Hagelgeweren Gladde loop Vooral klein wild + waterwild
Types hagelwapens 1. Geweren met 1 loop è Handrepetitie o pompsysteem (riot gun) o hefboomsysteem o grendelsysteem è Halfautomaten o huls wordt door gasdruk uitgeworpen en nieuw patroon id kamer o deel van ontploffingsgas wordt gebruikt o zoals buksen: § max 2 patronen in magazijn (eventueel 1 id loop) § vast magazijn
2. Dubbelloopsgeweren è Meest voorkomend systeem (dus ook alleen dit bespreken id cursus) è meestal kiploop è sleutel om wapen te openen (weg van u draaien) è trefzekerheid even goed voor de 2 lopen, want baan van de lopen kruisen Juxtaposé è fijner è lichter è meer oefening nodig è meestal 2 trekkers Superposé è zwaarder è minder terugslag è meestal 1 trekker
Onderdelen van een kiploop geweer è è è è
lopen slot kalf Voorhout (dus in tegenstelling tot karabijnen, 2 stukken hout)
1. De loop = gladde buis van hoogwaardige staallegering
è meestal tussen de 60 en 80 cm (meestal 71 cm) o loop > 30 cm o wapen > 60 cm è 2 lopen aan elkaar bevestigd zodat hagel op 35m samenkomt (zowel super als juxtaposé) è Bestaat uit o patroonkamer o overgangsconus o ziel o choke o viziering o loophaken A) Patroonkamer è achtereinde van de loop è dikkere wand (om aan hoge druk te weerstaan) è grotere diameter dan loop è functie: positioneren van patroon in wapen BELANGRIJK • • •
•
patroon in afgeschoten toestand > gewoon patroon ALLE lengtes die vermeld zijn van een afgeschoten patroon EX: De lengte van de kamer moet > of = aan lengte van afgeschoten huls o lengte kamer = exclusief overgangsconus o korter patroon in langere kamer mag wel! Lengte en kaliber te vinden op zijkant loop + verpakking patronen
Kamerlengte (inch) 2 ½ 2 ¾ 3 3 ½
Kamerlengte (mm) 65 70 76 89
Oud, nt meer gebruikt Meest courante Magnum Alleen in Frankrijk gebruikt
B) De overgangsconus è vernauwing idem als kogelgeweren è doel o overgang kamer è ziel geleidelijk aan laten verlopen o om druk niet te fel te doen oplopen C) De ziel = cilindrisch gedeelte van de loop Bepaalt het kaliber van de loop •
Kaliberbepalingen o Hoe ooit bepaald? § 1 pond opdelen in 12/16 of 20 gelijke bollen
•
§ Diameter van die bollen = grootte van het kaliber § Hoe groter het kaliber, hoe minder diameter o in Vlaanderen: 12, 16 en 20 voor de jacht Kaliber belangrijk voor terugslag ð Hoe kleiner de ziel hoe groter de terugslag
Kaliber 12 16 20
Diameter 18,1 – 18,6 16,7 -‐ 16-‐9 15,6 -‐ 15,9
D) choke = progressieve vernauwing ah einde van de loop van 0 to 1 mm è hagel blijft langer bij elkaar è betere dodelijke werking Choke (voor kaliber 12) No choke
Mm
