Guidance DNB voor willen liquideren Op 3 oktober 2012 heeft DNB een tweetal informatiebijeenkomsten gehouden waarin de liquidatie van een pensioenfonds en de ‘eisen’ die DNB aan een dergelijk liquidatietraject stelt, centraal stonden. In dit artikel ga ik kort in op de kernrisico’s die DNB onderscheidt bij liquidaties en behandel ik vervolgens per risico een aantal door de toezichthouder genoemde aandachtspunten en hoe liquiderende pensioenfondsen daarmee in de praktijk omgaan, c.q. kunnen omgaan.
DNB hield op 3 oktober vorig jaar een tweetal informatiesessies omtrent liquidaties van pensioenfondsen; de eerste voor pensioenjuristen, de tweede voor bestuurders van pensioenfondsen die een fusie met een andere pensioenuitvoerder of liquidatie van het fonds overwegen. Achterliggend doel was om visies en ervaringen met elkaar te delen.
Jean-Louis d’Hooghe Ir. J.L.A.M. d’Hooghe is pensioenconsultant bij Pensions@Work te Den Haag
10 februari 2013
Het aantal pensioenfondsen in Nederland neemt in snel tempo af. Waren er ultimo 2007 nog 700, per eind augustus 2012 was dat aantal gereduceerd tot 440 en waren er bovendien nog 50 liquidatietrajecten onderhanden.1 DNB concludeert verder dat de omvang van de daarmee samenhangende overdrachten van pensioenen toeneemt; van € 40 miljoen over de periode 2007-2010 tot € 100 miljoen in 2011. De complexiteit rond pensioenen neemt steeds verder toe. Toenemende regelgeving stelt alsmaar hogere eisen aan bestuurders. Kleine en middelgrote pensioenfondsen ondervinden meer en meer moeite om nieuwe bestuurders te vinden die aan de toenemende (deskundigheids)eisen kunnen voldoen en ook nog de aansprakelijkheid als bestuurder van een pensioenfonds willen combineren met hun dagelijkse functie in de onderneming. Maar ook bij grote pensioenfondsen lijkt deskundigheid een issue te worden, getuige het verzoek van DNB om een aantal zittende bestuurders van grote fondsen te vervangen door specialisten op het gebied van vermogensbeheer en risicomanagement.2 Steeds meer fondsen kijken dan ook, behalve naar de inzet van professionele bestuurders, naar de optie van liquidatie en overdracht naar een andere pensioenuitvoerder of fusie met een ander pensioenfonds. Opvallend is overigens dat het aantal bedrijfstak- en beroepspensioenfondsen over de afgelopen 15 jaar ongeveer gelijk is gebleven. De daling is volledig terug te voeren op de ondernemingen. Zij kozen er massaal voor het eigen pensioenfonds niet meer voort te zetten. De kleinere omvang van ondernemingspensioenfondsen, in combinatie met de effecten van de opeenvolgende crises, lijken daarbij de belangrijkste oorzaak. Handhaven van het pensioenfonds is vaak niet langer efficiënt; het relatieve kostenniveau is in veel gevallen te hoog. Zie verder figuur 1. Dedicated team In het licht van deze ontwikkeling heeft DNB een dedicated team samengesteld dat toezicht houdt op liquidatietrajecten bij pensioenfondsen. Dit past in de nieuwe toezichtaanpak FOCUS! die DNB begin 2012
pensioenfondsen die heeft gepresenteerd.3 In deze nieuwe aanpak wordt de intensiteit van het toezicht in hoofdzaak bepaald door de impact die ernstige problemen of deconfiture bij een financiële instelling kunnen hebben op de toezichtdoelstellingen van DNB (die impact is hoog bij bijvoorbeeld systeembanken). Alle onder toezicht staande financiële instellingen, dus ook pensioenfondsen, worden vanaf dit jaar in een vijftal toezichtklassen ingedeeld. Bij toezichtklasse T1 worden fondsen slechts op basis van (geautomatiseerde) analyse van wettelijke financiële normen gemonitord; bij toezichtklasse T5 gaat het om individuele monitoring van prudentiële en integriteitsrisico’s van systeemrelevante, complexe financiële instellingen, uitmondend in een individueel toezichtplan. Voor het toezicht worden daarnaast groepen van instellingen met gelijksoortige kenmerken samengevoegd. Bepaalde thema’s, zoals fusie of liquidatie van een pensioenfonds, monden uit in een specifieke benadering.
