HANDLEIDING BESTURING EN INSTALLATIE KETEL BENEKOV pelling 27 (RKU 1)
Geachte klant, Bedankt voor uw vertrouwen in BENEKOVterm s.r.o. Horní Benešov dat blijkt uit de aankoop van de automatische ketel op houtpellets BENEKOV pelling 27. Voor een juiste toepassing van dit product vanaf het begin bevelen wij U aan eerst deze handleiding (vooral hoofdstuk 6 – Besturing ketel door de gebruiker) en belangrijke veiligheidsaanwijzingen op bladzijde 17 te lezen. Wij bevelen U aan zowel de verderop gegeven informatie als de aanwijzingen van de fabrikant, eventueel het servicebedrijf dat de ketel bij U heeft gemonteerd, in acht te nemen. De ketel BENEKOV pelling 27 is gekeurd voor gebruik in de Tsjechische republiek door:
Keuringsdienst voor machinebouw, keuringsbureau nr. 202, Brno Product certificaten B - 30 - 00567 - 03 van 27/06 2003 B - 30 - 00568 - 03 van 27/06 2003
2
Inhoud: 1. Toepassing en voordelen ketel ………………………………
blz. 4
2. Technische gegevens ketel BENEKOV pelling 27 ………
4
3. Omschrijving …………………………………………………
5
3.1. Constructie ketel ………………………………………
5
3.2. Besturings-, regel- en beveiligingsapparatuur………
8
3.3. Toebehoren …………………………………………….
9
4. Plaatsing en installatie ………………………………………
9
4.1. Voorschriften en richtlijnen ………………………
9
4.2. Mogelijke plaatsing ……………………………………
11
5. Inbedrijfstelling – aanwijzingen voor het servicebedrijf …
13
5.1. Controlewerkzaamheden voor inbedrijfstelling ……
14
5.2. Inbedrijfstelling ketel …………………………………
16
6. Besturing ketel door de gebruiker ….………………………
17
7. Onderhoud …………………………………………………
23
8. Storingen bij gebruik ketel verhelpen ………………………
25
9. Aanwijzingen nakoming ecologische parameters van het
28
product ………………………………………………………….. 10. Aanwijzingen vernietiging product na houdbaarheidsdatum … 28 11. Garantiebepalingen en verantwoordelijkheid voor fouten …… 29 Schema aansluiting regelaar ………………………………………
30
Aanbevolen aansluiting ketel aan het verwarmingssysteem ……
31
Waarschuwingen …………………………………………………….
24 3
1. Toepassing en voordelen ketel De warmwaterketel BENEKOV pelling 27 is geschikt voor de verwarming van woonhuizen, vakantiehuizen en andere objecten waar de eisen aan een verwarmingsinstallatie (verwarmingssysteem TUV) 25 kW niet overschrijden. Als brandstof worden houtpellets Ø 6 – 14 mm (zie tab. 3) gebruikt die d.m.v. de schroeftransporteur uit het ingebouwde reservoir naar de verbrandingsruimte worden toegevoerd. Dat maakt ongecompliceerde en tijdsbesparende besturing en onderhoud mogelijk. Dankzij een hoog rendement kunnen lage bedrijfskosten bereikt worden. Tevens garandeert de verbranding van pellets in een automatische vuurhaard heel lage emissies (bij juist ingestelde ketel kan sprake zijn van een „rookvrije“ verbranding). De regelaar van de ketel is geschikt voor aansluiting op externe regulatie (kamerthermostaat, equitherme regulatie) en voor besturing van de circulatiepomp.
2. Technische gegevens ketel BENEKOV pelling 27 Tab. nr. 1 Afmetingen, technische parameters ketel BENEKOV pelling 27 Gewicht kg 392 3 Waterinhoud ketel dm 90 Schoorsteen diameter mm 145 Ketel oppervlak m2 2,78 Vulopening reservoir dm2 17 3 Inhoud brandstofreservoir dm 390 Afmetingen ketel: breedte x diepte mm 1484 x 1124 x 1230 x hoogte Afmetingen vulopening brandstof mm 300 x 560 Klasse ketel Bedrijfsoverdruk water Geteste overdruk water Aanbevolen bedrijfstemperatuur verwarmingswater Minimum temperatuur invoerwater Max. bereikbare niveauhoogte verwarmingsmedium Beveiligingsventiel (voor max. niveauhoogte) Hydraulisch verlies ketel ∆ T = 10 K ∆ T = 20 K Geluidsniveau Schoorsteentrek
bar bar °C
3 2 4,0 65 - 80
°C m
60 25
bar
3
mbar mbar
4,3 2,0
dB mbar
< 65dB (A) 0,15 – 0,20 4
Ketel aansluitingen - verwarmingswater afvoerwater Aansluitingsspanning Elektrisch opgenomen vermogen (ventilator + motor) Elektrische veiligheid
Js
G 1 1/2”
Js
G 1 1/2” 1 PEN ~ 50 Hz 230 V 255
W
IP 20
Tab. nr. 2 Technische gegevens ketel BENEKOV pelling 27 Nominaal vermogen kW 25 Regelbaar vermogen kW 7,5 - 25 Brandstof verbruik kg . h-1 1,7 – 5,7 Tijdsduur branden bij nominaal h 42 vermogen en vol brandstofreservoir Rookgas temperatuur - bij nominaal vermogen °C 180 - bij minimaal vermogen °C 95 Gewicht doorstroming uitgaand rookgas - bij nominaal vermogen kg . s-1 0,021 -1 - bij minimaal vermogen kg . s 0,004 Tab. nr. 3 Voorgeschreven brandstof – houtpellets Diameter Lengte Stortgewicht Inhoud [mm] [mm] [kg/m3] water [%] 6 - 14 max. 30 600 - 650 max. 12
Inhoud as [%] max. 1,5
Energiewaarde [MJ.kg-1] min. 17,5
De pellets moeten aan tenminste één van de volgende richtlijnen en normen voldoen: • Richtlijn nr. 14-2000 MŽP ČR (Ministerie van Milieu van de Tsjechische rep.) • DIN 517 31 • ÖNORM M 713 3. Omschrijving 3.1. Constructie ketel Onderdelen onder druk voldoen aan eisen aan vastheid conform de norm: ČSN EN 303-5 : 2000 – CV-ketels – Deel 5: CV-ketels op vaste brandstoffen, met handmatige of automatische toevoer, op maximum nominaal vermogen 300 KW – Terminologie, eisen, beproeving en markering.
