Handleiding bij het inschalen in type- modules
Ann Van den Abbeele Catherine Molleman Studiecel Vlaams Fonds juli 2005
Woordje vooraf … Deze handleiding is onderdeel van het ruimere communicatiepakket dat het Vlaams Fonds ter beschikking stelt i.f.v. de introductie en uitvoering van het project Zorggradatie bij aanbieders en gebruikers. Het volledige communicatiepakket bestaat uit: 1.
2. 3.
4.
Een cd-rom met algemene introductie van het project Zorggradatie bij aanbieders en gebruikers. Op deze cd-rom wordt de aanbieders ook een eerste toelichting gegeven omtrent het werken met type- modules. Een bundel met een overzicht van alle type- modules voor meerderjarigen en bijbehorend overzicht van alle functionele eenheden. De handleiding bij het werken met type- modules en de toelichting bij de SIS (Supports Intensity Scale). Deze handleiding is in eerste instantie bedoeld voor de diensten en voorzieningen die participeren aan de inschaling medio 2005. Een aparte rubriek zorggradatie, inclusief lijst met veel gestelde vragen (FAQ-lijst), op de website van het Vlaams Fonds (www.vlafo.be).
We raden u aan eerst de toelichting op de cd-rom te bekijken en te beluisteren alvorens u aan de slag gaat met deze handleiding en de bijbehorende documenten (overzicht type- modules en functionele eenheden). Heeft u na het doornemen van de handleiding nog vragen, neem dan een kijkje op onze website: www.vlafo.be/zorggradatie. Vindt u ook hier geen afdoende antwoord op uw vraag, dan kan u contact opnemen met één van onze coaches (zie lijst coaches op website).
Deze handleiding kon slechts tot stand komen dankzij de medewerking van de 30 diensten en voorzieningen die deelnamen aan de proefinschalingen. Wij zijn hen bijzonder erkentelijk voor de volgehouden inspanningen. Een bijzonder woordje van dank richten we tot onze 10 coaches. Niet enkel stellen zij zich de komende maanden paraat om de voorzieningen met raad en daad bij te staan, maar bovendien hebben zij deze handleiding gestoffeerd met een waaier van treffende voorbeelden! Bedankt Veerle, Patriek, Sven, Nele M, Nele V, Griet, Christel, Boelina, Jan en Tom! Tot slot willen wij ook jullie bedanken die aan de slag gaan met het door ons ontwikkelde instrument. We beseffen heel goed dat het correct inschalen van al jullie cliënten een intensieve opdracht is. Hartelijk dank voor jullie medewerking en heel veel succes met het inschalen!
2
1. KADER INSCHALING = PROJECT ZORGGRADATIE In de jaren ’90 groeit zowel bij gebruikers als bij voorzieningen een algemeen ongenoegen omtrent de beperkte keuzemogelijkheden binnen het zorgaanbod van het Vlaams Fonds en de wijze waarop het huidige zorgaanbod gefinancierd wordt. Zowel inhoudelijk als financieel is te weinig differentiatie voorzien. Het aanbod en de financieringswijze laten te weinig ruimte om adequaat in te spelen op de feitelijke verschillen in de ondersteuning die personen met een handicap vragen van het Vlaams Fonds. Vandaag zijn er voor volwassen cliënten 11 verschillende vormen van ondersteuning mogelijk: Thuisbegeleiding, Begeleid Wonen, Tehuis Werkenden, Beschermd Wonen, Tehuis niet Werkenden bezigheid, Tehuis niet Werkenden nursing, Kortverblijf, Pleegzorg, Zelfstandig Wonen, Dagcentrum en Begeleid Werk. In de praktijk merken we echter hoe sterk de concrete nood aan ondersteuning kan verschillen bij cliënten die nochtans gebruik maken van een zelfde zorgvorm. Meer inhoudelijke differentiatie is dan ook zeker aangewezen. Met dit project willen we het ondersteuningsaanbod voor meerderjarige cliënten sterker differentiëren. Hiertoe werden reeds 25 type- modules ontwikkeld: 19 type-modules voor wonen en 6 type- modules voor dagbesteding. De type- modules voor wonen vervangen de zorgvormen Begeleid Wonen, Beschermd wonen, Tehuis voor Werkenden, Tehuis voor niet - werkenden Bezigheid, en Tehuis voor niet werkenden Nursing. De type-modules voor dagbesteding vervangen de dagcentra en diensten voor begeleid werk.1 In het huidige ondersteuningsaanbod wordt er niet enkel inhoudelijk onvoldoende gedifferentieerd, ook wat betreft de financiering is er op dit moment te weinig differentiatie voorzien. Het is dan ook de bedoeling dat voor elke type- module een realistische kostprijs wordt bepaald. Dit hoeft uiteraard niet noodzakelijk te betekenen dat er ook werkelijk 19 + 6 financiële categorieën zullen komen. Voor elke cliënt zal een type- module voor wonen en/of een type- module voor dagbesteding toegewezen moeten worden. Met die inschaling willen we zicht krijgen op de mate waarin de huidige cliënten ondersteund worden door Vlaams Fonds diensten en voorzieningen. We zullen ook kunnen vaststellen hoe de cliënten van deze voorzieningen zich verdelen over alle type- modules. Doordat we zo de totale verdeling van de huidige zorgzwaarte in kaart zullen gebracht hebben, zullen we op een eerlijkere manier nieuwe personeelsnormen kunnen berekenen vertrekkende van het huidige personeelsbestand van deze voorzieningen. Deze ‘nieuwe’ normen zullen berekend worden en de studiecel van het Vlaams Fonds zal samen met experts uit het veld die hiervoor werden aangezocht simulaties uitvoeren om te bepalen hoe die normen er best zouden uitzien. Eens er zo’n nieuwe normen per type- module gemaakt zijn, zal men deze –als simulatie- kunnen uitproberen op de huidige voorzieningen. Elke voorziening zal dan zelf kunnen vaststellen hoeveel personeel ze zou hebben, indien de nieuwe normen van toepassing zouden zijn. Stelt men als voorziening vast dat men volgens de nieuwe normen meer personeel zou krijgen, dan betekent het wellicht dat men er nu te weinig heeft gezien de zwaarte van de ondersteuningsnood van de cliënten en/ of het personeelskader dat men historisch heeft mogen invullen. Stelt de voorziening vast dat ze bij de toepassing van de nieuwe normen minder personeel zou krijgen dan betekent dit dat de 1 Thuisbegeleiding, Pleegzorg, Kortverblijf en Zelfstandig Wonen worden voorlopig niet meegenomen in het project.
3
ondersteuningsbehoeften van de eigen cliënten lichter zijn en/ of dat de voorziening tegenover andere voorzieningen met een ruimer personeelskader zit. Dit impliceert dat men, als die nieuwe normen ‘wet’ worden, overgangsmaatregelen zal moeten voorzien om hetzij meer cliënten op te vangen, hetzij meer cliënten met een zwaardere zorgvraag op te vangen, hetzij personeelsleden die uitstromen niet meer te vervangen, … . Deze veranderingen wil men in ieder geval samen met de sector uitwerken en voorbereiden zodat dit gedragen wordt door iedereen en als fair wordt beleefd. Reeds herhaaldelijk hebben zowel de pers als betrokkenen uit de sector er op gewezen dat met deze oefening toch enorm veel vertrouwen aan de voorzieningen wordt gegeven. Wij zijn er inderdaad vanuit gegaan dat een dergelijke inschaling enkel kan gebeuren door de orthopedagogen en begeleiders die de persoon met een handicap echt goed kennen. Ons vertrekpunt is dat men in de sector dit onderzoek steunt en dat elke inschaler in eer en geweten type- modules zal toewijzen. Dat dit mogelijk is hebben we overigens zelf kunnen vaststellen bij het inschalingsonderzoek van 2002 in de Tehuizen Niet Werkenden en Dagcentra. Het zal afhankelijk zijn van de verdeling van de cliënten over de verschillende type- modules heen, hoeveel extra personeel kan voorzien worden voor de zwaardere type- modules. Als elke cliënt zwaarder zou ingeschaald worden dan wat hij/zij nodig heeft dan verliest deze inschaling zijn betekenis en kan van ‘herverdeling’ in functie van de reële ondersteuningsnoden geen sprake zijn. Het vertrekpunt voor de herverdeling is immers het bestaande personeelskader zoals dit er nu uitziet voor alle betrokken erkenningstypes. Momenteel zijn dus, parallel met deze inschaling, werkgroepen bezig met het analyseren van de huidige inzet van personeels- en andere middelen binnen de Vlaams Fonds diensten en voorzieningen. Eens deze analyses voltooid zijn, kunnen allerlei simulaties gemaakt worden in functie van het ontwikkelen van nieuwe personeelsnormen. Het minimale doel van het project zorggradatie is het invoeren van nieuwe personeelsnormen. Afhankelijk van de bereidheid tot verandering in de sector, in het Vlaams Fonds en bij de minister, wordt ook de invoering van een persoonsvolgend of -gebonden budget mogelijk. De resultaten van de inschaling zijn dus zeer belangrijk!!! Ze vormen immers de basis voor het ontwikkelen van nieuwe personeelsnormen.
2. TYPE- MODULES 2.1 Wat is een type- module? Een type- module is een bundeling of set van professionele activiteiten of handelingen ter ondersteuning van personen met een welbepaalde zorggraad (zorgzwaarte). We onderscheiden type- modules met ondersteuning op vlak van wonen en type- modules met ondersteuning op vlak van dagbesteding. Voor de ondersteuning bij het wonen worden 19 verschillende gradaties, of dus 19 opeenvolgende type- modules, voorzien. Voor de ondersteuning bij de dagbesteding wordt voorzien in 6 verschillende gradaties of 6 opeenvolgende type- modules. Hoewel in de praktijk een nog verdere differentiatie en individualisering van de ondersteuning nodig zullen zijn, menen we met deze range van modules tegemoet te komen aan de voornaamste gradaties in de feitelijke ondersteuningsnood van personen met een handicap. Bovendien laat
4
dergelijke range ook voldoende financiële gradatie toe zonder te verglijden in een omstandig en ingewikkeld financieringssysteem.
2.2 Samenstelling type- modules Een type- module bestaat uit 3 onderdelen: a) de personeelsomkadering die de kern vormt van elke module, b) de inbegrepen functionele eenheden en c) de mogelijke verzwaringen die extra toegevoegd kunnen worden aan bestaande type- modules.
Personeelsomkadering
Inbegrepen functionele eenheden
Mogelijke verzwaringen
a) Personeelsomkadering De kern van elke type- module is de personeelsomkadering die erin voorzien wordt. De opeenvolgende type-modules representeren immers een toenemende intensiteit van ondersteuning. En intensievere ondersteuning veronderstelt een grotere inzet van personele middelen… Bij de type- modules voor wonen wordt de personeelsomkadering bepaald door 3 elementen: permanentie overdag (P), begeleidingsintensiteit (B) en nachtpermanentie/ondersteuning (N). Bij de type- modules voor dagbesteding wordt de personeelsomkadering bepaald door 2 elementen: de permanentie (Pdb) en de begeleidingsintensiteit (Bdb). Permanentie: de mate waarin personeel beschikbaar (stand-by, doch niet lijfelijk aanwezig) of fysiek aanwezig is. Begeleidingsintensiteit: de mate waarin het beschikbare of aanwezige personeel feitelijk ondersteuning kan bieden. Nachtpermanentie/ondersteuning: de mate waarin ’s nachts personeel beschikbaar/ aanwezig is om ondersteuning te bieden. b) Inbegrepen functionele eenheden Functionele eenheden zijn de kleinste elementen van ondersteuning. Voorbeelden zijn ‘informatie & advies’, ‘psychosociale begeleiding’, ‘LDL-assistentie’, … . Het overzicht van de inbegrepen functionele eenheden geeft voor elke type- module aan welke soorten ondersteuning wel en welke niet gerealiseerd kunnen worden. Het spreekt voor zich dat dit in sterke mate bepaald wordt door de in de module voorziene personeelsomkadering: hoe groter de personeelsomkadering, hoe meer feitelijke ondersteuning.
5
In elke type- module wordt niet enkel aangegeven welke soorten ondersteuning gerealiseerd kunnen worden, maar ook in welke vorm of intensiteit. Nemen we bijvoorbeeld de functionele eenheid ‘informatie en advies’. Deze ondersteuningsactiviteit wordt in 2 intensiteiten of vormen voorzien: (1) discontinue, kortdurende informatieverstrekking, advisering of eventuele doorverwijzing (2) uitgebreide informatieverstrekking en advisering Of nemen we bijvoorbeeld de functionele eenheid ‘ortho(ped)agogische zorg’. Hiervan worden 4 intensiteiten of vormen voorzien: (1) consultatie (3) vaste, frequente betrokkenheid (2) vaste betrokkenheid (4) intensieve betrokkenheid In de ‘woordenboeken’ voor wonen en dagbesteding worden alle functionele eenheden en de verschillende vormen/ intensiteiten beschreven. Sterk vereenvoudigd ziet de voorstelling van de functionele eenheden binnen de type- modules er als volgt uit: module wonen personeelsomkadering Functionele eenheid
intensiteit
Info & advies
1
netwerkontwikkeling
1
LDL- assistentie
3
2
Toegelaten verzwaringen
Opmerking: Hoewel het enerzijds niet echt wenselijk is dat het Vlaams Fonds uitspraken zou doen over de concrete inhoudelijke invulling of over de praktische organisatie van de type- modules, wenst het Vlaams Fonds anderzijds toch ook geen volledige vrijheid van invulling te geven. Daarom wordt voor elke type- module aangegeven welke soorten ondersteuning in welke intensiteit met de voorziene middelen gerealiseerd kunnen worden. Bovendien wordt tegelijkertijd ook duidelijk welke ondersteuning het Vlaams Fonds niet voorziet binnen een bepaalde module. Zo is het bijvoorbeeld enkel in de allerzwaarste type- modules mogelijk om intensieve en gespecialiseerde psychotherapeutische ondersteuning te krijgen. Uiteraard kan de voorziening, afhankelijk van het individueel handelingsplan de accenten leggen voor elke individuele cliënt. M.a.w., niet elke cliënt moet elke functionele eenheid in de maximale intensiteit krijgen. c) Mogelijke verzwaringen Bepaalde zeer specifieke vormen van ondersteuning zijn niet opgenomen in de type- modules. Denken we bijvoorbeeld aan ‘verpleging’, ‘pedagogische begeleiding’ en kinesitherapie of logopedie. Deze functionele eenheden kunnen mits duidelijke indicatie of grondige motivatie wel toegevoegd worden aan (sommige van) de bestaande type- modules. Welke functionele eenheden, in welke vormen/intensiteiten toegevoegd kunnen worden aan welke type- modules werd op voorhand vastgelegd.
6
Bij het overzicht van elke type-module wordt aangegeven welke uitbreiding kan en welke niet. module wonen personeelsomkadering Inbegrepen functionele eenheden toegelaten verzwaring verpleging
intensiteit 1
2
2.3 Type- modules wonen 2.3.1 personele omkadering wonen We onderscheiden 19 gradaties in de ondersteuning op vlak van wonen. Deze gradaties weerspiegelen de feitelijke intensiteitverschillen in de ondersteuning die nu reeds geboden wordt (cfr. sterk uiteenlopende cliëntprofielen binnen bijvoorbeeld een bezigheidstehuis). toenemende intensiteit in woonondersteuning: 19 gradaties
wonen 1 … wonen 3 … … … wonen 8 … … … wonen 14 … … …
wonen 19
De gradatie in de ondersteuning bij het wonen wordt bepaald door 3 elementen: ?? Permanentie overdag (P): de mate waarin overdag personeel beschikbaar of fysiek aanwezig is ?? Begeleidingsintensiteit (B): de mate waarin het beschikbare of aanwezige personeel feitelijk ondersteuning kan bieden ?? Nachtpermanentie/ondersteuning (N): de mate waarin ’s nachts personeel beschikbaar/aanwezig is om ondersteuning te bieden Opgelet: het gaat hier enkel en alleen om de professionele Vlaams Fonds ondersteuning. Een persoon met een zeer grote (algemene) ondersteuningsbehoefte heeft dan ook niet noodzakelijk een zware type- module nodig. Het kan immers best zijn dat de persoon een voldoende groot sociaal netwerk heeft en eventueel aanvullend beroep doet op reguliere diensten (vb. gezinshulp, OCMW, CGGZ). Het omgekeerde zou niet waar mogen zijn: een persoon met een minder grote algemene ondersteuningsbehoefte zal geen beroep kunnen doen op één van de zwaardere type- modules. a) permanentie overdag (P) We maken onderscheid tussen 8 intensiteiten van permanentie overdag: P0 P1
er is geen personeel aanwezig noch stand-by, wel mogelijkheid tot inspreken boodschap op voicemail/ antwoordapparaat. personeel is stand-by en biedt bij oproep mondelinge (via telefoon) ondersteuning (inclusief vervroegen eerder gemaakte afspraak) 7
P2
P3 P4 P5 P6 P7
personeel is stand-by, bij oproep wordt onmiddellijke mondelinge (via telefoon) ondersteuning geboden en indien nodig is een personeelslid- uiterlijk binnen het uur - fysiek aanwezig om ondersteuning te bieden personeel is stand-by en biedt bij oproep onmiddellijke ondersteuning (uiterlijk binnen de 15 minuten fysiek aanwezig) personeel is aanwezig doch niet voortdurend, er zijn tussenpozen waarin personeel enkel stand-by is (afwezigheid duurt maximaal 1 dagdeel of circa 4u) personeel is voortdurend aanwezig doch oefent niet voortdurend toezicht uit personeel is voortdurend aanwezig én oefent voortdurend toezicht uit personeel is voortdurend aanwezig én oefent voortdurend toezicht uit, bijkomend wordt voorzien in extra ondersteuning/ aanwezigheid i.f.v. beveiliging
Het belangrijkste onderscheid tussen de opeenvolgende gradaties zit in de mate waarin personeel aanwezig is. We kunnen hier onmiddellijk 3 categorieën onderscheiden: P0, P1, P2, P3 overdag is geen personeel aanwezig (1)
P4 overdag is personeel aanwezig, maar niet voortdurend (2)
P5, P6, P7 overdag is voortdurend personeel aanwezig (3)
(1) er is geen (professioneel Vlaams Fonds) personeel aanwezig overdag – P0 t.e.m. P3 ?? cliënten die geen aanwezigheid van personeel nodig hebben zijn OFWEL zelf voldoende zelfstandig om in te schatten wanneer ze ondersteuning moeten vragen én beschikken over voldoende mogelijkheden om deze hulp in te roepen OFWEL zijn ze binnen hun netwerk voldoende omkaderd en hebben ze daarom geen aanwezigheid van professionele Vlaams Fonds begeleiders nodig. Denken we bijvoorbeeld aan een formule waarbij een vrijwilliger inwoont bij de persoon met een handicap, of waarbij een buurvrouw voortdurend een oogje in het zeil houdt. ?? we hebben hier vooral het (doorsnee/gemiddeld) doelpubliek van diensten Begeleid Wonen en Beschermd Wonen voor ogen; (2) er is (professioneel Vlaams Fonds) personeel aanwezig, doch niet voortdurend – P4 Deze vorm van permanentie is bedoeld voor cliënten die voldoende zelfstandig zijn of voldoende omkaderd zijn om langere periodes (vb een halve dag) zonder de aanwezigheid van professionele Vlaams Fonds begeleiders te zijn. Bij afwezigheid van personeel, kan indien nodig wel een begeleider opgeroepen worden. ?? Deze personen hebben dagelijks wel de aanwezigheid van professionele begeleiders nodig, maar kunnen gerust alleen naar de buurtwinkel om boodschappen gaan, een familielid bezoeken of naar de bioscoop te gaan. Of het gaat om personen die je niet alleen naar buiten zou laten gaan, maar waarvan je weet dat er een familielid of buur is die een oogje in het zeil houdt bij afwezigheid van de Vlaams Fonds begeleiders. ?? Wordt bij afwezigheid van personeel een begeleider opgeroepen, dan kan die doorsnee pas binnen het kwartier aanwezig zijn. (3) er is voortdurend personeel aanwezig – P5 t.e.m. P7 We doelen hier voornamelijk op de huidige ‘leefgroep’- en ‘tehuis’situaties, hoewel we niet uitsluiten dat ook andere, meer creatieve invullingen mogelijk zijn.
