2011 Februari Jaargang 5
Evacuatie van de Intensive Care-patiënten op vrijdagmiddag 21 januari. FOTO: ROB JASTRZEBSKI
“Meander heeft grote veerkracht getoond”
In dit nummer:
Zorgcontinuïteit in de praktijk: Evacuatie in Amersfoort
veiligheidsregio utrecht
Bedrijfsnoodplannen, een crisisbeheersingsorganisatie optuigen, oefenen, waar doe je het eigenlijk allemaal voor? In het Amersfoortse ziekenhuis De Lichtenberg, onderdeel van het Meander Medisch Centrum, weten ze dat wel! Op 21 en 22 januari kreeg het ziekenhuis de vuurproef voor zijn bedrijfsnoodplan en crisisorganisatie. Een brand in een transformatorstation naast het ziekenhuis was aanleiding voor een totale patiëntenevacuatie in twee fasen.
GRIP 2 voor treinuitval: kleine oorzaak, groot effect pagina 4
met ambulances en Mobiele Intensive Care Units naar andere ziekenhuizen overgeplaatst.
Totale ontruiming Bij een poging om de netverbindig op zaterdagmiddag laat te herstellen deed zich een incident voor, waarbij twee monteurs lichtgewond raakten. Het gevolg was dat de installatie van het Meander MC beschadigde en de noodstroomfaciliteit als onstabiel en onbetrouwbaar moest worden aangemerkt. De Raad van Bestuur van Meander stelde vast dat het niet verantwoord was om in deze situatie de patiëntenzorg op de locatie De Lichtenberg voort te zetten. Het bedrijfsnoodplan werd in werking gesteld en verplaatsing van alle 172 opgenomen patiënten naar andere ziekenhuizen werd voorbereid. De meeste patiënten konden worden opgevangen in de twee andere locaties van Meander in Amersfoort en Baarn. Enkele patiënten werden naar andere ziekenhuizen in de regio vervoerd. Een operatie die de hele avond en een deel van de nacht duurde en waarvoor 39 ambulances uit zeven
Zwoegen in gaspak op Amersfoorts rangeerterrein pagina 5
regio’s werden ingezet. De RAVU en de VRU leverden ondersteuning met GHOR-staffuncties en coördineerde het patiëntentransport. Ook een SIGMA-team leverde ondersteuning bij de patiëntenzorg en de brandweer verleende hand- en spandiensten bij het vervoer van brancards met patiënten via de trappenhuizen. FOTO: WIL GROENHUIJSEN
M
Meander MC, de VRU en RAVU trokken als ketenpartners intensief samen op bij de ontruimingsoperatie. De casus ‘De Lichtenberg’ onderstreept het doel van het regionaal project Zorgcontinuïteit: een grondige voorbereiding op noodsituaties is goud waard! Een ziekenhuisdirectie moet goede redenen hebben om 180 patiënten naar andere locaties te verplaatsen. Die redenen waren er op vrijdag 21 en zaterdag 22 januari voor het Meander MC. Het begon vrijdagochtend met een brand in een transformatorstation op het terrein van ziekenhuis De Lichtenberg. Resultaat: de elektriciteitsvoorziening in het complex viel uit en de vitale delen van het ziekenhuis schakelden over op noodstroom. Een ongewenste situatie om de zorg aan de meest kwetsbare patiënten op de Intensive Care en de hartbewaking te kunnen waarborgen, oordeelde het beleidsteam van Meander MC. Met steun van de VRU en de Regionale Ambulancevoorziening Utrecht werden daarom vrijdagmiddag al negen patiënten met intensieve zorgbehoefte
brandweerzorg
Grote veerkracht “De gebeurtenissen in De Lichtenberg bewijzen dat investeren in crisismanagement en oefenen zich op het ‘Uur U’ dubbel en dwars terugverdient”, verklaart Robert Jan Schouwerwou, die tijdens de ontruimingen aanschoof in het crisisteam van de ziekenhuisorganisatie. “Meander heeft maatregelen om de continuïteit van de zorg onder crisisomstandigheden te waarborgen verankerd in alle onderdelen van zijn organisatie. Dat was zichtbaar in de professionaliteit en de rust waarmee de ontruimingsoperaties werden uitgevoerd. Het ziekenhuis heeft in mijn ogen echt een megaprestatie geleverd en heeft een grote veerkracht getoond door de patiën-
bevolkingszorg De beste crisisbeheerder hoort in de kelder pagina 13
geneeskundige zorg Regio Utrecht voorbereid op volgende grieppandemie? pagina 17
FOTO: MENNO BAUSCH
veiligheidsregio utrecht
Interregionale ambulanceopschaling op zaterdagavond.
tenzorg onder die moeilijke omstandigheden snel en soepel naar andere locaties te verplaatsen. In het kader van ons regionale project Zorgcontinuïteit kunnen andere zorginstellingen veel leren van deze casus.”
