Handleiding Installatie Performance Scan Uw helpende hand bij installatieoptimalisatie in opdracht van
Handleiding Installatie Performance Scan Uw helpende hand bij installatieoptimalisatie
Inhoud
1
De Installatie Performance Scan
2
Gebruik van de scan
3
4
5
5
2.1 Voor welke installaties
6
2.2 Wanneer uit te voeren
6
2.3 Onderdelen van de scan
7
2.4 Over de adviezen
7
Werking van de scan 3.1 Navigatie
8
3.2 In te vullen onderdelen
8
Aan de slag 4.1 Steekproef
10
4.2 Registratie van basisgegevens
10
4.3 Opname ketel
12
4.4 Ketelregeling
16
4.5 Afstemming meerdere ketels
18
4.6 Distributiesysteem warmte
18
4.7 Afgiftesysteem warmte
22
4.8 Basisgegevens koelinstallatie
22
4.9 Opwekking koude, visuele inspectie
23
4.10 Distributie koude
24
4.11 Decentrale units koudeafgifte
24
4.12 Centrale luchtbehandeling
25
4.13 Afgifte woningen
26
4.14 Tapwater
26
4.15 Alternatieven
27
4.16 Beoordeling onderhoudscontract
29
Meer informatie
30
Handleiding Installatie Performance Scan
1 De Installatie Performance Scan De Installatie Performance Scan is een nieuw
Dit instrument staat náást de al ontwikkelde
gestandaardiseerd instrument om inzicht te
EPA’s voor de woningbouw en utiliteitsbouw. Het
krijgen in de verbetermogelijkheden van de
richt zich dan ook op de installatietechnische
klimaatinstallatie in gebouwen. Aanpak van
elementen en niet op de bouwkundige
de installatie op basis van de scan kan leiden
mogelijkheden voor energiebesparing.
tot een reductie van het energiegebruik en
De scan kreeg vorm in Microsoft Excel. Deze
tot een reductie van de kans op storingen en
handleiding licht de opbouw en het gebruik van
comfortklachten. De Installatie Performance Scan
deze scan toe.
geeft daarmee grip op de klimaatinstallatie. Met het instrument scant de installateur of adviseur de bestaande klimaatinstallatie, zowel verwarming als koeling, op energie-efficiëntie. Het instrument is uniek omdat het een integrale check van opwekker, regelingen, distributiesysteem en afgiftesysteem omvat. Het is een eenduidige methode ontwikkeld door SenterNovem in opdracht van VROM/DGW, en in samenspraak met marktpartijen.
5
2 Gebruik van de scan Dit hoofdstuk geeft een algemene toelichting op de
2.2 Wanneer uit te voeren
Installatie Performance Scan.
Bij toepassing van de scan wordt zoveel mogelijk gebruik gemaakt van beschikbare gegevens, die
2.1 Voor welke installaties
bijvoorbeeld zijn of worden verkregen uit het
De scan is bedoeld voor de optimalisatie
periodieke onderhoud en de SCIOS-keuring1).
van werktuigbouwkundige installaties voor klimatisering - dus verwarming en koeling.
Wanneer dergelijke activiteiten zijn gepland, is het raadzaam deze gezamenlijk uit te voeren dan wel
De scan is te gebruiken voor klimatiserings-
de optimalisatie als laatste toe te passen. Zo kunt
installaties van utiliteitsgebouwen en collectieve
u optimaal gebruik maken van de beschikbare
installaties in de woningbouw. Als uitgangspunt
gegevens.
geldt dat de warmte wordt opgewekt met aardgasgestookte ketels. De niet-aardgas gestookte
Daarnaast is het uit oogpunt van efficiency
ketels zijn hierbij uitgesloten. Voor de opwekking
aan te bevelen de optimalisatie gecombineerd
van koude wordt uitgegaan van conventionele
uit te voeren met onderhoud aan de
(compressie)koelmachines.
verwarmingsinstallatie en/of koelinstallatie.
Het instrument kent een modulaire opbouw.
Voor de grotere installaties (vanaf 50 kWth
Hierdoor is het voor u mogelijk alleen de relevante
verwarmingsvermogen) is het nodig dat de scan
modules te doorlopen. De scan wordt uitgevoerd
wordt uitgevoerd in het stookseizoen, omdat
op vrijwillige basis en leidt tot een vrijblijvend
er (rendements)metingen moeten worden
advies.
uitgevoerd.
1) De SCIOS-keuring is nu opgenomen in de wet Milieubeheer voor ketels met een nominale belasting groter dan 130 kW.
6
Handleiding Installatie Performance Scan
2.3 Onderdelen van de scan
2.4 Over de adviezen
De Installatie Performance Scan bestaat uit de
De scan en bijbehorende handleiding geven
volgende twee componenten:
aanwijzingen over het invullen van de scan.
1 De scan zelf. Dit is de elektronische versie van de
Maar uitdrukkelijk geldt dat de vakkundigheid
Installatie Performance Scan voor gebruik op
van de uitvoerder van de scan leidend is bij het
de pc.
aankruisen van de adviezen. De uitvoerder van de
2 Deze handleiding. Hierin leest u hoe de scan
scan heeft na de opname inzicht in de specifieke
moet worden uitgevoerd. De verschillende
situatie van het pand en de installaties. In de tabel
stappen worden nader toegelicht.
met adviezen kunnen op verschillende plekken opmerkingen en toelichtingen worden gegeven op het gegeven advies. De scan besluit met het geven van één of meerdere adviezen. Het implementatietraject is hierbij niet meegenomen. Er worden dus geen adviezen gegeven over de volgorde waarin adviezen dienen te worden uitgevoerd of de mogelijkheid om bepaalde adviezen gecombineerd (met gepland onderhoud) uit te voeren.
7
3 Werking van de scan Dit hoofdstuk geeft een toelichting op de
3.2 In te vullen onderdelen
algemene werking van de elektronische versie van de Installatie Performance Scan.
Menu Afhankelijk van de door u ingevulde gegevens
3.1 Navigatie
in het blad BASISGEGEVENS worden meerdere buttons geactiveerd. U ziet dit aan het zwart
Openingsscherm
worden van de letters in de buttons. Niet-relevante
De scan opent met het logo en twee buttons. Als u
buttons worden weergegeven met lichtgrijze
de scan al kent, kunt u direct naar het menu gaan.
letters.
Als u de scan voor het eerst gebruikt, kunt u eerst naar het scherm met uitleg gaan.
