GROTESTEDEN
GSB blad
2
+++ Uitvoeren van GSB is zwemmen in stroop +++ Het moet wel om de prestatie gaan en niet om de prestatiemeting! +++ Gezondheidsbeleid is een satehprikker +++ Als EZ de steden beter gaat ondersteunen, dan hebben ze er dertig vrienden bij +++ Bij de koningin van de Geulstraat is
De wijk in met oom agent
het een zoete inval +++ Bestuurders hoeven echt niet bang te zijn dat we de baas willen zijn +++
Dossier: Het resultaat
Uitgave GSB | blad is een gezamenlijke productie van de directie Voorlichting en Communicatie en de afdeling Grotestedenbeleid van het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. Hoofdredactie: Linde de Jong Eindredactie: Maters & Hermsen Journalistiek, Leiden - Marije van den Berg Redactie: Nienke Jansen, Marieke Klösters, Rocco Blok, Stefan Koytek Artikelen: Arjan Berben, Marije van den Berg, Carolien Groeneveld, Bart de Haan, Leonie Hage, Hester Sleeking, Caroline Togni, Eric Went Illustraties: Casper Gijzen, Erik van Leeuwen Fotografie: Marc de Haan (HH), Peter Hilz (HH), Arie Kievit (HH), Steef Meyknecht, Ton Poortvliet (HH), Patrick Post (HH) Vormgeving: Maarten Balyon grafische vormgeving bv [Erik van Leeuwen], Zoeterwoude Druk: Quantes, Rijswijk Jaargang 4 - april 2003 Vragen? Tips? Opmerkingen? Mail
[email protected] of bel Linde de Jong, 070-426 73 20. Verhuisd? Andere werkplek? Nieuwe abonnee? U kunt uw gegevens mailen aan
[email protected] of faxen naar 070-426 76 68.
In de Deventerse Rivierenbuurt kan het er ruig aan toegaan, maar lijdt de wijk ook onder een stigma, zo meent Gerrie, de buurtkoningin. Bij Jonkers wordt in ieder geval niet - meer ingebroken sinds zijn rottweiler op de loer ligt. Het GSB|blad ging er op reportage met twee wijkagenten, die veel doen, maar nog meer zouden willen doen voor ‘hun’ wijk. Zie pagina 16. Foto: Steef Meyknecht
GROTESTEDEN
GSB blad
2
De wijk in met oom agent Dossier: Het resultaat
LS
Wat ‘doen, doen, doen!’ ze in andere steden? Met een groep mensen uit de praktijk en met wetenschappers kennis uitwisselen over hoe je de uitvoering van het GSB in de stad kunt verbeteren. Dat is het idee achter de kenniskringen, een initiatief van het Kenniscentrum Grote Steden.
Op een virtuele ontmoetingsplaats - kenniskringen geheten - kan iedereen die te maken heeft met stedelijke ontwikkeling binnenkort terecht om kennis en ervaringen uit te wisselen. Of om door te klikken naar praktijkvoorbeelden en relevante onderzoeken.
‘Doen, doen, doen’ geldt als een nieuwe slagzin voor het grotestedenbeleid. Dan moet je natuurlijk wel weten wát je moet doen. Een oplossing is niet altijd één twee drie paraat.
Aan de hand van concrete probleemstellingen wisselen bezoekers hun ervaringen uit. Dat kan op een open site, die voor iedereen toegankelijk is. Maar er komt ook een gesloten
gedeelte. Hierop kunt u reacties geven op of vragen stellen over nota’s die niet voor de buitenwereld bestemd zijn. Drie à vier per jaar zijn er ‘echte’ bijeenkomsten. Drie kenniskringen zijn er in ontwikkeling: het bevorderen van maatschappelijke opvang en sociale cohesie, herstructurering van wijken en het verbeteren van de economische structuur en het ondernemersklimaat. Thema’s daarbinnen zijn: wie heeft de regie in de
Maak duurzaamheid concreet Op excursie door de stad om te kijken wat er nu écht werkt. Dat is een van de initiatieven van de Stichting GIDO, die pleit voor duurzame stedelijke vernieuwing. Hoe ‘vertaal’ je de wereldproblematiek van duurzame ontwikkeling naar de lokale situatie? Het Gemeenschappelijk Initiatief realisatie Duurzame Ontwikkeling (GIDO) is een netwerk van lokale overheden en andere organisaties dat zoekt naar manieren om dat te doen. GIDO begeleidt pilots en verspreidt de kennis, voor een groot deel betaald door gemeenten en andere participanten.
2
GSB | blad
GIDO wil dat gemeenten écht ‘lokaal beleid’ voeren. Schrijf geen algemeen duurzaamheidsbeleid voor de gemeente, maar ga concreet aan de slag in één gebied en maak daar het verschil, is het motto van de stichting. Door middel van gebiedsgerichte projecten wil GIDO praktijkervaringen aanbieden. Onderdeel hiervan zijn excursies. Wethouders, raadsleden,
nummer 2 - april 2003
ambtenaren en andere betrokkenen maken wandelend of fietsend een ronde door de stad om te kijken wat er in de praktijk gebeurt. Daarnaast zorgt GIDO voor een versterking van de wetenschappelijke basis van de aanpak en verspreidt de stichting opgedane kennis en inzichten aan bestuurders en ambtenaren. Op deze manier komen theorie en praktijk samen en kunnen gemeenten concrete plannen maken voor duurzaamheid, geheel in de geest van de wereldklimaatconferenties: ‘think globally, act locally’.
zorg, de afstemming tussen fysiek en sociaal, of de herstructurering van bedrijfsterreinen. Kenniskringen over de andere speerpunten uit het Actieplan GSB staan gepland voor na de zomer.
Ook meedoen? Houd www.kcgs.nl goed in de gaten. Vanaf mei gaan de kenniskringen live, nu al kan iedereen z’n belangstelling kenbaar maken via
[email protected].
Stadstuin aan de Hoogte Kadijk aangelegd door landschapsarchitect Ruwan Aluvihare. Hij verzorgt ook regelmatig excursies naar dit groene dak van de parkeergarage. Dit dubbele ruimtegebruik is een goed voorbeeld van duurzaamheid in de stad. Foto: Patrick Post (HH)
Kijk voor meer informatie over Stichting GIDO: www.gido.nl en op www.la21.nl voor het actieplan over lokale duurzaamheid.
Nieuwe organisatie afdeling GSB
Ministerie maakt zich op voor maatwerk
Inhoudsopgave
Het Actieplan ‘Samenwerken aan de kracht van de stad, grotestedenbeleid 2002-2009’ is vastgesteld en de nieuwe convenantsperiode is in aantocht. Omdat er voor de uitvoering van het Actieplan onder hoge tijdsdruk veel nieuw beleid moet worden ontwikkeld, heeft de afdeling GSB van het ministerie van BZK besloten haar organisatie hierop in te richten. De afdeling Grotestedenbeleid splitst zich op in het projectteam GSB III en de afdeling GSB. Wat kunt u vanaf april van uw contacten met het ministerie verwachten?
5
Remkes kijkt terug op zijn
Een aantal contactpersonen voor steden en departementen gaat veranderen. Bij het opstellen van de nieuwe convenanten ligt de nadruk op meer maatwerk per stad, en daarvoor is het nodig dat het ministerie de vinger nog beter aan de pols van alle steden heeft. De intensivering van het accountmanagement voor de steden is daarom een van de belangrijkste verbeteringen voor de steden. Deze accountmanagers zullen de steden onder meer ondersteunen bij het opstellen van hun maatwerkconvenanten. De afdeling GSB gaat de komende tijd aan de slag met de invulling van deze functie. Verder verandert de rolverdeling tussen BZK en de andere GSB-departementen: de pijlerdepartementen EZ, VROM, VWS, Justitie/BZK gaan een grotere verantwoordelijkheid dragen bij de ontwikkeling en uitvoering van het grotestedenbeleid. Hiervoor zijn vier pijleradviseurs aangesteld die de pijlerdepartementen ondersteunen bij de invulling van hun nieuwe rol. De komende maanden zitten zij in het projectteam, daarna keren zij terug naar de afdeling.
De reorganisatie op een rijtje Het projectteam GSB III is verantwoordelijk voor: • de aanvullende afspraken met uw stad voor het jaar 2004 (die worden in juni van dit jaar gemaakt),
• opstellen van het beleidskader GSB III (presentatie aan de Tweede Kamer in september van dit jaar), • de ontwikkeling van brede doeluitkeringen, en • de maatwerkconvenanten 2005-2009, die eind 2004 getekend zullen worden.
KEI-files zijn dynamische dossiers met ‘state of the art’ kennis en informatie over actuele onderwerpen in de stedelijke vernieuwing. Hiervoor werkt KEI samen met specialisten (KEI-partners) die voor een bepaalde periode een KEI-file vullen en bewaken.
6
Dossier: Het resultaat
De afdeling GSB neemt het reguliere grotestedenbeleid onder haar hoede: • het accountmanagement steden, • Onze Buurt aan Zet, Digitale Trapvelden en Broedplaatsen, • het Europese grotestedenbeleid, • de harmonisatie van de financiële verantwoording, • de in- en externe financiën • het Extra Comptabel Overzicht (ECO), • het Jaarboek GSB en monitoring, • de eindverantwoording over de huidige convenanten • de contacten met het Kenniscentrum Grote Steden, en • de contacten met het Expertteam uitvoering GSB (na oprichting).
10
Lichtpuntjes in ouderenhuisvesting
12
Drieluik lokaal gezond
14
EZ verkent stadseconomieën
Wilt u weten wat de reorganisatie voor u concreet betekent? Op www.minbzk.nl bij Grote Steden (onder Nieuws) vindt u een overzicht van de contactpersonen voor steden en departementen.