5
Het hoofddeel van de ketel dat gebaseerd is op brandstoftoevoer van onderen, is het ketellichaam dat bestaat uit gelast plaatstaal. Het convectieve onderdeel van de warmtewisselaar wordt gevormd door lamellen. De verbrandingsinrichting wordt gevormd door een gietijzeren rooster, een keramische katalysator, een retort, de zgn. gietijzeren knie voor de toevoer van brandstof, en een luchtmenger. De keramische reflector stuurt het branden, vermindert de stofvorming, voert de warmte terug naar de brander en verzorgt op die manier volledige verbranding. De gietijzeren knie voor toevoer van brandstof is voorzien van openingen voor het in balans houden van de verbrandingsluchtdruk binnen de retort, waardoor het doordringen van vlammen in de toevoerinrichting gedurende het verbrandingsproces wordt geblokkeerd. Achter de verbrandingsruimte is een warmtewisselaar met lamellen aangebracht. Hier vindt de warmteafgifte plaats tussen de rookgassen en het verwarmingswater. Alle onderdelen van het ketellichaam die met vlam of rookgassen in contact raken, zijn gemaakt van 5 mm dik ijzerplaat. Onder de verbrandingskamer zit de aslade. Naast de ketel is het brandstofreservoir geplaatst dat in de schroeftransporteur uitmondt. Achter het brandstofreservoir is het reservoir van de blusinstallatie dat ook in de schroeftransporteur uitmondt. De ventilator voor de verbrandingslucht is voor het brandstofreservoir aangebracht en is tevens aangesloten op de luchtmenger. De hoeveelheid verbrandingslucht is regelbaar d.m.v. de smoorklep bij de ventilator. De aanvoer- en afvoeraansluiting worden standaard aan de achterzijde van de ketel gemonteerd en zijn gevormd door twee uitlaten met binnendraad G 1 1/2´´ voor de aansluiting op het verwarmingssysteem. De uitlaat met binnendraad G 1/2´´ dient tot installatie van de aftapkraan. Boven aan de achterkant van de ketel is de rookgaspijp voor afvoer van rookgassen naar de schoorsteen. De gietijzeren warmtewisselaar, diens deksel en ook de boven- en benedendeur zijn geïsoleerd door een mineraalisolatie die niet schadelijk is voor de gezondheid en warmteverliezen vermindert. De stalen omhulling is met de comaxit kleur van hoge kwaliteit gespoten.
6
Afb. nr. 1 Schema ketel BENEKOV pelling 27
7
8
3.2. Besturings-, regel- en beveiligingsapparatuur Tot besturing en regeling van de ketel dient de regelaar RKU 1. Tot zijn basisfuncties behoren: - handbediening van de toevoerinrichting en de ventilator - het instellen en regelen van de temperatuur van het afvoerwater met behulp van de ketelthermostaat - instelling op de automatische stand (de cycli van het aan- en uitschakelen van de brandstoftoevoerinrichting bepalen de hoeveelheid brandstof en dus ook het vermogen van de ketel) - instelling tijdsduur spaarstand – bij het inschakelen van de spaarstand vanwege „warmteoverschot“ in het systeem, bedoeld wordt de tijdsduur ( in min.) waarna de ketel automatisch gedurende 2 min. aangaat om brandstof in de brander gloeiende te houden - instelling van de temperatuur waarbij de circulatiepomp in het systeem aangaat (zie afb. nr. 7) - de regelaar maakt de aansluiting van de kamerthermostaat resp. van equitherme regulatie mogelijk (zie schema aansluiting regelaar afb. nr. 6) Tab. nr. 4 Technische parameters regelaar Nominale voedingsspanning V / Hz Elektrisch opgenomen vermogen VA zonder toestellen
230 / 50 + 10% - 15% , TN – S max. 3
Invoer
sensor temperatuur afvoerwater kamerthermostaat
Uitvoer
Brandstoftoevoerinrichting 230V/2A ventilator 230V/2A circulatiepomp 230V/2A
Vast ingestelde parameters: nadraaitijd pomp tijdsduur ononderbroken werking toevoerinrichting automatische werking na spaarstand automatische werking na het zakken temperatuur afvoerwater onder 30 °C Instelbare parameters: temperatuur afvoerwater brandstoftoevoerinrichting aan brandstoftoevoerinrichting uit Spaarstand nadraaitijd ventilator temperatuur aanloop circulatiepomp Beschermingsgraad behuizing
min min
4 max. 10
min
2 60 / 30 (zie kap. 6, al. 6)
min °C s s min s
60 - 90 5 - 90 5 - 90 5 - 90 5 - 90
°C
40 - 70 IP 65
9
Beveiligingselementen die de veilige werking van de ketel bewaken, zijn vooral: -
veiligheidsthermostaat die in de kast van de regelaar is en tot beveiliging tegen oververhitting van het verwarmingssysteem dient. Deze is door de fabrikant ingesteld op een temperatuur van 95 °C, d.i. temperatuur hoger dan op de ketel instelbaar is. Bij het uitschakelen van de veiligheidsthermostaat (op de regelaar licht rood lichtje op) moet het deblokkeren handmatig uitgevoerd worden. Voor een mogelijke inschakeling van de veiligheidsthermostaat bij hogere bedrijfstemperaturen is aan te bevelen de bedrijfstemperatuur tot 85 °C in te stellen. Bij herhaalde uitschakeling van de veiligheidsthermostaat is het noodzakelijk om de ketel buiten werking te stellen en de oorzaak van de herhaalde oververhitting van de ketel op te sporen.
-
beveiliging tegen oververhitting motor - voor het geval van een geblokkeerde brandstoftoevoerinrichting is de motor van deze inrichting voorzien van een bimetalen warmtezekering die hem tegen verbranding beveiligt en tevens de ventilator uitschakelt om het doorbranden van de brandstof in het reservoir tegen te gaan. De bedrijfstemperatuur van de motor is tot 85°C bij normale werking – deze „oververhitting“ is nog geen storing
-
smeltzekering als onderdeel van de blusinstallatie beveiligt de ketel tegen het doorbranden van de brandstof in het reservoir bijv. bij langere stroomuitval
3.3. Toebehoren Standaard toebehoren: •
gebruiksaanwijzing besturing en installatie ketel inclusief garantiebewijs
• • • •
aslade reinigende pook smeltzekering een lijst met servicebedrijven
Op aanvraag: • • •
digitale kamerthermostaat SIEMENS (volgens aanbod) economiser boilers DRAŽICE (volgens aanbod)
Toebehoren die „op aanvraag“ worden besteld, zijn niet in de basisprijs van de ketel inbegrepen. 4. Plaatsing en installatie 4.1. Voorschriften en richtlijnen Het installeren van de ketel op vaste brandstoffen dient te geschieden door een erkende installateur aan de hand van een project overeenkomstig de hiervoor geldende voorschriften. 10
Het verwarmingssysteem dient gevuld te worden met water dat aan de eisen ČSN 07 7401:1992 voldoet en met name zijn hardheid mag de geëiste parameters niet overschrijden. Hardheid Ca2+ Concentratie totaal
mmol/l mmol/l mg/l
1 0,3 0,3 (aanbevolen waarde)
a) m.b.t. het verwarmingssysteem ČSN 06 0310 : 1998 Centrale verwarming, projecteren en montage. ČSN 06 0830 : 1996 Beveiligingsinrichting voor centrale verwarming en verwarmingssysteem TUV. ČSN 07 7401 : 1992 Water en damp voor energetische verwarmingsinstallaties met bedrijfsdruk stoom tot 8 Mpa ČSN EN 303-5 : 2000 CV-ketels – Deel 5: CV-ketels op vaste brandstoffen, met handmatige of automatische toevoer, op maximum nominaal vermogen 300 KW – Terminologie, eisen, beproeving en markering. b) m.b.t. de schoorsteen ČSN 06 1610 : 1985 ČSN 73 4201 : 2002
