Memo begrippen 3 HAVO H2 DE TIJD VAN WERELDOORLOGEN: OP WEG NAAR DE RODE TERREUR Begrippen die je al gehad hebt en voor dit hoofdstuk ook moet kennen: monarchie, republiek, democratie, ministeriële verantwoordelijkheid, grondwet of constitutie, kolonie. Kapitalisme
Een manier van denken over de economie. Uitgangspunt is dat iedereen zo veel mogelijk voor zijn eigen inkomen zorgt door een bedrijf of door ergens te gaan werken en dat iemand de opbrengst van het bedrijf of zijn werk zoveel mogelijk zelf mag houden. De overheid of de regering moet bedrijven en iedereen zoveel mogelijk zijn eigen gang laten gaan.
Socialisme
Een verzamelnaam voor allerlei politieke stromingen en bewegingen die streven naar een maatschappijvorm die is gebaseerd op gelijkheid, sociale rechtvaardigheid en solidariteit tussen alle leden van een samenleving.
Marxisme
Een van de stromingen binnen het socialisme. De opvattingen van Karl Marx (±1850) zijn: tot nu toe is er altijd en overal een heersende klasse (adel, geestelijkheid en nu kapitalisten) die de rest voor zich laten werken en in hun greep houden. Marx verwacht dat de arbeiders van zijn tijd, het proletariaat, dat niet langer zullen pikken, de macht zullen grijpen, de kapitalisten en het kapitalisme vernietigen en een nieuwe samenleving gaan organiseren: een communistische samenleving.
Communisme of communistische samenleving
Een samenleving die via een revolutie tot stand komt. Een kleine groep revolutionairen grijpt met geweld de macht. Hoofdkenmerken: Economisch: alle productiemiddelen (natuur, kapitaal, arbeid) zijn gezamenlijk bezit. Er is dus geen privé-eigendom meer en er is geen heersende en uitbuitende klasse meer. Politiek: Door gezamenlijk bezit is er nog maar één klasse en hebben mensen alleen nog één gezamenlijk belang. Daarom is er ook nog maar één politieke partij nodig, de communistische. Die waakt over het gezamenlijk belang en straft mensen die daar volgens de communisten anders over denken.
Bolsjewieken
Sinds Lenin de naam voor Russische communisten. Ze geloofden in de ideeën van Karl Marx die voorspelde dat er een revolutie van arbeiders zou komen; de bolsjewistische partij zou deze revolutie moeten leiden. Sociaal-democratie
Socialisten die via vertegenwoordigers in het parlement, en dus langs
democratische weg, streven naar een samenleving met meer gelijkheid, meer sociale rechtvaardigheid en meer solidariteit.
Memo begrippen havo 3 Liberalisme
Een stroming die zoveel mogelijkheid vrijheid wil voor ieder individu op politiek, op economisch, op sociaal, op godsdienstig gebied. De taak van de overheid is die vrijheid beschermen en bewaken. Politiek betekent dit: burgers moeten beslissende invloed hebben op wetten. Economisch betekent dit: kapitalisme en vrijhandel.
Nationalisme
1-Als een natie streeft naar de vorming van een eigen staat voor die natie. 2-Als een bepaald land vooral naar zijn eigen belang kijkt waar andere landen zonodig maar voor opzij moeten gaan of worden gezet.
(Modern) imperialisme
West-Europese landen veroveren grote delen van Afrika en Zuid-Azië tussen 1870 en 1900. Van de veroverde gebieden maken zij kolonies.
Totale oorlog
Een oorlog die zich niet beperkt tot een gevecht tussen militairen, maar waar de hele samenleving en dus alle burgers bij betrokken raken door bombardementen, tekorten, blokkades, ingrijpen van de overheid enz.
