opinieonderzoek. – Voorkom beïnvloeding van de opinie van de grote middengroep d.m.v. onjuiste informatie. – Voorkom onevenredige deelname aan de peiling: over- of ondervertegenwoordiging voor- of tegenstanders, bepaalde bevolkingsgroepen (bijvoorbeeld ouderen bij elektronische peilingen). Wetgeving
–
Voorbeeld
Stadspanel Utrecht (1000 deelnemers) dat om haar mening is gevraagd bij de ontwikkeling van een lokaal windpark. Referendum windenergie Wageningen (dit referendum is uiteindelijk niet doorgegaan omdat de beoogde locatie niet haalbaar bleek). Zie https://www.wageningen.nl/Wonen_milieu_en_verkeer/Natuur_en_milieu/Klimaat/Duurzame_energie/Windenergie
49
50
Handleiding Participatieplan Windenergie op Land
6.10 Financiële participatie: aandelenuitgifte Beschrijving
Door middel van een aandelenuitgifte aan omwonenden kunnen deze financieel participeren in de vennootschap (een BV) die het windpark zal exploiteren. Daarmee dragen zij niet alleen de lasten maar ook bepaalde lusten en hebben zij, afhankelijk van de rechten die aan de aandelen verbonden zijn, tevens een bepaalde zeggenschap. Voorbereiding vindt plaats in de vergunningverlenings en/of contracteringsfase. Uitwerking en daadwerkelijke uitgifte vindt (meestal) plaats in de exploitatiefase. Indien externe (bank)financiering is vereist, nemen wij in deze Handleiding aan dat aandelenuitgifte in de exploitatiefase plaatsvindt.
Aandachtspunten – De financiële toezichtsregels moeten in acht worden genomen. Een uitgifte moet passen binnen de vrijstellingsregels van de Wet op het financieel toezicht (‘Wft’), om te voorkomen dat een prospectus dient te worden opgesteld. Echter, onder omstandigheden (grote emissie, veel participanten, etc.) kan men juist kiezen om binnen het bereik van de Wft te opereren. De reden daarvoor kan zijn dat de AFM het prospectus moet goedkeuren, hetgeen bijdraagt aan het vertrouwen in het windproject. – Een uitgezonderde of vrijgestelde emissie is vanuit de Wft bezien vrij eenvoudig te organiseren. Indien binnen het bereik van de Wft wordt geopereerd zijn meer kosten verbonden aan de aandelenuitgifte, in verband met het opstellen van het prospectus – Aandelen worden uitgegeven (en overgedragen) bij notariële akte. Overdracht (en emissie) bij notariële akte kan worden voorkomen door certificering van de aandelen via een stichting administratiekantoor. Certificaten hoeven namelijk niet bij notariële akte te worden geleverd, maar bij een gewone akte. –O nder omstandigheden is het verstandig om te kiezen voor aandelen met een lage nominale waarde, omdat dan gespreid uitgifte kan plaatsvinden. – Beoordeel moet worden welk orgaan binnen de BV bevoegd is tot uitgifte. – Een variant op een gewone BV met aandelen is een beleggingsinstelling. Bij een beleggingsinstelling is er geen zeggenschap voor de participanten, maar alleen een economische investering (belegging). Een beleggingsinstelling kan de vorm van een BV hebben, maar ook de vorm van een contractueel fonds. Ingeval van een contractueel fonds is geen notaris voor de emissie en overdracht nodig. Aandachtspunt bij een fonds zijn de regels voor beleggingsinstellingen, die geen uitzondering bieden in geval van particuliere beleggers. Daardoor moet een omvangrijk pakket aan regels worden nageleefd (vergunning of registratie bij AFM, prospectus, etc.). Wetgeving
Burgerlijk Wetboek, Wet op het financieel toezicht.
Handleiding Participatieplan Windenergie op Land
6.11 Financiële participatie: coöperatie of windvereniging Beschrijving
Omwonenden kunnen mede lid worden van een coöperatie die het windpark zal exploiteren. Zij kunnen als lid recht hebben op bepaalde winstuitkeringen die gerelateerd zijn aan de financiële prestaties van het windpark. Daarmee dragen zij niet alleen de lasten maar ook bepaalde lusten. Daarnaast zijn aan een lidmaatschap zeggenschapsrechten verbonden. Voorbereiding van een coöperatie vindt plaats in de vergunningverleningssfase. Uitwerking en daadwerkelijke uitgifte vindt plaats in een daarop volgende fase, meestal in de contracteringsfase.
Aandachtspunten – Alhoewel een lidmaatschap niet automatisch als een effect zal kwalificeren moet bij de juridische structurering wel naar de financiële toezichtsregels (Wft) worden gekeken om te voorkomen dat een prospectus moet worden opgesteld. Onder omstandigheden (grote emissie, veel participanten, etc.) kan men juist kiezen om binnen het bereik van de Wft te opereren. De reden daarvoor kan zijn dat de AFM het prospectus moet goedkeuren, hetgeen kan bijdragen aan het vertrouwen in het windproject. – De juridische structurering is (iets) complexer dan de oprichting van een BV (bijvoorbeeld wat betreft de mate van zeggenschap en de inkleding van de winstrechten). Bovendien bestaat bij de structurering van een coöperatie minder vrijheid dan bij een BV. – Bij de keuze voor een coöperatie (of een BV) dienen de fiscale aspecten (en voordelen) te worden meegenomen. Wetgeving
Burgerlijk Wetboek, Wet op het financieel toezicht.
51
52
Handleiding Participatieplan Windenergie op Land
6.12 Financiële participatie: obligaties Beschrijving
Door middel van obligaties (dat wil zeggen obligatieleningen) kunnen omwonenden financieel participeren in het project. Daarmee dragen zij niet alleen de lasten, maar ook bepaalde lusten. Een obligatielening geeft de omwonenden geen zeggenschapsrechten. Voorbereiding van de uitgifte van een obligatielening vindt plaats tijdens de vergunningsverlening en/of contractering. Uitwerking en daadwerkelijke uitgifte vindt (meestal) plaats in de exploitatiefase. Indien externe (bank)financiering is vereist, nemen wij in deze Handleiding aan dat obligatieleningen in de exploitatiefase worden uitgegeven.
