HANDLEIDING CPXS, CPXNS en CPXPS Op een frame gemonteerde centrifugaalpomp voor chemische processen met modulair ontwerp en magnetische aandrijving PCN=85392718 09-08 (N) (Gebaseerd op C957KH025 en C957KH049.)
U moet deze instructies lezen vooraleer u deze apparatuur installeert, gebruikt en onderhoudt.
Installatie Onderhoud Gebruik
CPXS, CPXNS van CPXPS HANDLEIDING NEDERLANDS 85392718 09-08
INHOUD
Pagina
Pagina
1 INLEIDING EN VEILIGHEID ................................. 4 1.1 Algemeen ........................................................ 4 1.2 CE-markering en goedkeuringen .................... 4 1.3 Vrijwaringsverklaring ....................................... 4 1.4 Copyright......................................................... 4 1.5 Procescondities............................................... 4 1.6 Veiligheid......................................................... 5 1.7 Naamplaatje en veiligheids labels................... 9 1.8 Specifieke machineprestaties ......................... 9 1.9 Geluidsniveau ............................................... 10
6 ONDERHOUD......................................................22 6.1 Algemeen.......................................................22 6.2 Onderhoudsschema ......................................22 6.3 Reserveonderdelen .......................................23 6.4 Aanbevolen reserveonderdelen.....................24 6.5 Vereist gereedschap ......................................24 6.6 Koppel bouten................................................24 6.7 Waaierspeling instellen..................................24 6.8 Demontage ....................................................25 6.9 Inspectie van onderdelen ..............................27 6.10 Magneten.....................................................27 6.11 Montage .......................................................28
2 TRANSPORT EN OPSLAG................................. 11 2.1 In ontvangst nemen en uitpakken ................. 11 2.2 Hantering....................................................... 11 2.3 Heffen............................................................ 11 2.4 Bewaring ....................................................... 11 2.5 Recyclage en versleten product.................... 11 3 POMPBESCHRIJVING ....................................... 11 3.1 Opstellingen .................................................. 11 3.2 Nomenclatuur................................................ 11 3.3 Ontwerp van de belangrijkste onderdelen .... 12 3.4 Prestaties en bedrijfsgrenzen ....................... 12 4 INSTALLATIE....................................................... 13 4.1 Plaats ............................................................ 13 4.2 Onderdelenmontage ..................................... 13 4.3 Voetstuk ........................................................ 13 4.4 Ondervullen................................................... 13 4.5 Eerste uitlijning.............................................. 13 4.6 Leidingen....................................................... 14 4.7 Definitieve controle asuitlijning...................... 16 4.8 Elektrische aansluitingen .............................. 16 4.9 Beschermingen ............................................. 16 5 INSTALLATIE, INGEBRUIKNEMING, BEDIENING EN UITSCHAKELING ................. 17 5.1 Procedure voor inbedrijfneming .................... 17 5.2 Smering van de pomp................................... 18 5.3 Open waaierspeling ...................................... 19 5.4 Draairichting .................................................. 19 5.5 Beschermkappen .......................................... 19 5.6 Opvullen en ontluchten ................................. 19 5.7 De pomp opstarten........................................ 20 5.8 De pomp laten draaien.................................. 20 5.9 Stoppen en uitschakelen ............................... 21 5.10 Hydraulische, mechanische en elektrische werking........................................................ 21
Pagina 2 van 40
7 STORINGEN; OORZAKEN EN OPLOSSINGEN .........................................30 8 ONDERDELENLIJST EN TEKENINGEN ............33 8.1 CPXS – op frame gemonteerd – met gecoate as – PEEK wand..................33 8.2 CPXS – op frame gemonteerd – as met bus – PEEK wand.........................34 8.3 CPXS – op frame gemonteerd – met gecoate as – dubbele scheiding........35 8.4 CPXS – op frame gemonteerd – bus met as – dubbele scheiding...............36 8.5 CPXS – op frame gemonteerd – met gecoate as – metalen wand ..............37 8.6 CPXS – op frame gemonteerd – as met bus – metalen wand .....................38 8.7 CPXPS – op frame gemonteerd – met gecoate as – PEEK wand..................39 8.8 CPXPS – op frame gemonteerd – as met bus – PEEK wand.........................40 8.9 CPXPS - punten voor hulpaansluitingen .......41 8.10 CPXS - uitwisselbaarheid onderdelen .........42 8.11 Tekening van de algemene pompopstelling.43 9 CERTIFICATEN ...................................................43 10 ANDERE RELEVANTE DOCUMENTEN EN HANDLEIDINGEN ......................................43 10.1 Bijkomende handleidingen ..........................43 10.2 Opmerkingen betreffende aanpassingen ....43 10.3 Bijkomende informatiebronnen....................43
flowserve.com
CPXS, CPXNS van CPXPS HANDLEIDING NEDERLANDS 85392718 09-08
INDEX
Pagina
Pagina
Aanbevolen reserveonderdelen (6.4) ...................... 24 Aanbevolen smeerhoeveelheden (zie 5.2.2) ........... 18 Aanbevolen smeerolies (5.2.1)................................ 18 ATEX-markering (1.6.4.2).......................................... 7 Bedrijfsgrenzen (3.4.1) ............................................ 12 Bedrijfsomstandigheden (1.5).................................... 4 Beschermingen (4.9) ............................................... 16 Beschermkappen (5.5) ............................................ 19 Bewaring, pomp (2.4) .............................................. 11 Bewaring, reserveonderdelen (6.3.2) ...................... 24 Bijkomende bronnen (10.3) ..................................... 43 Bijkomende handleidingen (10.1) ............................ 43 Bijkomende handleidingen of informatiebronnen .... 43 Boutkoppel (6.6) ...................................................... 24 Bronnen, bijkomende informatie (10.3) ................... 43 CE-markering en goedkeuringen (1.2) ...................... 4 Certificaten (9) ......................................................... 43 Copyright (1.4) ........................................................... 4 De pomp laten draaien (5.8).................................... 20 De pomp opstarten (5.7).......................................... 20 Demontage (6.8)...................................................... 25 Doorsnedes (8) ........................................................ 33 Draairichting (5.4) .................................................... 19 Elektrische aansluitingen (4.8) ................................ 16 Geluidsdrukniveau (1.9, Geluidsniveau) ................. 10 Hantering (2.2)......................................................... 11 Heffen (2.3).............................................................. 11 Hydraulische, mechanische en elektrische werking (5.10) .......................... 21 Inbedrijfstelling en bediening (5).............................. 17 Inspectie (6.2.1 en 6.2.2) ......................................... 23 Inspectie van onderdelen (6.9) ................................ 27 Installatie (4) ............................................................ 13 Koppel van bouten (6.6) .......................................... 24 Lagerafmetingen en -capaciteit (5.2.2).................... 18 Leidingen (4.6)......................................................... 14 Magneten (6.10) ...................................................... 27 Naamplaatje (1.7.1) ................................................... 9 Naleving, ATEX (1.6.4.1) ........................................... 7 Nomenclatuur (3.2) .................................................. 11 Onderdelenlijsten (8) ............................................... 33 Onderdelenmontage (4.2) ....................................... 13 Onderhoud (6) ......................................................... 22 Onderhoudsschema (6.2) ........................................ 22 Ondervullen (4.4) ..................................................... 13 Ontmanteling (6.8, Demontage) .............................. 25
Ontvangst en uit verpakking halen (2.1) ..................11 Ontwerp van de belangrijkste onderdelen (3.3) .......12 Open waaierspeling (5.3 en 6.7) Opmerkingen betreffende aanpassingen (10.2) ......43 Opnieuw samenstellen (6.11, Samenstelling)..........28 Opstellingen (3.1) .....................................................11 Plaats (4.1) ...............................................................13 Prestaties (3.4) .........................................................12 Recyclage (2.5) ........................................................11 Reserveonderdelen (6.3) .........................................23 Reserveonderdelen bestellen (6.3.1) .......................23 Samenstelling (6.11) ................................................28 Smeerschema (5.2.3)...............................................18 Smering (5.1.1, 5.2 en 6.2.3) Specifieke machineprestaties (1.8) ............................9 Speling, waaier (6.7) ................................................24 Stop/start frequentie (5.8.3) .....................................21 Stoppen en uitschakelen (5.9) .................................21 Storingen oplossen (zie 7) .......................................30 Storingen; oorzaken en oplossingen (7) ..................30 Tekening algemene opstelling (8.11) .......................43 Tekening algemene samenstelling (8) .....................33 Tekeningen (8) .........................................................33 Thermische uitzetting (4.5.1)....................................13 Trillingen (5.8.2) .......................................................20 Uitlijning van de assen (4.3, 4.5 en 4.7) Veiligheid, beschermingsystemen (1.6 en 4.9) Veiligheidsacties (1.6.3) .............................................5 Veiligheidsmarkeringen (1.6.1) ..................................5 Vereist gereedschap (6.5) ........................................24 Versleten product (2.5).............................................11 Vervangingsonderdelen (6.3 en 6.4)...................23/24 Voedstuk (4.3) ..........................................................13 Voor de inbedrijfstelling (5.1) ...................................17 Vrijwaringsverklaring (1.3)..........................................4 Vulling en extra toevoer (5.6) ...................................19 Waaierspeling instellen (6.7) ....................................24 Waarschuwingslabels (1.7.2) .....................................9
Pagina 3 van 40
flowserve.com
CPXS, CPXNS van CPXPS HANDLEIDING NEDERLANDS 85392718 09-08
1 INLEIDING EN VEILIGHEID 1.1 Algemeen Bewaar deze instructies altijd nabij de plaats waar het product wordt gebruikt of bij het product zelf. Flowserve producten worden ontworpen, ontwikkeld en vervaardigd met ultramoderne technieken in moderne fabrieken. Het apparaat werd met zorg vervaardigd onder voortdurende kwaliteitscontroles, aan de hand van geavanceerde kwaliteitstechnieken en veiligheidssystemen. Flowserve engageert zich voor voortdurende kwaliteitsverbetering en staat tot uw dienst voor verdere informatie over het product, de installatie en het gebruik ervan of ondersteunende producten, herstellings- en diagnostische diensten. Deze instructies maken u vertrouwd met het product en het toegestane gebruik ervan. Het is belangrijk dat u de producten volgens deze instructies gebruikt om de betrouwbaarheid ervan te garanderen en risico's te vermijden. In deze handleiding is geen rekening gehouden met plaatselijke voorschriften. Er dient echter voor gezorgd te worden dat deze te allen tijde door iedereen, ook door de personen die het apparaat installeren, worden nageleefd. Breng het personeel dat de machine bedient, altijd op de hoogte van herstellingswerken en houd u aan alle veiligheidsvoorschriften van de fabriek en de van toepassing zijnde wet- en regelgeving betreffende veiligheid en hygiëne. Deze instructies moeten worden gelezen alvorens het apparaat waar ook ter wereld te installeren, bedienen, gebruiken en te onderhouden. De apparatuur mag niet worden gebruikt voordat aan alle voorwaarden voor de veiligheid, uit de instructies is voldaan.
1.2 CE-markering en goedkeuringen
In bepaalde delen van de wereld moeten machines en apparaten die in gebruik worden genomen, volgens de wet voldoen aan de van toepassing zijnde EU-richtlijnen betreffende : CE-markering, machines, laagspanning, elektromagnetische compatibiliteit (EMC), drukapparatuur (PED) en apparaten voor plaatsen met mogelijk ontploffingsgevaar (ATEX). Deze richtlijnen en andere bijkomende goedkeuringen behandelen belangrijke veiligheidsaspecten van machines en apparatuur, en de verstrekking van technische documenten en veiligheidsinstructies.
Pagina 4 van 40
Indien van toepassing, bevat dit document informatie betreffende deze richtlijnen en goedkeuringen. Om de toepasselijke goedkeuringen en CE-markering van het product te controleren, kijkt u het serienummer en het certificaat na. (Zie deel 9, Certificatie.)
1.3 Vrijwaringsverklaring Voor zover wij weten is de informatie in deze handleiding betrouwbaar. Ondanks alle inspanningen van Flowserve om juiste en voldoende informatie te verschaffen, is het mogelijk dat de inhoud van deze handleiding ontoereikend blijkt. De volledigheid en nauwkeurigheid ervan worden niet gegarandeerd door Flowserve. Flowserve vervaardigt producten volgens de strenge internationale normen betreffende kwaliteitscontroles, wat wordt bevestigd door de certificaten en audits van externe organisaties voor kwaliteitsborging. Er werden originele onderdelen en accessoires ontworpen, getest en toegepast in de producten om hun voortdurende kwaliteit en prestaties te waarborgen. Omdat Flowserve de onderdelen en accessoires van andere leveranciers niet kan testen, is het mogelijk dat de foute toepassing van zulke onderdelen en accessoires de prestaties en veiligheid van de producten negatief beïnvloedt. Het niet kiezen, installeren of gebruiken van erkende Flowserve onderdelen en accessoires wordt aanzien als misbruik. Schade of defecten veroorzaakt door misbruik, worden niet gedekt door de Flowserve garantie. Bovendien kan de aanpassing van Flowserve producten of verwijdering van originele onderdelen de veiligheid van deze producten beperken.
1.4 Copyright
Alle rechten voorbehouden. Geen enkel deel van deze instructies mag worden gereproduceerd, opgeslagen in een databank of verspreid in om het even welke vorm zonder voorafgaande toelating van Flowserve.
1.5 Procescondities
Dit product werd geselecteerd om te voldoen aan de specificaties van uw bestelling. De bevestiging van deze voorwaarden werd afzonderlijk naar de koper gestuurd. Een kopie daarvan dient bij deze handleiding bewaard te worden. Het product mag niet worden gebruikt buiten de toleranties die voor de toepassing werden gespecificeerd. Indien er enige twijfel bestaat over de geschiktheid van het product voor de toepassing waarvoor het is bestemd, raadpleeg dan Flowserve met vermelding van het serienummer.
flowserve.com
CPXS, CPXNS van CPXPS HANDLEIDING NEDERLANDS 85392718 09-08
Als de gebruiksomstandigheden op uw bestelbon veranderen (bijvoorbeeld verpompte vloeistof, temperatuur of toepassing) dient de gebruiker de schriftelijke toestemming van Flowserve te verkrijgen alvorens de pomp in de nieuwe omstandigheden te gebruiken.
1.6 Veiligheid 1.6.1 Samenvatting van veiligheidsaanduidingen Deze handleiding bevat specifieke veiligheidsaanduidingen die waarschuwen voor mogelijk gevaar. Deze zijn: Deze aanduiding waarschuwt voor elektrisch gevaar. Niet-naleving van de aanwijzing kan resulteren in gevaar voor de persoonlijke veiligheid of levensgevaar. Deze aanduiding duidt op veiligheidsinstructies. waarvan de niet-naleving kan resulteren in gevaar voor de persoonlijke veiligheid of levensgevaar. Deze aanduiding waarschuwt voor “gevaarlijke en giftige vloeistof”. Niet-naleving van de aanwijzing kan een gevaar voor de persoonlijke veiligheid of levensgevaar vormen. Deze aanduiding staat bij veiligheidsinstructies die de betrouwbare werking en veiligheid van het personeel verzekeren en beschadiging van de installatie of andere uitrusting moeten voorkomen. Dit symbool duidt op veiligheidsinstructies van toepassing op “sterke magnetische velden” die gevolgd moeten worden om de persoonlijke veiligheid, werking van pacemakers, of instrumenten en opgeslagen gegevens die gevoelig zijn voor magnetische velden, niet in het gedrang te brengen. Deze aanduiding duidt op een explosieve omgeving volgens ATEX. Het wordt gebruikt voor veiligheidsinstructies die waarschuwen voor ontploffingsgevaar. Dit symbool wordt in veiligheidsinstructies gebruikt om personen eraan te herinneren niet met een droge doek over niet-metalen oppervlakken te wrijven maar altijd een vochtige doek te gebruiken. U vindt het vooral terug op plaatsen waar het niet volgen van de veiligheidsinstructies kan leiden tot een ontploffing. Dit teken is geen veiligheidssymbool maar duidt op een belangrijke instructie in het montageproces.