Velden Wanneer u de scan in de genoemde volgorde
Menu
doorloopt, vult u bij de verschillende bladen alleen
De diverse aspecten van de scan kunt u vanuit het
de groene velden in. Op basis van uw eerdere
menu benaderen. Vanuit elk gekozen blad kunt u
input, zijn bepaalde vragen mogelijk niet meer
terugkeren naar dit menu.
van toepassing. Als dat het geval is, wordt de vraag lichtgrijs gemaakt en kunt u hem overslaan.
Basisgegevens Bij een inspectie start u altijd met het invullen van
Invoer
de basisgegevens. Op basis van de gegevens die
U hebt de keuze uit drie soorten invoervormen:
u hier invoert, worden de overige buttons in het
Vorm 1: Diverse keuzevelden waarbij u uit een lijst
menu, voor zover noodzakelijk, geactiveerd.
een optie kunt selecteren. Na selectie van een optie kan worden doorgegaan naar de volgende vraag.
Overige buttons
Vorm 2: Vragen waar een aantal opties onder
Vervolgens gaat u consequent alle geactiveerde
elkaar zijn weergegeven, bijvoorbeeld JA en NEE.
buttons langs en vult u alle gevraagde gegevens in.
Hierbij dient u een van de opties te selecteren door de letter X in te vullen. Wanneer meerdere keuzes
Opstellen advies
worden geboden, wordt dit aangegeven met tekst.
Nadat alle gegevens zijn ingevuld, wordt met de
Vorm 3: Vragen waarbij u meerdere opties
button OPSTELLEN ADVIES het advies uitgebracht.
tegelijkertijd kunt selecteren. Antwoorden die van
Op basis van uw bevindingen kunt u in dit
toepassing zijn, selecteert u door de letter X in te
scherm opmerkingen toevoegen aan het advies.
vullen. Het selecteren van meerdere antwoorden
Vervolgens kunt het advies afdrukken en is de
leidt hier niet tot een foutmelding.
Installatie Performance Scan beëindigd. Aan het einde van elk blad klikt u op OK. Hiermee geeft u aan dat alle invoer in het blad is gecontroleerd en akkoord is.
8
Handleiding Installatie Performance Scan
startpagina
menu
basisgegvens
adviesblad
9
4 Aan de slag Dit hoofdstuk belicht de vragen die in de scan
R2 Noteer in welk jaar het pand is gebouwd. Bij
worden gesteld.
meerdere bouwfasen is het oudste deel leidend.
4.1 Steekproef
R3 Noteer het bruto vloeroppervlak van het
Bij sommige vragen is sprake van het
gebouw in m2.
steekproefsgewijs controleren van de gegevens. De grootte van deze steekproef is afhankelijk
R4 Noteer de gebouwfunctie(s). Wanneer
van het aantal vertrekken. Om met voldoende
het gebouw meerdere gebouwfuncties
zekerheid de uitkomsten uit de steekproef
heeft, noteert u van elke functie het bruto
te kunnen interpreteren, dient een minimale
vloeroppervlak in m2.
steekproef te worden aangehouden volgens tabel 4.1. Deze grootte is bepaald volgens een formule
R5 Geef per gebouwfunctie aan wat de
uit het Polytechnisch Zakboek.
bedrijfstijden zijn en hoeveel dagen per week het gebouw is geopend.
tabel 4.1 – Grootte van de steekproef R6 Geef aan of er (regelmatig) wordt overgewerkt Aantal vertrekken
1
2
5
10
25
50
100
500
>500
Grootte steekproef
1
2
4
7
13
17
20
23
25
en zo ja, of er een overwerkschakelaar aanwezig is. Geef ook aan of er een overwerkschakelaar per zone of sector is. Vraag aan de conciërge of beheerder van het gebouw of er regelmatig wordt overgewerkt. Onder regelmatig overwerken wordt
4.2 Registratie van basisgegevens
verstaan: gemiddeld minimaal eenmaal per week.
Onderstaande vragen zijn bedoeld voor een
R7 Geef aan of de afgelopen tien jaar
algemene inventarisatie. Deze gegevens bepalen
bouwkundige en/of installatietechnische
onder andere in welke klasse de installatie wordt
wijzigingen zijn doorgevoerd die invloed hebben
ingedeeld. Afhankelijk van deze klasse zijn een of
op de warmtevraag. Dit kan van invloed zijn op de
meerdere vragen niet van toepassing.
beoordeling van de stooklijn.
R1 Noteer de adresgegevens van de locatie waar
de installatie zich bevindt.
10
Handleiding Installatie Performance Scan
R8 Onderzoek of er comfortklachten zijn.
R10 Geef aan of er een SCIOS-keuring is
De gebouwbeheerders, conciërge of technische
uitgevoerd. Als het goed is, is deze aanwezig voor
dienst hebben vaak een goed beeld van de
ketels met een nominale belasting van minimaal
klachten.
130 kW. Als deze keuring niet ouder is dan twee
Als bij deze medewerkers geen klachten bekend
jaar, hoeft de rendementsmeting niet te worden
zijn, of deze functies afwezig zijn, wordt een
uitgevoerd.
klachteninventarisatie uitgevoerd onder de gebruikers van het pand. Hierbij volstaat een
R11 Geef aan of het verwarmingssysteem wordt
opname bij wijze van steekproef.
ingezet voor ruimteverwarming en/of warmtapwaterbereiding.
De uitvoerder van de scan zal altijd moeten onderzoeken of er comfortklachten zijn. Dit in verband met de noodzakelijke
R12 Geef aan of het gebouw is voorzien van een
onpartijdigheid van de uitvoerder van de scan. Eventueel kan
centrale luchtbehandelingsinstallatie. Alleen
de uitvoerder van de scan hier advies geven op basis van zijn
de installaties waarbij zowel sprake is van een
ervaring.
toevoer- als afvoersysteem vallen onder deze categorie. Centrale afzuiging valt dus niet onder een LBK.
R9 Noteer het aantal ketels en het vermogen
van de ketels. Als het vermogen niet van het
R13 Geef aan of het gebouw is voorzien van (een)
typeplaatje valt af te lezen, raadpleegt u de
koelinstallatie(s).
fabrikant of de productdocumentatie. Ketels die alleen worden ingezet voor het productieproces
Wanneer er sprake is van veel individuele splitunits, dan dient
kunt u buiten beschouwing laten. Wanneer meer
u deze niet als koelmachine aan te merken en afzonderlijk te
dan zes gelijke ketels zijn opgesteld in cascade-
beoordelen. Wel moet de uitvoerder van de scan een afweging
opstelling, dan clustert u deze zodanig dat het
maken of vervanging door een koelmachine haalbaar is. Vanaf
aantal clusters beperkt blijft tot maximaal zes.
een koelvermogen van 50 kW kan dit rendabel zijn.
