Handboek
(digitale) Bestemmingsplannen februari 2011 afdeling: STO gemeente Oosterhout
(digitale)
Inhoudsopgave Inhoudsopgave ........................................................................................................... 2 1. Inleiding................................................................................................................. 3 1.1 Inleiding ............................................................................................................ 3 1.2 Doel en reikwijdte............................................................................................... 3 1.3 Status ............................................................................................................... 4 2. Gebruik en Beheer ................................................................................................... 5 2.1 Gebruik ............................................................................................................. 5 2.1 Beheer .............................................................................................................. 5 3. Opbouw bestemmingsplan ........................................................................................ 7 3.1 Algemeen .......................................................................................................... 7 3.2 De verbeelding ................................................................................................... 9 3.3 De regels ......................................................................................................... 11 3.4 De toelichting................................................................................................... 12 4. Aanvulling (Oosterhout) op RO Standaarden 2008 ..................................................... 13 5. Van uitwisselbaarheid naar beschikbaarheid.............................................................. 14 5.1 Standaard Toegankelijkheid Ruimtelijke Instrumenten ........................................... 14 5.2 Gemeente -> Bureau......................................................................................... 14 5.3 Bureau -> Gemeente......................................................................................... 14 5.4 Gemeente -> Provincie ...................................................................................... 14 Bijlagen: Bijlage
RO Standaarden 2008**
Bijlage
Standaardregels
Bijlage
Modeltoelichting
Bijlage
Standaard verbeeldingslegenda
Bijlage
Uitbestedingsformulier
Bijlage
Opleveringsformulier
* Te downloaden: http://ro-standaarden.geonovum.nl
2
1. Inleiding 1.1 Inleiding De gemeente Oosterhout is al enkele jaren geleden begonnen om al haar bestemmingsplannen te actualiseren, waardoor er actuele en uniforme bestemmingsplannen ontstaan. Deze plannen worden tevens gedigitaliseerd, waardoor de hanteerbaarheid, de raadpleegbaarheid, maar ook de uitwisselingsmogelijkheden worden vergroot. Hiermee wordt tevens voldaan aan de wettelijke verplichtingen van de Wet ruimtelijke ordening (Wro). Per 1 januari 2010 dient de gemeente alle ruimtelijke plannen, en met name bestemmingsplannen digitaal beschikbaar te stellen voor een ieder. Het bezitten van actuele bestemmingsplannen biedt daarnaast vele voordelen, zoals een gemakkelijke toegankelijkheid en het voorkomen van een groot aantal ontheffingsprocedures. De looptijd bij de bouwvergunningverlening zal hierdoor aanzienlijk worden verkort. Het nu voorliggende Handboek Bestemmingsplannen versie 0.2 is een update van de hiervoor geldende versie uit 2004 om nu bestemmingsplannen te kunnen opstellen en die voldoen aan de Wet ruimtelijke ordening, die op 1 juli 2008 in werking is getreden. Het sluit daarmee ook aan bij het Besluit ruimtelijke ordening, bijbehorende Ministeriële Regeling en de hieruit voortvloeiende RO Standaarden 2008. Het effect voor de gebruiker (burgers, bedrijven, collega’s) zal zijn, dat er een heldere wijze van communicatie ontstaat, die duidelijkheid verschaft en die de rechtszekerheid en –gelijkheid zal vergroten.
1.2 Doel en reikwijdte Om bestemmingsplannen volgens een eenduidige en uniforme plansystematiek en aanpak op te kunnen stellen heeft dit Handboek tot doel: Standaarden en afspraken vast te leggen ten aanzien van het opstellen van bestemmingsplannen in analoge (papieren) en digitale vorm op basis van de Wro. Deze standaarden en afspraken gelden voortaan als werkafspraken voor de gemeente intern en voor externe opdrachtnemers en hebben betrekking op:
- het benoemen en onderscheiden van bestemmingen, dubbelbestemmingen en aanduidingen; - de opzet van de bijbehorende regels en -toelichting; - de opzet van de bijbehorende verbeelding(en); - de toepassing van RO Standaarden 2008; - het gebruik, aanlevering en beschikbaarstelling van bestemmingsplannen in digitale vorm; - de productie en inrichting van analoge versies.
Daarbij gaat het om de toe te passen techniek, systematiek en/of verbeelding. Bij techniek staat centraal dat iedereen op dezelfde manier een planbestand aanbiedt of
3
aangeboden krijgt, waarbij garanties bestaan over de fysieke vorm van het beschikbaar stellen en de feitelijke inhoud van het bestand. Verbeelding gaat over de vergelijkbare presentatie van planonderdelen. De systematiek is volgend aan de techniek maar dient de beleidsaspecten te waarborgen. Het Handboek bevat Oosterhout-specifieke onderdelen en is aanvullend op de RO Standaarden 2008. Hierdoor bevat het Handboek soms verwijzingen naar deze landelijke standaarden en bevat daarover geen relevante informatie. Om deze redenen vormt de bijgevoegde bijlage ‘RO Standaarden 2008’ een belangrijk onderdeel van dit Handboek. Het werkproces voor de totstandkoming van (digitale) bestemmingsplannen binnen de gemeente Oosterhout staat niet beschreven in dit Handboek. Dit werkproces kan t.z.t. als bijlage bij dit Handboek worden gevoegd. Een vervolg op de digitale beschikbaarheid van bestemmingsplannen, is het publiceren van deze plannen op de gemeentelijke website, www.oosterhout.nl en op de landelijke voorziening RO-online. Vanwege de specifieke techniek waarop dit afgestemd dient te worden, valt dit buiten de reikwijdte van dit Handboek.
1.3 Status Dit Handboek -inclusief bijlagen- is bedoeld als standaard bij het (laten) vervaardigen en gebruiken van bestemmingsplannen voor de gemeente Oosterhout. Gebruik van dit Handboek is daarom verplicht. Slechts in uitzonderlijke gevallen kan, na overleg en instemming, gemotiveerd van de inhoud van dit Handboek worden afgeweken. De motivering van de afwijking dient te worden verantwoord en opgenomen in de toelichting bij het bestemmingsplan Bij het samenstellen van dit Handboek is gebruik gemaakt van VROM-publicaties en voorbeelddocumenten. Op deze manier is er efficiënt gebruik gemaakt van reeds verworven inzichten waarmee dit Oosterhoutse handboek tot stand is gekomen.
4
2. Gebruik en Beheer 2.1 Gebruik Dit Handboek dient voor de gemeente Oosterhout als een bestek bij de uitbesteding van het maken van bestemmingsplan aan stedenbouwkundige bureaus en initiatiefnemers. Ook indien een bestemmingsplan door de gemeente zelf wordt gemaakt, dient dit Handboek te worden toegepast. In het verlengde hiervan dient dit Handboek tevens als controlemiddel voor de uitvoering en vormgeving van ieder nieuw opgesteld bestemmingsplan in digitale en analoge vorm. De toetsing heeft voornamelijk betrekking op juridisch-inhoudelijke- en technische eisen. Bij het opstellen van een bestemmingsplan zal in de praktijk gestart worden met de standaarden die als bijlage bij het Handboek zijn gevoegd. Deze startbestanden zijn aan te merken als complete en bijgewerkte bestanden hetgeen de kwaliteit zal waarborgen van de plannen die er telkens mee gecreëerd zullen worden. Het Handboek is in de definitieve vorm bindend, inclusief de bijlagen.
2.2 Beheer De regievoering en het beheer van het Handboek inclusief de bijlagen ligt bij de gemeente Oosterhout, de afdeling Stedelijke Ontwikkeling (StO), onder verantwoordelijkheid van de afdelingsmanager. Een handboek bestemmingsplannen is een dynamisch document en is onderhevig aan voortschrijdend inzicht in inhoudelijke en technische aspecten. Voor verbeteringen, aanvullingen of wijzigingen van het Handboek is een protocol van toepassing. Bij constatering van eventuele onduidelijkheden c.q. tegenstrijdigheden dient dit te worden teruggemeld aan de gemeente, in casu de afdelingsmanager of de door hem/haar aangewezen beheerder van het Handboek. De gemeente zal daarna uitsluitsel verstrekken. In een offertetraject zal zowel de constatering/vraag als het antwoord van de gemeente aan de overige betrokken bedrijven c.q. instanties worden aangereikt. Voor externe bureaus is de projectleider van het betreffende bestemmingplan de eerste contactpersoon. Van noodzakelijk geachte wijzigingen, verbeteringen of aanpassingen wordt een logboek bijgehouden die als (tijdelijke) bijlage bij het Handboek wordt gevoegd. Periodiek (eenmaal per jaar) zal het Handboek worden geëvalueerd en indien noodzakelijk worden gewijzigd. Het initiatief tot evaluatie ligt bij de afdeling StO. Indien het Handboek gewijzigd dient te worden dan zal dit moeten worden aangetekend in een overzicht ‘versiebeheer’. Dit overzicht dient duidelijk te maken welke wijzigingen worden doorgevoerd ten opzichte van de vorige versie met hierachter beknopt de reden.
5
Overzicht versiebeheer Versie
Datum
Status
Reden
1.0
11-11-04
Vastgesteld
- DURP
2.0
13-08-08
Concept
- nWro per 1/7/2008 en RO Standaarden 2008 per 1/7/2009
3.0
feb. 2010
Concept
- afstemming op nieuwe standaarden en werkproces
Het Handboek dient in zoveel mogelijk situaties te voorzien, doch is niet uitputtend bedoeld. Over zaken waarin het Handboek niet voorziet, wordt voorafgaand overleg gepleegd met de Afdeling StO. De meest recente versie van dit Handboek zal steeds te vinden zijn op de website van de gemeente Oosterhout.
6
3. Opbouw bestemmingsplan 3.1 Algemeen Bij vervaardiging van een plan dient als eerste referentie dit Handboek gebruikt te worden. Hierin kunnen specifieke -voor de gemeente Oosterhout- geldende planonderdelen zijn opgenomen. Zo niet, dan dienen altijd de RO Standaarden 2008 te worden toegepast. Dit geldt niet voor onderdelen welke nog nader ingevuld worden tijdens het opstellen van het Bestemmingsplan Buitengebied. Deze zullen op een later tijdstip aan het Handboek worden toegevoegd. De Standaard Vergelijkbare Bestemmings Plannen (SVBP) -onderdelen van de RO Standaarden 2008 en verankerd in nieuwe wetgeving- bevat bepalingen omtrent de opbouw en verbeelding van bestemmingsplannen. Bestemmingsplannen kunnen hierdoor eenvoudig, duidelijk en op een vergelijkbare wijze worden geraadpleegd. Samengevat zijn er bepalingen opgenomen voor: -
wijze van analoge en digitale (verbeelding-)verbeeldingen
-
opbouw verbeelding-legenda
-
wijze van vertonen van plan-informatie
-
toepassing bestemmings-hoofdgroepen en –functies
-
toepassing aanduidingen
-
opbouw en inrichting regels
De SVBP staat -binnen bepaalde afspraken-specifieke afwijkingen, aanvullingen c.q. toepassing toe. Deze afwijkingen, aanvullingen en toepassingen zijn hierna in hoofdstuk 4 nader vermeld. Verderop in dit hoofdstuk wordt aangegeven hoe de onderdelen van de bestemmingsplannen opgebouwd dienen te worden. De standaarden zelf zijn niet opgenomen. Achtereenvolgens komen de verbeelding, de regels en de toelichting aan de orde. In het algemeen wordt aanbevolen om de verschillende versies en onderdelen van het bestemmingsplan goed herkenbaar en bijeen te houden. Dit kan door een goede lay-out en door een heldere vermelding van een aantal belangrijke gegevens op de pagina’s van de onderdelen van het bestemmingsplan. Gedacht wordt daarbij aan unieke kenmerken, zoals planbenaming, planfase en datering. Verplicht is de opname van ieder bestemmingsplan (incl. wijzigingen, uitwerkingen en herzieningen daarvan) in het beheersprogramma (RO-beheer) van de gemeente, waarbij de code van de gemeente (NL.IMRO.0826) , correcte plannaam,
7
projectcode en -fasen en datums waarop de betreffende versie is vrijgegeven, worden vermeld. Opname in het beheersprogramma dient te geschieden vóór de aanvang van de opstelling van het 1e concept. De gemeente zorgt voor de waarmerking van de authentieke planonderdelen te weten het ontwerpbestemmingsplan en het vastgestelde bestemmingsplan en maakt daartoe gebruik van de Public key infrastructure. (Pki-sleutel). Hieraan voorafgaand dient de initiatiefnemer de aangeleverde documenten te voorzien van een goedgekeurd validatie-rapport, dat verkregen kan worden via www.geonovum.nl; In de Praktijk Richtlijn Bestemmingsplannen (PRBP) en Standaard Toegankelijkheid Ruimtelijke Plannen (STRP) zijn ook bepalingen opgenomen m.b.t. naamgeving en inrichting van de plandocumenten, welke in acht moeten worden genomen. Deze documenten zijn te raadplegen c.q. downloaden op www.geonovum.nl;
8
3.2 De verbeelding Algemeen Voor de verbeelding geldt in de eerste plaats dat deze duidelijk (leesbaar) moet zijn. Dat is van belang, omdat de gebruikersgroep van digitale bestemmingsplannen in potentie groter is dan bij analoge plannen en deze gebruikers niet een toelichting aan de balie krijgen. De verbeelding moet alle zaken bevatten die juridisch relevant zijn. Wat op de verbeelding staat (met uitzondering van de ondergrond en verklaringen), moet daarom terug te vinden zijn in de regels. Dit uitgangspunt wordt gehanteerd om de kaart zo rustig en leesbaar mogelijk te houden. Overige informatie hoort thuis in de toelichting. Bij de samenstelling van de verbeelding dient gebruik gemaakt te worden van de vastgestelde standaarden SVBP 2008 en de daarbij behorende bijlagen. Standaard levert de gemeente bij opname van het initiatief in het beheersprogramma een digitale basiskaart als ondergrond, alsmede een digitale plancontour aan. (zie bijlage) De (ontwerp-)schaal van de analoge verbeelding is 1:1000 tenzij naar aanleiding van de omvang van het plangebied anders na overleg is afgesproken. Bij meerdere verbeeldingen dient op elk afzonderlijk deelblad een overzicht van de deelbladindeling en een legenda voor te komen. Voor de verdeling van de kaartbladen zal vooraf een instemming van de gemeente moeten worden verkregen. De kaartbladen zijn noordgericht. De verhouding van de lijndiktes is 1 : 2 : 3 : 6 (ondergrond : aanduidinggrens : plan-en bestemmingsgrens : bouwgrens). Het lettertype van de tekst op de verbeelding is Arial. Het meten van b.v. afstanden in een digitaal geografisch bestand, kan exact op basis van de aanwezige geometrie/ondergrond. De nauwkeurigheid van de ondergrond is dan uiteraard bepalend voor de meetnauwkeurigheid. De lijndikte op een beeldscherm wordt bepaald door een aantal pixels. De lijn zelf is een verbinding tussen 2 coördinaten uitgedrukt in b.v. tienden van millimeters. Ondergrond De ondergrond maakt geen deel meer uit van het ruimtelijke plan. Het plan verwijst nog wel naar de bij het opstellen van de verbeelding gebruikte ondergrond (Informatie Model Ruimtelijke Ordening (IMRO-attribuut). Tot het moment van het ter visie leggen van het ontwerpbestemmingsplan, voorafgaande aan de vaststelling door de gemeenteraad, kan de ondergrond nog wijzigen. Daarna dient de ondergrond door het vaststellingsbesluit gefixeerd te worden waardoor deze niet meer te wijzigen is. De gemeente is verantwoordelijk voor de validatie van het ontwerp –en vastgestelde bestemmingsplan en maakt daartoe gebruik van de PKI-sleutel, waarmede de authentieke plannen van een electronische handtekening worden voorzien.
9
De ondergronden, waarop het ontwerpbestemmingsplan is vervaardigd (en de eventueel gewijzigde ondergrond bij vaststelling) van zowel de analoge als de digitale versie van het bestemmingsplan dienen in het gemeentelijk archief te worden bewaard. Bij digitale verbeelding kan het plangebied met wisselende ondergronden geraadpleegd worden. De gemeente (Afdeling Stedelijke Ontwikkeling) levert bij opdrachtverlening en na opname van het plan in het beheersprogramma aan een extern bureau van de plancontour met eventueel een overzicht waaruit blijkt, welke aspecten van de ondergrond analoog verbeeld dienen te worden (zie hieronder). De opstellers van de bestemmingsplannen kunnen bij het bepalen van bestemming-en/of aanduidinggrenzen gebruik maken van Grootschalige Basis Kaart Nederland(GBKN) of de Kadastrale kaart. De GBKN geeft de topografische kenmerken van het plangebied weer (bebouwing, wegen, waterlopen etc.). Op de Kadastrale Kaart worden o.a. eigendomsgrenzen getoond. Doel van de ondergrond is om de gebruiker snel en helder inzicht te geven in waar een straat, huisnummer, perceel, gebouw, waterloop o.i.d. zich bevinden. De GBK Oosterhout (GBKO) is een samenstelling van deze twee type ondergronden en wordt door de gemeente in dgn-(Microstation-) formaat aangeleverd bij opdrachtverlening aan een extern bureau. Indien gewenst c.q. beschikbaar kan de gemeente (ook) andere broninformatie aanleveren. Denk hierbij aan topografische kaart, kabels, leidingen, luchtfoto’s. De door de gemeente Oosterhout aangeleverde geografische bestanden bevatten altijd coördinaten op basis van het Rijksdriehoekstelsel. Standaard/aanvullend Vooralsnog is een bijlage bijgevoegd bestaande uit een verbeeldingslegenda. Uitsluitend de verbeeldingsonderdelen zoals benoemd in de RO Standaarden 2008, kunnen worden toegepast. Wanneer zal blijken dat aanduidingen binnen de bestemmingen ontoereikend zijn, kan de gemeente (beheerder) besluiten tot gemotiveerde aanvullingen en/of toegestane afwijkingen van de RO Standaarden 2008, voor zover het de aanduidingen betreft. Om het totaaloverzicht te houden, kan dan ook besloten worden om dit in een voorbeeld verbeelding toe te voegen als bijlage bij het Handboek. Afhankelijk van de gebruikte software kunnen er aanvullend andere bestandsformaten dan de standaard-formaten uitbesteed dan wel opgeleverd worden. Dit laat onverlet dat een verbeelding altijd RO Standaarden 2008-proof dient te zijn. PDF-bestanden dienen op papier afgedrukt in de juiste analoge SVBP2008verbeeldingen te resulteren. De verbeeldingen dienen de juiste presentatie van de inhoud van de digitale planversie te zijn.