Pagina 5 van 40
1.6.2 Kwalificatie en training van personeel Alle personeel dat betrokken is bij de bediening, installatie, inspectie en het onderhoud van het apparaat moet gekwalificeerd zijn om dat werk uit te voeren. Als het personeel in kwestie de nodige kennis en vaardigheden nog niet bezit, moet er een geschikte training en opleiding worden geboden. Indien nodig mag de gebruiker, de fabrikant/leverancier opdragen een gepaste training te voorzien. Breng het personeel dat de machine bedient en instaat voor de veiligheid en hygiëne altijd op de hoogte van herstellingswerken en volg alle veiligheidsvereisten van de fabriek en de van toepassing zijnde voorschriften en wetten betreffende de veiligheid en hygiëne. 1.6.3 Veiligheidsacties Dit is een overzicht van de voorwaarden en maatregelen ter voorkoming van persoonlijk letsel bij personeel en schade aan de installatie. Voor producten gebruikt in mogelijk explosieve omgevingen, geldt ook punt 1.6.4. VOER NOOIT ONDERHOUDSWERKEN UIT WANNEER DE UNIT AANGESLOTEN IS OP DE VOEDING VERWIJDER BESCHERMKAPPEN NOOIT WANNEER DE POMP IN BEDRIJF IS TAP DE POMP AF EN ISOLEER DE POMP VAN HET LEIDINGWERK, VOORDAT MET HET ONTMANTELEN VAN DE POMP BEGONNEN WORDT Indien de verpompte vloeistoffen gevaarlijk zijn, dienen vooraf passende veiligheidsmaatregelen getroffen te worden. FLUORO-ELASTOMEREN (Wanneer hiermee uitgerust.) Fluoro-elastomeren (bijv. Viton) zijn bij blootstelling aan temperaturen boven de 250 °C (482 ºF), aan gedeeltelijke ontbinding onderhevig. Ze zijn dan uiterst gevaarlijk en contact met de huid dient voorkomen te worden. AANRAKEN ONDERDELEN Vele precisieonderdelen hebben scherpe randen. Daarom is het dragen van gepaste veiligheidshandschoenen en -kleding vereist bij het hanteren van deze onderdelen. Om zware stukken van meer dan 25 kg (55 lb) te plaatsen, moet u een hijswerktuig gebruiken volgens de plaatselijke voorschriften.
flowserve.com
CPXS, CPXNS van CPXPS HANDLEIDING NEDERLANDS 85392718 09-08
GEBRUIK NOOIT EEN WARMTEBRON OM DE WAAIER TE VERWIJDEREN Smeerresten of dampen kunnen een ontploffing veroorzaken. Warme (en koude) ONDERDELEN Als warme of koude onderdelen of bijkomende warmtebronnen een gevaar vormen voor bedieners en personen die zich in de onmiddellijke omgeving bevinden, moeten er maatregelen worden getroffen om ongewild contact te vermijden. Als volledige afscherming niet mogelijk is, moet de toegang tot de machine beperkt worden tot onderhoudspersoneel door middel van duidelijk zichtbare waarschuwingen en aanwijzingen voor de personen die zich in de onmiddellijke omgeving ervan bevinden. Opmerking: lagerhuizen mogen niet geïsoleerd worden en aandrijfmotoren en lagerhuizen zijn mogelijk erg warm. Als de temperatuur hoger is dan 68 °C (175 °F) of lager dan 5 °C (20 °F) in een zone met beperkte toegang of als de temperatuur de plaatselijke voorschriften overschrijdt, moeten bovenstaande maatregelen getroffen worden. THERMISCHE SCHOK Snelle temperatuurwisselingen van de vloeistof in de pomp kunnen leiden tot een thermische schok met mogelijke schade aan of breuk van pomponderdelen en moeten vermeden worden. GEVAARLIJKE VLOEISTOFFEN Wanneer de pomp gevaarlijke vloeistoffen verpompt, moet de blootstelling aan deze vloeistoffen vermeden worden door de pomp op een geschikte plaats te installeren, de toegang ertoe te beperken en de bedieners naar behoren op te leiden in het gebruik ervan. Als de vloeistof brandbaar en/of ontplofbaar is, moeten strikte veiligheidsprocedures in acht genomen worden. Een pomp met aspakking mag niet gebruikt worden bij het verpompen van gevaarlijke vloeistoffen. VERMIJD OVERDREVEN BELASTING VAN DE LEIDINGEN Gebruik de pomp niet als ondersteuning voor leidingen. Monteer expansiestukken niet, tenzij u daar de schriftelijke toestemming van Flowserve voor hebt, zodanig dat hun krachten, als gevolg van de inwendige druk, op de pompflens werken. DRAAIEN
ZORG VOOR CORRECTE SMERING Zie deel 5, Installatie, ingebruikneming, bediening en uitschakeling. CONTROLEER DE DRAAIRICHTING VAN DE MOTOR ALLEEN WANNEER DE KOPPELELEMENTEN / PINNEN VERWIJDERD ZIJN In de omgekeerde richting beginnen draaien, zal de pomp beschadigen. START DE POMP OP MET GEDEELTELIJK GEOPENDE UITLAATKLEP (Tenzij de gebruiksaanwijzingen van de pomp u op een bepaald moment anders opdragen.) Dit wordt aanbevolen om zoveel mogelijk te vermijden dat de pomp of motor overbelast of beschadigd zouden raken bij volledig debiet of nuldebiet. Alleen bij installaties waar deze situatie zich niet kan voordoen, mag de pomp met een verder geopende klep worden gestart. Het is mogelijk dat de instelling van de regelklep van de pompuitlaat na de opwarming aangepast moet worden aan het bedrijf. Zie deel 5, Installatie, ingebruikneming, bediening en uitschakeling. LAAT DE POMP NIET MET EEN ABNORMAAL HOOG OF LAAG DEBIET DRAAIEN Door de pomp te laten draaien met een hoger dan normaal debiet of met een debiet zonder tegendruk op de pomp, kan de motor overbelast raken en cavitatie ontstaan. Een laag debiet kan de levensduur van de pomp/lagers verkorten, de pomp oververhitten en voor instabiliteit en cavitatie/trillingen zorgen. DE INLAATKLEPPEN MOETEN VOLLEDIG OPEN STAAN WANNEER DE POMP DRAAIT Door de pomp te laten draaien met nuldebiet of langdurig te laten draaien met een debiet dat lager is dan het aanbevolen minimum, zullen de pomp en mechanische afdichting beschadigd worden. STERKE MAGNETISCHE VELDEN Wees uiterst voorzichtig bij het monteren/demonteren van eventuele magnetische rotors. De magneten zijn soms erg krachtig. Hou mensen met pacemakers en instrumenten die gevoelig zijn voor magnetische velden, uit de buurt van de magnetische aandrijving tijdens de demontage.
LAAT DE POMP NOOIT DROOG
Pagina 6 van 40
flowserve.com
CPXS, CPXNS van CPXPS HANDLEIDING NEDERLANDS 85392718 09-08
1.6.4 Producten gebruikt in mogelijk explosieve omgevingen • • • • •
Er zijn maatregelen vereist om: Buitensporige temperaturen te vermijden Ophoping van explosieve mengsels te voorkomen De generatie van vonken te voorkomen Lekken te voorkomen De pomp te onderhouden om gevaar te voorkomen
De volgende instructies voor pompen en pompeenheden geplaatst in mogelijk explosieve omgevingen, moeten worden gevolgd om bescherming tegen ontploffingen te verzekeren. Zowel elektrische als niet-elektrische apparatuur moet voldoen aan de vereisten van de Europese Richtlijn 94/9/EG. 1.6.4.1 Draagwijdte van naleving Gebruik apparatuur alleen in de zone waarvoor ze geschikt is. Controleer altijd dat de aandrijving, aandrijfkoppeling, afdichting en pompapparatuur van de geschikte klasse zijn en/of het geschikte certificaat hebben voor de omgeving waarin ze worden geïnstalleerd. Als Flowserve alleen de naakte pomp heeft geleverd, heeft de explosieklasse alleen betrekking op de pomp. De partij die belast is met de montage van de pompset, moet kiezen voor een koppeling, aandrijving en bijkomende apparatuur die voorzien is van de vereiste CE-certificaten/conformiteitsverklaringen om geschikt te zijn voor de installatieomgeving. De output van de frequentieregelaar (VFD) kan bijkomende warmte-effecten veroorzaken in de motor en dus moet, voor pompsets met een VFD, het ATEXcertificaat voor de motor vermelden dat het de situatie met elektrische stroom van de VFD dekt. Deze speciale vereiste is ook van toepassing als de VFD zich op een veilige plaats bevindt.
1.6.4.2 Markeringen Hieronder vindt u een voorbeeld van ATEXmarkeringen op een apparaat. De eigenlijke classificatie van de pomp wordt in het typeplaatje gegraveerd. II 2 GD c IIC 135 ºC (T4) Apparatuurgroep I = Mijnbouw II = Niet-mijnbouw Categorie 2 of M2 = Bescherming hoog niveau 3 = Bescherming normaal niveau Gas en/of stof G = Gas D = Stof c = Constructieveiligheid (in overeenstemming met EN13463-5) Gasgroep (Alleen installatiecategorie 2) IIA - Propaan (typisch) IIB - Ethyleen (typisch) IIC – Waterstof (typisch) Maximale oppervlaktetemperatuur (Temperatuurklasse) (Zie punt 1.6.4.3.) 1.6.4.3 Te hoge oppervlaktetemperaturen vermijden ZORG ERVOOR DAT DE TEMPERATUURKLASSE VAN DE APPARATUUR GESCHIKT IS VOOR DE GEVARENZONE Temperatuur van verpompte vloeistof Pompen hebben een temperatuurklasse die vermeld staat in de ATEX explosieklasse op het typeplaatje. Ze is gebaseerd op een maximale omgevingstemperatuur van 40 °C (104 °F). Raadpleeg Flowserve voor hogere omgevingstemperaturen. De oppervlaktetemperatuur op de pomp wordt beïnvloed door de temperatuur van de verpompte vloeistof. De maximaal toegestane vloeistoftemperatuur hangt af van de temperatuurklasse en mag de waarden in de onderstaande tabel niet overschrijden. Bij de opgegeven temperaturen wordt rekening gehouden met de temperatuurstijging aan de afdichtingen en lagers te wijten aan de werking onder het het minimaal toegestane debiet.
Pagina 7 van 40
flowserve.com
CPXS, CPXNS van CPXPS HANDLEIDING NEDERLANDS 85392718 09-08
Temperatuur -klasse volgens EN13463-1
Maximaal toegestane oppervlaktetemperatuur
T6 T5 T4 T3 T2 T1
85 °C (185 °F) 100 °C (212 °F) 135 °C (275 °F) 200 °C (392 °F) 300 °C (572 °F) 450 °C (842 °F)
Temperatuurgrens van verpompte vloeistof (* afhankelijk van het materiaal en de constructievariant - gebruik de laagste) Consult Flowserve Consult Flowserve 115 °C (239 °F) * 180 °C (356 °F) * 275 °C (527 °F) * 400 °C (752 °F) *
De verantwoordelijkheid voor de naleving van de opgegeven maximale vloeistoftemperatuur ligt bij de machine-operator. De temperatuurklasse “Tx” wordt gebruikt wanneer de vloeistoftemperatuur varieert of wanneer de pomp gebruikt moet worden in mogelijk explosieve omgevingen van een andere klasse. In dit geval is de gebruiker verantwoordelijk om ervoor te zorgen dat de oppervlaktetemperatuur van de pomp de maximaal toegestane temperatuur voor de plaats waar ze in feite geïnstalleerd staat, niet overschrijdt. Als ze wordt geïnstalleerd in een explosieve omgeving, probeer dan niet de draairichting van de pomp te controleren door ze leeg op te starten. Zelfs kort opstarten kan hoge temperaturen veroorzaken door het contact tussen de draaiende en stationaire onderdelen. Waar het risico bestaat dat de pomp met een gesloten persklep draait, waardoor er hoge vloeistof- en oppervlaktetemperaturen in het huis ontstaan, wordt aanbevolen dat de gebruikers een externe oppervlaktetemperatuurbescherming plaatsen. Vermijd een mechanische, hydraulische of elektrische overbelasting door gebruik te maken van de overbelastingsbeveiliging van de motor en door de temperatuur en het vermogen te controleren. Controleer ook regelmatig de trillingen. In vuile of stoffige omgevingen moet de apparatuur regelmatig worden gecontroleerd en moet vuil worden verwijderd van de ruimtes rond nabijgelegen openingen, lagerhuizen en motoren. Extra vereisten, uitsluitend voor CPXPS pompen Op plaatsen waar niet gegarandeerd kan worden dat het vullen gecontroleerd wordt zoals bepaald in deze handleiding, en waar het mogelijk is dat de maximumtemperatuur voor de T-klasse overschreden wordt, wordt aanbevolen om een externe oppervlaktetemperatuurbeveiliging te plaatsen.
Pagina 8 van 40
1.6.4.4 Ophoping van explosieve mengelingen voorkomen ZORG ERVOOR DAT DE POMP NAAR BEHOREN IS GEVULD EN VERLUCHT EN DAT ZE NIET DROOG DRAAIT Zorg ervoor dat de pomp, en de relevante aanzuig- en afvoerleidingen, tijdens het draaien van de pomp altijd volledig met vloeistof zijn gevuld om explosiegevaar te voorkomen. Bovendien is het van essentieel belang dat u ervoor zorgt dat de afdichtingskamers, extra asafdichtingsystemen en alle verwarmings- en koelsystemen naar behoren zijn gevuld. Als de werking van het systeem deze toestand niet kan verhinderen, wordt de plaatsing van een gepaste bescherming tegen droog draaien aanbevolen (bijv. vloeistofdetectie of vermogenscontrole). Om potentiële gevaren van vluchtige damp- of gasuitstoten in de atmosfeer te vermijden, moet de omliggende ruimte goed verlucht worden. 1.6.4.5 Vonken voorkomen Ter voorkoming van gevaren als gevolg van mechanisch contact dient de koppelingsbescherming vonkvrij te zijn. Om de mogelijke gevaren te voorkomen van een willekeurig opgewekte lading die een vonk veroorzaakt, dient men de aardkabel die aan de grondplaat bevestigd is, te gebruiken. Voorkom elektrostatische spanning: wrijf niet over non-ferro metalen oppervlakken met een droge doek. De koppeling moet voldoen aan 94/9/EG en de correcte uitlijning moet worden gehandhaafd. Aanvullende vereisten voor metalen pompen op non-metalen voetplaten (polybase) Wanneer metalen onderdelen worden gemonteerd op een non-metalen voetplaat dienen ze apart geaard te worden.
flowserve.com
CPXS, CPXNS van CPXPS HANDLEIDING NEDERLANDS 85392718 09-08
1.6.4.6 Lekken voorkomen
1.7 Naamplaatje en veiligheids labels
De pomp mag alleen worden gebruikt om de vloeistoffen te verpompen waarvoor ze is goedgekeurd en waarvoor ze de gepaste corrosiebestendigheid heeft.
1.7.1 Naamplaatje Voor meer gegevens over het naamplaatje, zie de Conformiteitverklaring en deel 3, of de afzonderlijke documentatie bij deze handleiding.
Vermijd opsluiting van vloeistof in de pomp en de eraan verbonden leidingen door de sluiting van de inlaat- en perskleppen. Dit kan voor gevaarlijke overdruk zorgen wanneer de vloeistof opwarmt. Dit is niet alleen mogelijk wanneer de pomp draait, maar ook terwijl ze stilstaat.
1.7.2 Veiligheids labels
In onderdelen die vloeistof bevatten, moeten barsten omwille van vorst worden vermeden door de pomp en eraan verbonden systemen leeg te laten of te beschermen. Waar het gevaar op verlies van een afdichting of uitwendige doorspoeling bestaat, moet de vloeistof worden gecontroleerd. Als vloeistoflekken in de atmosfeer gevaar kunnen opleveren, is de plaatsing van een vloeistofdetectiesysteem aanbevolen. 1.6.4.7 Onderhoud ter voorkoming van gevaar EEN CORRECT ONDERHOUD IS VEREIST OM EXPLOSIEGEVAAR TE VOORKOMEN De machine-operator is verantwoordelijk voor de naleving van de onderhoudsinstructies. Om mogelijk ontploffingsgevaar tijdens het onderhoud te vermijden, mogen het gebruikte gereedschap en het schoonmaak- en verfmateriaal geen vonken veroorzaken of de omgevingsomstandigheden negatief beïnvloeden. Waar er een risico is door zulk gereedschap of materiaal, moet het onderhoud in een veilige ruimte gebeuren. Het is aanbevolen een onderhoudsplan en programma te volgen. (Zie deel 6, Onderhoud.)
Alleen installaties die met olie worden gesmeerd:
1.8 Specifieke machineprestaties
De prestatieparameters vindt u in deel 1.5, Procescondities. Wanneer de aankoper afzonderlijke prestatiegegevens ontving, moet hij deze samen met deze handleiding bewaren waar nodig.
Pagina 9 van 40
flowserve.com
CPXS, CPXNS van CPXPS HANDLEIDING NEDERLANDS 85392718 09-08
1.9 Geluidsniveau
Er moet aandacht zijn voor de blootstelling van personeel aan eventueel geluidsoverlast. De lokale wetgeving duidt aan wanneer er richtlijnen moeten verstrekt worden aan het personeel in verband met de geluidsrestricties en eveneens van wanneer er maatregelen moeten genomen worden. Dit is normaal vanaf 80 tot 85 dBA. De normale gang van zaken is de blootstellingstijd te limiteren of de machine in te kapselen. Het kan gebeuren dat er bij bestelling al een maximaal niveau is opgegeven. Als dit echter niet is gebeurt dan kan men volgende tabel raadplegen die een indicatie van het geluidsniveau verstrekt zodat men de gepaste maatregelen kan nemen. Pompgeluid is afhankelijk van een aantal operationele faktoren, debiet, leidingsdesign en akoestische karakteristieken van het gebouw – daarvoor zijn de opgegeven waarden onderheveig aan een tolerantie van 3 dBA en kunnen derhalve niet gegarandeerd worden.
Motor en toerental
Het gedeelte motorgeluid binnen het “pomp en motor geluid” is gebaseerd op standaard en hoog effiiciente motoren onder belasting en als deze direct de pomp aandrijven. Hou er rekening mee dat frequenty regelaars voor een verhoogde geluidsweergave kunnen zorgen bij sommige snelheden. Indien een pomp aangeschaft werd voor samenbouw met uw “eigen” motor dan moet de pomp geluidsweergave worden samengesteld met de geluidsweergave van de motor van uw leverancier. Consulteer flowserve of een geluids specialist wanneer u assistentie nodig mocht hebben bij de combinatie van die weergave waarden. Het is aanbevolen om het omgevingslawaai op te meten wanneer men de maximale toelaatbare waarden benadert. De waarden zijn in “sound pressure level LpA “ op 1 m (3.3 ft) van de machine voor vrije veldcondities over een reflecterend vlak. Om de waarden te schatten van het “sound power level LWA (re 1pW)” dient u het voorgaande 14 dBA bij te tellen.
Typisch geluidsvermogen LpA op 1 m referentie 20 Pa, dBA
3 550 r/min 2 900 r/min 1 750 r/min 1 450 r/min Alleen Pomp en Alleen Pomp en Alleen Pomp en Alleen Pomp en kW (hp) pomp motor pomp motor pomp motor pomp motor <0.55(<0.75) 72 72 64 65 62 64 62 64 0.75 (1) 72 72 64 66 62 64 62 64 1.1 (1.5) 74 74 66 67 64 64 62 63 1.5 (2) 74 74 66 71 64 64 62 63 2.2 (3) 75 76 68 72 65 66 63 64 3 (4) 75 76 70 73 65 66 63 64 4 (5) 75 76 71 73 65 66 63 64 5.5 (7.5) 76 77 72 75 66 67 64 65 7.5 (10) 76 77 72 75 66 67 64 65 11(15) 80 81 76 78 70 71 68 69 15 (20) 80 81 76 78 70 71 68 69 18.5 (25) 81 81 77 78 71 71 69 71 22 (30) 81 81 77 79 71 71 69 71 30 (40) 83 83 79 81 73 73 71 73 37 (50) 83 83 79 81 73 73 71 73 45 (60) 86 86 82 84 76 76 74 76 55 (75) 86 86 82 84 76 76 74 76 75 (100) 87 87 83 85 77 77 75 77 90 (120) 87 88 83 85 77 78 75 78 110 (150) 89 90 85 87 79 80 77 80 150 (200) 89 90 85 87 79 80 77 80 Nota: voor 1 180 en 960 tr/min verminder de waarden met 2 dBA - voor 880 en 720 tr/min verminder de waarden met 3 dBA.
