week 51 – 17 december 2012 - Handleiding niveau A, les 1 en 2
Handleiding les 1: Een verhaal schrijven over jouw dag in 2034 voor een toekomsttentoonstelling
Deze schrijfles sluit aan bij het Nieuwsbegriponderwerp van deze week: Vuurwerk bij Oud en Nieuw. De schrijftaak die centraal staat, is er een uit het genre Fictie. De leerlingen schrijven namelijk een fantasieverhaal over de toekomst. Ze beschrijven een dag uit hun leven in 2034. De schrijfmaatjes maken er een tekening bij. Met de teksten en tekeningen wordt een tentoonstelling over de toekomst ingericht. Schrijftaak: De schrijftaak bestaat uit twee lessen. In les 1 fantaseren de leerlingen over de toekomst en schrijven de leerlingen de eerste versie van hun verhaal. Ze kunnen daarbij de BEVERS-strategie (voor beschrijven) gebruiken. In les 2 lezen de schrijfmaatjes elkaars verhaal en schrijven ze een definitieve versie van hun verhaal en maken ze een tekening bij het verhaal van hun schrijfmaatje. De leerlingen bewaren hun definitieve tekst in hun schrijfmap en u zorgt ervoor dat van de verhalen een tentoonstelling wordt gemaakt. Voorbereiding: •
Maak duo’s van twee schrijfmaatjes.
•
Zorg voor een printmogelijkheid op het einde van de les.
•
Kies een plek om de tentoonstelling te organiseren. Dit kan op school, maar ook elders, bijvoorbeeld een bejaardentehuis. Zorg voor een plek waar niet alleen medeleerlingen, maar ook anderen de tentoonstelling kunnen zien. Maak daarvoor de nodige afspraken.
•
Zorg voor gekleurde A3-vellen om de teksten en tekeningen op te plakken voor de tentoonstelling.
•
Voor iedere leerling schrijfopdracht 1 (B).
•
Aparte schrijfblaadjes bij opdracht 7. (En eventueel ook bij opdracht 1 en 4 voor meer schrijfruimte)
Verzinnen: je ideeën opschrijven 1. Bespreek met de leerlingen dat aan het begin van het jaar mensen vaak in de toekomst willen kijken. Dat gaan zij ook doen. Ze gaan met de groep een tentoonstelling over de toekomst maken. Daarvoor mogen ze allemaal
Houd in beide lessen steeds doel (tentoonstelling) en publiek voor ogen.
een eigen fantasieverhaal over de toekomst gaan schrijven, over 2034. 2. Brainstorm met de klas over de toekomst in 2034. Hoe oud zijn de leerlingen dan? Wat doen ze dan? Gaan dagelijkse dingen nog op dezelfde manier als nu, of zijn er uitvindingen gedaan waardoor gewone dingen als tandenpoetsen, ontbijten, naar je werk gaan helemaal anders zijn? Hoe ziet een dag in 2034 eruit? 3. Laat leerlingen hun eigen ideeën opschrijven in het woordenweb. pagina 1 van pagina 3 1 van 3
week 51 – 17 december 2012 - Handleiding niveau A, les 1 en 2
Vragen bedenken 1. Vertel de leerlingen dat ze elkaar straks gaan interviewen over de toekomst. 2. Laat de leerlingen eerst zelf drie vragen bedenken, die ze aan hun medeleerling zouden kunnen stellen over hoe zijn of haar dag er uitziet in 2034. 3. Wissel de vragen klassikaal uit en maak een gezamenlijke lijst op het bord. Stimuleer de leerlingen om niet alleen wie-wat-waar-vragen te stellen, maar ook hoevragen, zoals hoe ziet het eruit, hoe is dan het anders dan nu? Stimuleer de leerlingen ook om te vragen naar specifieke dingen, die heel gewoon lijken: tanden poetsen, boterhammen smeren, naar je werk gaan etcetera.
Interviewen 1. Maak duo’s van twee schrijfmaatjes. Leg uit dat ze elkaar gaan interviewen over de toekomst aan de hand van de bedachte vragen. Vertel, dat ze nieuwe ideeën die ze krijgen terwijl ze elkaar interviewen kunnen opschrijven. Spreek met de klas af of ze dit tijdens of na het interviewen gaan doen. (Als ze ervaring hebben met aantekeningen maken kan het tijdens het interview, anders beter erna.) 2. De interviews starten. Help duo’s waar nodig op gang bij het interviewen.