11
R14 Geef aan of een onderhoudsplan voor de
4.3 Opname ketel
installaties aanwezig is.
Wanneer meerdere ketels zijn aangesloten op het verwarmingssysteem, dient u de vragen K2 tot en
R15 Geef aan of er een STEK-logboek beschikbaar
met K11 per ketel in te vullen.
is voor installaties met meer dan 3 kg synthetisch koudemiddel.
K1 Bij de meeste grotere ketels worden in een
logboek, gebouwbeheersysteem (GBS) of een Deze installaties moeten volgens de ‘Regeling lekdichtheids-
klachtenregistratiesysteem de klachten
voorschriften koelinstallaties’ periodiek worden gecontroleerd.
bijgehouden. Wanneer dit het geval is, dient deze
De frequentie van controle hangt af van de hoeveelheid
te worden gecontroleerd op de frequentie van
koudemiddel, maar bedraagt minimaal één maal per jaar. De
klachten en storingen.
resultaten van de controle dienen in een logboek te worden vastgelegd.
Wanneer een ketel regelmatig in storing valt en de ketel nadert zijn technische levensduur, kan dit betekenen dat de ketel aan vervanging toe is.
R16 Geef aan of een geldig energieprestatie-
Wanneer een klacht regelmatig terugkeert, dient
certificaatadvies voor het pand is opgesteld.
de de uitvoerder van de scan op basis van de
Zo ja, geef de datum van het advies.
klacht een advies te geven.
R17 Ga na of het gasverbruik over een
Het is expliciet niet de bedoeling een uitgebreid onderzoek uit
aaneengesloten periode van twaalf maanden
te voeren naar de oorzaak van klachten. Wanneer de oorzaak
bekend is. Het gasverbruik moet kunnen worden
eenvoudig is vast te stellen, dient hier een advies te worden
onderbouwd met facturen of overzichten van
gegeven om de klacht te verhelpen. Deze dient te worden
het energiebedrijf. De periode mag niet langer
opgenomen bij de opmerkingen in het adviesblad. Wanneer de
dan drie jaar geleden zijn. Ook moet het pand in
oorzaak niet eenvoudig is vast te stellen, dient het advies te
deze periode normaal gefunctioneerd hebben.
worden gegeven om de oorzaak van de klacht te onderzoeken.
Dit houdt bijvoorbeeld in dat er geen verbouwing heeft plaatsgevonden of dat er leegstand was. Op basis van het gasverbruik kan de inspectieklasse worden vastgesteld.
12
Handleiding Installatie Performance Scan
K2 De aanwezige ketels dienen te worden
geïdentificeerd. Vastgelegd worden het merk, type (atmosferisch, overdruk), rendementsklasse, bouwjaar en of de ketel wordt ingezet voor de basislast of als piekketel. K3 Geef aan of en hoe het vermogen van de ketel
wordt geregeld. K4 Geef aan bij de ketels die een bedrijfsurenteller
hebben: - het aantal operationele uren (draaiuren) op vol vermogen van de ketel(s); - het aantal operationele uren (draaiuren) op deellast van de ketel(s), indien van toepassing. K5 Bepaal of de ketel regelmatig wordt onder-
houden. U doet dit aan de hand van het logboek of de vignetten op de ketel. K6 Het rendement van de ketel bepaalt u op basis
van de SCIOS-keuring, een onderhoudsrapport of een uitgevoerde rendementsmeting. Boven de kolommen staat welke bron u voor deze ketel moet aanhouden. Als het rendement onbekend is, selecteert u NIET MOGELIJK en gaat u verder met vraag K7.
13
Toelichting rendementsmeting A Rendementsbepaling met
verdient het de voorkeur na de trekonderbreker de
rendementsmeting
meting uit te voeren. Kies een plaats op ongeveer
Indien mogelijk wordt het rendement bepaald
een halve meter boven de trekonderbreker.
door middel van een rookgasmeting. Uitvoering hiervan gebeurt op hoog vermogen.
Zo n d e r t re ko n d e r b re ke r
De meetsonde wordt aangebracht in het
Voor toestellen zonder trekonderbreker en met
rookgasafvoerkanaal, zo dicht mogelijk bij de
ventilator is in de afvoer veelal een aansluitpunt
ketel en in het midden van de pijp. Hier is de
aanwezig om rookgassen te meten. Zo niet, breng
temperatuur over het algemeen het hoogst.
deze dan aan en zorg ervoor dat de opening na gebruik weer wordt afgesloten.
Als de ketel is voorzien van een concentrische toe- en afvoer van verbrandingslucht en er
D u b b e l wa n d i g e ka n a l e n
geen voorziening is voor het uitvoeren van een
Bij een dubbelwandige kanaal voor rookgasafvoer
rendementsmeting, moet het rendement anders
en luchttoevoer zijn de kanalen bij de ketel vaak
worden bepaald.
nog wel gescheiden. Ook heeft de ketel soms een aansluiting om de meting uit te voeren.
Trekonderbreker
14
Bij rookgasafvoerkanalen met een trekonderbreker
Het rendement wordt door de apparatuur
vindt de meting tussen de ketel en de
berekend op basis van CO2 of O2 en het
trekonderbreker plaats. Meestal kan de sonde
temperatuurverschil tussen verbrandingslucht en
vanuit de trekonderbreker worden ingebracht.
het verbrandingsgas. Dus naast de verbrandings-
Bij ketels met een aangebouwde trekonderbreker
gastemperatuur is ook de luchttemperatuur nodig.
kunt u het beste boven de warmtewisselaar meten.
Het apparaat neemt als verbrandingsluchttempera-
Het kan zijn dat meting boven de warmtewisselaar
tuur automatisch aan dat dit de ruimtetemperatuur
niet mogelijk is of er een te grote variatie in de
is. Vaak wordt tijdens het opstarten van de meter
gemeten waarden plaatsvindt wanneer u de sonde
automatisch de ruimtetemperatuur opgenomen.
over het wisselaarsoppervlak beweegt. In dat geval
Bij open ketels is dat juist.
Handleiding Installatie Performance Scan
Bij gesloten ketels komt per definitie de
C Rendementsbepaling op basis van
verbrandingslucht van buiten. Voor de
standaardwaarden
rendementsbepaling van gesloten ketels dient
Wanneer het rendement niet kan worden gemeten
vooral in de winter de buitenlucht te worden
en ook niet kan worden bepaald aan de hand van
opgenomen door het apparaat.
een typeplaatje, worden de volgende standaardwaarden gehanteerd.
B Rendementsbepaling op basis van typeplaatje of productspecificatie
• HR-ketel: 86%.