10
3.3 De regels Algemeen Regels is -conform de Wro-de nieuwe naam voor voorschriften. Algemeen uitgangspunt voor de regels is dat deze helder, inzichtelijk en leesbaar zijn. De indeling van de regels van het bestemmingsplan en de wijze waarop een bestemmingsregel is opgebouwd en ingedeeld is conform de SVBP 2008, zie bijlage. Zo ook wat betreft enkele veel voorkomende begrippen, de wijze van meten, de slotbepaling en hoe de regels van het bestemmingsplan worden genummerd. Aanvullingen hierop zijn mogelijk en komen aan bod in hoofdstuk 4. Lay-out De regels moeten zowel analoog als digitaal goed raadpleegbaar zijn. Er wordt gebruik gemaakt van het lettertype Verdana met grootte 10. In het digitale document moet het mogelijk zijn om met behulp van bladwijzers vanuit de inhoudsopgave naar o.a. de diverse hoofdstukken en paragrafen te gaan. In de inhoudsopgave moet ook een bladwijzer zijn opgenomen naar de bijbehorende toelichting. Bovendien dient in het document onderaan elke paragraaf een bladwijzer te staan naar de inhoudsopgave. Ook dienen er bladwijzers opgenomen te worden bij ontheffingen t.b.v. de te volgen procedure (indien van toepassing). Elke bestemmingsregel is een afzonderlijk document (enkel-en dubbelbestemmingen per artikel) ook met bladwijzers naar andere onderdelen van de plantekstdocumenten. De separate artikelen zijn tevens bepalend voor het maximale opsplitsingniveau van de html-bestanden. Standaard/Aanvullend In dit Handboek is als bijlage opgenomen de regels, zoals die in de Oosterhoutse bestemmingsplannen dienen te worden gehanteerd. De opzet van deze regels is uit de SVBP 2008 overgenomen. De regels, zoals nu opgenomen, zijn hoofdzakelijk bestemd voor binnenstedelijk gebied. In de komende periode zullen ook voor het Buitengebied regels worden geformuleerd, afgestemd op SVBP 2008. Daardoor zal dit document uitgroeien tot een volledige set van regels die als standaard kan fungeren voor een volgend op te stellen bestemmingsplan Buitengebied. Afhankelijk van de gebruikte software kunnen er aanvullend andere bestandsformaten dan de standaard-formaten uitbesteed dan wel opgeleverd worden. Dit laat onverlet dat de regels altijd RO Standaarden 2008-proof dienen te zijn. PDF-bestanden dienen op papier afgedrukt in de juiste analoge SVBP2008verbeeldingen te resulteren. De verbeeldingen dienen de juiste presentatie van de inhoud van de digitale planversie te zijn.
11
3.4 De toelichting De toelichting geeft een toelichting op het bestemmingsplan, maar maakt op zich geen deel uit van het bestemmingsplan en dient een duidelijk beeld te geven van de in het bestemmingsplan vastgelegde (toekomstige) situatie en van de daaraan ten grondslag liggende onderzoeken, beleid en gedachten. Ook de resultaten van het proces en de procedure van het plan moeten opgenomen worden. Onderzoeken die zijn uitgevoerd in het kader van de planontwikkeling (bodem en archeologie) kunnen geïntegreerd in het toelichting-document of separaat als bijlage bij de toelichting worden opgenomen (dit kunnen ook scans van originele papieren versies zijn). Vooral een goede afstemming tussen de toelichting en de beide juridische onderdelen van het bestemmingsplan (regels en verbeelding) is van groot belang. Specifieke foto’s, tabellen, toelichtingkaartjes, zoals bijvoorbeeld kaartjes van dwarsprofielen, kunnen integraal in de toelichting worden opgenomen. Hieronder kunnen ook niet-juridisch-relevante plan(kaart)-onderdelen worden verstaan. Originele bestanden van ingevoegde onderdelen in de toelichting zullen ook in Joint Photographic Experts Group (jpeg)-of Portable Document Format (pdf-formaat) separaat worden opgeslagen. Standaard/Aanvullend In dit Handboek is als bijlage opgenomen een model bestemmingstoelichting. Dit document is een raamwerk, waarin staat opgenomen aan welke zaken in de toelichting aandacht dient te worden geschonken. Als aan zaken geen aandacht wordt geschonken, dient de reden daarvan in de toelichting te worden vermeld. De gemeente zal op basis van dit model de volledigheid en juistheid van de inhoud van de toelichting toetsen en daarmee instemmen, dan wel om aanvulling vragen. PDF-bestanden dienen op papier afgedrukt in de juiste verbeeldingen te resulteren. De verbeeldingen dienen de juiste presentatie van de inhoud van de digitale planversie te zijn.
12
4. Aanvulling (Oosterhout) op RO Standaarden 2008 De gemeente Oosterhout zal de RO Standaarden 2008 toepassen. Afwijkingen t.o.v. de RO Standaarden 2008 zullen door de gemeente altijd gemotiveerd worden. In alle andere gevallen en zonder een aparte vermelding hieronder, zijn de voorkomende bestemmingsplan-onderdelen met een logische interpretatie met de beschikbare SVBPonderdelen toe te passen. Voor een integraal overzicht van SVBP- en Oosterhout-onderdelen wordt verwezen naar de bijlage standaard verbeeldingslegenda waar ook de voorlopige aanvullingen door de gemeente Oosterhout zijn opgenomen. Het betreffen hier: -
Bestemmingen
-
Uit te werken bestemmingen
-
Dubbelbestemmingen
-
Gebiedsaanduidingen
-
Functieaanduidingen
-
Bouwvlak
-
Bouwaanduidingen
-
Maatvoeringaanduidingen
-
Figuren
13
5. Van uitwisselbaarheid naar beschikbaarheid 5.1 Standaard Toegankelijkheid Ruimtelijke Instrumenten Als overheden hun ruimtelijke plannen maken volgens de RO Standaarden 2008, kunnen deze worden gebruikt in ruimtelijke processen en procedures. Voorbeelden hiervan zijn de planvoorbereiding en wettelijke procedures uit Wro, zoals de op elektronische wijze beschikbaarstelling bij ontwerp en vaststelling. Uitgangspunt is dat de gegevensset compleet en als één onlosmakelijk geheel wordt verzonden c.q. toegankelijk en beschikbaar wordt gesteld. De locatie of opslag kan via internet (filesharing, Webhosting) maar ook (tussentijds) een cd-rom zijn. Autorisatie dient de toegang tot de webadressen te garanderen. De webadressen betreffen de zgn. Uniform Resource Locator (URL) van bepaalde locatie op computerservers. Deze adressen kunnen tijdelijk dienen t.b.v. filesharing, webservices of t.b.v. definitieve brondata-locaties (cf. STRI).
5.2 Gemeente -> Bureau Bij opdrachtverlening zal de gemeente het externe adviesbureau diverse bestanden en informatie beschikbaar stellen zodat het bureau de opdracht kan uitvoeren zoals door de gemeente geformuleerd en vereist wordt. De gemeente conformeert zich aan het uitbestedingsformulier (zie bijlage).
5.3 Bureau -> Gemeente In de RO Standaarden 2008 staat beschreven welke bestanden met welke benamingen tenminste uitgewisseld dan wel beschikbaar gesteld dienen te worden. Deze zijn ook opgenomen in een opleveringsformulier. Dit formulier omvat ook wat verzender en ontvanger van de totale gegevenset van het digitale bestemmingsplan elkaar willen mededelen. Het adviesbureau als opdrachtnemer dient zich te conformeren aan het opleveringsformulier (zie bijlage).
5.4 Gemeente -> Provincie De gemeente voert overleg met de provincie op de in de Wro voorgeschreven wijze en stuurt ruimtelijke plannen in via de website www.brabant.nl
14
Regels
Inhoudsopgave
2
HOOFDSTUK 1 Inleidende regels Artikel 1 Begrippen Artikel 2 Wijze van meten
3 3 12
HOOFDSTUK 2 Bestemmingsregels Artikel 3 Bedrijf Artikel 4 Bedrijf – Nutsvoorziening Artikel 5 Bedrijf – Verkooppunt motorbrandstoffen Artikel 6 Bos Artikel 7 Centrum Artikel 8 Cultuur en ontspanning Artikel 9 Detailhandel Artikel 10 Gemengd Artikel 11 Groen Artikel 12 Horeca Artikel 13 Kantoor Artikel 14 Maatschappelijk Artikel 15 Natuur Artikel 16 Recreatie Artikel 17 Sport Artikel 18 Tuin Artikel 19 Verkeer Artikel 20 Verkeer – Railverkeer Artikel 21 Water Artikel 22 Wonen Artikel 23 Leiding Artikel 24 Waarde – Archeologie Artikel 25 Waarde – Beschermd stads- en dorpsgezicht Artikel 26 Waarde – Monumentale bomen Artikel 27 Waterstaat – Waterkering Artikel 28 Waterstaat - Waterhuishoudkundige en of waterstaatkundige functie
14 14 17 18 19 21 23 25 27 30 33 35 37 39 41 42 43 45 47 48 49 53 55 57 59 60 61
HOOFDSTUK 3 Algemene regels Artikel 29 Anti-dubbeltelregel Artikel 30 Algemene bouwregels Artikel 31 Algemene gebruiksregels Artikel 32 Algemene aanduidingsregels Artikel 33 Algemene afwijkingsregels Artikel 34 Algemene wijzigingsregels Artikel 35 Overige regels
62 62 62 62 63 65 66 67
HOOFDSTUK 4 Overgangs- en slotregels Artikel 36 Overgangsrecht Artikel 37 Slotregel
68 68 68
2
HOOFDSTUK 1 Inleidende regels Artikel 1 Begrippen plan: het bestemmingsplan Standaardregels Oosterhout van de gemeente Oosterhout. bestemmingsplan: de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0826.BPSTANDAARDREGELS-0004 met de bijbehorende regels (en eventuele bijlagen). aanduiding: een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden. aanduidingsgrens: de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft. aan huis verbonden beroep: de uitoefening van een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch of hieraan gelijk te stellen gebied, dat in een woning en daarbij behorende gebouwen wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is, met uitsluiting van detailhandel. aan huis verbonden bedrijf: een bedrijf of het bedrijfsmatig uitoefenen van ambachtelijke of kunstzinnige bedrijvigheid, geheel of overwegend door middel van handwerk, dat door zijn beperkte omvang in een woning en daarbij behorende gebouwen kan worden uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is. achtergevellijn: de lijn waarin de achtergevel van een woning is gelegen, alsmede het verlengde daarvan. achtergevelrooilijn: de van de weg, waarop het belangrijkste gebouw op een bouwperceel is georiënteerd, afgekeerde grens van een bouwvlak. autodemontagebedrijf: een bedrijf gericht op het demonteren/uit elkaar halen van gemotoriseerde voertuigen. bebouwing: één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde. bedrijf: een inrichting of instelling gericht op het bedrijfsmatig voortbrengen, vervaardigen, bewerken, opslaan, installeren en/of herstellen van goederen dan wel het bedrijfsmatig verlenen van diensten, aan huis verbonden beroepen daaronder niet begrepen.
3
bedrijfsgebouw: een gebouw, dat dient voor de uitoefening van een bedrijf. bedrijfsvloeroppervlak: de totale vloeroppervlakte van de ruimten binnen de bebouwing die wordt gebruikt voor de uitoefening van een bedrijf, inclusief opslag- en administratieruimten en dergelijke. bedrijfswoning: een woning in of bij een gebouw op een terrein, die kennelijk slechts is bedoeld voor de huisvesting van (het huishouden van) een persoon wiens huisvesting daar gezien de bedrijfsvoering gewenst is. beperkt kwetsbaar object: een object waarvoor ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen een richtwaarde voor het risico is bepaald, waarmee rekening moet worden gehouden. bestaand(e situatie): − ten aanzien van bebouwing: bebouwing, zoals aanwezig op het tijdstip dat het plan in werking is getreden; − ten aanzien van gebruik: het gebruik van grond en opstallen, zoals aanwezig op het tijdstip dat het plan in werking is getreden. bestemmingsgrens: de grens van een bestemmingsvlak. bestemmingsvlak: een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming. bouwen: het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats. bouwgrens: de grens van een bouwvlak. bouwlaag: een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van bebouwing beneden peil of onder de kapconstructie. bouwmarkt: een al dan niet geheel overdekte verkoopplaats met een (overdekt) verkoopvloeroppervlak van minimaal 1.000 m², waarop een volledig of nagenoeg volledig assortiment aan bouw- en doe-hetzelf-producten wordt aangeboden in de vorm van detailhandel. bouwperceel: een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten. bouwperceelgrens: de grens van een bouwperceel.
4
bouwvlak: een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten. bouwwerk: elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct of indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond. bruto vloeroppervlakte het totaal van de oppervlakten van de vloeren van alle bouwlagen van een gebouw. culturele voorzieningen: voorzieningen betrekking hebbende op zowel de menselijke samenleving en haar verhoudingen als de beschaving (geestelijke verworvenheden) van een land, zoals een cultureel centrum, culturele instellingen e.d. cultuurhistorische waarden: de kenmerken van het gebruik dat de mens in de loop der geschiedenis van grond en gebouwen heeft gemaakt, zoals dat onder meer tot uitdrukking komt in beplanting, het slotenpatroon of de architectuur; onder cultuurhistorische waarden worden mede verstaan de archeologische waarden. dakkapel: een opbouw op een hellend dak waarin een raamkozijn is opgenomen en die voorzien is van zijwanden. dakopbouw: een uitbreiding van een gebouw op een dak, waarmee de goothoogte van het gebouw wordt verhoogd. detailhandel: het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder de uitstalling ter verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die deze goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit. detailhandel in volumineuze goederen: detailhandel in goederen van volumineuze aard in een daarop afgestemde verkoopruimte, te weten auto’s en motoren, auto-onderdelen en banden, volumineuze kampeer- en recreatieartikelen (zoals caravans, tenten, campers en boten), inbouwkeukens, sanitair, wand- en vloertegels, grove bouwmaterialen zoals bestratingmateriaal, zand en dergelijke, zonweringen, tuinhuisjes, buitenspeeltoestellen, zwembaden, tuinbeelden, haarden en kachels, grafzerken, (paarden)trailers, aanhangwagens, goederen met brand- en explosiegevaar, alsmede goederen, die een eerstegraads verwantschap hebben c.q. in rechtstreeks verband staan met deze goederen. dienstverlening: het verlenen van financiële, economische en maatschappelijke diensten aan derden, waaronder zijn begrepen kapperszaken, schoonheidsinstituten, fotostudio’s en naar aard daarmee gelijk te stellen bedrijven en inrichtingen, evenwel met uitzondering van prostitutie. dove gevel: een gevel als bedoeld in artikel 1b, lid 5, van de Wet geluidhinder,
5
escortbedrijf: de natuurlijke persoon, groep van personen of rechtspersoon die bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was prostitutie aanbiedt die op een andere plaats dan in de bedrijfsruimte wordt uitgeoefend. evenement al of niet periodiek terugkerende en / of incidentele gebeurtenissen op het gebied van sport, cultuur, kunst, folklore, handel, recreatie, liefdadigheid, religie, gezondheid, wetenschap, amusement en vergelijkbare gebeurtenissen. extensieve recreatie: die vormen van recreatie welke in hoofdzaak zijn gericht op natuur- en landschapsbeleving, zoals wandelen en fietsen. functie: doeleinden ten behoeve waarvan gebruik van gebouwen en/of gronden of aangewezen delen daarvan is toegestaan. garagebedrijf: een bedrijf dat uitsluitend of in hoofdzaak is bestemd voor verkoop, en/of onderhoud en reparatie van motorvoertuigen, met dien verstande dat de verkoop van motorbrandstoffen is uitgezonderd. gebouw: elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt. geluidsbelasting vanwege een industrieterrein: de etmaalwaarde van het equivalente geluidsniveau in dB op een bepaalde plaats, veroorzaakt door de gezamenlijke inrichtingen en toestellen, aanwezig op het industrieterrein, het geluid van niet tot de inrichting behorende motorvoertuigen op het terrein daaronder niet begrepen, zoals bedoeld in de Wet geluidhinder. geluidsbelasting vanwege het wegverkeer: de etmaalwaarde van het equivalente geluidsniveau in dB op een bepaalde plaats, veroorzaakt door het gezamenlijke wegverkeer op een bepaald weggedeelte of een combinatie van weggedeelten, zoals bedoeld in de Wet geluidhinder. geluidsbelasting vanwege het spoorverkeer: de etmaalwaarde van het equivalente geluidsniveau in dB op een bepaalde plaats, veroorzaakt door het gezamenlijke spoorwegverkeer op een bepaald spoorweggedeelte of een combinatie van spoorweggedeelten, zoals bedoeld in de Wet geluidhinder c.q. het Besluit geluidhinder. geluidsgevoelige functies: geluidsgevoelige functies zoals bedoeld in het Besluit geluidhinder. geluidsgevoelige gebouwen: gebouwen welke dienen ter bewoning en andere geluidsgevoelige functies als bedoeld in het Besluit geluidhinder.
6
geluidzoneringsplichtige inrichting: een inrichting bij welke ingevolge de Wet geluidhinder rondom het terrein van vestiging in een bestemmingsplan een zone moet worden vastgesteld. gestapelde bebouwing: bebouwing bestaande uit één gebouw waarin zich boven en naast elkaar zelfstandige woningen en/of bijzondere woonruimten bevinden. gevel: bouwkundige constructie die een ruimte in een woning of gebouw scheidt van de buitenlucht, daaronder begrepen het dak. gevelvlak: het verticale vlak waarin de hoofdvlakken van een gevel zich bevinden. groepsaccommodatie: gebouw met voorzieningen voor het verblijf en overnachting van groepen. grondgebonden woning: een gebouw dat uitsluitend één woning omvat, rechtstreeks contact heeft met het aangrenzende terrein en toegankelijk is vanaf de weg. groothandel: het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan wederverkopers, dan wel aan instellingen of personen voor gebruik/verbruik in een andere bedrijfsactiviteit. hogere grenswaarden: een maximale waarde voor geluidsbelasting, die hoger is dan de voorkeursgrenswaarde en die in een concreet geval kan worden vastgesteld op grond van de Wet geluidhinder en het Besluit geluidhinder. hoofdfunctie: de belangrijkste functie waarvoor een gebouw mag worden gebruikt. hoofdgebouw: een gebouw dat op een bouwperceel door zijn constructie of afmetingen dan wel gelet op de bestemming als belangrijkste gebouw valt aan te merken, met inbegrp van aan- en uitbouwen. hoogdrempelige inrichting: een inrichting: − waarvoor een drank- en horecavergunning is afgegeven; − waar het café en het restaurantbezoek op zichzelf staat en waar geen andere activiteiten plaatsvinden, waaraan een zelfstandige betekenis kan worden toegekend, en, − waarvan de activiteiten in belangrijke mate zijn gericht op personen van 18 jaar en ouder. horeca(bedrijf): het bedrijfsmatig verschaffen c.q. verstrekken van logies, dranken, maaltijden en kleine eetwaren, zoals een hotel, restaurant, café, cafetaria of een combinatie van twee of meer van deze bedrijven, waaronder eveneens wordt begrepen het exploiteren van zaalaccommodatie, doch met uitzondering van een seksinrichting.