8
Feit is echter dat er altijd een professionele begeleider fysiek aanwezig is. Hier gaat het dus om cliënten die je niet zomaar alleen buiten de vertrouwde woonomgeving (huis of terrein) laat gaan. Het verschil tussen P5, P6 en P7 zit in de mate waarin toezicht moet gehouden worden op de persoon. ?? Met toezicht bedoelen we niet noodzakelijk dat de begeleider naast de cliënt zit en op zijn vingers kijkt. Toezicht houdt minimaal in dat de begeleider alert is voor eventuele ondersteuningsvragen of problemen en hier indien nodig onmiddellijk op eigen initiatief kan op reageren (onmiddellijk = binnen de minuut). ?? Toezicht hoeft dus ook niet noodzakelijk de aanwezigheid in dezelfde ruimte te veronderstellen, maar wel minstens de aanwezigheid binnen gehoorsafstand (al dan niet met gebruik van akoestische systemen, ‘babyfoon’, … ). ?? Bij P5 moet niet voortdurend toezicht uitgeoefend worden. De begeleider kan de cliënt in bepaalde situaties dus best 5 à 10 minuutjes alleen laten. Bijvoorbeeld: o (grote, gecentraliseerde voorziening) X zit rustig te ontbijten. De begeleider brengt een andere cliënt even naar het atelier wat verderop het terrein. De begeleider weet dat X als hij even later terug komt nog steeds aan de ontbijttafel zal zitten. o (grote, gecentraliseerde voorziening) De cliënt kan (binnen het vertrouwde terrein van de voorziening) zelf naar het atelier of naar de medische dienst gaan. o (gedecentraliseerde voorziening, huis in de straat) de cliënt is in de tuin terwijl de begeleider binnen wat administratieve taken afwerkt. o (gedecentraliseerde voorziening, huis in de straat) De cliënt gaat alleen/zelfstandig een babbeltje slaan met de buurman die net naast hem woont. ?? Bij P6 moet voortdurend toezicht uitgeoefend worden. De begeleider kan de cliënt niet alleen laten, zelfs niet voor enkele ogenblikken. o Hier gaat het bijvoorbeeld om cliënten die zelfs binnen de vertrouwde omgeving (domein voorziening, onmiddellijke omgeving van het huis in de straat) niet alleen (zonder professionele begeleider) gelaten mogen worden omdat ze zouden weglopen, conflicten zouden uitlokken met andere bewoners, onvoorspelbaar en potentieel gevaarlijk gedrag zouden kunnen stellen of om cliënten die omwille van medische redenen niet alleen gelaten kunnen worden (vb. ernstige vorm van epilepsie die niet onder controle is, cliënten met heel hoog risico op vallen, cliënten die beademd worden, … ). ?? Een belangrijk verschil tussen P5 en P6 zit in het besef dat bij P6 op elk moment een begeleider minimaal binnen gehoorsafstand aanwezig is en dus ook onmiddellijk en op eigen initiatief kan ingrijpen indien nodig; bij P5 zou het kunnen dat de begeleider net eventjes weg is op het moment dat er iets gebeurt. Dit impliceert dus dat men er bij P5 zeker van moet zijn dat in dergelijke situaties de cliënt zelf initiatief zal nemen om de begeleider (op welke wijze dan ook) te verwittigen of dat één van de andere bewoners dit zou doen. ?? Bij P7 wordt het voortdurende toezicht aangevuld met extra aanwezigheid i.f.v. beveiliging. Het gaat hier om cliënten die in bepaalde situaties/ op bepaalde momenten erg gevaarlijk gedrag stellen (naar zichzelf of naar anderen toe). Indien dergelijke situatie zich voordoet moet onmiddellijk minstens één andere begeleider ter plaatse kunnen komen. P7 is enkel bedoeld voor situaties waarin de mogelijkheid bestaat van extreme agressie met risico op beschadiging van zichzelf of andere personen in de omgeving. o Het gaat hier om een selecte groep cliënten bij wie ondanks een aantal ingrijpende preventieve maatregelen (bijv. sterk gestructureerd en zeer voorspelbaar dag- en
9
weekverloop, prikkelarme omgeving, beperkte groepsgrootte, aangepaste medicatie… ) een reëel gevaar op extreme agressie blijft bestaan. b) begeleidingsintensiteit (B) We onderscheiden 6 gradaties in de begeleidingsintensiteit: B1 ondersteuning op afspraak, onder de vorm van een consultatie, gemiddeld 1x per week of minder of slechts enkele korte contacten B2 met een vaste regelmaat wordt ondersteuning geboden (al dan niet in de woning van de persoon met een handicap), gemiddeld meerdere keren per week of 1 maal gedurende een langere periode B3 er wordt dagelijks ondersteuning geboden, de ondersteuning is eerder beperkt in reikwijdte en intensiteit (geen continue ondersteuning) B4 er wordt dagelijks en continu ondersteuning geboden; de ondersteuning is ruimer in reikwijdte en intensiteit B5 er wordt dagelijks continu en (zeer) intensief ondersteuning geboden B6 er wordt dagelijks zeer intensieve ondersteuning i.f.v. uitzonderlijke ondersteuningsbehoeften geboden (*) (*) in vergelijking met B5 is in B6 sprake van zeer specifieke, sterk op maat van het individu gesneden, van de 'normale gang van zaken' afwijkende maatregelen of aanpak (niet noodzakelijk in functie van beveiliging, kan ook ifv andere uitzonderlijke ondersteuningsnoden). Het voornaamste verschil tussen de onderscheiden gradaties in begeleidingsintensiteit, is het onderscheid tussen dagelijks en niet dagelijks ondersteuning vanuit het Vlaams Fonds. B1, B2 niet alle dagen ondersteuning ??
??
B3, B4, B5, B6 dagelijks ondersteuning
Met dagelijks ondersteuning vanuit het Vlaams Fonds bedoelen we in de eerste plaats dat elke dag2 een professionele Vlaams Fonds begeleider langs gaat bij de cliënt. Dit dagelijks bezoek impliceert meestal ook dat de begeleiders een zekere structuur aanbrengen in (onderdelen van) het dagdagelijkse leven van die cliënt. Vaak komt het erop neer dat de begeleiders een soort kader scheppen waarbinnen het voor de cliënt veilig en vertrouwd is om zich vrij te bewegen. De begeleiders zorgen bijvoorbeeld voor een herkenbare dag- en weekstructuur of leggen een aantal basisregels vast die het samenleven met andere cliënten regelen of waken erover dat voldaan wordt aan de dagelijkse behoeften van de cliënt (voeding, veiligheid, ontspanning, zinvolle bezigheid, sociale contacten, … ). Noch bij B1, noch bij B2 wordt dagelijkse ondersteuning voorzien. Het verschil tussen beide zit in de frequentie en intensiteit waarmee begeleid kan worden. In B1 is slechts in zeer beperkte mate begeleiding voorzien. Richtinggevend zouden we kunnen stellen dat in B1 niet meer dan 1,5u per week begeleiding voorzien wordt. Bij B2 wordt dan minimaal 1,5u per week en maximaal 8u begeleiding per week geboden. o B1 is dus een minder intensieve vorm van begeleiding dan B2. Wanneer een begeleider slechts 1 keer per week langs gaat bij een cliënt, maar dan wel een hele
2 ‘elke dag’: opgelet, dit doet uiteraard geen afbreuk aan de mogelijkheid om deeltijds gebruik te maken van een module of om in het weekend en in vakantieperiodes naar huis te gaan. Cliënten kunnen dus perfect deeltijds gebruik maken van een zware type- module. Het aspect ‘dagelijks’ slaat dan op de periodes waarin de cliënt wel gebruik maakt van het Vlaams Fonds aanbod.
10
??
??
??
??
??
middag ondersteuning biedt (bijvoorbeeld op woensdagmiddag i.f.v. opvoedingsondersteuning), dan gaat het duidelijk om gradatie B2 en niet om B1. Vanaf B3 is sprake van dagelijkse ondersteuning. Een volgend belangrijk onderscheid is dan het verschil tussen dagelijks, doch niet continu en dagelijks, continu ondersteuning. Met continue ondersteuning verwijzen we naar de situatie waarbij professionele Vlaams Fonds begeleiders sturing geven op zowat àlle aspecten van het dagelijks leven. We zouden zelfs kunnen stellen stellen –zonder hiermee afbreuk te willen doen aan de mogelijkheden van cliënten op vlak van zelfbepaling- dat de begeleiders de ‘eindverantwoordelijkheid’ voor het goed verloop van het dagelijks leven van de cliënt overnemen. Bij de omschrijving van B3 spreken we nog over ondersteuning die –in vergelijking met de erop volgende gradaties- eerder beperkt is in reikwijdte en intensiteit. Bij B3 zal de ondersteuning beperkt zijn tot enkele aspecten. Denken we bijvoorbeeld aan een cliënt die wel in staat is om allerlei huishoudelijke taken tot een goed einde te brengen, maar er niet in slaagt alle taken te organiseren. Bij B3 gaat het dus om cliënten die dagelijks enige ondersteuning nodig hebben, maar niet de hele dag door en niet op alle domeinen. Met B4 wordt voorzien in dagelijkse ondersteuning en dit op zowat alle aspecten van het dagelijks leven. B4 is hoofdzakelijk gericht op cliënten die vrij zelfredzaam functioneren in een zeer goed gestructureerde omgeving, maar op bepaalde deelaspecten toch wat meer ondersteuning nodig kunnen hebben (bijvoorbeeld in bad gaan, maaltijden bereiden, winkelen, sociale contacten, zinvolle invulling vrije tijd … ). De ondersteuning die voorzien wordt met B5 is gelijkaardig aan de ondersteuning die voorzien wordt in B4, alleen veel intensiever. M.a.w. de begeleiders moeten meer tijd en energie investeren om ervoor te zorgen dat alle dagelijkse activiteiten goed verlopen. Het kan dan zowel gaan om intensievere ondersteuning op vlak van fysieke zelfredzaamheid (vb cliënt heeft meer ondersteuning nodig bij het zich wassen of aankleden, cliënt moet gevoed worden, … ), om cliënten die meer verzorging of verpleging nodig hebben (bijvoorbeeld cliënten die verpamperd moeten worden of zwaardere cliënten die regelmatig op toilet gezet moeten worden, cliënten die zeer strikt op hun voeding moeten letten, … ), cliënten die meer geactiveerd en gestimuleerd moeten worden, cliënten die aandachtiger in de gaten gehouden moeten worden (bijvoorbeeld cliënten die zeer regelmatig de aanstoker zijn van conflicten binnen een groep) De zwaarste gradatie B6 is gereserveerd voor cliënten bij wie het scheppen van een algemeen kader niet volstaat. Het gaat om cliënten met zeer specifieke ondersteuningsbehoeften die een zeer specifieke aanpak vereisen. Voorbeelden van dergelijke zeer specifieke ondersteuningsbehoeften zijn: ernstig probleemgedrag, zware vorm van autisme, zware medische problematiek, ernstige psychiatrische problematiek, complex meervoudige handicap, …
c) nachtpermanentie/ondersteuning (N) We onderscheiden 5 gradaties in de nachtpermanentie: N0 N1
gedurende de nacht wordt geen ondersteuning geboden; er is geen personeel aanwezig noch stand-by. tijdens de nacht is personeel stand-by, bij oproep kan max binnen het uur ondersteuning geboden worden; er wordt sporadisch (niet elke nacht) ondersteuning geboden.
11
N2
N3
N4
tijdens de nacht is personeel fysiek aanwezig, indien nodig kan onmiddellijke ondersteuning geboden worden; er wordt geen toezicht uitgeoefend; er kan maximaal 1x/nacht ondersteuning geboden worden. tijdens de nacht is personeel fysiek aanwezig; er wordt toezicht uitgeoefend en er wordt meermaals per nacht feitelijke ondersteuning geboden. tijdens de nacht is personeel fysiek aanwezig; er wordt toezicht uitgeoefend en er wordt meermaals per nacht intensieve ondersteuning geboden i.f.v. gedrag en/of verzorging/ verpleging
Verduidelijkingen: ?? Bij N0 wordt helemaal geen ondersteuning tijdens de nacht voorzien. ?? Bij N1 is een begeleider stand-by om indien nodig ondersteuning te bieden. Deze begeleider bevindt zich echter niet in de onmiddellijke omgeving van de cliënt en heeft dus enige tijd (max. 1u) nodig om tot bij de cliënt te komen. ?? Vanaf N2 wordt gezorgd voor fysieke aanwezigheid in de ‘woonruimte’ of in de ‘nabije omgeving’ van de cliënt; m.a.w. als de begeleider opgeroepen wordt dan kan hij vrij snel (uiterlijk binnen de 15 minuten) ter plaatse zijn. Er wordt echter nog geen toezicht uitgeoefend. Onder toezicht verstaan we ook hier –net als bij de permanentie overdag- dat de begeleider de cliënt hoort en ziet (al dan niet met gebruik van akoestische en visuele middelen zoals ‘babyfoon’, camera). ?? Het verschil tussen N1 en N2 zit voor een groot stuk in het ‘subjectieve’ veiligheidsgevoel in functie waarvan voorzien moet worden in een zekere permanentie: bij N2 gaan we ervan uit dat de cliënt doorsnee ’s nachts geen feitelijke ondersteuning nodig heeft, maar als er ’s nachts echter iets zou gebeuren dan is de cliënt niet in staat iemand op te bellen en te wachten tot er iemand (binnen het uur) langs komt. ?? In vergelijking met N3 oefent het personeel bij N2 echter geen toezicht uit. Dit impliceert dus dat de begeleider vermoedelijk niet binnen gehoorsafstand is wanneer de cliënt ondersteuning nodig zou hebben. Bijvoorbeeld: cliënt is een goede slaper, cliënt is voldoende zelfstandig om zelf indien nodig iemand te verwittigen, of de context is zodanig dat iemand anders de begeleider wel zal roepen. ?? Bij N3 is een begeleider minimaal binnen gehoorsafstand aanwezig. De begeleider biedt meerdere keren per nacht ‘ondersteuning’. Ondersteuning kan hier verschillende zaken inhouden: op toilet zetten, draaien in bed, cliënt die onrustig gedrag vertoont opnieuw tot rust brengen, … . Maar ondersteuning kan hier ook betekenen: bewaken dat de cliënt bij epileptische aanval onmiddellijk hulp krijgt, vermijden dat cliënt rond loopt of andere cliënten stoort, … . N3 is ook bedoeld voor cliënten die moeilijk zelf kunnen inschatten wanneer er een probleem is of wanneer er gevaar dreigt en die gemakkelijk panikeren. ?? De ondersteuning en permanentie die voorzien wordt in N4 is voorbehouden voor cliënten met een uitzonderlijke ondersteunings- of verzorgingsbehoefte: we denken hier vooral aan cliënten die ’s nachts medische verzorging nodig hebben die overdag niet kan geboden worden (voorbeeld toedienen medicatie via sonde) en cliënten die ’s nachts ondanks preventieve maatregelen ernstig probleemgedrag vertonen (ondanks een scheur- of smeerpak toch scheur- of smeergedrag vertonen, extreme agressie naar zichzelf of naar anderen). Net als bij gradatie P7 bij permanentie overdag, gaat het ook bij N4 om situaties waarbij voorzien moet worden in extra aanwezigheid en/of ondersteuning van een tweede begeleider (inclusief iemand die bij oproep onmiddellijk ter plaatse kan komen).
12
2.3.2 19 type- modules wonen = 19 combinaties van P, B en N Zoals eerder vermeld, wordt elke type- module hoofdzakelijk bepaald door de personeelsomkadering die erin voorzien wordt. De personeelsomkadering bestaat uit een combinatie van permanentie overdag, begeleidingsintensiteit en nachtpermanentie. Onderzoek bij een dertigtal diensten en voorzieningen heeft duidelijk gemaakt welke combinaties van P, B en N we precies moeten voorzien om tegemoet te kunnen komen aan de voornaamste verschillen in de feitelijke ondersteuningsnood van cliënten op vlak van wonen. woonmodules
permanentie overdag
permanentie nacht
begeleidingsintensiteit
woonmodules
permanentie overdag
permanentie nacht
begeleidingsintensiteit
module wonen 1
P0
N0
B1
module wonen 11
P5
N2
B4
module wonen 2
P1
N0
B1
module wonen 12
P6
N2
B5
module wonen 3
P1
N0
B2
module wonen 13
P6
N3
B5
module wonen 4
P2
N0
B2
module wonen 14
P6
N2
B6
module wonen 5
P2
N1
B2
module wonen 15
P6
N3
B6
module wonen 6
P3
N1
B2
module wonen 16
P6
N4
B6
module wonen 7
P3
N1
B3
module wonen 17
P7
N2
B6
module wonen 8
P4
N1
B3
module wonen 18
P7
N3
B6
module wonen 9
P4
N2
B3
module wonen 19
P7
N4
B6
module wonen 10
P5
N1
B4
P0
P1
P2
B1
B1
B2
N0 wo1
N0 wo2
N0 wo3
P3
B2
N0 wo4
N1 wo5
B2
B3
N1 wo6
N1 wo7
N1 wo8
P4
P5
B3
B4
N2 wo9
N1 wo10
P6
B5
N2 wo11
N2 wo12
P7
B6
N3 wo13
N2 wo14
N3 wo15
B6
N4 wo16
N2 wo17
N3 wo18
2.3.3 inbegrepen functionele eenheden Binnen de type- modules voor wonen worden volgende soorten ondersteuning – in meer of mindere mate- voorzien: informatie en advies, zorgconsulentschap (ook wel zorgtrajectbegeleiding of casemanagement genoemd), psychosociale begeleiding, netwerkontwikkeling, verwerven en in gebruik nemen van woonruimte, LDL- assistentie, praktische huishoudelijke hulp, MDL- assistentie, ontwikkelingsbegeleiding, ortho(ped)agogische zorg, psychotherapeutische behandeling en begeleiding, ondersteuning in de vrije tijdsbesteding, ouder/partnergroepen en trainingen, en pedagogische begeleiding. Wat we precies verstaan onder deze vormen van ondersteuning en in welke intensiteiten ze kunnen voorkomen, is terug te vinden in het ‘woordenboek type- modules wonen’. In de voorstelling van elke type- module wordt aangegeven welke ondersteuning in die type- module in welke intensiteiten kan gerealiseerd worden. Bekijken we bij wijze van voorbeeld module wonen 10 (zie volgende pagina). Hier zien we dat ‘praktische huishoudelijke hulp’ binnen type- module wonen 10 gerealiseerd kan worden in de gradaties 3a, 3b en 3c.
13
N4 wo19
MODULE WONEN 10 permanentie overdag (P5)
personeel is voortdurend aanwezig doch oefent niet voortdurend toezicht uit
permanentie nacht (N1)
tijdens de nacht is personeel stand-by, bij oproep kan max binnen het uur ondersteuning geboden worden; er wordt sporadisch (niet elke nacht) ondersteuning geboden.
begeleidingsintensiteit (B4)
er wordt dagelijks en continu ondersteuning geboden; de ondersteuning is ruimer in reikwijdte en intensiteit
Mogelijks Inbegrepen ondersteuning functionele eenheid
intensiteit
informatie en advies
1
2
zorgconsulentschap, zorgtrajectbegeleiding, casemanagement
1
2
psychosociale begeleiding
1
2
netwerkontwikkeling
1
3
ondersteuning bij het wonen verwerven en in gebruik nemen van woonruimte
1
LDL- assistentie bij wonen en verblijf
3
4
5
praktische huishoudelijke hulp bij wonen en verblijf
3a
3b
3c
MDL- assistentie bij wonen en verblijf
3
4
5
ontwikkelingsbegeleiding en training
2
1
behandeling ortho(ped)agogische zorg psychotherapeutische/ gedragswetenschappelijke behandeling en begeleiding ondersteuning bij een inclusieve vrije tijdsbesteding
2 geen 1
ondersteuning van gezinsleden, partners, verzorgers, begeleiders ouder/partnergroepen en trainingen/ cursussen pedagogische begeleiding van (pleeg)ouders/ partners/verzorgers/kinderen
1 geen
toegelaten verzwaringen na indicatie verpleging
geen
medisch onderzoek en behandeling
geen
pedagogische begeleiding van (pleeg)ouders/ partners/verzorgers/kinderen
1
In het ‘woordenboek type- modules wonen’ vinden we terug wat hieronder precies verstaan wordt (zie kader op volgende pagina). Dit voorbeeld maakt meteen ook duidelijk dat voor elke type- module niet enkel aangegeven wordt wat wél gerealiseerd kan worden, maar meteen ook wat eigenlijk niet gerealiseerd kan worden. Op vlak van huishoudelijk hulp subsidieert het Vlaams Fonds voor cliënten die een personele omkadering nodig hebben zoals die voorzien wordt in module 10 géén voortdurende hulp bij of volledige overname van àlle huishoudelijke taken. De functionele eenheden die voor een bepaalde module als ‘inbegrepen’worden beschouwd, zijn in feite die soorten ondersteuning die zonder problemen gerealiseerd kunnen worden met de in die module voorziene personele omkadering. Hierbij moeten we wel opmerken dat het geenszins de bedoeling is voor àlle cliënten alle functionele eenheden in hun maximale intensiteit (zoals voorzien in het overzicht) te realiseren. Het overzicht van de inbegrepen functionele eenheden moet eerder als richtinggevend beschouwd worden. Naargelang de feitelijke ondersteuningsbehoeften van de cliënt zullen bepaalde vormen van ondersteuning meer aandacht moeten krijgen dan anderen. De module met overzicht van de inbegrepen functionele eenheden vormt dan ook slechts een beginpunt bij het uitwerken van een concreet handelingsplan.
14
Praktische huishoudelijke hulp bij wonen en verblijf De cliënt wordt ondersteund in allerlei praktische zaken rond het huishouden, zoals maaltijdvoorziening, wasverzorging en schoonhouden van de woonruimte. De cliënt krijgt praktische hulp ten aanzien van huishoudelijke werkzaamheden die hij/zij omwille van zijn/haar beperkingen niet zelf kan uitvoeren. Er worden 3 varianten voorzien waarbij enkel de 3e variant gebruikt wordt binnen de onderscheiden woonpakketten: 1.
Volledig door de cliënt zelf gedirigeerde huishoudelijke ondersteuning.
2.
Huishoudelijke ondersteuning waarbij vooraf contractueel wordt bepaald wat de aard is van de huishoudelijke hulp (schoonhouden van de woning, kleding- en linnenverzorging, maaltijdverzorging, boodschappen doen).
3.
Combinatie van praktische huishoudelijke hulp en begeleiding bij de regie van de huishouding.
Combinatie van praktische huishoudelijke hulp en begeleiding bij de regie van de huishouding. Aan de cliënt wordt zowel praktische als inhoudelijk begeleidende ondersteuning geboden rond het volledige huishouden, zoals schoonhouden van de woning kleding- en linnenverzorging, maaltijdverzorging en boodschappen doen. De verschillende gradaties hierbinnen worden in eerste instantie bepaald door de woonsituatie van de persoon (alleenwonend, in een gezin of in een leefgroep) en de combinatie van nood aan praktische ondersteuning en nood aan regie-ondersteuning of begeleiding bij het wonen. Er worden 5 gradaties/vormen voorzien: (3a) Ondersteuning voor de regie van de activiteiten (de cliënt voert de meeste huishoudelijke taken zelf uit). (3b) Praktische hulp of intensieve begeleiding bij enkele huishoudelijke taken én ondersteuning voor de regie van de activiteiten (3c) Hulp of intensieve begeleiding bij veel tot alle huishoudelijke taken (de cliënt kan zelf een aantal deeltaken uitvoeren, maar enkel onder continu toezicht). (3d) Voortdurende hulp bij alle huishoudelijke taken (de cliënt kan wel met sommige deeltaken productief meehelpen). (3e) Alle huishoudelijke taken worden volledig door personeel verricht (de cliënt heeft hierin geen enkele praktische bijdrage).
2.3.4 toegelaten verzwaringen Bepaalde vormen van ondersteuning zijn erg specifiek en slechts nodig voor een minderheid van de cliënten. Daarom zijn ze ook niet mee opgenomen in de ‘inbegrepen functionele eenheden’, maar kunnen ze indien nodig wel toegevoegd worden aan de bestaande type- modules. Vandaar de term ‘verzwaringen’: er worden extra middelen toegekend in functie van een zwaardere ondersteuningsnood. Bij de woonmodules gaat het om volgende vormen van ondersteuning: verpleging, medisch onderzoek en behandeling en pedagogische begeleiding3. Ook deze functionele eenheden worden in het ‘woordenboek type- modules wonen’beschreven, inclusief hun intensiteiten.