KEI-files: kennis delen met experts Kennis delen met experts over wijkaanpak, communicatie, publiek-private samenwerking of andere ‘issues’ uit de fysieke pijler van het grotestedenbeleid? Kijk dan op de KEI-files van de KEI-website.
werkbezoeken
16
Reportage: de liefde van oom agent
18
Op dit moment zijn er vijf files, onder meer over aandacht voor wijkaanpak, prioriteitswijken en communicatie. In de files staan de laatste ontwikkelingen en achtergronden over het betreffende onderwerp. Bezoekers kunnen er ook met elkaar discussiëren.
Hoe wordt het GSB ván in plaats van vóór bewoners?
Meer weten? Kijk op www.kei-centrum.nl onder KEI-files.
GSB | blad
nummer 2 - april 2003
3
Kennisatelier over de Rotterdamse aanpak
Op stap met de stadsmarinier Op veiligheidsgebied is ‘de Rotterdamse aanpak’ een landelijk bekend fenomeen geworden. Maar wat doet de stad in de praktijk om invulling te geven aan dit beleid? Om hier een beeld van te geven organiseerde het Kenniscentrum Grote Steden samen met de gemeente Rotterdam een Kennisatelier in – natuurlijk – Rotterdam. Het GSB|blad belde drie
De Rotterdamse burgemeester Opstelten en wethouder Veiligheid De Faria ‘de wijk in’ samen met vertegenwoordigers van de GGD, politie en hulpverlening. Een informatieavond voor bewoners over een opvangcentrum voor overlastgevende verslaafden. Foto: Peter Hilz (HH)
deelnemers na. (HS) Het Kennisatelier startte met lezingen van onder meer de burgemeester, maar daarna gingen de deelnemers de wijken in. Bezoeken aan projecten in de stad: René Diekstra op locatie over sociaal investeren in de wijk Feijenoord, herstructurering en huis-aan-huis aanpak in de Tarwewijk, en een gesprek met een ‘stadsmarinier’: een ‘zware’ ambtenaar die in de wijk fungeert als brug tussen bijvoorbeeld gemeentelijke diensten, zorginstellingen en politie.
Ger van Hagen, wijkmanager bij de gemeente Nijmegen ‘Het was de eerste keer dat ik aan een Kennisatelier deelnam en ik vond het over het algemeen inspirerend. De lezingen op het stadhuis, waaronder die van de burgemeester, waren weinig verrassend. Ze zeggen toch zo’n beetje wat je al verwacht. Maar het gedeelte dat op locatie plaatsvond, vond ik erg interessant. Rotterdam presenteert zich op een goede manier als een voorbeeld voor andere steden. In Nijmegen worden de problemen ook daad-
4
GSB | blad
nummer 2 - april 2003
krachtig aangepakt. Wij hebben een links college met de SP en dat straalt volgens mij hetzelfde uit als het Rotterdamse college met de LPF. Ja, de geest van de Rotterdamse aanpak is in Nijmegen ook voelbaar.’ Coen Luttikhuis, coördinator Grote Stedenbeleid bij de gemeente Enschede ‘Een leuke aanpak, met name het “de-wijkin-gedeelte” krijgt mijn goedkeuring. Zelf heb ik de Millinxbuurt in de Tarwewijk bezocht. Door middel van herstructurering waren daar goede resultaten geboekt en dat is interessant om met eigen ogen te zien. In Enschede zijn we ook bezig met herstructurering, dus ik herkende nogal wat in de Tarwewijk. En dat vergroot de betrokkenheid weer. Wij kunnen zeker dingen leren van Rotterdam, ondanks dat onze stad natuurlijk een stuk kleiner is en geen echte achterstandswijken heeft. Op een kleinere schaal zijn elementen van de Rotterdamse daadkracht een goed voorbeeld voor Enschede.’
Marlies Smeets, programmasecretaris GSB bij de gemeente Utrecht ´De drive die Rotterdam uitstraalde op het Kennisatelier maakte indruk op me. Enthousiast en daadkrachtig, dat is volgens mij de beste omschrijving. Ik had in de pers wel gelezen over de aanpak, maar het zelf zien is veel leuker. Tot zes jaar geleden werkte ik zelf in Rotterdam en ik moet zeggen: in de Millinxbuurt is sindsdien zichtbaar heel wat verbeterd. In Utrecht zijn we ook met een resultaatgerichte aanpak bezig, dat blijkt al uit de naam van ons collegeprogramma: “Utrecht in uitvoering”. Er zijn echter wel verschillen met Rotterdam. In de bestrijding van criminaliteit ligt bij ons naast repressie ook veel nadruk op preventie.’
Meer weten? Een verslag van het Kennisatelier ‘De Rotterdamse aanpak’ staat op www.kcgs.nl onder ‘Ateliers’, net als een reader met achtergrondinformatie. Voor informatie over de Rotterdamse aanpak: Jornt van Zuylen (
[email protected]).
Werkbezoek
Minister Remkes kijkt terug op zijn werkbezoeken
‘Zeker geen somber mens’ Hij heeft niet de tijd gekregen die hij wilde. Anders had hij méér werkbezoeken kunnen afleggen, ze misschien net iets anders kunnen organiseren, en vaker in dezelfde buurt kunnen terugkeren. En had hij vanuit Den Haag meer kunnen doen met wat hij in het land zag. ‘Stimuleren, thema’s op de agenda zetten, het verhaal overzichtelijk houden.’ (MvG) Het lijkt een trend: alle bestuurders en politici gaan tegenwoordig ‘de wijken in’. ‘Daar zit veel flauwekul bij. Ik heb me nogal geërgerd aan een krantenfoto waarop een groepje politici tijdens de verkiezingscampagne met verschrikte gezichten over een schutting kijkt. Dat is toch raar? Voor mij was de onvrede die ik ontmoette geen verrassing. Het is immers zo logisch als wat: mensen willen geen junks in hun portiek en ze willen fatsoenlijke buren.’ Waarom bent u dan toch gegaan, als u de problemen al kende? ‘Je kunt nu eenmaal niet van papier regeren. Voor je eigen afwegingen is het belangrijk dat je mensen spreekt. Bewoners, maar ook de mensen die het beleid uitvoeren. Ik was vooral benieuwd hoe het staat met de betrokkenheid van bewoners stond bij de vernieuwing van hun wijk. Ik moet zeggen dat ik daar een stevig positief beeld van heb gekregen. En ik denk dat initiatieven als “Onze Buurt Aan Zet” daaraan een belangrijke bijdrage hebben geleverd.’ Kan het niet zijn dat u tijdens een werkbezoek alleen die mensen hebt ontmoet die zich betrokken voelen? ‘Dat is een punt. Je spreekt al gauw de ‘professionals’. Als we de serie werkbezoeken hadden kunnen doorzetten, had ik daar iets aan willen doen. Ik speelde al met het idee om sessies in de avonduren te organiseren, waarvoor we zelf mensen zouden uitnodigen. Niet alleen de mensen die overdag tijd hebben, of máken, voor de minister.’
Belangrijk is dat je als gemeente ook van je eigen opvattingen uitgaat. Er is bijvoorbeeld een grote kloof tussen wat ouderen en wat jongeren willen. Het is net zo’n illusie om te denken dat bewoners altijd met een gemeenschappelijke opvatting komen.’ Wat viel u in negatieve zin op? ‘Dat de herstructurering zo traag gaat. Dat heeft óók met het betrekken van bewoners te maken, ja. Maar die tijd moet je nu eenmaal nemen, dat is voor mij geen discussie. Bovendien denk ik dat je de tijd die je in een vroeg in die betrokkenheid investeert, later inloopt.’ Wat gebeurt er als die betrokkenheid ontbreekt? ‘Dan krijg je die sociale onrust die ik tegenkwam tijdens werkbezoeken. Want hoe mooi de nieuwbouw ook wordt, als de mensen ontevreden zijn, heeft de herstructurering gefaald. Je doet het tenslotte voor hen.’ Uw werkbezoeken waren ook gericht op veiligheid. Wat viel u op? ‘Ik heb veel verhalen gehoord van bewoners. Discussies over cameratoezicht en preventief fouilleren. Veiligheid is niet alleen een gevoel, maar ook een objectief
gegeven. Aan oorzaken van onveiligheid kun je wel degelijk wat doen; het zijn geen natuurverschijnselen. Het zal alleen niet snel gaan.’ Weer die traagheid. ‘Verwachtingsmanagement is een belangrijk onderdeel van het grotestedenbeleid. Ik heb dat ook steeds benadrukt tijdens mijn bezoeken. Uitvoeren van het GSB is zwemmen in stroop. Het vereist doorzettingsvermogen en consistentie. Niet steeds iets nieuws verzinnen. En ook úitdragen dat je investeert in de lange termijn.’ Steden moeten bewoners dus vooral om geduld vragen? ‘Nee, het gaat me niet om geduld. Gemeenten moeten hun inwoners ook wijzen op de eigen verantwoordelijkheid en dus zeggen “het kan lang duren, maar dat ligt ook aan jou”.’ Word je geen somber mens als je alleen maar probleemwijken bezoekt? ‘Daar moet je wel voor uitkijken. Maar ik heb gelukkig ook veel goeds gezien. Wijken zijn in beweging en hebben een eigen dynamiek. De overheid moet zorgen voor toekomstwaarde; voor veilig, schoon en heel. De rest komt wel. Mij ontbrak de tijd, maar ik raad mijn opvolger aan vaker in dezélfde buurt te gaan kijken. Dat stemt vast optimistischer.’ Minister Remkes loopt een nacht de patrouille mee met de politie. Foto: Arie Kievit (HH)
Waarom vindt u de betrokkenheid van bewoners zo belangrijk? ‘Omdat het een illusie is dat je zonder hun inbreng een wijk kunt verbeteren. Dat neemt niet weg dat het een lastige opgave is om die betrokkenheid te organiseren.