Onderdelen van rookkanalen van huishoudelijke apparaten Ontwerp schoorstenen en rookkanalen
c) m.b.t. brandweervoorschriften ČSN 06 1008 : 1997 Brandveiligheid verwarmingsinstallaties ČSN 73 0823 : 1984 Brandtechnische eigenschappen van stoffen. Brandbaarheidsgraden van bouwstoffen. ČSN 73 0861 : 1980 Brandveiligheid gebouwen. Proeven brandbaarheid bouwstoffen. Onbrandbare stoffen. EN 60 335-1A55 :1997 Beveiliging van elektrische toestellen voor huishoudelijk en soortgelijk gebruik. d) m.b.t. het stroomnet ČSN 33 0160 : 1991 Elektrotechnische voorschriften markering van aansluitklemmen van elektrische toestellen. Uitvoeringsvoorschriften. ČSN 33 0165 : 1992 Elektrotechnische voorschriften. Markering van geleiders door kleuren of cijfers. Uitvoeringsvoorschriften. ČSN 33 1500 : 1991 Revisie elektrische installaties. ČSN 33 2000-3 : 1995 Elektrotechnische voorschriften. El. installaties. Deel 3: Bepaling van basiskarakteristieken. ČSN 33 2000-4-41 Beveiliging tegen letsel door elektrocutie. ČSN 33 2000-5-51 : 1996 Elektrotechnische voorschriften. El. installaties. Deel 5: Montage el. installaties. 11
ČSN 33 2000-7-701 : 1997 ČSN 33 2030 : 1986 ČSN 33 2031 : 1988 ČSN 33 2130 : 1985 ČSN 33 2180 : 1980 ČSN 33 2320 : 1996
ČSN 33 2350 : 1983 ČSN 34 0350 : 1965 ČSN IEC 446 : 1989 ČSN EN 50 165 : 1999 ČSN EN 55 014 : 1995
ČSN EN 60 335-1 : 1997
Elektrotechnische voorschriften. El. installaties. Deel 7: Toepassingsgerichte installaties en installaties in afzonderlijke objecten. Elektrotechnische voorschriften. Beveiliging tegen gevaarlijke werkingen van statische elektriciteit. Controle en bedrijf van technologische installaties en vliegtuigen met het oog op gevaarlijke werkingen van statische elektriciteit. Elektrotechnische voorschriften. Interne stroomverdeling. Aansluiten elektrische apparaten en toestellen. Elektrotechnische voorschriften. Voorschriften voor elektrische installaties in plaatsen met ontploffingsgevaar van brandbare gassen en dampen. Voorschriften voor elektrische installaties onder verzwaarde klimatologische omstandigheden. Elektrotechnische voorschriften. Voorschriften voor beweeglijke stroomtoevoer en snoerleidingen. Elektrotechnische voorschriften. Markering van geleiders door kleuren of cijfers. Uitvoeringsvoorschriften. Elektrische uitrusting van niet-elektrische toestellen voor huishoudelijk en soortgelijk gebruik. Grenswaarden en meetmethoden van karakteristieken van radiostoringen veroorzaakt door elektronische apparatuur, verwarmingsinstallaties voor huishoudelijk gebruik e.d. Beveiliging van elektrische toestellen voor huishoudelijk en soortgelijk gebruik.
4.2. Mogelijke plaatsing Plaatsing van de ketel m.b.t. de brandweervoorschriften: 1. Plaatsing op onbrandbare grond − Ketel op een onbrandbare warmte-isolerende onderlegger plaatsen die aan alle zijden van de ketel 20 mm uitsteekt. − Staat de ketel in een kelder, dan is het aan te bevelen om hem op een min. 50 mm hoge ketelfundering te plaatsen. De ketel moet horizontaal staan. Eventuele oneffenheden in de fundering worden door de regelschroef bij het motorbed opgeheven. 3. Veilige afstand van brandbare stoffen − bij zowel installatie als gebruik van de ketel moet de veilige afstand 200 mm van brandbare stoffen (brandbaarheid B, C1 a C2 (volgens ČSN 06 1008 : 1997) gehouden worden − voor lichtbrandbare stoffen (brandbaarheid C3 ) die ook na het wegnemen van de brandoorzaak vanzelf verder branden (bijv. papier, karton, asfaltkarton, teerkarton, 12
hout, houtvezelplaten, plastic stoffen, vloerbedekking) is de veilige afstand verdubbeld tot 400 mm − de veilige afstand moet ook verdubbeld worden in het geval dat de brandbaarheidsgraad van de bouwstof niet bekend is Tab. Nr. 5 Brandbaarheidsgraad bouwstoffen en producten Brandbaarheidsgraad Bouwstoffen en producten binnen één brandbaarheidsgraad bouwstoffen ( een keuze uit ČSN 73 0823 : 1984) en producten A - onbrandbare
graniet, zandsteen, beton, bakstenen, keramische wandtegels, mortel, brandwerend pleisterwerk, … herakliet, platen en basalten vilten, glasvezelplaten
B – moeilijk brandbare C1 – moeilijk beuken- en eikenhout, triplexhout, werzaliet, laminaat … brandbare C2 – matig brandbare grenen- , lorken- en sparrenhout, spaanplaten, kurkplaten, rubberen vloerbedekkingen, … C3 - lichtbrandbare asfaltkarton, houtvezelplaten, celstoffen, polyurethaan, polystyreen, polyethyleen, PVC, … Plaatsing van de ketel m.b.t. benodigde manipulatieruimte: • basisomgeving AA5 / AB5 overeenkomstig ČSN 33 2000-3 : 1995 • voor de ketel moet een manipulatieruimte van min. 1000 mm gelaten worden • min. afstand tussen de achterkant van de ketel en wand 400 mm • aan de zijde van het brandstofreservoir een tussenruimte van min. 500 mm laten voor het eventueel verwijderen van de transportschroef • min. afstand van de linkerzijde 100 mm • boven de ketel min. 450 mm voor de reiniging van het convectieve vlak van de warmtewisselaar Afb. nr. 2 Plaatsing ketel BENEKOV pelling 27 in de ketelruimte
13
Plaatsing ketel m.b.t. het stroomnet: • • •
De ketel moet zo geplaatst worden dat de stekker in het stopcontact (320V/50 Hz) altijd toegankelijk is. de ketel wordt op het stroomnet aangesloten via een beweeglijke toevoerkabel met een genormaliseerde stekker beveiliging tegen letsel door elektrocutie moet aan de geldende ČSN EN (zie 4.1.) normen voldoen
Plaatsing brandstof: • • •
Het is aan te bevelen de houtpellets in hun originele verpakking (PET zakken) op een droge plaats te bewaren. De brandstof mag niet achter de ketel of ernaast op een afstand kleiner dan 400 mm bewaard worden. De fabrikant beveelt aan de min. afstand 1000 mm tussen de ketel en de brandstof te houden of de brandstof in een andere ruimte dan in de ketelruimte te bewaren
In de ruimte waar de ketel terechtkomt, moet een constante luchtaanvoer en –afvoer voor het verbranden en de ontluchting zijn (luchtverbruik van de ketel BENEKOV pelling 27 bedraagt ca. 75 m3 . h-1). De aansluiting van de verwarmingsleiding of de leiding van de hittebestendige buis van de brander dient te geschieden door een erkende installateur overeenkomstig de geldende voorschriften. WAARSCHUWING: Bij de aansluiting van de ketel op het verwarmingssysteem moet de aftapkraan op de laagste plaats en zo dichtbij de ketel geplaatst worden als mogelijk is. 5. Inbedrijfstelling – aanwijzingen voor het servicebedrijf De inbedrijfstelling van de ketel dient te geschieden uitsluitend door een erkend servicebedrijf.