Centralen
Bondgenootschap tijdens de Eerste Wereldoorlog van vooral Oostenrijk-Hongarije en Duitsland dat vocht tegen de geallieerden Frankrijk, Engeland, Rusland en V.S. Collectivisatie
Door Stalin gedwongen afstand van grondbezit en onderbrenging van boeren in collectieve boerderijen. Donaumonarchie of Oostenrijk-Hongarije
Het keizerrijk dat tot 1918 bestond en waarvan Oostenrijk, Hongarije, Tsjechië, Slowakije en Bosnië deel uitmaakten (ook wel Habsburgse rijk genoemd en Dubbelmonarchie). Eenpartijstaat
Een staat waarin maar één partij is toegestaan die alle macht heeft. Burgers hebben
in feite dus geen keuze bij verkiezingen. De Sovjetunie (1917-1991) en Nazi-Duitsland (1933-1945) waren éénpartijstaten. Eerste Wereldoorlog
Grote oorlog (1914-1918) waarin Europese landen, met hun kolonies, tegenover elkaar stonden en waaraan de Verenigde Staten vanaf 1917 een mondiaal karakter gaven.
Memo begrippen havo 3 Februarirevolutie
De opstand van arbeiders en soldaten die februari 1917 in Sint Petersburg begon met demonstraties en stakingen en die ertoe leidde dat de tsaar afstand moest doen van de troon. Loopgraven
In de grond uitgegraven gangen waarin soldaten bescherming zochten tegen vijandelijk vuur (mitrailleurs en handgranaten). Tijdens WO I hadden de Centralen en de Geallieerden tegenover elkaar 1000-en kilometers loopgraaf liggen.
Nationalisatie/ Nationaliseren
Wanneer de regering van een land privé-bezitters van alle grond, dus ook mijnen!, fabrieken en machines onteigent en overal staatsbezit van maakt.
Oktoberrevolutie
De revolutie van oktober 1917 in Rusland die als resultaat had de machtsovername door de bolsjewieken= communisten onder leiding van Lenin. Propaganda
Intensief reclame maken voor de ideeën van een bepaalde partij of persoon via bijvoorbeeld de radio en de krant; het doel is zoveel mogelijk mensen te overtuigen dat als ze jou volgen het er allemaal beter op zal worden.
Sovjet
Een afdeling van de communistische partij in een dorp of stad of stadsdeel. Die stuurden vertegenwoordigers naar hogere s.
Sovjetunie of USSR = Unie van Socialistische Sovjet Republieken
Een unie van republieken waarin sovjets bestuurden, officieel opgericht in 1922 en uit elkaar gevallen in 1991.
Strafkampen
kampen in de Sovjetunie waar mensen die zich in woord en/of daad verzetten tegen de communistische regering onder vaak verschrikkelijke omstandigheden dwangarbeid moesten verrichten. Totalitaire staat
Een staat die het doen, het laten en het denken van de inwoners totaal probeert te beheersen en te controleren. Ze proberen het zover te krijgen dat je niet meer weet of en zo ja wie je nog kunt vertrouwen. De Sovjetunie en Nazi-Duitsland zijn voorbeelden van totalitaire staten. Triple Entente
Bondgenootschap tussen Frankrijk, Engeland en Rusland dat tijdens WOI vocht tegen de Centralen.
Memo begrippen havo 3 Tsaar
Russische benaming voor de keizer. Vijfjarenplannen
Plannen voor vijf jaar waarin stond welke producten, welke hoeveelheden van die producten en met welke kwaliteit in een periode van vijf jaar geproduceerd moesten worden.