7
horeca categorie 1: een bedrijf dat in hoofdzaak is gericht op het bedrijfsmatig verstrekken van al dan niet ter plaatse bereide etenswaren ten behoeve van consumptie ter plaatse, alsmede het daaraan ondergeschikt verstrekken van alcoholhoudende en niet-alcoholhoudende dranken, al dan niet in combinatie met het verstrekken van nachtverblijf en/of van zaalverhuur, zoals een (hotel)-restaurant, pannenkoekhuis, eetcafé en pizzeria, uitgezonderd een zelfstandig maaltijdafhaalcentrum. horeca categorie 2: een bedrijf dat in hoofdzaak is gericht op het bedrijfsmatig verstrekken van ter plaatse bereide snacks, ijs en kleine maaltijden voor consumptie zowel ter plaatse als elders, met daaraan ondergeschikt het verstrekken van dranken, zoals een snackbar, cafetaria, lunchroom en ijssalon. horeca categorie 3: een bedrijf dat in hoofdzaak is gericht op het bedrijfsmatig verstrekken van overwegend alcoholische dranken voor consumptie ter plaatse, al dan niet in combinatie met kleine etenswaren, zoals een café. horeca categorie 4: een bedrijf dat in hoofdzaak is gericht op het bedrijfsmatig bieden van gelegenheid tot dansen in combinatie met het verstrekken van alcoholhoudende en niet-alcoholhoudende dranken, zoals een dancing of discotheek. kantoor: een gebouw of deel van een gebouw dat door aard en indeling kennelijk is bestemd om uitsluitend of in hoofdzaak dienstig te zijn tot het verrichten van administratieve en/of ontwerptechnische arbeid. kwetsbaar object: een object waarvoor ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen een grenswaarde voor het risico is bepaald, die in acht genomen moet worden. langzaamverkeersverbinding: verbindingsweg die uitsluitend bedoeld is voor fietsers en voetgangers en vergelijkbare verkeersdeelnemers. maatschappelijke voorzieningen: culturele, educatieve, (para)medische, sociale, levensbeschouwelijke, religieuze, onderwijsvoorzieningen, en voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening, alsmede ondergeschikte horeca in combinatie met en ten dienste van deze voorzieningen. natuurwaarde: de aan een gebied toegekende waarde, die bepaald wordt door het voorkomen van planten en dieren die zichzelf onder invloed van klimaat, geomorfologie, bodemkundige en waterhuishoudkundige gesteldheid en al dan niet beïnvloed door menselijke aanwezigheid, in stand houden. omgevingsvergunning: een vergunning voor het uitvoeren van een project dat invloed heeft op de fysieke leefomgeving, op grond van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (hierna Wabo).
8
omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden: omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden, op grond van artikel 2.1, lid 1, onder b, van de Wabo. omgevingsvergunning voor het afwijken: omgevingsvergunning voor het gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met dit plan met toepassing van de in dit plan opgenomen regels inzake afwijking, op grond van artikel 2.1, lid 1, onder c, jo. artikel 2.12, sub a, onder 1, van de Wabo. omgevingsvergunning voor het bouwen: omgevingsvergunning voor het bouwen van een bouwwerk, op grond van artikel 2.1, lid 1, onder a, van de Wabo. omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk: omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk, op grond van artikel 2.1, lid1, onder g, van de wabo. onderbouw: een gedeelte van een gebouw dat maximaal 1,50 m boven peil is gelegen en dat niet als bouwlaag wordt aangemerkt. onderkomens: voor verblijf geschikte – al dan niet aan de bestemming onttrokken – voer- en vaartuigen, arken, caravans en stacaravans voor zover deze niet als bouwwerken zijn aan te merken, als ook tenten. ontspannende voorzieningen: voorzieningen ter ontspanning en vermaak van mensen, zoals een bioscoop, theater, sauna, dansschool, wellnesscentrum, e.d. overkapping: een dakconstructie vrijstaand zonder wanden dan wel aan maximaal drie zijden begrensd door de gevels van belendende gebouwen. peil: a voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang; b voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de hoogte van de weg of de toekomstige weg ter plaatse van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw; c in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte terrein; d indien in of op het water wordt gebouwd: het Nieuw Amsterdams Peil/of een ander plaatselijk aan te houden waterpeil. prostitutie: het zich beschikbaar stellen tot het tegen betaling verrichten van seksuele diensten aan anderen. raamprostitutie: een seksinrichting bestemd voor of in gebruik voor het zich vanaf de openbare weg of een andere voor het publiek toegankelijke plaats, zichtbaar ter beschikking stellen tot het tegen betaling verrichten van seksuele diensten aan anderen (prostitutie).
9
recreatiewoning: een gebouw, geen woonkeet, geen caravan, geen caravanbouwwerk of ander bouwsel op wielen zijnde, bestemd om uitsluitend door een of meer personen, die zijn/hun hoofdverblijf elders heeft/hebben, gedurende een gedeelte van het jaar te worden verbleven ten behoeve van recreatie. risicovolle inrichting: een inrichting, waarvoor ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen een grenswaarde/richtwaarde voor het risico c.q. een risicoafstand moet worden aangehouden bij het in het bestemmingsplan toelaten van kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten. scheidingslijn: lijn die de grens dan wel scheiding tussen verschillende aanduidingen vormt. seksinrichting: een voor het publiek toegankelijke ruimte waarin bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotischpornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting wordt in elk geval verstaan: een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, een parenclub, of een prostitutiebedrijf waaronder tevens begrepen een erotische massagesalon, al dan niet gecombineerd met elkaar. standplaats: gronden bestemd voor het plaatsen van een woonwagen, waarop voorzieningen aanwezig zijn die op het leidingnet van de openbare nutsbedrijven, andere instellingen of van gemeente kunnen worden aangesloten. stedenbouwkundig beeld: het beeld dat wordt bepaald door de situering, de bouwmassa's, de dakvormen en de dakrichtingen van de bebouwing. straatmeubilair: objecten die in de openbare ruimte staan en die niet tot de weg zelf behoren, zoals banken, lantaarnpalen, abri’s, vuilnisbakken en verkeersborden. straatprostitutie: het zich beschikbaar stellen tot het tegen betaling verrichten van seksuele diensten aan anderen, één en ander door passanten te bewegen of uit te nodigen door handelingen, houding, woord, gebaar of op andere wijze. tuincentrum: detailhandel met een al dan niet geheel overdekt verkoopvloeroppervlak, waarop artikelen voor de inrichting en het onderhoud van tuinen en daarmee rechtstreeks samenhangende artikelen worden aangeboden, inclusief dierbenodigdheden, diervoeding en woondecoratie. verblijfsrecreatie: het verblijf voor recreatieve doeleinden buiten de eerste woning, waarbij ten minste een nacht wordt doorgebracht, met uitzondering van overnachtingen bij familie en kennissen. Hieronder worden onder andere verstaan een camping, groepsaccommodatie, etc. verkoopvloeroppervlak: de oppervlakte van een voor het publiek toegankelijke ruimte, in gebruik voor detailhandel.
10
verkooppunt motorbrandstoffen: een verkoopplaats voor het uitoefenen van detailhandel in motorbrandstoffen en voor serviceverlening aan motorvoertuigen, waarbij detailhandel in andere goederen als nevenactiviteit van ondergeschikt belang, is toegestaan. volkstuin: een particuliere tuin, die niet bij de eigen woning ligt en benut wordt voor de teelt van groenten, fruit, kruiden en siergewassen. voorgevel de gevel van een gebouw dat gericht is naar de weg. voorgevellijn: de lijn waarin de voorgevel van de woning is gelegen, alsmede het verlengde daarvan. voorgevelrooilijn: de naar de weg toegekeerde grens van het bouwvlak, waarop het belangrijkste gebouw op een bouwperceel is georiënteerd. voorkeurswaarde: de maximale waarde voor de geluidbelasting, zoals deze rechtstreeks kan worden afgeleid uit de Wet geluidhinder en/of het Besluit geluidhinder. waterhuishoudkundige voorzieningen: voorzieningen die nodig zijn ten behoeve van een goede wateraanvoer, waterafvoer, waterberging en waterkwaliteit, zoals duikers, stuwen, gemalen, inlaten etc. weg: een voor gemotoriseerd verkeer geschikt gemaakte strook grond. woning: een gebouw of een gedeelte van een gebouw, dat dient voor de huisvesting van niet meer dan één huishouden. zonegrens: een door de raad vastgestelde zone, als bedoeld in artikel 40 van de Wet geluidhinder, waarbuiten de geluidbelasting vanwege het industrieterrein de waarde van 50 dB(A) niet te boven mag gaan. zijstrook: de strook grond gelegen tussen de zijdelingse perceelsgrens en de denkbeeldige lijn op 3 meter afstand vanaf de zijdelingse perceelsgrens over de volledige diepte van het bouwvlak.
11
Artikel 2 Wijze van meten Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten: afstanden: van bouwwerken tot andere bouwwerken, bebouwingsgrenzen en perceelsgrenzen worden daar gemeten waar deze afstanden het kleinst zijn. bebouwingspercentage: een aangeduid of in deze regels aangegeven percentage dat bepaalt hoeveel procent van het bestemmingsvlak per bouwperceel, of een in de regels nader omschreven gedeelte daarvan mag worden bebouwd. bouwhoogte van een bouwwerk: vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen. bovenkant spoorstaaf: de hoogte van de bovenkant van de laagst gesitueerde spoorstaaf. dakhelling: langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak. diepte van een gebouw: − horizontale diepte: de lengte van een gebouw, gemeten loodrecht vanaf de naar de weg gekeerde gevel; − verticale diepte: de diepte van een gebouw, gemeten vanaf de bovenzijde van de (afgewerkte) begane grondvloer. goothoogte van een bouwwerk: vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel. hoogte van een molen: vanaf het peil tot aan de (wieken)as van de molen. hoogte van een windturbine: vanaf het peil tot aan de (wieken)as van de windturbine. inhoud van een bouwwerk: tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen. oppervlakte van een bouwwerk: tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
12
ondergeschikte bouwonderdelen: Bij toepassing van het in dit artikel bepaalde worden ondergeschikte bouwonderdelen, zoals plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, luchtkokers, wolfseinden, dakkapellen, liftschachten, gevel- en kroonlijsten, luifels, balkons en overstekende daken, ook indien gelegen buiten het aangegeven bestemmingsvlak, buiten beschouwing gelaten.
13
HOOFDSTUK 2 Bestemmingsregels Artikel 3 Bedrijf 3.1 Bestemmingsomschrijving De voor ‘Bedrijventerrein’ aangewezen gronden zijn bestemd voor: a bedrijven die zijn genoemd in bijlage 1 (Staat van bedrijfsactiviteiten) onder: 1. milieucategorie 1 en 2 ter plaatse van de aanduiding ‘bedrijf tot en met categorie 2’; 2. milieucategorieën 1, 2 en 3 ter plaatse van de aanduiding ‘bedrijf tot en met categorie 3’; 3. milieucategorie 1, 2, 3 en 4.1 ter plaatse van de aanduiding ‘bedrijf tot en met categorie 4.1’; 4. milieucategorie 1, 2, 3, 4.1 en 4.2 ter plaatse van de aanduiding ‘bedrijf tot en met categorie 4.2’; 5. milieucategorie 1, 2, 3, 4.1, 4.2 en 5.1 ter plaatse van de aanduiding ‘bedrijf tot en met categorie 5.1’; met uitzondering van: − risicovolle inrichtingen; − zelfstandige kantoren; − detailhandelsbedrijven; − leisure-, sport- en recreatiebedrijven; − autodemontagebedrijven; b geluidzoneringsplichtige bedrijven als bedoeld in artikel 2.4 van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van bedrijf – geluidzoneringsplichtige bedrijven’; c p.m., uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘p.m.’; d detailhandel in volumineuze goederen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘detailhandel volumineus’; e opslag en uitstalling van materialen ten behoeve van de bedrijfsuitoefening; f een bouwmarkt, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van detailhandel – bouwmarkt’; g een tuincentrum, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘tuincentrum’; h bedrijfswoningen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘bedrijfswoning’; i aan huis verbonden beroepen; j voorzieningen voor verkeer en verblijf; k een parkeergarage, ter plaatse van de aanduiding ‘parkeergarage’; l tuinen en erven; m groenvoorzieningen; n water en waterhuishoudkundige voorzieningen; o reclamevoorzieningen. alsmede voor: p de bescherming en instandhouding van de ter plaatse van de aanduiding ‘specifiek bouwaanduiding - rijksmonument’/ ‘specifieke bouwaanduiding - gemeentelijk monument’ aangegeven gebouwen. 3.2 Bouwregels 3.2.1 Bedrijfsgebouwen Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen gelden de volgende bepalingen: a Gebouwen mogen uitsluitend binnen het aangegeven bouwvlak worden gebouwd.
14
b De goothoogte mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding ‘maximale goot- en bouwhoogte (m)’ is aangegeven. c De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding ‘maximale goot- en bouwhoogte (m)’ is aangegeven. d In afwijking van het bepaalde onder c en d mag de goot- en bouwhoogte van silo’s niet meer bedragen dan 20 m. 3.2.2 Bedrijfswoningen Voor het bouwen van bedrijfswoningen gelden de volgende bepalingen: a Bedrijfswoningen zijn uitsluitend toegestaan binnen het bouwvlak ter plaatse van de aanduiding ‘bedrijfswoning’. b Per bouwperceel is maximaal één bedrijfswoning toegestaan. c De inhoud van een bedrijfswoning mag niet meer dan 750 m³ bedragen. d Voor niet-inpandige bedrijfswoningen geldt dat de goothoogte van een bedrijfswoning niet meer mag bedragen dan 6 m. e Voor niet-inpandige bedrijfswoningen geldt dat de goot- en bouwhoogte van een bedrijfswoning niet meer mag bedragen dan 6 m resp. 10 m. f Bij een bedrijfswoning mogen gebouwen binnen en buiten het bouwvlak ten dienste van de woonfunctie worden gebouwd tot een maximale oppervlakte van 70 m2, met dien verstande dat de goothoogte respectievelijk bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 3,5 m respectievelijk 6 m. 3.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende bepalingen: a Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen zowel binnen als buiten het bouwvlak worden gebouwd. b De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2,5 m. c De bouwhoogte van vlaggenmasten en antennes mag niet meer dan bedragen dan 8 m. d De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 4 m. 3.3 Nadere eisen a Het bevoegd gezag kan nadere eisen stellen ten aanzien van de situering en de afmetingen van bebouwing op het bouwperceel. b De onder a genoemde nadere eisen mogen slechts worden gesteld voor het behoud van en ter voorkoming van de aantasting van de ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke bouwaanduiding - rijksmonument’/‘specifieke bouwaanduiding - gemeentelijke monument’ aangegeven bebouwing. 3.4 Afwijken van de bouwregels Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van: a het bepaalde in lid 3.2, sub 3.2.2, onder d. voor het toestaan van een hogere goothoogte voor de niet-inpandige bedrijfswoning, mits: 1. de maximaal toegestane bouwhoogte niet wordt overschreden; 2. dit passend is binnen de stedenbouwkundige structuur van de omgeving en het plaatselijk straatbeeld; 3. hiertegen geen bezwaren zijn uit een oogpunt van verkeersveiligheid. b het bepaalde in lid 3.2, sub 3.2.3, onder d voor het bouwen van reclamemasten en andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten dienste van de bestemming tot een bouwhoogte van maximaal 20 m.
15
3.5 Specifieke gebruiksregels a Er dient op eigen terrein te worden voorzien in de eigen parkeerbehoefte. b Voor de uitoefening van een aan huis verbonden beroep zijn de volgende bepalingen van toepassing: 1. De omvang van de activiteit mag niet meer bedragen dan 30% van de gezamenlijke vloeroppervlakte van de bebouwing tot een maximum van 50 m². 2. Het gebruik mag geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer en geen onevenredige toename van de parkeerbehoefte veroorzaken. 3. De activiteit wordt uitgeoefend door een bewoner van de woning. 3.6 Afwijken van de gebruiksregels Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van: a het bepaalde in lid 3.1 sub a voor bedrijven die niet voorkomen op de Staat van bedrijfsactiviteiten, maar die naar aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn met bedrijven die zijn genoemd in de Staat van bedrijfsactiviteiten onder de categorieën zoals toegestaan op grond van het bepaalde onder 3.1 sub a; b het bepaalde in lid 3.1 sub a voor bedrijven in één milieucategorie hoger dan is toegestaan, mits deze bedrijven naar aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn met de ter plaatse toegestane bedrijven die zijn genoemd in de Staat van bedrijfsactiviteiten, met uitzondering van: 1. geluidzoneringsplichtige inrichtingen; 2. risicovolle inrichtingen; c het bepaalde in lid 3.1, sub a en e ten behoeve van: 1. het uitoefenen van detailhandel in volumineuze goederen; 2. het uitoefenen van detailhandel in goederen, die een eerstegraads verwantschap hebben c.q. in rechtstreeks verband staan met de hiervoor onder 1 bedoelde goederen, mits deze detailhandel als een ondergeschikt en niet-zelfstandig onderdeel van de onder 1 omschreven bedrijfsvoering plaatsvindt; 3. het uitoefenen van detailhandel in ter plaatse vervaardigde, bewerkte en herstelde goederen,als ondergeschikte en niet-zelfstandig onderdeel van de bedrijfsvoering; De onder 1, 2 en 3 bedoelde ontheffing mag slechts worden verleend, indien voldoende parkeergelegenheid en een adequate afwikkeling van het verkeer is verzekerd.
16
Artikel 4 Bedrijf – Nutsvoorziening 4.1 Bestemmingsomschrijving De voor ‘Bedrijf – Nutsvoorziening’ aangewezen gronden zijn bestemd voor: a voorzieningen van openbaar nut; b. terreinen voor openbaar nut; c. windturbines, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘windturbine’; d. voorzieningen voor verkeer en verblijf; e. groenvoorzieningen; f. water en waterhuishoudkundige voorzieningen. 4.2 Bouwregels 4.2.1 Algemeen Het bebouwingspercentage mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding ‘maximum bebouwingspercentage (%)’ is aangegeven. Indien geen aanduiding is opgenomen, mag het bouwvlak volledig worden bebouwd. 4.2.2 Gebouwen Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen: a Gebouwen mogen uitsluitend binnen het aangegeven bouwvlak worden gebouwd. b De goothoogte mag niet meer bedragen dan 3 m. c De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 6 m. d In afwijking van het bepaalde onder c mag de hoogte van windturbines niet meer bedragen dan 100 m. 4.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen: a Bouwwerken, geen gebouwen zijnde mogen zowel binnen als buiten het bouwvlak worden gebouwd. b De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2,5 m. c De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 4 m.
17
Artikel 5 Bedrijf – Verkooppunt motorbrandstoffen 5.1 Bestemmingsomschrijving De voor ‘Bedrijf – Verkooppunt motorbrandstoffen’ aangewezen gronden zijn bestemd voor: a verkooppunten voor motorbrandstoffen met/zonder lpg; b ondergeschikte detailhandel van andere goederen; c autowasvoorzieningen; d voorzieningen voor verkeer en verblijf; e tuinen en erven; f groenvoorzieningen; g water en waterhuishoudkundige voorzieningen; h reclamevoorzieningen. 5.2 Bouwregels 5.2.1 Algemeen Het bebouwingspercentage mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding ‘maximum bebouwingspercentage (%)’ is aangegeven. Indien geen aanduiding is opgenomen, mag het bouwvlak volledig worden bebouwd. 5.2.2 Bedrijfsgebouwen Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen gelden de volgende bepalingen: a Gebouwen mogen uitsluitend binnen het aangegeven bouwvlak worden gebouwd. b De bouwhoogte mag niet meer bedragen 6 m. 5.2.3 Overkappingen/luifels Voor het bouwen van overkappingen/luifels gelden de volgende bepalingen: a Overkappingen mogen binnen en buiten het bouwvlak worden gebouwd. b De bouwhoogte van overkappingen mag niet meer bedragen dan 6 m. 5.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde Voor het bouwen van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen: a Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen binnen en buiten het bouwvlak worden gebouwd. b De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2,5 m. c De bouwhoogte van lichtmasten mag niet meer bedragen dan 6 m. d De bouwhoogte van reclamemasten mag niet meer bedragen dan 10 m. e De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 4 m. 5.3 Specifieke gebruiksregels Binnen de bestemming ‘Bedrijf – Verkooppunt motorbrandstoffen’ is ondergeschikte detailhandel van andere goederen toegestaan tot een verkoopvloeroppervlakte van maximaal 100 m².