14
Afb. nr. 3 Aansluitafmetingen ketel BENEKOV pelling 27 5.1. Controlewerkzaamheden voor inbedrijfstelling Voor de inbedrijfstelling van de ketel moet gecontroleerd worden: a) het vullen van het verwarmingssysteem met water Water voor het vullen van de ketel en het verwarmingssysteem moet helder en kleurloos zijn, zonder gesuspendeerde stoffen, olie en chemisch agressieve stoffen. De waterhardheid moet aan de norm ČSN 07 7401 : 1992 voldoen. Indien de waterhardheid niet aan deze norm voldoet, dient het water gezuiverd te worden. Ook herhaalde opwarming van water met hogere hardheid kan de afzetting van zouten aan de wanden van de warmtewisselaar niet verhinderen. Verwarmingssystemen met open expansievat maken direct contact tussen het verwarmingswater en de atmosfeer mogelijk. Gedurende het stookseizoen absorbeert het expanderende water in het vat zuurstof die corrosie stimuleert. Gelijktijdig verdampt een aanzienlijk deel van het water. Als bijvulling kan alleen gezuiverd water gebruikt worden waarvan de waarden aan de norm ČSN 07 7401:1992 voldoen. Het verwarmingssysteem dient eerst grondig doorgespoeld te worden zodat het van vuil ontdaan is. Gedurende het stookseizoen moet een constant watervolume in het verwarmingssysteem gehouden worden. Bij het bijvullen van water moet opgelet worden dat geen lucht in het systeem gezogen wordt. Het water uit de ketel en het verwarmingssysteem mag nooit verwijderd of in gebruik genomen worden behalve 15
bij gevallen als reparaties e.d. Het gevaar van corrosie en verkalking wordt verhoogd bij het verwijderen of aanvoeren van water in de ketel. Als water in het verwarmingssysteem bijgevuld moet worden, moet de ketel afgekoeld zijn om beschadiging van de stalen wisselaar te vermijden. b) afdichting verwarmingssysteem c) aansluiting op de schoorsteen – moet goedgekeurd worden door een schoorsteenvegersbedrijf d) afdichting luchtmenger Afdichting van de luchtmenger wordt gecontroleerd door de inschakeling van de ventilator (toets 1 op de regelaar). Alle lucht moet in de retort en door een rond rooster naar de verbrandingsruimte stromen. Bij de controle moet men zich concentreren op de raakvlakken (zie afb. nr. 4): - van de ventilator en de luchtmenger (1) - rond de opening reiniging luchtmenger - Van het ronde rooster (3) en de luchtmenger (1). Bij het optreden van lekkage moet men het rooster, de oude stopverf van de raakvlakken verwijderen, een nieuwe, gepaste, hoeveelheid stopverf aanbrengen (speciale stopverf voor ketels met temperatuurbestendigheid tot 1200 °C) en het rooster terugzetten. Controle herhalen. e) De keramische reflector in de ketel volgens afb. nr. 4 plaatsen, dwz. op de drager (6) in het ketellichaam leggen en tegen de achterwand van de verbrandingsruimte aanschuiven. f) aansluiting op het stroomnet
16
Bij de aansluiting op het stopcontact is de aardingspin altijd boven en de fasegeleider is bij het vooraanzicht links aangesloten. Hetzelfde geldt ook voor dubbele stopcontacten. De beëindiging van montage en de stookproef dient in het „Garantiebewijs“ genoteerd te worden.
1. luchtmenger 2. retort 3. rooster 4. extra rooster
7 6 5 3
5. keramische halfring (2 st.) 4 6. drager keramische reflector 7. keramische reflector
2 1
Afb. nr. 4 Doorsnede branderruimte van de ketel 5.2. Inbedrijfstelling ketel 1. De tank van de blusinstallatie vullen. 2. De ketel aansteken. 3. De ketel op de benodigde bedrijfstemperatuur stoken. Aanbevolen ketelwatertemperatuur is boven 65 °C. 4. Opnieuw de afdichting van de ketel controleren. 5. Stookproef volgens desbetreffende normen uitvoeren (zie Garantiebewijs). 6. De gebruiker omtrent de besturing van de ketel instrueren – zie hoofdstuk 6. 7. Garantiebewijs invullen. 8. Inbedrijfstelling van de ketel dient te geschieden uitsluitend door een vakkundig geschoold servicebedrijf.
17
6. Besturing ketel door de gebruiker
Afb. nr. 5 Frontpaneel regelaar RKU 1 Legenda: 1 – hoofdschakelaar, stroomonderbreker 6A 2 – deksel veiligheidsthermostaat 3 – linkerkant display – temperatuur afvoerwater 4 – rechterkant display - bedrijfsstand 5 – toetsenbord 6 – instructies gebruik toetsenbord 7 – ventilator symbool 8 –brandstof symbool 9 – pomp symbool De ketel op het stroomnet aansluiten (230V/50Hz kabel met stekker). 1. Handmatige besturing Voor het aansteken van de ketel is handmatige besturing van de brandstoftoevoerinrichting en van de ventilator nodig. Daartoe dienen toetsen 1 en 2. Toets 1 stuurt de ventilator, toets 2 de brandstoftoevoerinrichting. Door het indrukken wordt de desbetreffende aggregaat
ingeschakeld, door herhaald indrukken uitgeschakeld. De werking van de ventilator wordt door een oplichtend streepje onder het ventilator symbool weergegeven. Na uitschakeling ervan dooft het lichtje uit. Hetzelfde geldt ook voor weergave van de werking van de brandstoftoevoerinrichting – een oplichtend streepje onder het brandstof symbool. Handmatige besturing wordt weergegeven door de afkorting ru op het display en door een oplichtend streepje bij het opschrift „ručně“ (handmatig). 2. Temperatuur afvoerwater instellen De gewenste temperatuur van het afvoerwater wordt met toets 3 ingesteld. Op het display verschijnt informatie (bijv. Pt 70) die de gewenste temperatuur van het afvoerwater (70 °C)aangeeft. De waarde is te wijzigen door het indrukken van toets * en het intoetsen van een nieuwe getallencombinatie, bijv. 75. Op het display verschijnt Pt 75. De gekozen waarde moet door het indrukken van toets * bevestigd worden. Op het display moet de bevestiging o.k. verschijnen. De gewenste temperatuur van het afvoerwater kan in het gebied 60 - 90 °C ingesteld worden. Het is aan te bevelen de ketel op temperaturen boven 65 °C te gebruiken. 3. Cycli brandstoftoevoerinrichting instellen Voor het juiste functioneren van de ketel is het belangrijk om de optimale verhouding van de tijd voor de brandstoftoevoer (schroefas draait) en van de tijd tot het uitdoven van de brandstof (schroefas staat stil) in te stellen. a) Na het indrukken van toets 4 verschijnt informatie (bijv. On 15) op het display die de tijdsduur 15 sec. van de werking van de toevoerinrichting aangeeft. De waarde is te wijzigen door het indrukken van toets * en het intoetsen van een nieuwe getallencombinatie (bijv. 20). Op het display verschijnt on 20. De juistheid van de beslissing moet door het indrukken van toets * bevestigd worden. Op het display moet de bevestiging o.k. verschijnen. De tijdsduur brandstoftoevoer kan in het gebied 5 – 90 sec. ingesteld worden, zie oriëntatiewaarden tab. 6. Over het algemeen worden instellingen onder 10 sec. niet aanbevolen om de reden van de mogelijkheid van het doorbranden van minderwaardige brandstoffen. b) Na het indrukken van toets 5 verschijnt informatie (bijv. oF 20) op het display die 20 sec. stilstand van de toevoerinrichting aangeeft. De waarde is te wijzingen door het indrukken van toets * en het intoetsen van een nieuwe getallencombinatie (bijv. 30). Op het display verschijnt oF 30. De gekozen waarde moet door het indrukken van toets * bevestigd worden. Op het display moet de bevestiging o.k. verschijnen. De tijdsduur van het uitdoven van brandstof kan in het gebied 5 – 90 sec. ingesteld worden, zie tab. 6. Tabel nr. 6 Instelling vermogen ketel Vermogen Tijdsduur Tijdsduur [kW] toevoer uitdoving [s] [s] 10 kW 5 30 15 kW 5 20
Opening terugslagklep ventilator [%] ca 20 ca 40
Brandstof verbruik [kg/h] 2,3 3,2
20 kW 25 kW
8 11
20 20
ca 60 ca 80
4,6 5,7