Memo begrippen havo 3 H3 DE TIJD VAN WERELDOORLOGEN: DE TWEEDE WERELDOORLOG Begrippen die je al gehad hebt en voor dit hoofdstuk ook moet kennen: totalitaire staat, propaganda, nationalisme, totale oorlog. Verdrag van Versailles
Verdrag dat in 1919 een einde maakte aan WO !. Daarin werd bepaald dat Duitsland de schuld droeg voor de oorlog en ‘dus’ hoge herstelbetalingen moest betalen aan de overwinnaars, geen aanvalsleger, luchtmacht en zeemacht mocht hebben, in het Rijnland geen militairen mocht legeren en grote gebieden in Europa en overzee moest afstaan. Republiek van Weimar
Naam voor de Duitse parlementaire democratie tussen 1919 en 1933. Door de machtsovername van Hitler kwam er een einde aan de Rep. van Weimar. Inflatie
Waardedaling van het geld door het toenemen van de hoeveelheid geld of door het stijgen van de prijzen. De wet van vraag en aanbod gaat dus ook op voor geld. Economische crisis
Een periode waarin het slecht gaat met de economie van een land. In 1929 brak er een enorme crisis uit in de V.S., die in heel Europa maar vooral in Duitsland veel werkloosheid tot gevolg had en dus ontevredenheid.
Derde Rijk
Een veel gebruikte naam voor Duitsland in de periode 1933 1945; de nazi’s onder leiding van Hitler waren toen aan de macht. Het Derde Rijk was een totalitaire staat die was ingericht volgens de ideologie van de nationaal – socialisten.
Ideologie
Een samenhangend geheel van denkbeelden over politiek/ (bestuur) en samenleving Voorbeelden zijn: het nationaal-socialisme, het fascisme, het katholicisme.
Nationaal-socialisme
Duitse variant van het fascisme met racistische basis. De leer van Hitler: de democratie moet plaats maken voor één leider, de Führer; het Duitse volk moet `levensruimte' hebben, Duitsland moet een groot land worden; joden (en ook zigeuners en homoseksuelen) zijn minderwaardig en moeten uitgeroeid worden. Aanhangers van het nationaal-socialisme worden nazi's genoemd.
Rassenleer van de nazi’s
Er bestaan verschillende rassen, het (arische) ras waar nazi’s bij horen is beter en dus meer waard dan andere rassen en daarom mag je mensen van die andere rassen ‘wegzuiveren’ = opsluiten en vermoorden.
Memo begrippen havo 3 Antisemitisme
Jodenhaat Conferentie van München
Vergadering van Duitsland, Frankrijk, Engeland en Italië in 1938 over Tsjechoslowakije. Besloten werd dat Tsecho-Slowakije het gebied tegen de Duitse grens, het Sudetenland, aan Hitler moest afstaan, om zo de vrede te bewaren. Tweede Wereldoorlog
Grote oorlog (1939-1945) waarin de As-mogendheden Duitsland, Japan en Italë en de Geallieerden VS, Engeland, Frankrijk tegen elkaar vochten in Europa, Afrika en Azië. Bezetting
Als een land of gebied door een ander land is veroverd en de bezetter het bestuur over dat land helemaal overneemt of onder controle heeft.
Holocaust
Een ander woord voor de vervolging en vernietiging door de Nazi’s van met name joden, maar ook zigeuners en homo’s.
Concentratiekamp
Een kamp waarin een regering 1) andersdenkenden opsluit, die als gevaarlijk worden beschouwd of 2) mensen die als minderwaardig worden beschouwd.
Razzia
Een georganiseerde klopjacht op mensen die worden opgepakt en vervolgens in de gevangenis worden gestopt, worden afgevoerd naar kampen of gedwongen om te werken. De Duitsers hielden razzia’s m.n. op Joodse Nederlanders.
Geallieerden (1941-1945)
De naam voor de landen die met elkaar afspraken maakten in hun strijd tegen Duitsland, Italë en Japan. De belangrijkste waren de V.S., de SU, Engeland. Zij spraken o.a. af onvoorwaardelijke overgave te eisen, de Verenigde Naties op te richten en zij trokken nieuwe grenzen voor Duitsland, Polen en Rusland.
Slag bij Stalingrad
Winter 1942/1943. De Russen wonnen. Dit bleek het beslissende keerpunt voor het Oostfront van WO II. De Russen rukten daarna op richting Berlijn.