Het liquidatieproces en de begeleiding daarvan door DNB is inmiddels vergaand gestructureerd Met de indeling in toezichtklassen en de groepsgewijze aanpak kan de beperkte capaciteit van de toezichthouder effectiever worden aangewend, zo is het idee. Het liquidatieproces en de begeleiding daarvan door DNB is inmiddels vergaand gestructureerd. De toezichthouder tracht zo beter duidelijk te maken wat er van de instellingen wordt verwacht, waardoor minder toezicht nodig is, c.q. de risico’s zich niet manifesteren.
■ KERNRISICO’S VOLGENS DNB Doel van het pensioentoezicht door DNB is het waarborgen van de aanspraken van deelnemers, gewezen
Aantal pensioenfondsen in Nederland 1200
1000
800
Overige
600
Beroepspensioenfondsen Ondernemingspensioenfondsen 400
Bedrijfstakpensioenfondsen
200
0 1997
2000
2003
2006
2009
2012
Figuur 1: Sterk afnemend aantal pensioenfondsen in Nederland (Bron: Register DNB)
deelnemers en pensioengerechtigden. Focus in dat kader ligt voor de toezichthouder op de kernrisico’s bij overdracht en liquidatie: – overdracht van de balans, ofwel de collectieve waardeoverdracht zelf; – afwikkeling van de financiële verplichtingen; – in- en externe verantwoording door het bestuur. Hierna ga ik per kernrisico in op een aantal aandachtspunten dat DNB naar voren bracht en hoe daar in de praktijk mee wordt, of kan worden omgegaan. Ik neem voor het vervolg van dit artikel als uitgangspunt dat overdracht plaatsvindt naar een verzekeraar via een buy-out van de pensioenverplichtingen, omdat dit in de praktijk veel voorkomt. Met een buy-out wordt bedoeld dat de verzekeraar de pensioenver-
1 Register Onder toezicht staande pensioenfondsen, De Nederlandsche Bank, update 9 oktober 2012. 2 Zoals valt op te maken uit de brief van Abvakabo FNV aan informateurs Bos en Kamp inzake deskundigheid pensioenfondsbesturen, 2 oktober 2012. 3 FOCUS! De vernieuwde toezichtaanpak van DNB, De Nederlandsche Bank, april 2012.
februari 2013 11
liquidatie
plichtingen van het fonds overneemt tegen betaling van een koopsom.
■ COLLECTIEVE WAARDEOVERDRACHT De toezichthouder wenst een compleet, concreet en haalbaar plan voor de collectieve waardeoverdracht van het pensioenfondsbestuur te ontvangen. Zodra een fonds het (principe)besluit heeft genomen om te gaan liquideren en het voornemen tot waardeoverdracht meldt aan DNB, ontvangt het fonds een ‘liquidatie startbrief’. Daarin geeft DNB aan wat het verwacht van het fondsbestuur en welke informatie moet worden aangeleverd. DNB verwacht bijvoorbeeld een plan van aanpak inclusief een risicoparagraaf en een tijdlijn. In de brief geeft DNB aan dat in ieder geval aandacht moet worden besteed aan het beleggingsbeleid; de beleggingshorizon neemt door liquidatie immers sterk af.