Opm.: Gegevens in tabel nr. 6 dienen slechts tot oriëntatie. 4. Tijdsduur spaarstand instellen Als de temperatuur van het afvoerwater een bepaalde drempel overschrijdt, schakelt de regelaar de brandstoftoevoerinrichting en de ventilator uit tot de temperatuur onder de waarde van de ingestelde drempel met een hysteresis van –3 °C zakt. Het kan echter voorkomen dat deze tijdsduur te lang is en de ketel uitdooft. Daarom wordt de maximale tijdsduur stilstand ingesteld, de zgn. tijdsduur demping. Na het afloop ervan gaan de ventilator en de brandstoftoevoerinrichting voor 2 minuten automatisch aan, onafhankelijk van de temperatuur van het afvoerwater. De circulatiepomp blijft continu aan. Hetzelfde kan ook gebeuren als de kamerthermostaat overschrijding van de kamertemperatuur registreert. Dan schakelt de ketel op de spaarstand over en wordt de circulatiepomp met nadraai 4 minuten uitgeschakeld. Na het indrukken van toets 6 verschijnt informatie (bijv. Ut 20) op het display die tijdsduur demping 20 min aangeeft. De waarde is te wijzigen door het indrukken van toets * en het intoetsen van een nieuwe getallencombinatie (bijv. 30). Op het display verschijnt Ut 30. De gekozen waarde moet door het indrukken van toets * bevestigd worden. Op het display moet de bevestiging o.k. verschijnen. De tijdsduur van de spaarstand kan in het gebied 5 – 60 min. ingesteld Indikace útlum u worden. De aanbevolen waarde voor pellets is 20 min. In het geval dat de temperatuur van het verwarmingswater in deze stand aanzienlijk stijgt (vooral in de zomer wanneer een minimum aan warmte aan het systeem wordt onttrokken) is het aan te bevelen om deze waarde hoger in te stellen. De spaarstand wordt door een streepje rechts beneden op het display weergegeven. 5. Nadraaitijd ventilator instellen Gewenste nadraaitijd van de ventilator wordt door het indrukken van toets 7 ingesteld. Op het display verschijnt informatie (bijv. VE 60) die de nadraaitijd 60 s van de ventilator aangeeft. De waarde is te wijzigen door het indrukken van toets * en het intoetsen van een nieuwe getallencombinatie (bijv. 70). Op het display verschijnt VE 70. De gekozen waarde moet door het indrukken van toets * bevestigd worden. Op het display moet de bevestiging o.k. verschijnen. De gewenste tijdsduur van het tot stilstand komen van de ventilator kan in het gebied 5 – 90 s ingesteld worden. De aanbevolen tijdsduur is 40 s. 6. Temperatuur aanloop circulatiepomp instellen
Gewenste temperatuur bij de aanloop van de circulatiepomp wordt door het indrukken van toets 9 ingesteld (activatie tweede functie toetsen) en dan door het indrukken van toets 1. Op het display verschijnt informatie (bijv. td 60) die de temperatuur 60 °C aangeeft waarbij de circulatiepomp in werking wordt gesteld. De waarde is te wijzigen door het indrukken van toets * en het intoetsen van een nieuwe getallencombinatie (bijv. 50). Op het display staat td 50. De gekozen waarde moet door het indrukken van toets * bevestigd worden. Op het display moet de bevestiging o.k. verschijnen. De gewenste temperatuur aanloop pomp kan in het gebied 40 – 70 °C ingesteld worden. De aanbevolen temperatuur is 55 °C. 7. Aansteken 1. Hoeveelheid water in het verwarmingssysteem controleren. 2. Controleren of de kranen tussen de ketel en het verwarmingssysteem opengedraaid zijn. 3. Het functioneren van de circulatiepomp controleren. 4. Vuurhaard en aslade reinigen. De deur van de aslade moet gedurende zowel het aansteken als de werking van de ketel altijd gesloten zijn. 5. Het brandstofreservoir met voorgeschreven brandstof vullen. Na het bijvullen reservoir goed sluiten om het inzuigen van lucht door de toevoerinrichting in de retort te vermijden. 6. Voor inbedrijfstelling van de ketel is handmatige besturing van de brandstoftoevoerinrichting en van de ventilator nodig (op het display licht ru op). Door het indrukken van toets 2 op de besturingsregelaar de brandstof naar de verbrandingsruimte toevoeren. Toets 2 ingedrukt laten tot de brandstof op de bodem van de retort (ca. 2 cm onder de rand van de retort) verschijnt. Door deze toets opnieuw in te drukken wordt de toevoerinrichting uitgeschakeld. Licht ontvlambaar materiaal op de brandstof plaatsen (bijv. papier, houtslijpsel of een andere geschikte middel), opstoken en ca. 1-2 min. laten branden. Daarna een kleine hoeveelheid voorgeschreven brandstof met een schep bij het brandende materiaal voegen en door het indrukken van toets 1 op de besturingsregelaar de ventilator voor een korte tijd inschakelen. De ventilator uitschakelen door deze toets opnieuw in te drukken. Deze procedure 2 – 3 keer herhalen. 7. De deur sluiten en het vuur goed laten oplaaien (ca. 3 – 5 min.). Opm.: Bij het aansteken registreert de regelaar de temperatuur van het afvoerwater. Verwacht wordt een temperatuur stijging tot boven 30 °C. Indien dit binnen 60 min. niet gebeurt, gaat de regelaar op de STOP stand over (hij schakelt de ventilator, de toevoerinrichting en de pomp met nadraai uit). Hetzelfde gebeurt – maar al na 30 min. – als de temperatuur van het afvoerwater gedurende de automatische werking om de een of andere reden onder 30 °C zakt. De regelaar schakelt alle aggregaten uit (rekeninghoudend met de nadraaitijd) en blijft in de STOP stand tot het inschakelen van handmatige besturing. Gedurende de hele tijd wordt het opschrift STOP op het display weergegeven. 8. Werking
Na het instellen van de bovengenoemde parameters en het aansteken van de brandstof door het indrukken van toets # op de automatische werking overgaan. In de automatische werking zijn de ventilator en de motor van de brandstoftoevoerinrichting aan. Op het display zijn de momentele afvoerwatertemperatuur en de stand van het systeem weergegeven. Bij het opschrift automat licht een streepje op. Hetzelfde geldt ook voor de weergave van de werking van de ventilator, de brandstoftoevoerinrichting en de pomp, afhankelijk van zijn momentele functie. Vanaf dit moment is de werking van de ketel automatisch. De lucht- en brandstoftoevoer blijven aan tot het water de waarde bereikt die d.m.v. de besturingsregelaar ingesteld is. Zodra het water deze temperatuur bereikt, gaat de ketel automatisch op de spaarstand over. De ketel blijft in deze stand tot de watertemperatuur onder de ingestelde waarde zakt. Bij uitval van de voedingsspanning (230V/50Hz) slaat de regelaar de stand in het geheugen op blijft in deze stand, ook na het einde van de uitval. Was de regelaar op automatische werking ingesteld, dan blijft het in deze stand en controleert de afvoerwatertemperatuur ( >30 °C). Als de temperatuur gedurende deze tijd niet boven 30 °C stijgt, schakelt de regelaar de toevoerinrichting, de ventilator en de pomp met nadraai uit. Was de regelaar voor de uitval in de spaarstand, gaat hij na de uitval gedurende 2 minuten op de automatische werking over en na afloop van deze tijd reageert hij op de actuele stand. Bij overschrijding van de kritische afvoerwatertemperatuur schakelt de veiligheidsthermostaat onafhankelijk van de regelaar de toevoerinrichting en de ventilator uit. De pomp blijft in bedrijf. Gedurende het bedrijf kan een storing van de sensor van de afvoerwatertemperatuur optreden. Op het display knippert het opschrift Er en de regelaar is in de spaarstand. Gedurende 2 minuten verloopt de brandstoftoevoer tot einde van de spaarstand. 9. Buitenwerkingstelling Voor de buitenwerkingstelling van de ketel moet de gloeiende brandstof d.m.v. toets 2 (brandstoftoevoerinrichting) uit de retort naar de aslade uitgeduwd worden. Dat is niet noodzakelijk alleen bij kortdurende reparaties in de aanwezigheid van de bediening. Bij een langere stilstand dan 12 uur (bijv. stroomuitval) moet de trechter geledigd worden. Bij dreigende bevriezing van het bluswater moet ook het reservoir van de blusinstallatie geledigd worden. 10. Storingen regelaar Op het display knippert het opschrift Er – de afvoerwatertemperatuur is buiten het meetbereik (0 °C až 99 °C). Mogelijke oorzaken: - beschadigde temperatuursensor - onderbroeken geleider bij de sensor - storing convertor temperatuur – frequentie Al deze storingen kunnen alleen door een medewerker van een erkend servicebedrijf verholpen worden.
