HANDLEIDING EEKHOORNESTEN TELLINGEN voor Zoogdiermonitoring versie 2000 Vereniging voor Zoogdierkunde en Zoogdierbescherming In deze pdf-versie van de handleiding zijn de illustraties weggelaten. Je kan een gedrukte versie opvragen bij de Coördinator V. Dijkstra ,
[email protected]
Wat is Zoogdiermonitorin g? Het tellen van nesten van eekhoorns is een onderdeel van Zoogdiermonitoring. Zoogdiermonitoring is een project van de Vereniging voor Zoogdierkunde en Zoogdierbescherm ing (VZZ), dat i n april 1995 van start is gega an. Het Nederlandse landschap verandert voortdurend. Dit heeft invloed op de zoogdieren die in dat landschap leven. Maar hoe zoogdieren worden beïnvloed, is vaak onbekend: gaan soorten in aantal achteruit of juist vooruit ? Hebben zoogdieren baat bij de aanleg van natuurgebieden? Dit soort vragen hoopt de VZZ te beantwoorden met Zoogdiermonit oring. Zoogdiermonitoring houdt een vinger aan de pols door de landelijke aantalsontwikkelingen vast te stellen. De overheid en het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) ondersteunen Zoogdiermonitor ing voor een groot deel . De resultaten kunnen na melijk worden gebr uikt voor de onderbouwing en evaluatie van het natuurbeleid. Zoogdiermonitoring voert jaarlijks onderzoeken uit in heel Nederland, waarbij nauw wordt samengewerkt met het CBS . Deze onderzoeken worden geheel uitgevoerd door vrijwilligers. Naast de VZZ nemen ook SOVON en diverse provinciale zoogdierstudie-organisaties deel aan Zoogdiermonitoring. Andere onderzoeken die binnen Zoogdiermonitoring vallen zijn: het tellen van zoogdieren lan gs telroutes (h aas, konijn, ree, eekh oorn, enz.), het tellen van overwinterende vleermuizen, het tellen van (kraam)kolonies van vleermuizen, het anal yseren v an braakbal len van uilen. In de toekomst zullen nog meer tellingen worden opgezet. Wat gebeurt er met uw gegevens? Elke deelnemer beschikt vrij over de door hem of haar verzamelde gegevens. Als u dus ieder jaar meedoet, bouwt u in de loop der jaren een overzicht op van het wel en wee van de eekhoorns in uw telgebied. Dit overzicht past bovendien i n het landelijk kader van Zoogdiermonitoring, zodat u ook op een landelijk niveau bijdraagt aan de bescherming van de eekhoorn. Zoogdiermonitoring gebruikt uw gegevens voor het vaststellen van landelijke trends in de aantalsontwikkelingen. Ook wordt onderscheid gemaakt in trendverschillen: van grove landsdelen, zoals Noord- en Zuid-Nederland, maar niet op provincieniveau. per milieuthema (verzurin g, verdroging en vermesting) binnen en buiten de Ecologische Hoofdstructuur. Zoogdiermonitoring presenteert hiertoe alleen landelijke kaartbeelden, waarin de telgebieden worden weergegeven in hokken van 25 km2 (atlasblok). De resultaten zijn openbaar en worden gepresenteerd in publicaties, die worden gestuurd aan deelnemende organisaties en tellers. Iedereen die wil deelnemen aan de tellingen van Zoogdiermonitoring, kan contact opnemen met Zoogdiermonitoring of met de aan Zoogdiermonitoring deelnemen de organisaties (zie de adreslijst ach ter in deze han dleiding).
Tekst: A. Kaper, W.J.R. de Wijs en V.A.A. Dijkstra Illustratie titelpagina: Herwin Walravens Illustratie 1 uit: S. Broekhuizen, 1992, "Atlas van de Nederlandse zoogdieren", KNNV, VZZ, Utrecht. Illustraties 3-6 uit: R. Lange e.a., 1994, "Zoogdieren van Westeuropa", KNNV, VZZ, Utrecht. Met dank aan: Leo Backbier, Dick Jonkers, Jaap Mulder, Wim Nieuwenhuizen, Peter Twisk, Ludy Verheggen en Theo Verstr ael voor hun comm entaar op deze en eer dere versies.