Aandachtspunten – Financiële toezichtsregels moeten in acht worden genomen. De uitgifte van de obligatielening moet passen binnen de vrijstellingsregels van de Wet op het financieel toezicht (‘Wft’) om te voorkomen dat een prospectus moet worden opgesteld en dat bepaalde regels verbonden aan het verstrekken van leningen door consumenten niet worden overtreden. Onder omstandigheden (grote emissie, veel participanten, etc.) zou men juist kunnen kiezen om binnen het bereik van de Wft te opereren. De reden daarvoor kan zijn dat dan de AFM het prospectus moet goedkeuren, hetgeen bij kan dragen aan het vertrouwen in het windproject. – Voor de emissie en overdracht is geen notaris vereist. Wetgeving
Burgerlijk Wetboek, Wet op het financieel toezicht.
Handleiding Participatieplan Windenergie op Land
6.13 Grondexploitatieplan Beschrijving
Een gemeente kan wettelijk de verplichting hebben om voor een windpark een grondexploitatieplan vast te stellen. Een grondexploitatieplan kan worden gezien als een participatie-instrument als daarin bovenwijkse voorzieningen of kosten voor andere ontwikkelingen (dan het windpark) worden opgenomen, die bijdragen aan de ruimtelijke kwaliteit in de omgeving van een windpark (zie ook: anterieure overeenkomst / grondexploitatieovereenkomst). De gemeente of provincie stelt een grondexploitatieplan samen met een bestemmings- of inpassingsplan vast. In een grondexploitatieplan kunnen fondsbijdragen worden opgenomen (art. 6.13 lid 7 Wro)
Aandachtspunten Zie ‘anterieure overeenkomst / grondexploitatieovereenkomst’. Ook hier geldt dat voor het opnemen van een fondsbijdrage (voor de kosten voor andere locaties dan het windpark) in een grondexploitatieplan er een direct verband moet zijn tussen het windpark en de andere ruimtelijke ontwikkeling die uit het fonds wordt bekostigd. Of aan deze eis kan worden voldaan, is zeer afhankelijk van de specifieke situatie. Hiernaast is een structuurvisie vereist. Wetgeving
Art. 6.12 e.v. Wet ruimtelijke ordening en art. 6.2.1 onder b Besluit ruimtelijke ordening. M.b.t. de fondsbijdrage: zie art. 6.13 lid 6 en 7 Wet ruimtelijke ordening.
Voorbeeld
Grondexploitatieplan Kloosterlanden; gemeente Deventer
53
54
Handleiding Participatieplan Windenergie op Land
6.14 Inspraak en advies bij opstellen participatieplan Beschrijving
Het participatieplan is het instrument om samen met de omgeving de proces- en projectparticipatie vast te leggen. In de NWEA gedragscode staat: “Het participatieplan beschrijft de (bovenwettelijke) participatie: – De procesparticipatie (bijvoorbeeld consulterende gesprekken met belanghebbenden, het opzetten van een klankbordgroep, organiseren van discussies, informatieavonden of ontwerpateliers, inrichten van een goed en transparant systeem voor het behandelen van vragen en klachten) – De projectparticipatie (bijvoorbeeld financiële deelneming met aandelen/obligaties, lokaal fonds, omwonendenregeling zoals groene stroom met korting, korting op de energierekening of een andere (financiële) vergoeding, creëren lokale werkgelegenheid).” In de beleidsvormingsfase wordt eerst vooral het proces vastgelegd: op welke wijze werken omgeving, overheid en eventueel ontwikkelaar samen om tot een concreet windbeleid en windproject te komen. Belangrijk daarbij is om de rol en de zeggenschap van elke partij duidelijk te definiëren. In latere fases – als de ontwikkelaar bekend is – kan ook de projectparticipatie ingevuld worden. Het participatieplan wordt op initiatief van de overheid (in beleidsvormingsfase) en/of ontwikkelaar (hoofdzakelijk in de vergunningverleningsfase) opgesteld in samenspraak met de omgeving. Een participatieplan kan ook in fases verder uitgewerkt en ingevuld worden
Aandachtspunten – De omgeving moet daarbij ook echt iets in te brengen / te kiezen hebben en een stem krijgen. – Organiseer de omgeving goed voordat een plan wordt opgesteld, zorg dat de verschillende belangen vertegenwoordigd zijn. – Onderken dat er twee stakeholders verantwoordelijk zijn voor het participatieplan, namelijk de overheid in de beleidsvormingsfase en de ontwikkelaar vanaf de vergunningverleningsfase. Zorg bij voorkeur voor één participatieplan of, als dat niet haalbaar is, voor twee participatieplannen die naadloos op elkaar aansluiten. Wetgeving
Voorbeeld
Het participatieplan is niet wettelijk geregeld. De Omgevingswet gaat uit van participatie indien voor een windpark een projectbesluit wordt genomen. Het huidige wetsvoorstel gaat evenwel niet uit van een verplicht participatieplan.
Handleiding Participatieplan Windenergie op Land
6.15 Klachtenloket windenergie Beschrijving
Voor zorgen en klachten tijdens de bouw of exploitatie is het raadzaam een klachtenloket in te richten zodat de omgeving van het windpark dit via een centraal punt kan melden. Aan te raden is dat eerst de gelegenheid aan de ontwikkelaar wordt gegeven om klachten op te pakken. Deze kunnen ingediend worden via een centraal aanspreekpunt (klachtenloket) bij de ontwikkelaar. Als dit onvoldoende naar wens behandeld wordt, kan het bevoegd gezag verwittigd worden. Als ook deze weg onvoldoende oplossingen biedt, wordt de weg naar een onafhankelijk klachtenloket gevolgd. Dit kan bijvoorbeeld bemand worden door een vertegenwoordiger van bevoegde gezagen, omwonenden, natuur- en milieu en onafhankelijke deskundigen. Gezamenlijk kunnen zij de ontwikkelaar aanspreken en/of juridische stappen ondernemen.