Opm.: Bij de inbedrijfstelling van de ketel na het inschakelen van de regelaar of soms al bij de automatische werking van de ketel knippert op het display de melding Er. Hier gaat het om het in balans komen van de convertor en binnen enkele seconden wordt de melding vervangen door de gemeten temperatuur. Het LED licht van de veiligheidsthermostaat knippert – betekent dat de kritische afvoerwatertemperatuur is overschreden en de veiligheidsthermostaat de voeding van de brandstoftoevoerinrichting en de ventilator heeft onderbroken. De veiligheidsthermostaat kan pas weer ingeschakeld worden als de temperatuur met ca. 20 °C gedaald is onder de ingestelde waarde. Om de veiligheidsthermostaat in te schakelen moet de zwarte afdekplaat van het frontpaneel van de regelaar (zie afb. 5) afgeschroefd en de rode toets d.m.v. een geschikt voorwerp ingedrukt worden. 11. Terugslagklep De hoeveelheid gedoseerde verbrandingslucht kan d.m.v. de terugslagklep van de ventilator geregeld worden. Deze hoeveelheid hangt van de kwaliteit van de brandstof af. Over het algemeen geldt: hoe hoger de energiewaarde (afhankelijk van soort brandstof, korreligheid, vochtigheid, kwaliteit e.d.), hoe kleiner het verbruik van verbrandingslucht. De optimale regulatie van de luchttoevoer hangt van de rookgas temperatuur af. Bij normale werking (de ketel is niet enorm met vliegas en teer verstopt) zou de rookgas temperatuur de drempel van 200 °C niet moeten overschrijden. In het tegenovergestelde geval moet de hoeveelheid toegevoerde lucht verminderd worden. BELANGRIJKE AANWIJZINGEN: • De ketel mag uitsluitend bestuurd worden door volwassenen die deze gebruiksaanwijzing gelezen hebben. Het is niet toegestaan om kinderen zonder toezicht van volwassenen bij de werkende ketel te laten komen. • Bij dreigende vorming van brandbare dampen of gassen en het doordringen ervan in de ketelruimte of bij werkzaamheden waarbij tijdelijke brand- of ontploffingsgevaar voorkomt (lijmen van vloerbedekkingen, werken met brandbare verven e.d.) moet de ketel op tijd voor het begin van de werkzaamheden buiten bedrijf gesteld worden. • Voor het aansteken moet bij de brandstoftoevoer naar de verbrandingsruimte de hoeveelheid brandstof in de retort visueel gecontroleerd worden, niet door handen in de vuurhaard te steken. Letselgevaar door de draaiende schroefas. • Voor het aansteken van de ketel BENEKOV pelling is gebruik van brandbare vloeistoffen verboden. • Eventuele controle van de vlam geschiedt door het openen van de bovendeur. Waarschuwing: verhoogd gevaar van het ontsnappen van vonken naar de ketelruimte. Na uitgevoerde visuele controle van de vlam moet de deur onmiddellijk gesloten worden. • Als de ketel in bedrijf is, moet de deur voorzichtig geopend worden, dwz. eerst op een kier zetten, afwachten tot de rookgassen in de verbrandingskamer ontlucht zijn en pas daarna de deur helemaal openen. • Gedurende de werking van de ketel BENEKOV pelling is het verboden om hem te warm te stoken.
• Er mogen geen voorwerpen van brandbare stoffen op de ketel geplaatst worden of op een kleinere afstand dan de veilige afstand ervan. • Bij het verwijderen van as uit de ketel mogen binnen de afstand van min. 1500 mm van de ketel geen brandbare stoffen zijn. • Als de ketel op een temperatuur minder dan 60°C werkt, ontstaat er condensvorming op de stalen wisselaar en dientengevolge zgn. lagetemperatuur corrosie die de houdbaarheid van de wisselaar vermindert. Daarom moet de ketel op temperaturen boven 60°C werken. • Na het beëindigen van het stookseizoen moet de ketel inclusief het rookkanaal grondig gereinigd worden. De ketelruimte moet schoon en droog bewaard worden. • Het is verboden om veranderingen aan te brengen in de constructie en de elektrische installatie van de ketel. • Gedurende de werking van de ketel moet het reservoirdeksel goed gesloten zijn. 7. Onderhoud 1.) De brandstof moet op tijd bijgevuld worden. Als er in het reservoir alleen een
kleine hoeveelheid brandstof overblijft, moet het onmiddellijk bijgevuld worden om het inzuigen van lucht of het vullen van het reservoir met rookwalm te vermijden. Let op het goed sluiten van het reservoirdeksel! 2.) Indien de ketel juist ingesteld is, is de brandstof helemaal verbrand als het de
rand van het verbrandingsrooster bereikt. As en slak vallen dan in de aslade. De verbrandingsruimte is zelfreinigend. Bij doorsnee vermogen moet de aslade om de andere dag geledigd worden (veiligheidshandschoenen nodig). Soms kan een stukje slak tussen de rand van het rooster en de wand van de ketel blijven steken en moet dan met een pook verwijderd worden 3.) Bij ononderbroken werking van de ketel is het aan te bevelen om het convectieve
vlak van het ketellichaam (lamellen, zijwanden van de vuurhaard e.d.) te reinigen. De warmteuitwisselende vlakken kunnen namelijk verstoppen, wat de warmteoverdracht en het vermogen van de ketel aanzienlijk beïnvloedt. De luchtmenger moet ook af en toe gereinigd worden. Verstopping ervan blokkeert de verbrandingslucht die in de sproeier van de brander stroomt. Min. 1 uur voor de reiniging dient de ketel door de hoofdschakelaar buiten werking gesteld te worden. 4.) Verder moeten de motor met versnelling en de ventilator af en toe van buiten
gereinigd worden. Gedurende de reiniging van de ventilator dient in stoffige omgeving i.v.m. het geleidingsvermogen van stof de plastic afdekking van de motor afgeschroefd te worden en de stekkers gereinigd te worden. De reiniging dient met een droge kwast uitgevoerd te worden. De ketel dient gedurende deze tijd van het stroomnet afgesloten te zijn. 5.) Boven de brander is een keramische vuurvaste katalysator aangebracht. Deze
eist geen bijzonder onderhoud. Vliegas die op het oppervlak van de katalysator blijft plakken kan regelmatig verwijderd worden maar heeft geen invloed op de werking ervan.