Pagina 10 van 40
flowserve.com
CPXS, CPXNS van CPXPS HANDLEIDING NEDERLANDS 85392718 09-08
2 TRANSPORT EN OPSLAG
2.4 Bewaring
2.1 In ontvangst nemen en uitpakken
Berg de pomp op op een schone, droge en trilvrije plaats. Houd de achterplaaten van de leidingaansluitingen op hun plaats, om vuil en andere vreemde materialen uit het pomphuis te houden. Draai de pomp regelmatig met de hand ter bescherming van de lagers en asafdichtingen.
De apparatuur moet onmiddellijk na ontvangst worden gecontroleerd op volledigheids- en transportschade aan de hand van de leverings- en vrachtdocumenten. Alle tekortkomingen en schade moeten onmiddellijk worden gemeld aan Flowserve. Alleen claims die Flowserve schriftelijk bereiken binnen een maand na de ontvangst van de apparatuur, zijn ontvankelijk. Controleer alle kisten, dozen en verpakkingen op accessoires of reserveonderdelen die mogelijk afzonderlijk van de apparatuur zijn verpakt of zijn vastgehecht aan de zijkant van de doos of de apparatuur. Elk product heeft een uniek serienummer. Controleer of dit nummer overeenstemt met het opgegeven nummer en vermeld het altijd in alle correspondentie en wanneer u reserveonderdelen of extra accessoires bestelt.
2.2 Hantering
Dozen, kisten, paletten of kartonnen verpakkingen mogen gelost worden met een vorkheftruck of draagband afhankelijk van hun afmetingen en vorm.
2.3 Heffen Gebruik een kraan voor alle pompsets zwaarder dan 25 kg (55 lb). Het heffen moet gebeuren door goed opgeleid personeel en in overeenstemming met de plaatselijke voorschriften. De pomp en smeedijzeren voetplaat moeten als volgt geheven worden:
De pomp kan gedurende maximaal 6 maanden zoals hierboven beschreven worden opgeslagen. Raadpleeg Flowserve voor bederfwerende maatregelen wanneer u ze langer moet opbergen.
2.5 Recyclage en versleten product
Op het einde van de levensduur van het product of zijn onderdelen, moeten de relevante materialen en onderdelen worden gerecycleerd of weggeworpen volgens een milieuvriendelijke methode en de plaatselijke voorschriften. Als het product stoffen bevat die schadelijk zijn voor het milieu, moeten ze worden verwijderd en weggeworpen volgens de huidige voorschriften. Dit omvat ook de vloeistoffen of gassen die zich in het "afdichtingsysteem" of andere nutsvoorzieningen bevinden. Zorg ervoor dat u zich op een veilige manier ontdoet van gevaarlijke stoffen en dat de juiste persoonlijke beschermende uitrusting wordt gebruikt. De veiligheidsspecificaties moeten te allen tijde in overeenstemming zijn met de actuele regelgeving.
3 POMPBESCHRIJVING 3.1 Opstellingen
Dit is een modulaire centrifugaalpomp die kan dienen voor het verpompen van bijna alle chemische vloeistoffen. Om ze zo veilig mogelijk te maken, werd ze uitgerust met een magnetische aandrijving. (Zie 3.2 en 3.3 hieronder.)
3.2 Nomenclatuur
De pompafmetingen staan zoals in het onderstaande voorbeeld op het typeplaatje gegraveerd:
80-50CPXS200
Voor machinesets met een voetplaat uit geplooid staal, zijn er geen specifieke hefpunten (tenzij aangeduid). De hefpunten die u ziet, dienen alleen voor het verwijderen van onderdelen ter onderhoud. Draagbanden, touwen en ander hefmateriaal moeten zo worden geplaatst dat ze niet kunnen wegschuiven maar voor een evenwichtige hefoperatie zorgen.
Nominale aanzuigafmetingen in mm Nominale uitlaatafmetingen in mm Opstelling – zie 3.3.1 Nominale maximale ISO waaierdiameter
Raadpleeg de handleiding van de fabrikant vooraleer u de aandrijving alleen heft.
Pagina 11 van 40
flowserve.com
CPXS, CPXNS van CPXPS HANDLEIDING NEDERLANDS 85392718 09-08
De hierboven getoonde nomenclatuur dient louter als voorbeeld van een CPXS-opstelling. De eigenlijke pompafmetingen en het serienummer vindt u terug op het naamplaatje van de pomp. Controleer dat deze overeenstemmen met het meegeleverde certificaat.
3.3 Ontwerp van de belangrijkste onderdelen 3.3.1 Pomphuis Het pomphuis heeft een inlaat op het einde van de horizontale hartlijn en een uitlaat bovenaan de verticale hartlijn waardoor ze automatisch ontlucht. De pomp werd zo ontworpen dat de pijpkoppelingen ongemoeid kunnen blijven bij intern onderhoud, wat haar heel gebruiksvriendelijk maakt. Bij de CPXS en CPXPS bevinden de trilvoetjes zich onder het pomphuis. Bij de CPXNS bevinden ze zich op de hartlijn. Daarnaast is de CPXPS pomp zelfaanzuigend op basis van het terugloopprincipe en dat voor aanzuighoogtes tot 7 m (23 ft). 3.3.2 Waaier De pomp is uitgerust met een open waaier. 3.3.3 As De stijve as met grote diameter is gemonteerd op lagers en heeft een aandrijfeinde met spieverbinding. De pompas is uitgerust met een magnetische rotor en gesmeerde lagers. 3.3.4 Lagerhuis Voor lagers die met olie gesmeerd moeten worden, kan het oliepeil gecontroleerd worden via een controleglas. De pomp kan uitgerust worden met bijkomende smeer- en koelopties.
turbines, hydraulische motoren enz. die dan via koppelingen, riemen, tandwielkasten, aandrijfassen enz de pomp aandrijven. 3.3.8 Accessoires Wanneer opgegeven door de klant, kunnen er accessoires worden geplaatst.
3.4 Prestaties en bedrijfsgrenzen
Dit product werd geselecteerd om te voldoen aan de specificaties van uw bestelling. Zie punt 1.5. De volgende gegevens dienen als extra informatie om u te helpen bij de installatie. Het zijn voorbeeldgegevens die kunnen worden beïnvloed door o.a. temperatuur, materiaal en asafdichtingtype. Indien vereist kunt u de precieze gegevens voor uw persoonlijke toepassing verkrijgen bij Flowserve. 3.4.1 Temperatuurgrenzen De samenstelling en materialen van de pomp werden speciaal uitgekozen voor uw toepassing. De volgende basisgrenzen moeten echter gerespecteerd worden: Neodymiummagneten -40 tot +120 ºC Samarium kobalt magneten -40 tot +250 ºC PEEK wand (afhankelijk van de druk)-40 tot +120 ºC 3.4.2 Omgevingstemperatuur Deze pompen zijn over het algemeen uitgerust met TEFC motoren waarvoor een maximale omgevingstemperatuur geldt van +40 ºC (104 ºF). Het is mogelijk dat bepaalde pompen uitgerust worden met een motor die speciaal afgestemd is op de vereisten van de klant en waarvoor andere maximale omgevingstemperaturen gelden - de gegevens hierover vindt u terug op het naamplaatje van de motor. 3.4.3 Bedrijfsgrenzen Maximale pompgrenzen: zie naamplaatje.
3.3.5 Pomplagers en smering Standaard uitgerust met kogellagers die ofwel met olie ofwel met vet mogen worden gesmeerd. De aslagers van de magnetische aandrijving kunnen met een externe bron gesmeerd worden. 3.3.6 Asafdichting De magnetische aandrijving gebruikt de wand tussen de magneten om lekken van gepompte vloeistof tegen te gaan. 3.3.7 Aandrijving De aandrijving is gewoonlijk een elektrische motor. Er kunnen verschillende soorten aggregaten worden gebruikt zoals oa. interne verbrandingsmotoren,
Pagina 12 van 40
flowserve.com
CPXS, CPXNS van CPXPS HANDLEIDING NEDERLANDS 85392718 09-08
4 INSTALLATIE Installaties die gebruikt worden op gevaarlijke locaties, moeten voldoen aan de relevante voorschriften betreffende explosiebescherming. Zie deel 1.6.4, Producten gebruikt in mogelijk explosieve omgevingen.
4.1 Plaats
De pomp moet zodanig geplaatst worden dat er voldoende vrije ruimte is voor reparatie, ventilatie, onderhoud en inspectie alsook voor het opheffen van de pomp. Bovendien moet de pomp zich zo dicht mogelijk bij de bron van de te verpompen vloeistof bevinden. Raadpleeg ook de tekening van de algemene pompopstelling.
4.2 Onderdelenmontage
Bij pompen met een voetplaat worden de koppelingelementen afzonderlijk meegeleverd. De installateur is verantwoordelijk voor de correcte uitlijning van de pomp zoals beschreven onder punt 4.5.2, Uitlijnmethoden.
4.3 Voetstuk Pompen kunnen op verschillende manieren op hun voetstuk geïnstalleerd worden. Welke methode de juiste is, hangt af van de afmetingen van de pomp, de plaats van de installatie en de geluids- en trillingsgrenzen. Door de voorschriften voor de correcte fundering en installatie van de pomp niet na te leven, kan de pomp defect raken. Dit zou dan bovendien niet gedekt worden door de garantie. Zorg ervoor dat het volgende wordt nageleefd: a) De voetplaat moet worden geplaatst op een stevige ondergrond. Dit kan kwaliteitsbeton met een gepaste dikte of een robuust stalen geraamte zijn. (Ze mag NIET verbogen of neergetrokken worden op de fundering maar moet worden ondersteund zodat de originele uitlijning behouden blijft.) b) Installeer de voetplaat op gelijkmatig gespreide opvulstukken naast de verankeringbouten.
c) Nivelleer met vulplaatjes tussen de voetplaat en de opvulstukken. d) De pomp en aandrijving werden voor verzending uitgelijnd maar de uitlijning van de pomp en motorkoppeling moet zeker nog eens worden gecontroleerd na de installatie. Zijn ze niet meer juist uitgelijnd, dan is de vloerplaat vervormd. Los dit op door opnieuw te nivelleren met vulplaatjes. e) Indien geen beschermkappen meegeleverd werden, moet u er waar nodig nog plaatsen volgens de vereisten van de ISO 12100 en EN953 normen.
4.4 Ondervullen
Ondervul waar van toepassing de verankeringsbouten. Nadat u de leidingaansluitingen hebt geplaatst en de uitlijning van de koppeling opnieuw hebt gecontroleerd, moet de voetplaat worden ondervuld. Doe dit volgens goede engineeringmethodes. Voetplaten vervaardigd uit staal, smeedijzer en epoxy kunnen worden ondervuld met mortel. Voetplaten in geplooid staal moeten ondervuld worden om hun opvulstukken te plaatsen. Neem bij twijfel contact op met uw dichtstbijzijnde onderhoudscentrum voor advies. Ondervulling zorgt ervoor dat de pompeenheid stevig in contact staat met de fundering, voorkomt laterale bewegingen van werkende apparatuur en dempt resonantietrillingen. Verankeringsbouten mogen pas volledig aangedraaid worden wanneer de mortel is uitgehard.
4.5 Eerste uitlijning 4.5.1 Thermische uitzetting De pomp en motor moeten gewoonlijk worden uitgelijnd bij omgevingstemperatuur, rekening houdend met de thermische uitzetting bij bedrijfstemperatuur. Bij pompinstallaties die erg warme vloeistoffen verpompen, moet u de eenheid laten draaien op de eigenlijke bedrijfstemperatuur, uitschakelen en dan onmiddellijk de uitlijning controleren. 4.5.2 Uitlijnmethoden Zorg ervoor dat de voeding van de pomp en aandrijving volledig van het net gescheiden zijn en dat de halve koppelingen afgesloten zijn. De uitlijning MOET gecontroleerd worden. Hoewel de pomp in de fabriek werd uitgelijnd, is het heel waarschijnlijk dat deze uitlijning ontregeld werd tijdens het vervoer of de plaatsing. Lijn indien nodig de motor uit tegenover de pomp en niet andersom.
Pagina 13 van 40
flowserve.com
CPXS, CPXNS van CPXPS HANDLEIDING NEDERLANDS 85392718 09-08
Uitlijnen doet u door onder de voet van de motor vulplaatjes toe te voegen of te verwijderen en door de motor waar nodig ook horizontaal te verschuiven. In sommige gevallen, wanneer geen juiste uitlijning bekomen wordt, is het nodig de pomp te verzetten en de bovenstaande stappen opnieuw uit te voeren. Gebruik voor koppelingen met smalle flenzen een meetklok zoals hieronder getoond. De uitlijnwaarden zijn maxima voor continubedrijf. Parallel
Werk de leidingen af zoals hieronder beschreven en lees deel 4.7, Laatste controle asuitlijning tot en met deel 5, Installatie, ingebruikneming, bediening en uitschakeling, vooraleer u de aandrijving aansluit en de rotatie controleert.
4.6 Leidingen De leidingaansluitingen zijn uitgerust met beschermkappen om te voorkomen dat er tijdens het vervoer en de installatie vreemde deeltjes in de pomp dringen. Vergeet deze beschermkappen niet te verwijderen voor u leidingen op de pomp aansluit. 4.6.1 Aanzuig- en uitlaatleidingen
Angular
Maximaal toegestane afwijkingen bij bedrijfstemperatuur: • Parallelle uitlijning - 0.25 mm (0.010 in.) TIR maximum • Hoekuitlijning - 0.3 mm (0.012 in.) TIR maximum voor koppelingen met een flensdiameter kleiner of gelijk aan 100 mm (4 in.) - 0.5 mm (0.020 in.) TIR maximum voor koppelingen met een diameter groter dan 100 mm (4 in.) Bij het controleren van de parallelle uitlijning, is de eigenlijke asafwijking de helft van het totale afgelezen meetklokresultaat (TIR). Wanneer de elektrische motor uitgerust is met glijlagers, moet hij uitgelijnd zijn om op zijn magnetische hartlijn te draaien. Raadpleeg de handleiding van de motor voor meer informatie. Gewoonlijk is er een knop geplaatst (geschroefd in één van de aseinden) tussen de motor en de pompaseinden om de axiale positie te vergrendelen. Lijn eerst verticaal uit en vervolgens horizontaal door de motor te verplaatsen. De pomp bereikt zijn optimale betrouwbaarheid met een bijna perfecte parallelle uitlijning van 0.05 - 0.075 mm (0.002 - 0.003 in.) en een hoekafwijking van 0.05 mm (0.002 in.) per 100 mm (4 in.) koppelingflensdiameter. Controleer bij de definitieve uitlijning de stevigheid van de voet onder de aandrijving. De indicator op de koppeling die in de verticale richting leest, mag niet meer dan 0.05 mm (0.002 in.) beweging aanduiden wanneer een van de bouten van de aandrijvingvoet los staat.
Pagina 14 van 40
Gebruik de pomp nooit als ondersteuning voor leidingen. De maximaal toegestane krachten en momenten op de pompflenzen, hangen af van de pompafmetingen en het type. Om deze krachten en ook de momenten die, indien te groot, afwijkingen in de uitlijning, warme lagers, versleten koppelingen, trillingen en een defect aan de pomp kunnen veroorzaken, te beperken, moeten de volgende punten strikt in acht worden genomen: • Vermijd overdadige belasting op de leidingen • Trek leidingen nooit op hun plaats door kracht uit te oefenen op de pompflensaansluitingen • Monteer eventuele expansiestukken niet zodanig dat hun krachten, als gevolg van de inwendige druk, op de pompflens werken. Zorg ervoor dat leidingen en fittingen gespoeld worden voor gebruik. Zorg ervoor dat de leidingen voor gevaarlijke vloeistoffen gespoeld kunnen worden vooraleer ze verwijderd worden van de pomp. 4.6.1.1 Alleen voor CPXS en CPXNS Houd rekening met de beschikbare NPSH. Deze moet groter zijn dan de vereiste NPSH van de pomp. Om wrijvingsverlies en hydraulisch lawaai in de leidingen te beperken, kiest u best leidingen die één of twee maten groter zijn dan de pompaanzuiging en -uitlaat. De standaardsnelheden van de hoofdleidingen mogen 2 m/s (6 ft/sec) aan de aanzuiging en 3 m/s (9 ft/sec) op de uitlaat niet overschrijden.
flowserve.com
CPXS, CPXNS van CPXPS HANDLEIDING NEDERLANDS 85392718 09-08
4.6.1.2 Alleen voor de zelfaanzuigende CPXPS De persbuizen moeten het mogelijk maken dat aanzuiglucht tijdens het vullen ongehinderd de pomp kan verlaten, zonder tegendruk. Ze moeten ook tegengaan dat te veel vloeistof terugstroomt bij het afsluiten om het sifoneffect tegen te gaan. De ontluchting van aanzuiglucht kan op een van de volgende manieren gebeuren: 1. Door het gedeeltelijk openen van de regelklep van de uitlaatleiding (indien geplaatst) tijdens het vullen waardoor de lucht vrij weg kan stromen. 2. Door het plaatsen van een automatisch ontluchtingsventiel op de uitlaatleidingen tussen de pomp en de kleppen, op voorwaarde dat de ontsnappende gassen en dampen veilig zijn voor het milieu en aanvaardbaar zijn voor vrijlating in de atmosfeer. 3. Door het installeren van een ontluchtingsleiding van de uitlaatleiding, tussen de pomp en de kleppen, naar de aanzuigtank of pompput. Deze opstelling heeft wel als nadeel dat er een gewone manuele/ automatische inspectie nodig is tijdens de werking van de pomp om de voortdurende recirculatie van de verpompte vloeistof te voorkomen. 4.6.2 Aanzuigleidingen 4.6.2.1 CPXS en CPXNS aanzuigleidingen a) De inlaatleiding moet één of twee maten groter zijn dan de inlaatopening van de pomp. Leidingbochten moeten een zo groot mogelijke radius hebben. b) Op aanzuighoogte moeten de leidingen naar boven (naar de pompinlaat) hellen en uitgerust zijn met excentrische verloopstukken om luchtbellen te voorkomen. c) Bij een positieve zuighoogte moeten de inlaatleidingen een constant verval naar de pomp hebben. d) De leiding aan de pomp moet dezelfde diameter hebben als de pompaanzuiging en moet een recht stuk van minstens twee leidingdiameters lang hebben tussen de elleboog en de flens van de pompinlaat. Daar waar er geen grote NPSH-marge is, wordt aanbevolen een recht stuk met een lengte van 5 tot 10 keer de leidingdiameter te gebruiken. (Zie deel 10.3, Referentie 1.) Inlaatfilters, waar geplaatst, moeten een netto 'vrije ruimte' hebben van minstens drie keer de ruimte van de inlaatleiding. e) De installatie van afsluit- en terugslagkleppen vereenvoudigt het onderhoud. f) Smoor de pomp nooit aan de aanzuigkant en plaats nooit rechtstreeks een klep op de zuigpijp van de pomp.