Inhoudsopgave Inleiding
2
1 Selectie van een telgebied 3 1.1 Oppervlakte en begrenzing 3 1.2 Type begroeiing 4 1.3 Eén of meerdere telgebieden 1.4 Toestemming eigenaar 4 2 Herkenning eekhoornnesten 5 2.1 Uiterlijk eekhoornnest 5 2.2 Functie eekhoornnest 5 2.3 Onderscheid met vogelnesten 2.4 Twijfelgevallen 6 3
4
5
Uitvoering van de telling 7 3.1 Mee te nemen tijdens het zoeken van eekhoornnesten 3.2 Zoeken en tellen met meerdere personen of alleen 8 3.3 Het zoeken van de nesten 8
4 Invullen formulier
10
5 Invulvoorbeeld formulier 14 6 Adressen Provinciale Coördinatoren per september 2000 7 Adressen deelnemende organisaties per maart 1999 16
15
7
Inleiding Deze handleiding is bestemd voor mensen die jaarlijks de nesten van eekhoorns willen tellen. Het is een leuke activiteit die niet veel tijd vergt en bovendien goed bruikbare gegevens oplevert. De handleiding gaat in op de werkwijze bij het afbakenen van een geschikt telgebied, het zoeken en herkennen van eekhoornnesten, alsmede het invullen van het formulier. Wij hopen dat u met plezier zult meedoen aan deze activiteit van Zoogdiermonitoring en dat zich nog veel deelnemers zullen aanmelden! Waarom aantalsmonitoring eekhoorns? Eekhoorns zijn leuke en boeiende dieren. Ze zien er fraai uit met hun pluimstaart, oorpluimpjes en mooie vacht. In tegenstellin g tot veel andere zoogdieren zijn ze ook vaak overdag actief, zodat hun gedrag en bewegingen goed te zien zijn. Daarom behoren ze tot de bekendste en meest gewaardeerde Nederlandse zoogdieren. Over hun aantalsontwikkelingen is echter zeer weinig bekend. Wel is iet s bekend over het globale voorkomen in de vorige eeuw en nu. Zo hebben eekhoorns erg te lijden gehad van een ziekte i n de periode 1960-1970, waardoor de aantallen landelijk flink achteruit gingen. Ook de verspreiding over Nederland in het midden van de jaren '80 is globaal bekend (afbeelding 1): na de ziekte heeft enig herstel plaatsgevonden, maar niet overal. Daarom heeft Zoogdiermonitoring een onderzoek opgezet, dat de aantalsontwikkelingen van de eekhoorn in Nederland vaststelt. Het is mogelijk gebleken dit te doen door in februari de nesten van eekhoorns in een bosgebied te tellen. De jaarlijkse wisselingen in de aantallen nesten vormen een relatieve maat voor de aantalsontwikkelingen van de populatie eekhoorns. Hoewel de eekhoorn momenteel in Nederland niet wordt bedreigd, staat hij wel vermel d op de Europese Rode Lijst van bedreigde en kwetsbare zoogdieren. Blijkbaar zijn er een aantal landen in Europa waar het slecht gaat met de eekhoorn. Opzet telling Bij het u itvoeren van de tel ling is het van h et grootst e belang da t u ieder jaar zoveel m ogelijk op dezelfde manier te werk gaat. Alleen dan zijn de door u en de andere deelnemers verzamelde gegevens jaar in, jaar uit met elkaar te vergelijken. Hier vindt u een stappenplan om een telgebied te kiezen en te tellen: 1 U kiest in overleg met uw provinciale coördinator (zie adressenlijst achterin) een boscomplex, waar eekh oorns (kunnen ) voorkomen, waarin