2.4 Type- modules dagbesteding Opmerking: we spreken ons niet uit over de inhoudelijke invulling van de termen ‘dagbesteding’ en ‘activiteit’. Het kan m.a.w. gaan om atelierwerking (hout, kaarsen, … ), sport, spel, therapie, helpen in de keuken, … . In de meeste gevallen zal het totale dagbestedingsaanbod bestaan uit een combinatie van al deze elementen.
3 Pedagogische begeleiding: enkel voor personen met handicap die kinderen hebben.
15
2.4.1 personele omkadering dagbesteding We onderscheiden 6 gradaties in de ondersteuning op vlak van dagbesteding. Deze gradaties weerspiegelen de feitelijke intensiteitverschillen in de ondersteuning die nu reeds geboden wordt. toenemende intensiteit in ondersteuning bij dagbesteding: 6 gradaties
dagbesteding 1 …
dagbesteding 3 …
dagbesteding 6
De gradatie in de ondersteuning bij dagbesteding wordt bepaald door 2 elementen: ?? Permanentie bij dagbesteding (Pdb): de mate waarin (gespecialiseerd) personeel aanwezig is. ?? Begeleidingsintensiteit bij dagbesteding (Bdb): de mate waarin gespecialiseerd personeel ondersteuning biedt. a) Permanentie bij dagbesteding (Pdb) We maken onderscheid tussen 4 gradaties in permanentie bij de dagbesteding: Permanentie bij dagbesteding (Pdb) Pdb0
personeel is niet noodzakelijk elke dag aanwezig, personeel vervult geen echte opvangfunctie, de sporadische aanwezigheid staat vooral in functie van het organiseren, coördineren en opvolgen van de daginvulling van de cliënt.
Pdb1
personeel is elke dag aanwezig, doch niet voortdurend; personeel vervult geen echte opvangfunctie, meer eerder een soort 'controle'- functie; de aanwezigheid staat in functie van de concrete ondersteuning bij de dagbesteding.
Pdb2
personeel is voortdurend aanwezig, de aanwezigheid staat zowel in teken van 'opvang' als in teken van concrete ondersteuning bij de dagbesteding.
Pdb3
personeel is voortdurend aanwezig: de aanwezigheid staat in het teken van 'opvang', concrete ondersteuning én beveiliging, in functie van de beveiliging worden extra maatregelen getroffen (kan zowel personeel als materieel (*) zijn).
(*) onder materieel verstaan we o.m. het voorzien van camera's, het fixeren van cliënten, bepaalde cliënten afzonderen, …
Het voornaamste verschil tussen de verschillende categorieën ligt in het onderscheid tussen enerzijds situaties waarin niet voortdurend personeel aanwezig is en dus ook niet voorzien wordt in ‘opvang’ van de cliënt, en anderzijds situaties waarin personeel voortdurend aanwezig is en wel een opvangfunctie kan vervullen. ??
??
Pdb0: in deze eerste gradatie wordt vanuit het Vlaams Fonds geen permanentie voorzien. Uiteraard kan de permanentie in sommige gevallen wel opgenomen worden door een nietprofessional. Denken we bijvoorbeeld aan de situatie waar een cliënt bij een boer gaat werken. Op de momenten dat de cliënt aan het werk is, kan de boer gemakkelijk toezicht houden. De aanwezigheid van Vlaams-Fonds- begeleiders in de dagbestedingsituatie van de cliënt is hier eerder beperkt. Dit impliceert uiteraard dat ook de intensiteit van de feitelijke ondersteuning die vanuit het Vlaams Fonds geboden zal worden, ook eerder beperkt zal zijn (cfr samenstelling module dagbesteding 1). Pdb1: in deze gradatie heeft het Vlaams Fonds personeel wel reeds dagelijks contact met de cliënt, maar is er nog steeds geen sprake van opvang of toezicht door de Vlaams Fonds begeleider. Dit veronderstelt dus een zekere mate van zelfstandigheid bij de cliënt (tenzij de permanentie uiteraard opgenomen wordt door niet- Vlaams Fonds begeleiders).
16
??
??
Pdb2: vanaf deze gradatie is voortdurend Vlaams Fonds personeel aanwezig; dit impliceert dat de aanwezige begeleiders toezicht kunnen uitoefenen op de cliënt. Pdb3: deze hoogste gradatie is bedoeld voor cliënten bij wie voortdurende aanwezigheid van personeel niet volstaat. O.w.v. veiligheidsredenen moeten ingrijpende maatregelen genomen worden. Hierbij kan het zowel gaan om personele als om materiële maatregelen. Onder personele maatregelen verstaan we o.m. het voorzien van de mogelijkheid om in crisissituaties een extra personeelslid op te roepen dat vrijwel onmiddellijk ter plaatse kan komen. Met materiële maatregelen verwijzen we onder meer naar het creëren van zeer kleine groepen (vb slechts 3 à 4 personen of zelfs individuele dagbestedingsactiviteit), de dagbesteding laten doorgaan in een prikkelarme omgeving, het invoeren en opvolgen van zeer strikte afspraken bij uitstappen buitenshuis, duidelijke afspraken mbt de mogelijkheid om cliënten af te zonderen indien nodig, … ).
b) Begeleidingsintensiteit bij dagbesteding (Bdb) Begeleidingsintensiteit bij dagbesteding Bdb0
Ondersteuning via mediatie: de daginvulling van de cliënt wordt eerder vanop afstand gecoördineerd en opgevolgd; er wordt een (individueel) dag/week-programma ontwikkeld dat door de cliënt min of meer zelfstandig of onder begeleiding van een niet professioneel kan worden uitgevoerd
Bdb1
Beperkte ondersteuning: personeel biedt ondersteuning bij deelaspecten van de dagbesteding (bijvoorbeeld vooral ondersteuning bij het opstarten en afronden van de activiteit).
Bdb2
Uitgebreide ondersteuning: o.m. controle, bijsturing, extra uitleg, een stukje op weg helpen, een praktisch probleem oplossen, …
Bdb3
Intensieve ondersteuning: idem uitgebreide ondersteuning maar met extra aandacht ifv specifieke problematieken zoals psychische problemen, autisme, medische problematiek, zware verzorgingsnood…
Bdb4
Zeer intensieve ondersteuning: de ondersteuning is volledig afgestemd op een welbepaalde problematiek (bijvoorbeeld zeer ernstig probleemgedrag, zeer intensieve verzorging/verpleging).
??
??
??
??
Bdb0: met deze gradatie verwijzen we naar de ondersteuning die momenteel binnen de zorgvorm ‘Begeleid Werk’ wordt voorzien. De begeleiding structureert de daginvulling en schept een kader waarbinnen de cliënt vrij zelfstandig de activiteiten kan uitvoeren. Afhankelijk van de mogelijkheden van de cliënt zal bijkomend voorzien moeten worden in ondersteuning door een niet-professional zoals bijvoorbeeld de werkgever of een collega. De ondersteuning gebeurt hier dus eerder van op een afstand en vindt hoofdzakelijk plaats vòòr en nà (niet tijdens) de activiteiten zelf. Eén of enkele ondersteuningsmomenten per week volstaan. Bdb1: deze gradatie is bedoeld voor cliënten die (bijna) geen feitelijke ondersteuning meer nodig hebben eens hen is duidelijk gemaakt welke activiteit uitgevoerd moet worden en hoe dit moet gebeuren. De Vlaams Fonds begeleider hoeft m.a.w. niet de hele activiteit lang ondersteuning aan te bieden. Bdb2: deze gradatie is bedoeld voor cliënten die tijdens de activiteit regelmatig enige ondersteuning nodig hebben. Het is dus noodzakelijk dat tijdens het uitvoeren van de activiteit een begeleider voortdurend onmiddellijk beschikbaar is wanneer de cliënt vast zit, een vraag heeft, … . Dit hoeft uiteraard niet noodzakelijk te betekenen dat de begeleider de hele activiteit lang naast de cliënt zit! Bdb3: in principe gaat het hier om ondersteuning gelijkaardig aan deze die in Bdb2 wordt geboden, alleen veel intensiever. De begeleiders moeten hier dus veel meer tijd en energie investeren om de activiteit in goede banen te leiden. Daarnaast is hier ook ruimte om ondersteuning te bieden die niet zozeer betrekking heeft op de dagbestedingsactiviteiten zelf, maar wel op zeer specifieke problematieken. We denken hier bijvoorbeeld aan cliënten met een
17
??
zware verzorgingsnood, ernstige psychische problemen, zware vorm van autisme, ernstige medische problematiek, ernstige gedragsproblemen, … . Bdb4: deze zwaarste gradatie is voorbehouden aan een zeer selecte groep cliënten waarbij de ondersteuning bijna volledig afgestemd is op het hanteren van een specifieke en zeer ernstige problematiek. Het gaat hier m.a.w. om cliënten die niet kunnen deelnemen aan de ‘doorsnee’ activiteiten, maar voor wie een uiterst individueel aanbod, vaak met een intensieve inzet van personeel een strikte noodzaak is. Het kan hier zowel gaan om cliënten die om medische redenen zeer intensieve ondersteuning nodig hebben, als om cliënten met extreme gedragsproblematiek.
2.4.2 6 type- modules dagbesteding = 6 combinaties van Pdb en Bdb Net als bij wonen wordt ook bij dagbesteding elke type- module hoofdzakelijk bepaald door de personeelsomkadering die erin voorzien wordt. De personeelsomkadering voor de type- modules dagbesteding bestaat uit een combinatie van de permanentie bij dagbesteding (Pdb) en begeleidingsintensiteit bij dagbesteding (Bdb). Het onderzoek bij een dertigtal diensten en voorzieningen heeft aangetoond welke combinaties van Pdb en Bdb voorzien moeten worden om tegemoet te kunnen komen aan de voornaamste verschillen in de feitelijke ondersteuningsnood van cliënten op vlak van dagbesteding. beschikbaarheid begeleidings personeel intensiteit
modules DB module dagbesteding 1
Pdb0
Bdb0
module dagbesteding 2
Pdb1
Bdb1
module dagbesteding 3
Pdb2
Bdb2
module dagbesteding 4
Pdb2
Bdb3
module dagbesteding 5
Pdb2
Bdb4
module dagbesteding 6
Pdb3
Bdb4
Pdb0
Pdb1
Pdb2
Pdb3
Bdb0
Bdb1
Bdb2
Bdb3
Bdb4
Bdb4
DB1
DB2
DB3
DB4
DB5
DB6
2.4.2 Inbegrepen functionele eenheden Binnen de type- modules voor dagbesteding worden verschillende soorten ondersteuning voorzien: informatie en advies (*), psychosociale begeleiding (*), netwerkontwikkeling (*), ontwikkelingsbegeleiding en training, ergotherapie, ortho(ped)agogische zorg, LDL bij dagbesteding, ondersteuning in de vrijetijdsbesteding (*) en begeleid werken. De ondersteuningsvormen aangeduid met een (*) zijn ook opgenomen in de type- modules voor wonen. Binnen de type- modules voor dagbesteding worden ze dan ook slechts in minimale mate
18
voorzien (slechts een half uurtje per week). Op die manier vermijden we onnodige overlap met de modules voor wonen. Cliënten die geen aparte module voor wonen toegewezen krijgen en voor wie het minimale aanbod van deze ondersteuningsvormen niet volstaat, kunnen een uitgebreider aanbod van deze ondersteuningsvormen toevoegen aan de bestaande modules (zie verzwaringen). Net als voor wonen, is ook voor dagbesteding een ‘woordenboek’ opgesteld waarin alle ondersteuningsvormen en de verschillende intensiteiten waarin ze voorkomen, worden beschreven. In de voorstelling van elke type-module wordt aangegeven welke ondersteuning in welke intensiteiten kan gerealiseerd worden. Bekijken we bij wijze van voorbeeld module dagbesteding 4: MODULE DAGBESTEDING 4 permanentie dagbesteding begeleidingsintensiteit dagbesteding
personeel is voortdurend aanwezig, de aanwezigheid staat zowel in teken van 'opvang' als in teken van concrete ondersteuning bij de dagbesteding. intensieve ondersteuning: idem uitgebreide ondersteuning maar met extra aandacht i.f.v. specifieke problematieken zoals psychische problemen, autisme, medische problematiek, zware verzorgingsnood, …
Mogelijks Inbegrepen ondersteuning functionele eenheid
intensiteit
informatie en advies (*)
1
2
psychosociale begeleiding (*)
1
2
netwerkontwikkeling (*)
1
ontwikkelingsbegeleiding en training
1
ergotherapie
1
ortho(ped)agogische zorg
2
3
4
LDL bij dagbesteding
3
4
5
ondersteuning bij een inclusieve vrije tijdsbesteding (*)
1
begeleid werken
1
toegelaten verzwaringen bij ontbreken aparte woonondersteuning informatie en advies
1
2
psychosociale begeleiding
1
2
netwerkontwikkeling
1
MDL
3
ondersteuning bij een inclusieve vrije tijdsbesteding
1
4
5
toegelaten verzwaringen na specifieke indicatie verpleging
1
2
kinesitherapie
1
2
logopedie
1
2
ergotherapie
2
andere therapieën
1
2
medisch onderzoek en behandeling
1
2
psychotherapeutische/ gedragswetenschappelijke behandeling en begeleiding
1
Het overzicht van module dagbesteding 4 toont ons dat orho(ped)agogische zorg in deze module in gradaties 2, 3 of 4 kan gerealiseerd worden. Het woordenboek maakt ons duidelijk om welke ondersteuning het precies gaat en in welke intensiteiten die gerealiseerd kan worden. Ortho(ped)agogische zorg Deze zorg betreft: procesbegeleiding en ontwikkeling van zorgplannen. Er worden 5 gradaties/vormen voorzien: (1) consultatie De ortho(ped)agogische zorg wordt uitsluitend op consultbasis verleend. De tijdsbesteding hangt af van de aard van de gestelde consultvraag. (2) vaste betrokkenheid Vaste betrokkenheid van de zorgverlener bij de cliënt, tot uitdrukking komend in het bijwonen van zorgplanbespreking, contacten met de cliënt en zijn/haar begeleiders, evalueren van gemaakte afspraken etc.
19
(3) vaste, frequente betrokkenheid Vaste betrokkenheid en bovendien frequente contacten in verband met terugkerende psychische of gedragsproblemen van een cliënt, meervoudige complexe handicap, enz. Diagnostiek en/of behandeling behoren tot de mogelijkheden. (4) intensieve betrokkenheid Intensieve betrokkenheid van de zorgverlener in verband met psychiatrische problematiek of (ernstige) gedragsproblemen. Deze vergen een voortdurend volgen van de voortgang van de begeleiding en regelmatige interventies.
We kunnen hier dezelfde opmerking herhalen die we ook reeds maakten bij de beschrijving van de woonmodules. De functionele eenheden die voor een bepaalde module als ‘inbegrepen’ worden beschouwd, zijn in feite die soorten ondersteuning die zonder problemen gerealiseerd kunnen worden met de in die module voorziene personele omkadering. Hierbij moeten we wel opmerken dat het geenszins de bedoeling is voor àlle cliënten alle functionele eenheden in hun maximale intensiteit (zoals voorzien in het overzicht) te realiseren. Het overzicht van de inbegrepen functionele eenheden moet eerder als richtinggevend beschouwd worden. Naargelang de feitelijke ondersteuningsbehoeften van de cliënt zullen bepaalde vormen van ondersteuning meer aandacht moeten krijgen dan anderen. De module met overzicht van de inbegrepen functionele eenheden vormt dan ook slechts een beginpunt bij het uitwerken van een concreet handelingsplan. 2.4.4 toegelaten verzwaringen Bij de type- modules voor dagbesteding voorzien we 2 soorten toegelaten verzwaringen: 1) functionele eenheden die toegevoegd worden bij het ontbreken van een aparte type- module voor wonen. Het gaat hier m.a.w. om de mogelijkheid die soorten ondersteuning die slechts minimaal zijn opgenomen in de type- modules voor dagbesteding in een intensievere vorm te verkrijgen. 2) functionele eenheden die enkel mits specifieke indicatie kunnen toegevoegd worden aan een bestaande module: verpleging, kinesitherapie, logopedie, ergotherapie, andere therapieën, medisch onderzoek en behandeling, psychotherapeutische/ gedragswetenschappelijke behandeling en begeleiding. Bij de omschrijving van elke module wordt aangegeven welke functionele eenheden toegevoegd kunnen worden. In het volgende hoofdstuk van deze handleiding gaan we verder in op de indicatie die vereist is om een bepaalde verzwaring toe te kunnen wijzen.
3. AAN DE SLAG MET DE TYPE- MODULES In het vorige hoofdstuk werden de type- modules voor wonen en dagbesteding uitvoerig beschreven en geïllustreerd. Gezien het grote aantal type-modules (zeker voor wonen!) en de complexiteit van de samenstelling, is het niet zo voor de hand liggend voor elke cliënt onmiddellijk de meest geschikte type- module te vinden. Daarom hebben we een hulpmiddel ontwikkeld dat toelaat op een eenvoudige wijze –via het beantwoorden van vragen- voor elke cliënt de meest aangewezen typemodule te bepalen. We lichten dit hulpmiddel hieronder toe.
20
3.1 Beslissingsbomen 3.1.1 Beslissingsboom wonen Eerder in de handleiding maakten we bij de permanentie overdag onderscheid in 3 grote categorieën op basis van het criterium ‘aanwezigheid van personeel’ en 2 grote categorieën in de begeleidingsintensiteit op basis van het criterium ‘dagelijks ondersteuning’. Stellen we de modules schematisch voor, rekening houdend met beide criteria, dan kunnen we een 4-tal groepen modules onderscheiden: Groep A = de modules wonen 1 t.e.m. wonen 6 Niet dagelijks ondersteuning en geen personeel aanwezig. Groep B = de module wonen 7 Dagelijks ondersteuning en geen personeel aanwezig. Groep C = de modules wonen 8 en wonen 9 Dagelijks ondersteuning en personeel aanwezig, doch niet voortdurend. Groep D = de modules wonen 10 t.e.m. wonen 19 Dagelijks ondersteuning en voortdurend personeel aanwezig. versie 2 - rekening houdend met de 3 groepen van P en de 2 groepen van B
niet dagelijks
begeleidingsintensiteit B1
B2
dagelijks
B3
geen personeel aanwezig P0
P1
wo1
wo2
wo3
P2
wo4, wo5
permanentie personeel aanwezig, doch niet voortdurend P3 P4
voortdurend personeel aanwezig P5
P6
P7
wo6
wo7
B4
wo8, wo9
wo10, wo11
B5
wo12, wo13
B6
wo14, wo15, wo17, wo18, wo16 wo19
We zouden deze groepen ook als volgt kunnen voorstellen:
21
dagelijks ondersteuning ?
niet dagelijks
dagelijks
geen personeel aanwezig
personeel aanwezig?
wo1-wo6 groep A geen personeel aanwezig
personeel aanwezig
wo 7 voortdurend aanwezig?
groep B
onderbroken aanwezigheid wo 8 & 9 groep C
voortdurende aanwezigheid wo 10 t.e.m. wo 19 groep D
We noemen dit een boomstructuur. Om het toewijzen van type- modules aan individuele cliënten enigszins te vereenvoudigen, hebben we deze boomstructuur verder uitgewerkt tot een werkbare, relatief eenvoudig te hanteren beslissingsboom (zie bijlage). Overeenkomstig de 4 onderscheiden groepen modules, kunnen we 4 grote trajecten aflijnen in de beslissingsboom: o Traject A leidt naar modules wonen 1 t.e.m. 6 o Traject B leidt naar module wonen 7 o Traject C leidt naar modules wonen 8 & 9 o Traject D leidt naar modules wonen 10 t.e.m. 19 We zullen deze trajecten één voor één overlopen om zo beter zicht te krijgen op de vragen die in de boom zijn opgenomen en de consequenties van de antwoorden die men hierop geeft. Opgelet: Het gaat hier enkel om de professionele Vlaams Fonds ondersteuning! Een cliënt die dagelijks intensieve ondersteuning nodig heeft, hoeft dus niet noodzakelijk een zware type- module te krijgen. Welke module hij werkelijk nodig heeft, zal in sterke mate mee bepaald worden door de draagkracht van zijn sociale netwerk.
22
TRAJECT A VRAAG: ‘Heeft de pmh dagelijks professionele (Vlaams Fonds) ondersteuning nodig?’ Is het m.a.w. nodig dat elke dag4 van de week professionele Vlaams Fonds begeleiders klaarstaan om de cliënt ondersteuning te bieden? Opmerking: Voor wat betreft het vol- of deeltijds gebruik maken van een type- module mag er geen onduidelijkheid bestaan. Het is niet omdat een cliënt bijvoorbeeld deeltijds gebruik zou maken van een type- module waarbij er voortdurend begeleiding nodig is dat men ‘neen’ zou moeten antwoorden op deze eerste vraag. Wat men in het achterhoofd moet houden is de vraag welke module van toepassing moet zijn in de periodes dat de persoon gebruik maakt van de Vlaams Fonds ondersteuning. Denken we bijvoorbeeld aan een persoon met een complexe meervoudige handicap die tijdens de week in een voorziening verblijft, maar tijdens het weekend en in heel wat vakanties bij zijn ouders logeert. Voor deze persoon mag men uiteraard ‘ja’antwoorden op de vraag of hij dagelijks professionele Vlaams Fonds ondersteuning nodig heeft. Antwoord: neen, de persoon heeft niet elke dag professionele (Vlaams Fonds) ondersteuning nodig. o Dit impliceert dat de cliënt ofwel zelfstandig genoeg is om de uren en dagen dat er geen begeleider aanwezig is zijn plan te trekken OF dat de cliënt in voldoende mate beroep kan doen op familie, vrijwilligers en eventueel op professionals uit de reguliere sector. o In principe komen deze modules overeen met de huidige ambulante zorgvormen. VRAAG: ‘Hoe frequent en/of intensief moet ondersteuning geboden worden?’ Hier zijn 2 antwoordmogelijkheden, die in feite overeenkomen met de keuze tussen begeleidingsintensiteit B1 en begeleidingsintensiteit B2. Noch bij B1, noch bij B2 wordt dagelijkse ondersteuning voorzien. Het verschil tussen beide zit in de frequentie en intensiteit waarmee begeleid kan worden. Bij B1 is slechts in zeer beperkte mate begeleiding voorzien. Richtinggevend zouden we kunnen stellen dat in B1 niet meer dan 1,5u per week begeleiding voorzien wordt. Bij B2 wordt dan minimaal 1,5u per week en maximaal 8u begeleiding per week geboden. B1 is dus een minder intensieve vorm van begeleiding dan B2. Wanneer een begeleider slechts 1 keer per week langs gaat bij een cliënt, maar dan wel een hele middag ondersteuning biedt (bijvoorbeeld op woensdagmiddag i.f.v. opvoedingsondersteuning), dan gaat het duidelijk om gradatie B2 en niet om B1. Antwoord 1: er moet 1x per week of minder of gedurende enkele korte momenten ondersteuning geboden worden. Dit antwoord leidt toe naar de modules wonen 1 en wonen 2. De uiteindelijke keuze hangt dan af van de volgende vraag: ‘Moet de pmh een begeleider kunnen oproepen om (mondelinge) ondersteuning te vragen?’ We illustreren de keuze aan de hand van onderstaande cases. AN is een alleenstaande vrouw met een licht mentale handicap. Ze heeft twee kinderen, een meisje van 6 jaar en een jongen van 4 jaar. An heeft doorheen de jaren een leerproces doorgemaakt. Ze is van een onzekere onafhankelijke vrouw, geëvolueerd naar een jonge vrouw die haar plan kan trekken. 4 ‘elke dag’: opgelet, dit doet uiteraard geen afbreuk aan de mogelijkheid om deeltijds gebruik te maken van een module of om in het weekend en in vakantieperiodes naar huis te gaan. Cliënten kunnen dus perfect deeltijds gebruik maken van een zware type- module. Het aspect ‘dagelijks’ slaat dan op de periodes waarin de cliënt wel gebruik maakt van het Vlaams Fonds aanbod.