In sommige gevallen is het rendement van
• CR-ketel: 75%.
• VR-ketel: 81%.
de ketel opgenomen op het typeplaatje of in de productspecificatie. Deze waarde kan dan worden overgenomen. Wanneer het rendement weergegeven is op onderwaarde dient dit te worden vermenigvuldigd met 0,9. Wanneer het rendement niet is opgenomen op het typeplaatje, kan het rendement worden berekend door middel van de volgende formule.
Nominaal vermogen (kW) Rendement =
x 100% Belasting op bovenwaarde (kW)
U neemt deze waarde over.
15
K7 Bepaal het ketelrendement op basis van het
4.4 Ketelregeling
typeplaatje. Als dit niet mogelijk is, selecteert u
KR1 Bepaal op basis waarvan de
NIET MOGELIJK.
aanvoertemperatuur wordt geregeld. Dit kunt u zien aan de instellingen van de regeling. Wanneer
K8 Om een jaargebruiksrendement te bepalen,
het niet mogelijk is op deze wijze de manier van
corrigeert u het vollastrendement met de stralings-
regeling te achterhalen, kan het principeschema
en convectieverliezen. U kiest het antwoord dat
worden geraadpleegd. Houdt u er rekening mee
van toepassing is. Een verwarmde ruimte is een
dat het principeschema niet met de werkelijkheid
ruimte die wordt verwarmd ten behoeve van het
overeen hoeft te komen.
werkklimaat in die ruimte. KR2 Bepaal of de buitenvoeler aan de noordzijde K9 Om een jaargebruiksrendement te bepalen,
(uit de zon) van het pand is aangebracht. Het
corrigeert u het vollastrendement op het verlies
noorden kunt u bepalen :
van een eventueel aanwezige waakvlam. U kiest
1 aan de hand van een kompas;
het antwoord dat van toepassing is.
2 aan de hand van de zonnestand in relatie met het moment van waarneming.
K10 Tot medio het jaar 1993 kunnen fabrikanten
asbest hebben verwerkt in de ketels; daarna
KR3 Controleer de gemeten temperatuur die door
was dit vanwege het asbestverbod verboden.
de buitenvoeler wordt doorgegeven aan de ketel.
Wanneer u aan de hand van fabrikantgegevens,
Vergelijk deze met de werkelijke waarde die aan
Kleintje Asbest (uitgave van Kenteq) of andere
de noordzijde van het gebouw met een eigen
informatiebronnen vermoedt dat de ketel asbest
temperatuuropnemer wordt gemeten. Meet de
bevat, open dan de ketel niet en geef aan dat de
buitenluchttemperatuur met een gekalibreerde
ketel vermoedelijk asbest bevat. Wanneer de ketel
meter in de wind en uit de zon.
zeker geen asbest bevat, beoordeel vervolgens het isolatiemateriaal van de mantel van de ketel.
KR4 Lees de stooklijn af, zoals deze in de regeling
is ingevoerd. K11 Beoordeel of de ketelisolatie is beschadigd of
verouderd.
16
Handleiding Installatie Performance Scan
KR5 Beoordeel of de ruimtevoeler in een ruimte
opnemer tegen de leiding te plaatsen in de buurt
is geplaatst die een goede indicatie geeft van de
van de temperatuuropnemer van de cv-installatie.
temperatuur binnen in het gebouw. Locaties die een slechte indicatie opleveren zijn:
KR9 Geef aan of er een bedrijfstijdafhankelijke
• een gang met een buitendeur die regelmatig
regeling is. Zo ja, of de regeling per sector of per
open gaat; • een ruimte met een extreme interne warmtelast
pand werkt en of de regeling is voorzien van een optimiser.
(bijvoorbeeld serverruimte); • een ruimte met veel zoninstraling (kamer op het zuiden).
KR10 Wanneer een bedrijfstijdregeling aanwezig
is, vul dan de ingestelde bedrijfstijden in. Let op of de ingestelde kloktijd overeenkomt met de
KR6 Controleer de gemeten temperatuur die de
werkelijke tijd.
ruimtevoeler doorgeeft aan de ketel. Vergelijk deze met de werkelijke waarde in de ruimte waar de ruimtevoeler zich bevindt op basis van eigen tempertuurmeting. U meet de ruimtetemperatuur met een gekalibreerde meter en uit de zon. KR7 Bepaal of en zo ja, waar de externe
(buiten de ketel) temperatuuropnemer voor de aanvoertemperatuur is geplaatst. KR8 Controleer de gemeten temperatuur
die de externe temperatuuropnemer als aanvoertemperatuur afgeeft aan de ketel en vergelijk deze met de werkelijke gemeten waarde. Meet de aanvoertemperatuur met een gekalibreerde meter, door de temperatuur-
17
4.5 Afstemming meerdere ketels
4.6 Distributiesysteem warmte
MK1 Bepaal of de hydraulische afsluitmogelijkheid
D1 Advies op basis van frequentie klachten/
aanwezig is. Hydraulische afsluitmogelijkheden
storingen: advisering zoals omschreven in de
zijn afsluiters of kleppen voor de ketel. Controleer
toelichting bij K1.
hiervan ook de open-/dichtregeling. Hierbij is het van belang dat ketels die niet operationeel
D2 Vraag aan de beheerder van het pand of de
zijn, automatisch worden afgesloten van het
ontwerp- of revisietekeningen overeenkomen
verwarmingssysteem.
met de huidige installatie. Zo ja, beoordeel of dit antwoord overeenstemt met de bevindingen
MK2 Bepaal of er een volgordeschakeling is
tijdens de inspectie. Deze beoordeling ter
aangebracht tussen de ketels. Het verschil tussen
plaatse houdt in: het bekijken van de technische
volgordeschakeling en gelijkwaardige schakeling
ruimte en het nagaan of er indicaties zijn dat er
is te zien aan het inschakelmoment in de regeling
wijzigingen zijn aangebracht. Bij wijzigingen van
van de ketels. Bij gelijktijdig inschakelen kennen
het ontwerp wordt geadviseerd de wijzigingen
de ketels ongeveer evenveel bedrijfsuren.
te documenteren en het ontwerp te laten nazien door een installateur. Een juist ontwerpschema
Bij een volgordeschakeling wordt de ketel
maakt het mogelijk correct in te regelen en bij
met de hoogste prioriteit standaard als eerste
eventuele storingen de oorzaak te achterhalen.
ingezet. Deze ketel levert de basislast. In de
18
meeste gevallen krijgt de ketel met het hoogste
D3 Vraag aan de beheerder of de installatie na
opwekkingsrendement de hoogste prioriteit.
eventuele wijzigingen opnieuw is ingeregeld.