18
Artikel 6 Bos 6.1 Bestemmingsomschrijving De voor ‘Bos’ aangewezen gronden zijn bestemd voor: a bos en bebossing; b groenvoorzieningen; c voorzieningen voor verkeer en verblijf; d extensief recreatief medegebruik; e water en waterhuishoudkundige voorzieningen; f kunstobjecten. 6.2 Bouwregels 6.2.1 Gebouwen Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd. 6.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen: a De bouwhoogte van brandtorens mag niet meer bedragen dan PM m. b De bouwhoogte van kunstobjecten mag niet meer bedragen dan PM m. c De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 4m. 6.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden 6.3.1 Omgevingsvergunning Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning op of in deze gronden de volgende werken, geen gebouwen zijnde, en/of werkzaamheden uit te voeren: a het verzetten of vergraven van grond waarbij het maaiveld over meer dan 120 m² per perceel of met meer dan 0,40 m wordt gewijzigd of waarbij maaiveldniveaus (steilranden) worden gewijzigd; b het omzetten van grond of uitvoeren van bodemingrepen dieper dan 0.40 m onder het maaiveld; c het uitvoeren van heiwerken of het anderszins indringen van voorwerpen in de bodem; d het graven, dempen, dan wel verdiepen, vergroten, of anderszins herprofileren van waterlopen, sloten en greppels; e het verlagen van de grondwaterstand; f het vellen of rooien van bos en/of het verwijderen van houtopstanden; g het verwijderen van natuur- en landschapselementen die ten tijde van het van kracht worden van het plan aanwezig waren; h het verwijderen van perceelsindelingen, paden en onverharde wegen; i het aanleggen en/of verharden van wegen of paden, dan wel aanbrengen van andere niet omkeerbare oppervlakteverhardingen groter dan 120 m² per perceel. 6.3.2 Toelaatbaarheid De in lid 6.3.1 bedoelde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud, het herstel en de ontwikkeling van het bos en bebossing.
19
6.3.3 Uitzonderingen Het bepaalde in lid 6.3.1 is niet van toepassing op: a werken en werkzaamheden die het normale onderhoud betreffen overeenkomstig de bestemmingen van deze gronden, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn en/of voortvloeien uit het normale gebruik overeenkomstig de bestemming; b het verlagen van de waterstand door sloten/greppels of drainage, niet zijnde grondwateronttrekkingen; c werken en werkzaamheden, die op het tijdstip, waarop het plan rechtskracht verkrijgt, in uitvoering zijn.
20
Artikel 7 Centrum 7.1 Bestemmingsomschrijving De voor ‘Centrum’ aangewezen gronden zijn bestemd voor: a detailhandel, uitsluitend op de begane grond; b dienstverlening, uitsluitend op de begane grond; c horeca, categorieën 1,2 en 3, uitsluitend op de begane grond; d maatschappelijke voorzieningen, uitsluitend op de begane grond; e wonen, uitsluitend op de verdiepingen; f aan huis verbonden beroepen; g aan huis verbonden bedrijven; h voorzieningen voor verkeer en verblijf; i een parkeervoorziening, ter plaatse van de aanduiding ‘parkeergarage’; j tuinen en erven; k groenvoorzieningen; l water en waterhuishoudkundige voorzieningen; m voorzieningen van openbaar nut; alsmede voor: n de bescherming en instandhouding van de ter plaatse van de aanduiding ‘specifiek bouwaanduiding - rijksmonument’/‘specifieke bouwaanduiding - gemeentelijk monument’ aangegeven gebouwen. 7.2 Bouwregels 7.2.1 Algemeen Het bebouwingspercentage mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding ‘maximum bebouwingspercentage (%)’ is aangegeven. Indien geen aanduiding is opgenomen, mag het bouwvlak volledig worden bebouwd. 7.2.2 Gebouwen Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen: a Gebouwen mogen uitsluitend binnen het aangegeven bouwvlak worden gebouwd. b De goothoogte mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding ‘maximale goot- en bouwhoogte (m)’ is aangegeven. c De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding ‘maximale goot- en bouwhoogte (m)’ is aangegeven. 7.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende bepalingen: a Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen zowel binnen als buiten het bouwvlak worden gebouwd. b De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2,5 m, met dien verstande dat de bouwhoogte voor erf- en terreinafscheidingen vóór de naar de weg gekeerde gevel van een gebouw niet meer mag bedragen dan 1 m. c De bouwhoogte van vlaggenmasten en antennes mag niet meer bedragen dan 8 m. d De bouwhoogte van overige bouwwerken geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 4 m.
21
7.3 Nadere eisen a Het bevoegd gezag kan nadere eisen stellen ten aanzien van de situering en de afmetingen van bebouwing op het bouwperceel. b De onder a genoemde nadere eisen mogen slechts worden gesteld voor het behoud van en ter voorkoming van de aantasting van de ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke bouwaanduiding - rijksmonument’/‘specifieke bouwaanduiding - gemeentelijke monument’ aangegeven bebouwing. 7.4 Afwijken van de bouwregels Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in: a. lid 7.2.3 onder b voor het toestaan van hogere erf- en terreinafscheidingen voor de naar de weg gekeerde gevel van een gebouw, mits: 1. de bouwhoogte niet meer bedraagt dan 2,5 m; 2. dit uit veiligheidsoverwegingen noodzakelijk is voor de bedrijfsvoering; 3. dit passend is binnen de stedenbouwkundige structuur van de omgeving en het plaatselijk straatbeeld; 4. hiertegen geen bezwaren zijn uit oogpunt van verkeersveiligheid. 7.5 Specifieke gebruiksregels Voor de uitoefening van een aan huis verbonden beroep of een aan huis verbonden bedrijf zijn de volgende bepalingen van toepassing: a De omvang van de activiteit mag niet meer bedragen dan 30% van de gezamenlijke vloeroppervlakte van de bebouwing tot een maximum van 50 m². b Het gebruik mag geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer en geen onevenredige toename van de parkeerbehoefte veroorzaken. c De activiteit wordt uitgeoefend door een bewoner van de woning. 7.6 Afwijken van de gebruiksregels Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 7.1 om (één van) de voor de begane grond toegelaten functies ook op de verdieping(en) toe te staan, mits: a realisering c.q. handhaving van de woonfunctie op de verdieping(en) redelijkerwijs van de belanghebbende niet kan worden gevergd; b het volkshuisvestingsbelang niet onevenredig wordt geschaad; c de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken niet onevenredig worden aangetast; d geen onevenredige hinder voor de (woon)omgeving te verwachten is.
22
Artikel 8 Cultuur en ontspanning 8.1 Bestemmingsomschrijving De voor ‘Cultuur en ontspanning’ aangewezen gronden zijn bestemd voor: a culturele voorzieningen; b een casino, ter plaatse van de aanduiding ‘casino’; c een automatenhal, ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van cultuur en ontspanning – automatenhal’; d PM, ter plaatse van de aanduiding ‘PM’; e ondergeschikte horeca, categorieën 1,2 en 3; f voorzieningen voor verkeer en verblijf; g tuinen en erven; h voorzieningen van openbaar nut; i groenvoorzieningen; j water en waterhuishoudkundige voorzieningen; alsmede voor: k de bescherming en instandhouding van de ter plaatse van de aanduiding ‘specifiek bouwaanduiding - rijksmonument’/‘specifieke bouwaanduiding - gemeentelijk monument’ aangegeven gebouwen. 8.2 Bouwregels 8.2.1 Algemeen Het bebouwingspercentage mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding ‘maximum bebouwingspercentage (%)’ is aangegeven. Indien geen aanduiding is opgenomen, mag het bouwvlak volledig worden bebouwd. 8.2.2 Gebouwen Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen: a Gebouwen mogen uitsluitend binnen het aangegeven bouwvlak worden gebouwd. b De goothoogte mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding ‘maximale goot- en bouwhoogte (m)’ is aangegeven. c De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding ‘maximale goot- en bouwhoogte (m)’ is aangegeven. 8.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende bepalingen: a Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen zowel binnen als buiten het bouwvlak worden gebouwd. b De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2,5 m, met dien verstande dat de bouwhoogte voor erf- en terreinafscheidingen vóór de naar de weg gekeerde gevel van een gebouw niet meer mag bedragen dan 1 m. c De bouwhoogte van vlaggenmasten en antennes mag niet meer bedragen dan 8 m. d De bouwhoogte van overige bouwwerken geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 4 m.
23
8.3 Nadere eisen a. Het bevoegd gezag kan nadere eisen stellen ten aanzien van de situering en de afmetingen van bebouwing op het bouwperceel. b. De onder a genoemde nadere eisen mogen slechts worden gesteld voor het behoud van en ter voorkoming van de aantasting van de ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke bouwaanduiding - rijksmonument’/‘specifieke bouwaanduiding - gemeentelijke monument’ aangegeven bebouwing. 8.4 Afwijken van de bouwregels Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in: a Lid 8.2.3 onder b voor het toestaan van hogere erf- en terreinafscheidingen voor de naar de weg gekeerde gevel van een gebouw, mits: 1. de bouwhoogte niet meer bedraagt dan 2,5 m; 2. dit uit veiligheidsoverwegingen noodzakelijk is voor de bedrijfsvoering; 3. dit passend is binnen de stedenbouwkundige structuur van de omgeving en het plaatselijk straatbeeld; 4. hiertegen geen bezwaren zijn uit oogpunt van verkeersveiligheid.
24
Artikel 9 Detailhandel 9.1 Bestemmingsomschrijving De voor ‘Detailhandel’ aangewezen gronden zijn bestemd voor: a detailhandel; b voorzieningen voor verkeer en verblijf; c tuinen en erven; d een parkeergarage, ter plaatse van de aanduiding ‘parkeergarage’; e groenvoorzieningen; f water en waterhuishoudkundige voorzieningen; alsmede voor: g de bescherming en instandhouding van de ter plaatse van de aanduiding ‘specifiek bouwaanduiding - rijksmonument’/‘specifieke bouwaanduiding - gemeentelijk monument’ aangegeven gebouwen. 9.2 Bouwregels 9.2.1 Algemeen Het bebouwingspercentage mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding ‘maximum bebouwingspercentage (%)’ is aangegeven. Indien geen aanduiding is opgenomen, mag het bouwvlak volledig worden bebouwd. 9.2.2 Gebouwen Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen: a Gebouwen mogen uitsluitend binnen het aangegeven bouwvlak worden gebouwd. b De goothoogte mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding ‘maximale goot- en bouwhoogte (m)’ is aangegeven. c De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding ‘maximale goot- en bouwhoogte (m)’ is aangegeven. 9.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende bepalingen: a Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen zowel binnen als buiten het bouwvlak worden gebouwd. b De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2,5 m, met dien verstande dat de bouwhoogte voor erf- en terreinafscheidingen vóór de naar de weg gekeerde gevel van een gebouwd niet meer mag bedragen dan 1 m. c De bouwhoogte van overige bouwwerken geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 4 m. 9.3 Nadere eisen a Het bevoegd gezag kan nadere eisen stellen ten aanzien van de situering en de afmetingen van bebouwing op het bouwperceel. b De onder a genoemde nadere eisen mogen slechts worden gesteld voor het behoud van en ter voorkoming van de aantasting van de ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke bouwaanduiding - rijksmonument’/‘specifieke bouwaanduiding - gemeentelijke monument’ aangegeven bebouwing.
25
9.4 Afwijken van de bouwregels Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in: a Lid 9.2.3 onder b voor het toestaan van hogere erf- en terreinafscheidingen voor de naar de weg gekeerde gevel van een gebouw, mits: 1. de bouwhoogte niet meer bedraagt dan 2,5 m; 2. dit uit veiligheidsoverwegingen noodzakelijk is voor de bedrijfsvoering; 3. dit passend is binnen de stedenbouwkundige structuur van de omgeving en het plaatselijk straatbeeld; 4. hiertegen geen bezwaren zijn uit oogpunt van verkeersveiligheid.
26
Artikel 10 Gemengd 10.1 Bestemmingsomschrijving De voor ‘Gemengd’ aangewezen gronden zijn bestemd voor: a wonen; b aan huis verbonden beroepen; c aan huis verbonden bedrijven; d bedrijf tot en met categorie 2 op de begane grond uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘bedrijf tot en met categorie 2’; e culturele en ontspannende voorzieningen op de begane grond uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘cultuur en ontspanning’; f detailhandel op de begane grond uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘detailhandel’; g dienstverlening op de begane grond uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘dienstverlening’; h horeca in categorieën 1, 2 en 3 op de begane grond uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘horeca’; i kantoor op de begane grond uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘kantoor’; j maatschappelijke voorzieningen op de begane grond uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘maatschappelijk’; k voorzieningen voor verkeer en verblijf, met dien verstande dat een parkeergarage uitsluitend is toegestaan ter plaatse van de aanduiding ‘parkeergarage’; l tuinen en erven; m groenvoorzieningen; n water en waterhuishoudkundige voorzieningen; alsmede voor: o de bescherming en instandhouding van de ter plaatse van de aanduiding ‘specifiek bouwaanduiding - rijksmonument’/‘specifieke bouwaanduiding - gemeentelijk monument’ aangegeven gebouwen. 10.2 Bouwregels 10.2.1 Algemeen Het bebouwingspercentage mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding ‘maximum bebouwingspercentage (%)’ is aangegeven. Indien geen aanduiding is opgenomen, mag het bouwvlak volledig worden bebouwd. 10.2.2 Gebouwen binnen het bouwvlak Voor het bouwen van gebouwen binnen het bouwvlak gelden de volgende bepalingen: a De goothoogte mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding ‘maximale goot- en bouwhoogte (m)’ is aangegeven. b De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding ‘maximale goot- en bouwhoogte (m)’ is aangegeven. 10.2.3 Gebouwen buiten het bouwvlak Voor het bouwen van gebouwen buiten het bouwvlak gelden de volgende bepalingen: a. Gebouwen buiten het bouwvlak zijn uitsluitend toegestaan ten behoeve van de woonfunctie; b. Gebouwen dienen op een afstand van ten minste 3 m achter de voorgevelrooilijn te worden gebouwd.
27
c. De goot- en bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 3,50 m. d. De gezamenlijke oppervlakte voor gebouwen buiten het bouwvlak mag: 1. voor bouwpercelen met een oppervlakte van maximaal 500 m² niet meer bedragen dan 100 m², met dien verstande dat maximaal 50 m² aan vrijstaande gebouwen buiten het bouwvlak mag worden gebouwd; 2. voor bouwpercelen met een oppervlakte van maximaal 2.000 m² niet meer bedragen dan 150 m², met dien verstande dat maximaal 100 m² aan vrijstaande gebouwen buiten het bouwvlak mag worden gebouwd; 3. voor bouwpercelen groter dan 2.000 m² niet meer mag bedragen dan 200 m², met dien verstande dat maximaal 150 m² aan vrijstaande gebouwen buiten het bouwvlak mag worden gebouwd. indien de bestaande oppervlakte aan gebouwen buiten het bouwvlak meer bedraagt dan de onder 1, 2 en 3 toegestane oppervlakte, niet meer bedragen dan de bestaande oppervlakte aan gebouwen buiten het bouwvlak. e. De gronden gelegen achter de achtergevelrooilijn en het verlengde daarvan mogen voor maximaal 50% worden bebouwd. 10.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende bepalingen: a Bouwwerken, geen gebouwen zijnde mogen zowel binnen als buiten het bouwvlak gebouwd worden. b De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2,5 m, met dien verstande dat de bouwhoogte voor erf- en terreinafscheidingen vóór de naar de weg gekeerde gevel van een gebouw niet meer mag bedragen dan 1 m. c De bouwhoogte van overige bouwwerken geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 4 m. 10.3 Nadere eisen a Het bevoegd gezag kan nadere eisen stellen ten aanzien van de situering en de afmetingen van bebouwing op het bouwperceel. b De onder a genoemde nadere eisen mogen slechts worden gesteld voor het behoud van en ter voorkoming van de aantasting van de ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke bouwaanduiding - rijksmonument’/‘specifieke bouwaanduiding - gemeentelijke monument’ aangegeven bebouwing. 10.4 Afwijken van de bouwregels Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in: a Lid 10.2.4 onder b voor het toestaan van hogere erf- en terreinafscheidingen voor de naar de weg gekeerde gevel van een gebouw, mits: 1. de bouwhoogte niet meer bedraagt dan 2,5 m; 2. dit uit veiligheidsoverwegingen noodzakelijk is voor de bedrijfsvoering; 3. dit passend is binnen de stedenbouwkundige structuur van de omgeving en het plaatselijk straatbeeld; 4. hiertegen geen bezwaren zijn uit oogpunt van verkeersveiligheid. 10.5 Specifieke gebruiksregels Voor de uitoefening van een aan huis verbonden beroep of een aan huis verbonden bedrijf zijn de volgende bepalingen van toepassing:
28
a De omvang van de activiteit mag niet meer bedragen dan 30% van de gezamenlijke vloeroppervlakte van een woning met bijbehorende gebouwen buiten het bouwvlak tot een maximum van 50 m². b Het gebruik mag geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer en geen onevenredige toename van de parkeerbehoefte veroorzaken. c De activiteit wordt uitgeoefend door een bewoner van de woning. 10.6 Afwijken van de gebruiksregels Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 10.1 om (één van) de voor de begane grond toegelaten functies ook op de verdieping(en) toe te staan, mits: a realisering c.q. handhaving van de woonfunctie op de verdieping(en) redelijkerwijs van de belanghebbende niet kan worden gevergd; b het volkshuisvestingsbelang niet onevenredig wordt geschaad; c de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken niet onevenredig worden aangetast; d geen onevenredige hinder voor de (woon)omgeving te verwachten is. 10.7 Wijzigingsbevoegdheid a Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat de onder 10.1 onder d tot en met j genoemde aanduidingen worden verwijderd dan wel worden toegevoegd teneinde functiewisselingen mogelijk te maken, mits: 1 de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken niet onevenredig worden aangetast; 2 geen onevenredige hinder voor de (woon)omgeving te verwachten is; 3 de bestaande voorzieningenstructuur in de betreffende kern niet onevenredig wordt verstoord. b Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat de onder 10.1 onder d, e en g tot en met j genoemde aanduidingen worden verwijderd de aanduiding ‘detailhandel volumineus’ wordt toegevoegd teneinde ter plaatse volumineuze detailhandel mogelijk te maken, mits: 1. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken niet onevenredig worden aangetast; 2. geen onevenredige hinder voor de (woon)omgeving te verwachten is; 3. de bestaande voorzieningenstructuur in de betreffende kern niet onevenredig wordt verstoord.