23
An komt nog om de 14 dagen naar de dienst om haar verhaal te doen. Ze toetst bij de begeleiding of ze haar administratie goed heeft afgehandeld. Ze bespreekt de opvoeding van de kinderen, ze krijgt tips mee. Ze beslist zelf of ze al dan niet iets met deze tips doet. Wanneer ze een moeilijke keuze moet maken, bespreekt ze dit met de begeleiding. De voor en nadelen van elke mogelijkheid worden op een rijtje gezet. En An beslist dan zelf wat ze doet. Het geeft An een veilig gevoel nog in begeleiding te zijn.
KIM is een matig mentaal gehandicapte vrouw. Ze is getrouwd met een normaal begaafde man Gerard. Ze hebben twee kinderen, een jongen Tom van 19 jaar en een meisje Lien van 12 jaar. De kinderen zijn ook normaal begaafd. Moeder heeft moeilijkheden met de opvoeding van Lien. Lien staat op gebied van functioneren verder dan moeder. Gerard en Tom nemen heel wat taken van Kim over. Ze vragen enkel ondersteuning bij de opvoeding van Lien. Er zijn al een aantal afspraken gemaakt waardoor het nu over het algemeen goed loopt. Als het een week moeilijker is gelopen, laat de begeleiding beide partijen ventileren en wordt er naar een compromis gezocht. Kim en haar man Gerard hebben een sociaal netwerk waar ze bij moeilijkheden kunnen ventileren, hierdoor wachten ze altijd het huisbezoek af om de situatie te bespreken.
SARAH is een getrouwde vrouw met een licht mentale handicap. Sarah wil gemiddeld om de 14 dagen haar verhaal doen. Ze wil de dingen die haar op dat moment in haar leven bezig houden met de begeleiding bespreken. Ze vraagt raad aan de begeleiding, als ze er al dan niet iets mee doet is een andere zaak. Sarah wil haar leven zelf in handen hebben en vraagt geen tussenkomst van de begeleiding, enkel advies. Als er iets geregeld, of gedaan moet worden, doet ze dit zelf. Als de nood hoog is belt Sarah om haar huisbezoek te vervroegen, zodat ze haar hart kan luchten.
MIA is een vrouw met een licht mentale handicap. Ze is getrouwd met een zwakbegaafde man Thijs en heeft een zoonje Emiel van drie jaar. Emiel functioneert op het niveau van een baby van 9 maanden. Er is een ruim professioneel netwerk opgebouwd rond Emiel. Mia en Thijs zijn in collectieve schuldbemiddeling. Op zich loopt alles bij Mia en Thijs. Ze vallen op de begeleiding van ons terug om alles een beetje te coördineren, de noden en vragen van Mia en Thijs te verduidelijken aan de andere diensten,… . Wanneer alles een beetje in het honderd loopt, bellen ze naar de dienst om hun verhaal te doen. De begeleiding probeert dan de situatie in perspectief te plaatsen, waardoor ze terug een heldere kijk, krijgen op de situatie.
Bespreking cases: In de 4 voorbeelden is duidelijk niet elke dag en doorsnee zelfs niet elke week professionele ondersteuning vanuit het Vlaams Fonds nodig. An en Sarah zijn zelf voldoende in de mogelijkheid om moeilijke momenten waarin geen Vlaams Fonds begeleiders aanwezig zijn te overbruggen; Mia en Kim kunnen voor een groot stuk terugvallen op een goed uitgebouwd netwerk. In de 4 cases volstaat een begeleidingsintensiteit B1, m.a.w. minder dan 1 keer per week of enkele korte momenten. Een belangrijk verschil tussen enerzijds An en Kim en anderzijs Sarah en Mia is hun behoefte om in crisissituaties een Vlaams Fondsbegeleider te contacteren. Zo zal Sarah een gepland bezoek proberen te vervroegen wanneer ze met een acuut probleem zit; Mia wil indien nodig een begeleider kunnen bereiken om haar verhaal te doen en zo beter zicht te krijgen op hoe ze de situatie best aanpakt. Voor An en Kim volstaat een module wonen 1; Sarah en Mia hebben nood aan module wonen 2. Antwoord 2: er moet meerdere keren per week of 1 x per week langdurig ondersteuning geboden worden. Dit antwoord leidt naar de modules wonen 3 t.e.m. wonen 6. In deze modules wordt sowieso voorzien in de mogelijkheid een Vlaams Fonds begeleider op te roepen indien nodig. De uiteindelijke keuze wordt bepaald door het antwoord op volgende vraag: ‘Hoe snel en intensief moet de opgeroepen begeleider ondersteuning kunnen bieden?’ Er worden 3 antwoordmogelijkheden voorzien:
24
?? Onmiddellijke mondelinge ondersteuning: dit betekent dus dat telefoonpermanentie wordt voorzien en dat een vraag van de cliënt onmiddellijk door de telefoon beantwoord kan worden. ?? Onmiddellijke mondelinge ondersteuning via telefoon, aangevuld met de mogelijkheid om binnen het uur na de oproep fysiek ter plaatse te zijn: het gaat hier dus om cliënten bij wie het louter mondeling beantwoorden van de vraag meestal onvoldoende is; dankzij de mondelinge ondersteuning kunnen ze de problematische situatie nog even langer volhouden, maar binnen het uur moet een Vlaams Fonds begeleider ter plaatse komen om ondersteuning te bieden bij het aanpakken van het probleem. ?? De begeleider moet vrijwel onmiddellijk (binnen de 15 minuten na de oproep) ter plaatse kunnen zijn. Enkele cases ter illustratie van de keuzemogelijkheden: PIETER woont alleen op de eerste verdieping van een alleenstaande woning. Hij heeft er zijn eigen accommodatie (keuken, badkamer, slaapkamer, living). Zijn onderbuur is een vrouw met een kind. In de week gaat hij full-time werken naar de beschutte werkplaats. Hij verplaatst zich met de brommer naar de winkel, de bank of naar zijn werk. Pieter heeft een licht verstandelijke beperking en een ernstige alcoholverslaving. Hiervoor werd hij reeds verschillende malen opgenomen voor ontwenning in een psychiatrische setting. ’s Avonds komt een thuisverpleger langs om hem antabuse (tegen alcohol) en anti-psychotica toe te dienen. Pieter tracht nog regelmatig te drinken op zijn antabuse. Vanuit de dienst dient hij steeds opnieuw gemotiveerd te worden om niet te drinken. Pieter kiest ervoor om alleen te wonen in een huis en wil niet in een tehuis wonen, heeft een afkeer voor psychiatrie en residentiële settings. Pieter vraagt coaching in zijn dagelijkse leven op vlak van onderhoud woning, maaltijden, hygiëne, verslaving, werk. Recent heeft Pieter een langdurige psychotische opstoot gehad, waardoor een crisisopname noodzakelijk was. De permanentie van de dienst krijgt vooral oproepen van mensen uit zijn omgeving (onderbuur, werk, etc.) als er iets fout loopt. Regelmatig wordt de begeleiding ook ’s nachts opgebeld. Zelf belt Pieter enkel de permanentie om praktische zaken (bankkaart verloren, kledij kopen, etc.) Door de dienst wordt er meerdere malen per week ondersteuning geboden. Bij hevig dronkenschap of vreemd gedrag is een snel ter plaatse staan wenselijk. Opdat Pieter in zijn huidige woonvorm kan blijven, is voldoende ondersteuning nodig.
Bespreking: Pieter heeft niet noodzakelijk elke dag, maar wel meermaals per week ondersteuning nodig. Gezien zijn concrete problematiek is het nodig dat de begeleider zo snel mogelijk ter plaatse kan komen. Module wonen 6 is hier meest aangewezen. MYRIAM woont samen met een medebewoonster in een dorpswoning met een hondje en een tuintje. Beide vrouwen zijn van derde leeftijd. Myriam heeft een licht verstandelijke beperking en chronische stemmingsstoornissen. Een grote betrachting van Myriam is het vinden van een geschikte partner. De medebewoonster runt vooral de praktische zaken in het huishouden. Overdag gaat Myriam begeleid werken in de wasserij. Dit gaat goed. Ze zit naast de verantwoordelijke en strijkt dan doeken bv. Op dagen dat ze zich minder goed voelt, gaat ze reeds na de koffiepauze in de voormiddag naar huis. Myriam heeft enkele periodes per jaar waarop de depressies de kop opsteken. Gemiddeld is dit om de 8 weken. In de moeilijke periodes kan de medebewoonster de stemmingswissels niet goed hanteren. Kenmerkend voor Myriam zijn slaapstoornissen, angst, futloos, onverklaarbare huilbuien, etc. Dit wordt opgevangen door extra ondersteuning aan huis te bieden, extra telefonische ondersteuning, bijna dagelijks inschakelen van de huisarts. Telkens wanneer het (samen-) wonen te moeilijk wordt, is een korte opname in psychiatrie op een afdeling voor stemmingsstoornissen de volgende stap. In het bezigheidstehuis wenst ze in geen geval te logeren. Andere zaken waarvoor de permanentiedienst sporadisch dient ter plaatse te komen zijn strubbelingen met buren en verkeerd afgelopen afspraakjes met vrijgezellen. Het is veelal de medebewoonster die de permanentie dan contacteert. Vooral ’s avonds en ’s nachts is vaak nood aan tussenkomst van een Vlaams Fonds begeleider.
Bespreking: Myriam heeft niet noodzakelijk dagelijks, maar wel meermaals per week ondersteuning nodig. Gezien de aanwezigheid van de medebewoonster is het niet nodig dat de begeleider onmiddellijk ter plaatse komt. Onmiddellijk reageren via telefoon en binnen het uur ter plaatse komen, volstaat. Gezien Myriam vooral ’s avonds en ’s nachts nood heeft aan ondersteuning van de Vlaams Fondsbegeleider, zal module 4 niet volstaan en is module wonen 5 meest aangewezen.
25
TIM een normaal begaafde jongeman, een twintiger. Hij kreeg vrij recent een diagnose autismespectrumstoornis (ASS). Tim woont reeds 5 jaar in een flat in de stad. Hij heeft zeer weinig sociale contacten. Een groot deel van zijn netwerk bestaat uit hulpverleners. Tim leeft op gespannen voet met zijn ouders. Als gevolg van zijn ASS leeft hij volgens een over- gestructureerd patroon. Hierdoor raakt hij snel in verwarring bij kleine veranderingen in zijn gewoontes. Plannen, organiseren, kosten hem veel moeite en bezorgen hem veel stress en onzekerheid. Tim staat argwanend tegenover hulpverleners (en andere mensen). Zij zijn voor hem een mogelijke bron van verstoring van zijn dagelijkse routines. Zijn zelfstandig functioneren is sterk afhankelijk van het al dan niet kunnen handhaven van zijn dagelijkse routines. Hoe meer deze routines door omstandigheden doorbroken worden des te minder zijn zelfstandig functioneren. Hij krijgt dan ook vaak last van angst en paniekaanvallen die hij somatiseert. Hierdoor is hij ook sterk controle gericht als het aankomt op het aanvaarden van ondersteuning. Tim krijgt 2 maal per week bezoek van zijn woonbegeleider. De begeleidingssessies duren dan +/- 2u30 min. Buiten crisis periodes is dit ruim voldoende. Tijdens crisis periodes werd hem voorgesteld meer dan 2 x per week langs te komen met een kortere sessieduur. Dit kon voor Tim niet . (doorbreken van zijn vaste weekstructuur). Daarom werd gekozen hem te leren zijn vragen en bedenkingen te richten naar de juiste personen binnen zijn netwerk (dat hoofdzakelijk bestaat uit hulpverleners). Daarnaast werd er op regelmatige basis een netwerkoverleg georganiseerd om de begeleiding van Tim zo eenduidig mogelijk te laten verlopen. Hierdoor kunnen zijn vragen ook beter gekanaliseerd worden en kan er op een (pro)actieve manier op ingespeeld worden. Er werd ook gewerkt rond sociale vaardigheden. Tim begreep aanvankelijk niet dat zijn eisende en specifieke manier van vragen stellen wrevel opwekte bij de mensen uit zijn omgeving en dat hij hierdoor soms in een isolatiepositie terecht kwam. Sinds het in werking treden van bovengenoemde maatregelen is zijn belfrequentie sterk gedaald en veel gerichter. Een directe interventie is niet meer nodig gebleken. Het was blijkbaar ook aanleiding bij R. tot een grotere tevredenheid over zijn eigen functioneren.
Bespreking: aanvankelijk kreeg Tim ondersteuning van begeleid wonen maar hij werd doorverwezen naar beschermd wonen omdat zijn zorgbehoefte te groot bleek. Met doorgedreven netwerkontwikkeling, training en psychosociale begeleiding is zijn hulpvraag te herleiden tot een begeleidingsfrequentie van 2x per week en volstaat een systeem van telefonische permanentie met onmiddellijke mondelinge ondersteuning, m.a.w. wonen 3 is de meest geschikte woonmodule.
TRAJECT B VRAAG: ‘Heeft de pmh dagelijks professionele (Vlaams Fonds) ondersteuning nodig?’ Is het m.a.w. nodig dat elke dag van de week professionele Vlaams Fonds begeleiders klaarstaan om de cliënt ondersteuning te bieden? Opmerking: zie traject A. Antwoord: ja, de pmh heeft dagelijks ondersteuning nodig. Het gaat hier dus om cliënten die zelf beperkt zijn in hun zelfredzaamheid én onvoldoende kunnen terugvallen op hun sociale netwerk. Er moet elke dag contact zijn met een professionele Vlaams Fonds begeleider. Deze begeleider moet de cliënt ook helpen een kader te creëren waarbinnen de cliënt goed kan functioneren (bijvoorbeeld een herkenbare dagstructuur aanbrengen, vastleggen van enkele huisregels i.f.v. gezondheid, veiligheid en samenleven met andere personen, … ). VRAAG: ‘Moet de begeleider ook werkelijk dagelijks langere periodes (of zelfs continu) aanwezig zijn?’of kortweg: is de aanwezigheid van personeel vereist? Antwoord: neen, over het algemeen volstaat een eerder kortdurend dagelijks contact. Er wordt wel voorzien in een zekere permanentie (P3) zodat de cliënt indien nodig binnen de 15 minuten
26
ondersteuning kan krijgen. Ook tijdens de nacht is geen personeel aanwezig, maar kan indien nodig wel opgeroepen worden. Voorbeeld: KAREL is een 25-jarige jongeman met syndroom van Down. Karel heeft een matig verstandelijke handicap en een lichte bijkomende medische problematiek. Zijn ADL vaardigheden zijn zeer goed (eigen hygiëne, maaltijd voor 's avonds en 's morgens voorzien, onderhoud eigen kamer en huis, … .). Hij woont momenteel met ondersteuning van een dienst beschermd wonen en kan zich binnen deze context uit de slag trekken . Enige ondersteuning is er voor complexere vaardigheden. Dagelijkse aanwezigheid van een begeleider is nodig om de nodige planning en structuur te brengen in zijn leven . 's Nachts blijft Karel alleen (met 3 medebewoners) in de woning, maar er is permanentie voorzien die binnen het half uur kan aanwezig zijn) Karel praat vrij onverstaanbaar, maar kan zich met ondersteuning van gebaren goed uitdrukken . Hij kan wel een telefoontoestel hanteren. Hij kan in een beperkte groep functioneren zonder dat er begeleiding in de buurt is . Omdat hij vaak kleinere conflicten heeft met groepsgenoten, zijn korte dagelijkse periodes van aanwezigheid van begeleiders nodig, waarbij hij kan vertellen wat goed/fout loopt . Karel heeft een uitgebreide en gevarieerde vrijetijdsbesteding . Hij beweegt zich ook zelfstandig in een aantal (aangeleerde) situaties ( buurtwinkels, sportclub)
PIET is een volwassen bewoner met een lichte verstandelijke beperking, huidige erkenning Tehuis voor Werkenden. Piet heeft een aanvraag gedaan voor Begeleid Wonen. Hij woont op een studio in een huis in de stad, samen met 4 andere cliënten van de voorziening die er elk een studio betrekken. Piet is in staat zelfstandig het huishoudelijk werk te doen. Hij is zeer zorgzaam en ordelijk ingesteld, op dit punt heeft hij geen ondersteuningsbehoefte. Zijn zorgvraag ligt bij administratie en invulling van de vrije tijd. Hij wordt onzeker wanneer er ongeopende post blijft liggen of er een periode vrije tijd in het vooruitzicht staat waar niets over is afgesproken. Piet heeft dan ook dagelijks enige ondersteuning nodig. Af en toe kan Piet wel een langere tijd (meerdere dagen) zonder begeleiding overbruggen doch dit moet goed voorbereid worden. Een kort bezoekje (ongeveer een kwartier) volstaat om samen met Piet de post door te nemen en even te overlopen wat hij in de vrije tijd zal doen.
Bespreking: Zowel voor Karel als voor Piet is module wonen 7 meest aangewezen als woonondersteuning. Beiden hebben immers elke dag enige ondersteuning nodig, maar niet de hele dag door en niet op alle domeinen. Fysieke aanwezigheid van personeel is niet vereist, het volstaat als iemand binnen de 15 minuten na een oproep ter plaatse kan zijn. Ook ’s nachts volstaat het als een begeleider opgeroepen kan worden indien nodig.
TRAJECT C VRAAG: ‘Heeft de pmh dagelijks professionele (Vlaams Fonds) ondersteuning nodig?’ Is het m.a.w. nodig dat elke dag van de week professionele Vlaams Fonds begeleiders klaarstaan om de cliënt ondersteuning te bieden? Opmerking: zie opmerking traject A. Antwoord: ja, de pmh heeft dagelijks ondersteuning nodig. (zie aanvang traject B) VRAAG: ‘Moet de begeleider ook werkelijk dagelijks langere periodes (of zelfs continu) aanwezig zijn?’
27
Antwoord: Ja, de begeleider moet minstens enkele uren per dag (aaneensluitend) aanwezig zijn bij de cliënt. VRAAG: ‘Kan de pmh enkele uren zonder de feitelijke aanwezigheid van een professionele begeleider?’of m.a.w. is voortdurende aanwezigheid nodig of niet? Antwoord: het is niet nodig dat de begeleider de hele dag door aanwezig is bij de cliënt. De cliënt kan tot 4u of 1 dagdeel zonder de aanwezigheid van een professionele Vlaams Fonds begeleider. Deze personen hebben dagelijks wel de aanwezigheid van professionele begeleiders nodig, maar kunnen gerust alleen naar de buurtwinkel om boodschappen gaan, een familielid bezoeken of naar de bioscoop te gaan. Of het gaat om personen die je niet alleen naar buiten zou laten gaan, maar waarvan je weet dat er een familielid of buur is die een oogje in het zeil houdt bij afwezigheid van de Vlaams Fonds begeleiders. We denken hier bijvoorbeeld aan personen bij wie ’s ochtends en ’s avonds begeleiding aanwezig moet zijn, maar die na ochtendtoilet en ontbijt zelfstandig naar hun werk/dagbesteding vertrekken. Na het werk wordt dan in functie van het avondmaal en de avondverzorging opnieuw voorzien in aanwezigheid van personeel. Dit antwoord leidt tot de modules wonen 8 en 9. Het verschil tussen beide zit enkel nog in het al dan niet aanwezig zijn van personeel tijdens de nacht. De volgende vraag in de beslissingsboom luidt dan ook als volgt: ‘Is ’s nachts fysieke aanwezigheid van personeel nodig?’ We illustreren de keuze opnieuw met een voorbeeld: SIMONNE is een veertiger met een matig verstandelijke beperking. Zij heeft momenteel een erkenning bezigheidstehuis. Zij is een vrouw die vaardig is in het uitvoeren van eenvoudige huishoudelijke taken (klaarmaken van een eenvoudige maaltijd, vegen en stof afnemen, was plooien). Zij heeft geen inzicht in geld, kan niet lezen of schrijven. Simonne is weinig weerbaar en laat zichzelf gemakkelijk gebruiken voor allerlei huishoudelijke taken waarbij zij zich de sloof en het slachtoffer van de medebewoners voelt. Zij is betrouwbaar en kan het oplossen van gewone problemen enkele uren uitstellen. Omwille van de sociale omgang en de beperktere zelfredzaamheid is er dagelijks ondersteuning nodig. Daarbij moet de begeleider gedurende langere periodes aanwezig zijn. Haar ondersteuningsbehoefte situeert zich immers vooral op het vlak van de sociale omgang, waardoor het niet zo voorspelbaar is wanneer de begeleider zal moeten tussenkomen. In aanwezigheid van andere betrouwbare cliënten stellen zich niet veel problemen. Anderen maken echter gemakkelijk gebruik van haar dienstvaardigheid en dit geeft snel aanleiding tot discussies en hoog oplopende gemoedstemmingen. Simonne kan gerust enkele uren zonder de aanwezigheid van een begeleider. ’s Nachts is geen fysieke aanwezigheid van personeel vereist. Indien er ‘s nachts iets zou gebeuren kan zij zich zelfstandig behelpen, voorbeeld: gedragen volgens afspraak bij brand. In onvoorziene omstandigheden kan zij gemakkelijk contact nemen met de buren of met andere personen die kunnen helpen.