Pagina 15 van 40
g) De pomp is voorzien van siliciumcarbid lagers. Daardoor kunnen kleine niet-schurende vaste deeltjes met een diameter van minder dan 0.3 mm (0.012 in.) verpompt worden, op voorwaarde dat ze niet meer dan 2.5 % uitmaken van de verpompte vloeistof. h) De vaste deeltjes mogen niet magnetisch zijn, niet de neiging hebben om te stollen en niet bestaan uit vezels. Bovendien moeten ze nietschurend zijn en mogen ze niet aanslaan op vochtige oppervlakken. Wij raden u aan voor gebruik met andere stoffen contact op te nemen met Flowserve voor advies. 4.6.2.2 CPXPS aanzuigleidingen a) De inlaatleiding moet zo kort mogelijk en luchtdicht zijn en het voor het pompdebiet kleinst mogelijke volume hebben om snel vullen mogelijk te maken. Bij inlaatleidingen met een groot volume, is een kogelvoetklep of klepafsluiter nodig. b) De inlaatleiding is best niet groter dan de inlaatopening van de pomp en mag een aanzuigsnelheid van 3 tot 5 m/sec (10 tot 16 ft/sec) hebben. De leiding moet naar beneden, naar de aanzuigflens op het pomphuis hellen. c) Houd rekening met de beschikbare NPSH. Deze moet groter zijn dan de vereiste NPSH van de pomp. d) Zorg voor een recht stuk met een lengte van minstens twee keer de leidingdiameter tussen de elleboog en inlaatflens. e) De plaatsing van een afsluitventiel maakt onderhoud gemakkelijker. f) Smoor de pomp nooit aan de aanzuigkant en plaats nooit rechtstreeks een klep op de zuigpijp van de pomp. g) De pomp is voorzien van siliciumcarbid lagers. Daardoor kunnen kleine niet-schurende vaste deeltjes met een diameter van minder dan 0.3 mm (0.012 in.) verpompt worden, op voorwaarde dat ze niet meer dan 2.5%uitmaken van de verpompte vloeistof. h) De vaste deeltjes mogen niet magnetisch zijn, niet de neiging hebben om te stollen en niet bestaan uit vezels. Bovendien moeten ze nietschurend zijn en mogen ze niet aanslaan op vochtige oppervlakken. Wij raden u aan voor gebruik met andere stoffen contact op te nemen met Flowserve voor advies. 4.6.3 Uitlaatleidingen 4.6.3.1 CPXS en CPXNS uitlaatleidingen Er moet een terugslagklep worden geplaatst in de uitlaatleidingen om de pomp te beschermen tegen overtollige tegendruk en dus ook tegen draaien in de omgekeerde richting wanneer de pomp wordt gestopt.
flowserve.com
CPXS, CPXNS van CPXPS HANDLEIDING NEDERLANDS 85392718 09-08
De plaatsing van een afsluitventiel maakt onderhoud gemakkelijker.
een bijkomende vereiste is voor het maken van elektrische aansluitingen.
4.6.3.2 CPXPS uitlaatleidingen a) Om wrijvingsverlies en hydraulisch lawaai in de leidingen te beperken, kiest u best leidingen die één of twee maten groter zijn dan de pompuitlaat. De standaard snelheden van de hoofdleidingen mogen 3 m/s (9 ft/sec) niet overschrijden op de uitlaat. Expanders mogen een maximale totale divergentiehoek van 9 graden hebben. b) Indien er een terugslagklep geïnstalleerd is in de uitlaatleidingen, moet er een ontluchtingsleiding geplaatst worden van de uitlaatleiding naar de pompput of aanzuigtank. c) Tenzij het ontwerp van het uitlaatsysteem het pompdebiet controleert, moet er een regelklep gemonteerd worden op de uitlaatleidingen.
Het is belangrijk dat u zich bewust bent van de EUROPESE RICHTLIJN betreffende elektromagnetische compatibiliteit wanneer u apparatuur ter plaatse aansluit en installeert. Er moet op gelet worden dat de gebruikte technieken voor de aansluiting/installatie de elektromagnetische emissies niet verhogen of de elektromagnetische immuniteit van de apparatuur, bedrading of aangesloten toestellen niet verminderen. Neem in geval van twijfel contact op met Flowserve voor advies.
4.6.4 Hulpleidingen De aansluitingen zijn uitgerust met metalen of plastic beschermingsstoppen die verwijderd moeten worden. 4.6.5 Laatste controles Controleer het aandraaikoppel van alle bouten in de aanzuig- en uitlaatleidingen. Controleer dit ook voor de bouten in de voet.
4.7 Definitieve controle asuitlijning
Na de aansluiting van de leidingen op de pomp, draait u de as enkele keren met de hand rond om te controleren dat hij niet stropt en dat alle onderdelen vrij bewegen. Controleer de uitlijning van de koppelingen opnieuw, zoals reeds beschreven, om er zeker van te zijn dat de leidingen niet worden belast. Zit er wel spanning op, dan moet u de leidingen aanpassen.
4.8 Elektrische aansluitingen Elektrische aansluitingen moeten door een gekwalificeerde elektrieker gebeuren volgens de relevante plaatselijke, nationale en internationale regelgeving. Het is belangrijk dat u zich bewust bent van de EUROPESE RICHTLIJN betreffende mogelijk explosieve ruimtes waar de naleving van IEC60079-14 een bijkomende vereiste is voor het maken van elektrische aansluitingen. Het is belangrijk dat u zich bewust bent van de EUROPESE RICHTLIJN betreffende mogelijk explosieve ruimtes waar de naleving van IEC60079-14
Pagina 16 van 40
De motor moet worden aangesloten volgens de instructies van de motorfabrikant (gewoonlijk meegeleverd met de aansluitkast) net als alle temperatuur-, aardcontact-, stroom- en andere beschermtoestellen. Het typeplaatje moet worden gecontroleerd om na te gaan of de voeding geschikt is. Er moet een noodstop worden geplaatst. De elektrische gegevens van regelaars/starters die bij levering niet reeds aangesloten zijn op de pomp, worden samen met de regelaars/starters zelf geleverd. Elektrische gegevens over pompsets met regelaars, vindt u in het afzonderlijke bedradingschema. Zie punt 5.4, Draairichting vooraleer u de motor op de elektrische voeding aansluit.
4.9 Beschermingen De volgende beschermingssystemen worden vooral aanbevolen als de pomp wordt geïnstalleerd in een mogelijk explosieve ruimte of wanneer ze gevaarlijke vloeistoffen verpompt. Raadpleeg bij twijfel Flowserve. Pompen met magnetische aandrijving zijn veilig en dus ideaal voor het verpompen van giftige, corroderende en erg vluchtige vloeistoffen. Bij misbruik of bijvoorbeeld bij droog draaien zijn de gevolgen en reparatie echter kostelijk. Enkele minuten droog draaien zorgen al voor ernstige schade aan de magnetische aandrijving. De belangrijkste oorzaken van mogelijke defecten zijn: 1. Droog draaien omwille van de blokkering van smeerpoorten met vaste deeltjes uit de verpompte vloeistof. 2. Droog draaien omwillen van vloeistofverlies aan de pompaanzuiging.
flowserve.com
CPXS, CPXNS van CPXPS HANDLEIDING NEDERLANDS 85392718 09-08
3. Droog draaien door het vastlopen van de waaier door afval in het pomphuis. 4. Droog draaien door vloeistof in de wand die hard wordt bijv. door een slechte temperatuurregeling. Wanneer een van bovenstaande situaties zich voordoet, moet u het systeem gedurende één minuut uitschakelen. De meest algemene manier om dit te doen, is door een vermogens- of stroommonitor in de starter in te bouwen. Een ander mogelijk probleem dat gecontroleerd kan worden bij het verpompen van gevaarlijke vloeistoffen is lekken uit de wand. Hiervoor moet de aandrijving uitgerust zijn met een dubbele scheidingswand. De ruimte tussen de twee wanden kan gecontroleerd worden met een drukregelaar die verbonden is met de starter of het alarm. Indien vereist, kan ook de temperatuur van de vloeistof in de aandrijving en de metalen wand (bij een model met enkele scheidingswand) gecontroleerd worden vanuit de hierna getoonde aftappunten.
Gezien elk systeem zijn eigen typische vereisten heeft, raden wij u aan contact op te nemen met Flowserve indien u raad wenst.
5 INSTALLATIE, INGEBRUIKNEMING, BEDIENING EN UITSCHAKELING Deze handelingen moeten door volledig gekwalificeerd personeel worden uitgevoerd.
5.1 Procedure voor inbedrijfneming 5.1.1 Smering Controleer eerst hoe de pompset gesmeerd moet worden, bijv. met vet, olie, product, enz. Voor pompen die met olie gesmeerd moeten worden, vult u het lagerhuis tot het correcte peil met olie van het juiste type aan de hand van het controleglas [3856] of via het reservoir voor constant oliepeil [3855].
V (Uiteinde)
J (Uiteinde)
K of L
Y1 of Y2 A G¼ B G½ C Rp F Rp H Rp ¼ J Rp ¼ K G½ L Rp ¼ V Rp W Rp Y1 Rp ½ Y2 Rp ¼ Z Rp ½
A (Uiteinde)
Hulpaansluiting (Rp) Aftappunt lagerhuis (afgesloten indien voorzien) Aftappunt behuizing (afgesloten indien voorzien) Lekdetectie (afgesloten indien voorzien) Uitwendige spoelaansluiting (afgesloten indien voorzien) Persmeteraansluiting (afgesloten indien voorzien) Aanzuigmeteraansluiting (afgesloten indien voorzien) Controleglas (indien geplaatst) Smeerpot voor constant peil (indien geplaatst) Vloeistoftemperatuuraansluiting (afgesloten indien voorzien) Ontluchting lagerhuis (indien voorzien) Wandtemperatuuraansluiting (standaard afgesloten) Drukaansluiting dubbele schedingswand (afgesloten indien voorzien) Installatietoegang (standaard afgesloten)
Pagina 17 van 40
Wanneer de pomp is uitgerust met een reservoir voor constant oliepeil, schroeft of scharniert u het doorzichtige reservoir los en vult u het met olie om het lagerhuis te smeren. Verstelbare Denco oliereservoirs moeten geplaatst worden op de in de volgende tekening getoonde hoogte:
Het met olie gevulde reservoir moet vervolgens weer mooi recht geplaatst worden. Blijf vullen tot u ziet dat olie in het reservoir blijft staan. Eenheden die met olie gesmeerd worden, worden ongesmeerd geleverd en moeten dus eerst tot het aangegeven peil met olie gevuld worden vooraleer u de pomp opstart.
flowserve.com
CPXS, CPXNS van CPXPS HANDLEIDING NEDERLANDS 85392718 09-08
Om het lagerhuis met olie te vullen, schroeft u de olievuller/ontluchter los en vult u via de opening. De oliehoeveelheden staan bij benadering aangegeven in deel 5.2.2, Lagerafmetingen en -capaciteit. Met vet gesmeerde pompen en elektrische motoren worden gesmeerd geleverd. Andere aandrijvingen en tandwielkasten moeten indien van toepassing gesmeerd worden volgens hun respectieve handleiding. Bij lage omgevingstemperaturen zijn speciale smeermiddelen vereist. Vraag raad aan Flowserve
wanneer deze buiten het temperatuurbereik van de smeermiddelen vallen: -5 tot 82 ºC (23 tot 179 ºF). Wanneer er met olie gesmeerd wordt bij een omgevingstemperatuur lager dan -5 °C (23 °F) controleer dan dat de omgevingstemperatuur minstens 15 °C (27 °F) boven het vloeipunt van de olie ligt, of gebruik SAE 5W-50 of API-SJ olie en zorg ervoor dat de maximumtemperatuur van de olie niet overschreden wordt.
5.2 Smering van de pomp Smering centrifugaalpomp
5.2.1 Aanbevolen smeerolies Oil
Spatsmering / druksmering / olienevelsmeering
Viscositeit cSt op 40 ºC Max. temperatuur olie * ºC (ºF)
32
46
68
-5 tot 65 (23 tot 149)
-5 tot 78 (23 tot 172)
-5 en hoger (23 en hoger)
ISO VG 32 32 HL/HLP BP Energol HL32 BP Energol HLP32 Perfecto T32
ISO VG 46 46 HL/HLP BP Energol HL46 BP Energol HLP46 Perfecto T46
ISO VG 68 68 HL/HLP BP Energol HL68 BP Energol HLP68 Perfecto T68
DEA
Anstron HL32 Anstron HLP32
Anstron HL46 Anstron HLP46
Anstron HL68 Anstron HLP68
Elf
OLNA 32 HYDRELEF 32 TURBELF 32 ELFOLNA DS32
TURBELF SA46
TURBELF SA68
ELFOLNA DS46 TERESSO 46 NUTO H46 Mobil DTE medium olie Mobil DTE15M Mobil DTE25 Q8 Verdi 46 Q8 Haydn 46 Shell Tellus 46 Shell Tellus S 46 Shell Turbo T46 Rando Olie HDZ 46 Regal Premium EP46 Azolla ZS46
ELFOLNA DS68 TERESSO 68 NUTO H68
Benoeming volgens ISO 3448 en DIN51502 BP
Oliemaatschappijen en smeermiddelen
Castrol
TERESSO 32 NUTO H32 Mobil DTE light olie Mobil DTE13M MobilDTE24 Q8 Verdi 32 Q8 Haydn 32 Shell Tellus 37 Shell Tellus S 32 Shell Turbo T32 Rando Olie HDZ-32 Regal Premium EP32 Azolla ZS32
Esso Mobil Q8 Shell Texaco Total
Mobil DTE heavy medium olie Mobil DTE26 Q8 Verdi 68 Q8 Haydn 68 Shell Tellus 68 Shell Tellus S 68 Shell Turbo T68 Rando Olie HDZ 68 Regal Premium EP68 Azolla ZS68
Wintershall Wiolan HN32 Wiolan HN46 Wiolan HN68 (BASF Groep ) Wiolan HS32 Wiolan HS46 Wiolan HS68 * Gewoonlijk duurt het 2 uur vooraleer de lagertemperatuur gestabiliseerd is. De uiteindelijke temperatuur hangt af van de omgevingstemperatuur, het toerental, de verpomptemperatuur en pompgrootte. Bovendien hebben sommige oliën een heel laag vloeipunt en goede viscositeitindex waardoor ze geschikt zijn voor lagere temperaturen. Controleer altijd de geschiktheid van het type olie wanneer de omgevingstemperatuur lager ligt dan -5 ºC (23 ºF).
5.2.2 Lagerafmetingen en - capaciteit Model
Oliegesmeerde lagers
80 100 150
6208C3 6208C3 6210C3
Pagina 18 van 40
Met vet gesmeerde lagers 6208ZZ C3 6208ZZ C3 6210ZZ C3
Oliecapaciteit (ca.) liters (fl. oz.) 0.235 (8.2) 0.235 (8.2) 0.430 (15.1)
Opmerking: de lagerafmetingen vertegenwoordigen geen aankoopspecificatie. Ingevette lagerhuizen zijn uitgerust met levenslang afgedichte lagers.
flowserve.com
CPXS, CPXNS van CPXPS HANDLEIDING NEDERLANDS 85392718 09-08
5.2.3
Smeerschema
5.2.3.1 Oliegesmeerde lagers Normaal gezien moet olie elke 4000 werkuren of minstens elke 6 maanden ververst worden. Bij pompen die warme vloeistoffen verpompen of in een heel vochtige of corrosieve omgeving werken, moet de olie regelmatiger vervangen worden. Het analyseren van de smeermiddel- en lagertemperatuur kan helpen om de optimale verversfrequentie te bepalen. De smeerolie moet minerale olie van een hoge kwaliteit met antischuimmiddel zijn. Synthetische oliën mogen ook gebruikt worden als controles aantonen dat ze de rubberen olie-afdichtingen niet aantasten. De lagertemperatuur mag tot 50 ºC (90 ºF) boven de omgevingstemperatuur stijgen maar mag de 82 ºC (180 ºF) (API 610 grens) niet overschrijden. Als de temperatuur blijft stijgen of plots stijgt, duidt dit op een storing. Het is mogelijk dat de lagers van pompen die warme vloeistoffen verpompen afgekoeld moeten worden om ervoor te zorgen dat ze binnen de toegestane grenzen blijven.
5.5 Beschermkappen De pomp wordt geleverd met geplaatste beschermkappen. Als ze verwijderd of ontregeld werden, moet u ervoor zorgen dat alle beschermkappen goed opnieuw geplaatst worden.
5.6 Opvullen en ontluchten 5.6.1 CPXS en CPXNS vulling en aanzuiging Zorg ervoor dat de inlaatleiding en het pomphuis helemaal gevuld zijn met vloeistof vooraleer u de pomp in continubedrijf zet. De eerste vulling kan gebeuren met een ejector, vacuümpomp interceptor of ander toestel of door te vullen via de inlaatbron. Pompen met inlaatleidingen met een voetklep kunnen tijdens het bedrijf gevuld worden door vloeistof uit de uitlaatleiding opnieuw door de pomp te sturen. 5.6.2 CPXPS vullen en zelfaanzuiging Vul de pomp met de te verpompen vloeistof of een compatibele vloeistof via de vulplug [30B], vooraleer u ze in continubedrijf zet. Pomphuis vulopening.