De toezichthouder wenst een compleet, concreet en haalbaar plan voor de collectieve waardeoverdracht van het pensioenfondsbestuur te ontvangen In de praktijk wordt hier door fondsen invulling aan gegeven door hun beleggingsrisico’s af te bouwen. De beleggingsmix wordt aangepast en er wordt een transitieplan opgesteld voor het vermogensbeheer. De meest risicovolle beleggingen worden als eerste verkocht. De kosten van een buy-out hangen in hoofdzaak af van de rentestand en de inflatieverwachtingen. Het is daarom zinvol de beleggingen zo veel mogelijk daarmee in lijn te brengen. Dat wil zeggen, beleggingen aan te kopen die ofwel (omgekeerd) meebewegen met de rentestand en/of met de inflatie. Van de opbrengst worden dan ook vaak (solide) staatsobligaties – bijvoorbeeld Nederlandse en/of Duitse – met een (zeer) lange looptijd aangekocht. Bovendien zijn deze beleggingen zeer liquide, ze kunnen snel worden doorverkocht. De meeste verzekeraars zijn bereid deze beleggingen over te nemen, zodat er geen aan- en verkoopkosten hoeven te worden gemaakt en de transitiekosten binnen de perken kunnen blijven. Naast de aankoop van langlopende obligaties worden onroerendgoedbeleggingen aangehouden of, wanneer ze nog niet in de beleggingsportefeuille zijn opgenomen, aangekocht. Deze beleggingscategorie wordt namelijk verondersteld een adequate bescherming te bieden tegen het inflatierisico, omdat in ieder geval de huurinkomsten meebewegen met de inflatie.
12 februari 2013
Art. 83 of art. 84 PW Voor de waardeoverdracht is er de keuze tussen waardeoverdracht op grond van art. 84 of art. 83 PW. Art. 84 PW regelt de verplichting tot waardeoverdracht bij liquidatie van de pensioenuitvoerder, terwijl art. 83 PW de bevoegdheid tot waardeoverdracht op verzoek van de werkgever regelt.4 DNB is van mening is dat bij liquidatie altijd art. 84 moet worden toegepast. Uit zorgvuldigheids- of andere overwegingen mag niet voor art. 83 worden gekozen. Kiest een fonds daar toch voor en uiten een of meer betrokkenen bezwaren, dan moet het fonds – als het wil liquideren – vervolgens op grond van art. 84 alsnog waardeoverdracht doen, maar dan zonder toestemming. Het is dan lastig uit te leggen waarom het fonds eerst – in het kader van art. 83 – wel om instemming vroeg. Volgens DNB worden de meeste overdrachten in het kader van liquidaties inderdaad doorgevoerd op basis van art. 84. Dat is ook logisch; art. 83 eist dat geen van de deelnemers, gewezen deelnemers, gewezen partners of de pensioengerechtigden bezwaar maken tegen de overdracht. Voor art. 84 is uitsluitend een besluit nodig van het volgens de statuten hiertoe bevoegde orgaan – meestal het pensioenfondsbestuur zelf – en een (bij voorkeur positief) advies van de deelnemersraad of ander orgaan dat op grond van de statuten adviesof goedkeuringsrecht heeft. Het is dus naar mijn idee en ook volgens DNB logischer en efficiënter om direct gebruik te maken van de wettelijke mogelijkheid van verplichte overdracht bij liquidatie.
DNB is van mening is dat bij liquidatie altijd art. 84 moet worden toegepast Ten aanzien van de uitvoeringsovereenkomst, een van de mogelijkheden van art. 83, geldt overigens dat in de meeste liquidatietrajecten de uitvoeringsovereenkomst niet wordt opgezegd. Slechts een beperkt aantal voorwaarden in die overeenkomst wordt buiten werking gesteld of juist eraan toegevoegd. Nog beter is het om een beëindigingsovereenkomst te maken, met daarin de zaken die in het kader van de liquidatie in de verhouding tussen werkgever en pensioenfonds moeten worden geregeld. Geen appels met peren vergelijken Aandacht vroeg de toezichthouder ook voor een consistente vergelijking, om ervoor te zorgen dat de communicatie met belanghebbenden de effecten van de overgang naar een nieuwe uitvoerder juist weergeeft: geen appels met peren vergelijken, maar appels met appels.