GSB | blad
nummer 2 - april 2003
5
‘Resultaatmeting’ is in kringen van het grotestedenbeleid áltijd actueel. Maar nu het Jaarboek Grotestedenbeleid 2002 op het punt van verschijnen staat, heeft het GSB|blad ook eens de hand in eigen boezem gestoken. Veel projecten, ideeën, best practices en beleid kondigden we aan, relatief zelden schreven we over hoe daarmee verder ging. Bij een – niet representatief – aantal vroegen we dat nog eens na. Mislukt, nog niet gelukt of een daverend succes, alles kwam voor.
(CT/CG/AB)
Belofte maakt schuld 6
GSB | blad
nummer 2 - april 2003
Dossier: Het resultaat
Verblijfsstatus GSB | blad mei 2001, cover Sinds mei 2001 staan er grotestadsbewoners op de cover van het GSB|blad. Met de moeder en de twee kinderen op het omslag van mei 2001 is het sindsdien niet goed gegaan, zoals fotograaf en documentairemaker, Steef Meyknecht, achterhaalde. De moeder, oorspronkelijk afkomstig uit Suriname, verkeerde ten tijde van de foto al jaren in onzekerheid over haar verblijfsstatus. Een ‘schrijnend geval’ zou dat nu heten. Toen zij vorig jaar in Suriname van de spanningen wilde bijkomen, verzuimde zij om een terugreisvisum aan te vragen, waardoor Nederland nu gesloten blijft. Zonder enig geld woont ze nu in Suriname. Ook de familie heeft geen geld voor rechtsbijstand. Als de moeder in Nederland was gebleven, zou zij bijna zeker in aanmerking zijn gekomen voor de recente maatregelen, die een einde moeten maken aan het jarenlang gehannes over de status van sommige ‘vreemdelingen’.
‘Veiligheidshandboek als ideeënbak’ GSB | blad mei 2001, pagina 6 Stef Franken van de Deelgemeente Noord uit Rotterdam vertelt over formulieren die winkeliers krijgen uitgereikt van de politie, om de aangiftebereidheid van winkeliers te vergroten. Simon Ouwerkerk, beleidsmedewerker: ‘Het project loopt nog steeds, maar het probleem is niet opgelost. Er gebeurt van alles in de winkels waar geen aangifte van wordt gedaan. De winkeliers maken nauwelijks gebruik van de formulieren en zijn nog steeds zeer ontevreden over de tijd en moeite die het kost om aangifte te doen. We zijn twee jaar verder en het is er niet veiliger op geworden. Binnenkort is er in het winkelgebied wel “meer blauw op straat”. Zes particuliere veiligheidsfunctionarissen kunnen hopelijk een brug slaan tussen politie en winkeliers. Van hun aanwezigheid gaat ook een preventieve werking uit. Om de veiligheid in de wijk in zijn totaliteit aan te pakken, hebben we nu net een wijkveiligheidsactieplan klaar.’
Groningse daklozen surfen op internet
Illustraties: Erik van Leeuwen
GSB | blad mei 2001, pagina 7 Stel: een schizofrene, dakloze Engelsman wil in de nachtelijke uren een cursus Chinees volgen. Wat vreemd misschien, maar het gebeurt. Het is één van de voorbeelden die Benny Bloem geeft om het succes van het Digidak-project te illustreren. Digidak maakte het voor daklozen in Groningen mogelijk over een e-mailadres te beschikken en gebruik te maken van ict-voorzieningen. De verwachtingen van toen zijn ruimschoots overtroffen volgens Bloem. Ongeveer tweemaal zoveel dak- en thuislozen dan verwacht (300) gebruiken de computers, die over negen instellingen zijn verspreid. Ze e-mailen met familieleden en zoeken werk. Lastig obstakel is vaak de ambtenaar van de sociale dienst, die in veel gevallen niet blijkt te beschikken over een e-mailadres. Meer info op www.digidak.nl.
Het Kenniscentrum van Gerard Schouw: ‘Gewoon slimmer dus’ GSB | blad mei 2001, pagina 12-13 Hoe ging het verder met alle goede voornemens van Gerard Schouw bij de start van het Kenniscentrum Grote Steden (KCGS)? Danielle van Essen van het KCGS liep de beloftes nog eens langs. ‘Onze website bevat honderden nationale en internationale onderzoeken, publicaties en praktijkvoorbeelden. Wetenschappelijk kennis binnen handbereik van beleidsmakers brengen, dat is dus gelukt, we spelen daarin een actieve rol. Zoals met de themaberichten, waarin steeds één thema wordt uitgelicht door korte samenvattingen van onderzoeken en publicaties. Ook organiseren we verschillende bijeenkomsten, waarvan de kennisateliers de bekendste zijn. Inmiddels stelden we - samen met BZK de Agenda Strategische Kennisthema's Grote Steden 2003-2010 op, een richtinggevend document voor stedelijk onderzoek, dat beoogt meer samenhang te brengen in de onderzoeksvragen van steden, departementen en onderzoeksinstellingen. Internationaal gaat het Kenniscentrum ook zijn vleugels uitslaan, onder andere via een nieuw kennisprogramma: Dutch Urban Expert Centre, een soort Engelstalige variant van het KCGS. Er loopt nu een onderzoek naar wensen en behoeften van gebruikers van het KCGS, de uitslag is nog niet bekend. Stijgende bezoekersaantallen van de websites en de evaluaties van activiteiten laten al wel zien dat we in een behoefte voorzien.’
Beoordeel mensen op wat ze kunnen GSB | blad 2001, pagina 7 Kinderoppas, zwemles voor allochtone vrouwen en koken voor mensen in de buurt. Het zijn activiteiten van het sociaal activeringsproject in de Amersfoortse wijk Kruiskamp/Koppel. Bram Stuve van Stichting Banenplan is sinds de start in 2000 nauw bij het project betrokken. ‘Aanvankelijk inventariseerden wij de wensen en vaardigheden van buurtbewoners, vorig jaar kwam het initiatief steeds vaker van de bewoners zelf. Nu sturen we vooral aan op zelfstandigheid.’ Inmiddels nemen 92 mensen deel aan een of andere activiteit, wat een betere uitgangspositie biedt voor betaald werk, 17 mensen lukte dat. ‘Veel deelnemers hebben problemen, waardoor ze moeilijk aan een reguliere baan komen. Ik zie dat onze insteek – het aanspreken en inzetten van hun vaardigheden – een positief effect heeft op die problemen.”
Grootschalig groen GSB | blad juli 2001, pagina 16-17 Meer groen in de stad en eromheen. Dat was de afspraak die de ministeries van LNV en VROM en de G30 in 1999 met elkaar maakten. Het Rijk reserveerde geld voor aanleg of opknappen van grote stadsparken en groene verbindingen. Een monitoringssysteem ging alle groenontwikkelingen volgen. De nulmeting aan het begin van het project verliep niet helemaal vlekkeloos. ‘Sommige gemeenten bleken toch bij de eigen invulling behoefte te hebben aan meer vrijheid’, zegt André Perik, beleidscoördinator verstedelijking bij LNV. ‘Soms waren gege-
GSB | blad
nummer 2 - april 2003
7
Dossier: Het resultaat
vens gewoonweg niet voorhanden en was het dus een technisch probleem. Desondanks zijn er al wel enkele goede resultaten te melden. Zo hebben gemeenten de ambitie om meer groen om de gemeenten heen te creëren. Maar daar moet dan wel geld voor op tafel komen in de komende landelijke begroting.’
modatie en financiën. Binnen alle speerpunten komen de onderwerpen allochtonen en communicatie terug. Met ieder speerpunt gaan vijf á zes verenigingen uit de G4 aan de slag. Die ervaringen komen straks in de definitieve blauwdruk. Tegen het eind van het jaar hopen we klaar te zijn.’
‘Stadsdebatten als specie’ ‘Meer sport in de stad?’
GSB | blad april 2002, pagina 14-15
GSB | blad februari 2002, achterpagina
Het ministerie van BZK nam het voortouw in het houden van stadsdebatten. Met lokale partners werden bijeenkomsten georganiseerd. Doel: stadsbewoners van álle komaf met elkaar te laten praten over het met elkaar samenleven. In Arnhem stond een blijvend vervolg gepland, zo vertelde Hans Haage, beleidsmedewerker. En? ‘Het nieuwe college besloot dat er eerst een discussienota over het minderhedenbeleid moest komen. Die nota ligt er nu, sinds januari eigenlijk, en in april en mei gaan we de eer-
Minister van Boxtel schonk de KNVB bijna 70.000 euro voor het ontwikkelen van een blauwdruk voor voetbalverenigingen in grote steden, bedoeld om de problemen op te lossen waar de verenigingen mee kampen. Anand Jagdewsing, projectleider Grotestedenbeleid bij de KNVB: ‘Er ligt inmiddels een “proefblauwdruk”, met vijf speerpunten: het kader, waarden en normen, ledenwerving en behoud, accom-
Jaarboek 2002
GSB-resultaten logischer geordend Een echt hebbeding voor iedereen die ermee te maken heeft: het Jaarboek 2002 Grotestedenbeleid. Sinds 1996 verschijnt er ieder jaar zo'n overzicht. Doel: inzicht bieden in de voortgang van het grotestedenbeleid aan burgers, politici en beleidsmakers. In de editie van 2002 is een aantal vernieuwingen doorgevoerd. Het Jaarboek 2002 Grotestedenbeleid heeft een andere opzet dan voorgaande edities. Stefan Koytek, senior beleidsmedewerker GSB op het ministerie van BZK, beschouwt de nieuwe clustering van doelstellingen en bijbehorende indicatoren als één van de belangrijkste verbeteringen. ‘Door de logischer rangschikking zijn er beter verbanden te leggen tussen de pijlers en de negen doelstellingen. Belangrijk, want het grotestedenbeleid wil juist de verkokering tussen beleidsvelden tegengaan.’ Een minstens zo belangrijke vernieuwing is de aanzet van de opstellers van het Jaarboek (onderzoeksbureau Ecorys) om de discussie rondom het meten van resultaten vlot te trekken, waardoor er een begin mogelijk is van een ‘beleids-vertaling’. In hoofdstuk 2 van het Jaarboek staat uitgelegd waar het om gaat bij ‘resultaatmeting’. Alles begint met ‘input’: een stad trekt geld uit voor een project, bijvoorbeeld herstructurering. Dat levert ‘output’ op:
8
GSB | blad
nummer 2 - april 2003
bijvoorbeeld de sloop van 200 woningen en 125 nieuwe huizen voor middengroepen. Het maatschappelijk resultaat is dat er onder andere 65 koopkrachtige gezinnen in de stad blijven wonen. De ‘outcome/context’: het aandeel koopwoningen neemt toe, het gemiddeld besteedbaar inkomen in de stad groeit en de uitstroom neemt af. Over de eerste stap bestaat voldoende informatie in de steden, net als over hoe het er in de stad als geheel aan toegaat, de ‘outcome’. Wat er nu vaak ontbreekt, zijn gegevens over ‘output’ en resultaat, die worden niet regulier gemeten, stelt het Jaarboek. Ondanks dat poogt het toch op hoofdlijnen uitspraken te doen over de relatie GSB-inhoud en -praktijk.