u uw telgebied wi lt situere n. U begrenst een telgebied van 10 tot 25 ha in het betreffende bos. De uiteindelijke begrenzing van uw telgebied geeft u weer op een topografische kaart met schaal 1:25.00 0 (hoofdstuk 1); 2 U vraagt toestemming van de eigenaar van het betreffende bos om in uw telgebied buiten de paden te mogen komen (h oofdstuk 1); 3 Mocht u eekhoornnesten nog niet voldoende kunnen herkennen, dan kunt u bijvoorbeeld via uw provinciale coördinator met een meer ervaren deelnemer in contact komen (hoofdstuk 2); 4 Na voorbereiding van de telling, telt u in februari alle eekhoornnesten per type die u in uw telgebied kunt vinden (hoofdstu k 3); 5 Na het tellen vult u het formulier in en maakt een kopie voor uw eigen archief; u stuurt het originele formulier op naar Zoogdiermonitoring. Het eerste jaar van een nieuw telgebied stuurt u tevens twee kopieën van de kaart met de begrenzing van uw telgebied naar uw provinciaal coördinator; 6 Informatie v oor het volgende t elseizoen en de r esultaten ontvangt u i n januari.
1 Selectie van een te lgebied De nesten van eekhoorns worden elk jaar geteld in steeds het zelfde gebied, het t elgebied. Dit telgebie d moet aan een aant al voorwaarden voldoen, wi l het geschi kt zijn voor aantalsmonitoring van eekhoorns. Deze worden in dit hoofdstuk kort behandeld. De eerste voorwaarde is natuu rlijk dat eekhoorn s (kunnen) v oorkomen in het gebied waar u uw oog op heeft laten vallen. Afbeelding 1 kan hierbij behulpzaam zijn. Bij het kiezen van een telgebied moet u contact opnemen met uw provinciale coördinator (zie adressenlijst achterin). Hij heeft een recent overzicht waar telgebieden liggen en kan u helpen met de keuze van een locatie, kaartmateriaal, nestherkenning en contacten met andere deelnem ers.
1.1 Oppervlakte en begr enzing De gewenste oppervlakte van een telgebied bedraagt 10 tot 25 ha. Dat komt overeen met het oppervlak van een vierkant van 316 x 316 m tot 500 x 500 m (zie ook paragraaf 1.3). Kleinere telgebieden (5 tot 10 ha) zijn alleen toegestaan in kleinschalige gebieden, waar grotere boscomplexen niet voorkomen. Neemt u een te klein telgebied dan kunnen de resultaten van uw telling niet worden meegenomen in de analyses. Een telgebied groter dan 25 ha is eveneens ongu nstig. Als u stopt met de monitoring pr oberen wij een ander e teller te zoeke n om de telreeks in stand te h ouden. Hoe groter een telgebied is, hoe kleiner de kans dat een nieuwe teller het telgebied wil overnemen. Kies de grenzen van uw telgebied zo dat u die volgend jaar weer makkelijk terug kunt vinden. Het is namelijk van belang dat u ieder jaar hetzelfde gebied telt. Als grenzen kunt u bijvoorbeeld brandgangen en bospaden gebruiken. Teken die begrenzing in op een duidelijke kaart met een schaal van 1:25.000 of 1:10.000 en stuur daarvan twee kopieën in met het telformulier (zie paragraaf 3.4). Het origineel heeft u zelf nodig om de daarop volgende jaren de grenzen te ku nnen teru gvinden. Het telgebied mag over igens elke vorm hebben.
