D
DE OLYMPIADE TENTOONSTELLING I/H ST. MUSEUM,
67
DE OLYMPIADE-TENTOONSTELLING IN HET STEDELIJK MUSEUM. Heeft nu, zoo vragen wij ons af, kunst en sport ten onzent eigenlijk wel iets met elkaar gemeen? Ik twijfelde er aanvankelijk al aan, zoodra toen er sprake was van een k u n s t tentoonstelling tijdens de sportfeesten, maar heb mij toen laten bepraten met verwijzingen naar de Grieken en Romeinen, naar de sportieve Duitschers en Engelschen, dat er wel degelijk verband bestond tusschen athletiek en kunst. Men deelde mij mede dat de kunstenaars juist geïnspireerd werden door de emotie van de sporttournooien, door de bewegingen, de houdingen en standen der sportbeoefenaars, door de gespierde gestalten, en de schoon geproportioneerde menschen. Ik geloofde het waarlijk en schortte mijn oordeel op, tot later. Maar nu ik het met feestelijke masten en vlaggen en groote borden omgeven Sted. Museum ben binnengetreden, en al de zalen der olympische kunst heb doorgewerkt geloof ik dat i k meer aan de sport geofferd heb, dan menig schilder, wiens werk hier geëxposeerd werd. Want denken wij ons even wat feitelijk het belangrijkste is voor sportbeoefening, dan is het de beweging in eerste instantie, en daarna het spel en de spanning van den wedstrijd. Voor den schilder zal het wellicht de actie zijn, maar bovenal de lijn of de kleur en in de meeste gevallen de kleur; en die kleur overheerscht zoozeer, dat het een schilder meer te doen is om den rooden jas van een jager of een ruiter, dan om de sport die deze beoefent. Was zoo'n zelfde rood de kleur der kleedij van een kardinaal, ik vermoed dat de kunstenaar er evenveel behagen in zou hebben. Trouwens het is doorgaans iets geheel anders dat den kunstenaar boeit, in een sportdemonstratie, dan wat de beoefenaar er in waardeert, en de verwijzing van mijn sportieven kunstvriend naar Grieken en Romeinen zij houdt geen steek want wij zijn geen Grieken en Romeinen en zullen het ook nooit worden. Wanneer onze schilders of beeldhouwers een goed model zoeken voor hun werk, zal geen prijskampioen gevleid zijn zich daartoe te mogen leenen, en de kunstenaar zal het onverschillig zijn of het model dat hij zich koos, meester is op alle wapens of winnaar van vele medailles, tenzij het een portretopdracht betreft en dan heeft het toch eigenlijk weinig met de essentieele sportkwaliteiten uitstaande. Zoo treffen wij hier ter tentoonstelling aan het portret van Sir Henry Deterding in roode jagersjas, dat toch ongetwijfeld eerder begonnen is, hetzij om den persoon van Sir Henry, of om diens roode jas, dan wel om zijn sportieve successen. En het zelfportret van Edgar Seligman zou even juist geplaatst kunnen zijn op een tentoonstelling van kunstenaarsportretten, zoo wij niet uit den catalogus vernamen dat, naast het penseel, hij vaardig den
68
DE OLYMPIADE TENTOONSTELLING I/H ST. MUSEUM.
D
degen hanteert. Dat deed Goya ook, zoo ik mij niet vergis, maar hij was te veel amateur of avonturier op de floret. Niemand maakt mij ook wijs dat, om nu bij ons Hollanders te blijven, de schilder Kleintjes een oogenblik aan S p o r t gedacht heeft toen hij zijn „naakt in de zon" schilderde. De stand, de kleur, de belichting, vond hij mooi en daarom schilderde hij dit figuurtje van het trouwens niet sportieve meisje. Ook bij Isaac Israels' ruiters waren het de roode jassen, die een kleurige noot gaven in het landschap en stadsbeeld, die hem inspireerden, op een zelfde wijze als een kleurig zwempak aan het strand; maar noch de jacht, noch de zwemsport waren voor hem de aanleiding. En zoo zouden wij voort kunnen gaan met het zeer twijfelachtige verband aan te wijzen tusschen menig schilderij dat hier hangt en de Olympiade; want zelfs de portretten van kampioenen op den voet- of tennisbal, op floret of hengel maken zoo'n schilderij niet tot „sport in de kunst". Een volgende maal toch zal de kunstenaar een opdracht krijgen om het portret van een jubileerenden dokter, dominee, of bankier te schilderen, wat ons toch nooit aanleiding zal geven op dit punt het verband te zoeken tusschen de medische of theologische of finantieele wetenschap en de kunst. Alleen dan, wanneer de actie, het medeleven, het opgaan in het sportieve spel den schilder of beeldhouwer