Verzinnen:zinnen maken 1. Wijs de leerlingen erop dat ze een beschrijving gaan maken van hun dag uit de toekomst en lees samen de uitleg van de BEVERS strategie. Bespreek hoe het anders is dan bij de vorige beschrijflessen die ze hebben gedaan. Toen bekeken ze iets in het echt, zoals hoeden en schoenen. Nu kijken ze in hun fantasie. Die probeer je voor je te zien als een film in je hoofd. En wat je ziet vergelijk je met hoe het nu is: Hoe is het in 2034 anders dan nu? Dat schrijf je zo precies mogelijk op. 2. Laat de leerlingen wat ze hebben bedacht over de toekomst opschrijven in zinnen. De interviewvragen kunnen daarbij als leidraad dienen. Wijs de leerlingen erop dat ze de ideeën die ze bedacht hebben bij opdracht 1 en 2 kunnen gebruiken. Beantwoord ondertussen zelf ook aan aantal vragen, om te kunnen gebruiken in opdracht 5.
Ordenen Leg uit, dat u gaat voordoen hoe u met alle ideeën een volgorde voor de tekst bepaalt. Laat op het (digi)bord uw antwoorden op vragen zien en model hoe u tot een ordening komt. (Uiteraard is uw tekst afhankelijk van de ideeën die u hebt bedacht) Eens kijken, wat heb ik allemaal bedacht… Deze ideeën ga ik gebruiken om een verhaal te schrijven over een dag uit mijn leven in 2034. Hoe zal ik dat eens aanpakken? De ideeen staan wel erg door elkaar. Laat ik eens een volgorde bedenken. Ik moet straks een verhaal schrijven over hoe mijn dag er uit ziet. Dan is de volgorde van de dag misschien een handige volgorde. Eens kijken. Eerst sta ik op. Heb ik daar ideeën over bedacht? O, ik kom helemaal niet uit bed! Ik rij met mijn bed onder de douche. Zo daar zet ik een 1 bij, want die moet ik eerst beschrijven. Dan ga ik heel precies uitleggen hoe het komt dat de dekens niet nat worden, want dat wilde mijn schrijfmaatje weten. Daar pagina 2 van pagina 3 2 van 3
week 51 – 17 december 2012 - Handleiding niveau A, les 1 en 2
zet ik een 2 bij. En dan? Ik neem een hand volpillen als ontbijt. Dat gebeurt na het douchen, dus daar zet ik een 3 bij. En daarna? Dan pak ik mijn iPad en ga aan het werk. Dat is 4. En 5 wordt wat voor werk ik doe en hoe ik dat vanuit mijn bed doe. En dan tot slot schrijf ik nog hoe mijn robot ondertussen het huis schoonmaakt en voor me kookt. Zo, dat is 6. Dat is het wel zo’n beetje. Alles wat ik bedacht heb staat er dan in. Ben ik nog iets vergeten? Nee. Dat is echt een fijne dag, zeg! Ik hoef helemaal mijn bed niet uit te komen! Nou, dan kan ik beginnen met schrijven: 6 januari 2034. Mijn dag begint. En dan schrijf ik in de volgorde die ik heb bedacht.
Ordenen: je ideeën in een goede volgorde zetten Laat de leerlingen nu hun eigen ideeën nummeren.
Laat de leerlingen hun eerste versie van het verhaal schrijven op een apart blad of in hun schrijfschrift. Geef de leerlingen de tijd om nog een keer hun verhaal door te lezen. Laat ze daarbij de zinnen uit opdracht 4 als checklist gebruiken. Wat ze nog willen veranderen, passen ze aan. Wijs erop dat een tekst vaak beter wordt door te herlezen en te veranderen. Afronding: Rond de les af met het maken van afspraken over het eventueel printen, bewaren en het later bespreken van hun verhaal in les 2. Vertel de leerlingen dat ze in de volgende les hun verhaal helemaal afmaken.
Handleiding Les 2
•
Voor iedere leerling schrijfopdracht 2 (B).
•
Aparte tekenblaadjes en tekenmaterialen bij opdracht 9.
•
Apart schrijfblad voor de definitieve versie van de tekst
•
Zorg voor gekleurde A3-vellen om de teksten en tekeningen op te plakken voor de tentoonstelling.
lezen: het toekomstverhaal van je schrijfmaatje lezen Voorkennis: Herinner de leerlingen aan les 1. Wat hebben ze toen gedaan? Herinner de leerlingen eraan dat de teksten gebruikt gaan worden voor een tentoonstelling over de toekomst. In deze les gaan ze dus de teksten herschrijven, want het moet helemaal goed zijn. En om te zorgen dat de bezoekers van de tentoonstelling het helemaal goed voor zich zien komen er ook tekeningen bij. Leg uit dat je schrijfmaatje de tekening gaat maken bij de tekst en jij bij het verhaal van je schrijfmaatje. 1. Laat de leerlingen samenwerken met hun schrijfmaatje uit les 1. Laat ze eerst zelf elkaars verhaal lezen en bedenken wat ze zouden willen tekenen. 2. Laat de leerlingen nadenken over wat nog niet duidelijk is in de tekst van de ander en hun vragen opschrijven.
pagina 3 van pagina 3 3 van 3
week 51 – 17 december 2012 - Handleiding niveau A, les 1 en 2
3. Stimuleer de leerlingen om elkaar te vertellen wat ze willen tekenen én waarom. Inventariseer zo mogelijk klassikaal wat iedereen wil gaan tekenen. Dit zijn namelijk vaak interessante, beeldende, of krachtige stukken uit een tekst. De tekening is dus een vorm van feedback daarop.