1.2 Type begroeiing Het is het mooist als uw telgebied een begroeiin g heeft van één bepaald hoofdtype: naaldbomen loofbomen gemengd bos. Het is aan u om te bepalen in welk bostype u gaat tellen. Hoewel eekhoorns het in naaldbossen het beste doen, is het ook interessant om een telgebied in loofbossen te kiezen. Daar kunnen de grootste jaarlijkse v erschille n worden verwacht . 1.3 Eén of meerdere telgebieden Als u denkt een groter oppervlak dan 10-25 ha aan te kunnen, kunt u beter meer dan één telgebied kiezen, bijvoorbeeld in verschillende bostypen. Beden k wel dat het zoeken naar nesten in sommige bostypen (met bijvoorbeeld veel aanplant van sparren) arbeidsintensief kan zijn, dus doe niet meer dan u aankunt. Wil t u meerdere telgebieden tellen, neem er dan niet meer dan twee. Ook hier geldt dat als u stopt er door ons een vervanger gezocht moet worden en die is makkelijker te vinden voor een of twee telgebieden, dan voor een hele reeks telgebieden. Laat verschillende telgebieden liever niet aan elkaar grenzen, omdat de ontwikkelingen in het ene telgebied invloed uitoefent op die in het andere en dat is niet de bedoeling. Het is beter om één telgebied goed te doen, dan twee halfslachtig.
1.4 Toestemming eigenaar In de meeste boss en is het ni et toegestaan zi ch buiten de paden te begeven . Het is daarom noodzakelijk om eerst toestemming van de eigenaar of beheerder te vragen. Vaak hebben deze mensen ook belang bij de door u te verzamelen gegevens en wordt de toestemming gemakkelijk ve rleend. Beheerders en eigenaren beschikken bovendien over goede kaarten van hun gebied, die handig kunnen zijn voor de telling.
2 Herkenning eekhoornnesten Om de telling uit te kunnen voeren, is het noodzakelijk om eekhoornnesten tenminste met redelijk grote zekerheid te herkennen en te onderscheiden van vogelnesten. Daarom wordt in dit hoofdstuk op dit onderwerp ingegaan, met tekst en tekeningen. Bovendien is een fotopagina los bijgevoegd als onderdeel van hoofdstuk 2 met foto's van eekhoornnesten (waaronder enige uitzonderlijke gevallen uit de praktijk), vogelnesten, een heksebezem en sporen van de eekh oorn. Het herkennen is meestal niet moeilijk. Dat de nestherkenning de eerste keer wat minder nauwkeurig is dan de jaren daarna, geldt voor de meeste deelnemers. Laat uw aanvankelijke gebrek aan ervaring u dus niet weerhouden om mee te doen! Als dit hoofdstuk voor u toch niet voldoende informatie biedt, is het handig om een keer met een meer ervaren persoon nesten te bekijken. Uw provinciale coördinator kan u desgewenst met een dergelijk e persoon in contact brengen . 2.1 Uiterlijk eekhoornnest De nesten in loofbomen zijn meestal bolvormig, met een doorsnee van 25-5 0 cm. Ze bestaan uit losse twijgen, meestal met bladeren eraan, die van binnen zijn bekleed met repen bast (van dode bomen), gras, mos, wol en dergelijke. Soms wordt ook wol of touw als buitenkantmateriaal gebruikt (zie foto). Een ingang is doorgaans niet zichtbaar. De nesten zitten vaak h oog in de boom, meestal hoger dan 6 meter . In naaldbomen zijn de nesten vaak wat minder bolvormig, maar meer ovaal of wat afgeplat. Ook zijn in deze nesten vaak geen takken met bladeren, maar met naalden verwerkt. Eekhoornnesten zitten in sparren en lariksen meestal dicht tegen de stam aan, zodat nesten dan moeilijker z ijn te zien. Soms betrekken eekhoorns een boomholte of een grote nestkast in plaats van een nest te bouwen. Als tak ken uit he t gat steken, k an dit wijzen op de aan wezigheid van een eekhoorn. 