‘klankbordgroep’. ‘De daarin vertegenwoordigde steden zagen in, dat er voor het vaststellen van output en resultaten toch ook andere gegevens boven tafel moeten komen. De klankbordgroep constateerde verder dat er over de voortgang in de sociale pijler maar weinig bekend is. Een bekend verwijt. Nog niet in het Jaarboek, maar we hebben daar inmiddels een voorstel voor gemaakt, hoe je die ontwikkelingen beter zou kunnen meten, en er komt een 0-meting. Het ministerie van VWS – ook betrokken bij het laatste Jaarboek – is op dat gebied aan zet als beoogd pijlercoördinator.’ De kritiek van de Algemene Rekenkamer kwam ook aan de orde in de klankbordgroep. Koytek: ‘De klachten over het gebrek aan zichtbaarheid van effecten zijn niet nieuw. Dit Jaarboek gaat daar juist op in door de vinger op de zere plekken te leggen. Overigens, de Algemene Rekenkamer is steeds positief over de inspanningen van het grotestedenbeleid om verantwoording te willen afleggen. Dat element haalt echter nooit de kranten.’ (AB)
Bekend verwijt Volgens Koytek maakte de nieuwe opzet duidelijker nog dan voorheen inzichtelijk waar de informatielacunes zitten. Dat bleek ook tijdens een bijeenkomst met de
Het Jaarboek 2002 Grotestedenbeleid is binnenkort te vinden op: www.gsbjaarboek.nl.
Dossier: Het resultaat
ste vier debatten houden, met de onderwerpen zelforganisaties, onderwijs en arbeid, vredesvraagstukken en ontwikkelingssamenwerking, en samenleven in de buurt.’ Na deze eerste stadsdebatten gaat Arnhem de wijk in, voor gesprekken op kleine schaal. ‘Kijken wat er speelt in die oude stadswijken.’
‘Grijze parels uit de lades’ GSB | blad juni 2002, pagina 3 Het Kenniscentrum Grote Steden deed in juni een oproep om onderzoeken en publicaties uit vergeten laatjes en archiefkasten te halen en naar hen op te sturen. Als zo’n publicatie aan de eisen van de redactieraad voldeed, zou het in aanmerking komen voor publicatie in de reeks Grijze Parels uit het archief. ‘We hebben inmiddels twee publicaties: “’t Sloeg in als een bom” en “Op je klompen”, vertelt Chris Heiberg van de redactiecommissie. Geen onverdeeld succes dus, met maar twee
publicaties? ‘Dat klopt. Er ligt nu een voorstel om op ad hoc-basis door te gaan. Gewoon als zich een onderzoek aandient.’
‘Aan korte touwtjes trekken’ GSB | blad juni 2002, pagina 8 Alle instanties die zich richten op veiligheid onder één dak: het Veiligheidshuis in Tilburg. Dat was het plan en werkt het? ‘Waarachtig. Het moest beter, en dat lukt ook.’ Aan het woord is projectcoördinator Veiligheid van de gemeente Tilburg, Ro Kartodirdjo. Hij brengt sinds de opening in november vorig jaar de helft van zijn tijd door in het Veiligheidshuis. ‘Alle partijen zitten er bij elkaar, van politie tot Openbaar Ministerie, van Bureau Jeugdzorg tot de leerplichtambtenaar Er komen alleen geen boeven en burgers hier’, weet Kartodirdjo. ‘Omdat iedereen bij elkaar zit, zijn de doorlooptijden beduidend korter en kun je zaken beter op elkaar afstemmen. Dat merk je nu al.’
Elco Brinkman:
‘Hou op met dat eindeloze willen objectiveren’ Het vuur aan de schenen leggen en een spiegel voorhouden. Dat deden de verschillende visitatiecommissies onder voorzitterschap van Elco Brinkman bij de grote steden van Nederland. Wat viel hem op aan het Jaarboek Grotestedenbeleid 2002? Werd u door enig gegeven uit het Jaarboek verrast? ‘Als je lang bij het grotestedenbeleid bent betrokken, is de verrassing er een beetje af. De worsteling van de grote steden wordt andermaal in beeld gebracht. Wat me opvalt, is dat hoe meer beleid er op de grote steden wordt los gelaten - met steeds meer mensen - hoe minder er lijkt te lukken. Het grote ongenoegen en de politieke frustratie van het afgelopen jaar ontstond toch ook in de grote steden?’
Elco Brinkman: ‘Het moet wel om de prestatie gaan en niet om de prestatiemeting!’ Foto: Ton Poortvliet (HH)
Wat zou uw advies zijn? ‘Dat gaat eigenlijk in tegen de cultuur bij gemeentelijke diensten en de overheid. Niet elk blok op de tekentafel willen vastleggen, wat vaak eindeloze inspraakprocedures oplevert. Ik zou zeggen: geef de contouren aan van wat mag en niet mag, en treedt pas handhavend op als er een potje van gemaakt wordt. Denk meer vanuit een praktisch oogpunt en ga uit van krachten in de samenleving. En: maak vaart, want de
stad is op dit moment weer redelijk populair. Dan moeten er wel woningen zijn en plekken voor bedrijven. Doe ook iets aan de bereikbaarheid, geef mensen de ruimte om parkeergelegenheid op hun eigen terrein te maken bijvoorbeeld.’ In de laatste visitatierapporten van de G4 en G21 wordt het GSB - bij alle waardering en de noodzaak om het door te zetten - ook gekenschetst als een cijferbrij en te weinig daadkrachtig. Wat ziet u terug van die kritiek in het Jaarboek? ‘In lijn met onze aanbevelingen is het om meer aandacht te besteden aan een beleidsvertaling, meer praktijkgerichte informatie. Niet meer al die cijfers en tabellen zonder relatie met de uitvoering, dat is een vooruitgang. Algemener, toen we die rapporten schreven, schrokken we van de hoeveelheid inspanning die was gaan zitten in de ‘meet- en regeltechiek’ – en nog was het te vroeg voor steden om resultaten te laten zien. Het moet wel om de prestatie gaan en niet om de prestatiemeting! Hou op met dat eindeloze willen objectiveren van het beleid, ietsje subjectiever mag ook wel.’ (AB)
GSB | blad
nummer 2 - april 2003
9
De bouw van seniorenwoningen stagneert, ‘opplussen’ levert niet genoeg op, planologische ruimte ontbreekt en wie toch wil bouwen stuit op onvoorstelbaar hoge kosten. Aan problemen geen gebrek. Toch ziet Jeroen Singelenberg, hoofd van het Kenniscentrum Wonen-Zorg nog kansen genoeg om vergrijzend Nederland aan geschikte woonruimte te helpen. Ervaringen in Breda staven dat optimisme rond ouderenhuisvesting.
‘Gemeenten moeten vaker bouwruimte claimen voor zorg’
Lichtpuntjes in ouderenhuisvesting Dat er een groot tekort aan seniorenwoningen dreigt, daar hoeft niemand nog van overtuigd te worden. Zo houdt de Kwalitatieve Woonruimte Registratie van het ministerie van VROM rekening met een debetstand van 140.000 ‘nul-tredenwoningen’ in 2005 en pleit het College Bouw Ziekenhuisvoorzieningen binnen dertig jaar voor een verdubbeling van het aantal ouderenwoningen (van 351.000 naar 690.000). Singelenberg voorspelt in zijn notitie ‘Toekomstscenario’s en planologische kengetallen’ tot 2015 een jaarlijkse bouwbehoefte van 15.000 woningen alleen voor senioren. De oorzaken van het tekort: een sterke vergrijzing van de bevolking in combinatie met een algehele malaise in de woningbouw, sterk gestegen bouwkosten en een gebrek aan planologische ruimte. Of zoals Singelenberg stelt: ‘Net als deze enorme bouwopgave voor senioren zich aandient, zakt de markt in.’