Hoe groot de veerkracht van de ziekenhuisorganisatie is, blijkt uit het feit dat Meander in staat was om circa 95 procent van de patiënten op te nemen in zijn ziekenhuislocatie Elisabeth in Amersfoort en het poliklinisch centrum in Baarn, dat eigenlijk niet op de opname en nachtverblijf van patiënten is ingericht: “Het heeft van al onze medewerkers dan ook een enorme inzet, veel aanpassingsvermogen en creativiteit gevraagd”, aldus Marije Mansfeld, woordvoerder van Meander Medisch Centrum. “Ik heb grote bewondering voor de manier waarop onze medewerkers deze operatie hebben uitgevoerd. We zijn dankzij ons bedrijfsnoodplan en regelmatig oefenen op alle afdelingen wel op crisissituaties voorbereid, maar het is de eerste keer in onze geschiedenis dat we een volledige ziekenhuislocatie daad-
werkelijk hebben moeten ontruimen. De samenwerking met onze externe ketenpartners, andere ziekenhuizen, RAVU en de VRU, hebben we als bijzonder prettig en constructief ervaren. De VRU dacht goed met ons mee bij het organiseren van het patiëntentransport en andere ziekenhuizen hebben een grote bereidheid getoond om
onze kwetsbare patiënten op te nemen. Ik vind het ook prettig om van een in crisismanagement gespecialiseerde organisatie als de VRU een compliment te krijgen voor onze aanpak. Dat sterkt ons in ons gevoel dat we onze zaken op het gebied van crisismanagement goed voor elkaar hebben.” Rob Jastrzebski
Interregionale opschaling Bij de ontruimingen van ziekenhuis De Lichtenberg hebben de VRU en de RAVU op onderdelen opschalingsprincipes voor rampenbestrijding gehanteerd, maar in de uitvoering was sprake van een gecontroleerde ontruiming. De Meldkamer Ambulancezorg heeft via een ‘SMS-bom’ extra ambulancepersoneel van de RAVU opgeroepen. Uit eigen sterkte konden 20 ambulances worden ingezet. Negentien eenheden werden geleverd door de regio’s Amsterdam-Amstelland, Gooi & Vechtstreek, IJsselland, Noord- en Oost-Gelderland, Gelderland-Midden en Zuid-Holland Zuid. Ook na de ontruiming leverde de VRU facilitaire ondersteuning aan het ziekenhuis, door het Edifact-informatiesysteem voor communicatie met huisartsen aan te bieden om deze eerstelijnszorgverleners op de hoogte te houden van de situatie bij Meander.
‘Eerste hulp bij ontruimen’ Het in de praktijk beoefenen van een ontruimingsplan is in zorginstellingen niet altijd even eenvoudig. De zorgverlening aan patiënten of cliënten mag er geen hinder van ondervinden en door wisselende dienstroosters is het lastig om alle medewerkers bij zo’n oefening te betrekken. Een table-topoefening kan een goede aanvulling zijn op oefenen in de praktijk.
S
‘Eerste hulp bij ontruimen’, zo is de startset voor de table-topoefeningen gedoopt. Een informatiepakket met aanwijzingen voor het organiseren van een ontruimingsoefening op tafel. De benodigdheden: een plattegrond van een zorgafdeling, miniatuurpoppetjes om personeelsleden en patiënten uit te beelden en pictogrammen en onderdelen om onder andere gebouwfuncties en veiligheidsvoorzieningen zichtbaar te maken op de plattegrond. Een schematische weergave van de werkelijkheid, maar herkenbaar voor de mensen die op de afdeling werken. Het grote voordeel van deze manier van oefenen is dat het goedkoper en gemakkelijker te organiseren is dan een werkelijke ontruimingsoefening en relatief weinig tijd kost.
Zorgcontinuïteit
2
De oefenmethode is oorspronkelijk bedacht door Harry Lip, hoofd bedrijfshulpverlening bij het Meander Medisch Centrum in Amersfoort en tevens vrijwillig brandweerbevelvoerder. Meander MC gebruikt het table-top oefenmodel al enkele jaren tot grote tevredenheid en na kennisname van de pluspunten van deze eenvoudige maar effectieve manier van oefenen, besloot de VRU het idee te verspreiden in andere zorginstellingen in de regio. De methode is overigens ook geschikt voor andere organisaties waar een ontruimingsoefening veel impact heeft zoals in hotels. Door middel van een zorgcontinuïteits-
FOTO: ROB JASTRZEBSKI
Sinds eind 2010 verspreidt de afdeling Preventie van Brandweer VRU een startpakket voor deze oefenmethode onder Utrechtse zorginstellingen, om het ‘laagdrempelig’ oefenen in ontruimen binnen de bedrijfstak te promoten. Het initiatief is een voorloper op het regionaal project ‘Zorgcontinuïteit’, dat tot doel heeft zorginstellingen te ondersteunen bij de voorbereiding op noodsituaties, zoals brand en ontruiming. De koppeling van beide projecten heeft geleid tot een bijzondere samenwerking tussen de brandweer en de GHOR binnen de VRU.
Ontruiming oefenen op tafel, simpel maar effectief.
plan moeten zorgaanbieders, zoals verpleeg- en verzorgingshuizen zich voorbereiden op calamiteiten, die gevolgen hebben voor de bedrijfsvoering. Ook in die situaties hebben instellingen een wettelijke zorgplicht. Een goede organisatorische voorbereiding op onder andere het verplaatsen van bewoners naar een alternatieve locatie waar de zorg doorgang kan vinden, is in dit verband van cruciaal belang. Zo’n zorgcontinuïteitsplan mag echter geen ‘papieren tijger’ in een kast worden, maar moet in de praktijk handen en voeten krijgen doordat het management en het personeel er daadwerkelijk mee aan de slag gaan. Oefenen is noodzakelijk voor een goede voorbereiding en het houden van een table-topoefening kan hierin een waardevolle schakel zijn. De table-topmethode helpt personeelsleden van zorglocaties zich op een veilige en gestructureerde manier voor te bereiden op noodsituaties en hun rol en verantwoordelijkheden bij een ontruiming invulling te geven. Verminderd zelfredzame patiënten en cliënten in zorginstellingen moeten erop kunnen vertrouwen dat het personeel in noodsituaties snel en effectief handelt.
Mix van activiteiten In november hield Meander Medisch Centrum een table-topoefening voor medewerkers van een zorgafdeling in
locatie de Lichtenberg. In circa anderhalf uur tijd passeerden diverse binnenbrandscenario’s de revue, onder leiding van plaatsvervangend hoofd bedrijfshulpverlening Gemma van Zaalen en Bas Klerkx van brandweerdistrict Eemland. Hoe te handelen?