5.2.3.2 Met vet gesmeerde lagers Het zijn levenslang afgedichte lagers.
Wanneer de initiële vulling de aanzuigleiding bereikt, zal het teveel aan vloeistof uit de behuizing stromen.
5.3 Open waaierspeling
De waaierspeling wordt ingesteld in de fabriek. Deze moet mogelijks aangepast worden omwille van aangesloten leidingen of hogere temperaturen. Instructies over het instellen van de speling vindt u in deel 6.7, Waaierspeling instellen.
5.4 Draairichting De pomp opstarten met de foute draairichting kan ernstige schade tot gevolg hebben. De koppeling wordt verwijderd voor het vervoer van de pomp. Zorg ervoor dat de motor in de juiste richting draait vooraleer u de koppeling aansluit. Hij moet in de richting van de pijl draaien. Als bij onderhoudswerken aan de elektrische voeding de fase werd veranderd, moet de draairichting opnieuw worden gecontroleerd zoals hierboven aangegeven.
Pompafmetingen 40-40CPXPS125 80-80CPXPS125 40-40CPXPS160 80-80CPXPS160 40-40CPXPS200 65-65CPXPS200 80-80CPXPS250 100-100CPXPS250 100-100CPXPS315 150-150CPXPS315
Initiële vulling liter (US gal.) 2.5 (0.65) 6.0 (1.50) 3.0 (0.80) 6.5 (1.75) 5.0 (1.35) 8.5 (2.25) 12.0 (3.20) 36.0 (9.50) 14.8 (3.95) 18.0 (4.80)
Voor de zelfaanzuigende werking van de pomp is normaal gezien geen afzonderlijke luchtpomp nodig.
Pagina 19 van 40
flowserve.com
CPXS, CPXNS van CPXPS HANDLEIDING NEDERLANDS 85392718 09-08
5.6.3 Extra toevoer Zorg ervoor dat alle elektrische, hydraulische, pneumatische, afdichtings- en smeersystemen (waar van toepassing) aangesloten zijn en werken.
5.7 De pomp opstarten 5.7.1 De CPXS en CPXNS starten a) b) c) d) e) f)
Zorg ervoor dat de toevoer van spoel- en/of koel-/verwarmingsvloeistof AAN staat vooraleer u de pomp opstart. SLUIT de uitlaatklep. OPEN alle inlaatkleppen. Vul de pomp. Start de motor en controleer de persdruk. Bij aanvaardbare druk, OPENT u traag de uitlaatklep.
Laat de pomp niet langer dan 30 seconden met een gesloten uitlaatklep draaien. h) Indien GEEN druk of LAGE druk, STOPT u de pomp. Zie deel 7, Storingen; oorzaken en oplossingen om een diagnose te stellen. g)
5.7.2 De CPXPS pomp starten Zorg ervoor dat de toevoer van spoel- en/of koel-/verwarmingsvloeistof AAN staat vooraleer u de pomp opstart. b) SLUIT de uitlaatklep. c) OPEN alle inlaatkleppen.
a)
d)
Vul de pomp. (Zie deel 5.6.1.) Het pomphuis moet gevuld worden met een compatibele vloeistof vooraleer u de installatie aanzet. e) Indien de pomp droog draait of langere tijd zonder inkomende vloeistof draait, zal ze beschadigd raken. f) Navulling is gewoonlijk niet nodig, tenzij er vloeistof uit de pomp werd afgelaten. g) Start de motor en open de persklep met ongeveer 10% om aanzuiglucht te laten ontsnappen indien de persleidingen niet werden uitgerust met een speciaal systeem om aanzuiglucht te ontluchten. h) Controleer de uitlaatdruk. i) Bij aanvaardbare druk, OPENT u traag de uitlaatklep. j) Wij raden u aan te noteren hoe lang het vullen duurt. Als het langer dan 5 minuten duurt, duidt dit nl. op een storing in de pomp of het systeem. Ook wanneer het vullen plots langer duurt dan bij vorige opstartcycli, duidt dit op een storing.
Pagina 20 van 40
Onregelmatig gebruik kan leiden tot het 'verdampen' van vulvloeistof. Laat de pomp niet langer dan 30 seconden met een gesloten uitlaatklep draaien. l) Als de pomp het systeem zelf moet aanzuigen, kan het even duren vooraleer de uitlaat onder druk komt te staan. m) Indien GEEN druk of LAGE druk, STOPT u de pomp. Zie deel 7, Storingen; oorzaken en oplossingen om een diagnose te stellen.
k)
5.8 De pomp laten draaien 5.8.1 Lagers Als de pompen in een mogelijk explosieve omgeving draaien, wordt het controleren van de temperatuur en trillingen aan de lagers aanbevolen. Indien de lagertemperaturen gemonitord moeten worden, is het essentieel dat er bij de inbedrijfstelling, en nadat de lagertemperatuur zich stabiliseert, een temperatuur wordt genoteerd die als maatstaf kan dienen. • Noteer de lagertemperatuur (t) en de omgevingstemperatuur (ta) • Schat de waarschijnlijke maximale omgevingstemperatuur (tb) • Stel het alarm in op (t+tb-ta+5) ºC (t+tb-ta+10) ºF en het uitschakelmechanisme op 100 ºC (212 ºF) voor oliesmering en 105 ºC (220 ºF) voor invetting Vooral bij met vet gesmeerde lagers is het belangrijk om de lagertemperaturen in het oog te houden. Na het opstarten moet de temperatuur geleidelijk aan stijgen en zijn maximum bereiken na ongeveer 1.5 tot 2 uur. Deze temperatuur zou dan constant moeten blijven of na verloop van tijd iets moeten dalen. Zie deel 6.2.3.1 voor meer informatie. 5.8.2 Normale trillingsniveaus, alarm en uitschakelmechanisme Pompen vallen gewoonlijk in de klasse van machines met vaste oplegging van de internationale normen betreffende roterende machines. De onderstaande aanbevolen maximumniveaus zijn dan ook op die normen gebaseerd. De waarden voor het alarm en het uitschakelmechanisme van geïnstalleerde pompen moeten gebaseerd zijn op de eigenlijke metingen (N) op de zopas volledig in bedrijf genomen nieuwe pomp. Door de trillingen regelmatig te meten, zal een mindere werking van de pomp of het systeem aan het licht komen.
flowserve.com
CPXS, CPXNS van CPXPS HANDLEIDING NEDERLANDS 85392718 09-08
> 15 kW Trilsnelheid – ongefilterd Horizontale pompen mm/sec ≤ 15 kW mm/sec (in./sec) r.m.s. (in./sec) r.m.s. Normaal
N
Alarm
N x 1.25
Uitschakelmechanisme N x 2.0
≤ 3.0 (0.12) ≤ 3.8 (0.15)
≤ 4.5 (0.18) ≤ 5.6 (0.22)
≤ 6.0 (0.24)
≤ 9.0 (0.35)
5.8.3 Stop/start frequentie Pompsets zijn gewoonlijk geschikt voor een aantal evenredig gespreide stop/starts per uur. Over het algemeen zijn zes stop/starts per uur aanvaardbaar. Vraag bij frequent stoppen/starten raad aan de fabrikant van de motor. Controleer de capaciteit van de aandrijving en het controle-/startsysteem voor u de installatie inbedrijf stelt. Waar bedrijfs- en reservepompen zijn geïnstalleerd, wordt aanbevolen om, om de week de andere te laten draaien.
5.9 Stoppen en uitschakelen a)
Sluit de uitlaatklep maar zorg ervoor dat de pomp niet meer dan enkele seconden in deze toestand draait. b) Stop de pomp. c) Zet de toevoer van spoel- en/of koel/verwarmingsvloeistof af op een geschikt moment in het proces. d)
Voor langere shut-downs en vooral wanneer de omgevingstemperatuur waarschijnlijk onder het vriespunt zal zakken, moet de pomp en het koel- of spoelmechanisme leeggelaten worden of op een andere manier beschermd worden.
5.10 Hydraulische, mechanische en elektrische werking
Dit product werd geleverd om aan de door u specifiek bestelde prestaties te voldoen. Deze kunnen na verloop van tijd echter veranderen. De volgende opmerkingen kunnen de gebruiker helpen te beslissen hoe ze de gevolgen van een verandering best evalueren. Neem bij twijfel contact op met uw dichtstbijzijnde Flowserve kantoor. 5.10.1 Soortelijk gewicht (SG) De pompcapaciteit en totale opvoerhoogte in meter (voet) veranderen niet met het SG. De druk op de manometer daarentegen is recht evenredig met het SG. Het opgenomen vermogen is ook recht evenredig met het SG.
Pagina 21 van 40
Daarom is het belangrijk te controleren dat een verandering in het SG de pompaandrijving niet overbelast of geen overdruk op de pomp veroorzaakt. 5.10.2 Viscositeit Voor een gegeven debiet vermindert de opvoerhoogte naarmate de viscositeit stijgt en omgekeerd. Ook voor een gegeven debiet neemt het opgenomen vermogen toe naarmate de viscositeit stijgt en omgekeerd. Het is belangrijk contact op te nemen met het dichtstbijzijnde Flowserve verkoopsbureel wanneer de viscositeit zal veranderen. 5.10.3 Pompsnelheid Een veranderde pompsnelheid heeft een invloed op het debiet, de opvoerhoogte, het opgenomen vermogen, NPSHR, het lawaai en de trillingen. Het debiet varieert rechtevenredig met de pompsnelheid, de opvoerhoogte varieert als snelheidsverhouding in het kwadraat en het vermogen als snelheidsverhouding tot de derde macht. Bij het verhogen van de snelheid is het daarom belangrijk ervoor te zorgen dat de maximale bedrijfsdruk van de pomp niet wordt overschreden, de aandrijving niet wordt overbelast, NPSHA > NPSHR en dat het lawaai en de trillingen binnen de plaatselijke vereisten vallen. 5.10.4 Netto positieve zuighoogte (NPSH) De beschikbare NPSH (NPSHA) is een meting van de beschikbare opvoerhoogte van de gepompte vloeistof boven de dampdruk en aan de zuigflens. De vereiste NPSH (NPSHR) is een meting van de vereiste opvoerhoogte van de gepompte vloeistof boven de dampdruk nodig om te voorkomen dat de pomp caviteert. Het is belangrijk dat NPSHA > NPSHR. De marge tussen NPSHA > NPSHR moet zo groot mogelijk zijn. Als een verandering van NPSHA wordt voorgesteld, moet u ervoor zorgen dat deze marges niet te klein worden. Raadpleeg de vermogenscurve van de pomp om de precieze vereisten te bepalen, vooral met een veranderd debiet. Neem bij twijfel contact op met uw dichtstbijzijnde Flowserve-kantoor voor raad en de gegevens over de minimaal toegestane marge voor uw toepassing. 5.10.5 Verpompt debiet Het debiet mag niet buiten het minimale en maximale veilige continudebiet vallen dat op de vermogenscurve van de pomp en/of het gegevensblad staat.
flowserve.com
CPXS, CPXNS van CPXPS HANDLEIDING NEDERLANDS 85392718 09-08
6 ONDERHOUD 6.1 Algemeen Het is de verantwoordelijkheid van de machineoperator ervoor te zorgen dat alle onderhouds-, inspectie- en montagewerkzaamheden worden uitgevoerd door bevoegd en gekwalificeerd personeel dat zich vertrouwd heeft gemaakt met het onderwerp door deze handleiding grondig te bestuderen. (Zie ook punt 1.6.2.) Alle werkzaamheden aan de machine mag alleen worden uitgevoerd wanneer ze stilstaat. Het is absoluut noodzakelijk dat de procedure van het uitschakelen van de machine wordt gevolgd zoals beschreven in punt 5.9. Na voltooiing van de werkzaamheden moeten alle beschermkappen en veiligheidsmechanismen opnieuw worden geplaatst en operatief worden gemaakt. Vooraleer u de machine weer opstart, moet u de relevante instructies uit deel 5, Installatie, opstarten, bediening en afsluiten, in acht nemen. Olie- en vetlekken kunnen de vloer glad maken. Machine-onderhoud moet altijd beginnen en eindigen met het schoonmaken van de vloer en de buitenkant van de machine. Als voor het onderhoud, platformen, trappen en geleiderails vereist zijn, moeten ze zo geplaatst worden dat de te onderhouden of inspecteren delen van de machine vrij toegankelijk blijven. De plaats van deze accessoires mag de toegang niet beperken of het opheffen van het te onderhouden onderdeel niet hinderen. Wanneer lucht of een samengeperst inert gas wordt gebruikt in het onderhoudsproces, moet de operator en iedereen die zich in de buurt begeeft voorzichtig zijn en de geschikte beschermingmiddelen dragen. Spuit geen lucht of samengeperst inert gas op het pomphuis. Richt een lucht of gasstroom niet naar andere mensen. Gebruik nooit lucht of samengeperst inert gas om kleding schoon te maken.
Plaats een waarschuwingsbord op het startmechanisme met de woorden: "Machine in onderhoud: niet starten." Vergrendel bij elektrische aandrijfmechanismen de hoofdschakelaar in de stand “open” en verwijder de zekeringen. Plaats een waarschuwingsbord op de zekeringkast met de woorden: "Machine in onderhoud: niet aansluiten." Reinig apparatuur nooit met brandbare oplosmiddelen of tetrachloorethyleen. Bescherm uzelf tegen giftige dampen wanneer u schoonmaakmiddelen gebruikt.
6.2 Onderhoudsschema Wij raden u aan een onderhoudsplan- en schema in te voeren dat overeenstemt met deze handleiding. Dit moet het volgende omvatten: a) Controle van alle geïnstalleerde hulpsystemen , indien nodig, om te garanderen dat ze correct functioneren. b) Controleer het smeerpeil van de lagers en ook of er omwille van het aantal werkuren een verversing nodig is. c) Controle van de bedrijfsomstandigheden: kan de pomp veilig in deze omstandigheden gebruikt worden d) Controle of alle vuil en stof verwijderd is van plaatsen rond nabijgelegen openingen, lagerhuizen en motoren. e) Controleer of zones rond de spelingsruimten, lagerhuizen en motoren vrij zijn van stof en vuil. f) Controleer de uitlijning van de koppeling en pas deze indien nodig aan. Ons gespecialiseerd onderhoudspersoneel kan u helpen preventieve onderhoudsgegevens op te stellen en de temperatuur en trillingen te controleren om het begin van mogelijke problemen te identificeren. Als er problemen optreden, moeten de volgende maatregelen worden genomen: a) Zie deel 7, Storingen; oorzaken en oplossingen, om een diagnose te stellen. b) Zorg ervoor dat de uitrusting voldoet aan de aanbevelingen in deze handleiding. c) Neem contact op met Flowserve als het probleem zich blijft voordoen.
Vooraleer u aan de pomp begint te werken, moet u maatregelen nemen die toevallig opstarten voorkomen.
Pagina 22 van 40
flowserve.com
CPXS, CPXNS van CPXPS HANDLEIDING NEDERLANDS 85392718 09-08
6.2.1 Routine-inspectie (dagelijks/wekelijks) De volgende controles moeten worden uitgevoerd en de gepaste maatregelen moeten genomen worden om afwijkingen op te lossen: a) Controleer hoe de installatie zich gedraagt. Controleer of haar geluid, trillingen en de lagertemperaturen normaal zijn. b) Controleer het peil en de staat van de olie. Controleer bij ingevette pompen, hoeveel werkuren geleden de laatste nasmering of verversing plaatsvond. c) Wanneer "levenslang afgedichte" lagers geplaatst zijn, wordt aanbevolen ze elke 12 000 werkuren of minstens elke 2 jaar te vervangen. d) Controleer dat mogelijke hulpsystemen zoals verwarming/koeling correct werken. In de handleiding van de bijhorende apparatuur zelf vindt u terug of routinecontroles nodig zijn. e)
Pompen met ijzerhoudende onderdelen die nat worden, kunnen binnenin beginnen roesten als ze langer dan 2 weken stilstaan. In dit soort gevallen wordt aanbevolen om de as van de pomp enkele keren rond te draaien en dat minstens één keer per week om roest of algen die zich in de openingen tussen de draaiende onderdelen kunnen ophopen los te maken. In installaties met een toegankelijke as, kunt u dit met de hand doen. In andere gevallen mag u de starter even opzetten nadat u gecontroleerd heeft dat het pomphuis nog gevuld is met vloeistof zodat afdichtingen, lagers enz. zeker niet droog draaien.
6.2.2 Periodieke inspectie (halfjaarlijks) a)
Controleer de verankeringbouten op corrosie en of ze nog goed vastzitten. b) Controleer de bedrijfsgegevens van de pomp om te bepalen of het lagersmeermiddel aan vervanging toe is. c) De koppeling moet gecontroleerd worden op correcte uitlijning en versleten aandrijvingelementen. In de handleiding van de bijhorende apparatuur zelf vindt u terug of periodieke controles nodig zijn. 6.2.3 Nasmeren Het analyseren van de smeermiddel- en lagertemperatuur kan helpen om de optimale
Pagina 23 van 40
verversfrequentie te bepalen. Over het algemeen wordt echter het volgende aanbevolen. 6.2.3.1 Oliegesmeerde lagers Normaal gezien moet olie elke 4 000 werkuren of minstens elke zes maanden ververst worden. Bij pompen die warme vloeistoffen verpompen of in een heel vochtige of corrosieve omgeving werken, moet de olie regelmatiger vervangen worden. Het analyseren van de smeermiddel- en lagertemperatuur kan helpen om de optimale verversfrequentie te bepalen. De smeerolie moet olie van een hoge kwaliteit met antischuim- en antioxidatie eigenschappen of synthetische olie zijn. De lagertemperatuur mag tot 50 ºC (90 ºF) boven de omgevingstemperatuur stijgen maar mag de 82 ºC (180 ºF) (API 610 grens) niet overschrijden. Als de temperatuur blijft stijgen of plots stijgt, wijst dit op een storing. Het is mogelijk dat de lagers van pompen die warme vloeistoffen verpompen afgekoeld moeten worden om ervoor te zorgen dat ze binnen de toegestane grenzen blijven. 6.2.3.2 Met vet gesmeerde lagers Het zijn levenslang afgedichte lagers. Er wordt aanbevolen ze elke 12 000 werkuren of minstens elke 2 jaar te vervangen.