Negatieve prikkel Hoe nu verder? Want even waren er hoge verwachtingen van het ‘opplussen’ van woningen tot geschikte woonvertrekken voor ouderen. Maar daar komen de experts steeds meer van terug. ‘De meeste woningbeheerders zijn nog steeds van mening dat eengezinswoningen en flats zonder lift in principe niet in aanmerking komen. Veel zittende bewoners zien er bovendien de noodzaak niet van in. En de kosten blijken vaak enorm tegen te vallen’, verklaart Singelenberg. Jammer, want met genoeg aangepaste woningen in een wijk zou in elk geval aan de fysieke voorwaarde voor een zogenaamde woonzorgzone of woonservicezone voldaan worden. Met voldoende zorgvoorzieningen in een straal van 200 respectievelijk 500 meter zouden ouderen in dat geval langer zelfstandig in hun eigen buurt kunnen blijven wonen. Nieuwbouw wil ook niet erg lukken. ‘Dit soort woningen heeft sowieso veel extra kosten, en daar komen dan ook nog de kosten van de infrastructuur bovenop. Veel corporaties kunnen of willen dat niet trekken’, weet Singelenberg. En dan is er nog de zorgcomponent. Want ouderen hebben niet alleen woonruimte nodig, maar ook genoeg zorg in de buurt om extramuraal – met zorg aan huis – te kunnen overleven. ‘Maar in de omslag van intramuraal naar extramuraal zijn veel welzijns-
10 GSB | blad
nummer 2 - april 2003
functies uit de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ) geschrapt. Dat is voor veel zorgaanbieders een negatieve prikkel.’
Bedrijfstakcode Een onmogelijke opgave dus? Nee, denkt Singelenberg. ‘Mits gemeenten vrijkomende bouwruimte vaker claimen voor wonen en zorg. Meer de regierol vervullen, daar gaat het om. Als een particuliere bouwer andere plannen heeft, dan is hij gewoon even niet aan de beurt. Geef dan voorrang aan die ontwikkelaar die wel iets met seniorenhuisvesting wil.’ Een andere mogelijkheid is dat stadsbesturen via een veelhoeksruil corporaties verleiden tot onrendabel bouwen. ‘Zo van: als jullie op deze locatie iets doen wat geen profit oplevert, dan hebben wij ook nog een andere locatie voorhanden waar jullie ter compensatie wel winst kunnen maken.’ Om corporaties tot bouwen voor senioren te bewegen, zou er een vrijwillige bedrijfstakcode moeten komen, vindt hij voorts. ‘Corporaties kunnen dan beloven dat ze een bepaald bedrag investeren in wonen en zorg. Maakt een corporatie die belofte niet waar, dan zou VROM de prestatieeisen moeten aanscherpen.’ De zorgaanbieders, op hun beurt, moeten actiever op zoek gaan naar een integratie van thuiszorg, verzorgingshuiszorg en verpleeghuiszorg. Singelenberg: ‘Er zijn concerns die dergelijke extramurale woonzorgarrangementen in hun assortiment hebben. Toch hebben de regionale zorgkantoren, die het AWBZ-geld daarvoor beschikbaar stellen, vaak nog een te afwachtende houding. Er moet meer gebeuren.’
Breda Een stad waar op dit moment aan veel succesfactoren van Singelenberg voldaan wordt, is Breda. Op het stadhuis ligt sinds kort een stedelijk zorginfrastructuurplan klaar. ‘Dat hebben we samen met het Zorgkantoor ontwikkeld’, legt Juan Seleky van de Directie Welzijn uit. ‘Eerst hebben we per woongebied de behoefte op basis van de verwachte vergrijzing in kaart gebracht. Daarna hebben we centrale zones benoemd, waarin consumentenorganisaties, corporaties, welzijnsorganisaties en zorginstellingen de handen ineenslaan om ouderen in de wijken te houden. Vervolgens hebben we de kansen op een rij gezet, zoals herstructure-
Jeroen Singelenberg, hoofd van het Kenniscentrum WonenZorg: ‘Geef voorrang aan die ontwikkelaar die iets met seniorenhuisvesting wil.’ Foto: Arie Kievit (HH)
ringsplannen, renovatieplannen van zorginstellingen en andere actuele initiatieven van marktpartijen. Zo kan er een goede afweging gemaakt worden over de intensiteit en de fasering van de aanpak per gebiedsdeel.’ Hoe het komt dat Breda er kennelijk wel in slaagt om plannen van de grond te krijgen, terwijl veel andere steden achterblijven? ‘Omdat we als gemeente de eerste stap hebben gezet hebben en veel geïnvesteerd hebben’, legt Seleky uit. ‘Zo heeft het gemeentebestuur jarenlang miljoenen guldens uit het Volkshuisvestingsfonds beschikbaar gesteld om corporaties te stimuleren met ons mee te doen. Ook het Zorgkantoor is door de gemeente over de streep getrokken. In het begin ging dat moeizaam, maar gaandeweg is het kantoor door het enthousiasme van de eigen instellingen ingehaald. De meerwaarde van samenwerking en regie door gemeente is inmiddels duidelijk.’ De praktijk in vijf proefbuurten deed de rest. ‘Honderden woningen zijn inmiddels aangepakt en opgeplust, ook in de koopsector met behulp van subsidie van de SEV. Naast het conceptueel denken over de ontwikkeling van levensloopbestendige woonbuurten, waarbij we ook nagaan welke sociale- en zorginfrastructuur er nodig is in een wijk, hebben we ook daden laten zien. En dat heeft een enorme olievlekwerking. Zozeer zelfs, dat we de tijd rijp achten om deze integrale aanpak de komende jaren op heel Breda los te laten.’
Ontwikkeling gemist Er zijn meer gemeenten waar het goed gaat, vindt Singelenberg. Zoals in Tilburg waar ‘redelijk verbindende regels voor bouwende partijen’ zijn opgesteld, of in Spijkenisse waar ‘een actieve wethouder de kar trekt’. ‘Maar meestal blijft het bij een goed deelproject.’ IJburg is daar een mooi voorbeeld van. Vijf procent
van de nieuwbouw in het deelplein Haveneiland-West is gereserveerd voor woonzorgarrangementen. ‘Prima, maar waarom alleen daar?’ Maar het kan ook veel slechter, vindt Singelenberg. ‘Rotterdam kom je bijvoorbeeld nauwelijks tegen als het gaat om ouderenhuisvesting. De initiatieven komen daar van andere partijen. En bij de ontwikkeling van Meerhuizen in Eindhoven is ouderenhuisvesting nergens zichtbaar gemaakt. Dan heb je toch een ontwikkeling gemist, lijkt mij.’
Consensus Bert Meulenkamp van de stichting Samenwerkende organisaties Belangenbehartiging Ouderen onderzocht in opdracht van de provincie het tekort aan seniorenwoningen in Zuid-Holland. Voor een stad als Den Haag komt hij op een manco van 25.000 woningen in 2015. Het ambitieuze plan van de gemeente en de corporaties om in het naoorlogse Moerwijk een woonzorg-zone te ontwikkelen, waarbij een kwart van de woningen toegankelijk moet worden voor huurders met een handicap, heeft nauwelijks invloed op dat getal. ‘Want dan zie je weliswaar dat de zorginfrastructuur goed geregeld is, maar dan blijken de meeste woningen nauwelijks op te plussen.’ Rücksichtsloss opknappen van complete complexen, dat werkt bovendien niet, oordeelt hij. ‘Het moet ook weer niet te gek en te ingrijpend worden voor de huidige bewoners. Meer heil zie ik dan in het toegankelijk maken van woongebouwen als geheel. Dan denk ik aan de entree en de collectieve ruimten. Vervolgens kan je per woning opplussen waar dat nodig is, en waar de huurders dat ook willen.’ Singelenberg denkt in dezelfde richting. ‘Er komt steeds meer consensus over wat er gedaan moet worden. De grote vraag is alleen nog hoe hoog het tempo wordt.’ (EW)
GSB | blad
nummer 2 - april 2003
11
Drieluik lokaal gezond
GSB en lokaal gezondheidsbeleid moeten gelijk op trekken Lokaal gezondheidsbeleid. Belangrijk, maar een tikje verscholen in het GSB-actieplan – onder de sociale pijler bij het punt ‘maatschappelijke opvang en sociale cohesie’. En dat terwijl het grotestedenbeleid en het gezondheidsbeleid bijkans hetzelfde nastreven. Want achterstanden wegnemen op sociaal, fysiek, economisch en veiligheidsgebied is óók het doel van het lokaal gezondheidsbeleid. Een drieluik onderzoek, beleid en uitvoering. (MvdB)
Het beleid
Het onderzoek
‘De wethouder moe mee kunnen zwaai
De keiharde link tussen achterstand en ongezond Het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) en GGD-Nederland hebben onlangs een screening gedaan van vier meerjarenontwikkelingsplannen op hun gezondheidseffecten. Wat bleek? Bijna alle maatregelen die steden in het kader van het GSB nemen om allerlei achterstanden weg te werken, hebben een positief effect op de gezondheid van hun burgers. ‘Dat is niet zo vreemd,’ legt Manon Penris van het RIVM uit, ‘want als epidemiologen íets hebben aangetoond, is het wel de samenhang tussen de sociaal-economische positie van mensen en hun gezondheid.’ Die samenhang is voor een epidemioloog wellicht gesneden koek, maar toch: kunt u een voorbeeld geven? ‘Een keiharde: arme mensen leven tweeënhalf jaar korter dan rijke en hebben meer chronische aandoeningen. Mensen die in een slecht, vochtig huis wonen, hebben vaker luchtweginfecties. Kinderen die niet kunnen buiten spelen, zijn in slechtere conditie. Mensen die in een onveilige buurt wonen, hebben meer stress. Scholieren die spijbelen, hebben grotere kans in aanraking te komen met drugs. In een wijk waar het sociale netwerk slecht is, vereenzamen mensen sneller en is de psychische gezondheid slechter. Gezondheid zit ’m bijna overal in. Een satehprikker, noemt burgemeester Rombouts van Breda het gezondheidsbeleid: overal doorheen geregen.’