29
Artikel 11 Groen 11.1 Bestemmingsomschrijving De voor ‘Groen’ aangewezen gronden zijn bestemd voor: a groenvoorzieningen; b bermen en beplantingen; c voorzieningen voor langzaam verkeer; d sport- en speelvoorzieningen; e water en waterhuishoudkundige voorzieningen; f geluidwerende voorzieningen; g straatmeubilair; h kunstobjecten; i ontmoetingsplaatsen voor jongeren en/of ouderen; j nutsvoorzieningen; k (voorzieningen voor) ambulante detailhandel; l schuilgelegenheden; m vlonders, steigers en (voetgangers)bruggen; n evenementen; alsmede voor: o de bescherming en instandhouding van de ter plaatse van de aanduiding ‘specifiek bouwaanduiding - rijksmonument’/‘specifieke bouwaanduiding - gemeentelijk monument’ aangegeven gebouwen; p een ecologische verbindingszone ter plaatse van de aanduiding ‘ecologische verbindingszone’; q de instandhouding en bescherming van de historische groenstructuur ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van groen - historische groenstructuur’; r de instandhouding en bescherming van waterberging ter plaatse van de aanduiding ‘waterberging’. 11.2 Bouwregels 11.2.1 Gebouwen Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen: a. Op of in deze gronden mogen schuilgelegenheden met een oppervlakte van niet meer dan 10 m² en een bouwhoogte van niet meer dan 3,5 m; b. Voor het overige mogen op of in deze gronden geen gebouwen worden gebouwd. 11.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen: a De bouwhoogte van geluidwerende voorzieningen mag niet meer bedragen dan PM m. b De bouwhoogte van palen, masten en portalen voor geleidingen, beveiliging en regeling voor verkeer mag niet meer bedragen dan 15 m. c De bouwhoogte van kunstobjecten mag niet meer bedragen dan PM m. d De bouwhoogte van PM mag niet meer bedragen dan PM m. e De bouwhoogte van andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 4 m.
30
11.3 Nadere eisen a Het bevoegd gezag kan nadere eisen stellen ten aanzien van de situering en de afmetingen van bebouwing op het bouwperceel. b De onder a genoemde nadere eisen mogen slechts worden gesteld voor het behoud van en ter voorkoming van de aantasting van de ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke bouwaanduiding - rijksmonument’/‘specifieke bouwaanduiding - gemeentelijke monument’ aangegeven bebouwing. 11.4 Specifieke gebruiksregels Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval verstaan het gebruik ten behoeve van voorzieningen van verkeer en verblijf (parkeren), met uitzondering van de in lid 1 toegestane voorzieningen voor langzaam verkeer. 11.5 Afwijken van de gebruiksregels Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 11.4 voor het aanleggen van voorzieningen voor verkeer en verblijf (parkeren), met dien verstande dat: a. het stedenbouwkundig beeld niet in onevenredige mate wordt geschaad; b. de voorzieningen voor verkeer en verblijf (parkeren) noodzakelijk zijn uit een oogpunt van verkeersveiligheid en bereikbaarheid; c. de aanleg van de voorzieningen voor verkeer en verblijf (parkeren) geen zodanige invloed op de aanwezige groenstructuur mag hebben, dat deze groenstructuur daardoor onevenredig schade wordt toegebracht en de gebruiksmogelijkheden ervan in overwegende mate worden beperkt; d. er rekening wordt gehouden met de gevolgen voor de waterhuishouding (waterkwaliteit en kwantiteit); e. geen onevenredige schade wordt toegebracht aan de omgeving en aan de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken. 11.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden 11.6.1 Omgevingsvergunning 1. Het is verboden, zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning op of in de gronden ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van groen - historische groenstructuur’ de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en / of werkzaamheden uit te voeren: a. het aanbrengen van gesloten verhardingen; b. het aanbrengen, vellen en / of rooien van beplantingen en / of bomen; c. het uitvoeren van afgravings- en ontgrondingswerkzaamheden anders dan normaal spitwerk, dieper dan 0,30 m; d. het ophogen, egaliseren, bodemverlagen en / of afgraven van gronden; e. het graven of dempen van sloten, watergangen, vijvers of waterbassins. 2. Het is verboden, zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning op of in de gronden ter plaatse van de aanduiding ‘waterberging’ de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en / of werkzaamheden uit te voeren: a. het wijzigen van de waterberging en van watergangen; b. het aanbrengen van gesloten verhardingen; c. het uitvoeren van afgravings- en ontgrondingswerkzaamheden anders dan normaal spitwerk, dieper dan 0,30 m; d. het ophogen, egaliseren, bodemverlagen en / of afgraven van gronden;
31
11.6.2 Toelaatbaarheid De in sub 11.6.1 bedoelde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien noodzakelijk voor de in lid 11.1 genoemde doeleinden en indien een deskundige heeft geadviseerd, dat door de werkzaamheden geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de historische groenstructuur of van de functie van de waterberging. 11.6.3 Uitzonderingen Het bepaalde in lid 11.6.1 is niet van toepassing op: a. werken en werkzaamheden die het normaal onderhoud betreffen overeenkomstig de doeleinden van deze gronden, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn en / of voortvloeien uit het normale gebruik; b. werken en werkzaamheden die op het tijdstip waarop het plan rechtskracht verkreeg, in uitvoering zijn.
32
Artikel 12 Horeca 12.1 Bestemmingsomschrijving De voor ‘Horeca’ aangewezen gronden zijn bestemd voor: a horecabedrijven in categorieën 1, 2 en 3; b voorzieningen voor verkeer en verblijf; c tuinen en erven; d groenvoorzieningen; e water en waterhuishoudkundige voorzieningen; alsmede voor: f de bescherming en instandhouding van de ter plaatse van de aanduiding ‘specifiek bouwaanduiding - rijksmonument’/‘specifieke bouwaanduiding - gemeentelijk monument’ aangegeven gebouwen. 12.2 Bouwregels 12.2.1 Algemeen Het bebouwingspercentage mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding ‘maximum bebouwingspercentage (%)’ is aangegeven. Indien geen aanduiding is opgenomen, mag het bouwvlak volledig worden bebouwd. 12.2.2 Gebouwen Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen: a Gebouwen mogen uitsluitend binnen het aangegeven bouwvlak worden gebouwd. b De goothoogte mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding ‘maximale goot- en bouwhoogte (m)’ is aangegeven. c De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding ‘maximale goot- en bouwhoogte (m)’ is aangegeven. 12.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende bepalingen: a Bouwwerken, geen gebouwen zijnde mogen zowel binnen als buiten het bouwvlak worden gebouwd. b De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2,5 m, met dien verstande dat de bouwhoogte voor erf- en terreinafscheidingen vóór de naar de weg gekeerde gevel van een gebouw niet meer mag bedragen dan 1 m. c De bouwhoogte van vlaggenmasten en antennes mag niet meer bedragen dan 8 m. d De bouwhoogte van overige bouwwerken geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 4 m. 12.3 Nadere eisen a Het bevoegd gezag kan nadere eisen stellen ten aanzien van de situering en de afmetingen van bebouwing op het bouwperceel. b De onder a genoemde nadere eisen mogen slechts worden gesteld voor het behoud van en ter voorkoming van de aantasting van de ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke bouwaanduiding - rijksmonument’/‘specifieke bouwaanduiding - gemeentelijke monument’ aangegeven bebouwing.
33
12.4 Afwijken van de bouwregels Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in: a Lid 12.2.3 onder b voor het toestaan van hogere erf- en terreinafscheidingen voor de naar de weg gekeerde gevel van een gebouw, mits: 1. de bouwhoogte niet meer bedraagt dan 2,5 m; 2. dit uit veiligheidsoverwegingen noodzakelijk is voor de bedrijfsvoering; 3. dit passend is binnen de stedenbouwkundige structuur van de omgeving en het plaatselijk straatbeeld; 4. hiertegen geen bezwaren zijn uit oogpunt van verkeersveiligheid. 12.5 Afwijken van de gebruiksregels Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 12.1 sub a voor het exploiteren van een horecabedrijf in de categorie 4, mits: a de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken niet onevenredig worden aangetast; b geen onevenredige hinder voor de (woon)omgeving te verwachten is; c voldoende parkeergelegenheid en een adequate afwikkeling van het verkeer is verzekerd.
34
Artikel 13 Kantoor 13.1 Bestemmingsomschrijving De voor ‘Kantoor’ aangewezen gronden zijn bestemd voor: a kantoren; b dienstverlening; c voorzieningen voor verkeer en verblijf; d ondergrondse parkeervoorzieningen ter plaatse van de aanduiding "parkeergarage"; e tuinen en erven; f groenvoorzieningen; g water en waterhuishoudkundige voorzieningen. alsmede voor: h de bescherming en instandhouding van de ter plaatse van de aanduiding ‘specifiek bouwaanduiding - rijksmonument’/‘specifieke bouwaanduiding - gemeentelijk monument’ aangegeven gebouwen. 13.2 Bouwregels 13.2.1 Algemeen Het bebouwingspercentage mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding ‘maximum bebouwingspercentage (%)’ is aangegeven. Indien geen aanduiding is opgenomen, mag het bouwvlak volledig worden bebouwd. 13.2.2 Gebouwen Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen: a Gebouwen mogen uitsluitend binnen het aangegeven bouwvlak worden gebouwd. b De goothoogte mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding ‘maximale goot- en bouwhoogte (m)’ is aangegeven. c De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding ‘maximale goot- en bouwhoogte (m)’ is aangegeven. 13.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende bepalingen: a Bouwwerken, geen gebouwen zijnde mogen zowel binnen als buiten het bouwvlak worden gebouwd. b De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2,5 m, met dien verstande dat de bouwhoogte voor erf- en terreinafscheidingen vóór de naar de weg gekeerde gevel van een gebouw niet meer mag bedragen dan 1 m. c De bouwhoogte van vlaggenmasten en antennes mag niet meer bedragen dan 8 m. d De bouwhoogte van overige bouwwerken geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 4 m. 13.3 Nadere eisen a Het bevoegd gezag kan nadere eisen stellen ten aanzien van de situering en de afmetingen van bebouwing op het bouwperceel. b De onder a genoemde nadere eisen mogen slechts worden gesteld voor het behoud van en ter voorkoming van de aantasting van de ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke bouwaanduiding
35
- rijksmonument’/‘specifieke bouwaanduiding - gemeentelijke monument’ aangegeven bebouwing. 13.4 Afwijken van de bouwregels het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in: a Lid 13.2.3 onder b voor het toestaan van hogere erf- en terreinafscheidingen voor de naar de weg gekeerde gevel van een gebouw, mits: 1. de bouwhoogte niet meer bedraagt dan 2,5 m; 2. dit uit veiligheidsoverwegingen noodzakelijk is voor de bedrijfsvoering; 3. dit passend is binnen de stedenbouwkundige structuur van de omgeving en het plaatselijk straatbeeld; 4. hiertegen geen bezwaren zijn uit oogpunt van verkeersveiligheid.
36
Artikel 14 Maatschappelijk 14.1 Bestemmingsomschrijving De voor ‘Maatschappelijk’ aangewezen gronden zijn bestemd voor: a maatschappelijke voorzieningen; b begraafplaats, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘begraafplaats’; c voorzieningen voor verkeer en verblijf; d ondergrondse parkeervoorzieningen ter plaatse van de aanduiding ‘parkeergarage’; e tuinen en erven; f groenvoorzieningen; g water en waterhuishoudkundige voorzieningen; alsmede voor: h de bescherming en instandhouding van de ter plaatse van de aanduiding ‘specifiek bouwaanduiding - rijksmonument’/‘specifieke bouwaanduiding - gemeentelijk monument’ aangegeven gebouwen. 14.2 Bouwregels 14.2.1 Algemeen Het bebouwingspercentage mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding ‘maximum bebouwingspercentage (%)’ is aangegeven. Indien geen aanduiding is opgenomen, mag het bouwvlak volledig worden bebouwd. 14.2.2 Gebouwen Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen: a Gebouwen mogen uitsluitend binnen het aangegeven bouwvlak worden gebouwd. b De goothoogte mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding ‘maximale goot- en bouwhoogte (m)’ is aangegeven. c De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding ‘maximale goot- en bouwhoogte (m)’ is aangegeven. 14.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende bepalingen: a Bouwwerken, geen gebouwen zijnde mogen zowel binnen als buiten het bouwvlak worden gebouwd. b De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2,5 m, met dien verstande dat de bouwhoogte voor erf- en terreinafscheidingen vóór de naar de weg gekeerde gevel van een gebouw niet meer mag bedragen dan 1 m. c De bouwhoogte van vlaggenmasten en antennes mag niet meer bedragen dan 8 m. d De bouwhoogte van overige bouwwerken geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 4 m. 14.3 Nadere eisen a Het bevoegd gezag kan nadere eisen stellen ten aanzien van de situering en de afmetingen van bebouwing op het bouwperceel. b De onder a genoemde nadere eisen mogen slechts worden gesteld voor het behoud van en ter voorkoming van de aantasting van de ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke bouwaanduiding
37
- rijksmonument’/‘specifieke bouwaanduiding - gemeentelijke monument’ aangegeven bebouwing. 14.4 Afwijken van de bouwregels Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in: a Lid 14.2.3 onder b voor het toestaan van hogere erf- en terreinafscheidingen voor de naar de weg gekeerde gevel van een gebouw, mits: 1. de bouwhoogte niet meer bedraagt dan 2,5 m; 2. dit uit veiligheidsoverwegingen noodzakelijk is voor de bedrijfsvoering; 3. dit passend is binnen de stedenbouwkundige structuur van de omgeving en het plaatselijk straatbeeld; 4. hiertegen geen bezwaren zijn uit oogpunt van verkeersveiligheid.
38
Artikel 15 Natuur 15.1 Bestemmingsomschrijving De voor ‘Natuur’ aangewezen gronden zijn bestemd voor: a het behoud en/of herstel van de op deze gronden voorkomende, dan wel daaraan eigen, landschappelijke waarden en natuurwaarden; b extensief recreatief medegebruik; c water en waterhuishoudkundige voorzieningen. 15.2 Bouwregels 15.2.1 Algemeen Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd. 15.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen: a De bouwhoogte van geluidwerende voorzieningen mag niet meer bedragen dan 4 m. b De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag niet meer bedragen dan 4 m. 15.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werk, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden 15.3.1 Omgevingsvergunning Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning op of in deze gronden de volgende werken, geen gebouwen zijnde, en/of werkzaamheden uit te voeren: a het verzetten of vergraven van grond waarbij het maaiveld over meer dan 100 m² per perceel of met meer dan 0,40 m wordt gewijzigd of waarbij maaiveldniveaus (steilranden) worden gewijzigd; b het omzetten van grond of uitvoeren van bodemingrepen dieper dan 0,40 m onder maaiveld; c het uitvoeren van heiwerken of het anderszins indringen van voorwerpen in de bodem; d het graven, dempen, dan wel verdiepen, vergroten, of anderszins herprofileren van waterlopen, sloten en greppels; e het verlagen van de grondwaterstand; f het vellen of rooien van bos en/of het verwijderen van houtopstanden; g het verwijderen van natuur- en landschapselementen die ten tijde van het van kracht worden van het plan aanwezig waren; h het verwijderen van perceelsindelingen, paden en onverharde wegen; i het aanleggen en/of verharden van wegen of paden, dan wel aanbrengen van andere niet omkeerbare oppervlakteverhardingen groter dan 100 m² per perceel. 15.3.2 Uitzonderingen Het bepaalde in lid 15.3.1 is niet van toepassing op: a werken en werkzaamheden die het normale onderhoud betreffen overeenkomstig de bestemmingen van deze gronden, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn en/of voortvloeien uit het normale gebruik overeenkomstig de bestemming; b het verlagen van de waterstand door sloten/greppels of drainage, niet zijnde grondwateronttrekkingen; c werken en werkzaamheden, die op het tijdstip, waarop het plan rechtskracht verkrijgt, in uitvoering zijn.
39
15.3.3 Toelaatbaarheid De in lid 15.3.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de natuurlijke en landschappelijke waarden.
40
Artikel 16 Recreatie 16.1 Bestemmingsomschrijving De voor ‘Recreatie’ aangewezen gronden zijn bestemd voor: a verblijfsrecreatie met bijbehorende voorzieningen; b aan verblijfsrecreatie ondergeschikte horeca; c volkstuinen, ter plaatse van de aanduiding ‘volkstuin’; d voorzieningen voor verkeer en verblijf; e tuinen en erven; f speelvoorzieningen; g groenvoorzieningen; h water en waterhuishoudkundige voorzieningen. 16.2 Bouwregels 16.2.1 Algemeen Het bebouwingspercentage mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding ‘maximum bebouwingspercentage (%)’ is aangegeven. Indien geen aanduiding is opgenomen, mag het bouwvlak volledig worden bebouwd. 16.2.2 Gebouwen Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen: a Gebouwen mogen uitsluitend binnen het aangegeven bouwvlak worden gebouwd. b De goothoogte mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding ‘maximale goot- en bouwhoogte (m)’ is aangegeven. c De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding ‘maximale goot- en bouwhoogte (m)’ is aangegeven. 16.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde Voor het bouwen van bouwwerken geen gebouwen zijnde gelden de volgende bepalingen: a Bouwwerken, geen gebouwen zijnde mogen zowel binnen als buiten het bouwvlak worden gebouwd. b Overkappingen zijn niet toegestaan. c De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2,5 m. d De bouwhoogte van lichtmasten mag niet meer bedragen dan 10 m. e De bouwhoogte van overige bouwwerken geen gebouwen zijnde mag niet meer bedragen dan 4 m.
41
Artikel 17 Sport 17.1 bestemmingsomschrijving De voor ‘Sport’ aangewezen gronden zijn bestemd voor: a sportterreinen en velden; b voorzieningen ten behoeve van sportdoeleinden, zoals clubgebouwen, kantines, tribunes en kleedkamers; c ondergeschikte horeca in relatie met de sportdoeleinden; d voorzieningen voor verkeer en verblijf; e tuinen en erven; f geluidwerende voorzieningen; g groenvoorzieningen; h water en waterhuishoudkundige voorzieningen. 17.2 Bouwregels 17.2.1 Algemeen Het bebouwingspercentage mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding ‘maximum bebouwingspercentage (%)’ is aangegeven. Indien geen aanduiding is opgenomen, mag het bouwvlak volledig worden bebouwd. 17.2.2 Gebouwen Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen: a Gebouwen mogen uitsluitend binnen het aangegeven bouwvlak worden gebouwd. b De goothoogte mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding ‘maximale goot- en bouwhoogte (m)’ is aangegeven. c De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding ‘maximale goot- en bouwhoogte (m)’ is aangegeven. 17.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde Voor het bouwen van bouwwerken geen gebouwen zijnde gelden de volgende bepalingen: a Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen zowel binnen als buiten het bouwvlak worden gebouwd. b Overkappingen zijn niet toegestaan. c De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2,5 m. d De bouwhoogte van lichtmasten mag niet meer bedragen dan 10 m. e De bouwhoogte van ballenvangers mag niet meer bedragen dan 10 m. f De bouwhoogte van tribunes, (geen gebouwen zijnde) mag niet meer bedragen dan 10 m. g De bouwhoogte van overige bouwwerken geen gebouwen zijnde mag niet meer bedragen dan 4 m. 17.3 Afwijken van de bouwregels Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 17.2.3, onder d tot en met g voor het bouwen van lichtmasten, ballenvangers, tribunes of overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, tot een bouwhoogte van niet meer dan 20 m.