Wat zijn de ontruimingsmogelijkheden? Hoe verdeel je de taken? Waar begin je met ontruimen? En wat is de veiligste vluchtroute? Gemma van Zaalen: “Het regelmatig beoefenen van het ontruimingsplan is noodzakelijk om ervoor te zorgen dat iedereen zijn taak kent en bij brand snel in actie kan komen. Door de aard van een ziekenhuisorganisatie kan je echter niet elk jaar een daadwerkelijke ontruimingsoefening houden. Daarom hebben we gekozen voor een mix van elkaar aanvullende activiteiten, gespreid over een periode van vier jaar. In die periode houden we voor al het personeel een blustraining, een fysieke ontruimingsoefening, een table-topoefening en een voorlichtingsbijeenkomst. Met deze aanpak bereiken we jaarlijks 1000 tot 1500 medewerkers.” Rob Jastrzebski
Meer informatie: www.eerstehulpbijontruimen.nl
Certificaat voor calamiteitencoördinatoren meldkamer De opleidingen voor de calamiteitencoördinatoren (CaCo) op de Gemeenschappelijke Meldkamer Utrecht zijn afgerond. De vijftien meldkamerfunctionarissen, die bij complexe incidenten de opschaling in de meldkamer aansturen en bewaken, hebben in december en januari examen gedaan, waarna zij een certificaat hebben ontvangen als proeve van bekwaamheid voor hun functie.
H
Hierdoor kan op de meldkamer 7 dagen in de week en 24 uur per dag worden voorzien in een gecertificeerde calamiteitencoördinator. De VRU hecht hieraan groot belang, omdat de kwaliteit van de opschalingsprocessen op de meldkamer doorslaggevend is voor de hele hulpverleningsketen.
De opleiding is verzorgd door de Politieacademie en het NIFV, op basis van een kwalificatieprofiel dat voor de functie calamiteitencoördinator is opgesteld. Het afsluitend examen is afgenomen door examinatoren van het Bureau Examens van de Politieacademie. In samenwerking met de VRU is in de calamiteitenruimte van de GMU
in Utrecht een scenario-oefening gehouden, waarbij de kandidaten flink onder druk werden gezet in een gesimuleerde meldkamersituatie tijdens een complexe calamiteit. De VRU is een van de eerste veiligheidsregio’s die de CaCo formeel heeft laten certificeren. De calamiteitencoördinatoren hebben een essentiële functie op de meldkamervloer en bewaken de meldkamerprocessen in de opschalingsfase. Daarbij is onder andere van belang dat alle centralisten van de diverse meldkamerdisciplines qua informatievoorziening op gelijke vlieghoogte zitten en dat zij allen hetzelfde beeld hebben van een incident.
FOTO’S: ROB JASTRZEBSKI
Kennismaken, muziek, dansen en een gelegenheidscasino: een feest vol actie.
“Samen gaan we een droom waarmaken” ‘Kleurrijke VRU’ markeert begin van nieuw tijdperk Met twee bruisende feestavonden op 14 en 15 januari is de VRU een nieuw tijdperk binnengestapt. Na de tijd van bouwen aan een nieuwe organisatie komt nu de tijd van bouwen aan een veiliger samenleving. Om het gevoel van samenhang tussen de circa 2500 medewerkers in de regio te versterken, liet de directie van de VRU een groots ‘familiefeest’ organiseren.
Actief feest “Samen maken we een droom waar”, sprak directeur Hans Wink bij de start van het feest, dat vier hallen van evenementengebouw ‘De Fabrique in Maarssen’ twee avonden uit hun voegen deed barsten. “De afgelopen jaren
zijn voor veel mensen in de organisatie niet makkelijk geweest, maar nu laten we die tijd achter ons en gaan we als één krachtige nieuwe organisatie vol enthousiasme vooruit om te werken aan een nog veiliger regio Utrecht.” Met zijn amper één minuut durende toespraak maakte Hans Wink duidelijk waar het deze twee avonden om draaide. Niet om praten, maar om feestvieren, gezelligheid en kennismaking tussen mensen van alle organisatieniveaus en uit alle delen van de regio. De kans op verveling was nihil, want de organisatie had zich ingespannen om de bezoekers een ‘actief feest’ te bieden. Behalve veel muziek, ver-
zorgd door de JIJ band met karaokeprogramma, Bubbles Beats, DJ Koen en VJ Clemens, was er ook gelegenheid om het geluk te beproeven in een gelegenheidscasino met onder andere Poker- en Blackjack-tafels. En wie alles wilde weten over zijn eigen spirituele kracht en uitstraling, kon hiervoor bij een aurareader terecht.
Waardering Het karaoke-programma van de JIJ band was zondermeer favoriet. Waren het de eerste avond vooral individuele bravehearts die hun zangkunsten publiekelijk wilden testen, de tweede avond ging het dak er echt af, toen hele brandweerploegen in een ware
competitie tegen elkaar opboden wat betreft stemgeluid. Kortom: aan sfeer geen gebrek in De Fabrique. Onder de bezoekers was veel lof te horen voor het initiatief van de VRUdirectie en voor het geboden programma. Veel feestgangers zeiden het bijzonder te waarderen dat de officiële start van de nieuwe organisatie niet alleen een feestje was voor bestuurders en managers, maar dat ook alle uitvoerende medewerkers in die feestvreugde konden delen. Rob Jastrzebski
FOTO: JAAP VAN DEN BROEK
K
‘Kleurrijke VRU’: een feest voor iedereen, van directiefunctionaris en bureaumedewerker tot spuitgast èn hun partners. Ruim 1400 mensen bezochten een van beide feestavonden. De directie en de evenementenorganisatie kijken tevreden terug op een zeer geslaagd feest. De feestgangers overigens ook: “Doe ons elk jaar maar zo’n feest!”