2.2 Functie eekhoornnest Eekhoorns bouwen in hun territorium vaak meerdere nesten: elk individu heeft naast een hoofdnest ook 4-6 andere nesten in gebruik. In deze nesten vindt de eekhoorn bescherming en beschutting tegen weer en wind. Het hoofdnest is over het algemeen wat groter en steviger dan de andere nesten. In de winter wordt het hoofdnest degelijker gemaakt en wordt meer binnenmateriaal aangebracht. In de win ter zijn eekhoorns maar een paar uur per dag actief. De rest van de dag rusten ze in hun nest. De temperatuur in het dikke en met zacht materiaal gevoerde nest bedraagt dan tussen de 15/ en 20/ Celsius. 2.3 Onderscheid met vogelnesten De meeste vogelsoorten bouwen nesten die kleiner zijn, een andere vorm hebben of niet in een boom zitten . Echter, de nes ten van roofvogels (horsten) en ek sters kunn en wèl op eekhoornnesten lijken. A ls het n est goed te zien is, i s onderscheid met vogelnes ten tamelijk eenvoudig: 1 De horsten van roofvogels zijn niet bolvormig maar komvormig 2 De nesten van eksters zijn vaak wel min of meer bolvormig, maar te onderscheiden door hun grovere bouw, met dikkere twijgen (zie foto's) 3 De takken in vogelnesten hebben meest al geen of veel minder blad 2.4 Twijfelgevallen
Als het nest niet goed zichtbaar is, bijvoorbeeld omdat het tegen de stam van een spar of een lariks aanzit, is het onderscheid niet altijd goed te maken. Ook is het mogelijk dat u om een andere reden he t nest niet met voldoende zek erheid kunt herkennen als eekhoornne st. In dat geval registreert u dit nest als "mogelijk van een eekhoorn" (zie formulier en hoofdstuk 4).
3
Uitvoering van de telling
Zoals in de inleiding al wordt vermeld, is één keer per jaar tellen v oldoende, in februari als de loofbomen geen blad dragen en eekhoorns het meest honkvast zijn. Voer de telling uit bij helder weer zodat de n esten ook goed te zie n en te herken nen zijn. In dit hoofdstuk wordt toegelicht wat u mee kunt nemen, hoe u de nesten alleen of met een groep zoekt en wat u noteert t ijdens de tell ing. 3.1 Mee te nemen tijdens het zoeken van eekhoornnesten Warme en stevige kleren en stev ige schoenen zijn belangrijk. Daarnaast moet u de kaart van het gebied meenemen als u de begrenzing van uw telgebied nog niet goed kent. Om de codes voor doorzicht en ty pe nest i n het veld bij de han d te hebben, kunt u ze in ee n notit ieboekje schrijven (of n atuurlijk u it het hoofd le ren). Een verrekijker is een noodzakelijk attribuut om de nesten van dichtbij te kunnen bekijken. Een kompas is er g handig om de loopri chting te bep alen en tus sendoor te control eren. Als u nestbomen tijdelijk wilt markeren (om dubbeltellen te vermijden), kunt u hiervoor een tak schuin tegen de boom plaatsen of een papje van kalk en karnemelk gebruiken. De takken moet u aan het eind van de telling wel weer verwijderen, aangezien een aanzienlijk deel het volgende jaar er nog staat en u dan in verwarring brengt. Punaises zijn ook te gebruiken, maar zijn van enige afstand niet altijd te zien. Omdat punaises niet gezond zijn voor bomen, dienen zij na de telling altijd verwijderd te worden. 