12
GSB | blad
nummer 2 - april 2003
Als GSB-maatregelen altijd goed zijn voor de gezondheid, waarom is er dan nog extra aandacht nodig? ‘Allereerst omdat er ook negatieve gevolgen zijn waar je rekening mee zou moeten houden. Huizen opknappen, bijvoorbeeld, kan ervoor zorgen dat de állerarmsten er niet meer voor in aanmerking komen omdat ze te duur zijn. En dan schiet je je doel voorbij.’ Maar dat kan niet het belangrijkst zijn. ‘Inderdaad, veel belangrijker is dat positieve effecten van het GSB op de gezondheid nu niet herkend, benoemd en gemeten worden. Zodra je dat wél doet, kun je die effecten bewust gaan versterken, bijvoorbeeld door de doelgroep duidelijker te omschrijven en daar beter op in te spelen. En als je duidelijk hebt welk effect bepaalde onderdelen in het MOP op de gezondheid hebben, kun je daar bij het stellen van prioriteiten rekening mee houden. En tot slot wordt duidelijk waar je kansen laat liggen. Neem bijvoorbeeld de regeling voor goedkope huisvesting van startende bedrijfjes. Waarom zou je als gemeente huisartsen en verloskundigen daar niet ook onder laten vallen?’ De screening ‘Een gezond grotestedenbeleid’ verschijnt op www.rivm.nl onder ‘publicaties’ nummer 270011001/2003.
De plannen voor een betere openbare gezondheidszorg (OGZ) zijn gesmeed door de Commissie Openbare Gezondheidszorg. Onder voorzitterschap van CDA-senator Wolter Lemstra, destijds burgemeester van Hengelo, nu interim in Leiden, verscheen in januari 2000 ‘Spelen op de winst, Een visie op openbare gezondheidszorg’. Wat zijn de resultaten sindsdien? Het rapport had een ambitieuze planning: in de eerste helft van 2001 lokale gezondheidsplannen, dat jaar ook een landelijk beleidskader openbare gezondheidszorg en regionale platforms. Het is inmiddels 2003. ‘Om je eerlijk te zeggen: ik ben nog content. Hoe vaak belanden dit soort rapporten niet ongelezen in een la? Bedenk: pas medio jaren negentig constateerde met ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport dat we lokaal bijna niets deden aan preventief gezondheidsbeleid. De GGD was er voor inenten, borstkanker en uitstrijkjes, dat was het. En op dit moment leggen gemeenten de laatste hand aan hun Lokale Gezondheidsnota en heeft VWS een eigen directeur OGZ gekregen. Dat dat landelijk beleidskader er nog steeds niet is, heeft ook veel te maken met de regeringsperikelen, helaas.’ Die lokale nota, is dat een panacee? ‘Voor een groot deel toch wel. De verantwoordelijk wethouder moet namelijk iets hebben om sterk te staan in het college en aandacht te krijgen voor zijn beleid. De openbare gezondheidszorg heeft niets om
Illustratie: Casper Gijzen
t ergens en’ mee te zwaaien, waar RO de bestemmingsplannen heeft, Volkshuisvesting het Bouwbesluit, Financiën de begroting. De ‘softe hoek’ moet zijn doelen ook tastbaar maken, en in zo’n nota kun je daar een goeie start mee maken.’ Wat bedoelt u met ‘gezondheidsdoelen tastbaar maken’? ‘Bijvoorbeeld door een “gezondheidsatlas” te maken, waarin je duidelijk omschrijft waar nu gezondheidsrisico’s in de stad liggen en vervolgens plannen te maken om die weg te nemen. Rookverboden, sport entameren, beleidsafspraken maken op de lange termijn met de GGD over meer dan alleen het inenten. Alleen dan kun je als gemeente de regie pakken op de openbare gezondheidszorg. Ja, het lijkt misschien kretologie. Laat ik het anders zeggen: beleid maken voor een gezonde stad, dat moeten de gemeenteraad en de wethouder doen, niet in de eerste plaats de GGD. Bedenk: honderd jaar geleden was gezondheidszorg de nummer één prioriteit van het openbaar bestuur. En dat zou het nog steeds moeten zijn. Vraag dat maar aan de man in de straat.’ Nog een advies? ‘Ik hoop dat de nieuwe minister op VWS net als Els Borst weer een visie heeft op OGZ en niet alleen op het geld wil sturen.’ Het rapport ‘Spelen op de winst, Een visie op openbare gezondheidszorg’ staat op www.vogz.nl/ggb.
De uitvoering
‘De gemeente heeft niet eens aspirine te koop’ Wethouder Toon Gispen (Leefbaar Utrecht) is verantwoordelijk voor het lokaal gezondheidsbeleid. Wat doet Utrecht goed? ‘Als gemeente ga je eigenlijk nergens over in de gezondheidszorg, zeg ik altijd. Ik verkoop niet eens aspirine. Wat je moet doen, is mensen om de tafel krijgen. Wij praten dus geregeld met de verzorgingshuizen, de thuiszorg, de ziekenhuizen, verzekeraars, alle partijen betrokken bij de lokale gezondheidszorg. Als gelijkwaardige partners met een gezamenlijk doel.’ Om de tafel is belangrijk, maar belangrijker is het resultaat buiten de vergaderzaal. Hoe krijg je dat voor elkaar? ‘Erg belangrijk: we praten alleen met mensen met een volledig mandaat, die dus ter plekke afspraken kunnen maken. En dat doen we dan ook. Een voorbeeld: we kwamen erachter dat er in Utrecht veel verzekerde mensen rondliepen die niet bij een huisarts stonden ingeschreven. Daarvoor hebben we een aparte huisartsenpost ingericht. De verzekeraar Agis heeft meebetaald aan de verbouwing, de gemeente heeft niet de volledige marktprijs voor het pand gerekend, en de huisartsen hebben zich gecommitteerd aan de opvang achteraf bij een
gewone huisarts. In een jaar tijd hebben er honderden mensen op deze manier een huisarts gevonden. We hebben bijna alles uit de markt gevist.’ Zo’n nota lokaal gezondheidsbeleid, die heeft Utrecht dus liggen? ‘Meer dan dat. We werken aan een Gezondheids Effect Screening zoals je die ook voor het milieu en voor de veiligheid hebt. Als we de komende jaren met de stadsvernieuwing aan de slag gaan, en dat gaat dan om 15.000 woningen, moet je de gezondheidseffecten daarin meenemen. Zo’n GES is dan een essentieel instrument, ook om de corporaties bij de les te houden.’ Tot slot, wat is uw advies? ‘De zorg moet weer terug in de wijk. Een grote stap hebben we al gezet. De twee Utrechtse ziekenhuizen van de Antonius/ Mesos groep verhuizen naar de Leidsche Rijn, maar in ons overleg hebben we nu besloten dat we gaan kijken of in de oude vestiging in stad een voorziening open kan blijven voor specialistische behandelingen.’ Op www.slag.nu meer over wijkgericht gezondheidsbeleid.
GSB | blad
nummer 2 - april 2003
13
EZ verkent stadseconomieën
‘Pak de kansen waar ze echt zijn’ Om de uitvoering van de MOP’s in beeld te krijgen ging het ministerie van EZ op bezoek in de dertig grote steden. Wat kwam daaruit en wat moet er anders in de volgende periode? Een relatie op afstand, dat werd het, nadat het ministerie van EZ met de GSB-steden de convenanten tot 2004 afsloot voor de pijler ‘werk en economie’. Dat leek ook precies de bedoeling. Geen inmenging meer op detailniveau door het Rijk. Maar zoals dat gaat met ‘langeafstandsrelaties’: de band dreigde verloren te gaan. Om de liefde weer wat nieuw leven in te blazen, voerde het ministerie een reeks stadsgesprekken met de dertig steden. ‘Het tijdstip waarop EZ extra energie investeert is niet toevallig’, meldt Hans Goossensen, clusterleider Bereikbaarheid en Steden bij EZ, en voorheen lange tijd actief in Leiden voor het grotestedenbeleid. ‘We zijn halverwege de huidige periode. Ook maakt EZ zich op voor de nieuwe convenantsperiode.’ De opzet van het rondje stadsgesprekken was om de rode draden te analyseren die voor alle steden opgeld doen én om per stad de economische situatie in ogenschouw te nemen. ‘Waar gaat het goed en waar blijven de prestaties achter bij de ambities?’ Op Goossensens oude werkstek, Leiden, waren ze blij met het bezoek van EZ. GSB-wethouder Geertsema (VVD) en
14
GSB | blad
nummer 2 - april 2003
voorzitter van de pijler economie van de G26: ‘Wij praten graag met ministeries, dat verheldert vaak welk ministerie op welk onderdeel leading is, want dat is niet altijd even helder. EZ hebben we lang niet gezien.’ Ook de Leidse manager grotestedenbeleid Tine de Bloois verwelkomde EZ met open armen. ‘Het was de eerste keer dat ze langskwamen. VROM gaat wat dat betreft gerichter te werk, net als VWS en natuurlijk BZK. Ik zag het overigens meer als een functioneringsgesprek en niet als een beoordelingsgesprek. Goed dat de voortgang in het oog wordt gehouden.’
Gebiedsgericht Belangrijkste les die EZ trok uit de stadsgesprekken: maatwerk wordt echt noodzaak, zo vertelt Goossensen. Niet elke stad hoeft uit te blinken in alle thema’s: pak de kansen die er daadwerkelijk in dat gebied spelen. Maatwerk moet in de volgende periode ook voorkomen dat partijen gaan opschrijven, waarvan gedacht wordt dat de ander het graag wil horen. Het beoogde maatwerk sluit aan bij een trend die al langer binnen EZ speelt, meldt Hans Goossensen. ‘Het opstellen
In Leiden werkt de winkeliersvereniging van de Haarlemmerstraat mee aan het dagelijks schoonhouden van de straat in het kader van Onze Buurt aan Zet. Foto: Marc de Haan (HH)
van “gebiedsgerichte economische perspectieven” is daar de concrete vertaling van. EZ gaat in de komende periode sowieso meer nadruk leggen op de regio en studeert nog op mogelijkheden om beter te kunnen inspelen op de links tussen regiogemeenten rondom de centrumstad. Een wat andere oriëntatie dus dan VROM kenbaar maakt met bijvoorbeeld het aanwijzen van de vijftig moeilijke wijken.’ In Leiden ziet ook wethouder Geertsema het belang van de regio. Die speelt nu al een belangrijke rol. ‘Bijvoorbeeld bij het opstellen van een regionale kantorenstrategie. We willen de pijn in het huidige economische tijdsgewricht op dat vlak beter kunnen verdelen.’ Ook bovenregionaal trekt Leiden nu al ten strijde: samen met Den Haag probeert de sleutelstad bedrijven te verleiden zich te vestigen in Leiden, vooral bio science-bedrijven, een lokaal speerpunt. Het toerisme is een andere kans die Leiden regionaal meer wil uitbuiten, meldt Geertsema.