Aandachtspunten – Geef van te voren duidelijk aan wat het achterliggende proces van de klachtenafhandeling is. – Geef ook duidelijk aan wat verwacht kan worden (en vooral ook wat niet verwacht kan worden) van het indienen van een klacht. – Maak inzichtelijk welke partij de klachten behandeld en wat de reikwijdte van deze partij is. – Het klachtenloket is bedoeld voor de omgeving van het windpark. – Zorg ervoor dat iedereen een klacht in kan dienen door bijvoorbeeld een emailadres maar ook een telefoonnummer beschikbaar te maken – Zorg dat duidelijk gecommuniceerd wordt wat er met een klacht (of gegroepeerde klachten) gedaan is en wat eventuele vervolgacties zijn. Wetgeving
–
Voorbeeld
Westermeerwind: www.westermeerwind.nl/bouw-oud/klachten-over-bouwwerkzaamheden Zie ook de NLVOW-gedragscode en de VEH-spelregels
55
56
Handleiding Participatieplan Windenergie op Land
6.16 Klankbordgroep / adviesgroep Beschrijving
Om goed te kunnen communiceren met de omgeving is het van belang om een representatieve vertegenwoordiging van die omgeving te hebben. Veelal is de omgeving niet of matig georganiseerd. Soms zijn er georganiseerde voorstanders (bijvoorbeeld een energiecoöperatie) of tegenstanders, maar dit zijn minderheden en zij overstemmen vaak het debat. Door het oprichten van een klankbordgroep met vertegenwoordigers uit alle lagen van de bevolking en uit alle wijken/ regio’s in de omgeving wordt beoogd om ook de grotere middengroepen een stem te geven. Soms organiseert de omgeving zichzelf, maar dat is dan vaak als tegenreactie op een plan. In de vroege fases van beleidsontwikkeling zal er veelal geen georganiseerd forum zijn. De lokale overheid kan dit faciliteren door verschillende stakeholders uit te nodigen.
Aandachtspunten – Zorg voor een representatieve vertegenwoordiging van de omwonenden (bewoners, bedrijfsleven, milieuorganisaties, etc). – Zorg dat ook tegenstanders / kritische omwonenden vertegenwoordigd zijn. – Zorg voor vertegenwoordigers met mandaat die door de omwonenden worden erkend. – Geef duidelijk aan wat de reikwijdte van het advies van de klankbordgroep is (bindend advies of vrijblijvend). – Faciliteer de klankbordgroep: een door de groep zelf gekozen en onafhankelijk voorzitter, ruimte, consumpties, onkosten, notulen, tijdige aanlevering stukken, etc. – Zorg voor begeleiding door deskundigen om een realistische afweging te maken en voor rekenmodellen/spelvormen om consequenties van keuzes inzichtelijk te maken. – Houd het proces zo transparant mogelijk: openbare vergaderingen, alle informatie publiek, etc. – Let op belangenverstrengeling: deelnemers aan de klankbordgroep kunnen persoonlijke (conflicterende) belangen hebben. – Neem het advies serieus. Wetgeving
–
Voorbeeld
Stakeholderspanel Korendijk: vertegenwoordiging van de verschillende dorpskernen beoordeelde het proces waarmee de gemeente gezocht heeft naar de beste windlocatie in de gemeente. Zie http://www.korendijk.nl/windenergie Stadsgesprek Utrecht waarbij 200 aselect gekozen burgers mee mogen denken over de invulling van het energiebeleid. Ecofys begeleidt de bewoners bij het afwegen van de verschillende mogelijkheden om de ambitie in te vullen. Zie: http://www.utrecht.nl/utrechtse-energie/ stadsgesprek-energie/
Handleiding Participatieplan Windenergie op Land
6.17 Maatwerkvoorschrift Beschrijving
Voor windparken gelden op grond van het Activiteitenbesluit en de Activiteitenregeling algemene milieuregels, in het bijzonder op het vlak van geluidhinder, slagschaduw en hinder door lichtschittering. Vanwege het algemene karakter van deze regels, zijn die regels niet voor alle situaties toereikend. Daarom kunnen maatwerkvoorschriften worden opgelegd, mits een milieuhygiënische reden bestaat (boven hetgeen het uitgangspunt is in de normstelling voor windturbines krachtens het Activiteitenbesluit en de Activiteitenregeling). Een maatwerkvoorschrift kan bijvoorbeeld worden opgelegd als de geluidsproductie van verschillende windturbines samen leidt tot een hogere geluidsbelasting op de gevels van gevoelige gebouwen dan wenselijk is. In dat geval kan het bevoegd gezag voor één of meer windturbines normen met een lagere waarde voorschrijven. Het bevoegd gezag kan op grond van art. 3.14a lid 3 van het Activiteitenbesluit in een concreet geval een andere geluidsnorm voorschrijven, indien bijzondere lokale omstandigheden daartoe aanleiding geven. Daarnaast regelt de Activiteitenregeling in de artt. 3.12 en 3.13 de bevoegdheid tot het opleggen van strengere eisen wat betreft slagschaduw en lichtschittering. Maatwerkvoorschriften kunnen ingezet worden als participatie-instrument, omdat de omgeving om afwijkende normen kan vragen bij het bevoegd gezag en de ontwikkelaar. Hierover kan – bijvoorbeeld tijdens een werkatelier – afstemming met de ontwikkelaar plaatsvinden.