3.2 Zoeken en tellen met meerdere personen of alleen Het is aan te bevelen om met meerdere personen tegelijk te tellen, maar het kan ook wel door één persoon. U moet er goed aan denken dat het de bedoeling is om elk jaar op precies dezelfde manier te werk te gaan. Alleen als de tellin gen op dezelfde wijze worden uitgevoerd, zijn de jaren met elkaar te vergelijken. Dat heeft betrekking op de af te leggen route, de manier van bomen afkijken, etc. Het betekent ook dat u liever niet het ene jaar met 5 personen het bos gaat afzoeken en vervolgens steeds in uw eentje. Wanneer de telling met meerdere personen wordt uitgevoerd, kan dat het beste met alle tellers in linie, met een onderlinge afs tand van 15-2 5 m, waarbij de meest n abije tellers el kaar in ieder gev al nog kunnen zien. Een deelnemer die de telling alleen uitvoert, kan het bos het beste afzoeken met een doorsteek om de 15-25 m, afhankelijk van de dichtheid van het bos. Bij een vierkant van 10 ha komt dat neer op een totale afstand van ruim 4 km, bij een vierkant van 25 ha op ruim 10 km. Om de looprichting goed te kunnen vasth ouden is het gebruik van een kompas handig, vooral wanneer de zon daarvoor niet te gebruiken is. 3.3 Het zoeken van de nesten De nesten worden gezocht door alle bomen goed te bekijken. Twijfelgevallen kunnen met een verrekijker worden bekeken. De nesten van eekhoorns bevinden zich, zoals in het vorige hoofdstuk al genoemd, vaak tegen de stam of tegen een dikke tak, meestal op een punt waar zich een zijtak afsplitst. In naaldbossen zul len nesten vaak wat moeilijker te vinden zi jn dan in loofbossen. Als er een nest wordt gevonden is het meestal noodzakelijk om het nest van verschillende kanten te bekijken om te kunnen beoordelen of het al dan niet een eekhoornnest is. Zoals gezegd, houden eekhoorns zich ook op in boomholten of grote nestkasten (bijvoorbeeld voor spechten of uilen). Soms kunnen uit de opening stekende takken met bladeren hun aanwezigheid verraden. Als het takken zijn zonder bladeren, kan dit zowel van holenduif, kauw als eekhoorn afkomstig zijn. Noteer zo'n geval dan als een mogelijk eekhoornnest. Als
het takken zijn met bladeren, dan kan worden aangenomen dat het een eekhoornnest betreft en kan als zodanig worden genoteerd. Als u dat wilt, kunt u voor de volledigheid even tueel contact opnemen met de controleu rs van eventueel aanwezige nest kasten, om ze met een ladder te cont roleren. Het doorzicht van de nesten is een indicatie van de staat van onderhoud van het nest. Doorzichtige nesten gelden als verlaten of vervallen. "Doorzichtig" wil zeggen dat het licht door het nest he envalt: u zi et lichtpu nten door het n est heen.
4 Invullen formulier De telresultaten worden op een telformulier ingevuld, voor ieder telgebied een apart formulier. Dit formulier moet u ingevuld naar uw provinciale coördinator sturen (zie adressenlijst achterin). Als u in een nieuw telgebi ed telt, moet u bovendien een kopie van een kaart met de begrenzing van uw telgebied in tweevoud meesturen. Onderstaand wordt per rubriek besproken hoe en wat er dient te worden ingevuld. Al s er al informatie ov er het telgebi ed en de tel(lei der) bekend is, wordt di t al ingevul d door Zoogdiermonitoring. 1 Formulier nr. Niet invullen, wordt door Zoogdiermonitoring gedaan. 2 Gegevens waarnemer (hoofdteller) Hier vult u uw naam en adres in. Indien u met meerdere personen een telgebied telt, wilt u dan de naam opgeven van de zogenaamde ‘te lleider'. 3 Waarnemer nr. Alleen invullen als dit bij u bekend is.