D-day
Decision-day 6 juni 1944: de dag van de invasie van geallieerde legers in Normandië. Dit bleek het beslissende keerpunt voor het Westfront van WO II. O.l.v. de Amerikanen rukten de westelijke geallieerde legers op naar Berlijn.
Memo begrippen havo 3 Genocide
Welbewust op grote schaal mensen doden die bij een bepaald ras, een bepaald volk of een bepaalde groep horen omdat jij van mening bent dat dat ras, volk of groep geen bestaansrecht heeft. Het doden van Joden op grote schaal tijdens WO 2 is een voorbeeld van genocide. Genocide heeft tussen WO 2 en nu ook nog miljoenen mensen het leven gekost in o.a. Afrika en het vroegere Joego-Slavië.
Distributie
Letterlijk: verdelen van goederen. Soms wordt bedoeld: de overheid regelt de verdeling van (schaarse) goederen via bonnen zodat iedereen wat krijgt. Het gaat dan vooral om primaire levensbehoeften(voedsel, kleding)
Memo begrippen havo 3 H5 DE TIJD VAN TELEVISIE EN COMPUTER: DE KOUDE OORLOG Verenigde Naties (VN of UNO)
Een internationale organisatie, opgericht in 1945, waarin de meeste landen van de wereld met elkaar overleggen o.a. over vrede, veiligheid, voedsel, gezondheid e.d.
Duitse deling
Duitsland en hoofdstad Berlijn bleven na WO II van 1945 tot 1990 verdeeld in Oost- en West-Duitsland/ Oost- en West Berlijn.
Ijzeren Gordijn
De scheidslijn van prikkeldraad van de Oostzee naar de Zwarte Zee, dwars door Europa, die in de tijd van de Koude Oorlog het Oostblok hermetisch afsloot voor het Westblok.
Oostblok
Het door communisten beheerste Oost-Europa o.l.v. de SU (1945-1989).
Westblok
Het door de VS geleide bondgenootschap van West- Europa, Griekenland, Turkije, de VS en Canada.
Berlijnse muur (1961-1989)
Een muur die dwars door Berlijn werd gebouwd door de DDR om het Ijzeren Gordijn en leegloop van de DDR helemaal dicht te maken. Je kon niet meer van Oost naar West en omgekeerd.
BRD
Bundesrepublik Deutschland. De naam voor West-Duitsland van 1949-1990 en vanaf 1990 de naam van het herenigde Duitsland.
DDR
Deutsche Demokratische Republik of Oost-Duitsland 19491990.
Wiedervereinigung/ De vereniging van Oost- en West-Duitsland tot één land in Duitse eenwording 1990 na de val van de Berlijnse muur. Bewapeningswedloop
Een soort wedstrijd tussen landen om zelf zo veel mogelijk wapens te verkrijgen en daarmee de vijanden af te schrikken. Koude Oorlog
Periode van vijandschap (1945-1989) tussen het kapitalistische Westen en het communistische Oosten, waarin het nooit tot een echte oorlog tussen de grootmachten (de VS en de SU) kwam.
NAVO
Noord-Atlantische Verdragsorganisatie, opgericht in 1949. Militair samenwerkingsverband tussen de VS, Canada en een aantal Europese landen dat in eerste instantie gericht was tegen de dreiging van het communisme. Nu beschouwen de lidstaten zich onmisbaar als peace-keeper overal ter wereld. Warschaupact
Militaire samenwerking tussen de Sovjetunie en bondgenoten (het Oostblok); opgericht in 1955. Tegenhanger van de NAVO en opgeheven na afloop van de Koude Oorlog in 1989. Dominotheorie
De gedachte dat wanneer één (Aziatisch) land communistisch zou worden andere landen in de buurt ook om zouden vallen naar communisme.