Bij waardeoverdracht kan de toezegging, door de overgang van een fonds naar een verzekeraar, op verschillende belangrijke punten veranderen Bij waardeoverdracht kan de toezegging, door de overgang van een fonds naar een verzekeraar, op verschillende belangrijke punten veranderen. Die verschillen zijn niet alleen een belangrijk aandachtspunt in het selectietraject, maar ook in de communicatie over de impact van de buy-out/liquidatie met alle belanghebbenden, zo stelt DNB. Neem de toeslagverlening: bij een verzekeraar is die van een ander karakter dan bij een pensioenfonds. Niet alleen verdwijnt de voorwaardelijkheid van de indexatie door een buyout – de indexatie wordt onvoorwaardelijk en kan daarmee de toezegging verbeteren, hoewel hier heel verschillend over wordt gedacht – maar ook het karakter van de toezegging: de indexatiemaatstaf wijzigt van Nederlands naar Europees. Verzekeraars kunnen namelijk uitsluitend inflatie afdekken op basis van een Europese inflatiemaatstaf.5 Als pensioenen ook na de buy-out jaarlijks dienen te worden geïndexeerd met de inflatie, kan dat alleen de Europese zijn. Alternatief is nog de keuze voor een vaste indexatie van bijvoorbeeld 1,5% per jaar, maar ook dan wijzigt de toezegging inzake toeslagverlening. Verder treden ook verschillen op in flexibiliseringsfactoren. De factoren van het pensioenfonds zijn meestal afgestemd op de eigen deelnemerspopulatie, die van de verzekeraar op de eigen verzekerdenportefeuille. Het uitstellen bijvoorbeeld van pensioen van 65 naar 67 jaar kan na een buy-out dus ineens veel ongunstiger uitpakken. Consistentie is naar mijn mening echter ook met name van belang bij de selectie van een pensioenuitvoerder voor de buy-out. De offerteaanvraag dient consistent en volledig te zijn. In de praktijk zie ik nogal eens dat onvergelijkbare offertes – omdat ze niet van dezelfde aannames en basisdata uitgaan – toch met elkaar worden vergeleken. Om alle aanbieders op de juiste waarde te schatten en vergelijkbare offertes te krijgen, moeten alle parameters uniform zijn. De meest triviale is natuurlijk de rekendatum – de datum waarop de uitvoerders hun berekening baseren – maar dat is slechts een van de parameters. Verder is borging van de offertesystematiek van de aanbieder aan te bevelen. Zo kunnen alleen nog verschillen optreden in de definitieve kosten van de buy-out door een gewijzigde rentetermijnstructuur, gewijzigde inflatieverwachtingen of een gewijzigde populatie (inof uitdiensttreders, salaris, etc.). Overigens kan een
gedaalde rente ook in die situatie nog steeds een belemmering zijn om de liquidatie door te voeren, omdat de buy-out te kostbaar is geworden. Timing van de buy-out Een belangrijk issue dat ontstaat in geval van een buyout, is de timing: DNB heeft (maximaal) drie maanden nodig vanaf het besluit tot liquidatie om zich een mening te vormen over de collectieve waardeoverdracht. De geldigheid van een offerte voor een buyout is veelal slechts 24 uur! Maar ook de deelnemersraad en soms ook de vergadering van deelnemers en pensioengerechtigden dienen hun goedkeuring te verlenen aan de