6.3 Reserveonderdelen 6.3.1 Reserveonderdelen bestellen Flowserve houdt gegevens bij van alle geleverde pompen. Wanneer u reserveonderdelen bestelt, moet u de volgende informatie opgeven. 1) Serienummer van de pomp. 2) Pompafmetingen. 3) Onderdeelnaam – terug te vinden in deel 8. 4) Onderdeelnummer – terug te vinden in deel 8. 5) Vereist aantal onderdelen. De pompafmetingen en het serienummer staan op het naamplaatje van de pomp. Om te garanderen dat de pomp naar behoren blijft werken, moet u reserveonderdelen voor de originele ontwerpspecificaties aanschaffen bij Flowserve. Alle veranderingen aan de originele ontwerpspecificaties (wijziging of gebruik van niet-standaard onderdeel) maakt het veiligheidscertificaat van de pomp ongeldig.
flowserve.com
CPXS, CPXNS van CPXPS HANDLEIDING NEDERLANDS 85392718 09-08
6.3.2 Bewaren van reserveonderdelen Bewaar reserveonderdelen in een zuivere, droge en trilvrije ruimte. Er wordt aanbevolen de metalen oppervlakken elke 6 maanden te inspecteren en (indien nodig) opnieuw te behandelen met conserveringsmiddel.
6.4 Aanbevolen reserveonderdelen
Voor gebruik gedurende twee jaar (volgens VDMA 24296) Ref. nr. Benaming
Aantal pompen (inclusief stand-by) 2 3 4 5 6/7 8/9 1 2 3 1 2 3 1 2 3
10(+) Waaier 30% Pompas 30% Lagerbus - voorkant 30% Lagerbus 3300.2 1 2 3 30% achterkant 241.1 Tolerantiering 4 8 12 120% Bus (indien 3400 2 4 6 60% geplaatst) 3610 Drukkraag 2 4 6 60% Pakking 4590.5 4 8 12 120% drukkraag Aandrijfpin 2923 4 8 12 120% drukkraag 3126 Vulplaatset 1 2 3 30% 220 Binnenrotor 1 2 3 30% 230 Buitenrotor 1 2 3 30% 224.1 of Wand 1 2 3 30% 224.2 (zie opmerking 1) 3011 Kogellager 2 4 6 60% 4590.1 Behuizingspakking 4 6 8 9 10 100% O-ringset voor 4590.2 & 2 3 4 5 6 60% wand (zie 4610 opmerking 2) 73D en Resterende 1 2 3 30% 73C pakkingset Steunring (indien 1 2 3 30% 252 geplaatst) Opmerking 1: [224.1] PEEK (polymeer). [224.2] metaal. Opmerking 2: [4590.2] pakking. [4610] tweede o-ring (indien geplaatst). 2200 2100.1 3300.1
6.5 Vereist gereedschap
Hieronder vindt u een lijst met het gereedschap dat doorgaans nodig is om deze pompen te onderhouden. Maakt deel uit van de meeste standaard gereedschapskisten en is afhankelijk van de pompafmetingen: • Steeksleutels (moersleutels) voor schroeven/ moeren tot M 24 • Dopsleutels (moersleutels) voor schroeven tot M 48 • Inbussleutels tot 10 mm (A/F) • Reeks Schroevendraaiers • Zachte hamer
Pagina 24 van 40
Meer gespecialiseerd gereedschap: • Lagertrekkers • Lager inductieverwarmer • Meetklok • C-sleutel (moersleutel) - om de asmoer te verwijderen. (Als u moeilijkheden ondervindt om deze terug te vinden, neem dan contact op met Flowserve.) Bestel als volgt: Onderdeelnr. N.919GZ172 voor model 80 stuks. Onderdeelnr. N.919GZ173 voor model 100 en 150 stuks.
6.6 Koppel bouten Schroefafmeting M6 M8 M 10 M 12 M 16 M 20 Model 80 Borgmoer Model 100 binnenrotor Model 150
Koppel Nm (lbf•ft) 11 (8) 16 (12) 25 (18) 35 (26) 80 (59) 130 (96) 70 (53) 100 (74) 150 (110)
Niet-metalen pakkingen zijn niet kruipvast - controleer daarom voor de inbedrijfname van de pomp of de bouten nog volgens het opgegeven koppel aangedraaid zijn en draai ze aan indien nodig.
6.7 Waaierspeling instellen
Deze procedure is mogelijks nodig na het ontmantelen van de pomp of wanneer er een andere speling nodig is. a) Plaats het pomphuis zodanig dat de aanzuigflens naar beneden gericht is. b) Plaats de behuizingpakking en vervolgens het binnenrotor/pomphuiskapmechanisme. c) Draai de bouten van de behuizing aan. d) Plaats bovenop de pompas een meetklok om de verticale bewegingen ervan te kunnen opmeten. e) Draai de borgmoer van de binnenrotor los en noteer in hoeverre de as zakt wanneer de waaier het pomphuis raakt. Dit geeft de aanwezige speling aan de voorzijde aan. Dit gebeurt best 3 keer met telkens 120 graden verschil. De kleinste waarde moet genoteerd worden. f) Noteer deze gegevens in rij 1 hieronder. Trek de compressiefactor van de pakking eraf - 0.15 mm (0.006 in.) en noteer het resultaat in rij 3 hieronder:
flowserve.com
CPXS, CPXNS van CPXPS HANDLEIDING NEDERLANDS 85392718 09-08
Dankzij het ontwerp met "verwijdering langs achter" blijft het pomphuis uitgelijnd. Zowel buiten- als binnenmechanisme kunnen verwijderd worden zonder de pomp te ontregelen, wat de inspectie van de buitenrotor en kogellagers van het lagerhuis mogelijk maakt.
Rij
Omschrijving
mm (in.)
1
As gezakt
2
Compressiefactor pakking
3
Lijn (1 - 2)
4
Ontwerpspeling vooraan
5
Vereiste aanpassing vulplaat (4 - 3)
0.15 (0.006)
g) Om te weten in hoeverre u de vulplaat moet aanpassen, trekt u de ontwerpspeling vooraan van de totale verzakking van de as af die u in rij 3 noteerde. IS HET RESULTAAT POSITIEF - VOEG VULPLAATJES TOE IS HET RESULTAAT NEGATIEF - VERWIJDER VULPLAATJES Ontwerpspelingen vooraan: Waaierdiameters tot en met 210 mm
0.3 mm (0.012 in.)
Waaierdiameters van 211 mm tot 254 mm
0.4 mm (0.016 in.)
h) Plaats de binnenrotor opnieuw en draai de borgmoer aan volgens het koppel vermeld in deel 4.4. i) Controleer dat de axiale speling tussen 0.5 en 1.5 mm (0.02 en 0.06 in.) ligt.
6.8.1 Algemeen a) Ontkoppel en identificeer de voeding. b) Zorg ervoor dat de werkomgeving vrij is van vet, olie en metalen schilfers of stof. Magnetische onderdelen trekken ferritisch stof aan. c) Voer GEEN boor-, schuur- of metaalbewerkingen uit nabij de werkomgeving. d) De ontmantelde magnetische delen oefenen een zeer grote aantrekkingskracht uit. Ze moeten dan ook afzonderlijk en op een veilige afstand van elkaar worden behandeld en opgeslagen worden in een schone omgeving. 6.8.2 Demontage van het op een frame gemonteerd buitenste deel a) Draai de voetbouten van het lagerhuis los. b) Verwijder de 4 bouten die het lagerhuis op de pomphuiskap bevestigen. c) Plaats 2 bouten in de openingen met draad in de flens van het lagerhuis. • M14 x 60 mm voor model 80 • M14 x 75 mm voor model 100 • M12 x 140 mm voor model 150 d) Drijf de bouten van 14 mm om beurt in de flens, 32 mm (1.25 in.) voor frame 80 en 53 mm (2.1 in.) voor frame 100. Zo komt de buitenrotor uit de binnenrotor.
6.8 Demontage Lees het deel Veiligheid vooraleer u de pomp demonteert. Vooraleer u de pomp ontmantelt voor revisie, moet u ervoor zorgen dat u over originele Flowserve reserveonderdelen beschikt Raadpleeg de doorsnedes voor onderdeelnummers en - identificatie. Zie deel 8, Onderdeellijst en tekeningen. Zie deel 6.5, Vereist gereedschap voor het gereedschap dat u nodig heeft tijdens het monteren en demonteren. Dit wordt niet meegeleverd met de pomp maar kan indien nodig wel bij Flowserve besteld worden.
Pagina 25 van 40
e) Schuif het buitenste gedeelte eruit voorbij de wand. f) Beveilig het buitenste gedeelte in horizontale positie. g) Bepaal met een meetklok de speling van de buitenste magneetdrager in de opening. Bij contact tussen de buitenste drager en de steunring (indien geplaatst) moeten de kogellagers vervangen worden. h) De nominale diametrale speling van de buitenrotor tegenover de steunring is 1 mm (0.04 in.).
flowserve.com
CPXS, CPXNS van CPXPS HANDLEIDING NEDERLANDS 85392718 09-08
6.8.3 De buitenrotor verwijderen a) De buitenrotor wordt verwijderd door eerst de leidingstop uit de behuizing te verwijderen.
sommige zwaardere eenheden, is het raadzaam om twee tapbouten in de bovenste twee openingen in de behuizing te voeren om de pomphuiskap tijdelijk tegen te houden terwijl u ze stevig probeert vast te nemen. c) Verwijder de zeskant inbusbout en -sluitring van 6mm van de wand. d) Verwijder de scheidingswand(en) en -pakking. Werp de pakking weg (en de o-ring indien dubbele scheiding). e) Draai de borgmoer los en verwijder ze met de gepaste steek- en dopsleutel.
b) Draai de buitenrotor zodat zijn opening met een diameter van 14 mm in lijn zit met de opening waar de stop zat. Voer een staaf of schroef in de opening in het lagerhuis en de buitenrotor om de rotor te immobiliseren. c) Plaats een koppelingsnaaf en spie op het askoppelingeinde en maak de buitenmagneet los.
d) e) f)
g) h) i)
j)
De buitenrotor heeft een rechtse draad. Draai verder los en verwijder de buitenrotor uit de grote opening van het lagerhuis. Schuurplekken op de steunring kunnen met een fijne vijl verwijderd worden. Als de steunring overdreven slijtage vertoont kunt u hem verwijderen door eerst horizontaal een kleine insnede in de ring te maken. Vervolgens plaatst u het uiteinde van een beitel onder de buitendiameter en klopt u één kant van de snede over de andere. Blijf naar binnen toe hameren tot de ring los komt. Reinig de groef waarin de steunring zit. Verwijder de vier schroeven die de kap aan de lagerkant bevestigen op de buitenkant van het lagerhuis. Verwijder kap en pakking. Schuif het lagerasgeheel uit het lagerhuis.
Controleer zowel binnenste als buitenste kogellagers. Vervang waar nodig.
De borgmoer heeft een linkse draad. Mogelijks is een verlengstuk nodig. Zie deel 6.5, Vereist gereedschap, voor de juiste maten. Bij het verwijderen van de asmoer kan er zich nog vloeistof in de uitsnijding bevinden.
f)
Frame 80
Frame 100
Draai de binnenrotor zodat de asspie zich op 12 uur bevindt. Schuif het geheel van de pompas en plaats het op een schone niet-metaalhoudende plaats. g) Verwijder de binnenmagneet, spie en vulplaatjes van de as. h) Schuif de as, met waaier, uit de pomphuiskap. i) Inspecteer het gecoate oppervlak van de as, of bussen indien aanwezig. Vervang indien beschadigd. j) Het waaier/asgeheel kan worden ontmanteld na het verwijderen van de bus en het afstandsstuk, indien aanwezig. k) Zet de as verticaal vast in een bankschroef met zachte klemmen en een pen door de bypassopeningen. Let erop dat u de coating niet beschadigt.
6.8.4 Demontage van de pomphuiskap a) Draai de schroeven die het pomphuis en de pomphuiskap samen houden, los en verwijder ze. b) Trek de pomphuiskap uit de behuizing en zet stevig horizontaal vast in een bankschroef. Bij
Pagina 26 van 40
flowserve.com
CPXS, CPXNS van CPXPS HANDLEIDING NEDERLANDS 85392718 09-08
l)
Maak de waaier los met een band- of gelijkaardige sleutel.
rechtse draad.) m) Controleer BEIDE lagerbussen in de pomphuiskap. De aanwezigheid van polijstslib in de openingen en steunoppervlakken is normaal. Verwijdering is niet nodig. n) Indien een van de bussen gebarsten, geschaafd of versleten is, verwijdert u ze door de platte kant van de pomphuiskap naar boven te leggen. o) Verwijder de twee stelschroeven [6570.6], indien geplaatst. (Zie tekeningen in deel 8.5 en 8.6.) p) Druk de bussen eruit met een doorn. q) Verwijder de tolerantieringen en werp ze weg. r) Verwijder de drukkraag uit de binnenste magneetrotor. De kraag zit los in de draagopening. s) Verwijder de pakking van de drukring, werp ze weg en vervang ze.
6.9 Inspectie van onderdelen Gebruikte onderdelen moeten gecontroleerd worden vooraleer u ze opnieuw plaatst om er zeker van te zijn dat de pomp naar behoren zal werken. Vooral de diagnose van storingen is belangrijk om de betrouwbaarheid van de pomp en installatie te verbeteren. DE MAGNETEN MOETEN OP EEN VEILIGE AFSTAND VAN ANDERE ONDERDELEN EN GEREEDSCHAP GEHOUDEN WORDEN. a) Reinig de interne pomponderdelen grondig. b) Inspecteer op slijtage, roestpuntjes, corrosie, erosie of beschadigingen en oneffen afdichtingen. Vervang waar nodig. c) Zorg er bij installaties met een filter voor dat de filter gereinigd wordt en alle vuil dat de openingen blokkeert, verwijderd is. d) Reinig smeeropeningen in de pomphuiskap, drager van de binnenmagneet en as. e) Inspecteer de injectie-, ontluchtings-, aftap- en retouropeningen in de pomphuiskap. Reinig indien nodig f) De balansopeningen van de binnenrotor moeten ook gecontroleerd worden. Alle vuil moet eruit verwijderd worden. g) Vervang alle pakkingen en o-ringen. h) Controleer de instructies van de fabrikant van de aandrijving. Controleer minstens de lagers en as op rechtheid.
Pagina 27 van 40
i) j)
Controleer het smeermiddel, de lagers en lagerafdichtingen in de motor op vervuiling en beschadigingen. Zorg ervoor dat alle smeerkanalen in het lagerhuis zuiver en onbeschadigd zijn.
6.10 Magneten
Magneten kunnen hun kracht verliezen door hoge bedrijfstemperaturen rond het magneetsysteem of ontkoppelde magneten die rond een metalen scheidingswand werken. Hoge omgevingstemperaturen zijn nefast voor de aantrekkingskracht van de magneten. Vooral het binnenste magneetmechanisme is vatbaar voor hoge bedrijfstemperaturen en verdraagt geen temperaturen boven zijn kritische grens. De magneten kunnen een deel van hun originele kracht verliezen bij ontkoppeling of als een systeemfout ervoor zorgt dat de temperatuur tot boven het maximum stijgt. In dit soort situatie, moet de volgende koppelproefprocedure gevolgd worden. Procedure koppelproef magneet a) Verwijder de behuizing van de pomp. b) Immobiliseer het buitenrotormechanisme. Stop een bout in de montageopening. c) Verwijder de waaier door een bandsleutel rond de waaier te binden. Draai tegen de wijzers van de klok in. d) Plaats een asadapter op de asaansluiting met draad. • Model 80 en 100 M22 -1.5 spoed • Model 150 M30 -1.5 spoed e) Zet het lagerhuis stevig vast op een stabiel werkblad. f) Meet de kracht die nodig is om de magnetische koppeling te lossen door met een momentsleutel de moer met de klok mee te draaien. Pas de instelling van de sleutel telkens een beetje aan zodat u het koppel kan bepalen waarmee de magnetische koppeling net niet lost. Dat is de koppelkracht van de magnetische koppeling. Model 80 80 100 100 150 150 150
Specificatie fabriekskoppel Minimum koppel Nm (lbf•ft) Serie Neodymium Samarium kobalt 8 13 (9.6) 11 (8.1) 15 27 (20) 24 (17.7) 25 45 (33) 40 (29.5) 50 90 (66) 80 (59) 50 80 (59) 70 (51.5) 100 160 (118) 140 (103) 150 240 (177) 210 (154.5)
flowserve.com
CPXS, CPXNS van CPXPS HANDLEIDING NEDERLANDS 85392718 09-08
6.11 Montage
Raadpleeg de doorsnedes voor de montage van de pomp. Zie deel 8, Onderdeellijst en tekeningen. Zorg ervoor dat schroefdraden, de raakvlakken van pakkingen en o-ringen zuiver zijn. Breng draadafdichting aan op de schroefdraadbevestigingen voor buizen zonder afdichting op het bovenvlak. 6.11.1 Buitenmechanisme - lagerhuis a) Plaats de steunring opnieuw indien die verwijderd werd. b) Vervang de twee kogellagers op de as indien deze beschadigd zijn. Druk alleen op de binnenkant van de lager wanneer u hem op de as drukt. Druk hem tot aan de asschouders. c) Monteer het lager/asmechanisme in de opening van het lagerhuis. d) Plaats de pakking van het deksel. e) Schroef het deksel van het lagereinde op de buitenkant van het lagerhuis. Zorg ervoor dat de olieretourgroeven op de pakking en het deksel in lijn zitten met elkaar. f) Draai de schroeven aan met een koppel van 13 Nm (9.6 lbf•ft) . g) Draai aan het einde van de askoppeling om te controleren dat hij vrij kan ronddraaien. h) Plaats de keerplaat over de as. Zorg ervoor dat de keerplaat niet te hard tegen het lagerdeksel wordt gedrukt. i) Plaats het lagerhuis horizontaal. j) Smeer de draad van de buitenmagneetrotor in met antiblokkeermiddel. k) Stop de buitenmagneetrotor in de grote opening van het lagerhuis en schroef vast op de frame-as. Rechtse draad. Voer een staaf of schroef in de openingen in het lagerhuis en de buitenrotor om de rotor te immobiliseren. m) Plaats een koppelingsnaaf en spie op het askoppelingeinde en draai de buitenmagneet aan met een koppel van 54 Nm (40 lbf•ft). n) Verwijder de staaf of schroef en controleer dat de as vrij rond kan draaien. o) Plaats de leidingplug opnieuw. l)
Pagina 28 van 40
6.11.2 Binnenmechanisme - pomphuiskap a) Indien de lagerbussen niet verwijderd werden tijdens het demonteren, gaat u naar het deel Rotor mechanisme, 6.11.3. b) De binnenste tolerantiering moet op lengte gebracht worden met behulp van een blikschaar. Dit moet gebeuren omdat de twee bussen een andere diameter hebben. Verwijder drie groeven vooraleer u hem in de pomphuiskap plaatst. c) Er moet een opening van minstens 1.5 mm (0.06 in.) zijn tussen de gesneden uiteinden van de tolerantiering vooraleer u de bussen monteert. d) Monteer de gesneden tolerantiering in de binnenste opening.
e) f)
g) h) i) j) k)
l)
Draai de ring om te controleren dat hij goed vast zit. Plaats de pomphuiskap met de "top"-markering op 12 uur. Plaats de voorste lagerbus zodat de smeergroef zich op 9 uur bevindt. Het oppervlak met de witte stip moet zichtbaar zijn. De tegenovergestelde zijde is gelapt en moet tegen de schouder in de pomphuiskap zitten. Druk in de voorste lagerbus tot aan de schouder in de pomphuiskap. Plaats het afstandstuk (indien van toepassing). Plaats de tweede tolerantiering en draai hem om hem goed vast te zetten. Duw de achterste lagerbus erin tot u weerstand voelt. Plaats de bus zodat de smeergroef zich op 6 uur bevindt en druk aan tot aan de schouder in de pomphuiskap. Het vlak met de witte stip moet gericht zijn naar de schouder in de pomphuiskap. Indien er een afstandsstuk geplaatst is, maakt u dit vast met twee radiale inbusstelschroeven.