Beducht Precies willen weten wat er speelt, maatwerk aanbieden – is dat niet via een omweg toch weer sturing en bemoeienis op detailniveau? Goossensen erkent de spanning. ‘Maar,’ zegt hij, ‘als goede convenantspartner willen we wel weten wat er speelt, en ook een kritische dialoog voeren met de steden, een spiegel zijn. Ook: we willen de steden niks door de strot duwen, maar tegelijk geeft EZ wel het referentiekader aan, en moet het de MOP’s goedkeuren.’ Bij alle waardering voor de hernieuwde bemoeienis van EZ, zit Wethouder Geertsema uit Leiden niet te wachten op al te veel profilering van alle afzonderlijke ministeries, als die gepaard zou gaan met allerlei aparte verantwoordingstrajecten. ‘We hebben al MOP’s, jaarplannen, stadsenquêtes, visitatiecommissies, ondersteunende expertteams.’ Ook Tine de Bloois is beducht voor extra bureaucratie. Beiden juichen daarom de inmiddels aangekondigde brede doeluitkeringen van harte toe.
houders. Als het “nee” is, bestaat er dan een zogeheten verwijtbaar element. Als de doelen wél zijn gehaald, dan kijken we of de doelen ambitieus genoeg waren. We willen het snappen. Als je een bedrijfsverzamelgebouw in je MOP hebt staan, maar er blijkt twee jaar later dat geen bedrijf zich er wil vestigen, dan moet je dat gebouw niet toch neerzetten. Maar áls een gemeente een plan uit het MOP niet uitvoert, dan moet daar wél een gedegen onderbouwing voor zijn. Zo maar dingen doen, dat past niet binnen het GSB. Op basis van een gedegen visie dingen doen – en dus ook laten, wel.’
Veiligheid Nieuw worden ook de inspanningen die EZ zich wil gaan troosten op het gebied van kennisdeling. Geen nieuw ‘kenniscircus’ volgens Goossensen, maar aansluiten bij het Kenniscentrum Grote Steden. ‘Waarom zweert de ene stad bij Publiek Private Samenwerkingen en wil de andere stad er helemaal niet aan.’ Tine de Bloois is gelukkig met dit voornemen. ‘Zeker nu het economisch tegenzit, is het van belang om van elkaar te leren, bijvoorbeeld hoe je je stad aantrekkelijk kan maken voor starters, maar ook over het optimaal benutten van bedrijventerreinen – zou trouwens mooi zijn als we geld dat bestemd is voor nieuwe bedrijventerreinen konden inzetten voor de upgrading van bestaande locaties.’ Wethouder Alexander Geertsema ziet mogelijkheden voor EZ om steden te faciliteren op het gebied van dienstverlening aan bedrijven. Hoe ver kan een stad gaan om het bedrijven naar de zin te maken. ‘Als dat duidelijker is, hoeven we geen tijd te vermorsen. De VNG is daar ook mee bezig. Als EZ de steden beter gaat ondersteunen, dan hebben ze er dertig vrienden bij!’ De gesprekken die de G4 en ook de G26 met elkaar voeren over economische thema’s, daar wil EZ aansluiten. ‘Want over de inhoudelijke thema’s zijn we het zo eens’, meldt Goossensen. Nieuw thema wordt, zo voorspellen zowel EZ als Leiden, de relatie tussen veiligheid en ondernemen. Inmiddels heeft het Rijk in dat kader een pact met de detailhandel gesloten. EZ draagt daaraan 1 miljoen euro bij in grotesteden-verband om slimme projecten tegen winkelcriminaliteit te ondersteunen. Hoe gaat het concreet verder met de nieuwe energie van EZ? Tijdens een stedenplatform-bijeenkomst. in april komen de bevindingen uit de stadsgesprekken aan de orde, net als de thema’s die de steden aandroegen. Eind juni stelt EZ nieuwe beleidskaders vast voor de nieuwe periode. Dus, zo stelt Goossensen, ook daarover wordt goed met de steden overlegd. (AB)
‘EZ wil de steden niks door de strot duwen’
Niet te concreet Een ander ‘leerpuntje’ voor EZ uit de stadsgesprekken: nóg beter nadenken over het type afspraak dat het Rijk met de steden maakt. Goossensen: ‘Het effect moet centraal staan, maar op effecten kun je geen steden afrekenen. Niemand ziet de logica in van geld terughalen als steden tóch meer werklozen hebben dan was afgesproken. Convenantafspraken moeten ook niet te concreet zijn: niet op welke locatie een stad meer hotelbedden gaat realiseren, maar misschien wel de hoeveelheid extra te realiseren hotelbedden. Op het juiste abstractieniveau afspraken maken – daar gaat het om.’ Goossensen denkt niet dat nadenken over een nieuw soort afspraken de huidige afspraken ondermijnt: ‘Voor de huidige periode gelden de huidige afspraken. Zijn de afgesproken doelen gerealiseerd, ja of nee? Maar we zijn geen boek-
Meer informatie bij Hans Goossensen (EZ), telefoon (070) 379 73 37 of e-mail
[email protected]
GSB | blad
nummer 2 - april 2003
15
De wijk in? Dat komt aan op liefde van oom agent
Zo veel projecten, zo weinig tijd Veiligheid is met stip gestegen op de politieke agenda. In de vaderlandse probleemwijken struikelden de politici in januari bijkans over elkaar. Maar de beloofde beterschap moet nog komen in de probleembuurten van Deventer. Aan goede wil, prachtige projecten en fonkelende folders geen gebrek. ‘Wel aan tijd.’ Het GSB|blad op reportage. ‘Kijk, hier spelen probleemjongeren potjes voetbal.’ Agent Edwin Katerberg zou niets liever doen dan een keertje mee ballen. Want in deze buurt moet een ‘juut’ alles uit de kast trekken om het vertrouwen te winnen. Maar Edwin belooft niets meer. ‘Een keertje voetballen? Dat komt er nooit van.’ En van gebroken beloftes moet deze wijk het niet hebben. De hoofdagent heeft een probleem. Het bruist in zijn buurt van de goede bedoelingen. Edwin somt een indrukwekkende lijst op. Voorstanders van het grotestedenbeleid zouden er staand voor applaudisseren. Maar de agent heeft grote moeite al dat prachtigs bij te benen. ‘Momenteel heb ik twee dagen per maand tot de beschikking voor mijn taak als wijkcontact-functionaris en dat is volstrekt onvoldoende.’ Schijn bedriegt in Deventer. Het stadje baadt in flonkerend licht dat weerkaatst in de rivier. Bezoekers slenteren door het dromerige Bergkwartier of over de romantische Brink en vinden het prachtig. De woonwijken rond dit feeërieke stadshart zijn minder idyllisch. De Rivierenwijk, zo luidt het stigma, is het allerergst. Hier woonden de arbeiders uit de vleeshouwerijen en de blikjesfabriek. Tegenwoordig telt de buurt veel werklozen. De Turkse gemeenschap is groot. Opvallend genoeg bestaan raciale spanningen hier amper. Vijftig nationaliteiten leven kris kras door elkaar, in relatieve harmonie. Aan bomen hangen verweerde Oranje vaantjes gebroederlijk naast Turkse vlaggetjes. Herinneringen van grote voetbaltoernooien, die hier op straat worden gevierd. Even verderop zit de Kameleon, een ‘zwarte’ school, nu dichtgespijkerd. Turkse moeders haalden hun kinderen massaal uit de klassen. De protesterende ouders eisten dat hun kroost zou opgroeien op schoolpleinen waar Nederlands werd gesproken. Hoe geïntegreerd wil je het hebben?
Buurtkoningin Een bijzondere buurt dus. Nee, hier wonen geen lieverdjes. Berucht zijn de slepende familievetes en bloedwraak. ‘Hier kennen ze geen westerse bluf. Als iemand roept “ik steek jou neer”, dan zit daar
16 GSB | blad
nummer 2 - april 2003
helaas geen woord van overdrijving bij’, zegt Edwin. ‘Of ik het crimineel vind? Volgens de statistieken wel. Maar statistieken zeggen niet alles.’ Vraag dat aan Gerrie Scholten. Bij de koningin van de Geulstraat is het een zoete inval. Door haar brievenbus hangt een touwtje. Iedereen kan zo in en uit lopen. Binnen blinken kristallen beeldjes achter de vitrage en zingt volkszanger Jaman over de liefde van zijn leven. Aan de drukke koffietafel krijgt agent Edwin lastige vragen. ‘Heb je het gelezen in het Deventer Dagblad? Riep er weer iemand dat onze buurt de onveiligste van de stad is. Belachelijk. Positieve reclame, dat hebben we nodig.’ Laat dat gerust aan Gerrie over. Hup, daar ploffen haar fotoboeken op tafel! ‘Kijk, het kerstdiner. En hier de straatbarbecue. Nog een heel gedoe met al dat rein vlees hoor. En hier sta ik naast Pieter van Vollenhoven op de Veilig Verkeersdag.’ Gerrie is de spil van de buurt, organiseert feestjes bij de vleet. ‘Ze is puur goud, enorm belangrijk voor de buurt’, zegt Edwin. ‘Als het even kan, drink ik bij Gerrie een bakkie en ben ik weer helemaal
Gerrie Scholten: ‘Positieve reclame, dat hebben we nodig!’ op de hoogte.’ Vandaag gaat het over scheurende pubers op brommertjes. En over losliggende stenen bij het speeltuintje dat Gerrie beheert. ‘Schandalig!’ Volgens Gerrie en de buurbewoners zit de gemeente fout. ‘Die hebben de straat opengebroken maar niet goed dichtgemaakt.’ Gisteren vloog bij buurtbewoner Bennie een stoeptegel door de achterruit van zijn Mercedes. ‘Wordt aan gewerkt’, meldt Edwin. Op dat moment komt welzijnswerker Berna binnen. ‘Zullen we dan volgende week een vergadering houden over de speeltuin? En trommel jij dan de rest op, Gerrie?’ Even later rijdt een gemeentewagentje voor om het euvel van de stenen te verhelpen. In de woonkamer van Gerrie smelten problemen als sneeuw voor de zon. Daarom spijt het Edwin dat het hem steeds vaker aan tijd ontbreekt om Gerrie te bezoeken. ‘Ja, natuurlijk krijg ik dat van haar te horen.’