Gegevens telgebied 4 Nummer telgebied Alleen invullen als dit bij u bekend is. 5 Naam telgebied De naam van het telgebied mag u zelf bepalen. 6 Provincie Invullen in welke provincie het telgebied ligt. 7 Kilometerh ok Van het kilometerhok waarin het grootste deel van u w telgebied zich bevindt, geeft u de Amersfoort-coördinaten van de linker-benedenhoek op. Deze coördinaten vindt u op elke topografische kaart en in de Inventarisatie-atlas van Staatsbosbeheer. 8 Overheersend bostype Op de achterkant van het telformulier staan de verschillende bostypen die worden onderscheiden. Kies het bostype dat voor het grootste deel met uw telgebied overeen komt. 9 Oppervlakte De oppervlakte van het telgebied kunt u bepalen aan de hand van de kaart die u van het gebied heeft. Denk aan de richtlijnen over de minimale en maximale grootte van een telgebied (zie 1.1). 10 Eigenaar terrein
In het handboek van terreineigenaren van Natuurmonumenten is vaak te ach terhalen we de eigenaar is van het terrein waar u wilt tellen. Ook staan in het bos vaak toegangsbordjes met daarop de eigenaar vermeld. Gegevens telling 11 Organisaties Door het invullen van één of meerdere organisaties machtigt u deze organisaties tot het benutten van de gegevens in overeenst emming met de doelstellingen van deze. Op de achterkant van het telformulier staan de organisaties vermeld waaruit u kunt kiezen. 12 Teldatum Vul hier de datum in waarop de telling is verricht. Als u de telling heeft verspreid over meerdere dagen, vul dan de laatste teldatum in. 13 Volledigheid van de telling Hier kunt u invullen in hoeverre u het telgebied geheel of slechts gedeeltelijk heeft bekeken. Indien u een deel van het telgebied niet heeft bekeken, dan is de telling niet te vergelijken met de tellingen in voorafgaande jaren of latere (volledige) tellingen. Om die reden kan een telling waarbij niet het gehele tel gebied is bekeken niet in de analyses over de aantalsontwikkeling worden meegenomen. Het is wel van belang over die informatie te beschikken, daarom dienen de telresultaten van onvolledige tellingen wel te worden ingezonden. 14 en 15 Type nest en het aant al Er zijn zes vers chillende typen ondersch eiden. De verklari ng voor de numme rs is te vind en op de achterkant van het telformul ier. Gebruik per nesttype één regel om het aantal aangetroffen n esten aan te gev en. Nesttypen 3 en 4 zijn opgehev en en staan daarom niet op het formulier vermeld. Het doorzicht van de nesten is een indicatie van de staat van onderhoud van het nest. Doorzichtige nesten gelden als verlaten of vervallen. "Doorzichtig" wil zeggen dat het licht door het nest he envalt: u zi et lichtpu nten door het n est heen. Zoals gezegd, houden eekhoorns zich ook op in boomholten of grote nestkasten (bijvoorbeeld voor spechten of uilen). Soms kunnen uit de opening stekende takken met bladeren hun aanwezigheid verraden. Als het takken zijn zonder bladeren, kan dit zowel van holenduif, kauw als eekhoorn afkomstig zijn. Noteer zo'n geval dan als een mogelijk eekhoornnest (code 5). Als het takken zijn met bladeren, dan kan worden aangenomen dat het een eekhoornnest betreft en kan als zodanig worden genoteerd (code 6 of 7). 16 Bijzonderheden/toelichting Hier kan bv worden vermeld in welke boomsoorten de nesten zijn aangetroffen. 17 Bijzonderheden Hier kan worden aangegeven in hoeverre er nog verdere bijzonderheden over de telling te vermelden zijn. Gegevens beheer telgebied 18 Dunning op oppervlak telgebied