VRU-team negende bij Sylvestercross In Soest is op oudejaarsdag de dertigste editie van de Sylvestercross gehouden, een jaarlijkse hardloopwedstrijd, waar hardlopers het oude jaar kunnen ‘uitrennen’. De VRU is al jaren facilitair sponsor van het evenement, dat zowel professionele sporters uit binnen- en buitenland als recreatielopers van bedrijven en verenigingen trekt.
D
Deze keer nam de VRU op initiatief van de directie ook met een eigen team deel aan de ‘Business Run’ van de Sylvestercross. De VRU-lopers behaalden de negende plaats onder de 23 deelnemende teams in dit onderdeel. Een mooi resultaat. “De volgende keer staan we op het podium!”, belooft VRU-sportfunctionaris Erwin Bartels. Het VRU-team werd gevormd door Gabrielle Cunnen, André Gouw,
Paul van Wageningen, Michiel Bult, Guido de Hoog en Frank Slob: een gemêleerd gezelschap uit verschillende disciplines en diverse districten van de VRU. In het besneeuwde en verijsde landschap van de Soesterduinen was het flink aanpakken èn opletten, maar het resultaat met een negende plaats mocht er zijn. Nadat de VRU het evenement al jaren ondersteunt met verbindingsmiddelen en een COHcontainer voor de organisatie, heeft
het eigen deelnemersteam nu laten zien ook op sportief gebied zijn bijdrage te kunnen leveren. Omdat de VRU voor een eerder hardloopevenement al T-shirts met VRU-logo had laten drukken, straalde het team een mooie eenheid uit. Rob Jastrzebski Het VRU-team staat in de startblokken voor de Sylvestercross 2010.
3
veiligheidsregio utrecht
Na de tijd van bouwen en inrichten van de nieuwe organisatie zitten we alweer volop in de onderhoudscampagne. Er is gezaaid, we onderhouden het veld en wieden, bemesten daar waar nodig is en we zorgen er met elkaar voor dat zich een prachtig gewas ontwikkelt. Alles ten behoeve van een veiliger samenleving in de regio Utrecht. Met de bestuurlijke startbijeenkomst in november 2010 en de twee bruisende feestavonden half januari voor het personeel is een kleurrijke start van de nieuwe VRU gemaakt. Het is nu tijd om als één krachtige nieuwe organisatie vol enthousiasme aan de slag te zijn. En hierbij als netwerkorganisatie in te spelen op ontwikkelingen in onze omgeving. Zo volg ik, net als velen, met buitengewone belangstelling de ontwikkelingen bij de politie. De 25 politiekorpsen gaan op in één Nationale Politie. Van groot belang is dat de politie, zeker voor wat betreft de veiligheidstaken die de Veiligheidsregio raken, aangehaakt blijft. In het licht van het bovenstaande is het goed dat Minister Ivo Opstelten (Veiligheid en Justitie), heeft laten weten dat hij de veiligheidsregio’s de komende jaren voorlopig met rust laat. De Wet op de Veiligheidsregio’s is nog maar pas geleden ingevoerd (1 oktober 2010) en de Inspectie voor Openbare Orde en Veiligheid (IOOV) gaat op verzoek van de minister eerst inventariseren hoe de veiligheidsregio’s zich verder ontwikkelen. De nieuwe VRU-organisatie krijgt hierdoor tijdens deze kabinetsperiode de tijd om het VRU-huis verder in te richten en door te ontwikkelen naar het kennis- en expertise centrum op het gebied van risico- en crisisbeheersing dat we willen zijn. Als VRU zullen we de komende jaren onze toegevoegde waarde kunnen aantonen. Dit gaan we op efficiënte en effectieve wijze doen. Ik heb er alle vertrouwen in dat we deze uitdaging aankunnen in onze gevarieerde omgeving en taakstelling. Fraaie voorbeelden hiervan leest u in deze editie van dit relatiemagazine. U ziet een aantal van de projecten, waar we als VRU gezamenlijk met onze partners aan werken: Zoals zorgcontinuïteit. Tijdens de evacuatie van het Meander Medisch Centrum in Amersfoort is dit regionale project daadwerkelijk uitgevoerd. Zo is en blijft de VRU voor en achter de schermen bezig met het voorkomen en bestrijden van branden, calamiteiten en crises.
FOTO: WIL GROENHUIJSEN
Hans Wink
“Beter uit voorzorg opschalen dan achter de feiten aan lopen” Er hoeft in de van techniek afhankelijke hedendaagse maatschappij niet veel te gebeuren om het raderwerk van vitale en logistieke processen te laten vastlopen. Een relatief beperkte brand op een ongunstige plaats, leidde op 19 november tot een chaos in het treinverkeer in grote delen van het land. Een maand later zorgde zware sneeuwval voor vergelijkbare effecten. De veerkracht en zelfredzaamheid van burgers bleek tijdens beide openbaar vervoercrises behoorlijk groot. Toch schaalde de regionale crisisbeheersingsorganisatie van de VRU op 19 november op naar GRIP 2.
H
Het lijkt een overdreven reactie op treinuitval door een brandend transformatorstation, maar volgens Rob Timmermans, die optrad als voorzitter van het Regionaal Operationeel Team, waren er goede redenen om er met de multidisciplinaire partners vroeg ‘bovenop’ te zitten.