buurtbewoners zelf hun sores laten oplossen, luidt het devies. Henk & Henk zijn geziene gasten, al had dat wel wat voeten in de aarde. ‘Het was knokken om binnen te komen. Ik was van de vijand, kreeg geen poot aan de grond. De kentering kwam na een sponsorloop. “Ik loop alleen mee als die kankerwout ook meeloopt”, riep zo’n jochie.’ Dat deed Henk. Volledig in uniform liet de geoefende marathonloper iedereen de hielen van zijn dienstschoenen zien. In een klap was er ontzag. ‘Die vent is okay, zeggen ze nu.’
Noodverbandjes
In de Rivierenwijk wonen vijftig nationaliteiten kris-kras door elkaar. Surinamer Gerard Nijhorst kwam er vijfentwintig jaar geleden wonen.
‘In mijn vrije tijd’ Voeling houden met de buurt, daar draait het om. In de lente beginnen de vermaarde rondgangen weer. Dan trekt een bonte stoet van ambtenaren, welzijnswerkers, agenten én buurtbewoners door delen van de wijk. De bewoners wijzen aan wat ze dwarszit. Van losse stoeptegels tot dealersnesten. Natuurlijk loopt Edwin mee, maar wel in zijn vrije tijd. Meertijd, zoals het administratief heet. In die uren schuift de hoofdagent ook aan bij wijkvergaderingen. Vorige week nog, bij ‘Onze Buurt Aan Zet’. Daar zit Edwin in zijn hoedanigheid als wijkcontactfunctionaris. Een deeltijdbaan die in het gedrang raakt. Door een reorganisatie zijn de moeilijke buurten samengevoegd met de binnenstad. ‘Daar gebeurt altijd wat, dat slurpt aandacht op.’ Daarnaast helpen de agenten bij lastige voetbalwedstrijden en wordt Edwin regelmatig opgetrommeld voor arrestaties. En dan komt de koningin ook nog verjaardag vieren in Deventer. Al met al zitten de dienders steeds minder vaak in de wijk.
Henk vreest dat opgebouwde vertrouwen te verliezen. ‘Ik had één dag per week voor dit wijkwerk, betaald uit GSB-potjes. Inmiddels is dat teruggebracht tot één dag per maand. Zo jammer, want hier kun je niet verslappen. Snap! Je bent het zó kwijt. Kijk naar vandaag. Eigenlijk zou ik een bespreking voeren met jongens die een illegale coffeeshop runnen. Ze veroorzaken overlast en ik heb een voorstel gedaan. Opkrassen zonder problemen met justitie óf blijven zitten met alle gevolgen van dien. Maar ja, ik moet invallen op de wagen vandaag. Voel je het verschil? Nu leg ik noodverbandjes aan. Ik kom in actie als het kwaad is geschied. Terwijl ik eigenlijk in de wijk zou moeten zitten. Om pro-actief problemen aan te pakken, preventief en in goed overleg.’ Agenten Edwin en Henk hopen op beterschap. De plannen liggen klaar. De korpsleiding wil de oude ‘wijkagent’ laten terugkeren. ‘Maar we vragen ons af waar ze de mankracht vandaan gaan halen.’ Gelukkig groeit de aandacht voor dit probleem. Henk: ‘In verkiezingstijd wezen alle politici naar Duitsland, waar agenten vaker op straat komen door een slimmere organisatie. Hopelijk voegen politici en plannenmakers de daden nu snel bij het woord.’ (BdH)
Henk & Henk Henk Beekman kijkt allesbehalve vrolijk. Zijn portofoon staat aan. ‘Ik draai noodhulp en daar ben ik allesbehalve blij mee.’ Eigenlijk had de brigadier in “zijn” wijk moeten zijn. Het Hoornwerk, misschien wel het lastigste stadsdeel. Hier staan piepkleine arbeidershuisjes die, ondanks forse protesten, tegen de vlakte gaan. Tot aan de sloop worden de huisjes verhuurd tegen dumpprijzen. Dat trekt slecht volk aan. Dealers en draaideurcriminelen. ‘Dit is een roversnest’, zegt Edwin als we er in de dienstwagen doorheen rijden. Toch kreeg zijn collega Henk grip op de buurt. Misschien wel tot diens eigen verbazing. ‘Ik zag het eerst niet zitten, dat wijkwerk. Ik zat op de motor en later bij de technische recherche. Wat moet ik nou met zo’n pantoffelbaan?’ Maar inmiddels is Henk helemaal om. Samen met opbouwwerker Henk Damen vormt hij het gerespecteerde duo Henk & Henk, bekend van het succesvolle project Zelfredzaamheid. Niet pamperen, maar
Dienders komen steeds minder vaak in de wijk, alle goede plannen ten spijt. Foto’s: Steef Meyknecht
GSB | blad
nummer 2 - april 2003
17
Hoe wordt het GSB ván in plaats van vóór bewoners? Overleggen met bewoners, hen betrekken bij het opknappen van de wijk. Het ligt voor op de tong van iedere beleidsmaker. Maar hoe organiseer je dat? Het GSB|blad vroeg het aan vier betrokken bewoners. (LH)
Irene Verduin, voorzitter bestuur Landelijk Samenwerkingsverband Aandachtswijken (LSA) die plannen betrokken worden en bestuurders hoeven echt niet bang te zijn dat we de baas willen zijn. Beleid moet meer op wijkniveau gemaakt worden. Wereldwijd kan de verslavingsproblematiek niet opgelost worden, dus dat kun je van een wijk ook niet verwachten. Maar door middelen op een goede manier in te zetten, kun je er wel voor zorgen dat bewoners er geen lást van hebben. We kunnen meer dan we nu doen en dat is zonde.
Beleidsmakers zouden andersom moeten denken. Nu signaleren ze een probleem, maken daar beleid over, spelen dat door aan gemeentes, die vervolgens de bewoners op de hoogte stellen. Als plannen van bewoners toevallig in dat beleid passen, hebben ze geluk. Anders moeten ze hemel en aarde bewegen om hun plannen duidelijk te maken. Als bewoners willen we juist eerder in
Illustratie: Casper Gijzen
Egbert Jonker, voorzitter van de wijkraad Wesselerbrink in Enschede
Fred Joval, bestuurslid bewonersraad Amsterdam Zuid-Oost Ik denk dat bestuurders zich meer moeten interesseren voor bewoners. Want dan zullen bewoners zich meer gaan interesseren voor de aanpak van problemen in de wijk. Nu hebben ze geen invloed. Ik sprak laatst met een aantal jongeren in mijn wijk. Zij zeiden ook: ‘bestuurders praten alleen óver ons, niet mét ons’. Neem om te beginnen het GSB|blad. Ik zit in het bestuur van de bewonersraad, en heb veel contact met verschillende commissies. Maar niemand krijgt het blad ooit onder ogen. Zo weten wij toch helemaal niet waar de hoge ambte-
18
GSB | blad
nummer 2 - april 2003
naren mee bezig zijn? Ze moeten juist de plannen terugkoppelen aan de bewoners, want alleen zo creëer je betrokkenheid en haal je de onvrede weg.
De daad bij het woord Wilt u zelf een (kosteloos) abonnement op het GSB|blad of kent u buurtorganisaties in uw stad die daar prijs op stellen? Mail de gegevens aan
[email protected] of fax aan 070 426 76 68.
Een gedeelte van het geld voor GSB reserveren voor initiatieven van bewoners, zodat die sneller realiteit worden. In wijkvergaderingen schuiven bewoners vaak ideeën naar voren. Maar als ze daar vervolgens drie jaar niets van horen, omdat er geen geld is, dan zijn mensen niet meer te porren om nog een keer mee te denken. Het GSB zou van beneden naar boven moeten werken: begin met de bewoners in de wijk. Een goed voorbeeld hiervan is de politie. Bewoners die een klacht bij de politie indienen, krijgen vaak te horen: “dat heeft geen prioriteit”. Dat lijkt me een verkeerde redenering: zijn het niet de bewoners zélf die bepalen wat prioriteit heeft?
Jamaa Himi uit Nijmegen Bewoners moeten veel meer ruimte krijgen om zich te ontplooien. Zij weten tenslotte als geen ander wat de sociale, ruimtelijke en economische problemen in hun wijk zijn, en hoe de leefbaarheid en veiligheid kan verbeteren. Investeer daarom in de bewoners, want zij zijn deskundig. Op dit moment besteden de steden de beschikbare middelen op een verkeerde manier. Een oplossing hiervoor zijn convenanten: overleg met de bewoners over wat zij denken dat er moet gebeuren en stel aan de hand hiervan vast welke projecten prioriteit hebben.