6.) Als in de brandstof stukken steen, metaal of hout voorkomen, kunnen deze de
schroeftransporteur blokkeren. De motor van de toevoerinrichting (zijn bedrijfstemperatuur reikt tot 90°C!) is voor zulke gevallen beveiligd tegen oververhitting door een warmtezekering die bij overschrijding van de kritische temperatuur zowel de motor als de ventilator buiten werking stelt. In dit geval dient de ketel uitgeschakeld te worden, de brandstof door de opening voor de lediging uit de ketel te worden gehaald en het obstakel verwijderd. Indien de schroefas in de omgekeerde richting gedraaid moet worden, wordt de koppeling afgedekt en de schroeven van de koppeling zo losgedraaid dat het linkerdeel van de koppeling gedraaid kan worden. Langs de omtrek van het linkerdeel zijn openingen, waarin een Ø 10 mm stang geschoven wordt. De schroefas wordt zolang gedraaid tot het obstakel los is. Dan wordt de koppeling weer dichtgeschroefd. WAARSCHUWING: Voor het uitvoeren van deze werkzaamheid moet de ketel afgekoppeld zijn van het stroomnet (de stekker is uit het stopcontact getrokken). 7.) Omdat er in de verbrandingsruimte gedurende de werking van de ventilator een
matige overdruk ontstaat, dient de ketel volkomen afgedicht te zijn (de deur van de vuurhaard, de deur van de aslade, de opening voor de reiniging van de luchtmenger, het deksel van het brandstofreservoir e.d.). 8.) Af en toe visueel controleren, evt. bluswater in het reservoir bijvullen. 9.) Bij noodgevallen (langdurige stroomuitval e.d.) en wanneer de brandstof
doorbrandt in het brandstofreservoir, gaat de warmtezekering smelten en de brandstof wordt met het water uit het reservoir geblust. Voor nieuwe inbedrijfstelling van de ketel moet de natte brandstof uit het reservoir gehaald worden, de warmtezekering moet vervangen worden door een nieuwe en de tank met bluswater moet bijgevuld worden. Dan kan de ketel op de gewone manier aangestoken worden (zie hoofdstuk 6. al. 7). 10.) De schroefas is door de fabrikant standaard gevuld met synthetische olie,
daarom is geen verdere onderhoud nodig. 8. Storingen bij gebruik ketel verhelpen Indien u problemen hebt met het gebruik van de ketel, probeert u enkele van de volgende oplossingen: SYMPTOOM Geen gegevens op het display.
OORZAAK De ketel is niet op het stroomnet aangesloten. De hoofdschakelaar is niet aan. Storing van de regelaar.
OPLOSSING De ketel op het stroomnet aansluiten (230V/50Hz kabel met stekker). Hoofdschakelaar (stroomonderbreker 6A) op de regelaar aanzetten. Regelaar vervangen.*
De aandrijving van de Kabel van de ketel werkt niet. aandrijving niet aangesloten (resp. beschadigd). Aandrijving van de ketel beschadigd. Oververhitting van de motor, warmtezekering geactiveerd. Warmtezekering van Obstakel in de de motor herhaald brandstoftoevoergeactiveerd. Inrichting (groot stuk brandstof, steen e.d.). Aanzienlijk aandeel stof in de brandstof.
De aandrijving werkt maar de schroefas draait niet. De schroefas draait maar de brandstof komt niet in de verbrandingsruimte. De ventilator werkt niet.
Ventilator te luid gedurende zijn werking.
Bluswater lekt in het brandstofreservoir. Bluswater uit het reservoir lekt in het brandstofreservoir (uitvoering met paraffine tap). Bluswater uit het reservoir lekt in het brandstofreservoir
Kabel van de aandrijving aansluiten (resp. vervangen).* Aandrijving van de ketel vervangen.* De motor laten afkoelen, daarna zal hij vanzelf weer in werking komen. De toevoerinrichting demonteren en obstakel verwijderen. Toevoerinrichting monteren.*
Ongeschikte brandstof uit de ketel halen, het reservoir met voorgeschreven brandstof vullen. Geen coaxialiteit van Toevoerinrichting demonteren, reinigen en aandrijving, terug monteren met het oog op de schroefas en retort. coaxialiteit van de afzonderlijke delen.* 2 schroeven M5x35 2 schroeven M5x35 op de koppeling op de koppeling vervangen. doorgesneden. Geen brandstof in Het reservoir met voorgeschreven het reservoir. brandstof vullen. Schroefas slijtage. Schroefas vervangen.* Kabel van de ventilator niet aangesloten (resp. beschadigd). Ventilator beschadiging. Ventilator vervuild met stof. Slijtage van de kogellagers van de ventilator. Terugslagklep van de ventilator zit los. Paraffine tap niet dicht. Doorbranding van brandstof in het brandstofreservoir en smelting van de paraffine tap. Doorbranding van brandstof in het brandstofreservoir en
Kabel van de ventilator aansluiten (resp. vervangen).* Ventilator vervangen.* Ventilator reinigen.* De gehele ventilator vervangen.* 2 schroeven 4,8x9,5 op de terugslagklep van de ventilator in de ijzeren plaat vastdraaien. Paraffine tap vervangen. Brandstof uit de ketel halen, paraffine tap vervangen, voor de inbedrijfstelling bluswater in het reservoir bijvullen. Natte brandstof uit de ketel halen, brandstofreservoir met nieuwe droge brandstof vullen, ketel in bedrijf stellen.
(uitvoering met thermostatische ventiel). Ketel kan gedurende zijn werking het nominale vermogen niet bereiken.
Rookgas temperatuur lager dan in de handleiding opgegeven.
opening van het thermostatische ventiel. Ketel een korte tijd geleden aangestoken. Brandstofdosering ingesteld op lager vermogen. Ander soort brandstof gebruikt dan voorgeschreven (hoge vochtigheid, lagere energiewaarde e.d.). Ketel met roet verstopt. Ketel te warm gestookt. Hoge schoorsteentrek.
Geen keramische katalysator in het ketellichaam aangebracht. Keramische katalysator in het ketellichaam fout geïnstalleerd. Rook in de ketelruimte Lage of in het schoorsteentrek. brandstofreservoir.
Ketel goed laten opstoken, verhoging van vermogen door veranderde dosering brandstof geleidelijk uitvoeren. Brandstofdosering volgens desbetreffende tabel in de handleiding aanpassen. Brandstofreservoir met voorgeschreven brandstof vullen.
Warmteuitwisselende vlakken van het ketellichaam reinigen. Brandstofdosering volgens desbetreffende tabel in de handleiding aanpassen. Economisers (in het assortiment van fa. BENEKOVterm s.r.o. „op aanvraag“ te vinden) in de lamellen van het ketellichaam invoegen. Schoorsteentrek regelaar op de schoorsteen installeren (deze werkzaamheid kan alleen een vakbekwaam bedrijf uitvoeren). Keramische katalysator volgens aanwijzingen in de handleiding installeren. Keramische katalysator volgens aanwijzingen in de handleiding installeren. Indien economisers gebruikt, deze uit de lamellen van het ketellichaam verwijderen. Door een schoorsteenvegersbedrijf de schoorsteentrek laten controleren. Indien de gemeten waarde lager is dan benodigd (zie handleiding), moet de schoorsteen aangepast worden. Deur van de ketel en/of deksel van het ketellichaam en/of deksel van het brandstofreservoir goed sluiten.
Deur van de ketel en/of deksel van het ketellichaam en/of deksel van het brandstofreservoir niet goed dicht. Versleten (beschadigd) afdichtingssnoer Slijtage (beschadiging) vervangen.* afdichtingssnoer van de deur van de ketel en/of het deksel van het ketellichaam.