liquidatie. Ook zij hebben daarvoor tijd nodig. Meestal moet de uitnodiging voor de besluitvormende vergadering op basis van de statuten meerdere weken van tevoren worden verstuurd om iedereen in de gelegenheid te stellen zich een mening te vormen en uiteindelijk een stem uit te brengen. Het bestuur zal echter op het juiste moment willen besluiten over te gaan tot een buy-out – zeker als de parameters rente en/of inflatie zich in de gewenste richting bewegen en de buy-out met de aanwezige middelen mogelijk is. Een oplossing voor het timing issue die ik in de praktijk zie, is dat het bestuur zelf een inschatting maakt van de aantrekkelijkheid van de aanbieding die het op dat moment aan zijn actieven en inactieven doet. En van de kans dat deze groepen daarmee akkoord zullen gaan. In de overeenkomst met de verzekeraar worden de interne en externe goedkeuring dan wel als ontbindende voorwaarden opgenomen. Niet altijd is overigens een verzekeraar bereid de interne goedkeuring als ontbindende voorwaarde op te nemen. De ontbindende voorwaarden zouden er in ieder geval voor moeten zorgen dat, wanneer DNB een verbod oplegt op de collectieve waardeoverdracht of het adviserende of goedkeurende orgaan niet akkoord gaat met het voorstel, de buy-outtransactie ongedaan kan worden gemaakt. In de praktijk wordt nog wel eens vergeten om over het ongedaan maken van de buy-out afspraken te maken met de verzekeraar. Bijvoorbeeld over wat er dan gebeurt: blijft de herverzekering van het fonds in stand zonder dat het fonds wordt geliquideerd, of juist niet, welke kosten worden in rekening gebracht, op welke wijze wordt het overgedragen vermogen teruggegeven, wat gebeurt er dan met koersverschillen op obligaties, etc. Een andere oplossing van het timing issue kan zijn dat vooraf mandaat wordt gevraagd voor een bepaal-
4 Zie hierover ook mr. P.M. Siegman, Liquidatie pensioenfonds sneller en eenvoudiger via art. 84 PW, Pensioen Magazine nr. 12, 2011. 5 Meestal HICPxT: Harmonised Index of Consumer Prices ex Tobacco.
februari 2013 13
liquidatie
de pensioenuitkomst: de overdracht van nominale rechten en aanspraken plus bijvoorbeeld 70% van de Europese inflatie of 1,5% vaste indexatie. Aan de verzekeraar kan dan de opdracht worden gegeven om tot een buy-out over te gaan zodra de marktsituatie zodanig is dat deze afspraak met de beschikbare middelen kan worden ingekocht. Hoewel DNB wettelijk drie maanden de tijd heeft om een eventueel verbod op waardeoverdracht op te leggen, oordeelt ze in de praktijk vaak sneller. Zeker wanneer het fonds DNB voortdurend op de hoogte heeft gehouden van de vorderingen in het liquidatieproces. Volledige vrijwaring Een ander issue dat DNB aankaartte, was hoe om te gaan met onbekende pensioenaanspraken en -rechten bij een collectieve waardeoverdracht. DNB eist volledige vrijwaring van de overdragende partij door de ontvangende partij. Ook aanspraken die feitelijk bestaan, maar bij het pensioenfonds onbekend zijn omdat ze niet of onjuist zijn doorgegeven door de werkgever of om andere redenen niet correct zijn geadministreerd, moeten worden overgedragen.