MK3 Bepaal of de regeling zodanig is ingesteld dat
D4 Bepaal in hoeveel zones of gebruiksgroepen
de ketel die de basislast verzorgt eerst op
het gebouw is opgedeeld. Dit doet u aan de
vol vermogen draait, voordat de volgende ketel
hand van:
wordt ingeschakeld. De capaciteit van de basislast
• óf het ontwerpschema,
dient dus eerst volledig te worden aangesproken,
• óf een opname van de hydraulische schakeling.
voordat de capaciteit van de piekketel wordt
Er is sprake van een zone wanneer een groep is
gebruikt.
voorzien van een eigen temperatuurregeling.
Handleiding Installatie Performance Scan
Er kan sprake zijn van verschillende distributienetten, die niet op de gebruikelijke manier als zones kunnen worden behandeld. Dit probleem is op te lossen door een nieuwe, zelfstandige scan te genereren voor het distributienet dat niet past in de huidige opzet. In feite wordt er voor dit distributienet dan een apart optimalisatietraject doorlopen.
D5 Door het vergelijken van de opgemeten
drukverschillen van de inregelafsluiters met de waarden uit het inregelrapport kan worden beoordeeld of er grote afwijkingen zijn opgetreden. Wanneer er grote afwijkingen ten opzichte van het inregelrapport worden vastgesteld, dan is het systeem niet meer correct ingeregeld. De situatie, zoals omschreven in het inregelrapport, is dan verstoord. Bij de controle van de inregelafsluiters wordt in eerste instantie gecontroleerd of de afsluiters in dezelfde stand staan als vermeld in het inregelrapport. Als de stand afwijkt of de stand niet te controleren is, wordt de drukval over de afsluiter gemeten en vergeleken met het inregelrapport.
19
Toelichting pompflow Inregelafsluiters hebben als doel de pompflow op
Deze punten dient u te controleren:
een juiste manier over het systeem te verdelen.
• U doet daarvoor navraag over aangebrachte
Hierdoor krijgt iedere groep voldoende flow voor correct functioneren. De flow mag echter niet te
wijzigingen. • Bij grote installaties meet u de drukval
groot zijn, omdat anders de retourtemperatuur
over de afsluiter en vergelijkt deze met het
te veel oploopt en er daarmee onnodig energie
inregelrapport.
wordt verbruikt. Het is dus belangrijk dat een installatie goed wordt ingeregeld en dat de stand van de afsluiters correct blijft.
• U verifieert door aanvoer- en retourtemperaturen (D8) te meten. • U controleert de aanwezigheid van inregelafsluiters die in een geheel geopende
Als een inregelafsluiter niet correct meer
stand staan. Dit is meestal een aanwijzing dat
functioneert, kan dat komen door:
deze gebruikt zijn als open-/dichtafsluiter en niet
• Wijziging van het systeem. Door bijvoorbeeld
correct zijn teruggeplaatst.
extra afnemers zal de verdeling van de flow over het hele systeem wijzigen. Opnieuw inregelen is dan noodzakelijk. • Onjuist teruggebrachte stand. Wanneer een pomp of klep wel is voorzien van een inregelafsluiter, maar niet van een open/dichtafsluiter, wordt de inregelafsluiter in de praktijk gebruikt als normale afsluiter. Bij vervanging van een pomp of klep zal de inregelafsluiter dan geheel worden gesloten. Bij het weer openen wordt de afsluiter dan vaak niet in de juiste stand teruggebracht maar geheel geopend.
20
Handleiding Installatie Performance Scan
D6 Inregelafsluiters dienen om de flow op een
D12 De beoordeling van de mate van isolatie van
juiste wijze te verdelen door de installatie. Als
de distributieleidingen en appendages, voor zover
één of meer inregelafsluiters per cluster helemaal
de delen toegankelijk zijn, volstaat met een visuele
geopend zijn, is de inregelafsluiter waarschijnlijk
inspectie. Leidingen dienen in principe altijd
gebruikt als afsluiter en niet in oude stand
geïsoleerd te zijn. Voor appendages wordt soms
teruggeplaatst.
een uitzondering gemaakt. In enkele uitzonderlijke gevallen mogen appendages niet geïsoleerd zijn
D7 Bij controle van de juiste aansluiting van
om oververhitting te voorkomen. Raadpleeg bij
wijzigingen in het ontwerp dient u, voor
twijfel de fabrikant of leverancier.
zover toegankelijk en haalbaar, na te gaan of de wijziging op een logische wijze in het
D13 Beoordeel de waterdruk van het systeem.
distributiesysteem is ingepast..
Een te lage waterdruk kan wijzen op lekkages of achterstallig onderhoud. Bij het achterhalen
D8 Raadpleeg het ontwerpschema om de
van waterlekkages kan, indien aanwezig, ook
ontwerptemperaturen te achterhalen. Wanneer het
gebruik worden gemaakt van de gegevens op de
ontwerpschema niet beschikbaar is, mag worden
watermeter van het verwarmingssysteem en in
uitgegaan van een 90-/70-systeem, tenzij er andere
het logboek of gebouwbeheersysteem. Hieruit
gegevens of aanwijzingen beschikbaar zijn.
kan blijken dat de installatie regelmatig wordt bijgevuld.
D9 Meet per groep de aanvoer- en
retourtemperatuur, voor zover dit mogelijk is. D10 Bepaal de instelling van de stooklijnen voor
de distributiegroepen. D11 Bepaal of de distributiepomp is voorzien
van een automatische toerenregeling. Bij een toerengeregelde pomp is het systeem beter regelbaar en wordt er niet meer water verpompt dan nodig is.
21
4.7 Afgiftesysteem warmte
opzichte van de afgiftepunten en de afscherming
AS 1 Let er bij de afgifte van warmte bijvoorbeeld
door inventaris. De controle volstaat met het
op of de inventaris een belemmering vormt.
steekproefsgewijs bezoeken van verschillende
Ook hier geldt dat een visuele inspectie volstaat.
soorten verwarmde ruimten.
De inspectie volstaat bij het steekproefsgewijs bezoeken van verschillende soorten verwarmde
4.8 Basisgegevens koelinstallatie
ruimten.
Deze module wordt voor elke koelinstallatie apart ingevuld. De definitie van een installatie is: de
AS 2 Bij het beoordelen van vervuiling van de
combinatie van componenten die aan elkaar zijn
afgifte-units, wordt alleen gekeken naar de
gekoppeld. De volgende componenten kunnen
luchtzijdige kant van de afgifte-unit. Het is dus
onderdeel uitmaken van een installatie:
niet de bedoeling het waterzijdige gedeelte van
• Compressor(en).
de unit te openen en te controleren op vervuiling.