Ketellichaam na korte tijd met roet verstopt.
Rubberen dichting van het deksel van het brandstofreservoir beschadigd. Deksel van het brandstofreservoir niet afgedicht. Brandstofreservoir leeg. Kleine hoeveelheid verbrandingslucht. Ketel te warm gestookt. Luchtmenger onder de brander met as en stof verstopt. Ventilator beschadigd. Ronde gietijzeren rooster niet dicht.
Aanzienlijke verslakking van as op de rooster.
Aanzienlijk aandeel niet verbrande brandstof in de aslade.
Ander soort brandstof dan voorgeschreven gebruikt (temperatuur van as, aandeel bitumen e.d.). Foute brandstofdosering op de regelaar ingesteld. Vochtige brandstof gebruikt. Terugslagklep van de ventilator te wijd open, de luchtstroom blaast brandstof uit de brander.
Beschadigde rubberen dichting vervangen.*
Verticale instelling van de hengsels en klink op het brandstofreservoir uitvoeren. Brandstofreservoir met voorgeschreven brandstof vullen. Terugslagklep op de ventilator op een kier zetten (geldt voor ketel met regelaar RKU1). Toerental ventilator verhogen (geldt voor ketel met regelaar RKU3). Brandstofdosering volgens desbetreffende tabel in de handleiding aanpassen. Luchtmenger reinigen. Ventilator vervangen.* Rooster uit de brander halen, oude stopverf uit het rooster verwijderen, nieuwe stopverf (min. temperatuurbestendigheid 1200°C) aanbrengen, rooster terug in de brander zetten. Brandstofreservoir met voorgeschreven brandstof vullen.
Brandstofdosering volgens desbetreffende tabel in de handleiding aanpassen. Brandstofreservoir met voorgeschreven (droge) brandstof vullen. Terugslagklep van de ventilator meer sluiten(geldt voor ketel met regelaar RKU1). Toerental ventilator verminderen (geldt voor ketel met regelaar RKU3).
* - werkzaamheid mag alleen door een vakbekwaam en door het bedrijf BENEKOVterm s.r.o. gemachtigd servicebedrijf uitgevoerd worden 9. Aanwijzingen nakoming ecologische parameters van het product
Voor een milieuvriendelijke werking van de ketel zorgt u door de instructies in deze handleiding nauwkeurig te volgen, met name: -
alleen dat soort brandstof verbranden waarvan de parameters door de fabrikant zijn gegarandeerd zoals aangegeven in tab. 3, hoofdstuk 2 aanwijzingen in hoofdstukken 6 (Besturing ketel door de gebruiker) en 7 (Onderhoud) in hun volle omvang volgen
10. Aanwijzingen vernietiging product na houdbaarheidsdatum Aangezien het product geconstrueerd is uit gewone metalen materialen wordt de volgende manier van vernietiging aanbevolen: - stalen wisselaar, omhulling – via het bedrijf KOVOŠROT (Metaalschroot) - andere metalen onderdelen – via het bedrijf KOVOŠROT (Metaalschroot) - isolatiemateriaal IZOBREX – hoort bij huishoudelijk afval - isolatiemateriaal SIBRAL – hoort bij huishoudelijk afval 11. Garantiebepalingen en verantwoordelijkheid voor fouten De fabrikant geeft 24 maanden garantie vanaf de datum van de verkoop van de ketel aan de eindgebruiker. De ketel dient gebruikt en bestuurd te worden overeenkomstig de in de handleiding uiteengezette voorwaarden. De gebruiker is verplicht de installatie, de inbedrijfstelling en het verhelpen van storingen buiten het kader van hoofdstukken 6 en 7 uitsluitend door een servicebedrijf te laten uitvoeren die door de fabrikant BENEKOVterm s.r.o. gemachtigd is. Anders is er geen sprake van garantie op een goede werking van de ketel. Wordt de ketel gebruikt volgens de aanwijzingen aangegeven in deze „Handleiding besturing en installatie ketel“, behoeft de ketel geen bijzondere vakbekwame ingrepen door een servicebedrijf te ondergaan. „Bewijs van kwaliteit en compleetheid van ketel BENEKOV pelling“ dient na het invullen door de servicebedrijf als „Garantiebewijs“. De ketel dient regelmatig onderhouden te worden – zie hoofdstuk 7. De fabrikant is in geen geval verantwoordelijk noch voor verlies van winst, reputatie of opdrachten, noch voor toevallige, bijzondere of verdere schade die ontstaat i.v.m. het gebruik of integendeel met onmogelijk gebruik van dit product. Elke fout dient onmiddellijk na het opnemen ervan schriftelijk of telefonisch gemeld te worden. Bij het niet nakomen van de aangegeven aanwijzingen worden de door de fabrikant verleende garanties niet erkend. Onder de garantie vallen geen gevallen die gevolg zijn van foute besturing, niet nakomen van technische voorwaarden voor de werking van de inrichting,
normale slijtage, opzettelijke beschadiging of beschadiging als gevolg van een catastrofe (brand, water, diefstal, gewelddadige beschadiging e.d.). Op de garantie kan ook geen aanspraak gemaakt worden indien het garantiebewijs onjuist is ingevuld. De fabrikant behoudt zich het recht op wijzigingen i.v.m. de productinnovatie die niet in deze handleidingen behoeven te worden aangegeven.
Afb. nr. 6 Schema aansluiting regelaar
Opmerking bij de schakeling: Het relais Finder kan alleen gebruikt worden met microprocessor platen waarvan de output RC lid bij de schroefas op de plaat de waarden van 22n/275Vac-220R heeft. •
Op de aansluitklemmen voor de kamerthermostaat mag alleen een thermostaat met potentiaalvrij contact aangesloten worden (bijv. type CM…).
•
Deze klemmen mogen niet onder een andere spanning gezet worden.
AANBEVOLEN AANSLUITING VAN DE KETEL OP HET VERWARMINGSSYSTEEM Voor het bereiken van optimale bedrijfsomstandigheden moet het verwarmingssysteem voorzien zijn van een mengventiel. Deze moet zo ingesteld zijn dat de temperatuur van het retourwater boven 60 °C is. Dit is een voorwaarde voor het erkennen van de garantie. De temperatuur boven 60 °C van het retourwater kan ook bereikt worden door gebruik van een thermostatisch ventiel (bijv. ESBE TV 40). Basisaansluiting van de ketel:
Afb. nr. 7 Voorbeeld aansluiting ketel met reservoirverwarmer TUV
1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8.
ketel BENEKOV pelling circulatiepomp terugslagklep mengventiel reservoirverwarmer TUV (bijv. DZ Dražice OKC NTR, NTRR) bestaand verwarmingssysteem drukexpansievat kamerthermostaat (bijv. SIEMENS Landis & Stafea)
WAARSCHUWING! Nauwkeurig ingevuld garantiebewijs dat voor de fabrikant van de ketel BENEKOV pelling 27 bestemd is per omgaande op het volgende adres terugsturen: BENEKOVterm s.r.o. Masarykova 402 793 12 Horní Benešov
Bijlage bij het garantiebewijs voor de klant – gebruiker Aantekening van zowel garantiereparaties als reparaties na afloop van garantie en van het uitoefenen van controles van het product Datum Uitgevoerde Servicebedrijf Handtekening aantekening werkzaamheid (handtekening, klant stempel)
BENEKOVterm s.r.o. Masarykova 402 793 12 Horní Benešov Tel.: +420 554 748 008, Fax :+420 554 748 008 E-mail:
[email protected], www.benekov.com