Niet overzienbaar Hij ziet het zelf ook als een aandachtspunt voor evaluatie van de regionale crisiscoördinatiestructuur. Twee majeure verstoringen van het treinverkeer met twee verschillende oorzaken, maar vergelijkbare gevolgen. Maar waarom werd er dan bij de brand in het Railverkeersleidingsgebouw van ProRail op 19 november wèl opgeschaald en tijdens de zware sneeuwval van 17 tot 19 december niet? Rob Timmermans: “Grootschalige verstoring van het treinverkeer komt natuurlijk wel vaker voor, zonder dat dat leidt tot opschaling van de hulpverleningskolommen. Op 19 november hebben we na overleg tussen de OOV-partners en ProRail besloten om in ROT-verband bijeen te komen, omdat het om een acute storing op een heel ongunstig tijdstip ging, waarvan we de gevolgen in het begin niet goed konden overzien. De middelbrand in een relaisstation in het gebouw van de Railverkeersleiding op Utrecht-CS, was op zich niet spannend. Het vuur was snel geblust, maar er was veel rook in het gebouw en schade aan gevoelige apparatuur. Het gevolg was dat het verkeersleidingscentrum ontruimd moest worden, waardoor de treindienstregeling in heel Midden-Nederland stilviel, treinen met passagiers strandden in weilanden en er ook geen omroepberichten op stations konden worden verspreid. En dit alles midden in het spitsuur op vrijdagmiddag.” Ook vertegenwoordigers van energiebedrijf Eneco en de calamiteitenorganisatie van ProRail werden uitgenodigd aan te schuiven in het ROT, waarna het een gezamenlijke opgave was om zicht te krijgen op de impact van de treinuitval en de verwachte tijdsduur van de verstoring. Timmermans vervolgt: “We wilden anticiperen op een situatie waarbij duizenden
colofon
4
FOTO: ISTOCKPHOTO
De VRU VooRUit
GRIP 2 voor treinuitval: kleine oorzaak, groot effect
Een ralatief beperkte brand leidde tot een chaos in het treinverkeer in grote delen van het land.
gestrande reizigers niet meer thuis zouden kunnen komen en opvang voor de nacht nodig zou zijn. Die opvang is door de gemeente en het Nederlandse Rode Kruis wel voorbereid, maar bleek niet nodig. Mensen wisten zichzelf met behulp van andere middelen van vervoer en hulp van familie, vrienden en bekenden heel goed te redden.”
een kwestie van ‘samen aanvoelen’. Er zijn geen harde rekenmodellen die vertellen wenneer je in zo’n situatie als overheid wel een taak hebt en wanneer niet. Iedere situatie is immers weer anders.” Rob Jastrzebski
GRIP ‘ingeburgerd’ Faciliterend Timmermans omschrijft de rol van het ROT op 19 november als ‘faciliterend en monitorend’. “Onze rol was die dag relatief beperkt en de opschaling had vooral een voorzorgkarakter. Ieder uur dat je later opschaalt, betekent dat je later in het coördinatie- en informatie-uitwisselingsproces komt. Dan loop je al snel achter de feiten aan. Dat wilden we voorkomen. Door uit voorzorg vroeg in het incident op te schalen en de partijen bij elkaar aan tafel samen te brengen, wilden we als samenwerkende crisispartners ‘in the lead’ blijven. Of je wel of niet moet opschalen bij een grootschalige ontregeling van het openbaar vervoer is
De GRIP-structuur voor crisiscoördinatie, die in 2008 in vernieuwde vorm regionaal is ingevoerd, lijkt inmiddels goed ingeburgerd in de organisatie van de VRU en haar partners. In 2009 en 2010 werd circa 15 keer een GRIP 1 situatie afgekondigd met een CoPI op de plaats incident en vijf keer tot een GRIP 2 situatie met een Regionaal Operationeel Team. In 75 procent van de gevallen gaat het om (zeer) grote branden, maar gebeurtenissen zoals de treinstoring op 19 november laten zien dat ook bij dat type verstoringen van de continuïteit in de samenleving de meerwaarde van multidisciplinaire afstemming en informatiedeling via de GRIP-structuur wordt onderkend.
VooR U is het relatiemagazine van de Veiligheidsregio Utrecht (VRU). Het is bedoeld om partners in rampenbestrijding en crisisbeheersing in de regio én landelijk op de hoogte te houden over activiteiten van en binnen de VRU. De VRU is een samenwerkingsverband van de 26 Utrechtse gemeenten op het gebied van brandweerzorg, gemeentelijke zorg en geneeskundige zorg. Samen met haar partners draagt de VRU op efficiënte en effectieve wijze zorg voor het voorkomen van en bestrijden van branden, calamiteiten en crises. VooR U verschijnt minimaal vier keer per jaar. Voor meer informatie over de VRU kunt u terecht op de onze nieuwe website www.vru.nl. Hoofd- en eindredactie: Afdeling Communicatie Redactie-adres: Veiligheidsregio Utrecht, t.a.v. afdeling Communicatie, Postbus 3154, 3502 GD Utrecht, e-mail:
[email protected] Vormgeving: Hendrik Flinterman Druk: ZuidamUithof Adreswijzigingen en of functiewijzigingen: svp doorgeven via e-mail adres
[email protected].
brandweer zorg
Een goede eerste verkenning is bepalend voor het verdere verlop van de inzet. FOTO: MARCEL KRADOLFER
Zwoegen in gaspak op Amersfoorts rangeerterrein
In dit katern: Nieuwe leergangen van start pagina 6
E
Eén van de conclusies die na de oefening kan worden getrokken, is dat de sterke focus op persoonlijke veiligheid bij een OGS-inzet kan leiden tot forse vertraging in de repressieve inzet. Het is wellicht de realiteit van het specialisme ongevalsbestrijding gevaarlijke stoffen. Moeilijk te staven, want het is een incidenttype dat in onze regio gelukkig vrij zeldzaam is. Aan de oefening, die zich in de avonduren afspeelde, namen behalve de gaspaksteunpunten Amersfoort en Veenendaal, een ontsmettingseenheid uit Amersfoort en lokale brandweereenheden uit Baarn en Leusden ook onderdelen van de calamiteitenorganisatie van ProRail deel. Het beoefenen van de inzet- en ontsmettingsprocedures voor gaspakdragers en de
ontsmettingsorganisatie waren de voornaamste oefendoelen, naast de samenwerking met de calamiteitenorganisatie van ProRail. Een aanrijding tussen een goederentrein met gevaarlijke stoffen en een lege passagierstrein met alleen twee machinisten aan boord, vormde het scenario. De uitdaging was het uitvoeren van een verkenning, redding en het dichten van een lek in een ketelwagon met een gevaarlijke stof.