0 mm, cilindrische loop ¼ choke 0.25 ½ choke 0.50 ¾ choke 0.75 Full choke 1 OPM: deze chokes zijn voor loodhagel OPM: kaliber 20 altijd full choke ð staalhagel = minder samendrukbaar => max 0.5 choke (full choke voor staal) -‐ Hoe choke kiezen? o afhankelijk van hoe ver je wilt schieten o bij dubbelloopsgeweren è eventueel ≠ chokes è 1e loop kleine choke è 2e loop grote choke (wild is bij 2e schot al verder) o bosjacht (kortbij schieten, 15-‐20 m) è ¼ choke 1e loop è ½ choke 2e loop o Veld en waterwild jacht (35 m) è ½ eerste loop è ¾ of Full choke voor 2e loop o Juxtaposé: altijd rechts minste choke (eerst schieten) o superposé: eerste loop minste choke (eerst schieten) -‐ Eventueel ook verstelbare chokes
E) Richtmiddelen • Belangrijkste richtmiddel = oog o vooral wild in beweging o reflexbeweging = belangrijk o alles moet snel gaan • Kolf = heel belangrijk hulpmiddel • Richten gebeurt met bies en korrel o bies § op de lopen (superposé) § tussen de lopen (juxtaposé) § kan openingen bevatten = geventileerde bies è koelt sneller af F) scharnierhaken ð kunnen aanduiden ð haakt de lopen aan het slot G) ejectoren ð zorgen voor uitwerpen van lege hulzen na het schieten ð aangedreven door veren in voorhout
2. Het slot Bevat verschillende mechanisme -‐
-‐
-‐
-‐
vergrendeling vd lopen o = mechanisch systeem dat lopen stevig afsluit o Functie: è gasdicht afsluiten samen met huls è dicht houden van geweer o sleutel opent het geweer opspan en afvuurmechanisme o idem als karabijn o Trekker => slagveer => hamer => slagpin op slaghoedje o opspannen gebeurt door openen geweer o vroeger: mechanisch en uitwendig haan opspannen Trekkermechanisme o Maakt de haan vrij o Trekkerweerstand: 1,6 – 2 kg (ong helft gewicht wapen) è Te licht: wapen gaat te snel af è te zwaar: afwijking bij schieten e o 1 trekker lichter dan 2e trekker è zodat niet afgaat bij schieten Veiligheidsmechanisme = belangrijk hulpmidden maar niet te vertrouwen
o
o
≠ types è Trekkerveiligheid è tuimelaarveiligheid è slagveiligheid Alleen veilig als è gebroken è ongeladen è veilige richting
3. De kolf •
Het belang van de kolf o heel belangrijk als richtmiddel o snel en gemakkelijk oog voor de loop plaatsen o Goed op maat laten maken
De kolfvormen -‐ -‐
verschillende vormen worden gemaakt meest gebruikte is pistoolgreep (cursus p 589 )
De Afmetingen -‐ -‐
-‐ -‐
zwaartepunt best thv scharnier Kolflengte o = afstand van trekker tot midden kolf o = 35-‐38 cm o Juiste lengte is belangrijk è te kort: te veel terugslag + laag schieten è te lang: te hoog schieten è Bepalen: kolf in elleboogplooi => 1e vingerkootje rond trekker Helling de schranking o plaatsen van geweer voor dominante oog
4. het voorhout = gedeelte vooraan onder de lopen -‐
functies o steun bij het richten o het wapen bij elkaar houden o ejectormechanisme o opspanmechanisme bij kiploop o magazijn bij semiautomaten of riotgun
De Hagelpatroon 1. De huls o o o o
meestal plastic of karton metalen bodemkap met slaghoedje è uitstekende rand zoals randpatroon buksen Lengte van een patroon staat er altijd op lengte afgeschoten huls < kamerlengte !!!!!