• Condensor(s).
Een recent onderhoudsrapport kan ook zinvolle
• Verdamper(s).
informatie bevatten over de conditie van het
• Koeltoren(s).
afgiftesysteem.
• Centrale luchtbehandelingskast(en). • Luchtdistributie.
AS 3 Wanneer een luchtgordijn geen warmte
• Koude distributie.
meer hoeft te leveren, mag in het algemeen de
• Luchtinblaas al dan niet met nabehandeling.
ventilator worden uitgeschakeld.
• Decentrale klimaatapparatuur.
AS 4 De controle volstaat met het
steekproefsgewijs bezoeken van verschillende verwarmde ruimten. Daarnaast kan de technisch beheerder hierover vaak uitsluitsel geven. AS 5 Bij de controle van de juiste plaatsing van
ruimtethermostaten kan worden gelet op de zontoetreding tot het opnamepunt, de positie ten
22
Handleiding Installatie Performance Scan
R1 Vul de gevraagde gegevens in. Neemt u kennis
Overigens mag hier wel gebruik worden gemaakt
van de volgende opmerkingen:
van historische meetgegevens uit een STEK-
• De gevraagde gegevens kunt u voor een
keuring, mits deze niet ouder is dan twee jaar.
groot deel aflezen van het typeplaatje van de
• Na het invullen van de gegevens klikt u op
compressor(en) of opzoeken in de documentatie
BEREKEN INSTALLATIE. Op de achtergrond vindt
of de Eurovent-website (http://www.eurovent-
een berekening plaats.
certification.com). Ook kunt u gebruik maken van gegevens uit een STEK-keuring, mits deze niet
R2 Ga per installatie na welke componenten
ouder is dan twee jaar.
aanwezig zijn en dus moeten worden
• Ontwerp koelvermogen (kWth): dit betreft
meegenomen bij de scan. Dat zijn die
het totale koelvermogen van de installatie.
componenten die van directe invloed zijn op het
Dit vermogen moet per installatie worden
energieverbruik voor koeling.
opgegeven. Het koelvermogen is opgegeven of moet worden berekend als de som van de koelvermogens van meerdere compressoren. • Het is van belang dat het koelvermogen
4.9 Opwekking koude, visuele inspectie Bij elke vraag in dit blad wordt als eerste gevraagd
voor Eurovent respectievelijk EN 12900
of het betreffende element is opgenomen in het
condities wordt opgegeven, namelijk bij een
onderhoudsplan. Is dit niet het geval, dan moet
verdampingstemperatuur van 5°C en een
het element beoordeeld worden.
condensatietemperatuur van 50°C. • De gevraagde temperaturen kunt u vaak aflezen
O1 Deze vraag is van toepassing als een
op het display van de koelinstallatie. Zo niet, dan
gekoeldwatersysteem de koude distribueert. In
dient u deze te meten.
dat geval wordt het temperatuurverschil tussen
• Het is van cruciaal belang dat de uitvoerder van
uitgaand en retour gekoeld water bepaald. Gebruik
de scan het stroomverbruik zélf meet. Wanneer
hiervoor bij voorkeur beschikbare historische
abusievelijk wordt uitgegaan van het nominale
gegevens uit het GBS.
stroomverbruik op het typeplaatje wordt in plaats van het werkelijke rendement immers
O8-O10 Deze punten gelden voor de koeltorens.
de fabrieksopgave gehanteerd en beoordeeld.
Door het risico van legionellabesmetting mogen deze alleen door gekwalificeerd personeel, voorzien van de benodigde persoonlijke beschermingsmiddelen, worden geopend en beoordeeld. Deze scan gaat dan ook alleen na of uit onderhoudsplannen en/of rapporten blijkt dat deze aspecten periodiek worden uitgevoerd.
23
4.10 Distributie koude
DI 2&3 Als een bedrijfstijdregeling aanwezig is,
Deze module is vergelijkbaar met de module
controleert u of de in- en uitschakeltijden van
distributiesysteem warmte (zie hiervoor paragraaf
de klok samenvallen met de werktijden, zoals
4.6).
aangegeven in vraag R5. Controleer ook of de kloktijd van de installatie overeenkomt met de
4.11 Decentrale units koudeafgifte
werkelijke tijd. Er is sprake van een grote afwijking
Bij elke vraag in dit blad geldt wordt als
afwijkt van de bedrijfstijd en de uitschakeltijd
eerste nagegaan of het betreffende element is
meer dan 30 minuten.
wanneer de inschakeltijd meer dan 60 minuten
opgenomen in het onderhoudsplan. Is dit niet het geval, dan dient u het element te beoordelen.
DI 4 Controleer dit punt door middel van een
representatieve steekproef (zie paragraaf DI 1 De module ‘Registratie van basisgegevens’
4.1). Bij de controle van de juiste plaatsing
bevat informatie over comfortklachten (zie vraag
van ruimtethermostaten kunt u letten op de
R8 uit paragraaf 4.2). De gebouwbeheerder of
zontoetreding tot het opnamepunt, de positie ten
technische dienst heeft vaak een goed beeld van
opzichte van de afgiftepunten en de afscherming
de klachten. U vraag ze of er comfortklachten
door inventaris.
bekend zijn. DI 5 Controleer de werking van de opnemers door
Wanneer u deze bronnen niet kunt raadplegen,
middel van een representatieve steekproef (zie
voert u afhankelijk van de situatie een steekproef
paragraaf 4.1).
uit onder de gebruikers van het pand. DI 6 Gelijktijdige verwarming en koeling van Deze vraag zal altijd door de uitvoerder van de scan moeten
een vertrek kan voorkomen als de minimale
worden gecheckt. Dit vanwege de noodzakelijke onpartijdigheid
koeltemperatuur lager is (bijvoorbeeld 20°C)
van de uitvoerder van de scan. Eventueel kan de uitvoerder van
dan de maximale verwarmingstemperatuur
de scan hier advies geven op basis van zijn ervaring.
(bijvoorbeeld 22°C). Ga na of de regeling van verwarming en koeling dit uitsluit. Idealiter is de minimale koeltemperatuur minstens 2°C hoger dan de maximale verwarmingstemperatuur.
24
Handleiding Installatie Performance Scan
DI 7 Let er bij de afgifte van koude bijvoorbeeld op
(interne) kloktijd overeenkomt met de werkelijke
of de inventaris een belemmering vormt.
tijd.