Perestrojka (1985-1991)
Een grondige herziening van het communistische systeem in de SU vanaf 1985 o.l.v. Gorbatsjov. De effecten waren na 6 jaar gigantisch: einde USSR, einde Oostblok, einde Duitse deling, invoering kapitalisme.
Memo begrippen havo 3 H 6 DE TIJD VAN TELEVISIE EN COMPUTER: NEDERLAND Begrippen die je al gehad hebt en voor dit hoofdstuk ook moet kennen: NAVO Sociale zekerheid Alle wetten die er voor zorgen dat er voor iedereen in Nederland een vangnet is als hij/zij te maken krijgt met geheel of gedeeltelijk verlies van inkomen door ziekte, werkloosheid, ouderdom. Tolerantie
Verdraagzaamheid. Bereid zijn om rekening te houden met andere opvattingen en gewoonten van medemensen dan je zelf hebt.
Consumptiemaatschappij
Een maatschappij waarin heel erg van belang is dat mensen zo veel mogelijk producten kopen en kunnen kopen. Hoe meer producten er ‘nodig’ zijn, hoe meer mensen die moeten maken, inkomen krijgen voor het werk dat ze doen en dat inkomen vervolgens weer uitgeven aan het kopen van producten.. Europese Unie (EU)
Het samenwerkingsverband van 27 Europese landen sinds 1993, voortgekomen uit de Europese Gemeenschap (EG).
Globalisering
Globe = wereld. Goederen, mensen, informatie, geld verplaatsen zich steeds meer en steeds gemakkelijker over de hele wereld. Het lijkt alsof grenzen wegvallen.
Harmoniemodel
Manier van politiek bedrijven waarbij alle partijen (bijvoorbeeld werkgevers en werknemers en/of de overheid) zoveel mogelijk proberen in overleg en goede samenwerking conflicten te voorkomen. Massamedia
De pers (kranten en tijdschriften), de radio en de televisie waar iedereen= de massa zijn informatie vandaan haalt.. Multiculturele samenleving
Een samenleving waarin mensen met verschillende culturen en geloven met elkaar samenleven. Verzuiling
Indeling in de samenleving naar maatschappelijke achtergrond, zoals godsdienst en politieke stroming. Katholieken, protestanten, socialisten hadden ieder hun eigen
politieke partij, kranten, radio- en tvomroep, vakbonden, verenigingen. Tussen de verschillende zuilen bestonden weinig contacten. Ontzuiling
Doorbreking van de scheidslijnen in de verzuilde Nederlandse samenleving vanaf de jaren zestig, mede doordat minder mensen naar de kerk gingen.
Memo begrippen havo 3 H 7 WIE BESLIST? Gemeenteraad
Door inwoners van een gemeente gekozen instelling die beslist wat er in een gemeente gaat gebeuren. Burgemeester
Is in een gemeente 1) de voorzitter van de gemeenteraadsvergaderingen, 2) voorzitter van het college van burgemeester & wethouders en 3) hoofd van de politie en brandweer. Wordt benoemd door de koning(in). Wethouders
Bestuurders van een gemeente die door leden van de gemeenteraad zijn gekozen. Ze ontwikkelen met ambtenaren voorstellen. De gemeenteraad beslist over die voorstellen en de wethouders zorgen ervoor dat de beslissingen van de gemeenteraad worden uitgevoerd.
Politieke partij
Een vereniging van mensen die in grote lijnen dezelfde opvattingen hebben over welke zaken en hoe die zaken in een land geregeld moet zijn.
Verkiezingen
Bij verkiezingen kun je stemmen op de partij waarvan jij vindt dat die de beste opvattingen heeft. Hoe meer mensen op een partij stemmen, hoe meer zetels/ vertegenwoordigers die partij krijgt in de volksvertegenwoordiging en hoe meer kans om haar opvattingen in praktijk te brengen via het parlement = de wetgevende macht.