Aandachtspunten – Ook als windturbines in een stil gebied worden geplaatst, is er geen verplichting is tot het stellen van strengere geluidsnormen. Overheden hebben een grote mate van beleidsvrijheid. – Maatwerkvoorschriften kunnen op verzoek en ambtshalve worden opgelegd. Wetgeving
Art. 3.14a lid 2 en 3 van het Activiteitenbesluit en artt. 3.12 lid 2 en 3.13 lid 2 van de Activiteitenregeling
57
58
Handleiding Participatieplan Windenergie op Land
6.18 Monitoring Beschrijving
6.19 Omgevingsvergunning en overige vergunningen Om klachten goed te kunnen beoordelen is het van belang de effecten van het windpark op de omgeving (zoals geluid, slagschaduw en hinder tijdens de bouw) onafhankelijk in beeld te brengen. Dit instrument sluit aan bij het instrument ‘Klachtenloket windenergie’. Naast het inrichten van een klachtenloket zullen de hinder, de klachten en vooral ook de afhandeling daarvan gemonitord moeten worden. Ook moet worden gemonitord in hoeverre de ontwikkelaar zich houdt aan afspraken rondom participatie en het delen van de opbrengst van het windpark. Deze monitoring vindt bij voorkeur door een onafhankelijke partij plaats, die de exploitant kan aanspreken op het naleven van (contractuele) afspraken of juridische verplichtingen (zoals een maatwerkvoorschrift).
Aandachtspunten – Van te voren moet worden bepaald welke partijen de monitoring uitvoeren en welke maatstaven / normen daarbij leidend zijn. –D eelname van de omgeving in een monitoringsorgaan kan het vertrouwen van de omgeving versterken – De monitoring staat los van de normstelling in het Activiteitenbesluit en de Activiteitenregeling voor geluid, slagschaduw en lichtschittering. Indien deze normen worden overtreden heeft de overheid een zelfstandige bevoegdheid (en verplichting) tot handhaving. – Voorafgaand aan de monitoring moet worden vastgelegd wat de bevoegdheid en reikwijdte van een monitoringsorgaan is. Bij voorkeur committeert de ontwikkelaar (c.q. de projectexploitant) en het bevoegd gezag zich aan dit orgaan – Aangeven moet worden wat de procedures zijn. – Vooraf moet duidelijk zijn welke effecten niet zullen worden gemonitord. Wetgeving Voorbeeld
Handleiding Participatieplan Windenergie op Land
Beschrijving
Voor een windpark zijn verschillende vergunningen nodig, zoals een bouwvergunning, een vergunning voor het afwijken van het bestemmingsplan, een watervergunning, een milieuvergunning (indien een MER is vereist) of een OBM (een omgevingsvergunning beperkte milieutoets, ingeval het gaat om drie of meer turbines maar geen MER is vereist), een natuurbeschermingswetvergunning, een flora- en faunawetontheffing, een aanlegvergunning, een kapvergunning, een inritvergunning of een spoorwegwetvergunning. Een aantal van deze vergunningen is een omgevingsvergunning in de zin van de Wabo. In het kader van de vergunningverlening en de overige besluitvorming kan een coördinatieregeling worden toegepast. Een (omgevings)vergunning is een mogelijk participatie-instrument omdat daaraan onder omstandigheden voorwaarden en voorschriften kunnen worden verbonden die de effecten van een windpark voor de omgeving kunnen mitigeren. Over (de inhoud van) deze voorwaarden kunnen de stakeholders afspraken maken. In het kader van participatie kan worden afgesproken dat de ontwikkelaar met de overheden en de omgeving de concrete bouwplannen afstemt (bijvoorbeeld via een ontwerpatelier) voordat hij een aanvraag indient.
Aandachtspunten – Er dient altijd een locatie- en inrichtingsspecifieke beoordeling te worden gemaakt om vast te stellen welke vergunningen zijn vereist. – Als een coördinatieregeling wordt toegepast valt de besluitvorming over de verschillende vergunningen samen. Als de coördinatieregeling van toepassing is op de ruimtelijke besluitvorming staat na het indienen van zienswijzen uitsluitend beroep open bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. – Voor windparken groter dan 5 MW, maar kleiner dan 100 MW regelt de Elektriciteitswet 1998 (E-wet) dat Gedeputeerde Staten bevoegd zijn. Indien Provinciale Staten op grond van art. 9e Elektriciteitswet een inpassingsplan vaststellen, passen Gedeputeerde Staten op grond van art. 9f de coördinatieregeling toe. – Bij voorkeur betrekt de ontwikkelaar de omgeving van te voren (informeel) bij het opstellen van de vergunningaanvraag en laat hij het niet aankomen op het bijstellen van de aanvraag naar aanleiding van (formele) inspraak. Als een aanvraag goed is voorbereid zou de formele inspraak geen nieuwe inzichten op moeten leveren. Wetgeving
Omgevingsvergunning: art. 2.1 Wabo Natuurbeschermingswetvergunning: art. 19d Natuurbeschermingswet 1998 Flora- en faunawetontheffing: art. 60 e.v. Flora- en faunawet, m.n. art. 75. Watervergunning: hoofdstuk 6 Waterwet Coördinatieregeling: art. 3.30 Wet ruimtelijke ordening (Wro) (gemeentelijk), art. 3.33 Wro (provinciaal), art. 3.35 Wro (rijksregeling) en art. 9e en 9f E-wet.
59
60
Handleiding Participatieplan Windenergie op Land
6.20 Ontwerpatelier Beschrijving
6.21 PlanMER Het organiseren van ontwerpateliers gebeurt om de lokale bevolking in een vroeg stadium te informeren over de plannen voor windenergie in een gemeente of provincie. De plannen zijn op dit moment nog niet meer dan een aantal vlekken op een kaart en hebben nog geen vastgelegde windturbineopstellingen. Daarnaast geeft het ontwerpatelier de mogelijkheid voor bewoners om mee te denken over opstellingsvarianten en inspraak te hebben waarom bepaalde locaties meer of minder geschikt zijn voor windenergie. De gemeente (of provincie) organiseert de ontwerpateliers meestal zelf, of huurt daar een professionele partij voor in. Hiertoe zijn de volgende zaken nodig: – Een geschikte locatie; – Het verzenden van uitnodigingen voor de ateliers; – Een (dag)voorzitter; – Voldoende hoogwaardig materiaal om te laten zien, hierbij kan gedacht worden aan:\ – (3D) Visualisaties van de toekomstige situatie; – Presentatie met plannen voor wind in de omgeving.