42
Artikel 18 Tuin 18.1 Bestemmingsomschrijving De voor ‘Tuin’ aangewezen gronden zijn bestemd voor: a tuinen en groenvoorzieningen bij woningen; b inritten; c parkeren; d ondergrondse parkeervoorzieningen ter plaatse van de aanduiding ‘parkeergarage’. 18.2 Bouwregels 18.2.1 Gebouwen Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen: a Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd, met uitzondering van het bepaalde onder 18.2.2 en 18.2.3. b Indien in afwijking van het bepaalde onder a ten tijde van de tervisielegging van het ontwerp van het plan al gebouwen aanwezig zijn, dan mogen deze gebouwen in de huidige vorm en situering worden gehandhaafd. 18.2.2 Uitbreiding van de woning Voor het bouwen van uitbreidingen aan een woning op de aangrenzende bestemming "Wonen" gelden de volgende bepalingen: a De diepte van de uitbreiding mag niet meer bedragen dan 1,5 m. b De uitbreiding mag niet meer bedragen dan 1 bouwlaag; c De breedte van de uitbreiding bedraagt niet meer dan tweederde van de voorgevelbreedte van de woning; d indien de uitbreiding wordt uitgevoerd in combinatie met een luifel, dan dient deze luifel een open constructie te zijn met een breedte van niet meer dan eenderde van de voorgevelbreedte en mag de uitbreiding inclusief luifel over de gehele breedte van de voorgevel worden gebouwd in verhouding tweederde - eenderde. 18.2.3 Ondergrondse parkeervoorzieningen Voor het bouwen van een ondergrondse parkeervoorziening gelden de volgende bepalingen: a Een ondergrondse parkeervoorziening mag uitsluitend worden gebouwd ter plaatse van de aanduiding ‘parkeergarage’; b. De verticale diepte mag niet meer bedragen dan 3,5 m. 18.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen: a De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 1 m. b. De bouwhoogte van overig tuinmeubilair, zoals vlaggenmasten, pergola's, etc. mag niet meer bedragen dan 4 m. 18.3 Specifieke gebruiksregels Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval verstaan het gebruik ten behoeve van het parkeren van motorvoertuigen op de gronden gelegen vóór de voorgevel van het deel van een woning, dat gezien de bouwhoogte, als belangrijkste onderdeel van de woning kan worden aangemerkt.
43
18.4 Afwijken van de gebruiksregels Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 18.3 voor het parkeren van motorvoertuigen voor de voorgevel van een woning, met dien verstande dat: a het stedenbouwkundig beeld niet wordt geschaad; b geen onevenredige schade wordt toegebracht aan het woonmilieu en aan de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken; c het aantal parkeerplaatsen op de openbare weg niet wordt verminderd.
44
Artikel 19 Verkeer 19.1 Bestemmingsomschrijving De voor Verkeer aangewezen gronden zijn bestemd voor: a voorzieningen voor verkeer en verblijf; b autoboxen ter plaatse van de aanduiding ‘garage’; c ondergrondse parkeervoorzieningen ter plaatse van de aanduiding ‘parkeergarage’; d groenvoorzieningen; e kunstobjecten; f speelvoorzieningen; g geluidwerende voorzieningen; h straatmeubilair; i ontmoetingsplaatsen voor jongeren en/of ouderen; j terrassen; k (voorzieningen voor) ambulante detailhandel; l water en waterhuishoudkundige voorzieningen; m evenementen; alsmede voor: n de bescherming en instandhouding van de ter plaatse van de aanduiding ‘specifiek bouwaanduiding - rijksmonument’/‘specifieke bouwaanduiding - gemeentelijk monument’ aangegeven gebouwen; o een ecologische verbindingszone ter plaatse van de aanduiding ‘ecologische verbindingszone’. 19.2 Bouwregels 19.2.1 Gebouwen Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen: a Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd, met uitzondering van het bepaalde onder 19.2.2 en 19.2.3. b Indien in afwijking van het bepaalde onder a ten tijde van de tervisielegging van het ontwerp van het plan al gebouwen aanwezig zijn, dan mogen deze gebouwen in de huidige vorm en situering worden gehandhaafd. 19.2.2 Ondergrondse parkeervoorzieningen Voor het bouwen van een ondergrondse parkeervoorziening gelden de volgende bepalingen: a Een ondergrondse parkeervoorziening mag uitsluitend worden gebouwd ter plaatse van de aanduiding ‘parkeergarage'; b. De verticale diepte mag niet meer bedragen dan 3,5 m. 19.2.3 Autoboxen Voor het bouwen van autoboxen gelden de volgende bepalingen: a Autoboxen mogen uitsluitend worden gebouwd ter plaatse van de aanduiding ‘garage’. b De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 3,50 m. c De oppervlakte per autobox mag niet meer bedragen dan 30 m². 19.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende bepalingen: a De bouwhoogte van palen, masten en portalen voor geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer mag niet meer bedragen dan 15 m.
45
b De bouwhoogte van kunstobjecten mag niet meer bedragen dan 15 m. c De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag niet meer bedragen dan 4 m. 19.3 Nadere eisen a Het bevoegd gezag kan nadere eisen stellen ten aanzien van de situering en de afmetingen van bebouwing op het bouwperceel. b De onder a genoemde nadere eisen mogen slechts worden gesteld voor het behoud van en ter voorkoming van de aantasting van de ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke bouwaanduiding - rijksmonument’/‘specifieke bouwaanduiding - gemeentelijke monument’ aangegeven bebouwing. 19.4 Afwijken van de bouwregels Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 19.2.4 voor het bouwen van niet permanente overkappingen tot een bouwhoogte van niet meer dan 4 m, met dien verstande dat: a het stedenbouwkundig beeld niet wordt geschaad; b geen onevenredige schade wordt toegebracht aan het woonmilieu en aan de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.
46
Artikel 20 Verkeer – Railverkeer 20.1 Bestemmingsomschrijving De voor ‘Verkeer – Railverkeer’ aangewezen gronden zijn bestemd voor: a spoorwegvoorzieningen; b voorzieningen voor verkeer en verblijf; c laad- en losvoorzieningen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘laad- en losplaats’; d ongelijkvloerse kruisingen ten behoeve van wegen, straten en water; e groenvoorzieningen; f kunstwerken; g geluidwerende voorzieningen; h straatmeubilair; i water en waterhuishoudkundige voorzieningen. 20.2 Bouwregels 20.2.1 Gebouwen Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen: a De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 6 m ten opzichte van de bovenkant spoorstaaf. b De gezamenlijke oppervlakte aan gebouwen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘laad- en losplaats’ mag niet meer bedragen dan PM % van het aanduidingsvlak. 20.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende bepalingen: a De bouwhoogte van draagconstructies voor bovenleidingen, seinpalen, bakens en andere railverkeersvoorzieningen mag niet meer bedragen dan 15 m. b De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2,5 m. c De bouwhoogte van bouwwerken voor het onderbrengen van voorzieningen van de elektronische systemen mag niet meer bedragen dan 7 m ten opzichte van de bovenkant spoorstaaf. d De bouwhoogte van geluidschermen gemeten van de bovenkant spoorstaaf mag niet meer bedragen dan PM m. e De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag niet meer bedragen dan 4 m.
47
Artikel 21 Water 21.1 Bestemmingsomschrijving De voor ‘Water’ aangewezen gronden zijn bestemd voor: a water en waterhuishoudkundige voorzieningen, waaronder voorzieningen voor waterberging, aanvoer en -afvoer, zoals watergangen, waterlopen en waterpartijen; b oevervoorzieningen; c voorzieningen voor verkeer en verblijf, waaronder bruggen (ter plaatse van de aanduiding ‘brug’), duikers, gelijksoortige voorzieningen en andere kunstwerken; d steigers, aanlegplaatsen en gelijksoortige voorzieningen; e laad- en losfaciliteiten. 21.2 Bouwregels 21.2.1 Gebouwen Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd. 21.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt de volgende bepaling: a De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan PM m.
48
Artikel 22 Wonen 22.1 Bestemmingsomschrijving De voor Wonen aangewezen gronden zijn bestemd voor: a wonen; b aan huis verbonden beroepen; c aan huis verbonden bedrijven; d bedrijven die zijn genoemd in Bijlage 1 (Staat van bedrijfsactiviteiten) onder milieucategorie 1 en 2, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘bedrijf’; e dienstverlening uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘dienstverlening’; f maatschappelijke voorzieningen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘maatschappelijk’; g ondergrondse parkeervoorzieningen ter plaatse van de aanduiding ‘parkeergarage’; h tuinen en erven; i groenvoorzieningen; j voorzieningen voor verkeer en verblijf; k water en waterhuishoudkundige voorzieningen; alsmede voor: l de bescherming en instandhouding van de ter plaatse van de aanduiding ‘specifiek bouwaanduiding - rijksmonument’/‘specifieke bouwaanduiding - gemeentelijk monument’ aangegeven gebouwen.
22.2 Bouwregels 22.2.1 Algemeen Voor het bouwen in het algemeen geldt de volgende bepaling: a Per bouwperceel is maximaal 1 woning toegestaan, met dien verstande dat: 1. op bouwpercelen ter plaatse van de aanduiding ‘gestapeld’ meerdere woningen zijn toegestaan; 2. ter plaatse van de aanduiding ‘maximum aantal wooneenheden’ maximaal het aantal aangegeven woningen is toegestaan. 3. het bebouwingspercentage van het maatvoeringsvlak niet meer mag bedragen dan ter plaatse van de aanduiding "maximum bebouwingspercentage(%)" is aangegeven. 22.2.2 Gebouwen binnen het bouwvlak Voor het bouwen van gebouwen binnen het bouwvlak gelden de volgende bepalingen: a De volgende bebouwingstypologie is van toepassing: 1. ter plaatse van de aanduiding 'vrijstaand' mogen vrijstaande woningen worden gebouwd; 2. ter plaatse van de aanduiding 'twee-aaneen' mogen halfvrijstaande en/of geschakelde woningen worden gebouwd; 3. ter plaatse van de aanduiding 'aaneengebouwd' mogen aaneengebouwde woningen worden gebouwd; 4. ter plaatse van de aanduiding ‘gestapeld’ mag uitsluitend gestapelde bebouwing worden gebouwd. b De voorgevel van een woning moet worden gesitueerd in de voorgevelrooilijn dan wel op een afstand van niet meer dan 2 m daarachter.
49
c De goothoogte mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding ‘maximale goot- en bouwhoogte (m)’ is aangegeven. d De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding ‘maximale goot- en bouwhoogte (m)’ is aangegeven. e In afwijking van het bepaalde onder c en d mag ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke bouwaanduiding - hoogteaccent 1’ voor maximaal (pm) % van het maatvoeringsvlak de goot- en bebouwingshoogte niet meer bedragen dan (pm) m; f In afwijking van het bepaalde onder a tot en met d geldt bij: 1. vrijstaande woningen, dat voor de gronden binnen 3 m van één van beide zijdelingse perceelsgrenzen de bepalingen onder 22.2.3 (gebouwen buiten het bouwvlak) van toepassing zijn; 2. halfvrijstaande en/of geschakelde woningen, dat voor de gronden binnen 3 m van één zijdelingse perceelsgrens de bepalingen onder 22.2.3 (gebouwen buiten het bouwvlak) van toepassing zijn. g Ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke bouwaanduiding – onderdoorgang’ dient een onderdoorgang behouden te blijven, waarbij tot minimaal de hoogte van de eerste bouwlaag geen bebouwing is toegestaan; h Ter plaatse van de aanduiding ‘parkeergarage’ mogen ondergrondse parkeervoorzieningen worden gebouwd tot een verticale diepte van niet meer dan 4 m; i Ter plaatse van de aanduiding ‘gevellijn’ dient een dove gevel te worden gerealiseerd. 22.2.3 Gebouwen buiten het bouwvlak Voor het bouwen van gebouwen buiten het bouwvlak gelden de volgende bepalingen: a Gebouwen dienen op een afstand van ten minste 2 m achter de voorgevelrooilijn te worden gebouwd. b De goot- en bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 3,50 m. c Bij vrijstaande woningen dient een der zijstroken vrij van gebouwen te blijven. d De gezamenlijke oppervlakte voor gebouwen buiten het bouwvlak mag: 1. voor bouwpercelen met een oppervlakte van maximaal 500 m² niet meer bedragen dan 100 m², met dien verstande dat maximaal 50 m² aan vrijstaande gebouwen buiten het bouwvlak mag worden gebouwd; 2. voor bouwpercelen met een oppervlakte van maximaal 2.000 m² niet meer bedragen dan 150 m², met dien verstande dat maximaal 100 m² aan vrijstaande gebouwen buiten het bouwvlak mag worden gebouwd; 3. voor bouwpercelen groter dan 2.000 m² niet meer mag bedragen dan 200 m², met dien verstande dat maximaal 150 m² aan vrijstaande gebouwen buiten het bouwvlak mag worden gebouwd. e De gronden gelegen achter de achtergevelrooilijn en het verlengde daarvan mogen voor maximaal 50% worden bebouwd, met dien verstande dat in ieder geval 25 m2 aan gebouwen buiten het bouwvlak mag worden gebouwd. f Ter plaatse van de aanduidng ‘parkeergarage’ mogen ondergrondse parkeervoorzieningen worden gebouwd tot een verticale diepte van niet meer dan 4 m. g Indien in afwijking van het bepaalde onder a en c ten tijde van de tervisielegging van het ontwerp van het plan een kleinere afstand aanwezig was dan wel de betreffende zijstrook niet (geheel) vrij van gebouwen was, mag die afstand respectievelijk situatie worden gehandhaafd. h Indien in afwijking van het bepaalde onder b en d ten tijde van de tervisielegging van het ontwerp van het plan een grotere goot- of bouwhoogte of oppervlakte aanwezig was, mag die bestaande goot- of bouwhoogte respectievelijk oppervlakte worden gehandhaafd.
50
22.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende bepalingen: a Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen zowel binnen als buiten het bouwvlak worden gebouwd. b Overkappingen mogen worden gebouwd met een bouwhoogte van niet meer dan 3,5 m, waarbij de oppervlakte van overkappingen, voor zover gesitueerd buiten het bouwvlak, bij de maximaal toegestane oppervlakte van gebouwen buiten het bouwvlak dient te worden meegeteld. c De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 m, met dien verstande dat de bouwhoogte voor erf- en terreinafscheidingen vóór de naar de weg gekeerde gevel van de woning niet meer mag bedragen dan 1 m. d De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 4 m. 22.3 Nadere eisen a Het bevoegd gezag kan nadere eisen stellen ten aanzien van de situering en de afmetingen van bebouwing op het bouwperceel. b De onder a genoemde nadere eisen mogen slechts worden gesteld voor het behoud van en ter voorkoming van de aantasting van de ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke bouwaanduiding - rijksmonument’/‘specifieke bouwaanduiding - gemeentelijke monument’ aangegeven bebouwing. 22.4 Afwijken van de bouwregels a Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in 22.2.2 onder a voor het afwijken van de toegestane bebouwingstypologie en ter plaatse van de aanduiding: 1. ‘aaneengebouwd’ ook halfvrijstaande, geschakelde woning of vrijstaande woningen toe te staan; 2. ‘twee-aaneen’ ook vrijstaande woningen toe te staan; 3. ‘gestapeld’ ook grondgebonden woningen toe te staan; met dien verstande dat dit past binnen de stedenbouwkundige structuur van de omgeving en het plaatselijk straatbeeld. b Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in 22.2.2 onder c voor het bouwen van een dakopbouw, met dien verstande dat: 1. dit past binnen de stedenbouwkundige structuur van de omgeving en het plaatselijk straatbeeld; 2. een dakopbouw uitsluitend is toegestaan op een gebouw binnen het bouwvlak; 3. een dakopbouw uitsluitend is toegestaan op een kapconstructie; 4. de maximaal toegestane bouwhoogte niet wordt overschreden; 5. de breedte van de dakopbouw maximaal 2/3 van de breedte van het dakvlak bedraagt. c Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in 22.2.3 onder a voor het bouwen van gebouwen op gronden waarvoor de regeling ‘bouwen buiten het bouwvlak’ van toepassing is, op een afstand van minder dan 2 m achter de voorgevelrooilijn, met dien verstande dat: 1. dit past binnen de stedenbouwkundige structuur van de omgeving en het plaatselijk straatbeeld; 2. dit geen onevenredige toename van de parkeerbehoefte in het openbaar gebied veroorzaakt.
51
d Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in 22.2.3 onder b voor een grotere bouwhoogte van gebouwen op gronden waarvoor de regeling ‘bouwen buiten het bouwvlak’ van toepassing is, ten behoeve van het oprichten van een kapconstructie, met dien verstande dat: 1. de goothoogte niet meer mag bedragen dan 3,5 m; 2. de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 6 m; 3. dit past binnen de stedenbouwkundige structuur van de omgeving en het plaatselijk straatbeeld; 4. de mogelijkheden van belendende bouwpercelen niet onevenredig worden aangetast en er geen onevenredige hinder van wordt ondervonden. e Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in 22.2.3 onder c voor het bouwen van een vrijstaand ondergeschikt bouwdeel in de vrij van gebouwen te blijven zijstrook, met dien verstande dat: 1. deze bebouwing wordt gerealiseerd op een afstand van 3 m. of meer achter de op de verbeelding aangegeven achtergevelrooilijn; 2. dit past binnen de stedenbouwkundige structuur van de omgeving en het plaatselijk straatbeeld; 3. de mogelijkheden van belendende bouwpercelen niet onevenredig worden aangetast en er geen onevenredige hinder van wordt ondervonden. 22.5 Specifieke gebruiksregels a. Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval verstaan het gebruik van platte daken als dakterras; b. Voor de uitoefening van een aan huis verbonden beroep of een aan huis verbonden bedrijf zijn de volgende bepalingen van toepassing: 1. De omvang van de activiteit mag niet meer bedragen dan 30% van de gezamenlijke vloeroppervlakte van de bebouwing tot een maximum van 50 m². 2. Het gebruik mag geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer en geen onevenredige toename van de parkeerbehoefte veroorzaken. 3. De activiteit wordt uitgeoefend door een bewoner van de woning.