Fractie
Groep gekozen volksvertegenwoordigers van eenzelfde partij in de volksvertegenwoordiging of in een gemeenteraad. B.v. de CDAfractie, VVDfractie, PvdAfractie.
Parlement
Volksvertegenwoordiging. De inwoners van een land kiezen uit kandidaten van politieke
partijen vertegenwoordigers. Deze vertegenwoordigers krijgen de wetgevende macht en controleren de regering of die de aangenomen wetten goed uitvoert. Tweede Kamer
Belangrijkste onderdeel van het Nederlandse parlement. Wordt direct gekozen. De Tweede Kamer heeft 2 hoofdtaken: 1) beslissingen nemen over de wetsvoorstellen van de regering; de Kamerleden kunnen de voorstellen van de regering wijzigen en ze kunnen ook zelf nieuwe wetten voorstellen. 2) Kamerleden controleren ook of de ministers hun werk goed doen.
Memo begrippen havo 3 Eerste Kamer
Indirect door de Provinciale Staten gekozen afdeling van het parlement die de beslissingen van de Tweede Kamer controleert. Formateur
Iemand die door de koning(in) wordt benoemd om een nieuwe regering te vormen. Kabinet
Alle ministers en staatssecretarissen o.l.v. de minister-president. Regering
Ministers en koning(in), ook wel de Kroon genoemd. De termen regering en kabinet worden meestal door elkaar heen gebruikt, maar regering is niet hetzelfde als kabinet!! Coalitie
Samenwerking van twee of meer politieke partijen in een regering. Die twee of meer partijen hebben in de volksvertegenwoordiging meer dan de helft van de zetels (76) en dus een parlementaire meerderheid of Kamermeerderheid. Oppositie
De fracties in de Tweede of Eerste Kamer die niet in de regering zijn vertegenwoordigd.
Wetgevende macht
De groep mensen die besluiten neemt over wetten en regels die ze voor het land nodig vinden. In een democratie heeft de gekozen volksvertegenwoordiging de wetgevende macht.
Uivoerende macht
De groep mensen die er voor moet zorgen dat de wetten en regels waarover de volksvertegenwoordiging een besluit heeft genomen zo goed mogelijk worden uitgevoerd. In Nederland hebben de koningin en de ministers o.l.v. de minister-president de uitvoerende macht. Zij mogen ook wetten voorstellen. Maar de volksvertegenwoordiging beslist daarover.
Staten – Generaal 1815 - nu
De naam voor de volksvertegenwoordiging in Nederland. Deze bestaat uit 2 Kamers, de 2de Kamer en de 1e Kamer of Senaat.
Identificatieplicht
De wettelijke plicht om aan te kunnen tonen dat je bent wie je zegt te zijn. Dat kan m.b.v. een identiteitsbewijs dat je krijgt van de overheid.
Inspraakrecht
Het recht dat iedere burger heeft om zijn mening te geven over of bezwaar aan te tekenen tegen plannen van de overheid. Memo begrippen havo 3
Europees Parlement
Volksvertegenwoordiging binnen de Europese Unie die advies geeft over voorstellen van de Europese Commissie en soms meebeslist. Het Europees Parlement heeft niet zoveel mee te beslissen omdat anders de parlementen van de 27 lidstaten niet veel meer te beslissen zouden hebben. Europese Commissie
Dagelijks bestuur van de Europese Unie, dat Europese afspraken voor alle 27 lidstaten voorstelt en controleert of gemaakte afspraken worden nageleefd. Raad van Ministers
Bijeenkomst van ministers van alle lidstaten van de EU, bijvoorbeeld die van economie of defensie of financiën. Zij beslissen dan over afspraken of geven de Europese Commissie opdracht om met een voorstel te komen. Europese Unie (EU)
Een samenwerkingsverband van nu 27 Europese landen. Bestaat sinds 1993, voortgekomen uit de Europese Gemeenschap (EG).