Bespreking: Simonne heeft dagelijks enige ondersteuning nodig, dit vooral op vlak van de omgang met anderen. Voortdurende fysieke aanwezigheid van personeel is niet nodig; voor Simonne is het voldoende als een begeleider elke dag enkele uren aanwezig is. ’s Nachts is fysieke aanwezigheid zelfs niet nodig. Voor Simonne is module wonen 8 dan ook meest aangewezen. TOM is een volwassen dertiger met een lichte tot matige verstandelijke handicap, huidige erkenning tehuis werkenden. Tom kan zelfstandig zijn vrije tijd invullen, kan huishoudelijke taken vrij zelfstandig uitvoeren, verplaatst zich zowel te voet, per fiets als met het openbaar vervoer en heeft een sterke behoefte om te leren en zich te manifesteren. De voornaamste beperkingen van Tom zijn een gering zelfvertrouwen, een beperkte psychische draagkracht, een beperkte
28
weerbaarheid, angstaanvallen, de neiging zichzelf te overschatten en het feit dat hij enkele onverwerkte levensfeiten met zich meedraagt. Omwille van zijn persoonlijkheidsstructuur heeft Tom met grote regelmaat behoefte aan ondersteunende en sturende gesprekken met een professioneel begeleider. Het doel van de gesprekken is hoofdzakelijk hem te helpen bij het plaatsen van onverwerkte levenservaringen en het (bij)sturen van zijn dagdagelijks gedrag. Tom werkt met een individueel begeleider. Wanneer deze in verlof gaat dient op vraag van Tom zelf een ‘interimbegeleider’aangeduid te worden. Wanneer alles optimaal loopt is het niet nodig dat de begeleider dagelijks langere periodes fysiek aanwezig is. De meeste tijd echter loopt alles redelijk en soms slecht. Tom heeft dan nood aan gesprekken en aan de veiligheid die de aanwezigheid van de begeleider biedt. Hij woont in een studio die deel uitmaakt van een groepswoning waar 24u/24u begeleiding aanwezig is. Hij kan dus vrij zelfstandig functioneren in zijn studio maar hij weet de begeleider altijd heel nabij. Omwille van het veiligheidsgevoel heeft Tom behoefte aan die aanwezigheid. Ingrijpen is zelden nodig, de aanwezigheid op zich is voldoende. Ook wanneer alles maar redelijk loopt slaagt Tom er in dagdelen zelfstandig door te brengen zonder begeleiding. Het gebeurt zelden dat hij niet uit werken kan en daar is nooit een professioneel begeleider aanwezig. Hij maakt geregeld zelfstandig uitstappen en hij kan alleen op zijn studio blijven ook als de groep er op uit trekt en er dus geen begeleider aanwezig is. In het verleden heeft Tom een studio bewoond in een woning waar geen continue begeleiding en nachtdienst aanwezig was. Vooral ’s avonds en ’s nachts vond hij geen afdoende antwoord op zijn gevoel van onveiligheid en zijn angsten. Hij zocht dan ondersteuning bij medebewoners en buren die daar moeilijk mee om konden en door wie hij als een lastpost ervaren werd. Op vraag van Tom zelf is afgestapt van deze woonvorm en is gekozen voor een studio met nabijheid, ook ’s nachts.
Bespreking: Tom heeft overdag in dezelfde mate ondersteuning nodig als Simonne. ’s Nachts voelt hij zich slechts gerust wanneer hij weet dat er begeleiders in de buurt zijn waarop hij indien nodig een beroep kan doen. Module wonen 9 lijkt dan ook meest aangewezen.
TRAJECT D VRAAG: ‘Heeft de pmh dagelijks professionele (Vlaams Fonds) ondersteuning nodig?’ Is het m.a.w. nodig dat elke dag van de week (inclusief weekends en feestdagen) professionele Vlaams Fonds begeleiders klaarstaan om de cliënt ondersteuning te bieden? Antwoord: ja, de pmh heeft dagelijks ondersteuning nodig. VRAAG: ‘Moet de begeleider ook werkelijk dagelijks langere periodes (of zelfs continu) aanwezig zijn?’ Antwoord: Ja, de begeleider moet minstens enkele uren per dag aanwezig zijn bij de cliënt. VRAAG: ‘Kan de pmh enkele uren zonder de feitelijke aanwezigheid van een professionele begeleider?’ Antwoord: neen, de hele dag door moeten er professionele Vlaams Fonds begeleiders aanwezig zijn. De cliënt kan dus niet zomaar alleen buiten de vertrouwde woonomgeving (huis of terrein) gaan. Dit antwoord leidt naar de modules wonen 10 t.e.m. wonen 19. Deze modules zijn bedoeld voor cliënten die reeds zeer veel ondersteuning nodig hebben. Voor deze cliënten wordt immers voorzien in voortdurende aanwezigheid van personeel en dagelijkse continue ondersteuning (= ondersteuning
29
op zowat alle aspecten van het dagelijks leven). Binnen deze groep cliënten zijn echter nog zeer grote verschillen in ondersteuningsnood vast te stellen. Een eerste belangrijk onderscheid is dit tussen personen die nood hebben aan voortdurend toezicht en personen die geen voortdurend toezicht nodig hebben. De volgende vraag is dan ook: ‘Moeten de aanwezige begeleiders constant nauwlettend toezicht uitoefenen?’ Antwoord 1: neen, de begeleiders hoeven niet de hele tijd door toezicht uit te oefenen. Ze kunnen de cliënt dan ook best eens 5 à 10 minuutjes alleen laten of hen binnen de vertrouwde omgeving zelfstandig ergens naartoe laten gaan (vb alleen naar het atelier gaan, alleen naar de tuin gaan). Voor cliënten met dit profiel rest nog de keuze tussen module wonen 10 en module wonen 11. Deze keuze wordt bepaald door het antwoord op de vraag: ‘Is ’s nachts de aanwezigheid van personeel nodig?’ Enkele voorbeelden: DAMIEN is 27 jaar. Hij heeft het syndroom van Down en een ernstige mentale handicap. Hij verblijft in een leefgroep van een bezigheidstehuis. In het weekend gaat hij naar huis. Hij heeft hulp nodig bij LDL-activiteiten (stimuleren, controleren en overnemen van sommige activiteiten) en hij heeft begeleiding nodig bij veel huishoudelijke taken. In de leefgroepen heeft hij een aantal vaste taken die hij onder controle van een begeleider op een behoorlijke manier uitvoert. Hij heeft ondersteuning nodig bij heel wat MDL-activiteiten. Damien heeft een evenwichtig temperament, wat niet uitsluit dat hij af en toe heftig kan zijn én zich kan afzonderen. Hij is zeer sociaal. Het uiten van zijn gevoelens staat echter niet steeds in verhouding tot de gebeurtenis. Hij heeft hierbij begeleiding nodig. Er zijn geen gedragsproblemen of zware psychische problemen. Damien spreekt heel moeilijk en heeft last van stotteren. Om te communiceren gebruikt hij meestal één- of tweewoordzinnen. Dat maakt dat hij moeilijk verstaanbaar is. Hij heeft in het bijzonder hulp nodig bij de overgang van een bekende naar een nieuwe situatie. Verandering veroorzaakt bij hem enige weerstand. De begeleiders moeten op dat moment de nodige tijd investeren om hem over die weerstand heen te helpen en om hem bekend te maken met de nieuwe toestand. Hij heeft de aanwezigheid van begeleiders gedurende de hele dag (en nacht) nodig, maar heeft geen voortdurend en nauwlettend toezicht nodig. Hij vult enkele momenten tijdens de dag zelfstandig in. Hij beschikt over voldoende psychische spankracht om zich een tijdje alleen bezig te houden. Hij fietst graag op het domein. Hij kijkt hij graag alleen TV in de ontspanningsruimte. Hij gaat verschillende keren tijdens de dag naar het dierenpark om de pony’s te bekijken (hij blijft op een bankje zitten – tot 30 min.). Wanneer er problemen zijn gaat hij te rade bij de begeleider in de leefgroep of hij haalt er een andere medewerker bij (bij voorkeur iemand die vertrouwd is met zijn beperkte verbale communicatie). Hij kan enkel op een fysieke manier hulp inroepen als hij weet waar de begeleider zich bevindt. Hij is niet in staat om een telefoon of andere communicatiemiddelen te gebruiken. Hij is niet in staat om problemen zelf op te lossen.
Bespreking: Damien heeft dagelijkse, voortdurende aanwezigheid van professionele begeleiders nodig. Het is echter niet nodig dat voortdurend toezicht wordt uitgeoefend. Zo kan hij bijvoorbeeld alleen een fietstochtje maken op het domein of kan hij in ontspanningsruimte alleen naar tv kijken. Vermits Damien communicatief onvoldoende sterk is, heeft hij ook ’s nachts nood aan de aanwezigheid van een professionele Vlaams Fonds begeleider. Voor Damien is module wonen 11 meest aangewezen. PAUL is een jongeman van 35 jaar. Hij heeft een ernstig mentale handicap en bijkomende motorische beperkingen. Hij is ook bijziend, wat niet gecorrigeerd kan worden met een bril.
30
Paul is eerder teruggetrokken, onopvallend, heel rustig en eerder passief ingesteld. Op zijn manier is hij toch erg betrokken bij het groepsgebeuren. We dienen emoties eerder af te lezen uit zijn gedrag. Hij houdt ervan om geplaagd te worden en anderen te plagen. Paul heeft veel behoefte aan structuur om goed te kunnen functioneren. Hij werkt steeds volgens een vast patroon en wijkt hier niet van af. Bij wijzigingen gaat hij vastberaden door en stelt hij zich eerder koppig op. Met redelijke argumentatie is hij meestal wel te overtuigen. Toch denkt hij zeer rigide en overdreven logisch in zijn denken (geen afwijkingen van takenschema, niet helpen om iets te dragen als ik naar mijn werk ga,… .). Paul is eerder zwijgzaam, gebruikt weinig taal, maar maakt wel gebruik van pictogrammen en lichaamstaal. Hij beheerst alle vaardigheden betreffende eet- en tafelgewoonten. Aan-en uitkleden doet hij volledig zelfstandig, maar traag. Ook voor kledijzorg is hij volledig zelfstandig. Het verschonen van onderkledij zit bij hem is een sterk patroon waar hij niet van afwijkt. Er is wel enige controle nodig of vb zijn schoeisel is aangepast bij fikse wandelingen en voor uitzonderlijke gelegenheden. Paul kan zich volledig zelfstandig wassen en heeft hier enorm veel tijd voor nodig. Hij volgt een bepaalde structuur en wijkt hier niet van af. Hij is hierdoor vaak te laat aan de ontbijttafel. Hij heeft enkel controle nodig bij scheren en nascheren is meestal nodig. Ook voor z’n haren en rug te wassen in het bad is hij op hulp aangewezen. In situaties waarin toiletbezoek niet steeds voorhanden is, is het belangrijk Paul eraan te herinneren eens naar het toilet te gaan (bij uitstappen… ). Paul beheerst heel wat huishoudelijke vaardigheden. Hij neemt z’n vaste taken plichtsgetrouw op. Het is echter bijzonder moeilijk om hem buiten die taken nog eens iets anders te laten doen. Hij kan met zorg de tafel dekken, opruimen, afwassen, wegzetten en helpt graag bij het bereiden van dessert of avondmaal. Tevens beheerst hij vaardigheden als vegen, dweilen, bed opmaken, schoenen poetsen, koffiezet ontkalken, reinigen koelkast… . 's Nachts wordt hij nooit wakker en behoeft hij geen actief toezicht. Voortdurende aanwezigheid is wel nodig. Paul fietst met een driewieler. Zonder begeleiding kan hij niet op de openbare weg. Hij kan zich wel een tijdlang zonder voortdurend toezicht op het domein bewegen.
Bespreking: Paul heeft net als Damien zowel overdag als ’s nachts de voortdurende nabijheid van professionele Vlaams Fonds begeleiders nodig, zonder hierbij nood te hebben aan voortdurend toezicht. Ook voor Paul is module wonen 11 dus meest geschikt. Antwoord 2: Ja, de begeleider moet op elk moment alert zijn voor eventuele ondersteuningsvragen of problemen en hier indien nodig onmiddellijk en op eigen initiatief op kunnen reageren. Dit impliceert dus dat de begeleider minstens binnen gehoorsafstand (eventueel mits gebruik van akoestische systemen vergelijkbaar met ‘babyfoon’) aanwezig is. Verder betekent dit uiteraard ook dat de begeleider de cliënt niet alleen kan laten, zelfs niet voor enkele ogenblikken. De modules wonen 12 t.e.m. wonen 19 zijn voorbehouden voor cliënten die omwille van hun grote ondersteuningsnood niet alleen gelaten kunnen worden (tenzij met gebruik van speciale visuele en/of akoestische systemen). De volgende vragen in de beslissingsboom zijn bedoeld om binnen deze populatie cliënten met een vrij hoge ondersteuningsnood nog meer nuances aan te brengen. Binnen een groep cliënten die reeds veel ondersteuning nodig hebben, proberen we op die manier toch telkens opnieuw diegenen te onderscheiden die net iets meer nodig hebben dan de anderen. Enkel op deze manier kunnen we voor cliënten met zeer uitzonderlijke ondersteuningsnoden een waardevolle extra inspanning leveren. VRAAG: ‘Zijn overdag specifieke ingrijpende maatregelen nodig i.f.v. veiligheid?’ Ter verduidelijking: deze vraag heeft eigenlijk betrekking op de vraag of overdag nood is aan een permanentie P7, m.a.w. de vraag of er nood is aan bijkomende aanwezigheid en ondersteuning van personeel i.f.v. beveiliging. We doelen hier dus voornamelijk op personele maatregelen i.f.v.
31
beveiliging van cliënten die extreem agressief gedrag kunnen stellen met risico op beschadiging van zichzelf of anderen. ‘Veiligheid’ op andere vlakken (vb medisch: ervoor zorgen dat bij uitvallen van een beademingstoestel onmiddellijk iemand in de buurt is) zien we eerder onder de noemer ‘uitzonderlijke ondersteuningsbehoefte’(zie volgende vraag). Ook preventieve maatregelen die met beperkte personele inspanning goed resultaat opleveren, moeten eerder ondergebracht worden onder de noemer ‘bijzondere ondersteuningsbehoeften’. Op die manier willen we een zeer duidelijk onderscheid maken met extreem onveilige situaties waar op elk moment extra personeel ter versterking opgeroepen moet kunnen worden. Antwoord 1: Neen, er moet niet voorzien worden in de mogelijkheid extra personeel op te roepen om extreem gevaarlijke/ onveilige situaties te kunnen hanteren. Dit sluit niet uit dat succesvol preventieve maatregelen werden genomen waardoor dergelijke situaties tot een minimum herleid kunnen worden. Dit antwoord sluit de modules wonen 17 t.e.m. wonen 19 uit, zodat de keuze rest tussen de modules wonen 12 t.e.m. 16. Deze keuze zal bepaald worden door het antwoord op de volgende vraag: ‘Is sprake van uitzonderlijke ondersteuningsbehoeften (niet i.f.v. beveiliging voor extreme agressie) die zeer specifieke maatregelen of aanpak noodzakelijk maken?’ Hiermee doelen we op maatregelen die veel meer omvatten dan het scheppen van een algemeen kader waarbinnen de cliënt goed kan functioneren. Het gaat om maatregelen die sterk individueel bepaald worden en slechts op 1 enkele cliënt van toepassing zijn. Het ontwikkelen van deze maatregelen en het opvolgen ervan vraagt dus veel tijd en energie van de begeleiding. We denken bijvoorbeeld aan preventieve maatregelen ifv ernstig probleemgedrag, ondersteuning van complex meervoudig gehandicapte personen, … Antwoord 1.1: neen, er is geen sprake van uitzonderlijke ondersteuningsbehoeften. Dit impliceert dus dat een begeleidingsintensiteit B5 volstaat. Met B5 wordt voorzien in een zeer intensieve dagelijkse ondersteuning op zowat alle aspecten van het dagelijks leven. B5 is gericht op cliënten die enkel goed functioneren in een sterk gestructureerde omgeving en die heel wat ondersteuning en/of stimulering en/of controle en/of verzorging … nodig hebben. Dit antwoord leidt toe naar de modules wonen 12 en wonen 13. het verschil tussen deze 2 modules ligt enkel nog in de mate waarin ’s nachts aanwezigheid en ondersteuning van personeel vereist is. Antwoord 1.2: ja, er is sprake van uitzonderlijke ondersteuningsbehoeften. M.a.w. een begeleidingsintensiteit B5 volstaat niet, er is een begeleidingsintensiteit B6 nodig. Deze zwaarste gradatie in begeleidingsintensiteit is gereserveerd voor cliënten bij wie het scheppen van een algemeen kader niet volstaat, maar voor wie zeer sterk geïndividualiseerde maatregelen ontwikkeld, uitgevoerd én zorgvuldig bewaakt moeten worden. We denken hier bijvoorbeeld aan cliënten met een complex meervoudige handicap, cliënten met zeer ernstig probleemgedrag dat door een consequente, volgehouden, correcte aanpak onder controle gehouden kan worden, cliënten met een complexe medische problematiek die zeer veel verzorging en verpleging nodig hebben, … . Enkele voorbeelden:
32
INGRID is een vrouw van 49 jaar. Verstandelijk situeert ze zich op een niveau van 4 jaar. Ze is dus in zekere mate zelfstandig (kan wel niet zonder feitelijke aanwezigheid van begeleider). Op vlak van zelfredzaamheid kan ze zich zelfstandig wassen. Ze heeft alleen toezicht nodig en bij het tanden poetsen, in bad wassen, enz. dient ze geholpen te worden. Ze kan ook zelfstandig eten, maar heeft ook hier weer toezicht nodig. Anders zou ze blijven eten tot ze ziek is. Motorisch is ze goed en ze kan zich in principe zelfstandig verplaatsen over bepaalde stukken van het domein (vb. weg naar dagbesteding). Eigenlijk loopt ze ook rond in het paviljoen en in de woning. Toch dient er hierbij wel opgelet te worden dat ze niet te veel in contact komt met bewoners of personeel die haar iets over morgen of de dagen erna zouden kunnen vertellen. Dit kan ze immers niet aan: wanneer ze bijvoorbeeld dingen verneemt, verwacht ze namelijk dat die nu moeten gebeuren. Wanneer haar verwachtingen toch niet ingevuld worden, resulteert dit in nerveus gedrag, agressie, hoofdbonken, … Wanneer Ingrid alleen op het paviljoen of domein rondloopt, klampt ze ook voortdurend mensen aan in de hoop dat ze haar toch iets vertellen over morgen (of met andere woorden over plezante dingen die vrij snel gaan gebeuren). Eigenlijk heeft ze nood aan duidelijkheid. Wanneer mensen haar echter iets vertellen over bijvoorbeeld een feestje, is ze op dat moment heel gelukkig. Er zijn dus heel wat mensen die zich laten verleiden, met uiteindelijk na een tijdje een negatief resultaat voor Ingrid als gevolg. Ze kan zich dus wel zelfstandig verplaatsen, maar dit kan alleen op bepaalde momenten (wanneer ze mensen tegen komt die zich houden aan de afspraken en haar duidelijkheid bieden en wanneer ze geen mensen kan tegenkomen die zich laten verleiden tot bepaalde uitspraken). In zekere zin heeft ze dus nauwlettend toezicht nodig. ’s Nachts volstaat het dat iemand aanwezig is, waarop ze beroep kan doen als er zich iets zou voorvallen.
Bespreking: Ingrid heeft dagelijks en continu intensieve ondersteuning nodig. Ze heeft de voortdurende aanwezigheid en het voortdurend toezicht van personeel nodig. Ze heeft echter geen specifieke ondersteuningsbehoeftes die zo uitzonderlijk zijn dat ze niet binnen het algemeen geldende groepskader passen. Ingrid heeft ’s nacht geen feitelijke ondersteuning nodig; het louter aanwezig zijn van een begeleider volstaat. Voor Ingrid is module wonen 12 dan ook meest aangewezen. MARIA is een vrouw van 54 jaar met een diep verstandelijke handicap (verstandelijke leeftijd 1 jaar). Op motorisch vlak beschikt ze nog wel over een aantal mogelijkheden: ze stapt rond op de woning en het paviljoen. Voor lange afstanden heeft ze echter een rolstoel nodig. Met haar 1 hand kan ze ook nog dingen vastnemen, indien ze dit wil en dit nodig is. Haar rechterarm is verlamd en ze gebruikt hem eigenlijk niet. Op vlak van zelfredzaamheid kan ze met hulpmiddelen met een vork eten, wanneer haar eten gesneden is en wanneer je bij haar aan tafel gaat zitten (met wat aansporing). Overdag is ze zindelijk, zolang ze op vaste momenten naar het toilet wordt gestuurd en dan geholpen wordt. Zichzelf wassen kan ze niet. Aan- en uitkleden wordt ook door de begeleiding gedaan, maar hier biedt ze af en toe hulp door bv. haar truitje verder uit te doen, wanneer haar mauwen los zijn. Maria brengt haar tijd vooral door met kijken: kijken naar bewoners die voorbijkomen, kijken naar deuren die opengaan, kijken naar het gebeuren. Maria is een passieve genieter en je kan haar gemakkelijk ergens zetten waar er vanalles te zien is. Wanneer je echter iets actiever met haar wil doen, dien je haar wel individueel te stimuleren. Maria heeft zeker wel toezicht nodig: ze neemt geen enkel initiatief wanneer er niemand in de buurt is en ze heeft ook geen enkel besef van gevaar. ’s Nachts is ze niet zindelijk en o.w.v. decubitus dient ze verschoond te worden. Er wordt ook regelmatig toezicht uitgeoefend, want ze kan zelf geen hulp halen. Ze spreekt ook niet.