Aandachtspunten – Zorg voor een professionele (dag)voorzitter, die het proces goed kan begeleiden. – Houd voldoende (technisch) inhoudelijke kennis aanwezig, zodat vragen van mensen goed en kundig kunnen worden beantwoord. – Tijdige aankondiging van de ontwerpateliers, zodat mensen er rekening mee kunnen houden. –N iet te lang plenair blijven praten, maar concreet aan de slag in kleine groepen. – Zorg voor voldoende keuzevrijheid, maar kader deze in door heldere spelregels en randvoorwaarden. – Mix buurtbewoners wanneer er in kleine groepen wordt gewerkt. Anders zijn mensen het onderling snel eens (niet in mijn achtertuin) en komen de ruimtelijke en bestuurlijke dilemma’s onvoldoende aan bod. Wetgeving Voorbeeld
Handleiding Participatieplan Windenergie op Land
Windkracht 3 – Gemeente Emmen. In 2020 wordt in Emmen 95,5 MW aan windenergie gerealiseerd. De gemeente vindt het belangrijk dat inwoners mee kunnen praten over hoe de windmolens het best in hun gebied geplaatst kunnen worden en onder welke randvoorwaarden. Bij dat laatste kan het bijvoorbeeld gaan om participatie en compensatie. Platform Windkracht 3 speelt een belangrijke rol in dit proces. Het platform heeft twee opdrachten; het organiseren van de gebiedsprocessen waarin de ruimtelijke ontwerpen voor de opstelling van de windmolens wordt besproken en het opstellen van een concept Gedragscode Emmen waarin de randvoorwaarden voor de projectontwikkeling worden bepaald. De bevindingen uit de gebieden worden ter advisering aan het college van B en W voorgelegd en vervolgens aan de gemeenteraad aangeboden. http://gemeente.emmen.nl/windkracht3
Beschrijving
Een planMER dient om de ruimtelijke inpassing van het windpark te onderbouwen. In de planMER worden de verschillende locatie-alternatieven voor een windpark onderzocht. Een planMER kan zijn vereist naast een projectMER of een m.e.r.-beoordeling. In de praktijk komt het voor dat één MER wordt opgesteld, dat zowel de planMER als de projectMER omvat. De vaststelling van een planMER doorloopt een wettelijk voorgeschreven procedure. In een planMER moeten een beschrijving van de voorgenomen activiteit en de alternatieven daarvoor, een overzicht van de relevante plannen en daarmee samenhangende besluiten, beschrijving van de huidige situatie en de autonome ontwikkeling, de effecten van het voorgenomen plan, een vergelijking tussen die twee, mitigerende (en compenserende) maatregelen, eventuele leemten in informatie en een samenvatting worden opgenomen. In het PlanMER kunnen alle milieugevolgen voor de omgeving meegewogen worden, zowel de gevolgen voor de omwonenden (geluid, schaduw, externe veiligheid) als de gevolgen voor de natuur (flora en fauna, landschap, vermindering CO2-emissies). Een planMER wordt opgesteld door het bevoegd gezag. Er is een plicht om een planMER op te stellen als: – het plan kaderstellend is voor een projectMER-plichtige of een te verlenen m.e.r.-beoordelingsplichtige vergunning; en/of – een passende beoordeling is vereist op grond van de Natuurbeschermingswet. Een planMER kan fungeren als een participatie-instrument omdat: – In het voortraject (via een klankbordgroep, ontwerpateliers of anderszins) de scope van de planMER met de omgeving wordt bepaald (middels een Notitie Reikwijdte en Detailniveau (NRD)). Daarin wordt aangegeven welk milieuaspecten worden onderzocht en op basis van welke criteria en uitgangspunten keuzes worden gemaakt. – Na het opstellen van een MER een bijeenkomst kan worden georganiseerd om verantwoording af te leggen over en verslag te doen van het proces en de uitkomsten van het MER. Tijdens het proces kan participatie gewaarborgd worden door een goede communicatie met de omgeving over de voortgang van het proces.
Aandachtspunten – Zorg voor een goede begeleiding door een vertegenwoordiging van de omgeving. – Kondig de planMER goed aan. – Definieer het proces op voorhand helder, transparant en objectief. – Besteed vooral veel aandacht aan de NRD: die bepaalt feitelijk het verloop van het onderzoek en het eindresultaat. – Houd het objectief en neutraal: laat geen beïnvloeding van de onderzoeksresultaten toe door bepaalde stakeholders. – Een planMER is tevens een goed en objectief instrument om de meest geschikte locatie(s) voor een windpark in een gebied te bepalen. – Zorg voor voldoende budget en tijd om de planMERprocedure met voldoende detailniveau en kwaliteit te kunnen uitvoeren. – Zorg voor een goede communicatie en informatievoorziening over het proces, zie het instrument “Communicatie en informatievoorziening”.
61
62
Handleiding Participatieplan Windenergie op Land
Handleiding Participatieplan Windenergie op Land
6.22 Planschade Wetgeving
Wettelijk kader: hoofdstuk 7 Wet milieubeheer, artt. 7.2 en 7.2 Wm art. 7.7 e.v. en het Besluit milieueffectrapportage
Voorbeeld
Korendijk: Quick Scan voor de identificatie van mogelijke windlocaties en een vrijwillig planMER om tot een objectieve locatiekeuze te komen. Zie http://www.korendijk.nl/windenergie.