Verkenning als vertrekpunt Iedere brandweerinzet staat of valt met een grondige eerste verkenning. Dat geldt des te meer voor een grootschalige OGS-operatie. De gaspakteams moeten hun inzet immers baseren op de informatie die wordt
aangeleverd door de eerste verkenningsploeg van het lokale korps. Wordt in die verkenningsronde belangrijke informatie gemist, dan weten de gaspakdragers misschien ook niet alles wat ze zouden moeten weten. ‘Keigoed op het spoor’ bleek een lastige opgave voor de oefenende eenheden. Het koste de verkenningsteams veel tijd om het beeld van het incident compleet te krijgen. “Dat is vooral het gevolg van de topzware aandacht voor de persoonlijke veiligheid van de ingezette brandweerlieden”, concludeert oefenleider Robbie Klomp. “Logisch, want bij een OGS-inzet gaat het om vervelende stoffen met grote gezondheidsrisico’s; de mensen willen geen on nodige risico’s nemen en gaan dus
FOTO: ROB JASTRZEBSKI
Ongevalsbestrijding gevaarlijke stoffen is een scenario met een eigen dynamiek en kenmerkende knelpunten. Zoveel werd duidelijk tijdens de grote OGS oefening ‘Keigoed op het spoor’, die op 20 november in Amersfoort werd gehouden. Twee gaspakteams, een ontsmettingsteam en twee bluseenheden mochten zich buigen over een chemische lekkage op het rangeeremplacement van ProRail.
AED-pilot wordt voortgezet pagina 7 Vakgroep Brandweerzorg studeert op ‘rood’ beleidsprogramma pagina 10
brandweer zorg
omzichtig te werk. Wanneer er echter slachtoffers in de gevarenzone zijn, die met gevaarlijke stoffen in aanraking zijn gekomen, is wel snelheid geboden om die mensen te redden en te ontsmetten. En snelheid is bijna per definitie strijdig met het belang van persoonlijke veiligheid. Een kwestie van het afwegen van belangen en prioriteiten.”
Complexe redding Tijdens de oefening in Amersfoort bleek in het derde CoPI-overleg dat het beeld dat de calamiteitenorganisatie van ProRail had anders was dan het beeld dat de brandweer uit de eerste inzetfase had verkregen. Zo
bleken twee slachtoffers aan boord van de passagierstrein te zijn gemist in de verkenningsfase. Het CoPI stuurde bij en er werd alsnog een reddingsactie in gang gezet. Een complexe redding wel te verstaan, want het is verre van eenvoudig om in een gaspak door een ijzingwekkend smal deurtje langs scherpe uitsteeksels in een treincabine te klimmen en personen te verplaatsen. Qua logistiek en veiligheid was ook de redding van de slachtoffers dan ook een hele opgave. Complexiteit is sowieso hèt kenmerk van ongevalsbestrijding gevaarlijke stoffen. Om vier gaspakdragers te kunnen inzetten zijn vanuit het oogpunt van veiligheid, logistiek en ontsmetting al snel 20 tot 25 mensen in ondersteunende en facilitaire functies
nodig. Om die organisatie in samenhang effectief te laten functioneren, is het regelmatig houden van oefeningen op dit niveau noodzakelijk. De oefenleiding kijkt terug op een goede, leerzame oefening, die de nodige aandachts- en verbeterpunten heeft op-
geleverd. Punten uit de evaluatie, die nog in volle gang is, zullen worden verwerkt in het OGS-oefenprogramma voor dit jaar. Rob Jastrzebski
OGS-oefenplan Voor de specialisten in ongevalsbestrijding gevaarlijke stoffen is oefenen het voornaamste instrument om hun kennis en vaardigheden op peil te houden. Gedurende het jaar oefenen de onderdelen van de regionale OGS-organisatie binnen hun eigen posten op kleine schaal voor hun specifieke deeltaken. Één keer per jaar vindt een grootschalige slotoefening plaats waarin de samenwerking tussen alle componenten van de OGS-organisatie wordt getoetst. Oefening ‘Keigoed op het spoor’ op 20 november was de slotexercitie van het OGS-oefenprogramma 2010. Hoewel de oefening qua uitvoering monodisciplinair was, werd wel nauw samengewerkt met de calamiteitenorganisatie van ProRail en werd de operatie ook aangestuurd vanuit een CoPI. Ook Politie Utrecht nam aan de oefening deel.
Nieuwe leergangen van start In februari gaan bij de VRU na een tweetal afgeronde pilots nieuwe leergangen voor ‘voertuigbediener’ en ‘bevelvoerder’ van start. Daarmee wordt de lijn van functiegericht opleiden verder voortgezet. De opleidingen nieuwe stijl vervangen de oude ranggerichte opleidingen. Begin 2009 is de VRU begonnen met de omschakeling op de nieuwe opleidingssystematiek.