6.11.3 Rotormechanisme a) Reinig en ontvet de draad van de waaier en as grondig. b) Plaats de waaier op de pompas nadat u (koperloos) antiblokkeermiddel heeft aangebracht op de draad tussen de waaier en de as zodat verwijdering nadien mogelijk is. c) Zet de as verticaal vast in een bankschroef met zachte klemmen en een pen door de bypassopeningen. Let erop dat u de coating niet beschadigt. d) Maak de waaier vast met een band- of gelijkaardige sleutel. e) Schuif bussen en afstandsstuk op de as indien van toepassing. f) Plaats de pomphuiskap rechtop met de opening horizontaal en de "TOP" markering naar 12 uur gericht.
flowserve.com
CPXS, CPXNS van CPXPS HANDLEIDING NEDERLANDS 85392718 09-08
g) Schuif de as door de pomphuiskap.
h) Diametrale aslageropeningen zijn 0.08 to 0.13 mm (0.003 tot 0.005 in.). Wees uiterst voorzichtig. i) Plaats de drukkraagpakking in de binnenrotor. j) Zorg ervoor dat ze over de aandrijfpin zit (vervang deze indien beschadigd). k) Let er bij het plaatsen van een nieuwe pin op dat ze niet meer dan 3 mm (0.12 in.) uit de binnenrotor steekt. De bovenkant van de pin mag het siliciumcarbid drukvlak niet raken. Kort in indien nodig l) Plaats de drukkraag in de binnenrotor. Zorg ervoor dat de gleuf in de drukkraag in lijn zit met de aandrijfpin. De pakking en kraag kunnen met kleine druppels vet op hun plaats gehouden worden indien nodig. m) Plaats een vulplaat van 0.8 mm (0.032 in.) op de pompas tussen de binnenrotor en asschouder. n) Plaats de spie van de binnenrotor. o) Schuif de binnenrotor op het as-pompeinde. p) Draai de borgmoer op het as-pompeinde. Linkse draad. q) Draai de borgmoer aan tot het koppel opgegeven in deel 6.6. 6.11.4 Scheidingswandmechanisme - enkele metalen scheidingswand a) Plaats de pakking van de scheidingswand in de groef in de pomphuiskap. b) Plaats de metalen wand. c) Monteer de onderlegring. d) Bevestig de tapbouten van 6 mm en draai ze aan met een koppel van 11 Nm (8 lbf•ft). 6.11.5 Scheidingswandmechanisme - enkele PEEK scheidingswand a) Plaats de pakking van de scheidingswand in de groef in de pomphuiskap. b) Plaats de wand met de temperatuurtap met gleuf zoals hierna getoond. c) Bevestig de tapbouten en sluitringen van 6 mm en draai ze aan met een koppel van 11 Nm (8 lbf•ft). Vergeet de sluitringen zeker niet, anders kan de PEEK wandflens te hard beschadigd raken.
Pagina 29 van 40
Tap met groef voor temperatuurcontrole
6.11.6 Scheidingswandmechanisme - twee scheidingswanden a) Plaats de pakking van de scheidingswand in de groef in de pomphuiskap. b) Plaats de metalen wand. c) Plaats de dubbele scheidings-o-ring. d) Plaats de PEEK wand met de druktap in de getoonde positie. e) Bevestig de tapbouten van 6 mm en draai ze aan met een koppel van 11Nm (8 lbf•ft). Vergeet de sluitringen zeker niet, anders kan de PEEK wandflens te hard beschadigd raken.
Tap met draad voor het controleren van de druk bij een systeem met dubbele scheiding
6.11.7 Definitieve bevestiging lagerhuis a) Plaats de 2 stelschroeven (eerder gebruikt voor het demonteren) in het lagerhuis en draai ze erin tot ze er als volgt uitsteken: • Model 80 26 mm (1.0 in.) • Model 100 45 mm (1.75 in.) • Model 150 95 mm (3.75 in.) b) Wij raden u aan een vloeistofafdichting zoals Hylomar Universal Blue of gelijkwaardig aan te brengen tussen het lagerhuis en de pomphuiskap. Zie [4590.3] in de doorsnede. c) Plaats het buitenmechanisme over de wand tot de stelschroeven tegen de pomphuiskap rusten. d) Haal de stelschroeven er EEN VOOR EEN uit. Zorg er hierbij voor dat de pasring tussen de pomphuiskap en het lagerhuis goed op zijn plaats en vlak zit. e) Verwijder de stelschroeven.
flowserve.com
CPXS, CPXNS van CPXPS HANDLEIDING NEDERLANDS 85392718 09-08
f)
Bevestig de vier bouten tussen lagerhuis en kap en draai ze aan tot 54 Nm (40 lbf•ft). g) Draai de voetbout(en) aan. h) Controleer opnieuw dat de frame-as vrij kan ronddraaien. i) Plaats de koppeling.
j)
Lijn de koppeling uit. (Zie deel 4.5, Initiële uitlijning.) k) Controleer dat alle andere onderdelen opnieuw bevestigd zijn en goed vast zitten en volg vervolgens de instructies uit het deel Installatie.
7 STORINGEN; OORZAKEN EN OPLOSSINGEN STORING SYMPTOMEN Pomp oververhit en stopt Lagers gaan niet lang mee Pomp trilt of maakt veel lawaai Mechanische afdichting gaat niet lang mee Mechanische afdichting lekt overdreven Pomp heeft ove rdre ven v eel stroom nodig P o m p v e r l i e s t v u l l i n g n a o ps t a r t e n Onvoldoende drukontwikkeling O n v o l d o e n d e c a pa c i t e i t g e l e v e r d Pomp levert geen vloeistof
MOGELIJKE OORZAKEN
MOGELIJKE OPLOSSINGEN A. Systeemstoringen
Pomp niet gevuld. Pomp of aanzuigleiding niet helemaal gevuld met vloeistof. Aanzuighoogte te hoog of peil te laag. Onvoldoende marge tussen aanzuigdruk en stoomdruk. Te veel lucht of gas in vloeistof.
Controleer NPSHA > NPSHR, goede onderdompeling, verliezen aan filters en fittings. Controleer en tap leidingen en systeem af.
Lucht- of dampbel in aanzuiglijn.
Controleer aanzuiglijn op dampbellen.
Lucht lekt in aanzuiglijn.
Controleer dat aanzuigleiding luchtdicht is.
Lucht lekt in pomp door kap en pakkingen.
Controleer en vervang defecte onderdelen. RAADPLEEG FLOWSERVE.
Voetklep te klein.
Onderzoek mogelijkheid om voetklep te vervangen.
Voetklep gedeeltelijk verstopt.
Reinig voetklep.
Inlaat van aanzuigleiding onvoldoende ondergedompeld.
Controleer systeemontwerp.
Snelheid te laag.
RAADPLEEG FLOWSERVE.
Snelheid te hoog.
RAADPLEEG FLOWSERVE.
Totale opvoerhoogte van systeem hoger dan verval van pomp. Totale opvoerhoogte van systeem lager dan opvoerhoogte van pompontwerp.
Pagina 30 van 40
Controleer volledige vulling. Ontlucht en/of vul.
Controleer systeemverliezen. Los op of RAADPLEEG FLOWSERVE.
flowserve.com
CPXS, CPXNS van CPXPS HANDLEIDING NEDERLANDS 85392718 09-08
STORING SYMPTOMEN Pomp oververhit en stopt Lagers gaan niet lang mee Pomp trilt of maakt veel lawaai Mechanische afdichting gaat niet lang mee Mechanische afdichting lekt overdreven Pomp heeft ove rdre ven v eel stroom nodig P o m p v e r l i e s t v u l l i n g n a o ps t a r t e n Onvoldoende drukontwikkeling O n v o l d o e n d e c a pa c i t e i t g e l e v e r d Pomp levert geen vloeistof
MOGELIJKE OORZAKEN
MOGELIJKE OPLOSSINGEN
Specifieke zwaartekracht van vloeistof verschilt van ontwerp. Viscositeit van vloeistof verschilt van die waarvoor de installatie werd ontworpen.
Controleer en RAADPLEEG FLOWSERVE.
Werkt met heel lage capaciteit of pomp draait droog.
Meet waarde en controleer het toegestane minimum. Los op of RAADPLEEG FLOWSERVE.
Werkt met heel hoge capaciteit.
Meet waarde en controleer het toegestane maximum. Los op of RAADPLEEG FLOWSERVE. B. Mechanische storingen
Pagina 31 van 40
Foute uitlijning door belasting op leiding.
Controleer de flensverbindingen en werk spanningen weg door het gebruik van elastische koppelingen of een andere toegestane methode.
Fout ontworpen fundering.
Controleer plaatsing van voetplaat: maak vast, pas aan, ondervul zoals vereist.
Verbogen as.
Controleer dat de asverbuiging binnen de aanvaarde waarden valt. RAADPLEEG FLOWSERVE.
Draaiend onderdeel wrijft intern tegen stationair onderdeel.
Controleer en RAADPLEEG FLOWSERVE, indien nodig.
Lagers versleten.
Vervang lagers.
Slijtringoppervlak versleten.
Vervang versleten slijtring/oppervlakken.
Waaier beschadigd of afgesleten.
Vervang of RAADPLEEG FLOWSERVE voor een betere materiaalkeuze.
Storing o-ring wand/pomphuiskap.
Vervang voorzichtig of RAADPLEEG FLOWSERVE voor een betere materiaalkeuze.
Magnetische koppeling ontkoppeld.
RAADPLEEG FLOWSERVE om de oorzaak te bepalen.
Wand gecorrodeerd/doorgevreten
Vervang of RAADPLEEG FLOWSERVE voor een betere materiaalkeuze.
As loopt niet gecentreerd door versleten lagers of foute uitlijning.
Controleer uitlijning en corrigeer indien nodig. Indien uitlijning goed is, controleer dan de lagers op overdreven slijtage.
Waaier niet in balans waardoor hij trilt.
Controleer en RAADPLEEG FLOWSERVE.
Pomp draaide droog.
Verbeter controle op pomp om herhaling te voorkomen of RAADPLEEG FLOWSERVE voor advies.
flowserve.com
CPXS, CPXNS van CPXPS HANDLEIDING NEDERLANDS 85392718 09-08
STORING SYMPTOMEN Pomp oververhit en stopt Lagers gaan niet lang mee Pomp trilt of maakt veel lawaai Mechanische afdichting gaat niet lang mee Mechanische afdichting lekt overdreven Pomp heeft ove rdre ven v eel stroom nodig P o m p v e r l i e s t v u l l i n g n a o ps t a r t e n Onvoldoende drukontwikkeling O n v o l d o e n d e c a pa c i t e i t g e l e v e r d Pomp levert geen vloeistof
MOGELIJKE OORZAKEN
MOGELIJKE OPLOSSINGEN
Interne slechte uitlijning door foute herstelling waardoor waaier schuurt.
Controleer montagemethode, mogelijke schade en zuiverheid tijdens de montage. Los op of RAADPLEEG FLOWSERVE, indien nodig.
Overdreven druk door een mechanisch defect in de pomp.
Controleer slijtage van waaier, speling en vloeistofdoorgang.
Te veel vet in kogellagers.
Controleer nasmeermethode.
Onvoldoende smering van lagers.
Controleer aantal werkuren sinds laatste verversing, het schema en de basis.
Foute installatie van lagers (schade bij montage, fout gemonteerd, fout type, enz.)
Controleer de montagemethode, mogelijke schade en zuiverheid tijdens de montage en ook het gebruikte lagertype. Los op of RAADPLEEG FLOWSERVE, indien nodig.
Beschadigde lagers omwille van vervuiling.
Controleer bron van vervuiling en vervang beschadigde lagers.
C. Elektrische problemen motor
Pagina 32 van 40
Foute draairichting
Wissel 2 fases om in aansluitkast van motor.
Motor draait op maar 2 fases.
Controleer voeding en zekeringen.
Motor draait te traag.
Controleer aansluitingen in aansluitkast van motor en spanning.
flowserve.com
CPXS, CPXNS van CPXPS HANDLEIDING NEDERLANDS 85392718 09-08
8 ONDERDELENLIJST EN TEKENINGEN 8.1 CPXS – op frame gemonteerd – met gecoate as – PEEK wand 3855
6569.1
6580
6700.2 3126 4590.5 3610
252
6570.2
1220
3200
4590.4 3260
1100
6570.4 2200
2540
6700.1
2100.2
2100.1
3011.1
3300.2
3856
6569.4
6570.5 3134 Ref nr 220 224.1 230 241.1 241.2 252 1100 1220 2100.1 2100.2 2200 2540 2923 3011.1 3011.2 3126 3134 3200 3260 3300.1 3300.2
6569.2
224
6569.3
Beschrijving Magneetmechanisme (binnen) Scheidingswand Magneetmechanisme (buiten) Tolerantiering Tolerantiering Steunring * Pomphuis Achterplaat As (pomp) As Waaier Keerplaat (vloeistof) Pin Radiale kogellager Radiale kogellager Vulplaatje (pakket) Steunvoet Lagerhuis Lagerkap Lagerbus Lagerbus
Pagina 33 van 40
2923
220
230
241.1 6570.1 4590.3
4590.2
4590.1
241.1
3300.1
3610 Drukkraag 3855 Smeerpot voor constant peil * 3856 Oliekijkglas * 4590.1 Pakking 4590.2 Pakking 4590.3 Pakking 4590.4 Pakking 4590.5 Pakking 6569.1 Dop (vuller) * 6569.2 Dop (magnetisch) * 6569.3 Dop * 6569.4 Dop (behuizingafvoer) 6570.1 Schroef (met sluitring) 6570.2 Schroef 6570.3 Schroef ** 6570.4 Schroef 6570.5 Schroef 6580 Moer (rotor) 6700.1 Spie 6700.2 Spie * Indien voorzien. ** Niet getoond.
CPXNS HUIS HEEFT MONTAGEVOETEN OP HARTLIJN
flowserve.com
CPXS, CPXNS van CPXPS HANDLEIDING NEDERLANDS 85392718 09-08
8.2 CPXS – op frame gemonteerd – as met bus – PEEK wand 3855
6569.1
6580
6700.2
3126
4590.5
3610
3400
2460.1
252
6570.2
1220
3200
3400
4590.4 3260
1100
6570.4 2200
2540
6700.1
2100.2
2100.1
3011.1
3300.2
3856
6569.4
6570.5 3134 Ref nr 220 224.1 230 241.1 241.2 252 1100 1220 2100.1 2100.2 2200 2460.1 2540 2923 3011.1 3011.2 3126 3134 3200 3260 3300.1 3300.2
6569.2
224
6569.3
Beschrijving Magneetmechanisme (binnen) Scheidingswand Magneetmechanisme (buiten) Tolerantiering Tolerantiering Steunring * Pomphuis Achterplaat As As Waaier Bus afstandstuk (as) Keerplaat (vloeistof) Pin Radiale kogellager Radiale kogellager Vulplaatje (pakket) Steunvoet Lagerhuis Lagerkap Lagerbus Lagerbus
Pagina 34 van 40
2923
220
230
241.1
6570.1
4590.3
4590.2
4590.1
241.1
3300.1
3400 Lagerbus 3610 Drukkraag 3855 Smeerpot voor constant peil * 3856 Oliekijkglas * 4590.1 Pakking 4590.2 Pakking 4590.3 Pakking 4590.4 Pakking 4590.5 Pakking 6569.1 Dop (vuller) * 6569.2 Dop (magnetisch) * 6569.3 Dop * 6569.4 Dop 6570.1 Schroef (met sluitring) 6570.2 Schroef 6570.3 Schroef ** 6570.4 Schroef 6570.5 Schroef 6580 Moer (rotor) 6700.1 Spie 6700.2 Spie * Indien voorzien. ** Niet getoond.