Aangekruist dient te worden in hoeverre en over welk oppervlak (schatting) van het telgebied er afgelopen jaar bomen zijn gekapt (dunning). Dit kan namelijk zijn weerslag hebben op het aantal aan te treffen nesten. Als er n iet is gedund kan 0% worden aangekruisd en kun nen de volgende twee kolommen worden genegeerd. 19 Intensiteit dunning Bedoeld wordt het percentage (schatting) aan bomen dat is gekapt op dat oppervlak van het telgebied waar de dunning heeft plaatsgevonden. 20 Boomsoort Indien te achterhalen is welke boomsoorten zijn gekapt (naald- of loofbomen of beide), dit graag aangeven. Gegevens aanvang beëindiging van een telgebied 21 Situatie bij aanvang telli ngen in een telgebied Voor de analyses is het noodzakelijk te weten in hoeverre er al eekhoorns in het telgebied voorkwamen. Maak een inschatting, via informatie van de terrei nbeheerder, in hoeverre er al eekhoorns voorkwamen voordat u de telling startte. Aangezien het deelmeetnet eekhoornmonitoring in 1995 is gestart, is het voldoende om terug te gaan tot en met 1995. Indien bekend is dat in uw gebied eekhoorns voorkomen sinds 1 990, dan kan toch het jaar 1995 worden ingevuld. 22 Ik ben gestopt met tellen omdat: Er is geen telle r te vinden die in alle eeuwighei d doortelt. Voor de anal yses is h et noodzakelijk te weten of in het geval van het stoppen met het tellen van een telgebied, er nog eekhoorns in het telgebied voorkomen. Zoogdierwaarnemingen anders dan eekhoornnesten 23 tot en met 27 Soort/Kilometerhok/Aantal/Type/Bijzonderheden Indien u op de dag van de telling ook zoogdieren ziet, hoort of andere sporen aantreft dan eekhoornnesten, dan kunt u dit aangeven . Is de waarneming verricht buiten het telgebied, dan graag aangeven in welk kilometerhok.
5 Invulvoorbeeld formulier Op te vragen bij de VZZ
6 Adressen Provinciale Coördinatoren per september 2000 Wijzigingen voorbehouden Zoogdiermonitoring (bij vacante provincies) Vilmar Dijkstra Antwoordnummer 2426 6800 VJ Arnhem
[email protected] 026-3705318 Provincie Friesland Marten Zijlstra Lauermanstraat 22 9251 BB Burgum marten_zijl stra@hotmai l.com 0511-462637
Graafland 71 2964 BK Groot-Ammers
[email protected] 0184-600999 Provincie Noord-Holland Peter van der Linden Spechtstraat 59 1223 NX Hilversum
[email protected] 035-7720080 Provincie Zuid-Holland Vacant
Provincie Groningen Vacant
Provincie Zeeland Vacant
Provincie Drenthe Diet Prinsen-Tuinstra Westeinde 32 7991 RV Dwin geloo
[email protected] 0521-598332
Provincie Noord-Brabant Peter Twisk Jan Mosmanlaan 19 5237 BB 's-Hertogenbosch
[email protected] 073-6445664
Provincie Overijssel Bastiaan Goosen Nieuwenhuisstraat 60 7462 MN Rijssen 0548-517269
Provincie Limburg Ludy Verheggen Breitnerstraat 57 6165 VN Geleen
[email protected] 046-4742357
Provincie Gelderland Roland Santinge Van Borselenstraat 152 6828 NP Arnhem
[email protected] 026-3882282 Provincie Flevoland Jeroen Reinhold Archipel 35-44 8224 HK Lelystad
[email protected] 0320-231971 Provincie Utrecht Arjenne Bak
7 Adressen deelnemende organisaties per maart 1999 Wijzigingen voorbehouden Vereniging voor Zoogdierkunde en Zoogdierbescherming (VZZ) Oude Kraan 8 6811 LJ Arnhem e-mail:
[email protected] tel: 026-3705318 fax: 026-3704038 Zoogdierwerkgroep van het Natuurhistorisch Genootschap Limburg Ton Lenders Groenstraat 106 6074 EL Melick 0475-537045 Zoogdierwerkgroep Zuid-Holland K. Mostert Palamedesstraat 74 2612 XS Delft 015-2145073 Noordhollandse Zoogdierstudiegroep (NOZOS) Secretariaat: J. Verbeek Gemaal 9 1613 AM Grootebroek 0228-513605 Zoogdierwerkgroep Overijssel Secretariaat: N. Driessen Stationsweg 3 8011 CZ Zwolle 038-4217166 (Natuur en Milieu Overijssel) Vleermuiswerkgroep Noord-Brabant Secretariaat: Erik Korsten Carré 129 5017 JG Tilburg 013-5440376