V
‘Voertuigbediener’ is een nieuwe verzamelterm voor brandweerfunctionarissen die de techniek van brandweervoertuigen bedienen. Het Nederlands Instituut Fysieke Veiligheid heeft hiervoor een nieuwe leergang ontwikkeld en beschikbaar gesteld aan de regio’s. Naast een verplicht algemeen deel voor alle cursisten, zijn voor de leergang vijf keuzemodules ontwikkeld: pompbediener, bediener redvoertuig, hulpverleningsvoertuig, haakarmvoertuig en verbindingscommandowagen.
al diverse klassen manschap A volgens het nieuwe duale systeem in opleiding. De oude opleiding brandwacht is daarmee vervallen. Binnen de VRU heerst alom tevredenheid over de nieuwe opleidingssystematiek. De instructeurs kunnen gerichter werken en de korpsen geven aan dat zij beter op de praktijk voorbereide manschappen in huis krijgen, vergeleken
van een meer geïntegreerde cursus, waarin de verschillende fasen van bevelvoering de rode draad vormen in het lesprogramma. De tussentijdse evaluatie van de pilotopleidingen heeft tot enige aanpassingen geleid voor de volgende leergangen. In het lesprogramma worden theorie en praktijk beter in balans gebracht. De afdeling Opleiding,
den ingevuld. De afdeling OTO is ook bezig een docent te werven voor de manschapopleidingen. In de komende leergangen krijgt ook het praktijkdeel van de bevelvoerdersopleiding verder invulling, door bevelvoerders in de loop van de opleiding al mee te laten rijden ‘op de bok’ van de tankautospuit. Zo kunnen de cursisten onder leiding van een ervaren
Vooralsnog biedt de VRU, net als enkele andere regionale opleidingsinstituten, alleen het algemene deel en de module pompbediener aan. De VRU zoekt nog naar een efficiënte organisatievorm voor de overige opleidingen. Alle posten in de regio beschikken over meerdere pompbedieners, maar voor de meer specialistische bedieningsfuncties zoals voor redvoertuigen en haakarmvoertuigen, hoeven aanzienlijk minder mensen te worden opgeleid. De leergang is bedoeld voor nieuw instromende brandweerlieden die een chauffeurs/bedieningsfunctie op een brandweervoertuig krijgen. Net als de andere functiegerichte opleidingen is ook deze leergang gebaseerd op het leerwerkplekconcept, met veel aandacht voor praktijk. Bij de module pompbediener bestaat het afsluitend examen uit een scenario-oefening, waarbij de cursist samen met een bevelvoerder-examinator en vier manschappen waterwinning moet opbouwen en met hoge- of lage druk moet afleggen.
6
FOTO: ROB JASTRZEBSKI
Scenario-examen
Praktijkopleiding van de pilot-opleiding Manschap A in 2009.
met de oude opleidingssystematiek. Nieuw instromende brandweerlieden zijn daardoor sneller klaar voor hun uitvoerende taken.
Manschapopleidingen
Leergang Bevelvoerder
In december heeft de eerste lichting Manschap A de laatste examens afgelegd. De eerste leergang startte begin 2009 met de nieuwe functiegerichte opleiding, die als een pilot gold voor de VRU. Vijftien cursisten hebben examen gedaan. Enkelen moeten nog herexamen doen om alle onderdelen van de leergang met een voldoende te kunnen afsluiten. Inmiddels zijn
Inmiddels zijn ook de cursisten van de eerste twee pilot-leergangen Bevelvoerder, die in 2009 van start gingen, bijna klaar met hun examens. De nieuwe opleidingssystematiek van het ‘duale leren’ vroeg gewenning van zowel het opleidingsinstituut als van de instructeurs en de cursisten. Er is geen sprake meer van een modulaire opleiding voor bevelvoerders maar
Training en Oefening (OTO) heeft verder een fulltime docent aangesteld, die het vaste contactpunt gaat worden voor de opleidingsklassen. Behalve het verzorgen van een deel van de lesstof, heeft de docent tot taak de kwaliteit van het totale lespakket te waarborgen. In de eerste leergang kregen de cursisten met veel wisselende instructeurs te maken, waardoor er niet één centrale contactpersoon was die het totaalbeeld had over de voortgang van de opleiding. De vaste docent moet meer structuur en eenheid in de opleiding brengen. Het is een pioniersfunctie die nog nader moet wor-
bevelvoerder al tijdens hun opleiding daadwerkelijk praktijkervaring opdoen in repressieve dienst. In de pilotfase kwam dit deel van de opleiding nog niet goed uit de verf, omdat veel brandweerkorpsen daar nog niet op voorbereid waren. Rob Jastrzebski
Meer informatie bij: Esther van den Heuvel via
[email protected]
brandweer zorg
“Anti-agressietraining werpt vruchten af” Minder incidenten bij jaarwisseling De jaarwisseling 2010-2011 is in de regio Utrecht aanmerkelijk rustiger verlopen dan de voorgaande jaarwisselingen. Dit blijkt uit een eerste inventarisatie van brandweer en politie. Grote incidenten en verstoringen van de openbare orde deden zich niet voor en ook was er een duidelijke afname van het aantal gevallen van agressie tegen hulpverleners. De situatie in de regio Utrecht sluit aan bij het landelijke beeld.