52
Artikel 23 Leiding 23.1 Bestemmingsomschrijving De voor ‘Leiding’ aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor: a de aanleg, instandhouding en/of bescherming van ondergrondse brandstofleidingen ter plaatse van de aanduiding ‘hartlijn leiding – brandstof’; b de aanleg, instandhouding en/of bescherming van hogedrukgasleidingen ter plaatse van de aanduiding ‘hartlijn leiding – gas’; c de aanleg, instandhouding en/of bescherming van ondergrondse hoogspanningsleidingen ter plaatse van de aanduiding ‘hartlijn leiding - hoogspanning’; d de aanleg, instandhouding en/of bescherming van de bovengrondse hoogspanningsleidingen ter plaatse van de aanduiding ‘hartlijn leiding – hoogspanningsverbinding’; e de aanleg, instandhouding en/of bescherming van ondergrondse rioolpersleidingen/stamriool ter plaatse van de aanduiding ‘hartlijn leiding – riool’. 23.2 Bouwregels 23.2.1 Algemeen In afwijking van het bepaalde in andere bestemmingen (basisbestemmingen) mag op gronden met deze medebestemming niet worden gebouwd, anders dan ten behoeve van deze medebestemming. 23.2.2 Gebouwen Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd. 23.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen: a De bouwhoogte van hoogspanningsmasten ter plaatse van de aanduiding ‘hartlijn leiding – hoogspanningsverbinding’ mag niet meer bedragen dan PM m. b De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van de onder 23.1 genoemde leidingen mag niet meer bedragen dan PM m. 23.3 Afwijken van de bouwregels Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 23.2 voor het bouwen ten behoeve van de andere daar voorkomende bestemmingen, met dien verstande dat: a het behoud van een veilige ligging en de continuïteit van de aanwezige leidingen dient te zijn gewaarborgd; b het bevoegd gezag schriftelijk advies dient te hebben ingewonnen bij de betreffende leidingbeheerder. 23.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden 23.4.1 Omgevingsvergunning Het is verboden, zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning op of in deze gronden de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en/of werkzaamheden uit te voeren: a het aanbrengen van gesloten verhardingen; b het aanbrengen, vellen en/of rooien van beplantingen en/of bomen;
53
c het wijzigen van watergangen en het uitvoeren van afgravings- en ontgrondingswerkzaamheden, dieper dan 0,30 m; d het ophogen van gronden. 23.4.2 Toelaatbaarheid a De in sub 23.4.1 bedoelde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien het behoud van een veilige ligging en de continuïteit van de aanwezige leidingen zijn gewaarborgd. b Alvorens te beslissen omtrent een omgevingsvergunning als bedoeld in sub 23.4.1 wordt advies ingewonnen bij de betreffende leidingbeheerder. 23.4.3 Uitzonderingen Het bepaalde in sub 23.4.1 is niet van toepassing op: a werken en werkzaamheden die het normale onderhoud betreffen overeenkomstig de bestemming van deze gronden, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn en/of voortvloeien uit het normale gebruik overeenkomstig de bestemming; b werken en werkzaamheden, die op het tijdstip, waarop het plan rechtskracht verkrijgt, in uitvoering zijn.
54
Artikel 24 Waarde – Archeologie 24.1 Bestemmingsomschrijving De voor ‘Waarde – Archeologie’ aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de bescherming van de (potentieel) aanwezige archeologische waarden. 24.2 Bouwregels Op of in deze gronden mogen ten behoeve van de andere daar voorkomende bestemmingen geen gebouwen worden gebouwd, met uitzondering van: a ver-/nieuwbouw van bestaande gebouwen, waarbij de bestaande oppervlakte van het gebouw in generlei opzicht wordt vergroot; b de bouw van een gebouw of de uitbreiding van een bestaand gebouw met ten hoogste 100 m². 24.3 Afwijken van de bouwregels a Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 24.2 ten behoeve van de andere daar voorkomende bestemming, indien is gebleken dat het oprichten van het in lid 24.2 bedoelde gebouw niet zal leiden tot een verstoring van de aanwezige archeologische waarden. b Voor zover het oprichten van het in lid 24.2 bedoelde gebouw kan leiden tot een verstoring van archeologisch materiaal, kan het bevoegd gezag aan de omgevingsvergunning één van de volgende voorwaarden verbinden: 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden, of 2. de verplichting tot het doen van opgravingen, of 3. de verplichting de oprichting van het gebouw te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de omgevingsvergunning te stellen kwalificaties. c De omgevingsvergunning wordt niet verleend dan nadat de aanvrager een rapport heeft overgelegd, waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld.
24.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden 24.4.1 Omgevingsvergunning Het is verboden, zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning op of in deze gronden de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en/of werkzaamheden uit te voeren: a het uitvoeren van grondbewerkingen dieper dan 0,30 m, waartoe ook gerekend wordt het woelen en draineren; b het planten van diepwortelende bomen en andere beplanting; c het aanleggen, verbreden of verharden van wegen, paden of parkeergelegenheden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen; d het aanbrengen van ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur.
55
24.4.2 Toelaatbaarheid a De in sub 24.4.1 bedoelde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien wordt aangetoond dat door het gebruik van de gronden als hiervoor aangegeven, het archeologisch waardevol bodemarchief niet wordt aangetast. b Alvorens te beslissen omtrent een omgevingsvergunning als bedoeld in sub 24.4.1 kan het bevoegd gezag een onderzoek naar het archeologisch waardevol bodemarchief verlangen, waaruit blijkt dat de werken en/of werkzaamheden geen onevenredige gevolgen hebben voor het behoud van het archeologisch waardevol bodemarchief. c Het bevoegd gezag is tevens bevoegd bij het verlenen van de omgevingsvergunning nadere eisen te stellen ten aanzien van de aard van de verhardingen. 24.4.3 Uitzonderingen Het bepaalde in sub 24.4.1 is niet van toepassing op: a werken en werkzaamheden die het normale onderhoud betreffen overeenkomstig de bestemming van deze gronden, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn en/of voortvloeien uit het normale gebruik overeenkomstig de bestemming; b werken en werkzaamheden, die op het tijdstip, waarop het plan rechtskracht verkrijgt, in uitvoering zijn.
56
Artikel 25 Waarde – Beschermd stads- en dorpsgezicht 25.1 Bestemmingsomschrijving De voor ‘Waarde – Beschermd stads- en dorpsgezicht’ aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de bescherming van het aan de gronden toegekende beschermd stads- en dorpsgezicht. 25.2 Bouwregels In afwijking van hetgeen elders in deze regels is bepaald ten aanzien van het bouwen krachtens de andere daar voorkomende bestemmingen van deze gronden, mag aan de gronden en de bebouwing, voor zover gelegen binnen deze bestemming, geen verandering worden aangebracht in de bestaande situatie ten aanzien van de volgende karakteristieken en kenmerken: a rooilijnen; b (minimale en maximale) goothoogte van gebouwen, de bouwhoogte van gebouwen en de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde; c bouwmassa van gebouwen; d dakhelling van gebouwen. 25.3 Afwijken van de bouwregels a Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 25.2, mits de door de aanwijzing tot beschermd stads- en dorpsgezicht te waarborgen belangen niet onevenredig worden aangetast. b Alvorens te beslissen omtrent een omgevingsvergunning wordt schriftelijk advies ingewonnen bij de gemeentelijke commissie voor welstand en monumenten. 25.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden 25.4.1 Omgevingsvergunning Het is verboden, zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning op of in deze gronden gelegen bebouwing geheel of gedeeltelijk te slopen, verhardingen aan te leggen en bestaande paden en wegen te verleggen. 25.4.2 Toelaatbaarheid a De in sub 25.4.1 bedoelde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien noodzakelijk voor het in de andere daar voorkomende bestemmingen toegestane gebruik van de grond, en in geval van gedeeltelijke sloop, indien door de sloopwerkzaamheden en/of aanlegwerkzaamheden geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de cultuurhistorische waarde en het beeldbepalende karakter van de aanwezige bebouwing en de karakteristieke inrichting van het aangewezen gebied. b Alvorens te beslissen omtrent een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 25.4.1 wordt advies ingewonnen bij de monumentencommissie omtrent de mogelijke aantasting van de karakteristiek van het beschermd stadsgezicht. 25.4.3 Uitzonderingen Het bepaalde in sub 25.4.1 is niet van toepassing op: a werken en werkzaamheden die het normale onderhoud betreffen overeenkomstig de andere daar voorkomende bestemmingen, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn en/of voortvloeien uit het normale gebruik overeenkomstig die bestemmingen;
57
b werken en werkzaamheden, die op het tijdstip, waarop het plan rechtskracht verkrijgt, in uitvoering zijn.
58
Artikel 26 Waarde – Monumentale bomen 26.1 Bestemmingsomschrijving De voor ‘Waarde - Monumentale bomen‘ aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor monumentale bomen. 26.2 Bouwregels In afwijking van het bepaalde bij andere bestemmingen mogen geen bouwwerken worden opgericht binnen de bestemming ‘Waarde - Monumentale bomen'. 26.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden 26.3.1 Omgevingsvergunning Het is verboden, zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning binnen deze bestemming de volgende werkzaamheden te verrichten: a kappen van bomen of houtopstanden; b aanleggen en verharden van wegen, paden en aanleggen of aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen; c verlagen van de bodem en afgraven, verlagen, ophogen en egaliseren van gronden; d aanbrengen van ondergrondse transport-, energie- en telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties en apparatuur; e het verrichten van handelingen die de dood of ernstige beschadiging van deze bomen tot gevolg hebben of kunnen hebben. 26.3.2 Toelaatbaarheid a De in sub 26.3.1 bedoelde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien wordt aangetoond dat door het gebruik van de gronden als hiervoor aangegeven de conditie, levensverwachting, groeiplaats en (beeld)-kwaliteit van de ter plaatse aanwezige boom of bomen niet wordt aangetast. b Alvorens te beslissen omtrent een omgevingsvergunning als bedoeld in sub 26.3.1 kan het bevoegd gezag een rapportage verlangen, waaruit blijkt dat de werken en/of werkzaamheden geen onevenredige gevolgen hebben voor de levensvatbaarheid en de ruimtelijke, monumentale of ecologische betekenis van de ter plaatse aanwezige boom of bomen. c Het bevoegd gezag is tevens bevoegd bij het verlenen van de omgevingsgvergunning nadere eisen te stellen ter bescherming van de levensvatbaarheid en de ruimtelijke, monumentale of ecologische betekenis van de ter plaatse aanwezige boom of bomen. 26.3.3 Uitzonderingen Het bepaalde in sub 26.3.1 is niet van toepassing op: a werken en werkzaamheden die het normale onderhoud betreffen overeenkomstig de bestemming van deze gronden, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn en/of voortvloeien uit het normale gebruik overeenkomstig de bestemming; b werken en werkzaamheden, die op het tijdstip, waarop het plan rechtskracht verkrijgt, in uitvoering zijn.
59
Artikel 27 Waterstaat – Waterkering 27.1 Bestemmingsomschrijving De voor ‘Waterstaat - Waterkering’ aangewezen gronden zijn behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor: a hoofdwaterkering en de daarbij behorende voorzieningen voor de kering van het water; b aanleg, instandhouding en/of bescherming van de hoofdwaterkering; c waterhuishouding en voorzieningen ten behoeve van het scheepvaartverkeer; d verhardingen ten behoeve van de waterkering; 27.2 Bouwregels a Op deze gronden mag, ongeacht het bepaalde in de andere daar voorkomende bestemmingen, niet worden gebouwd in strijd met de Keur van het Waterschap Brabantse Delta. b Er mag overeenkomstig het bepaalde in de andere daar voorkomende bestemmingen pas worden gebouwd na verkregen toestemming van het Waterschap Brabantse Delta. 27.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden a Op deze gronden mag, ongeacht het bepaalde in de andere daar voorkomende bestemmingen, geen werkzaamheden worden uitgevoerd in strijd met de Keur van het Waterschap Brabantse Delta. b Er mogen overeenkomstig het bepaalde in de afzonderlijke bestemmingen pas werken of werkzaamheden worden uitgevoerd na verkregen ontheffing van het Waterschap Brabantse Delta.
60
Artikel 28 Waterstaat - Waterhuishoudkundige en of waterstaatkundige functie 28.1 Bestemmingsomschrijving De voor ‘Waterstaat - Waterhuishoudkundige en / of waterstaatkundige functie’ aangewezen gronden zijn behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor: a water, waterhuishoudkundige en waterstaatkundige voorzieningen; b waterwegen; c voorzieningen ten behoeve van het scheepvaartverkeer; d verhardingen ten behoeve van de waterhuishoudkundige en/of waterstaatkundige voorziening; e ligplaatsen voor schepen, steigers en vlonders. 28.2 Bouwregels a Op deze gronden mag, ongeacht het bepaalde in de andere daar voorkomende bestemmingen, niet worden gebouwd in strijd met de Waterwet en Binnenvaart Politiereglement (Bpr). b Er mag overeenkomstig het bepaalde in de andere daar voorkomende bestemmingen pas worden gebouwd na verkregen toestemming van Rijkswaterstaat. 28.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden a Op deze gronden mag, ongeacht het bepaalde in de andere daar voorkomende bestemmingen, geen werkzaamheden worden uitgevoerd in strijd met de Waterwet en Binnenvaart Politiereglement (Bpr). b Er mogen overeenkomstig het bepaalde in de afzonderlijke bestemmingen pas werken of werkzaamheden worden uitgevoerd na verkregen ontheffing van Rijkswaterstaat.
61
HOOFDSTUK 3 Algemene regels Artikel 29 Anti-dubbeltelregel Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 30 Algemene bouwregels 30.1 Ondergronds bouwen Voor ondergronds bouwen gelden de volgende bepalingen: a Op plaatsen waar bestaande bovengrondse gebouwen zijn of nieuwe bovengrondse gebouwen worden gebouwd mag eveneens ondergronds gebouwd worden; eveneens en direct aansluitend mogen in- dan wel uitritten ten behoeve van de ondergrondse bouwwerken worden gebouwd. b De verticale diepte mag bij ondergronds bouwen niet meer bedragen dan 4 m. c Voor het bouwen/aanleggen van niet-overdekte zwembaden gelden de volgende bepalingen: 1. Zwembaden mogen uitsluitend worden gebouwd/aangelegd bij woningen. 2. Zwembaden dienen op minimaal 3 m achter de voorgevel van een woning te worden gebouwd/aangelegd. 30.2 Afwijken van de bouwregels Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde onder 30.1.a voor het bouwen van ondergrondse bouwwerken op andere locaties dan onder een gebouw mits: 1. de oorspronkelijk functie op maaiveldniveau gehandhaafd blijft; 2. hierdoor de eventueel in het gebied aanwezige waarden en functies (conform de medebestemmingen in de artikelen 24 t/m 28) niet onevenredig worden aangetast; 3. er geen bezwaren zijn uit milieutechnisch oogpunt; 4. er geen bezwaren zijn uit oogpunt van waterhuishouding.
Artikel 31 Algemene gebruiksregels 31.1 Strijdig gebruik Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval verstaan: a het gebruik van gebouwen aan en bij een woning als zelfstandige woningen en als afhankelijke woonruimte; b gebruik van gronden als stort- en/of opslagplaats van grond en/of afval, met uitzondering van een zodanig gebruik voor het normale op de bestemming gericht gebruik en onderhoud; c een gebruik van gronden als stallings- en/of opslagplaats van één of meer aan het gebruik onttrokken machines, voer- vaar- of vliegtuigen, met uitzondering van een zodanig gebruik voor het normale op de bestemming gerichte gebruik en onderhoud; d gebruik van gronden, gebouwen, bouwwerken en onderkomens ten behoeve van een seksinrichting en/of escortbedrijf, raamprostitutie en straatprostitutie.
62
31.2 Afwijken van de algemene gebruiksregels a Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 30.1 sub a en toestaan dat een gebouw bij een woning wordt gebruikt als afhankelijke woonruimte, mits: 1. een dergelijke bewoning noodzakelijk is vanuit het oogpunt van mantelzorg; 2. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de in geding zijnde belangen waaronder die van omwonenden en (agrarische) bedrijven; 3. de oppervlakte van de afhankelijke woonruimte ten dienste van de woonfunctie mag niet meer bedragen dan 80 m²; 4. de afhankelijke woonruimte is gelegen op een afstand van maximaal 15 meter van de woning. b Het bevoegd gezag trekt de omgevingsvergunning, verleend op grond van sub a in, indien de bij het verlenen van de omgevingsvergunning bestaande noodzaak vanuit een oogpunt van mantelzorg niet meer aanwezig is.
Artikel 32 Algemene aanduidingsregels 32.1 Geluidzone - industrie Op de gronden die zijn gelegen ter plaatse van de aanduiding ‘geluidzone - industrie’ mogen, ongeacht het bepaalde in de afzonderlijke bestemmingen, geen nieuwe geluidsgevoelige gebouwen worden opgericht, tenzij een hogere waarde is vastgesteld. 32.2 Milieuzone - grondwaterbeschermingsgebied Ter plaatse van de aanduiding ‘milieuzone – grondwaterbeschermingsgebied‘ mogen bouwwerken worden gebouwd, met dien verstande dat de bescherming van de kwaliteit van het grondwater ten behoeve van de openbare drinkwatervoorziening gewaarborgd dient te blijven. 32.3 Veiligheidszone - lpg Op de gronden ter plaatse van de aanduiding ‘veiligheidszone - lpg’ is geen nieuwbouw van (beperkt) kwetsbare objecten, zoals bedoeld in het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen, toegestaan. 32.4 Vrijwaringszone – molenbiotoop 32.4.1 Algemeen Op de gronden ter plaatse van de aanduiding ‘vrijwaringszone - molenbiotoop’ gelden met betrekking tot de bouw van bouwwerken de volgende voorwaarden: (bij grondzeilers) a Op deze gronden mogen, voor zover zij op een afstand van 100 m of minder van de voet van de molen zijn gesitueerd, geen bouwwerken worden opgericht. b Op deze gronden mogen, voor zover zij op een afstand van meer dan 100 m van de voet van de molen zijn gesitueerd, geen bouwwerken worden opgericht met een grotere bouwhoogte dan 1/p.m. van de afstand gemeten tussen het bouwwerk en de voet van de deze molenbiotoop bepalende molen, vermeerderd met p.m. m. (bij belt- en stellingmolens) c Op deze gronden mogen geen bouwwerken worden opgericht met een grotere bouwhoogte dan 1/p.m. van de afstand gemeten tussen het bouwwerk en de voet van de, deze molenbiotoop bepalende, molen, vermeerderd met p.m. (hoogte stelling/belt) m.