Bespreking: Maria heeft een profiel dat vergelijkbaar is met dat van Ingrid. Maria heeft echt ook ’s nachts feitelijke ondersteuning nodig. Voor Maria is module 13 dus meest aangewezen. ANITA is een meisje van 18 jaar (verstandelijke leeftijd: 15 maanden). Anita heeft op vlak van zelfredzaamheid heel wat hulp nodig: ze dient volledig gewassen en gekleed te worden, ze is niet zindelijk. Eten kan ze met behulp van een lepel zelfstandig, indien haar geen te grote porties gegeven worden. Anita heeft naast haar verstandelijke handicap ook autisme. Dit maakt dat ze verschillende situaties slechts beperkt aankan. Zo dient haar dag heel strikt gestructureerd te verlopen: zelfde chronologische indeling, eten op vaste plaats, zitten in voormiddag op vaste plaats, … Ze kan ook niet te veel ruimte aan: overgangen verlopen moeilijk waardoor ze na een activiteit altijd eventjes in haar zeteltje gefixeerd
33
moet zitten. De ruimte moet steeds ingeperkt worden door middel van een vorm van compartimentering: alleen in kamertje, alleen in de veranda, alleen in een stukje van de tuin dat afgebakend is met een touw, enz. Anders raakt ze volledig overprikkeld, wat uitmondt in gilbuien. Activiteiten gebeuren ook steeds op een gestructureerde manier: wandelen met een touwtje, zodat ze verbonden is met de begeleider; taakdozen met individuele begeleiding bij zich (en wel samen met andere bewoner), … ’s Nachts ligt Anita volledig gefixeerd met een slaapzak en riem. Haar deur is ook op slot. Anders voelt ze zich onveilig en slaapt ze niet.
Bespreking: Anita heeft dagelijks nood aan zeer intensieve ondersteuning en toezicht van professionele begeleiders. Binnen een algemeen groepskader kan Anita niet functioneren; er zijn heel specifieke, voor de begeleiding erg intensieve maatregelen nodig die consequent toegepast moeten worden. Een begeleidingsintensiteit B6 (i.f.v. uitzonderlijke ondersteuningsbehoefte) is hier zeker gerechtvaardigd. ’s Nachts volstaat louter aanwezigheid niet, er moet toezicht uitgeoefend worden. Module wonen 15 lijkt meest aangewezen voor Anita. Ook voor Alex is module wonen 15 aangewezen: ALEX is een man van 1.80m groot, 90 kg wegend. Hij heeft een ernstige verstandelijke handicap, maar is mobiel. O.w.v. epilepsie – die niet controleerbaar is, is steeds toezicht vereist. Zijn epilepsie uit zich in grand-mal aanvallen, waardoor hij in kwetsbare situaties verzeild kan geraken. Ter bescherming van hoofdwonden draagt hij hiervoor een helm. Hoewel hij wel over de nodige zelfredzaamheid beschikt om zich alleen binnen een vertrouwde omgeving te verplaatsen, is door zijn epilepsie dan ook STEEDS begeleiding vereist. In zijn functioneren stelt begeleiding een achteruitgang vast. Hij lijkt bij momenten niet meer te weten hoe bv een t-shirt aan te trekken, of zijn tanden te poetsen, de overgangen naar een volgende ‘opdracht’ of activiteit duurt voortaan langer, hij lijkt ook minder greep op zijn situatie te krijgen, lijkt de omgeving minder te begrijpen, stelt dan ook gedrag dat eerder kleverig te noemen is, wil toch dat alles verloopt zoals hij dit in zijn hoofd ziet gebeuren, indien niet dan resulteert dit vaak in een epilepsie-aanval of een woedebui waarbij een stoel eens in de richting van vliegt… ’s Nachts staat zijn ‘babyfoon’ naast het bed zodat de nachtdienst snel kan ingrijpen indien hij een nachtelijke aanval doet.
GERDA is een vrouw van 51 jaar met een ernstig verstandelijke handicap (verstandelijke leeftijd: 4.5 à 5 jaar). Gerda heeft ook een bijkomende psychiatrische problematiek. Ze is dus wel vrij zelfstandig qua zelfredzaamheid en mobiliteit (heeft hierbij wel toezicht nodig). Toch vraagt ze omwille van haar bijkomende psychiatrische problematiek veel ondersteuning en duidelijkheid. Zo heeft ze bijvoorbeeld constant iemand van de begeleiding nodig in de buurt, waarop ze elk moment beroep kan doen en die haar voortdurend aanspreekt (fysieke aanwezigheid en individuele begeleiding): vb. wanneer je in de badkamer bent, zit ze in de zetel vlak bij de deur en spreek je haar voortdurend aan (ze kan je ook steeds zien), er zit steeds iemand van de begeleiding naast haar bij het eten en activiteiten, taken worden met de begeleiding gedaan, … Wanneer er niemand in haar buurt is, resulteert dit in probleemgedrag: kleren scheuren, kleren uitdoen, verschillende vuile onderbroeken van andere bewoners aandoen, rumineren, … Vermits er ’s nachts niet constant iemand naast haar kan slapen, is het probleemgedrag ’s nachts niet onder controle. Daarom dient er op verschillende momenten iemand te gaan kijken naar haar. Naast een prikkelarme kamer met de deur op slot is dit absoluut niet voldoende. Op dit vlak zijn er al diverse maatregelen en middelen geprobeerd, welke telkens leiden tot nog groter probleemgedrag. Vandaar dat men op dit moment ziet dat ze ‘s nachts regelmatig smeergedrag vertoont, waardoor je dus meermaals per nacht haar kamer kan poetsen en Gerda douchen.
Bespreking: Gerda heeft niet enkel overdag intensieve ondersteuning en voortdurend toezicht nodig, ook ’s nachts moet zeer intensief ondersteuning geboden worden. Vermits haar probleemgedrag min of meer onder controle gehouden kan worden zolang er maar iemand in de buurt is, is er nog geen reden om de zwaarste vorm van permanentie overdag toe te kennen. Gradatie P6 volstaat. Module wonen 16 kan dan ook best toegewezen worden.
34
Ook voor iemand met volgend profiel is module wonen 16 aangewezen: NICK is een jongeman met ernstige meervoudige beperking. Hij is voor alles volledig afhankelijk van de begeleiding. Hij heeft o.a. een stoma en een tracheatomie. O.w.v. zijn orthopedische problemen zit hij overdag in een aangepaste zitschelp. ’s Nachts slaapt hij in een ligorthese. Nick is niet zindelijk en moet geregeld verschoond worden, anders treden er bijkomende lichamelijke probleempjes op. Ondanks het gebruik van hef-en tiltoestellen, blijft de verzorging een heel karwei.
Antwoord 2: ja, er moet voorzien worden in de mogelijkheid extra personeel op te roepen om extreem gevaarlijke/ onveilige situaties te kunnen hanteren. Dit antwoord leidt tot de allerzwaarste modules voor een zeer selecte groep cliënten. In deze modules wordt niet enkel de hoogste begeleidingsintensiteit (B6) voorzien, maar wordt daarnaast ook de zwaarste vorm van permanentie overdag voorzien (gradatie P7). Hiermee wordt ervoor gezorgd dat in extreem gevaarlijke situaties onmiddellijk voldoende personeel ter beschikking staat om de crisissituatie terug onder controle te krijgen. Binnen deze groep wordt nog een nuance aangebracht naar de mate waarin tijdens de nacht aanwezigheid en ondersteuning van personeel nodig is. Afhankelijk van de nood aan louter fysieke aanwezigheid, toezicht of een extra aanwezigheid i.f.v. beveiliging tijdens de nacht kan module wonen 17, 18 of 19 toegewezen worden. STEVEN is een persoon met een ernstig mentale handicap. Hij kan niet lezen, rekenen, schrijven en heeft geen tijdsbesef. Hij heeft een heel eigen manier van praten en denken. Hij kan aanhankelijk en enthousiast zijn in zijn contactname maar kan ook erg dominant uit de hoek komen. Hij is erg gehecht aan zijn ‘gewoontes’ en overtuigingen en is daar ook moeilijk vanaf te brengen. Hij gaat ze zelfs op een bazige manier installeren of opeisen. Hij doet dit door door te drammen, te dreigen met agressie en een enkele keer ook effectief te slaan of te schoppen. Steven heeft behoefte aan duidelijkheid, zekerheid over de gewone gang van zaken. Veranderingen of voor hem onduidelijke zaken (soms verkeerd begrepen) maken hem onzeker (bang?) en dus ook kwaad. Hij heeft ook nood aan consequente grenzen. Afspraken over wat kan en niet mag (wanneer roken, wanneer in bad, wanneer gaan slapen,… ) moeten eenduidig gehanteerd worden naar Steven toe. Zeker voor nieuwe mensen is het zeer belangrijk deze afspraken te kennen en van bij het begin strikt toe te passen. Steven vindt er zijn veiligheid in en functioneert het best binnen deze grenzen. Krijgt hij deze niet van een begeleider dan installeert hij eigen regels waarin hij zich zeker voelt maar die erg schadelijk of storend kunnen zijn (niet meer eten, zich niet wassen, … . Time-out en isolatie worden indien nodig consequent toegepast. Hiervoor moet hulp van andere begeleiders ingeroepen worden. Doordat Steven geen tijdsbesef heeft, denkt hij dat alles ‘vandaag’ is. Zo kan hij verhalen vertellen van 20 jaar geleden alsof ze een uur geleden zijn gebeurd. Hij zit ook met heel wat verwachtingen: naar huis gaan, bezoek krijgen,… Het is voor hem belangrijk dat begeleiding duidelijk stelt wat voor vandaag is en wat “Nog veel te vroeg is.” Steven babbelt graag; hij heeft altijd wel iets te vertellen. Hij heeft wel een eigen manier van praten en is hierdoor niet altijd even gemakkelijk te begrijpen. Hij vertelt niet letterlijk wat of hoe iets gebeurd is maar praat sterk in associaties. Als je de achtergrond van het gebeuren kent, is hij beter te volgen. Het gebabbel van Steven kan echter ook heel druk zijn (hele tijd hetzelfde zeggen). Hij begrijpt vlot eenvoudige omgangstaal maar heeft over heel wat zaken een eigen idee en dramt daar gemakkelijk over door als hij denkt dat jij hèm niet begrijpt. YY neemt vlot contact met begeleiding. Soms is hij erg lief en behulpzaam maar vaak (en vooral bij nieuwe mensen of wanneer er iets op ‘til’is, bijv. naar huis gaan) komt hij erg bazig uit de hoek (Wil dat alles verloopt zoals hij denkt dat het moet verlopen) en speelt de ‘hulpopvoeder’. Naar medebewoners toe geeft hij ook heel wat opmerkingen over wat ze moeten doen of niet mogen. Dit gebeurt ook vaak non-verbaal. Medebewoners zien hem dan ook als een gezagsfiguur die ambivalente gevoelens oproept. Steven kan zich zelfstandig aan- en uitkleden. Hij zou wel eens vergeten vers ondergoed aan te trekken of zijn ondergoed aanhouden onder zijn pyjama. Steven kan vlot stappen en wandelen. Hij kan fietsen op het domein maar doet dit zonder enige aandacht voor de omgeving. Reed in het verleden dan ook al eens tegen een auto. Hij verplaatst zich zelfstandig naar voor hem vertrouwde plaatsen op het domein. Steven fietst enkel nog op geleide fietstochten met de leefgroep op het domein. Individueel fietst hij niet meer. Hij gaat dus te voet naar het atelier en de fiets staat gesloten in de berging.
35
Steven blijft best niet alleen in de leefgroep. Hij zou zijn eigen denken volgen en daardoor gevaarlijke dingen doen (bijv. met zijn aansteker) en met andere bewoners in conflict komen. ’s Nachts is Steven een overwegend goede slaper. Bespreking: voor Steven zal module wonen 17 volstaan. De kans dat ’s nachts problemen optreden is zeer gering, zodat een louter fysieke aanwezigheid volstaat. SAM is een vriendelijke jonge man. Hij is een eerder stille persoon, aangenaam in omgang. Hij heeft een matig mentale handicap. Hij kan korte zinnen schrijven en leest vlot. Hij kan rekenen en de klok lezen. Sam heeft psychiatrische problematiek. Hij heeft in zijn huidige leefgroep een ganse evolutie doorgemaakt en is er als het ware open gebloeid. Sam geniet van aangename momenten in de leefgroep en nog meer van extra’s zoals een uitstap, een CD-aankoop. Dit soort activiteiten zijn voor hem de laatste tijd steeds vaker mogelijk. Sam vertoonde in het verleden ernstige gedragsproblemen (agressie naar personen, agressie naar materiaal, seksuele agressie). Enkele jaren geleden maakte Sam een zware psychose door. Hij neigt eveneens naar een manisch-depressieve stoornis. Bij zijn komst in de huidige leefgroep was zijn leven overheerst door het naar huis gaan. Hij was absoluut niet graag in deze leefgroep. Heel frequent stelde hij vragen over verhuis naar een andere leefgroep en verlengde weekends thuis. Hij had een onrealistisch zelfbeeld en een idealistisch beeld over zijn vorige verblijf in psychiatrie en in zijn vorige leefgroep, waar hij volledig vastliep. Zijn dagprogramma was aanvankelijk zeer beperkt door zijn zeer geringe draagkracht en uit veiligheidsoverwegingen. Sindsdien werden er, met succes, verschillende stappen gezet om Sam’s dagbesteding en bewegingsvrijheid te verruimen. Seksuele agressie kwam de laatste acht jaar niet meer voor. Gezien zijn complexe problematiek heeft Sam behoefte aan een goede opvolging van zijn psychische en emotionele toestand. Ondanks Sam’s positieve evolutie, kent hij nog wel eens een sombere dag. Zich minder goed voelen, komt bij Sam vaak tot uiting in zijn hoofd neerleggen op tafel of wegzakken in de zetel. Vaak heeft hij klachten over “draaiingen” in zijn hoofd of andere lichamelijke klachten of begint hij vragen te stellen rond naar huis gaan, weg willen uit de leefgroep, verlengde weekends,… Op zulke momenten moeten de begeleiders heel alert zijn en tijdig optreden om escalaties te voorkomen. Indien mogelijk wordt vriendelijk ingegaan op zijn vragen (“je kent de afspraak toch”, “je weet toch dat jij de enige bent die wekelijks naar huis mag”) zonder dat de afspraken ter discussie worden gesteld. Hij wordt aangespoord wat op zijn kamer te gaan rusten waarbij gezegd wordt dat het daarna wel beter zal gaan (niet te snel meegaan in medische klachten die weinig geloofwaardig zijn). Indien Sam niet open staat voor een gesprek, worden dergelijke onderwerpen direct afgesloten en dient hij te gaan rusten op zijn kamer (ev. arm geven). De begeleiders geven Sam hierbij wel een perspectief omtrent de duur van zijn rust (b.v tot aan volgende maaltijd). Bij teveel spanning (= protesteren, dreigen met slaan tegen hoofd) krijgt Sam 1 verwittiging en moet daarna doen wat de begeleiding van hem vraagt: rusten met gesloten deur, rolluik neer en elektriciteit uit. Bij verder negatief gedrag (rust is niet meer mogelijk) wordt overgegaan tot fixatie. Hiervoor wordt steeds extra hulp ingeroepen. Sam krijgt op dat moment ook een inspuiting om blijvende agitatie in fixatie te doorbreken en hem tot rust te brengen.. De laatste jaren gebeurde het zelden dat Sam plots agressief was of direct over zijn toeren ging. De begeleiders zien het meestal goed aankomen en kunnen dan werken volgens de afgesproken stappen. Wanneer Sam toch plots agressief is (b.v. zich direct zwaar fysiek verzetten bij verwijzing naar kamer of zich in de leefgroep erg bedreigend gedragen) beslissen de begeleiders om de eerste stappen over te slaan en dadelijk over te gaan naar fixatie (duur afhankelijk van de ernst van de situatie). Bij gevaar zou Sam adequaat kunnen reageren, in die zin dat hij hulp zou roepen. Sam helpt zeer graag met huishoudelijke taken. Hij zet de tafel, leegt de vaatwas, enz. Sam heeft wel graag dat alles ‘juist’ is en zou hier soms wel erg extreem in gaan (blijft bijna dwangmatig zoeken naar servetten als er geen meer zijn; als hij rolluiken mag dichtdoen, doet hij ze ook in de zomer om 17uur dicht). Wanneer Sam ’s nachts ziek is of probleemgedrag stelt, wordt enkel met voldoende personen in zijn kamer binnengegaan! De wachtdienst wordt altijd opgeroepen. Bespreking: bij Sam moet ook ’s nachts de mogelijkheid voorzien worden extra begeleiders op te roepen. Module wonen 19 is hier aangewezen.
3.1.2 Beslissingsboom dagbesteding Opmerking: Bij het toewijzen van een type- module voor dagbesteding is het belangrijk te vertrekken van de situatie waarbij een cliënt een activiteit uitvoert die afgestemd is op zijn mogelijkheden en beperkingen. Het is dus niet de bedoeling de nood aan ondersteuning in te
36
schatten bij een activiteit die een zeer grote uitdaging zou vormen voor de cliënt. Net als bij wonen vragen we dus ook hier een zeker ‘gemiddelde’voor ogen te houden. De beslissingsboom voor dagbesteding is heel wat eenvoudiger dan deze voor wonen. De verschillende gradaties van permanentie en begeleidingsintensiteit zijn hier al veel meer op elkaar afgestemd, zodat ook minder relevante combinaties weerhouden kunnen worden. De eerste vraag maakt onmiddellijk een tweedeling in de modules: enerzijds zijn er de modules dagbesteding 1 en 2, anderzijds de modules dagbesteding 3 t.e.m. 6. De modules dagbesteding 1 en 2 voorzien slechts in beperkte mate ondersteuning bij de dagbesteding. Er is niet voortdurend personeel beschikbaar, waardoor ook niet de mogelijkheid bestaat toezicht te houden op de cliënten. De keuze tussen module dagbesteding 1 en module dagbesteding 2 is afhankelijk van het al dan niet dagelijks contact nodig hebben met een Vlaams Fonds begeleider. Onderstaande voorbeelden illustreren de profielen van cliënten aan wie deze modules toegewezen kunnen worden. FRIEDA woont zelfstandig in een huis beschermd wonen aan de rand van het dorp. Elke morgen gaat ze te voet van haar woning naar de kapper in het centrum van het dorp. Bij de kapper volgt ze dagbesteding. Ze assisteert de kapper in zijn werk. De taken die ze uitvoert zijn onder andere het opvegen van de vloer, het uitdraaien van krulspelden, het klaarleggen van handdoeken, etc. De kapper volgt haar werk dagdagelijks op op de werkvloer en geeft haar taken in het kapsalon. Een begeleider van de dienst beschermd wonen stelt wekelijks met Frieda een weekplanning op. Ze volgt samen met Frieda de afspraken op die ze o.a. heeft in dagbesteding. Een paar keer per jaar wordt het werk bij de kapper geëvalueerd met de aandachtsbegeleider van de dienst beschermd wonen. De aandachtsbegeleider coacht de dagbesteding van Frieda bij de kapper en onderhoudt de contacten tussen de dienst, Frieda en de kapper.
Bespreking: voor Frieda wordt vanuit het Vlaams Fonds eerder beperkte ondersteuning bij de dagbesteding voorzien. Er is geen dagelijks contact met de begeleider die de dagbesteding eerder van op afstand opvolgt en coördineert. Module dagbesteding 1 sluit best aan bij dit huidige dagbestedingsaanbod van Frieda. RICHARD is een bewoner die zelfstandig woont in een huis beschermd wonen in het centrum van het dorp. Elke morgen stapt hij naar het tehuis niet-werkenden in de buurt, alwaar hij de tuinman van de voorziening ontmoet. Richard volgt dagbesteding op de tuindienst van het tehuis. De tuinman overloopt met Richard de dagplanning en de taken van de dag. Vervolgens zet de tuinman Richard aan het werk. De tuinman begint dan aan zijn eigen taken in de tuin. Richard voert zijn werk zelfstandig uit. Dit lukt vooral wanneer het werk goed is uitgelegd en eventueel voorgedaan. De tuinman komt regelmatig eens polsen bij Richard of het werk vlot loopt. Het werk dat Richard uitvoert is licht tuinwerk, zoals bladeren opvegen, gras afrijden, harken, wieden, etc. Voor het zwaardere werk of voor het bedienen van grotere toestellen is de hulp nodig van de tuinman. De aandachtsbegeleider van de dienst beschermd wonen coached mee de dagbesteding van Richard. Deze polst regelmatig bij de tuinman en bij Richard hoe het werk loopt. De aandachtsbegeleider stelt wekelijks met Richard een weekplanning op.