Beschrijving
Degenen die door een planologische maatregel (o.a. een bestemmingsplan en een inpassingsplan) schade lijden in de vorm van inkomensderving of een vermindering van de waarde van een onroerende zaak (bijv. een woning), kunnen daarvoor een compensatie of planschadetegemoetkoming aanvragen. Dit is alleen mogelijk voor de schade die redelijkerwijs niet voor rekening behoort te blijven van degene die schade lijdt en als de schade niet anderszins is verzekerd. Indien schade binnen het normaal maatschappelijk risico valt of sprake is van voorzienbaarheid aan de zijde van degene die schade lijdt, heeft dit een drukkend effect op de planschadeaanspraak. Omstandigheden die de omvang van de planschade bepalen zijn (onder andere): – de huidige planologische ruimte in een bestemmingsplan of inpassingsplan voor activiteiten met een impact op de omgeving, ongeacht of die planologische ruimte ook daadwerkelijk wordt benut; – afstand van de omwonenden tot de windturbine(s); – masthoogte en rotordiameter van de windturbine(s); – situering ten opzichte van de zon / slagschaduw; en – geluidshinder. Om aanspraak te maken op planschade moet degene die schade lijdt, een gemotiveerde aanvraag indienen bij het bevoegd gezag. Een aanvraag moet gedaan worden binnen vijf jaar nadat het bestemmings- of inpassingplan onherroepelijk is geworden. De aanspraak op planschade is wettelijk geregeld. Daarnaast kan een omwonende een schadevergoeding krijgen op basis van een schadevergoedingsregeling; dit participatie-instrument wordt hierna besproken. Verder komt het in de praktijk voor dat een ontwikkelaar een bovenwettelijke compensatie aan omwonenden toekent (in ruil voor het afzien van het maken van bezwaar en beroep tegen het windpark).
Aandachtspunten – Het is gebruikelijk om bij windparken van tevoren een planschadeonderzoek uit te voeren, zodat duidelijk wordt wat de impact van een windpark op de woningwaarde is. Tevens zou van tevoren kunnen worden vastgelegd hoe en wanneer eventuele planschade wordt vergoed. Het vooraf aan de planologische besluitvorming duidelijkheid bieden aan de omwonende over (de omvang van) de planschade kan bijdragen aan het maatschappelijk draagvlak. – Woningwaardedaling wordt alleen aangemerkt als planschade, als die daling een direct gevolg is van de, bijvoorbeeld, bestemmingsplanwijziging. Als een eerder bestemmingsplan een windpark al toeliet (of andere grote bouwactiviteiten), dan vormt de waardedaling geen planschade (of slechts beperkt). De situatie kan ontstaan dat strikt juridisch geen recht bestaat op planschade, maar dat dit voor de omgeving als oneerlijk en onterecht voelt. – Er kan discussie bestaan over de afstand van omwonenden die schade lijden door een windpark. Vermeldenswaardig in dit verband is dat de NLVOW wat betreft de omvang van de planschade differentieert tussen woningen gelegen op een afstand van minder dan 750 meter, minder dan 1250 meter en minder dan 2000 meter. – Er kan discussie bestaan over of schade voorzienbaar was en of schade behoort tot het normaal maatschappelijk risico. Wetgeving
Art. 6.1 e.v. Wet ruimtelijke ordening
63
64
Handleiding Participatieplan Windenergie op Land
6.23 Planschadeovereenkomst Beschrijving
Gemeenten en provincies kunnen als gevolg van een planologische maatregel aansprakelijk zijn voor de planschade (zie instrument ‘planschade’). Gemeenten en provincies zullen over het algemeen het planschaderisico doorleggen naar de ontwikkelaar voor wie de planologische maatregel wordt genomen. In deze overeenkomsten kan, naast de aan een omwonende toe te kennen schadevergoeding, een afspraak worden gemaakt over de kosten voor het onderzoek naar planschadeclaims. Een planschadeovereenkomst kan een participatie-instrument zijn, omdat er een direct verband komt tussen de planologische maatregel, het voordeel dat daarmee aan een ontwikkelaar wordt gegund en de daaruit voortvloeiende schade voor de omgeving. Omdat er een planschadeaanspraak bestaat die een ontwikkelaar moet vergoeden, komt er een dialoog tussen deze partijen tot stand en een prikkel om er in der minne uit te komen.
Handleiding Participatieplan Windenergie op Land
6.24 ProjectMER / m.e.r.-beoordelingsplicht Beschrijving
Aandachtspunten – Een aanspraak op planschade is een wettelijk recht. Echter, een betalingsverplichting voor planschade zal het projectrendement verlagen en kan daarom niet op zichzelf worden gezien. Deze betalingsverplichting moet worden gezien in combinatie met andere financiële verplichtingen van een ontwikkelaar. – De partijen bij een planschadeovereenkomst zijn de overheid en de ontwikkelaar. De omgeving is hierbij geen partij. Wetgeving
Planschade is geregeld in art 6.1 Wro e.v. Zie ook het instrument planschade. De bevoegdheid (van burgemeester en wethouders) tot het sluiten van een planschadeovereenkomst wordt geregeld in art. 6.4a Wro.