Lezen: maak een tekening bij het verhaal Laat de leerlingen tekeningen maken bij elkaars verhaal. Stimuleer ze om elkaar ondertussen nog verduidelijkende vragen te stellen. Zo worden de tekeningen én de teksten beter.
Herschrijven: je definitieve verhaal schrijven Laat de leerlingen een of twee minuten in stilte nadenken over de vragen die het schrijfmaatje heeft gesteld: hoe kan de tekst nog duidelijker worden? De leerlingen schrijven daarna een nieuwe versie van hun verhaal.
Controleren: de puntjes op de i Herinner de klas eraan dat de teksten en tekeningen zullen worden tentoongesteld. Ze moeten dus helemaal goed zijn. Daarom is een laatste controle van de tekst nodig: -
Staat alles wat je wilde schrijven erin?
-
Kunnen andere mensen het verhaal goed volgen?
-
Heb je goede zinnen gemaakt?
-
Zijn alle woorden goed gespeld?
Geef eventueel een checklist voor de spellingsregels die de leerlingen zelf moeten controleren en controleer zelf de onderdelen die de leerlingen nog niet in de taalles hebben gehad.
Tekst en tekening klaarmaken voor de tentoonstelling Laat de teksten gereed makenvoor de toekomsttentoonstelling. Plak de eindresultaten met de tekening op gekleurde A3 vellen. Richt zo mogelijk samen met de klas de tentoonstelling in. Afronding: Bespreek met de leerlingen hoe ze de schrijftaak vonden en wat ze hebben geleerd. Laat ter afronding de verhalen voorlezen. Zorg dat iedereen applaus krijgt. Laat als u dat nog niet gedaan hebt de tekenaars vervolgens vertellen waarom ze juist die tekening wilden maken bij de tekst. Laat de leerlingen de opdrachten en hun werk opbergen in hun map.
pagina 4 van pagina 3 4 van 3
week 51 – 17 december 2012 - Handleiding niveau A, les 1 en 2
Verschil tussen de A-les en de B-les B
A
Opdrachtblad
Meer structuur
Enige structuur
Vragen bedenken
Vijf vragen
Drie vragen
Teksteisen
Specifiek beschrijven
Benoemen
BEVERS-strategie
Leerlingen bedenken met
Leerlingen krijgen de
hulp van de leerkracht zelf
beversstrategie als tip
hoe ze de beversstrategie
aangereikt ter ondersteuning
kunnen inzetten
bij opdracht 4
(opdracht 2)
Rubrics Categorieën
4
3
2
1
1. Hoe goed
Het verhaal is
Het verhaal is
Het verhaal is
Er zijn
loopt het
duidelijk
best duidelijk
wat moeilijk te
gebeurtenissen
verhaal?
opgebouwd. De
opgebouwd.
volgen. De
genoemd.
ene scène of
Eén scène of
gebeurtenissen
Het is amper te
gebeurtenis
gebeurtenis
volgen elkaar
volgen.
volgt de andere
volgt misschien
niet altijd
logisch op.
wat minder
logisch op.
logisch op de andere. Categorieën
4
3
2
1
2. Hoe
Veel eigen,
Veel eigen,
Eigen ideeën
Ideeën over
fantasierijk
originele ideeën
ideeën over de
over de
de toekomst,
is het
over de
toekomst.
toekomst.
meestal
verhaal?
toekomst.
Enkele originele
ideeën van
ideeën.
anderen
Categorieën
4
3
2
1
3. Hoe
De toekomst
De toekomst is
De ideeën over de
Er zijn
beeldend is
is heel precies
beschreven en
toekomst zijn
enkele
de toekomst
beschreven,
de lezer krijgt
opgesomd, en een
ideeën
beschreven?
zodat je een
een globaal
beetje
opgesomd.
goed beeld krijgt
beeld van welke
beschreven. Je
van de hoe de
ideeen de
weet wat de
schrijver de
schrijver heeft
schrijver heeft
toekomst ziet.
over de
bedacht, maar je
toekomst.
kunt het nog niet goed voor je zien.
pagina 5 van pagina 3 5 van 3
week 51 – 17 december 2012 - Handleiding niveau A, les 1 en 2
Categorieën
4
3
2
1
4. Zijn de
Alleen
Minstens
Minstens de
Een enkele
zinnen goed
sporadische
driekwart van
helft van de
goed
geformuleerd?
zwakke of foute
de zinnen goed
zinnen goed
geformuleerde
formuleringen
geformuleerd.
geformuleerd
zin.
pagina 6 van pagina 3 6 van 3