63
d Het sub a vervatte verbod geldt niet voor bouwwerken waarvan de bouwhoogte lager is dan het niveau van de belt of de stelling van de molen. 32.4.2 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden a Omgevingsvergunning Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning op de gronden ter plaatse van de aanduiding ‘vrijwaringszone - molenbiotoop’ de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en/of werkzaamheden uit te voeren: 1. het aanbrengen van bovengrondse constructies, installaties of apparatuur, voor zover het geen bouwwerken betreft, met een grotere hoogte dan PM m; 2. het ophogen van gronden tot een grotere hoogte dan PM m; 3. het beplanten met bomen, heesters en andere opgaande begroeiing. b Toelaatbaarheid De onder a genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien door de werken of werkzaamheden, dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen, het huidige en/of het toekomstige functioneren van de molen als werktuig door windbelemmering en/of waarde van de molen als landschapsbepalend element, niet onevenredig in gevaar wordt of kan worden gebracht. c Uitzonderingen Het bepaalde onder a is niet van toepassing op: 1. werken en werkzaamheden die het normale onderhoud betreffen overeenkomstig de bestemmingen van deze gronden, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn en/of voortvloeien uit het normale gebruik overeenkomstig de bestemming; 2. werken en werkzaamheden, die op het tijdstip, waarop het plan rechtskracht verkrijgt, in uitvoering zijn. 32.5 Vrijwaringszone - weg en vrijwaringszone - weg 2 a Ter plaatse van de aanduiding ‘vrijwaringszone -weg 1’ respectievelijk ‘vrijwaringszone - weg 2’ mag, ongeacht het bepaalde in de afzonderlijke bestemmingen, geen bouwwerken worden gebouwd, met uitzondering van de met Rijkswegen verband houdende bouwwerken, zoals geluidswerende voorzieningen en ecologische voorzieningen. b Het bevoegd gezag kan een omgevcingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde onder a voor het bouwen van een bouwwerk ter plaatse van de aanduiding ‘vrijwaringszone weg 2’, mits door de bouw van dit bouwwerk de verkeersbelangen niet onevenredig worden geschaad. Daartoe dient vooraf de betrokken wegbeheerder te worden gehoord. c De in lid b bedoelde omgevingsvergunning wordt geacht te zijn verleend ten aanzien van bouwwerken die bestaan op het tijdstip van de ter visie legging van het ontwerp van het plan, dan wel mogen worden opgericht krachtens een voor dat tijdstip aangevraagde bouwvergunning. 32.6 Wro-zone – verwerkelijking in naaste toekomst Voor de gronden ter plaatse van de aanduiding ‘wro-zone – verwerkelijking in naaste tekomst’ wordt op grond van artikel 3.4 Wro verwerkelijking van de in het plan aan deze gronden gegeven bestemmingen in de naaste toekomst nodig geacht, waarmee toepassing kan worden gegeven aan het bepaalde in artikel 85 van de Onteigeningswet.
64
Artikel 33 Algemene afwijkingsregels 33.1 Algemene afwijkingen Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken: a van de in de planregels gegeven maten inzake afstanden en percentages voor oppervlakten tot niet meer dan 10% van die afmetingen respectievelijk percentages; b van de planregels en toestaan dat het beloop of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen in geringe mate wordt aangepast indien de verkeersveiligheid en/of –intensiteit daartoe aanleiding geeft; c van de planregels en toestaan dat bouwgrenzen worden overschreden, waarbij een overschrijding van maximaal 3 m is toegestaan, mits deze noodzakelijk is in verband met de uitmeting van het terrein of uit een oogpunt van doelmatig gebruik van de gronden en/of bebouwing; d van de planregels en toestaan dat de binnen de diverse bestemmingen aangegeven begrenzing van de maatvoeringsaanduidingen voor maximale goot- en bouwhoogte wordt overschreden, waarbij een overschrijding van deze begrenzing van maximaal 10 m is toegestaan, mits deze noodzakelijk is in verband met de uitmeting van het terrein of uit een oogpunt van doelmatig gebruik van de gronden en/of bebouwing; e van de planregels en toestaan dat openbare nutsgebouwtjes of daarmee vergelijkbare gebouwen, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, gemaalgebouwtjes, fietsenstallingen en abri’s worden gebouwd, met dien verstande dat: 1 de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 4 m; 2 de oppervlakte niet meer dan 50 m²; f van de planregels ten aanzien van de maximaal toegestane bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en toestaan dat de bouwhoogte van deze bouwwerken wordt vergroot: 1. ten behoeve van palen, masten en portalen voor geleiding, beveiliging en regeling voor verkeer tot niet meer dan 35 m; 2. ten behoeve van kunstwerken tot niet meer dan 40 m; 3. ten behoeve van signalerings- en telecommunicatiemasten tot minder dan 40 m. 4. ten behoeve van kunstobjecten tot niet meer dan 35 m; 5. ten behoeve van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, tot niet meer dan 10 m; g van de planregels ten aanzien van de maximaal toegestane bouwhoogte van gebouwen ten behoeve van een overschrijding van deze maximaal toegestane bouwhoogte voor plaatselijke verhogingen, zoals lichtkappen en technische ruimten, met dien verstande dat: 1. de maximale oppervlakte van de vergroting niet meer mag bedragen dan 10% van het betreffende platte dakvlak of de horizontale projectie van het schuine dakvlak; 2. de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 1,25 maal de maximaal toegestane bouwhoogte van het betreffende gebouw; h van de planregels ten aanzien van de maximaal toegestane bouwhoogte van gebouwen ten behoeve van een overschrijding van deze maximaal toegestane bouwhoogte door zonnepanelen, met dien verstande dat de overschrijding niet meer mag bedragen dan 2 m. i van de planregels en toestaan dat de achtergevelrooilijn wordt overschreden, waarbij een overschrijding van maximaal 5 m is toegestaan, mits: 1. er een tuindiepte van minimaal 10 m resteert; 2. de gronden gelegen achter de achtergevelrooilijn of het verlengde daarvan voor maximaal 50% mogen zijn bebouwd; 3. de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden niet onevenredig worden geschaad;
65
33.2 Voorwaarden afwijking De omgevingsvergunning voor het afwijken, als bedoeld in lid 33.1 kan slechts worden verleend, indien: a de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden niet onevenredig worden geschaad; b het straat- en bebouwingsbeeld en de verkeersveiligheidsbelangen niet onevenredig worden geschaad.
Artikel 34 Algemene wijzigingsregels 34.1 Algemeen Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in de vorm van het aanbrengen van geringe veranderingen in de plaats, ligging en/of afmetingen van bestemmingsgrenzen, met inachtneming van de volgende voorwaarden: a Bestemmingsgrenzen mogen met niet meer dan 5 m worden verschoven. b De belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden worden niet onevenredig geschaad. c Het straat- en bebouwingsbeeld en de verkeersveiligheidsbelangen worden niet onevenredig geschaad. 34.2 Wro-zone – wijzigingsgebied Ter plaatse van de aanduiding ‘wro-zone – wijzigingsgebied’ kunnen burgemeester en wethouders de bestemming wijzigen in de bestemming ‘p.m.', onder de volgende voorwaarden: a Het (…straat/weg/plein) mag slechts aan één zijde bebouwd worden, waarbij geldt dat niet meer dan p.m.% van het …(straat/weg/plein) bebouwd mag worden. b De diepte van de bebouwing mag niet meer dan p.m. m bedragen. c De bouwhoogte mag niet minder dan p.m. m bedragen. d De bouwhoogte mag niet meer dan p.m. m bedragen. e PM. f PM. g Bij de wijziging dient rekening te worden gehouden met de in het gebied aanwezige archeologische waarden.
66
Artikel 35 Overige regels 35.1 Verwijzing naar andere wettelijke regelingen Indien en voor zover in deze planregels wordt verwezen naar wetten, verordeningen of enige andere algemeen verbindende regeling, dienen deze regelingen te worden gelezen zoals deze luiden op het tijdstip van de tervisielegging van het ontwerp van dit plan. 35.2 Uitsluiting aanvullende werking Bouwverordening De voorschriften van de Bouwverordening ten aanzien van onderwerpen van stedenbouwkundige aard blijven overeenkomstig het bepaalde in artikel 9, lid 2, van de Woningwet buiten toepassing, behoudens ten aanzien van de volgende onderwerpen: a bereikbaarheid van bouwwerken voor wegverkeer; b bereikbaarheid van gebouwen voor gehandicapten; c ruimte tussen bouwwerken; d bouwen nabij bovengrondse hoogspanningslijnen en ondergrondse hoofdtransportleidingen; e parkeergelegenheid en laad- en losmogelijkheden bij of in gebouwen;
67
HOOFDSTUK 4 Overgangs- en slotregels Artikel 36 Overgangsrecht 36.1 Overgangsrecht bouwwerken a Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot, 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd; 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de bouwvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan. b Het bevoegd gezag kan eenmalig ontheffing verlenen van het bepaalde onder a voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het bepaalde onder a met maximaal 10%. c Het bepaalde onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan. 36.2 Overgangsrecht gebruik a Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet. b Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het bepaalde onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind. c Indien het gebruik, bedoeld in het bepaalde onder a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten. d Het bepaalde onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 37 Slotregel Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan
68
Toelichting
Bestemmingsplan Standaard Stedelijk
Gemeente Oosterhout
Toelichting bestemmingsplan 1. Inleiding 1.1 Algemeen Hierin kunnen de aanleiding voor het plan en het doel van het plan worden vermeld. 1.2 Plangebied: ligging en omvang Door middel van een beschrijving en een bijgevoegde situatietekening kan het plangebied worden aangegeven. 1.3 Planopzet en –motivering Hier wordt aangegeven welke systematiek (en waarom) voor het bestemmingsplan wordt gehanteerd: een gedetailleerd of een globaal bestemmingsplan, dan wel een mengvorm hiervan. 1.4 Vigerende bestemmingsplannen Vermeld moet worden welke bestemmingsplannen er gelden voor het perceel of gebied waarvoor een nieuw bestemmingsplan moet worden opgesteld. 1.5 Leeswijzer Kort wordt aangegeven hoe de toelichting is opgebouwd.
2. Beschrijving plangebied 2.1 Functioneel-ruimtelijke analyse en waardering Welke functies zijn er aanwezig in het plangebied en welke waarde moet hieraan worden toegekend. 2.2 Stedenbouwkundig-ruimtelijke analyse en waardering Hierin wordt aangegeven wat de structuur is van het plangebied of, wanneer sprake is van een kleiner plangebied, van welke structuur het plangebied deel uitmaakt. Ook wordt hier aangegeven wat de verkeers- en verblijfsruimte in het gebied is en of er sprake is van openbaar groen (of speelplekken). 2.3 (Cultuur)historische waarden Is er sprake van cultuurhistorische waarden en zijn er monumenten aanwezig in het plangebied? Zo ja, dan dienen deze omschreven te worden.
3. Beleid 3.1 Bovengemeentelijk beleid
76
Bestemmingsplan Standaard Stedelijk
Gemeente Oosterhout
Hier dient aangegeven te worden welk beleid van het rijk of de provincie van toepassing is op het plangebied. Mogelijk is er in regionaal verband ook beleid van toepassing. 3.2 Gemeentelijk beleid Door de gemeente zijn voor verschillende beleidsterreinen beleidsnota’s opgesteld (ruimtelijke ordening, verkeer, wonen, ouderen en jongeren, welstand, water, etc. etc.). Voor zover van toepassing moet hiervan melding worden gemaakt en moet worden aangegeven op welke wijze met deze beleidsnota’s rekening is gehouden.
4. Uitgangspunten en randvoorwaarden (volgorde is willekeurig) 4.1 Verkeer en parkeren Wat zijn de gevolgen van de geplande ontwikkeling in het plangebied voor het verkeer (verkeersaantrekkende werking, verkeersafwikkeling e.d.)? Qua aantal te realiseren parkeerplaatsen moet voldaan worden aan de normering volgens het gemeentelijk beleid. 4.2 Wet geluidhinder Door middel van een akoestisch onderzoek moet worden aangetoond, dat de beoogde ontwikkeling past binnen de kaders van de Wet Geluidhinder en of t.b.v. deze ontwikkeling een ontheffing op grond van de Wet geluidhinder moet worden verleend. 4.3 Bodem Er moet een bodemonderzoek worden verricht. Aangetoond dient te worden, dat de gronden geschikt zijn voor de te realiseren functies. Indien hieruit blijkt dat er sprake is van bodemverontreiniging, moet worden aangegeven op welke wijze deze wordt gesaneerd. 4.4 Archeologie en cultuurhistorie Als het plangebied een grotere oppervlakte heeft dan 100 m² en is vermeld op de provinciale archeologische waardenkaart, dient een archeologisch onderzoek te worden verricht. Daarnaast moet worden ingegaan op de cultuurhistorische waarden in het gebied, o.a. dient aangegeven te worden in hoeverre er gemeentelijke of rijksmonumenten aanwezig zijn en op welke wijze daarmee wordt omgegaan. 4.5 Luchtkwaliteit Aangetoond moet worden, dat de beoogde ontwikkeling past binnen de normering op het gebied van luchtkwaliteit, vooral in relatie tot het aantal (te verwachten) verkeersbewegingen in en rond het plangebied.
77
Bestemmingsplan Standaard Stedelijk
Gemeente Oosterhout
4.6 Water Er dient een waterparagraaf te worden opgenomen. Beschreven dient te worden op welke wijze in de afvoer van hemel- en afvalwater zal worden voorzien. Ligging van het plangebied in een grondwaterbeschermingsgebied speelt hierbij een wezenlijke rol. 4.7 Natuur / (openbaar) groen / Flora en fauna Is er sprake van een aanwezigheid van een ecologische verbindingszone? Ligt het plangebied in (of nabij) een groene of ecologische hoofdstructuur? Zo ja, op welke wijze is hiermee in de planontwikkeling rekening gehouden. Is er bestaand openbaar groen in het plangebied aanwezig en wat zijn de gevolgen van de planontwikkeling voor dit openbaar groen? Ook moet in kaart worden gebracht of er (monumentale) bomen in het plangebied aanwezig zijn en wat de gevolgen zijn van de planontwikkeling voor deze bomen. Onderzocht moet zijn of in het plangebied planten of dieren voorkomen, zoals bedoeld in de Flora- en Faunawet. 4.8 Externe veiligheid In ruimtelijke projecten dient ten aanzien van externe veiligheid naar verschillende aspecten te worden gekeken, namelijk: - bedrijven waar opslag, gebruik en/of productie van gevaarlijke stoffen plaatsvindt of waar zich installaties bevinden waaraan risico’s zijn verbonden waardoor effecten van ongevallen buiten het terrein van de inrichting merkbaar zijn; - vervoer van gevaarlijke stoffen over de weg, het spoor, het water of door leidingen Wanneer hiervan sprake is moet het zogeheten plaatsgebonden risico en het groepsrisico in beeld worden gebracht. 4.9 Milieu Aangegeven dient te worden, of er binnen of in de omgeving van het plangebied activiteiten plaatsvinden, die nadelig (kunnen) zijn voor de uitoefening van functies, die in het plan zijn geprojecteerd, danwel of die functies een belemmering kunnen (gaan) inhouden voor de uitoefening van die activiteiten. 4.10 Duurzaamheid Dit aspect kan vooral bij grootschaliger ontwikkelingen een rol spelen. Te denken valt aan een beschrijving van toe te passen duurzame bouwmaterialen, energiezuinig bouwen, energiebeheer (warmtepomp) e.d.
4.11 Kabels en leidingen Aangegeven moet worden, of er kabels en leidingen aanwezig zijn binnen of aan de rand van het plangebied en of deze mogelijk verlegd moeten worden.
78
Bestemmingsplan Standaard Stedelijk
Gemeente Oosterhout
5. Beschrijving voorgenomen ontwikkeling De ruimtelijke ontwikkeling, welke ten grondslag ligt aan het bestemmingsplan, dient nader beschreven te worden. Vanuit een beschrijving van het projectgebied met de directe omgeving ervan, wordt de voorgenomen ontwikkeling beschreven, mogelijk inclusief een beschrijving van het onderliggende bouwplan. Deze beschrijving dient als een stedenbouwkundige verantwoording. Een belangrijk onderdeel hiervan bij bestemmingsplannen, waar woningbouw aan de orde is, vormt het in het plan te realiseren woningbouwprogramma
6. Juridische uitvoerbaarheid 6.1 Het juridische plan Aangegeven wordt voor welke juridische planvorm is gekozen. Tevens wordt ingegaan op de Standaard Vergelijkbare bestemmingsplannen (SVBP). 6.2 Bestemmingen De diverse gehanteerde bestemmingen worden genoemd, waarbij deze kort worden beschreven. 6.3 Afwijkingen van het Handboek Standaardregels Het handboek Standaardregels vormt de basis van het te maken bestemmingsplan en dient zoveel mogelijk gevolgd te worden. Niettemin kunnen afwijkingen gerechtvaardigd zijn. Deze afwijkingen moeten nader aangeduid en gemotiveerd worden in deze paragraaf.
7. Maatschappelijke en economische uitvoerbaarheid 7.1 Maatschappelijke uitvoerbaarheid Aangegeven dient te worden welke procedure (vooroverleg, inspraak,ontwerp) het bestemmingsplan heeft doorlopen. De resultaten van het vooroverleg, inspraak en de zienswijzenprocedure bij vaststelling worden hier verwoord, voorzover die fase van de procedure reeds is doorlopen. 7.2 Economische uitvoerbaarheid Hier moet worden ingegaan op de economische uitvoerbaarheid van het plan en of er een grondexploitatie of de noodzaak tot vaststelling van een exploitatieplan, aan de orde is.
79
Uitbestedingsformulier
Uitbestedingsformulier Verzending volgens Handboek (digitale) Bestemmingsplannen Gegevens afzender: Gemeente Oosterhout Postbus 10150 4900GB Oosterhout Aan: Naam: Contactpersoon: Adres: Postcode Woonplaats:
. . . .
Datum verzending: Referte:
. .
Naam Bestemmingsplan: Status Bestemmingsplan:
. .
Bestemmingsplan opstellen conform 1. RO Standaarden 2008 (bestemmingsplan-relevante onderdelen) 2. Handboek (digitale) Bestemmingsplannen en bijlagen
Beschikbaar te stellen / toegankelijke / af te leveren bestanden: • • • • • • • •
Handboek (digitale) Bestemmingsplannen (incl. bijlagen) (PDF) T.b.v. Planregels; Template (DOC en PDF) T.b.v. Planregels; Template Bijlage 1 Planregels; Bedrijvenlijst (XLS) T.b.v. Plantoelichting; Template (DOC en PDF) T.b.v. Plankaart(en); Grens Bestemmingsplangebied (DGN of DXF) T.b.v. Plankaart(en); Template Legenda (DGN of DXF) Ondergrond (DGN of DXF), conform RijksDriehoek-coördinaatstelsel) Dit opdrachtformulier (DOC)
Opleveringsformulier
Opleveringsformulier Verzending volgens RO Standaarden 2008 en Handboek (digitale) Bestemmingsplannen Aan: Gemeente Oosterhout Postbus 10150 4900GB Oosterhout Gegevens afzender Naam: Contactpersoon: Planopsteller: Adres: Postcode Woonplaats:
. . . . .
Datum verzending: Referte:
. .
Naam Bestemmingsplan: Status Bestemmingsplan: Datum Bestemmingsplan:
. . .
Conform 1. RO Standaarden 2008 (bestemmingsplan-relevante onderdelen) 2. Handboek (digitale) Bestemmingsplannen en bijlagen
Beschikbaar te stellen / toegankelijke / af te leveren bestanden: Standaard (verplicht cf. RO Standaarden 2008) • Plankaart(en) (GML en PDF) • Planregels (HTML) • Plantoelichting (PDF) • Bijlagen bij de Plankaart (PDF) • Bijlagen bij de Planregels (PDF) • Bijlagen bij de Toelichting (PDF) • Ingevuld Geleideformulier (XML en PDF) Aanvullend (indien planopsteller over genoemde software beschikt) • Planregels (DOC en PDF) o Bijlagen bij de Planregels (DOC, XLS en PDF) • Plantoelichting (DOC en PDF) o Bijlagen bij de Plantoelichting (DOC, DGN, XLS en PDF) • Plankaart(en) (DGN) o Bijlagen bij de Plankaart (DGN) o Ondergrond (DGN) (is dezelfde als die de gemeente heeft aangeleverd bij opdrachtverstrekking)