In een projectMER worden de effecten van verschillende inrichtingsvarianten van een windpark tegen elkaar afgewogen. Het opstellen van een projectMER kan zijn vereist alvorens een omgevingsvergunning wordt aangevraagd. In een projectMER voor windparken wordt bijvoorbeeld gekeken naar de effecten op vogels, vleermuizen, geluid, risicozonering, slagschaduw, gezondheid, radar en vliegveiligheid. In een projectMER moeten onder meer de voorgenomen activiteit en alternatieven, de relevante plannen en besluiten, de huidige situatie en de te verwachten ontwikkelingen, mitigerende (en compenserende) maatregelen en informatie aangaande de leemten in kennis worden opgenomen. Windparken zijn niet altijd projectMERplichtig. De wet regelt voor windparken met een totaal vermogen van ten minste 15 MW of een windpark met ten minste tien turbines slechts een m.e.r.beoordelingsplicht. Dit houdt in dat op basis van de locatie- en project-specifieke kenmerken moet worden bepaald of een projectMER is vereist. Verder kan de m.e.r.-regelgeving in beeld komen als een ondergrondse hoogspanningsleiding wordt aangelegd. Als het de verwachting is dat een projectMER opgesteld moet worden, dan kan het tijdwinst opleveren om de stap van de m.e.r.-beoordeling over te slaan en een ‘vrijwillig’ projectMER op te stellen. Het opstellen van het projectMER komt voor rekening van de initiatiefnemer (meestal: de ontwikkelaar). Een projectMER kan als een participatie-instrument fungeren, omdat: – In het voortraject (via een klankbordgroep, ontwerpateliers of anderszins) de scope van de MER met de omgeving wordt bepaald middels een Notitie Reikwijdte en Detailniveau (NRD). Daarin wordt aangegeven welk milieuaspecten (op welke wijze) worden onderzocht en op basis van welke criteria en uitgangspunten keuzes worden gemaakt; – participatie kan plaatsvinden door het (vooraf) goed communiceren over de MERprocedure. Daarbij dient de inbreng van de omgeving goed verwerkt te worden in het proces en de opzet van het MERrapport; – Na het opstellen van een MER een bijeenkomst kan worden georganiseerd om verantwoording af te leggen over en verslag te doen van het proces en de uitkomsten van het MER. Tijdens het proces kan participatie gewaarborgd worden door een goede communicatie met de omgeving over de voortgang van het proces.
Aandachtspunten – Zorg voor een goede begeleiding door een vertegenwoordiging van de omgeving. – Definieer het proces op voorhand helder, transparant en objectief. Besteed vooral veel aandacht aan de NRD: die bepaalt feitelijk het verloop van het onderzoek en het eindresultaat. – Houd het objectief en neutraal: laat geen beïnvloeding van de onderzoeksresultaten toe door bepaalde stakeholders. – Zorg voor een goede communicatie en informatievoorziening over het proces, zie instrument “Communicatie en informatievoorziening”. Wetgeving
Wettelijk kader: hoofdstuk 7 Wet milieubeheer (7.16 Wm e.v.) en het Besluit milieueffectrapportage (kolom vier, 22.2 van onderdeel D van de bijlage van het Besluit m.e.r.).
Voorbeeld
Er zijn veel voorbeelden van windprojecten waarvoor een ProjectMER is uitgevoerd. Zie bijvoorbeeld de website van de commissie MER: http://www.commissiemer.nl/
65
66
Handleiding Participatieplan Windenergie op Land
6.25 Schadevergoedingsregeling Beschrijving
Enige schade of overlast tijdens de bouw is onvermijdelijk, vooral bij windparken in de omgeving van bewoond gebied. Zo moeten voor de bouw wegen worden aangelegd, kabels worden ingegraven, heipalen worden geslagen, is er bouwverkeer, etc. Schade en overlast dienen zo veel mogelijk voorkomen te worden, maar indien onvermijdelijk dient schade en overlast vergoed te worden. Een transparante en goede schadevergoedingsregeling kan veel ergernis voorkomen. Een dergelijke regeling kan van te voren en in samenspraak met de omgeving afgesproken worden.
Handleiding Participatieplan Windenergie op Land
6.26 Selectie ontwikkelaar / aanbesteding Beschrijving
Aandachtspunten – Leg de schadevergoedingsregeling van te voren goed vast zodat voor iedereen duidelijk is waar men op kan rekenen. Houd het simpel en overzichtelijk. – Zorg voor een snelle afwikkeling van schadeclaims. – Zorg voor wederzijds begrip. Als ontwikkelaar: houd rekening met daadwerkelijk beleefde / ervaren overlast. Als omgeving: respecteer technische en veiligheidsbeperkingen. – Bij geschillen kan een onafhankelijke commissie/loket bemiddelen of uitspraak doen, of kan de kwestie aan de rechter worden voorgelegd. – De Gasunie hanteert tabellen als richtlijn voor landbouwschade die als inspiratie kunnen dienen. Wetgeving
–
De keuze van de ontwikkelaar kan consequenties hebben voor de manier waarop het latere windpark wordt geëxploiteerd. Bij de selectie van de ontwikkelaar of de aanbesteding van de locatie kan de lokale overheid voorwaarden stellen, bijvoorbeeld voorwaarden rondom financiële participatie. De selectie van de ontwikkelaar dient bij voorkeur openbaar te gebeuren om belangenverstrengeling te voorkomen. Wat wordt aanbesteed? – In het geval van (mede) grondeigendom: het ontwikkel- en exploitatierecht van het windturbinepark (recht van opstal, erfdienstbaarheden als locatietoegang of recht van overzwaai) – Als de lokale overheid en de ontwikkelaar samen ontwikkelen: een ontwikkel- of samenwerkingsovereenkomst Gunningscriteria (voorbeelden): – Kwaliteit/ervaring van de ontwikkelaar en het plan – Draagvlak voor het plan in de omgeving – Financieel bod (voor grond, exploitatierecht) – Invulling van de financiële participatie De selectie van de ontwikkelaar en de aanbesteding ligt het meest voor de hand aan het einde van de beleidsvormingsfase, als de locatie gekozen is. Het kan ook in een latere projectfase, maar dan draagt de gemeente meer ontwikkelrisico.
Aandachtspunten – Zorg voor transparantie in het selectie/gunningsproces. – Kijk bij de gunning naar het trackrecord van ontwikkelaars op het gebied van participatie. – Onduidelijkheid over welke partij de afbreukrisico’s draagt (politiek, vernietiging vergunning door rechter), is onwenselijk en leidt in algemene zin tot een minder aantrekkelijk bod. – Let op de financiële risico’s voor de gemeente, met name als de gemeente gezamenlijk met de ontwikkelaar ontwikkelt. Wetgeving
Een rechttoe rechtaan grondverkoop is niet aanbestedingsplichtig en valt niet binnen de reikwijdte van de Aanbestedingswet 2012. Naarmate een grondtransactie meer lijkt op een (bouw)opdracht, bestaat eerder de kans dat de grondverkoop binnen het toepassingbereik van de Aanbestedingswet valt. Daarvan is bijvoorbeeld sprake is als de gemeente (of provincie) een bouwplicht oplegt of heel precieze eisen stelt ten aanzien van de wijze van uitvoering.