Bij het beoordelen van vervuiling van de afgifte-
CL 5 Controleer dit punt door middel van een
units, kijkt u alleen naar de luchtzijdige kant van
representatieve steekproef (zie paragraaf 4.1). Het
de afgifte-unit. Het is dus niet de bedoeling het
is mogelijk dat dit aspect door ontoegankelijkheid
waterzijdige gedeelte van de unit te openen en te
van het leidingsysteem niet kan worden
controleren op vervuiling.
gecontroleerd. Vul in dat geval in: ‘onbekend, controle niet mogelijk’.
Een recent onderhoudsrapport kan zinvolle informatie bevatten over de conditie van het
CL 6 Controleer dit punt door middel van
afgiftesysteem. Ook hier geldt dat een visuele
een representatieve steekproef (zie paragraaf
inspectie volstaat. De inspectie volstaat bij het
4.1). Het is mogelijk dat dit aspect vanwege
steekproefsgewijs bezoeken van verschillende
ontoegankelijkheid van het leidingsysteem niet
soorten gekoelde ruimten.
kan worden gecontroleerd. Vul in dat geval in ‘onbekend, controle niet mogelijk’.
4.12 Centrale luchtbehandeling Bij elke vraag in dit blad gaat u als eerste na of
CL 7 Controleer dit punt door een representatieve
het betreffende element is opgenomen in het
steekproef (zie paragraaf 4.1).
onderhoudsplan. Is dit niet het geval, dan dient u het element te beoordelen. CL 1 Bepaal of de klepstand overeenkomt met
de aansturing. Bepaal daarnaast of de aansturing overeenkomt met de ontwerpspecificaties. CL 3&4 Als een bedrijfstijdregeling aanwezig is,
controleert u of de in- en uitschakeltijden van de klok samenvallen met de werktijden, zoals aangegeven in vraag R5. Controleer ook of de
25
4.13 Afgifte woningen
4.14 Tapwater
W2 Dit aspect is in het algemeen bekend bij de
T1 Controleer of de tapwatervragers zijn aangeslo-
technisch beheerder. Is dit niet het geval, dan
ten op een zelfstandige afnemersgroep.
volstaat het steekproefsgewijs bezoeken van verschillende verwarmde ruimten.
T2 Controleer of de tapwatergroep bij
iedere buitentemperatuur een minimale W3 Wanneer er geen klachten zijn, worden de
aanvoertemperatuur van 65°C kent.
woningen niet individueel bezocht en gecheckt. T3 Controleer of er een voorraadsysteem voor W4 Individuele controle van de woningen.
warm water wordt gebruikt.
• Bij de controle van de juiste plaatsing van ruimtethermostaten kunt u letten op de
T4 Meet, indien mogelijk, het drukverschil over de
zontoetreding tot het opnamepunt, de positie ten
inregelafsluiter. Zie voor een toelichting vraag D5
opzichte van de afgiftepunten en de afscherming
van paragraaf 4.6.
door inventaris. • Let er bij de warmteafgifte bijvoorbeeld op of de inventaris een belemmering vormt.
T5 Controleer de stand van de inregelafsluiter. Zie
voor een toelichting vraag D5&6 van paragraaf 4.6.
• Bij het beoordelen van vervuiling van de afgifteunits, kijkt u alleen naar de luchtzijdige kant van
T6 Meet, als er sprake is van een circulatienet, de
de afgifte-unit. Het is dus niet de bedoeling het
uitkoeling van dit net, voor zover dit mogelijk is.
waterzijdige gedeelte van de unit te openen en te controleren op vervuiling. Een recent
T7 Voor de beoordeling van de mate van isolatie
onderhoudsrapport kan zinvolle informatie
van de distributieleidingen en appendages, voor
bevatten over de conditie van het afgiftesysteem.
zover de delen toegankelijk zijn, volstaat een
Ook hier geldt dat een visuele inspectie volstaat.
visuele inspectie. Leidingen dienen in principe
• Comfortklachten zullen altijd door de uitvoerder van de scan moeten worden gecheckt. Dit
soms een uitzondering gemaakt. In enkele
vanwege de noodzakelijke onpartijdigheid van
uitzonderlijke gevallen mogen appendages niet
de uitvoerder van de scan. Eventueel kan de
geïsoleerd zijn om oververhitting te voorkomen.
uitvoerder van de scan hier advies geven op basis
Raadpleeg bij twijfel de fabrikant of leverancier.
van zijn ervaring.
26
altijd geïsoleerd te zijn. Voor appendages wordt
Handleiding Installatie Performance Scan
4.15 Alternatieven
de aanwezigheid van warmterugwinning uit de
Voor de bepaling van alternatieven kan
retourlucht is adiabatische koeling een optie. De
de beheerder of eigenaar van te voren de
warmteterugwinning maakt het namelijk mogelijk
bouwtekeningen, EPC-berekeningen en dergelijke
toevoerlucht te koelen met adiabatisch gekoelde
verzamelen. Op basis hiervan kan deze tabel snel
retourlucht. Op deze wijze wordt geen bevochtigde
en betrouwbaar worden ingevuld.
lucht in het gebouw gebracht. Een alternatief is dauwpuntskoeling. Hierbij
AI 1 Vrije koeling is een optie als er ook bij lage
wordt een deel van de aangezogen buitenlucht
buitentemperaturen veel gebouwkoeling gewenst
bevochtigd en gebruikt om de inblaaslucht
is. Ga na of de huidige koelinstallatie veel in bedrijf
te koelen. Op deze manier is een lagere
is bij buitentemperaturen van 10°C of lager.
inblaastemperatuur haalbaar dan bij adiabatische koeling.
AI 2 Absorptiekoeling is interessant wanneer
voldoende restwarmte aanwezig is. Als er een
AI 4 Door warmte- en koudeterugwinning uit
WKK is, kan de warmte hiervan ‘s zomers wellicht
de retourlucht bespaart u op energie voor
worden gebruikt voor absorptiekoeling. Van de
verwarmen en koelen. Het rendement van
gezondheidssector en zwembaden is bekend dat
gangbare warmtewisselaars varieert tussen circa
deze een relatief gunstige jaarbelasting hebben
50% (twin coil) en 80% (warmtewiel). De optie is
voor het verwarmingssysteem. Hierbij is de
alleen haalbaar bij debieten > 6.000 m3/u en indien
toepassing van een WKK een realistische optie.
aanvoer- en retourkanaal zich dicht bij elkaar
Dit is ook het geval wanneer er gedurende het
bevinden.
grootste deel van het jaar een basislast is voor verwarming.