In de praktijk wordt nog wel eens vergeten om over het ongedaan maken van de buy-out afspraken te maken met de verzekeraar Het is dus eerst en vooral zaak om met grote mate van zekerheid vast te stellen dat de administratie correct is. Als mogelijkheid zie ik hiertoe als eerste begin certificering van de administratie volgens ISAE-3402 type 2 (voorheen SAS 70 type 2). Een extra (steekproefsgewijze) controle van de basisgegevens van de buy-out door de accountant, met een rapportage van bevindingen, geeft al meer zekerheid en is bij de meeste fondsen ook onderdeel van het liquidatietraject. Verder is het natuurlijk een absolute hygiënefactor dat deelnemers zowel een overzicht van over te dragen aanspraken en rechten krijgen van het liquiderende pensioenfonds als eenzelfde overzicht van de overgedragen aanspraken en rechten van de nieuwe verzekeraar. DNB eist zelfs – het is een van de elementen uit de liquidatie startbrief – een overzicht van de door de overnemende partij aan belanghebbenden te verstrekken informatie. Bovenstaande voorzorgsmaatregelen – certificering, extra controle door de accountant en controle door de belanghebbenden zelf – neemt allemaal niet weg dat verzekeraars veelal eisen dat de werkgever zal meetekenen op de akte van collectieve waardeoverdracht. Het pensioenfonds houdt immers op te be-
14 februari 2013
staan en de verzekeraar wil niet aansprakelijk worden gesteld voor een groep medewerkers die eigenlijk pensioen had moeten opbouwen, maar abusievelijk niet in de administratie is opgenomen. Sommige verzekeraars bieden overigens de mogelijkheid om dit risico af te kopen. Uiteraard nadat de nodige waarborgen zijn gesteld dat de kwaliteit van de administratie in orde is.
Als niet zeker is gesteld dat in de overdracht alle pensioenaanspraken en -rechten zijn betrokken, legt DNB een verbod tot waardeoverdracht op Als niet zeker is gesteld dat in de overdracht alle pensioenaanspraken en -rechten, dus ook de onbekende, zijn betrokken, legt DNB een verbod tot waardeoverdracht op. Een essentieel aandachtspunt dus in het liquidatieproces.
■ AFWIKKELING FINANCIËLE VERPLICHTINGEN De verdeling van het liquidatiesaldo is een van de laatste stappen in de afwikkeling van de financiële verplichtingen. DNB ziet erop toe dat het saldo wordt besteed in overeenstemming met de statuten van het pensioenfonds. Ze zal ook toetsen of er een evenwichtige afweging heeft plaatsgevonden van de belangen van alle belanghebbenden. De toezichthouder wees in dat kader nog eens op art. 129 PW, dat regelt dat gelden niet zomaar kunnen worden teruggestort naar de werkgever. Terugstorting is pas aan de orde als alle voorwaardelijke toeslagen over de voorgaande 10 jaar zijn verleend en eventuele doorgevoerde kortingen in die periode zijn gecompenseerd. Dit is zeker een punt van aandacht, gezien het feit dat bij veel fondsen aanvullende financiering door de werkgever noodzakelijk is. Die financiering wordt vaak bepaald op basis van een globale schatting van de buyoutkoopsom. Als de buy-out door bijvoorbeeld een hogere rentestand uiteindelijk minder blijkt te kosten, is er opeens een liquidatieoverschot. Dat overschot is eigenlijk ontstaan door te hoge aanvullende financiering, maar dat geld kan dus niet zomaar worden teruggestort. Een overschot dient dan te worden aangewend voor verbetering van de pensioenen en aanspraken. Overigens lijkt een eenmalige, procentuele toeslag op alle pensioenen van actieve en inactieve deelnemers per datum van overdracht een eenvoudige en rechtvaardige oplossing om zo’n resterend liquidatiesaldo aan te wenden. Dat is door verzekeraars meestal ook eenvoudig te administreren.
■ IN- EN EXTERNE VERANTWOORDING Niet verrassend is de boodschap van DNB aan het bestuur om de regie te nemen in het liquidatieproces. De liquidatie van een pensioenfonds is een complex proces. Planning van de vele deelprocessen – selectie van een nieuwe pensioenuitvoerder, feitelijke overdracht van beleggingen en risico’s, transitie van diverse administraties en diensten, juridische vastlegging, communicatie, implementatie, etc. – is in mijn visie inderdaad cruciaal, evenals de monitoring dat de mijlpalen tijdig worden bereikt. Het bestuur moet immers te allen tijde ‘in control’ zijn. Alle interne en externe stakeholders moeten tijdig worden betrokken en geïnformeerd. Dat geldt zeker voor de governance-organen – verantwoordingsorgaan, deelnemersraad, vergadering van deelnemers en pensioengerechtigden – met elk hun specifieke bevoegdheden. Aan pension fund governance regels moet immers steeds worden voldaan. De deelnemersraad heeft adviesrecht vooraf en recht op beroep bij de Ondernemingskamer als het bestuur haar advies niet opvolgt. Het verantwoordingsorgaan dient vooraf zijn oordeel te geven over de voorgenomen liquidatie en heeft daartoe recht op overleg met bestuur, externe accountant en externe actuaris, en recht op informatie. Wie uiteindelijk besluit over de liquidatie van het fonds, kan per fonds verschillen. Volgens de statuten kunnen nog wel eens anderen dan alleen de deelnemersraad worden betrokken in de oordeelsvorming en de definitieve goedkeuring van de liquidatie. Zelfs kan het voorkomen dat alle actieve en inactieve deelnemers gezamenlijk hun goedkeuring moeten geven.