Bespreking: Richard heeft dagelijks ondersteuning nodig bij zijn dagbesteding. De begeleider hoeft echter niet de hele tijd door bij hem te blijven en moet ook maar bij bepaalde aspecten van het werk ondersteuning bieden. Module dagbesteding 1 is dus meest aangewezen. De modules dagbesteding 3 t.e.m. 6 zijn bedoeld voor cliënten voor wie voortdurende aanwezigheid van professionele Vlaams Fonds begeleiders nodig is. De uiteindelijke keuze is afhankelijk van de benodigde begeleidingsintensiteit. Voor cliënten die sowieso de aanwezigheid van een begeleider tijdens de activiteit nodig hebben, onderscheiden we volgende begeleidingsintensiteiten:
37
?? Uitgebreide ondersteuning: tijdens de activiteit is de begeleider aanwezig en houdt in de gaten waar op een bepaald moment ondersteuning nodig is. Hierbij gaat het niet om ingrijpende ondersteuning, maar eerder om het geven van een opmerking of aanmoediging, het opnieuw op weg helpen wanneer de cliënt vastgelopen is bij het uitvoeren van een handeling, een (deel-) opdracht opnieuw uitleggen, … . (Gezien de aard en omvang van de ondersteuning die hier geboden moet worden, is het voor de begeleider mogelijk meerdere cliënten tegelijkertijd ondersteuning te bieden.) ?? Intensieve ondersteuning: de begeleider moet hier niet enkel oog hebben voor taak- of activiteitgebonden vragen of problemen, maar moet zeker evenveel aandacht besteden aan bijkomende problematieken. Bijvoorbeeld: gedrags- of psychische problemen die het goed functioneren bedreigen, nood aan verzorging, ernstige vorm van autisme, … . (De begeleider moet tijdens de activiteit vaker en intensiever ondersteuning bieden en kan dus in vergelijking met de vorige gradatie een minder groot aantal personen tegelijkertijd ondersteunen.) ?? Zeer intensieve ondersteuning: hier is de ondersteuning overwegend afgestemd op de aanwezige, zeer ernstige problematiek. Het realiseren van een geslaagde activiteit komt hier in zekere zin op de tweede plaats. Bijvoorbeeld cliënten die zeer veel medische en verpleegkundige zorgen nodig hebben, cliënten die bijna volledig afhankelijk zijn op vlak van ADL, cliënten die frequent ernstig probleemgedrag (storend of zelfs gevaarlijk voor de andere cliënten) vertonen, … . De modules dagbesteding 5 en 6 zijn dus beide zeer zware modules. Het onderscheid tussen beide zit in de mate van permanentie. In module dagbesteding 5 vinden we cliënten die dankzij de zeer zware begeleidingsintensiteit behoorlijk functioneren (vb het probleemgedrag is dankzij ingrijpende maatregelen onder controle, zodat enige vorm van dagbesteding mogelijk wordt). In module dagbesteding 6 daarentegen vinden we cliënten bij wie ondanks de zeer intensieve ondersteuning nog extra maatregelen moeten genomen worden i.f.v. het tijdig en adequaat ingrijpen in onveilige situaties. KRIS is een 32-jarige man met syndroom van down en een ernstig verstandelijke handicap. Kris heeft een visusdefect., een gehoorsproblematiek waarvoor hij een oorapparaat draagt, en terugkerende respiratoire infecties. Kris is vrij zelfredzaam, hij heeft weinig hulp nodig, maar er is wel enige controle vereist . Als hij tijdelijk medicatie moet innemen, maakt hij hierover geen problemen, maar hij heeft geen besef van hoeveelheid of tijdstip. Hij spreekt heel onduidelijk, maakt gebruik van SMOG (de gebaren zijn vaak oppervlakkig). Hij stottert, gebruikt korte zinnen, geen volzinnen, en kleutertaal. Zijn onduidelijkheid in het spreken is een belemmerend element voor het leggen van contacten. Bij agressie van anderen neemt hij direct contact met de begeleiding. Hij doet niets terug. Hij maakt enkel gebruik van gemeenschapsdiensten met een begeleider. Zijn vrijetijdsbesteding gebeurt voornamelijk met zijn ouders. Hij zal onzeker reageren op reacties van mensen uit de samenleving. Hij heeft nood aan voorafgaande informatie bij nieuwe dingen. Hij kan voor zichzelf geen doelen stellen en nastreven. Het dagbestedingspakket van Kris bestaat uit voorgestructureerde, arbeidsgerichte activiteiten met de voorziening. Kris is bang om een nieuw werk aan te leren. Het vraagt tijd en energie hem hierin te begeleiden. Hij heeft vooral nood aan duidelijkheid, bij opheldering is zijn probleem direct opgelost. Hij heeft nood aan een duwtje in de rug, maar eens hij gelanceerd is, is hij actief. Als Kris met een probleem zit, moet je dit echt voor en met hem oplossen, anders lukt het werken hem niet. Hij kan niet tegen een hoge werkdruk en het opdrijven van z’n tempo .
Bespreking: Kris heeft nood aan voortdurende aanwezigheid en enige (uitgebreide) concrete ondersteuning van een Vlaams Fonds begeleider. Module dagbesteding 3 is hier meest aangewezen. 38
JAN is een persoon met een ernstig mentale handicap en epilepsie. Sinds enkele jaren is een duidelijke neerwaartse evolutie met betrekking tot zijn intellectueel functioneren merkbaar. Jan is een energieke, rusteloze persoon. Hij kan zeer druk zijn en iedereen aanklampen om zijn verhaal te doen. Hij is continu met zijn dagindeling bezig. Hij vraagt continu bevestiging hieromtrent aan de begeleiding. Hij leeft als het ware van moment naar moment en van de ene grote gebeurtenis naar de andere. Het beheerst werkelijk zijn leven. Jan kan moeilijk de dingen bevatten, in een context plaatsen. Hij voelt zich meestal benadeeld. Hij is erg ik-gericht en momentaan en doorziet niet steeds de gevolgen van zijn daden. Hij communiceert meestal vanuit zijn ik-positie en voornamelijk met drie-woordzinnen. Hij is geneigd om telkens opnieuw en aan iedereen (ook vreemden) een goeiedag te zeggen en een hand te geven. Hij krijgt bijkomende ondersteuning via picto’s, foto’s. Jan praat eerder veel, ook in situaties waar of tegen wie het niet verwacht wordt. Hij praat vooral met de begeleiding, minder met de andere gebruikers. Hij heeft weinig sociaal contact, weent gauw en komt om hulp vragen als hij geplaagd wordt . Hij vraagt spontaan hulp bij problemen, maar is nogal snel hulpeloos. Hij toont bij conflicten zijn ongenoegen, doch is niet in staat om zelf de zaken op te lossen. Jan moet geholpen worden voor een groot aantal ADL-vaardigheden (het snijden van vlees, fijn maken van voedsel, opruimen bij morsen, wassen en scheren). Hij kan helpen bij een beperkt aantal huishoudelijke werkjes, maar kan niets alleen, hij doet alles onder toezicht. Jan kan zich niet zelfstandig verplaatsen in de maatschappij. Bezoek aan winkel, kerk, restaurant, … gebeurt onder begeleiding. Soms durft hij teveel risico nemen. Jan heeft begeleiding en ondersteuning nodig in het invullen van zijn vrije tijdsbesteding. In het dagcentrum neemt hij in zijn vrije tijd graag de bal en gaat voetballen met de andere gebruikers. Hij neemt graag deel aan activiteiten georganiseerd door het dagcentrum. Jan kan in een groep werken, maar presteert optimaal als hij rustig en alleen aan een tafel kan werken. De opdrachten moeten duidelijk afgelijnd zijn. Jan werkt graag samen met de anderen, maar de anderen niet met hem. Hij zoekt contact met de andere gebruikers, maar moet hierin bijgestuurd worden. Tijdens het werken vraagt Jan niet steeds hulp wanneer nodig. Hij denkt er gewoon niet aan dat hij fouten kan maken.
Bespreking: Jan heeft in vergelijking met Kris veel intensievere ondersteuning nodig. Vooral zijn gedrag en de omgang met begeleiders en andere cliënten moet regelmatig bijgestuurd worden. Vermits Jan zelf niet altijd hulp vraagt, moeten de begeleiders ook nauwlettender toezicht houden. Module dagbesteding 3 zal hier niet volstaan, een module dagbesteding 4 is aangewezen. LIES is een vrouw met een diep verstandelijke handicap en autisme. Op vlak van zelfredzaamheid kan ze weinig. Ze wordt door de begeleiding volledig gewassen en aangekleed. Haar eten wordt haar gegeven en ze is niet zindelijk. Op motorisch vlak beschikt ze nog over een aantal mogelijkheden. Ze kan zelf stappen en kan met haar handen voorwerpen vast nemen. Hoewel ze fysiek gezien dit met beide handen kan, gebruikt ze echter maar 1 hand. Omwille van haar autisme kan ze niet om met veel prikkels. Haar hele dagverloop dient ook tot in de details na steeds hetzelfde te zijn. Het eten gebeurt best in een situatie met weinig achtergrondgeluiden en op een rustig moment. Alles moet ook op voorhand op haar plateau staan, want wanneer je bijvoorbeeld opstaat tijdens het eten geven, wordt ze enorm nerveus en eet ze na een tijdje niet meer. Tijdens de dag zit ze vaak op een prikkelarm kamertje. Dit is namelijk steeds haar uitvalsbasis. Om haar tussendoor toch ook andere prikkels aan te bieden, wordt ze op rustige momenten (en wel op vaste tijdstippen) meegenomen naar de woning of krijgt ze tussendoor activiteiten aangeboden. Binnen dit activiteitenaanbod gelden eigenlijk dezelfde principes. Haar activiteitenaanbod bestaat bij voorkeur uit een gestructureerd aanbod van taakgerichte activiteiten. Dit is immers een aanbod dat haar rust geeft. Concreet betekent dit bijvoorbeeld dat voor haar verschillende taakdozen (waar ze voorwerpen in gleufjes moet steken) klaar staan. Die werkt ze dan af met een begeleider naast zich. Deze begeleider moet steeds naast haar blijven zitten en ervoor zorgen dat de taakdozen weg zijn wanneer ze afgewerkt zijn. Anders wordt Lies erg onrustig en zenuwachtig. De begeleider dient bij voorkeur dezelfde te zijn en op zijn minst iemand vertrouwd. Anders slaagt Lies er niet in om de opdracht tot een goed einde te brengen. Tijdens deze activiteiten mogen er ook geen andere bewoners aanwezig zijn of mogen er geen achtergrondgeluiden of andere omgevingsfactoren optreden. Anders lukt de activiteit niet. Naast dit gestructureerd aanbod van taakgerichte activiteiten kan je met Lies ook wel eens gaan wandelen of gaan rolstoelfietsen. Hierbij moet je er wel op letten dat je niets met haar gaat eten of drinken. Anders wil ze dit na een tijdje steeds doen en staat haar leven volledig in het teken van een eetfixatie en kan ze voor de rest niets meer. Wandelen of
39
fietsen kan Lies wel in een kleine groep, wanneer ze in een goede periode zit. Wanneer ze een moeilijkere periode heeft, gebeurt dit ook individueel. Omwille van haar autisme (en diep verstandelijke handicap) kan Lies haar vrije tijd niet invullen. Wanneer ze activiteiten doet, dient er steeds een begeleider te zijn die de activiteit samen met haar doet. Ze kan het omwille van de vele prikkels op een woning en de grote ruimte ook niet aan om tijdens de vrije momenten op de woning rond te lopen. Daarom brengt ze ook een groot deel van de dag door op haar prikkelarme kamertje. Om naast deze rustmomenten voor Lies toch ook andere perspectieven te bieden, wordt er getracht zoveel mogelijk te voorzien in een dagdagelijks aanbod. ELS is een vrouw van 42 jaar met een ernstig meervoudige handicap. Op verstandelijk vlak beschikt ze nog over heel wat mogelijkheden. Ze heeft namelijk een verstandelijke leeftijd van 4 jaar en begrijpt dus heel wat van wat er in haar omgeving gebeurt. Op motorisch vlak heeft ze heel wat beperkingen. Ze zit in een aangepaste zitschaal en ze kan ook met haar armen zo goed als niets. Ze wordt volledig gewassen en aangekleed. Ze is niet zindelijk. Haar gemixte eten en drinken wordt haar door de begeleiding gegeven. Op communicatief vlak heeft ze een aantal mogelijkheden. Ze begrijpt korte verbale concrete zinnen. Zelf kan ze met haar tong ook ja en nee aangeven. Omwille van haar hogere verstandelijk niveau heeft Els nood aan activiteiten, die haar aanspreken op haar verstandelijk niveau. Met behulp van een éénfunctietoets, die ze met haar knie bedient, kan ze bijvoorbeeld met de computer werken. Omwille van de vele motorische beperkingen kan ze dit echter ook niet volledig zelfstandig. Daarom gebeurt dit ook individueel met een begeleider bij zich. Daarnaast wordt Els ook graag betrokken bij taken en arbeidsgerichte activiteiten. Omwille van haar motorische beperkingen dien je haar hier ook steeds bij te betrekken door haar op haar verstandelijke mogelijkheden aan te spreken en door met haar rond te rijden en haar erbij te zetten.
Bespreking: Lies en Els hebben beide nood aan zeer intensieve begeleiding bij de dagbesteding. Ze hebben echter geen van beide nood aan extra maatregelen die toelaten in te grijpen in onveilige situaties. Module dagbesteding 5 is hier aangewezen. KRIS is een persoon die graag en veel praat en uitlegt, en daardoor duidelijk ‘aanwezig’ is. Hij kan heel lief zijn (natte zoenen ’s morgens vroeg) en zaken op een grappige en aangename manier vertellen. Zijn verleden van mislukkingen thuis, op school en in (vele) instellingen, heeft er echter toe geleid dat Kris een onzeker iemand is geworden, die meestal negatief over zichzelf denkt en moeilijk met frustraties om kan. Hij heeft ook weinig vertrouwen in andere mensen wat ertoe geleid heeft dat hij voortdurend en op een intense manier aandacht gaat opeisen maar desalniettemin onbevredigd lijkt te blijven (bodemloos vat). Daarnaast zorgt zijn (ernstig) mentale handicap er ook voor dat hij heel wat dingen niet kan plaatsen, dat hij niet weet hoe je iets op een passende manier verwoordt of vraagt, dat hij tijd nodig heeft om iets te verwerken/begrijpen,… Dit alles leidt ‘regelmatig’ tot spanningen die zowel in een epilepsie aanval als in koppig gedrag (medicatie weigeren, niet naar kamer willen gaan) als in agressie hun uitweg kunnen vinden. De begeleiders moeten Kris zeer veel aandacht bieden verdeeld over de hele dag. Hij heeft nood aan zeer veel individuele aandacht. Ook wanneer hij deze krijgt, lijkt hij vaak nog ontevreden, voelt hij zich benadeeld. Als algemene regel geldt dat Kris zeer veel individuele begeleiding krijgt maar dat dit tijdig dient te worden afgewisseld met rusten op de kamer. Het is belangrijk dat Kris weet wat staat te gebeuren; dat hij een perspectief heeft in zijn dag. Zoniet werkt hij zichzelf in de knoop door zijn eigen (onrealistisch) programma te maken en is er heel wat energie nodig om die verkeerde gedachtegang te corrigeren. Het is ook heel belangrijk dat Kris duidelijkheid krijgt wat kan: grenzen van het toelaatbare moeten op een éénduidige manier naar Kris gebracht worden. Binnen de grenzen van de afspraken krijgt hij dan zoveel mogelijk vrijheid en wordt getracht hem mee te laten denken. Ondanks zijn grote verbaliteit mag Kris niet overschat worden in onze communicatie naar hem toe. Hij begrijpt enkel zaken die op een heel eenvoudige en eenduidige manier gezegd worden en heeft tijd nodig om iets tot zich te laten doordringen. Dingen visualiseren is voor hem vaak een grote hulp. Kris zoekt op een constante en intense manier contact met zowel vertrouwde als vreemde personen. Door zijn (op)eisende manier van doen komt hij vaak heel dominerend (‘bazig’) over; ook al is hij welgezind en heeft hij de beste bedoelingen. Interacties met medebewoners liggen Kris moeilijk. Hij begrijpt niet wat ze bedoelen, voelt zich benadeeld, is erg achterdochtig,… Dit alles geeft soms aanleiding tot spanningen. Door zijn problemen met interacties en omwille van zijn geringe draagkracht (agressie) is een vorm van georganiseerde dagbesteding voor Kris niet haalbaar. Hij blijft dus in de leefgroep en krijgt door de eigen begeleiding een dagbesteding aangeboden.
40
Kris heeft de mogelijkheden voor en interesse in heel wat activiteiten. Centraal in zijn daginvulling staan het wandelen in de voormiddag en –avond en het knutselen in de namiddag. Hij houdt echter ook van koken, huishoudelijke karweitjes, go-carttocht, natuur, vissen, een uitstapje, op boodschap gaan, enz. Dit lukt het best met zeer veel individuele begeleiding en een tijdig ingebouwde rustmomenten op de kamer. Wanneer Kris niet weet wat er te gebeuren staat, stelt hij een eigen en vaak onrealistisch programma samen. Wanneer dit niet te realiseren blijkt, kan dit spanning geven. Wanneer spanning optreden is het in eerste instantie vaak mogelijk om Kris op een inventieve manier af te leiden en zo zijn gedrag terug in juiste banen te leiden. Escaleert de spanning dan komt het interventieteam en wordt Kris naar de isolatie gebracht (ongeveer 1,5u) of op bed gefixeerd (ongeveer 3u). Indien nodig wordt een injectie gegeven.
3.2 Toepassen van de beslissingsbomen bij het toewijzen van modules Voor alle huidige meerderjarige cliënten vragen we om een type- module voor wonen en/ of een type-module voor dagbesteding toe te wijzen. De toegewezen type- module(s) zou(den) hierbij een weergave moeten zijn van de ondersteuning die momenteel vanuit het Vlaams Fonds aan de cliënt geboden wordt. Het voornaamste hierbij is dat de mate waarin personeel beschikbaar of aanwezig moet zijn en feitelijke ondersteuning moet bieden, overeenstemt met de mate waarin dit nu reeds gebeurt. Deze aspecten worden bevraagd in de beslissingsboom. Normaal gezien zou het systematisch beantwoorden van de vragen in de boom, rekening houdend met de huidige ondersteuningssituatie, dus voor elke cliënt moeten leiden tot de meest geschikte type- module. We vragen dat u zich bij het kiezen van een type- module beperkt tot de ondersteuning die de cliënt vanuit het Vlaams Fonds ontvangt. We willen met de modules immers enkel zicht krijgen op de mate waarin de cliënt ondersteuning vanuit het Vlaams Fonds nodig heeft en krijgt. Denken we bijvoorbeeld terug aan het voorbeeld van Kim op p. 27. de echtgenoot en zoon van Kim nemen hier een belangrijk deel van de permanentie voor hun rekening. Deze permanentie hoeft dus niet vanuit het Vlaams Fonds voorzien te worden en moet dan ook niet terug te vinden zijn in de modules. Vermits de vragen in de beslissingsboom peilen naar de ondersteuning die de cliënt nodig heeft én nu reeds krijgt, kunnen enkel personen die de persoon nu al begeleiden de beslissingsboom gebruiken om een module toe te wijzen. We vertrouwen hierbij dus in belangrijke mate op de ervaring, deskundigheid en op het correcte inschattingsvermogen van begeleiders, orthopedagogen of psychologen en groepschefs. We beseffen dat het doorlopen van een beslissingsboom een eerder kunstmatige situatie is waarbij u bijna niet anders kan dan een soort ‘gemiddeld functioneren’van de cliënt voor ogen te houden. Het functioneren van heel wat cliënten zal zich omwille van sterke schommelingen niet zo makkelijk in een beslissingsboom laten wringen: in een ‘goeie’ periode zal de persoon voldoende hebben met een minder intensieve module, in een ‘slechte’ periode zal hij nood hebben aan een veel intensievere module. We kunnen het echter ook niet maken om cliënten die af en toe wat meer ondersteuning nodig hebben meteen een zware type- module toe te wijzen, of omgekeerd cliënten die het af en toe met minder ondersteuning kunnen stellen meteen een veel lichtere module toe te wijzen. Het doorlopen van de beslissingsboom omvat dus duidelijk veel meer dan het simpelweg beantwoorden van enkele vraagjes die automatisch een bepaald resultaat genereren. Om de boom te kunnen doorlopen moet de inschaler de ondersteuningsbehoeften van de cliënt perfect kunnen inschatten én bijzonder goed op de hoogte zijn van de huidige ondersteuningssituatie mét alle ups en downs hierin! Het is voor ons onmogelijk hierbij algemene richtlijnen te geven omtrent hoe u 41
een cliënt met sterk fluctuerende ondersteuningsbehoeften best inschaalt. U bent als direct betrokkene bij de cliënt best geplaatst om in te schatten welke module volstaat om de cliënt de benodigde ondersteuning te kunnen bieden, zonder hiervoor overdreven ‘veiligheidsmarges’ in te bouwen. Enkele voorbeelden ter illustratie: AN is een vrouw met een ernstige verstandelijke handicap. Over het algemeen is zij een vrij rustige persoon die goed functioneert in de beschermde omgeving van haar huidige leefgroep. Elk jaar rond de kerstperiode vraagt An echter bijzondere aandacht. Zij heeft het namelijk ontzettend moeilijk te zien hoe haar medebewoners bezoek krijgen van hun familie of zelfs enkele dagen naar huis kunnen gaan, terwijl zij buiten het tehuis geen familie of kennissen meer heeft. An uit haar frustraties hieromtrent met woede-uitbarstingen, sterk claimend gedrag naar de begeleiders toe en erg storend gedrag t.a.v. de andere bewoners. Gemiddeld duurt dit ongeveer 1 à 2 weken.
Bespreking: voor An lijkt het niet strikt nodig voor deze 2 weken per jaar een zwaardere module toe te wijzen. Het feit dat in deze periode bijvoorbeeld ook heel wat bewoners naar huis gaan, maakt dat de begeleiding sowieso wat meer aandacht aan haar zal kunnen besteden. PIERRE woont met begeleiding van een dienst beschermd wonen op een studio, samen met nog 2 andere cliënten. Pierre heeft een goed gevuld dagbestedingsprogramma en vult zijn vrije tijd met het volgen van alle mogelijk voetbalwedstrijden, zowel live als op tv. Vakantieperiodes en rustperiodes in het voetbal veroorzaken bij Pierre echter een enorme chaos: heel zijn goed gestructureerd dag- en weekverloop valt volledig in duigen. In deze periodes heeft Pierre vaak zoveel ondersteuning nodig dat hij tijdelijk opgevangen moet kunnen worden in een sterker gestructureerde woonomgeving, meer bepaald in een leefgroep van het tehuis waaraan de dienst beschermd wonen verbonden is.
Bespreking: voor Pierre is het noodzakelijk de terugvalmogelijkheid naar het tehuis structureel te voorzien. Hem louter inschatten op zijn niveau van functioneren tijdens het voetbalseizoen en werkjaar zal leiden tot module die globaal gezin onvoldoende ondersteuningsmogelijkheden inhoudt om het hele jaar door aan zijn behoeften te kunnen voldoen. TIM is een normaal begaafde jongeman, een twintiger. Hij kreeg vrij recent een diagnose autismespetrumstoornis (ASS). Tim woont reeds 5 jaar in een flat in de stad. Hij heeft zeer weinig sociale contacten. Een groot deel van zijn netwerk bestaat uit hulpverleners. Tim leeft op gespannen voet met zijn ouders. Als gevolg van zijn ASS leeft hij volgens een over- gestructureerd patroon. Hierdoor raakt hij snel in verwarring bij kleine veranderingen in zijn gewoontes. Plannen, organiseren, kosten hem veel moeite en bezorgen hem veel stress en onzekerheid. Tim kan zich moeilijk uiten bij het aangeven van zijn noden. Als hij dit toch doet is de probleemsituatie vaak ernstig te benoemen. Hij staat ook argwanend tegenover hulpverleners (en andere mensen). Zij zijn voor hem een mogelijke bron van verstoring van zijn dagelijkse routines. Zijn zelfstandig functioneren is sterk afhankelijk van het al dan niet kunnen handhaven van zijn dagelijkse routines. Hoe meer deze routines door omstandigheden doorbroken worden des te minder zijn zelfstandig functioneren. Hij krijgt dan ook vaak last van angst en paniekaanvallen die hij somatiseert. Hierdoor is hij ook sterk controle gericht als het aankomt op het aanvaarden van ondersteuning. Aanvankelijk kreeg hij ondersteuning van begeleid wonen maar werd doorverwezen naar beschermd wonen omdat zijn zorgbehoefte te groot bleek. In crisis periodes belt Tim soms meermaals per dag naar zijn begeleider. Tim Het gaat dan vaak om angsten, onduidelijkheden waarmee hij zit. Hij vraagt dan vaak om zo snel mogelijk langs te komen. Aan de telefoon laat hij dan uitschijnen dat het om een ernstige situatie gaat of dat hij er slecht aan toe is. Eenmaal de begeleider aanwezig is blijkt de situatie bijna steeds niet acuut te zijn maar moet hij zijn frustraties kunnen ventileren. In deze periodes vraagt hij ook expliciet dat dit zo zou gebeuren. Aanvankelijk belde hij ook niet uitsluitend naar zijn woonbegeleider maar naar meerdere personen uit zijn netwerk waardoor op zijn minst een deel van zijn netwerk zich ongerust maakte. Uit analyse van zijn vragen blijkt dat het vaak gaat om zaken die kunnen wachten of die strikt genomen niet met zijn woonbegeleiding te maken hebben. (vb: een net toegekomen factuur die pas 3 weken later betaald moet zijn; Een kennis die niet terugbelt zoals afgesproken; boosheid omdat er iets in zijn dagbesteding gewijzigd werd,... ).