Of het aanvoer- en retourkanaal van het ventilatiesysteem bij elkaar komen, gaat u na
AI 3 Bij adiabatische koeling wordt water in de
middels een visuele inspectie, het raadplegen van
ventilatielucht verneveld. Door verdamping van
de gebouwbeheerder of installatietekeningen.
het water wordt warmte aan de lucht onttrokken. Deze wijze van koelen vergt minder energie dan
De aan- en afvoerkanalen komen dicht bij elkaar,
koeling met een compressiekoelmachine.
als het aanvoerkanaal en afvoerkanaal niet van
Bij een voldoende hoog ventilatiedebiet en bij
elkaar gescheiden zijn door een ruimte met een andere functie dan ‘technische ruimte’. De kanalen bevinden zich dus dicht bij elkaar wanneer ze in dezelfde ruimte of aangrenzende ruimte aanwezig zijn. Ook wanneer er zich tussen aanvoer- en afvoerkanaal een derde technische ruimte bevindt, worden de kanalen aangemerkt als ‘dicht bij elkaar’.
27
AI 5 Het realiseren van een warmte- en
Al 10 Inventariseer geschiktheid lucht-
koudeopslagsysteem vergt grote investeringen.
behandelings- en inblaassysteem.
Daarom is deze optie alleen haalbaar als het gewenste koelvermogen minimaal 300 kWth
Al 11 Inventariseer geschiktheid lucht-
is en als het aircosysteem toch moet worden
behandelings- en inblaassysteem.
gerenoveerd. Al 12 Zie Al 2. AI 6 Bij condensatie van persgas komt warmte
vrij. Door deze warmte met een warmtewisselaar
Al 13 Een voorwaarde voor de toepassing van een
terug te winnen, kan warm water worden gemaakt.
warmtepomp is de aanwezigheid van een laag-
Dit kan bijvoorbeeld als warm tapwater worden
temperatuurafgiftesysteem. Het is van belang dat
gebruikt. Daarom is deze optie zo interessant
een aanzienlijk deel van het afgiftesysteem (voor
als in het gebouw ook ‘s zomers veel behoefte
het grootste deel van het jaar) voldoende heeft aan
is aan warm tapwater, bijvoorbeeld bij hotels
een temperatuur van maximaal 55°C.
en sportgebouwen. Ga na of het gewenste koelvermogen minimaal 300 kWth is en of er
Al 14 Een dakoppervlak is geschikt voor
binnen het gebouw ook ‘s zomers een redelijke
zonnecollectoren: bij een plat dak of bij een schuin
warmtevraag is.
dak gericht op het zuidwesten, zuiden of het zuidoosten.
Al 7 Zie Al 2. ´Externe reststromen´ zijn hier
bedoeld in de vorm van warmte vanaf externe
Al 15 Nachtventilatie kan het energieverbruik voor
partijen.
koeling reduceren. Ga na of de installatie geschikt is voor nachtventilatie en of deze optie ook
Al 8 Inventariseer of het gebouw is gesitueerd in
de directe nabijheid van oppervlaktewater met een diepte van minimaal drie meter. Al 9 Inventariseer of er ruimte beschikbaar is voor
koudebuffers en of de toepassing zinvol is op basis van het tariefverschil tussen piek- en dallevering.
28
daadwerkelijk wordt gebruikt.
Handleiding Installatie Performance Scan
3.16 Beoordeling onderhoudscontract Deze module beoordeelt het onderhoudscontract op volledigheid van de controlepunten. Vervolgens wordt aan de hand van de onderhoudsrapportage nagegaan of deze controlepunten daadwerkelijk zijn uitgevoerd.
29
5 Meer informatie Meer informatie vindt u op www.installatieperformancescan.nl www.senternovem.nl/kompas. Ook kunt u bellen of mailen naar de Helpdesk Kompas. De Helpdesk is maandag tot en met vrijdag bereikbaar van 9.00 tot 12.00 en van 14.00 tot 16.00 uur. Telefoonnummer: 030 – 23 93 533. E-mail:
[email protected].
Ontwikkeling scan De elektronische Installatie Performance Scan is in opdracht van SenterNovem ontwikkeld door DWA in Bodegraven. Deze handleiding geeft toelichting op versie 1.0 (14 december 2006). Hoewel deze versie van de Installatie Performance Scan en de bijbehorende handleiding voor gasgestookte CV-ketels en airconditioninginstallaties voor de utiliteit en collectieve woningbouw met de grootst mogelijke zorg zijn opgezet, kunnen deze onvolkomenheden bevatten. SenterNovem noch DWA kunnen aansprakelijk gesteld worden voor (vermeende) schade voortvloeiend uit het gebruik van deze spreadsheet en deze handleiding, noch voor de gevolgen van activiteiten die worden ondernomen op basis van deze spreadsheet en deze handleiding.
30
Handleiding Installatie Performance Scan
31
32
Handleiding Installatie Performance Scan
33
SenterNovem stimuleert duurzame ontwikkeling en innovatie door een brug te slaan tussen markt en overheid. Op professionele wijze voert SenterNovem overheidsbeleid uit rond innovatie, energie & klimaat en milieu & leefomgeving. Bedrijven, instellingen en overheden kunnen bij SenterNovem terecht voor het realiseren van maatschappelijke doelstellingen op deze terreinen, nationaal en internationaal. SenterNovem is een agentschap van het Ministerie van Economische Zaken. Meer informatie: www.senternovem.nl.
Juliana van Stolberglaan 3
Catharijnesingel 59
Postbus 93144
Postbus 8242
2509 AC Den Haag
3503 RE Utrecht
Telefoon 070 373 50 00
Telefoon 030 239 34 93
Telefax
Telefax
070 373 51 00
Swentiboldstraat 21
Dokter van Deenweg 108
Postbus 17
Postbus 10073
6130 AA Sittard
8000 GB Zwolle
Telefoon 046 420 22 02
Telefoon 038 455 35 53
Telefax
Telefax
046 452 82 60
www.senternovem.nl
[email protected]
Colofon Tekst Handleiding: DWA, Bodegraven Eindredactie: Rafaël Barnhard, Creative Affairs, Utrecht
Beeldconcept en vormgeving Petra Dekker, Dens projecten, Amsterdam
Fotografie Hans Pattist, Krimpen a/d IJssel
Hoewel deze publicatie met de grootst mogelijke zorg is samengesteld, kan SenterNovem geen enkele aansprakelijkheid aanvaarden voor eventuele fouten. Bij publicaties van SenterNovem die informeren over subsidieregelingen geldt dat de beoordeling van subsidieaanvragen uitsluitend plaatsvindt aan de hand van de officiële publicatie van het besluit in de Staatscourant.
030 231 64 91
038 454 02 25