CPXNS HUIS HEEFT MONTAGEVOETEN OP HARTLIJN
flowserve.com
CPXS, CPXNS van CPXPS HANDLEIDING NEDERLANDS 85392718 09-08
8.3 CPXS – op frame gemonteerd – met gecoate as – dubbele scheiding 3855
6569.1
6580
6700.2
3126
4590.5
3610
252
6570.2
1220
3200
4590.4 3260
1100
6570.4 2200
2540
6700.1
2100.2
2100.1
3011.1
3300.2
3856
6569.4
6570.5 3134 6569.2
Ref nr 220 224.1 224.2 230 241.1 241.2 252 1100 1220 2100.1 2100.2 2200 2540 2923 3011.1 3011.2 3126 3134 3200 3260 3300.1 3300.2
224
224.2 6569.3
Beschrijving Magneetmechanisme (binnen) Scheidingswand Scheidingswand Magneetmechanisme (buiten) Tolerantiering Tolerantiering Steunring * Pomphuis Achterplaat As As Waaier Keerplaat (vloeistof) Pin Radiale kogellager Radiale kogellager Vulplaatje (pakket) Steunvoet Lagerhuis Lagerkap Lagerbus Lagerbus
Pagina 35 van 40
2923
220
230
241.1
6570.1 4590.3 4610 4590.2 4590.1 241.1
3300.1
3610 Drukkraag 3855 Smeerpot voor constant peil * 3856 Oliekijkglas * 4590.1 Pakking 4590.2 Pakking 4590.3 Pakking 4590.4 Pakking 4590.5 Pakking 4610 0-ring 6569.1 Dop (vuller) * 6569.2 Dop (magnetisch) * 6569.3 Dop * 6569.4 Dop 6570.1 Schroef (met sluitring) 6570.2 Schroef 6570.3 Schroef ** 6570.4 Schroef 6570.5 Schroef 6580 Moer (rotor) 6700.1 Spie 6700.2 Spie * Indien voorzien. ** Niet getoond.
CPXNS HUIS HEEFT MONTAGEVOETEN OP HARTLIJN
flowserve.com
CPXS, CPXNS van CPXPS HANDLEIDING NEDERLANDS 85392718 09-08
8.4 CPXS – op frame gemonteerd – bus met as – dubbele scheiding 3855
6569.1
6580
6700.2
3126 4590.5
3610
3400
252
6570.2
2460.1
1220
3200
3400
4590.4 3260
1100
6570.1 2540
2200
6700.1
2100.2
2100.1
3011.1
3300.2
3856
6569.4
6570.5 3134 6569.2 224 Ref nr 220 224.1 224.2 230 241.1 241.2 252 1100 1220 2100.1 2100.2 2200 2460.1 2540 2923 3011.1 3011.2 3126 3134 3200 3260 3300.1 3300.2
224.2 6569.3 2923
Beschrijving Magneetmechanisme (binnen) Scheidingswand Scheidingswand Magneetmechanisme (buiten) Tolerantiering Tolerantiering Steunring * Pomphuis Achterplaat As As Waaier Bus afstandstuk (as) Keerplaat (vloeistof) Pin Radiale kogellager Radiale kogellager Vulplaatje (pakket) Steunvoet Lagerhuis Lagerkap Lagerbus Lagerbus
Pagina 36 van 40
220
230
241.1 6570.1 4590.3 4610 4590.2 4590.1 241.1
3300.1
3400 Lagerbus 3610 Drukkraag 3855 Smeerpot voor constant peil * 3856 Oliekijkglas * 4590.1 Pakking 4590.2 Pakking 4590.3 Pakking 4590.4 Pakking 4590.5 Pakking 4610 0-ring 6569.1 Dop (vuller) * 6569.2 Dop (magnetisch) * 6569.3 Dop * 6569.4 Dop 6570.1 Schroef (met sluitring) 6570.2 Schroef 6570.3 Schroef ** 6570.4 Schroef 6570.5 Schroef 6580 Moer (rotor) 6700.1 Spie 6700.2 Spie * Indien voorzien. ** Niet getoond.
CPXNS HUIS HEEFT MONTAGEVOETEN OP HARTLIJN
flowserve.com
CPXS, CPXNS van CPXPS HANDLEIDING NEDERLANDS 85392718 09-08
8.5 CPXS – op frame gemonteerd – met gecoate as – metalen wand 3855
6569.1
6580
6700.2
3126 4590.5
3610
6570.6
252
6570.2
1220
2460.2
3200
4590.4 3260
1100
6570.1 2540
2200
6700.1
2100.2
2100.1
3011.1
3300.2
3856
6569.4
6570.5 3134 Ref nr 220 224.2 230 241.1 241.2 252 1100 1220 1240 2100.1 2100.2 2200 2460.2 2540 2923 3011.1 3011.2 3126 3134 3200 3260 3300.1
6569.2
224.2
6569.3 2923
Beschrijving Magneetmechanisme (binnen) Scheidingswand Magneetmechanisme (buiten) Tolerantiering Tolerantiering Steunring * Pomphuis Achterplaat Klemring As As Waaier Bus afstandstuk (kap) * Keerplaat (vloeistof) Pin Radiale kogellager Radiale kogellager Vulplaatje (pakket) Steunvoet Lagerhuis Lagerkap Lagerbus
Pagina 37 van 40
220
230
241.1 6570.1 4590.3 1240 4590.2 4590.1 241.1 3300.1 3300.2 Lagerbus 3610 Drukkraag 3855 Smeerpot voor constant peil * 3856 Oliekijkglas * 4590.1 Pakking 4590.2 Pakking 4590.3 Pakking 4590.4 Pakking 4590.5 Pakking 6569.1 Dop (vuller) * 6569.2 Dop (magnetisch) * 6569.3 Dop * 6569.4 Dop 6570.1 Schroef (met sluitring) 6570.2 Schroef 6570.3 Schroef ** 6570.4 Schroef 6570.5 Schroef 6570.6 Schroef * 6580 Moer (rotor) 6700.1 Spie 6700.2 Spie * Indien voorzien. ** Niet getoond.
CPXNS HUIS HEEFT MONTAGEVOETEN OP HARTLIJN
flowserve.com
CPXS, CPXNS van CPXPS HANDLEIDING NEDERLANDS 85392718 09-08
8.6 CPXS – op frame gemonteerd – as met bus – metalen wand 3855
6569.1
6580
6700.2
3126 4590.5
3610 6570.6
252 6570.6 6570.2 2460.1 1220
2460.2
3200
4590.4
3400
3260
1100
6570.1 2540
2200
6700.1 2100.2
2100.1
3011.1
3300.2
3856
6569.4
6570.5 3134 Ref nr 220 224.2 230 241.1 241.2 252 1100 1220 1240 2100.1 2100.2 2200 2460.1 2460.2 2540 2923 3011.1 3011.2 3126 3134 3200 3260 3300.1
6569.2
224.2
6569.3 2923
Beschrijving Magneetmechanisme (binnen) Scheidingswand Magneetmechanisme (buiten) Tolerantiering Tolerantiering Steunring * Pomphuis Achterplaat Klemring As As Waaier Bus afstandstuk (as) Bus afstandstuk (kap) * Keerplaat (vloeistof) Pin Radiale kogellager Radiale kogellager Vulplaatje (pakket) Steunvoet Lagerhuis Lagerkap Lagerbus
Pagina 38 van 40
220
230
241.1 6570.1 4590.3 1240 4590.2 4590.1 241.1 3300.1 3300.2 Lagerbus 3400 Lagerbus 3610 Drukkraag 3855 Smeerpot voor constant peil * 3856 Oliekijkglas * 4590.1 Pakking 4590.2 Pakking 4590.3 Pakking 4590.4 Pakking 4590.5 Pakking 6569.1 Dop (vuller) * 6569.2 Dop (magnetisch) * 6569.3 Dop * 6569.4 Dop 6570.1 Schroef (met sluitring) 6570.2 Schroef 6570.3 Schroef ** 6570.4 Schroef 6570.5 Schroef 6570.6 Schroef * 6580 Moer (rotor) 6700.1 Spie 6700.2 Spie * Indien voorzien. ** Niet getoond.
CPXNS HUIS HEEFT MONTAGEVOETEN OP HARTLIJN
flowserve.com
CPXS, CPXNS van CPXPS HANDLEIDING NEDERLANDS 85392718 09-08
8.7 CPXPS – op frame gemonteerd – met gecoate as – PEEK wand 19B
3855
6569.1
66 6580
76
6700.2
67
3126
73E
4590.5
72
3610
252
252
53C
239
30B
6570.2 1220
6569.5
1
1100 3200
4590.4 3260 6570.1 2540
6700.1
2200 2
2100.2
2100.1 6
3011.1
3300.2
237
6569.4
3856
30A
6570.5 3134 6569.2 Ref nr 220 224.1 230 241.1 241.2 252 1100 1220 2100.1 2100.2 2200 2540 2923 3011.1 3011.2 3126 3134 3200 3260 3300.1 3300.2
224
6569.3 2923
Beschrijving Magneetmechanisme (binnen) Scheidingswand Magneetmechanisme (buiten) Tolerantiering Tolerantiering Steunring * Pomphuis Achterplaat As As Waaier Keerplaat (vloeistof) Pin Radiale kogellager Radiale kogellager Vulplaatje (pakket) Steunvoet Lagerhuis Lagerkap Lagerbus Lagerbus
Pagina 39 van 40
220
230
241.1 6570.1 4590.3
4590.2 4590.1 241.1 3300.1
3610 Drukkraag 3855 Smeerpot voor constant peil * 3856 Oliekijkglas * 4590.1 Pakking 4590.2 Pakking 4590.3 Pakking 4590.4 Pakking 4590.5 Pakking 6569.1 Dop (vuller) * 6569.2 Dop (magnetisch) * 6569.3 Dop * 6569.4 Dop 6569.5 Dop 6570.1 Schroef (with washer) 6570.2 Schroef 6570.3 Schroef ** 6570.4 Schroef 6570.5 Schroef 6580 Moer (rotor) 6700.1 Spie 6700.2 Spie * Indien voorzien. ** Niet getoond.
CPXNS HUIS HEEFT MONTAGEVOETEN OP HARTLIJN
flowserve.com
CPXS, CPXNS van CPXPS HANDLEIDING NEDERLANDS 85392718 09-08
8.8 CPXPS – op frame gemonteerd – as met bus – PEEK wand 3855
6569.1 6580
6700.2
3126
4590.5
3610
3400
2460.1
252
6570.2 1220
6569.5 1100
1
306
3200
3400
4590.4 3260 6570.1 2540
6700.1
2200 2
2100.2
2100.1 6
3011.1
3300.2
237
6569.4
3856
6570.5 Ref nr 220 224.1 230 241.1 241.2 252 1100 1220 2100.1 2100.2 2200 2460.1 2540 2923 3011.1 3011.2 3126 3134 3200 3260 3300.1 3300.2
30A 3134 6569.2 224
6569.3 2923
Beschrijving Magneetmechanisme (binnen) Scheidingswand Magneetmechanisme (buiten) Tolerantiering Tolerantiering Steunring * Pomphuis Achterplaat As As Waaier Bus afstandstuk (as) Keerplaat (vloeistof) Pin Radiale kogellager Radiale kogellager Vulplaatje (pakket) Steunvoet Lagerhuis Lagerkap Lagerbus Lagerbus
Pagina 40 van 40
220
230
241.1 6570.1 4590.3
4590.2 4590.1 241.1 3300.1
3400 Lagerbus 3610 Drukkraag 3855 Smeerpot voor constant peil * 3856 Oliekijkglas * 4590.1 Pakking 4590.2 Pakking 4590.3 Pakking 4590.4 Pakking 4590.5 Pakking 6569.1 Dop (vuller) * 6569.2 Dop (magnetisch) * 6569.3 Dop * 6569.4 Dop 6569.5 Dop 6570.1 Schroef (met sluitring) 6570.2 Schroef 6570.3 Schroef ** 6570.4 Schroef 6570.5 Schroef 6580 Moer (rotor) 6700.1 Spie 6700.2 Spie * Indien voorzien. ** Niet getoond.
CPXNS HUIS HEEFT MONTAGEVOETEN OP HARTLIJN
flowserve.com
CPXS, CPXNS van CPXPS HANDLEIDING NEDERLANDS 85392718 09-08
8.9 CPXPS - punten voor hulpaansluitingen V (Uiteinde) J (Uiteinde)
K of L
A (Uiteinde) Y1 of Y2 A G 1/4 B C Rp 3/8 D F Rp 3/8 H Rp 1/4 J Rp 1/4 K G 1/2 L Rp 1/4 V Rp 3/8 W Rp 3/8 Y1 Rp 1/2 Y2 Rp 1/2 Z Rp 1/2
Hulpaansluiting (Rp) Aftappunt lagerhuis (afgesloten indien voorzien) Aftapplug behuizing (standaard) Lekdetectie (afgesloten indien voorzien) Huisvulling (standaard afgesloten) Uitwendige spoelaansluiting (afgesloten indien voorzien) Persmeteraansluiting (afgesloten indien voorzien) Aanzuigmeter spoelaansluiting (afgesloten indien voorzien) Controleglas (indien geplaatst) Smeerpot voor constant peil (indien geplaatst) Vloeistoftemperatuuraansluiting (afgesloten indien voorzien) Lagerhuis ontluchting ( indien voorzien) Niet gebruikt Niet gebruikt Installatietoegang (standaard afgesloten)
Pagina 41 van 40
flowserve.com
CPXS, CPXNS van CPXPS HANDLEIDING NEDERLANDS 85392718 09-08
8.10 CPXS - uitwisselbaarheid onderdelen Aandrijf as
Lagerhuis Achterplaat en lagers
Wand enkele/dubbele scheiding
Magnetische aandrijving
Pompas en aslagers
Pomphuiskap en bussen
Pomphuiskap en waaier
MODEL 80
FRAME 1* 8 Nm
25-125 32-125 40-125 50-125
15 Nm
20-160 25-160 32-160 40-160 50-160
25 Nm
20-160 25-160 32-160 40-160 50-160
50 Nm
20-200 25-200 32-200 40-200 50-200
50 Nm
65-200 100-200
MODEL 100
FRAME 1*
MODEL 150
FRAME 2
100 Nm
25-250 32-250 40-250 50-250 65-250
150 Nm Opmerkingen: 1. * Kogellagers en lagerkap meestal voorzien op model 80 en 100. 2. Alle Ø125 en Ø160 waaiers hebben diepere achterschotten dan de standaard CPX, deze zijn daarom niet uitwisselbaar.
Pagina 42 van 40
flowserve.com
CPXS, CPXNS van CPXPS HANDLEIDING NEDERLANDS 85392718 09-08
8.11 Tekening van de algemene pompopstelling
De tekening van de algemene pompopstelling en eventuele specifieke tekeningen die vereist zijn volgens het contract, worden afzonderlijk verstuurd naar de koper, tenzij uitdrukkelijk bepaald is in het contract dat deze in de handleiding moeten worden opgenomen. Indien nodig moeten er kopieën van andere tekeningen die afzonderlijk naar de koper verstuurd zijn, gevraagd worden aan de koper en moeten deze kopieën bij de handleiding gevoegd worden.
9 CERTIFICATEN
De in het contract vereiste certificaten worden waar van toepassing met deze instructies meegeleverd. Voorbeelden zijn certificaten voor CE-markering, ATEX- markering enz. Indien nodig moeten er kopieën van andere certificaten die afzonderlijk naar de koper worden gestuurd, gevraagd worden aan de koper, zodat deze bij deze handleiding kunnen worden bewaard.
10.3 Bijkomende informatiebronnen Referentie 1: NPSH voor Rotordynamische pompen: een referentiegids, Europump Guide No. 1, Europump & World Pumps, Elsevier Science, United Kingdom, 1999. Referentie 2: de Pomphandleiding, 9 editie, T.C. Dickenson, Elsevier Advanced Technology, United Kingdom, 1995. Referentie 3: de Pomphandboek, 2 editie, Igor J. Karassik et al, McGraw-Hill Inc., New York, 1993. Referentie 4: ANSI/HI 1.1-1.5. Centrifugal Pumps - Nomenclature, Definitions, Application and Operation. Referentie 5: ANSI B31.3 - Process Piping.
10 ANDERE RELEVANTE DOCUMENTEN EN HANDLEIDINGEN 10.1 Bijkomende handleidingen
Bijkomende instructies die volgens het contract bij de handleiding horen, zoals voor de aandrijving, instrumenten, regelaar, subaandrijving, afdichtingen, afdichtingsystemen, montagecomponenten enz. worden in dit deel behandeld. Indien hier meer exemplaren van nodig zijn, moeten deze worden gevraagd aan de leverancier en bewaard worden bij deze handleiding. Wanneer voorgedrukte handleidingen gebruikt worden, en een behoorlijke kwaliteit alleen gegarandeerd kan worden door deze niet te kopiëren, worden ze op het einde van deze handleiding ingesloten in bijv. een standaard doorzichtige omslag voor software.
10.2 Opmerkingen betreffende aanpassingen
Indien aanpassingen, overeengekomen met Flowserve, worden uitgevoerd aan het product na de levering, moeten de gegevens ervan worden bewaard bij deze handleiding.
Pagina 43 van 40
flowserve.com
CPXS, CPXNS van CPXPS HANDLEIDING NEDERLANDS 853927718 09-08
Uw Flowserve fabriek contactgegevens:
FLOWSERVE REGIONALE VERKOOPKANTOREN: USA en Canada Flowserve Corporation 5215 North O’Connor Blvd., Suite 2300 Irving, Texas 75039-5421, USA
Flowserve Pumps Flowserve GB Limited PO Box 17, Newark Notts NG24 3EN United Kingdom Telefoon (24 uur) +44 1636 494 600 Verkoop & Admin Fax +44 1636 705 991 Herstelling & Onderhoud Fax +44 1636 494 833 e.mail
[email protected] Uw plaatselijke Flowserve kantoor/ vertegenwoordiger:
Telefoon +1 972 443 6500 Fax +1 972 443 6800 Europa, Midden-Oosten en Afrika Worthing S.P.A. Flowserve Corporation Via Rossini 90/92 20033 Desio (Milan), Italy Telefoon +39 0362 6121 Fax +39 0362 303 396 Latijns-Amerika en Caraïben Flowserve Corporation 6840 Wynnwood Lane Houston, Texas 77008, USA Telefoon +1 713 803 4434 Fax +1 713 803 4497 Azië Stille Oceaan Flowserve Pte. Ltd 200 Pandan Loop #06-03/04 Pantech 21 Singapore 128388 Telefoon +65 6775 3003 Fax +65 6779 4607
Om uw plaatselijke Flowserve vertegenwoordiger te vinden, gebruikt u het Sales Support Locator Systeem op www.flowserve.com