42
Tim heeft moeite om zijn vragen duidelijk te formuleren. Hij vertelt vaak een lang verhaal om in wezen iets kort mede te delen. Zijn verhalen worden ook vaak aangedikt met zijn momentane emotionele toestand. Dit geeft vaak communicatieproblemen met zijn omgeving en woonbegeleider. Hij communiceert ofwel te sterk of te weinig in verhouding tot de context, bijna nooit aangepast. Tim krijgt 2 maal per week bezoek van zijn woonbegeleider. De begeleidingssessies duren dan +/- 2u30 min. Buiten crisis periodes is dit ruim voldoende. Tijdens crisis periodes werd hem voorgesteld meer dan 2 x per week langs te komen met een kortere sessieduur. Dit kon voor Tim niet (doorbreken van zijn vaste weekstructuur). Daarom werd gekozen hem te leren zijn vragen en bedenkingen te richten naar de juiste personen binnen zijn netwerk (dat hoofdzakelijk bestaat uit hulpverleners). Daarnaast werd er op regelmatige basis een netwerkoverleg georganiseerd om de begeleiding van Tim zo eenduidig mogelijk te laten verlopen. Hierdoor kunnen zijn vragen ook beter gekanaliseerd worden en kan er op een (pro)actieve manier op ingespeeld worden. Er werd ook gewerkt rond sociale vaardigheden. Tim begreep aanvankelijk niet dat zijn eisende en specifieke manier van vragen stellen wrevel opwekte bij de mensen uit zijn omgeving en dat hij hierdoor soms in een geïsoleerde positie terecht kwam. Sinds het in werking treden van bovengenoemde maatregelen is zijn belfrequentie sterk gedaald en veel gerichter. Een directe interventie is niet meer nodig gebleken. Het was blijkbaar ook aanleiding bij Tim tot een grotere tevredenheid over zijn eigen functioneren.
Bespreking: in crisisperiodes heeft Tim duidelijk nood aan een veel zwaardere module dan in periodes dat alles goed gaat. Concreet heeft Tim in crisisperiodes nood aan een module wonen 5. In goeie periodes volstaat een module wonen 2. De begeleiders oordelen dat een module wonen 3 volstaat om Tim op elk moment de nodige ondersteuning te kunnen bieden. Samenvattend gelden volgende voorwaarden voor het gebruik van de beslissingsbomen als instrument voor het toewijzen van type- modules: ??
enkel professionals die vertrouwd zijn met (het ondersteunen van) de cliënt mogen de beslissingsbomen gebruiken en type- modules toewijzen;
??
doorloop de beslissingsboom en beantwoord alle vragen die u op uw weg tegen komt;
??
bij het beantwoorden van de vragen houdt u de huidige situatie en het ‘gemiddelde’ functioneren voor ogen;
??
3.3
u beperkt zich tot de ondersteuning die de cliënt van het Vlaams Fonds krijgt/nodig heeft.
Toetsen en waar nodig verzwaren van een type- module
Het doorlopen van de beslissingsboom levert u als resultaat een type-module op. Normaliter zou deze module moeten toelaten de Vlaams Fonds ondersteuning die de cliënt nodig heeft en nu reeds krijgt ook in de toekomst verder te bieden. Het lijkt echter zinvol om na het doorlopen van de beslissingsboom het resultaat toch even te toetsen. Concreet stellen we voor om de module die bekomen wordt na het doorlopen van de beslissingsboom te vergelijken met de module ervoor en met deze erna. Hierbij is het vooral belangrijk de permanentie en begeleidingsintensiteit te vergelijken. Het overzicht van de inbegrepen functionele eenheden is voornamelijk richtinggevend bedoeld. Hierin zou in grote lijnen de ondersteuning terug te vinden moeten zijn die momenteel vanuit het Vlaams Fonds reeds geboden wordt aan de cliënt. Vindt u uitzonderlijk dat de bekomen type- module toch niet de meest aangewezen module is, dan zal u de
43
mogelijkheid geboden worden om mits grondige motivatie een alternatieve module voor te stellen (zie invullen van de registratieformulieren). Bij de beschrijving van de type- modules werd verduidelijkt dat sommige ondersteuningsvormen zo specifiek zijn dat ze niet ‘standaard’ opgenomen worden in de modules, maar enkel als verzwaring toegevoegd kunnen worden aan de bestaande type- modules. We lichten hieronder toe wat we verwachten bij het toevoegen van verzwaringen aan respectievelijk de modules voor wonen en deze voor dagbesteding. Toevoegen van verzwaringen bij de type- modules wonen: Volgende soorten ondersteuning kunnen toegevoegd worden aan de type- modules voor wonen: o Verpleging o Medisch onderzoek en behandeling o Pedagogische begeleiding De eerste 2 soorten ondersteuning kunnen uiteraard enkel toegewezen worden aan cliënten bij wie hiervoor duidelijke medische gronden zijn. Algemeen gaan we er zowel bij verpleging als bij medisch onderzoek en behandeling van uit dat wat binnen het reguliere circuit kan, niet vanuit het Vlaams Fonds moet gebeuren. Het toewijzen van een verzwaring kan dus enkel indien dit soort ondersteuning niet binnen het reguliere circuit kan verkregen worden. Voor ‘medisch onderzoek en behandeling’ worden hieronder ook begrepen de deelname aan multidisciplinair overleg en de integratie van de gespecialiseerde medische benadering in het individueel handelingsplan van de persoon met een handicap. Om de verzwaringen te kunnen inschalen moet de nodige motivatie voorgelegd kunnen worden! Die motivatie kan bijvoorbeeld een medisch attest zijn, of een uitgebreid medisch verslag in het dossier of handelingsplan van de cliënt. U hoeft deze motivatie niet toe te voegen bij het versturen van de registratieformulieren. We verwachten wel dat u de nodige motivatie kan voorleggen bij een bezoek van één van onze coaches en/ of één van onze inspecteurs. Pedagogische begeleiding kan enkel als verzwaring toegevoegd worden indien in de gezinssituatie van de cliënt (minderjarige) kinderen aanwezig zijn waarvoor de persoon met een handicap zelf de verantwoordelijkheid heeft. Ook hiervoor hoeft u geen motivatie toe te voegen bij de registratie zelf, maar moet een beschrijving van de gezinssituatie voorgelegd kunnen worden bij een bezoek van de coaches of van inspectie. Toevoegen van verzwaringen bij de type- modules dagbesteding 2 soorten verzwaringen kunnen toegevoegd worden aan de type-modules voor dagbesteding a) verzwaringen bij het ontbreken van een aparte type- module voor wonen In de type- modules voor dagbesteding zijn bepaalde soorten ondersteuning slechts in beperkte mate opgenomen om onnodige overlap met de ondersteuning die wordt voorzien in de type- modules voor wonen te vermijden. Voor cliënten die geen aparte type- module wonen vragen en voor wie het minimale aanbod binnen de dagbestedingsmodule niet volstaat, kan via het toevoegen van verzwaringen een meer uitgebreide vorm van deze ondersteuning gerealiseerd worden. Hiervoor is geen extra motivatie nodig. Er mag echter géén module voor wonen toegewezen zijn .
44
b) verzwaringen na specifieke indicatie Volgende specifieke ondersteuningsvormen zijn niet standaard opgenomen in de modules: o Verpleging o Kinesitherapie o Logopedie o Ergotherapie o Andere therapieën o Medisch onderzoek en behandeling o Psychotherapie Voor ‘verpleging’ en ‘medisch onderzoek en behandeling’ geldt dezelfde zienswijze als bij de modules voor wonen, m.a.w. deze ondersteuning kan enkel toegevoegd worden indien het niet mogelijk is om het binnen het reguliere circuit te realiseren en het essentieel is binnen de multidisciplinaire benadering van het handelingsplan; motivatie moet beschikbaar zijn, maar wordt niet meegestuurd met de registratieformulieren. Voor de andere ondersteuningsvormen worden volgende aspecten bevraagd: ?? Krijgt de cliënt deze ondersteuning nu? ?? Gebeurt de ondersteuning individueel of collectief? ?? Is de ondersteuning aangewezen op medische basis (medisch voorschrift) of eerder vanuit ortho-agogisch standpunt?
4. EXTRA INFORMATIE OVER HET FUNCTIONEREN Bij het toewijzen van type- modules vertrouwen we op het goede inschattingsvermogen van de directe begeleiders en orthopedagogen/psychologen. Ondanks de handleiding en het inzetten van coaches blijft het een eerder subjectieve inschatting van de nood aan ondersteuning. Een inschatting die bovendien enkel kan gebeuren indien men de cliënt en zijn ondersteuningsbehoeften zeer goed kent. Het lijkt dan geen overbodige luxe –en deze vraag is vanuit de voorzieningen zelf gekomen- om naast het toewijzen van type- modules ook nog beter objectiveerbare informatie over het functioneren te bevragen. Hiervoor maken we uiteraard liefst gebruik van bestaande, gevalideerde instrumenten. Reacties op de uitgebreide bevraging die de studiecel in 2002 uitvoerde in de Vlaams Fonds voorzieningen leert ons dat een pure zelfredzaamheidschaal (Van den Boer) met overwegend aandacht voor de functionele beperkingen op vlak van mobiliteit, lichaamsverzorging en voeding niet volstaat, zelfs niet wanneer ze aangevuld wordt met een schaal voor ernstig probleemgedrag (Storend Gedragsschaal, SGZ). De zoektocht naar een geschikt instrument bracht ons bij de Amerikaanse Support Intensity Scale. Deze schaal is ontwikkeld voor personen met een verstandelijke handicap (en eventuele bijkomende problematieken) en bevraagd alle relevante domeinen van het functioneren. Bovendien gaat het niet om het bevragen van de mogelijkheden en beperkingen, maar om het rechtstreeks bevragen van de ondersteuningsnood van de cliënt. Voor verdere uitleg: zie 4.1. We beseffen ten volle dat dit instrument minder geschikt zal zijn om binnen de allerzwaarste populatie ‘nursing’-cliënten de nodige gradatie in de ondersteuningsnood in kaart te brengen. Voor deze groepen
45
vragen we dan ook bijkomend de zelfredzaamheidsvragenlijst in te vullen die ook bij de PABinschaling gebruikt wordt. Concreet: ?? De SIS moet voor alle cliënten ingevuld worden ?? De vragenlijst zelfredzaamheid is enkel verplicht voor cliënten aan wie men een module wonen 14 t.e.m. 19 en/ of een module dagbesteding 5 of 6 toewijst.
4.1 Supports Intensity Scale (SIS) Zie achteraan in deze handleiding.
4.2 Vragenlijst zelfredzaamheid Deze vragenlijst moet enkel verplicht ingevuld worden voor cliënten aan wie men een type- module wonen 14 of hoger toewijst en/ of een type- module dagbesteding 5 of 6 toewijst. We veronderstellen immers dat de SIS voor deze zware groepen onvoldoende zal differentiëren en vragen daarom bijkomende informatie op. Indien u voor andere cliënten ook het gevoel heeft dat de SIS onvoldoende de eigenlijke zorgzwaarte in kaart brengt, kan u optioneel ook de vragenlijst invullen. De vragenlijst zelfredzaamheid is zo opgesteld dat de scores op 2 bestaande zelfredzaamheidsschalen, m.b. de Barthel- schaal en de Elida, er onmiddellijk uit afgeleid kunnen worden. Deze vragenlijst werd oorspronkelijk ontwikkeld in functie van het inschalingsdossier PAB (PAB = Persoonlijke Assistentie Budget). De vragenlijst bestaat uit 11 rubrieken: (I) toilet, (II) mobiliteit binnenshuis, (III) lichaamsverzorging/ aan- en uitkleden, (IV) voeding, (V) voedselbereiding, (VI) verzorging kleding, (VII) dagelijkse huishoudelijke onderhoudsactiviteiten, (VIII) niet dagelijkse huishoudelijke onderhoudsactiviteiten, (IX) regulatie woonomgeving en slaap, (X) activiteiten buiten de woning en (XI) communicatie en basisvaardigheden. In elke rubriek worden een aantal vragen gesteld die peilen naar de mate waarin de persoon met een handicap bepaalde activiteiten kan uitvoeren. Alle vragen –uitgezonderd de eerste 2 die peilen naar de mate van continentie- zijn als volgt geformuleerd: ‘Kan de persoon … ?’. Hierbij worden 5 antwoordmogelijkheden voorzien: 1 = ja, zonder hulp 2 = ja, zonder hulp maar met beperking 3 = neen, met supervisie, voorbereiding of controle 4 = neen, met hulp 5 = neen, volledig afhankelijk De antwoordmogelijkheden zijn geordend volgens toenemende mate van afhankelijkheid van derden voor de uitvoering van een handeling. Wanneer een persoon bijvoorbeeld zowel controle als feitelijke hulp nodig heeft, dan kiest u antwoordmogelijkheid 4. Bij het beantwoorden van de vragen vertrekt u van de situatie waarbij de cliënt gebruik maakt van de hulpmiddelen en aanpassingen waarover hij beschikt.
46
We lichten de antwoordmogelijkheden kort toe aan de hand van één van de vragen: ‘Kan de persoon zelfstandig de nodige kledingsstukken kiezen en nemen?’ 1 = ja , zonder hulp: de persoon is perfect in staat om zelf te beslissen welke kledij geschikt is, rekening houdend met o.m. seizoen, weersomstandigheden, situatie (vb werk versus vrije tijd). De persoon is bovendien ook in staat om de kledingsstukken zelf uit de kast te nemen. 2 = ja, zonder hulp maar met beperking: de persoon kan zelf kiezen welke kledij hij zal aantrekken en kan ook de kledingstukken zelf uit de kast nemen, maar hij zal bijvoorbeeld niet altijd een geslaagde kleurcombinatie maken of een kledingstuk met vlekken erop aantrekken, of het kost hem enorm veel moeite om de kledij uit de kast te halen. 3 = neen, met supervisie, voorbereiding of controle. De persoon kan zelf zijn kledij kiezen en uit de kast nemen, maar bij het is belangrijk dat iemand achteraf even controleert of de kledij geschikt is gezien de situatie of dat iemand controleert of alle knoopjes goed dichtgemaakt zijn, … . 4 = neen, met hulp. Elke morgen zoekt iemand samen met de persoon de geschikte kledij uit. 5 = neen, volledig afhankelijk: de kledij wordt klaargelegd voor de persoon. De eerste 2 vragen peilen naar de mate van continentie en hebben bijgevolg andere antwoordmogelijkheden (we duiden deze dan ook aan met de letters a, b en c i.p.v. met cijfers!): a = continent b = minder dan 1 keer per week incontinent c = minstens 1 keer per week incontinent
5. INVULLEN VAN DE REGISTRATIEFORMULIEREN In het kader van de inschaling zorggradatie vragen wij u om voor elke meerderjarige cliënt die gebruikt maakt van uw dienst of voorziening volgende gegevens te verstrekken: ?? Identificatiegegevens ?? Toe te wijzen type- module wonen, eventueel aangevuld met verzwaringen ?? Toe te wijzen type- module dagbesteding, eventueel aangevuld met verzwaringen ?? Gegevens omtrent het functioneren van de cliënt, m.b. de SIS- schaal en de vragenlijst zelfredzaamheid (enkel verplicht voor een bepaalde groep cliënten). Wij vragen u om eerst voor elke cliënt de papieren versie van de inschaling in te vullen. Wij menen dat dit het meest praktische is omdat de inschaling toch vaak in overleg met een aantal collega’s zal gebeuren en men dit vermoedelijk niet zal doen vanachter een computerscherm! Als het papieren document helemaal is ingevuld kan men dan de gegevens elektronisch doorsturen naar het Vlaams Fonds. Hiertoe zal tegen begin september een speciale webapplicatie door het Vlaams Fonds ter beschikking gesteld worden. U zult dan schermen krijgen waar de naam en het rijksregisternummer van de cliënt reeds werden ingevuld en waar u op een gebruiksvriendelijke wijze de gegevens zal kunnen ingeven. Het voordeel van deze applicatie is dat de scores op de ingevulde schaal/ schalen onmiddellijk voor u beschikbaar zullen zijn. Hoe u deze applicatie precies zal kunnen gebruiken, laten we u weten in september, wanneer ze gebruiksklaar zal zijn.
47
5.1 Voorbereiding met papieren versie van de registratieformulieren 5.1.1 Zorggradatie – registratieformulier meerderjarige cliënten Op de voorpagina van de bundel met registratieformulieren vragen we u enkele identificatiegegevens te noteren: ?? De naam van de voorziening en erkenningsnummer (optioneel) zoals gebruikt in de cliëntregistratie. ?? De afdeling: hier kan u aankruisen van welke afdeling(en) de cliënt momenteel gebruik maakt ?? De naam en voornaam van de cliënt ?? Het rijksregisternummer van de cliënt (optioneel). De ingevulde bijlagen: hier kruist u aan welke bijlagen u invult. Alle documenten behalve de vragenlijst zelfredzaamheid zijn verplicht in te vullen voor elke cliënt. Optioneel: deze gegevens moeten enkel ingevuld te worden wanneer u de papieren bundel opstuurt naar het Vlaams Fonds; verzendt u de gegevens elektronisch, dan hoeft u het rijksregisternummer en het erkenninsgnummer niet te noteren (deze zullen automatisch gegenereerd worden in het programma).
5.1.2 Toewijzen type- module wonen Dit formulier vult u in nadat u met behulp van de beslissingsboom voor wonen de meest geschikte type- module hebt gezocht voor de cliënt. Heeft de cliënt geen ondersteuning op vlak van wonen nodig, dan kruist u het vakje ‘niet relevant’aan. Indien extra ondersteuning moet toegevoegd worden aan de toe te wijzen type- module, dan kan u dit aankruisen bij ‘toe te voegen verzwaring’. U hoeft geen motivatie toe te voegen. Bij bezoek van een coach of inspecteur kan u wel gevraagd worden de nodige motivatie voor te leggen. Het luik ‘uitzonderingsprocedure’ is enkel bestemd indien u uitzonderlijk oordeelt dat de module die u op basis van de beslissingsboom bepaalde, niet de meest geschikte module is voor de persoon in kwestie. U kan dan een alternatief voorstellen. De eventueel toe te voegen verzwaringen noteert u gewoon in het eerste luik bij ‘toe te voegen verzwaring’. De diensten Begeleid Wonen kunnen deze uitzonderingsprocedure ook gebruiken wanneer ze oordelen dat een bepaalde cliënt niet ingeschaald kan worden in de type- modules zoals die nu onderscheiden worden. Een uitgebreide motivatie moet dan verplicht toegevoegd worden. Opmerking: vol- of deeltijds gebruik wordt niet bevraagd. We beschikken immers reeds over deze gegevens via de cliëntregistratie. 5.1.3 Toewijzen type- module dagbesteding Dit formulier vult u in nadat u met behulp van de beslissingsboom voor dagbesteding de meest geschikte type- module hebt gezocht voor de cliënt. Heeft de cliënt geen ondersteuning op vlak van dagbesteding nodig, dan kruist u het vakje ‘niet relevant’aan.
48
In de rubriek ‘toe te voegen verzwaringen bij ontbreken aparte module wonen’ kan u indien nodig aankruisen welke functionele eenheden in een zwaardere intensiteit voorzien moeten worden binnen de toe te wijzen type- module. Opgelet: dit kan enkel indien geen module wonen werd toegewezen! In de rubriek ‘toe te voegen verzwaringen na specifieke indicatie’kan u indien nodig aankruisen welke specifieke ondersteuning de cliënt nodig heeft bovenop de bestaande toe te wijzen type- module. Kruist u kinesitherapie, logopedie, ergotherapie en/ of psychotherapie aan, dan moet u tevens vermelden a) of de cliënt deze ondersteuning nu reeds krijgt: omcirkel ‘ja’of ‘neen’ b) of deze ondersteuning individueel of collectief verstrekt wordt: omcirkel ‘individueel’of ‘collectief’ c) of de nood aan deze ondersteuning gemotiveerd kan worden vanuit medisch dan wel vanuit orthoagogisch standpunt: omcirkel ‘medisch’of ‘orthoagogisch’. Het luik ‘uitzonderingsprocedure’ is enkel bestemd indien u uitzonderlijk oordeelt dat de module die u op basis van de beslissingsboom bepaalde, niet de meest geschikte module is voor de persoon in kwestie. U kan dan een alternatief voorstellen. 5.1.4 SIS- schaal Zie instructies op de invulbladen van de SIS zelf. In de elektronische versie zal u onmiddellijk de score op de SIS te zien krijgen. 5.1.5 Vragenlijst zelfredzaamheid Deze vragenlijst moet enkel ingevuld worden wanneer u een type module wonen 14 of hoger en/ of een type module dagbesteding 5 of 6 heeft toegewezen. Voor elke vraag omcirkelt u het best passende antwoord! In de elektronische versie zal u na het invoeren van de gegevens onmiddellijk de scores op Barthel en Elida kunnen aflezen.
5.2 Elektronisch invullen en verzenden De elektronische versie van de registratieformulieren is pas beschikbaar vanaf september 2005. Op het moment van de verspreiding ervan zullen we u eveneens de nodig toelichting hierbij bezorgen.
49
50