Voorbeeld
Nieuwegein: voor windpark het Klooster is een openbare aanbesteding georganiseerd waarbij een ontwikkelaar is geselecteerd op basis van een specifieke criteria (financieel, CO2-besparing, participatie).
67
68
Handleiding Participatieplan Windenergie op Land
6.27 Terugregeling / stilstand Beschrijving
Een deel van de financiële ruimte in de businesscase van een windpark kan gebruikt worden om de hinder van het windpark verder terug te brengen (ten opzichte van de normstelling krachtens het Activiteitenbesluite en de Activiteitenregeling; zie ook het instrument maatwerkvoorschrift). Het kan een keuze zijn om het windpark op sommige momenten stil te zetten of terug te regelen in vermogen om hinder door slagschaduw, lichtschittering of geluid te reduceren. Dit kan ten koste gaan van de financiële ruimte die er is voor andere participatieinstrumenten. Bij het instrument Terugregeling / stilstand gaat het ons om een afspraak tussen omgeving en ontwikkelaar. Deze afspraken komen bovenop de wettelijke verplichtingen (zie ook art. 3.12 Activiteitenregeling) en eventuele maatwerkvoorschriften die dwingend worden opgelegd door de overheden.
Aandachtspunten – Het verminderen (of zelfs tot nul reduceren) van hinder door slagschaduw kost over het algemeen relatief weinig stilstand. In de meeste gevallen gaat het om paar tienden procent van de jaaropbrengst, in sommige gevallen oplopend tot enkele procenten. Turbines zijn veelal uitgerust met een slagschaduwstilstandsvoorziening die zo ingesteld kan worden dat slagschaduw automatisch geheel of deels voorkomen wordt. – Het verminderen van de geluidsproductie van het windpark levert al snel veel meer productieverlies op en het is dus zaak om alleen terug te regelen op de meest cruciale momenten. – Het is belangrijk om een heldere, objectieve en controleerbare afspraken te maken omtrent terugregeling en stilstand. Dit voorkomt verkeerde verwachtingen Wetgeving
Stilstand wordt geregeld in art. 3.12 Activiteitenregeling. Additionele afspraken omtrent terugregeling/stilstand zijn vrijwillig (de aanwezigheid van maatwerkvoorschriften daargelaten).
Voorbeeld
Windpark Houten: het windpark wordt bij bepaalde windsnelheden/windrichtingen teruggeregeld in vermogen om geluidshinder te minimaliseren. Dit is geen wettelijke verplichting maar de windparkexploitant eerbiedigt hiermee eerder gemaakte afspraken.
Handleiding Participatieplan Windenergie op Land
6.28 Vier de successen Beschrijving
Het vieren van de successen met de omgeving is onderdeel van de communicatie over en het delen van de opbrengsten van het windpark. Door de omgeving te betrekken bij hoogtepunten tijdens de bouw en exploitatiefase wordt het windpark meer lokaal beleefd. Zo kan bijvoorbeeld de installatie van de eerste windturbine gevierd worden maar ook bijvoorbeeld de eerste wedstrijd van het gesponseerde voetbalteam.
Aandachtspunten – Zorg ervoor dat het vieren van successen een-op-een gekoppeld is met een bereikte mijlpaal van het project of een succes dat door het project mogelijk gemaakt is. – Communiceer lokaal en ruim van te voren. – Bij voorkeur vindt er tijdens de evenementen ook een activiteit, gerelateerd aan het windpark, plaats. – Betrek de hele (directe) omgeving bij het vieren van successen, zowel voor- als tegenstanders. Wetgeving
–
Voorbeeld
Windpark Zuidlob: www.nuon.com/nieuws/nieuws/2013/prinses-beatrix-opent-nuon-windparkzuidlob Windpark Nieuwegein: projecten.eneco.nl/windpark-nieuwegein/nieuws/kijkje-bij-de-bouw Windpark Kloosterlanden: www.raedthuys.nl/home/nieuws/nieuwsbericht/162/raedthuys-pureenergie-en-de-deventer-energie-cooperatie-starten-bouw-windpark-langs-a1
69
70
Handleiding Participatieplan Windenergie op Land
7 E piloog: De Handleiding als levend document Deze Handleiding is opgesteld in het eerste kwartaal van 2015 en gepubliceerd via de websites van Houthoff Buruma en Ecofys. Op 19 maart 2015 heeft een workshop over de opzet van de Handleiding plaatsgevonden. Diverse opmerkingen en commentaren die tijdens en na de workshop naar voren zijn gebracht, zijn verwerkt in de nu voorliggende versie. Het is onze bedoeling dat de Handleiding een levend document wordt. Alle stakeholders worden uitgenodigd om ervaringen te delen om zodoende de Handleiding te vervolmaken en te verbeteren. Dat kan bijvoorbeeld door het delen van praktijkervaringen met bepaalde instrumenten. Zo hebben wij in hoofdstuk 3 aangegeven dat deze Handleiding de komende tijd kan worden aangevuld door concrete (succesvolle en minder succesvolle) toepassingen van de instrumenten te benoemen. Ook houden wij ons graag aanbevolen voor suggesties met betrekking tot aanvullende uitdagingen (hoofdstuk 5) of participatie-instrumenten (hoofdstuk 6). Wij nodigen u graag uit om uw opmerkingen over de Handleiding aan ons toe te sturen via de e-mail:
[email protected] [email protected]
Nadere informatie Bob Schulte Managing Consultant bij Ecofys
[email protected] +31 (0)6 5230 8982 Marjolein Dieperink Advocaat bij Houthoff Buruma
[email protected] +31 (0)6 4353 9597