De praktijk wijst uit dat het tijdig betrekken van alle stakeholders erg effectief is en ervoor zorgt dat het liquidatiebesluit breder gedragen wordt De praktijk wijst uit dat het tijdig betrekken van alle stakeholders erg effectief is en ervoor zorgt dat het liquidatiebesluit breder gedragen wordt. Een positief oordeel van het verantwoordingsorgaan dat in lijn ligt met de visie van het bestuur is immers een extra onderstreping voor alle belanghebbenden dat het bestuur de juiste keuzes maakt. Gezamenlijke besluitvorming DNB dringt er bij liquidaties op aan dat het voltallige bestuur als vereffenaars bij het liquidatieproces betrokken blijft, totdat het toezicht door DNB wordt beëindigd en het fonds kan worden uitgeschreven bij DNB. Dit om
de bestuurscontinuïteit te waarborgen. Dat blijkt in de dagelijkse adviespraktijk zeker aan te raden. In het geval van bijvoorbeeld een werkgever die zijn werkzaamheden in Nederland staakte en waarbij de ondernemingsraad de werknemersleden van het bestuur benoemde, vereiste die continuïteit vooruitdenken. Na terugtrekking van de onderneming – voordat het pensioenfonds is geliquideerd – bestaat de ondernemingsraad immers niet meer en kan deze, wanneer er vacatures ontstaan, geen kandidaat-bestuursleden meer voordragen. En evenmin zijn er nog werknemers. Het fonds in kwestie voorzag in een lijst met reservekandidaten die vooraf namens de OR waren geselecteerd en waaruit ‘in noodsituaties’ kon worden geput.
Sowieso is het aan te bevelen om zo veel mogelijk historische kennis vast te houden, dus het bestuur bij elkaar te houden tijdens het vereffeningsproces Sowieso is het aan te bevelen om zo veel mogelijk historische kennis vast te houden, dus het bestuur bij elkaar te houden tijdens het vereffeningsproces. Het liquidatieproces is een zeer intensief traject, waarbij het in de praktijk duidelijk helpt om een dedicated projectmanager te benoemen – binnen of buiten het bestuur – om de liquidatie goed te begeleiden. Bestuursleden kunnen dan deelnemen in werkgroepen die elk een deel(proces) van de liquidatie voor hun rekening nemen.
■ TEN SLOTTE Zeker nu veel fondsen liquideren of overwegen dat te doen, is het goed om ervaringen van liquiderende pensioenfondsen en de knelpunten die ze tegenkomen uit te wisselen. Het liquidatietraject is een complex traject met veel verschillende interne en externe belanghebbenden en substantiële risico’s. De informatiebijeenkomsten van DNB met pensioenjuristen en bestuurders zijn dan ook een goede eerste stap. Veel vragen zijn echter nog onbeantwoord gebleven. En er staan nog veel fondsen op het punt om te gaan liquideren. Een vervolg hierop is dan ook absoluut zinvol. De focus en de verwachtingen van de toezichthouder zijn duidelijk gemaakt en een aantal van de risico’s benoemd.
februari 2013 15