de directe aanleiding was tot zijn werk, lijkt mij de invloed van de sport op de kunst aannemelijk. En zeer zeker zijn er ook hiervan wel voorbeelden ter demonstratie, vindt men ter tentoonstelling schilderijen van h e t boksen en het schaatsenrijden, van roeien en jagen, waarbij de beoefening van deze of gene soort sport het uitgangspunt geweest is en dan kan deze voorstelling, indien een kunstenaar ze maakte, tot „kunst" zijn geworden. Zoo zijn de bekende kleurhoutsneden van Nicholson uit zijn „Almanac of twelve sports," wel degelijk op sport-beoefening geïnspireerde prenten, terwijl een serie vlotte teekeningen van Mme. Pageot—Rousseau, die in enkele lijnen „gymnastique harmonique" demonstreeren, zeer zeker aan deze lichaamsbewegingen hun ontstaan te danken hebben. Ook Jean Jacoby, „Le match du championat de foot-ball" zouden wij in dit verband willen noemen en zoo is er wel meer, afgescheiden natuurlijk van het maakwerk, als affiches, medailles, bronzen beeldjes voor wedstrijdprijzen, die men niet tot de door sport „geïnspireerde" kunstwerken kan rekenen. Laten wij nu het predicaat „Sport" weg, dan zijn er wel kunstwerken waarvan een ruiter of een jagersman toevallig het onderwerp vormden. En dan denk ik het eerst wel aan dien koddebeier van Sir William Orpen, die de geschoten sneeuwhoen aan de jagers toont. En daarna gaat mijn herinnering uit naar het portret van den Jockey Stephen Donoghue door den onvergelijkelijk knappen Sir John Lavery. De wijze waarop hier de figuur
XIII
MAX LIEBERMANN.
POLOSPELEN, ETS.
WILLIAM NICHOLSON. BOXING, I'lT „AN ALMANACK OF TWELVE SPORTS". IIOUTSNEDE, 1 8 9 S .
XIV
f
'/ * '
W. H. SINGER JR. 5 JULI I92S.
ERNESTO ARMANTI.
W. H. SINGER JR. JUNE MORNING. (EIGENDOM BROOKLYN-MUSEUM).
NAJADEN-FONTEIN, ROME
AQUAREL.
D
DE OLYMPIADE TENTOONSTELLING I/H ST. MUSEUM. 69
geschilderd is en in het milieu geplaatst, is van een zeldzame virtuositeit. En in de Duitsche afdeeling, die organisatorisch in elkaar gezet is als geen andere, treft ons het uitstekende portret van den piqueur door Max Slevogt, en dan zijn daar de etsen en schetsen van den nestor Max Liebermann naar polospelen. Ook van Ludwig von Hoffmann is er een goed-typeerende teekening van polospelen. Het staande meisjes-figuur door Georg Kolbe, heeft wel heel weinig met sport uit te staan, maar is prachtig van modelé. In de Nederlandsche afdeeling is natuurlijk alles bijeengebracht waar de sport maar even een aanrakingspunt had. Een stadsbeeld, aan den buitenkant gezien, door v. d. Berg, vertoont als stoffage van de kale vlakte waarop nog gebouwd moet worden, een stelletje voetballende straatjongens, aan wier tegenwoordigheid het te danken is dat 't schilderij hier hangt. Isaac Israels stond een drietal van zijn voortreffelijke ruiters in roode jassen af. De negerboxer van Jan Sluyters, de illustratieve krabbels van Willy Sluiter, de toreador door Huidekoper, en diens bekende zwemschool behoor en tot de beste inzendingen. Bueno de Mesquita toont zich in zijn „aventure nautique" de vermakelijke en vaardige illustrator. Gerdes heeft hier een portret van mej. v. Holkema in schermcostuum, Grauss, een aardig schoffie in het ,,bain public." Monnickendam exposeert een dame die in een auto stapt en noemt dit „aux jeux olympiques". De bedoelde juffrouw had echter even goed ergens anders heen kunnen gaan, maar enfin; zij is geschilderd — door Monnickendam wel te verstaan — in diens porceleinachtig koloriet. Van de overige landen is Frankrijk al zeer pover vertegenwoordigd, Engeland met Duitschland zijn wel het meest volledig; terwijl de andere secties ook maar spaarzaam hun sportkunsten toon en. Wel zien wij van de meest antieke prentverbeeldingen tot cubistische en geconstrueerde athleten toe, ik zou bijna zeggen hoe meer „opzettelijk" zij een „sportneiging" doen zien, hoe minder er in van de kunst te bespeuren valt. Deze expositie, die een evenement op kunstgebied moest zijn, is, juist door haar beperking, maar een zeer matige internationale kunstprestatie geworden. Een expositie waar wij wel werk van menschen aantreffen van wie wij zelden of spaarzaam wat te zien krijgen, maar die onze, helaas te hoog gespannen verwachting, niet overtrof, noch benaderde.
R.W.-P. Jr.