2. Prop o o o
De prop bevindt zich tussen kruit en hagel plastic of vilten materiaal Functies è gasdichte afsluiting tussen kruit en hagel • geen verlies van druk • zorgen dat hagel niet aaneen smelt è voorkomen van trosvorming è Schokdemper (minder terugstoot) è plastic prop met bekervorm: • omgeeft de hagel • geen vervorming bij passage door loop • regelmatige spreiding è minder vervuiling van de loop
3. kruitlading o o o o
Offensief (snel ontbrandend) progressief (traag ontbrandend) ong 500 bar druk in de kamer kal 12 ong 2 g kruit
4. Hagellading -‐
-‐ -‐
= groot aantal bolvormige korrels o Lood-‐antimoon legering o Gehard voor gebruik è smelten minder snel 12 kal 70mm: 28-‐36 g hagel (meestal 32) verschillende soorten en vormen o kubusvorming: van dichtbij minder schade aan wild (dispersante hagel)
Hageldikte • •
≠ gestandaardiseerd belangrijkste = FN nummering o hoogste nummer = kleinste korrel
Nummer 9 Mm 2
8 2.2
7 2.4
4 3
2 3.4
0 3.8
00 4.1
Spreiding -‐ -‐
-‐
-‐
hagel verspreidt zich eens uit de loop spreiding = de breedte van de hagelbundel o 50 m van de loopmond: ± 5m o 100 m van de loopmond: ± 15m Verdeling van hagel o kernhagel (centraal) o randhagel Spreiding beïnvloed door: o dikte van de korrel: hoe dikker, hoe minder o de prop: schotel minder dan gewone prop o choke: hoe meer hoe minder spreiding o materiaal: staal minder spreiding
Dekking -‐ -‐
verdeling van de hagelkorrels op een doel afh van o kaliber o soort hagel o massa lading
Draagvermogen en reikwijdte -‐
-‐
snelheid o loopmond: 350-‐400 m/s o op 40 m: 200 m/s Afstand o afhankelijk van korreldikte vooral o 100 m per mm dikte
Dodelijke werking -‐
shock op zenuwstelsel door transfer van kin energie
-‐
𝐸𝑘𝑖𝑛 =
-‐ -‐
korrels voldoende kin energie en snelheid om te doden en niet te verwonden niet schieten > 40 m
!"² !
Gladloopkogelpatroon (“brennekes”) -‐ -‐ -‐ -‐ -‐
zware loden kogels toegestaan in drijfjacht trager (450 m/s) è kin energie = lager alleen accuraat to 50 m prop blijft vasthangen aan kogel
Alternatieve hagel Altijd lood gebruikt -‐ -‐ -‐
gemakkelijk te smelten grote dichtheid vervormbaar
Maar: lood = giftig è verboden Er zijn ≠ alternatieven
1. Tin -‐ -‐ -‐
goed vervormbaar lage dichtheid è minder massa in patroon è minder energie niet goed bruikbaar
2. Bismut -‐ -‐ -‐ -‐ -‐
vrij vergelijkbaar met lood 1 korrel groter schieten è zelfde kin energie minder korrels in zelfde patroon è minder ver schieten Minder druk nodig nadeel: duur
3. staal -‐ -‐ -‐
goedkoop Problemen: 1) dichtheid hagel = 70 % van dichtheid lood è kin energie / korrel kleiner opl: o hagel 2 nummers dikker schieten è maar dekking minder o snelheid groter maken è met meer druk afschieten è maar zien dat wapens tegen verhoogde druk kunnen (1100-‐1200 bar) è vooral oppassen met oudere geweren
2 ) staal = heel hard -‐ problemen o gevaarlijke ricochet o staalhagel vervormt zich niets è druk kan oplopen è Opl: schotelprop en dikkere wand o minder randhagel è meer compacte en minder lange hagelkolom è grotere kans op misschieten è opl: minder choke gebruiken bij staal of mengsel van hagelkorrels • kleinere korrels verliezen meer snelheidèkolom wordt langer
4. Wolfram -‐ -‐ -‐
zeer hard grote dichtheid soms beter dan hagel maar onbetaalbaar
Veiligheid en hagelgeweren -‐ -‐ -‐
-‐ -‐ -‐ -‐ -‐ -‐ -‐
nooit richten naar iemand oppassen voor omgeving bewaring: o trekkerslot o slot op zak/koffer o open o ongeladen nooit op straat/water schieten (gevaar voor afketsen) altijd juist kaliber gebruiken lopen vrij zijn oorbescherming + bril nooit met geladen wapen klimmen geen alcohol + wapens nooit geladen wapens vervoeren