Van relschopper tot bondgenoot De trainingen werden vanaf de zomervakantie in zestien sessies gehouden tijdens de jaarlijkse oefenweken voor de repressieve dienst van Brandweer Utrecht. Volgen Marco Lettinck, beleidsmedewerker Opleiden, Trainen en Oefenen, was de trainingsformule uniek, omdat in het rollenspel waarbij onrustige situaties werden gesimuleerd tegenspel werd gegeven door voormalige oproerkraaiers die hun leven hebben gebeterd in een maatschappelijk reïntegratietraject. Marco Lettinck: “Tijdens de trainingen hebben de brandweerlieden geleerd hoe zij tijdens hun werk door
het goed observeren van groepen jongeren signalen kunnen herkennen die wijzen op provocatie. Vaak kennen die groepen een harde kern van criminele aanvoerders die uit zijn op geweld, met daaromheen een groep meelopers. Uit gesprekken met voormalige relschoppers blijkt dat jongeren vaak uit pure verveling de confrontatie met brandweer en politie aangaan. Voor hen is het een vorm van entertainment. In de training is onze mensen geleerd hoe ze door hun eigen reactie kunnen bijdragen aan het voorkómen van escalatie.” Volgens Lettinck hebben de trainingen hun vruchten afgeworpen. De weerbaarheid van de hulpverleners is vergroot, doordat ze meer inzicht hebben gekregen in de drijfveren van de op chaos beluste jongeren. Daarnaast blijkt de actieve betrokkenheid van voormalige raddraaiers bij de trainingen nog een positief neveneffect te hebben gehad: in sommige wijken werden voormalige relschoppers bondgenoten. “Op verschillende plaatsen kwamen uitrukploegen de jongeren uit de trainingen tegen en de sfeer bleef daarbij uitstekend. Kennelijk hadden sommige van die jongeren gezag in hun wijk, want door de uitstraling van hun goede verstandhouding met de brandweer hielden ook andere groepen jongeren zich in. De trainingen zijn door de ploegen overwegend met groot enthousiasme ontvangen, al vinden sommige collega’s dat het eigenlijk een kromme situatie is dat de brandweer zich moet leren aanpassen aan op rellen beluste jongeren en niet andersom.”
FOTO: ANEO KONING
H
Het beleid van de overheid om geweld en ordeverstoringen tijdens de jaarwisseling met strenge tolerantiegrenzen en snelrecht terug te dringen lijkt succesvol. Wel waren er veel buitenbranden. Regionaal gingen 36 auto’s in vlammen op. In de regio Utrecht hadden politie, brandweer en gemeenten zich goed op de naderende jaarwisseling voorbereid. Zo organiseerde Brandweer Utrecht in samenwerking met Politie Utrecht en trainingsbureau ‘Straatcontact.nl’ het afgelopen jaar een antiagressietraining voor alle 180 beroepsbrandweerlieden in de stad Utrecht. Aan zo’n training bestond behoefte als gevolg van de onrustige jaarwisselingen van de afgelopen jaren, waarbij hulpverleners in sommige wijken met nogal wat agressie en intimidatie van oud- en nieuwvierders te maken kregen.
Regionaal gingen 36 auto’s in vlammen op.
Vreugdevuurcursus Amersfoort In Amersfoort hebben brandweer en gemeente een bijzondere aanpak om de veiligheid rond vreugdevuren in de nieuwjaarsnacht te vergroten en incidenten te voorkomen. In december heeft een groep buurtvaders, die vanuit de sociale veiligheidsgedachte in de wijken actief zijn, een ‘vreugdevuurcursus’ gehad van de brandweer. Zij hebben onder andere een training kleine blusmiddelen gehad en konden zodoende als ‘buurt-BHV’er’ toezien op het veilig verloop van vreugdevuren. Deze aanpak voorkomt ook onnodige
incidenten en onrust rond brandhaarden die in principe geen kwaad kunnen voor de omgeving. Gecombineerde surveillanceteams van brandweer en politie houden toezicht op de vreugdevuren en pas als deze combiteams vinden dat ingrijpen van de brandweer noodzakelijk is, wordt een brandweereenheid ter plaatse gestuurd. Brandweer Amersfoort werkt al jaren volgens deze aanpak, inclusief de training van burgers als toezichthouders en merkt duidelijk het effect van minder schade en overlast door ongecontroleerde vreugdevuren. Rob Jastrzebski
AED-pilot wordt voortgezet
H
Het Regionaal Incidentbeheersingsoverleg (RIBO) heeft het Managementteam Veiligheidszorg daarom geadviseerd om de pilot in 2011 voort te zetten en uit te breiden met de brandweerposten Lopik, Loenen, Benschop, Abcoude en Oudewater. De VRU en de Regionale Ambulancevoorziening Utrecht besloten vorig jaar tot het houden van een proef om de responstijd bij meldingen van hartstilstand te verkorten. Ook de politie is bij de proef betrokken. Uit internationaal onderzoek blijkt dat bij het binnen zes minuten starten van reanimatie en het weer op gang brengen van het hartritme slachtoffers grote kans hebben om volledig te herstel-
len. De ambulancezorg heeft in bepaalde gebieden in Nederland moeite om overal zo snel ter plaatse te zijn en om die reden zijn al op veel plaatsen in het land AED-netwerken ontstaan van brandweerkorpsen, noodhulpeenheden van de politie, bedrijven en burgerinitiatieven. In de regio Utrecht zijn alle noodhulpeenheden van de politie al met een AED-apparaat uitgerust en de proef in de vier gemeenten moest duidelijk maken of het inzetten van de brandweer voor deze levensreddende taak ter ondersteuning van de ambulancezorg meerwaarde heeft. Tijdens de eerste pilotfase in 2010 hebben de betrokken brandweerteams bij elkaar 18 meldingen gehad en in
FOTO: ROB JASTRZEBSKI
De pilot met AED-teams van de brandweer die als first responders uitrukken naar meldingen van mogelijke hartstilstand, wordt voortgezet. De proef die in 2010 is gehouden in de brandweerposten Utrecht-Tolsteeg, Achterveld, Renswoude, Zeist en Den Dolder was volgens Bart Richter, projectleider AED pilot namens de VRU, succesvol. Er zijn echter nog te weinig praktijkinzetten geweest om een goede evaluatie te kunnen houden.
Brandweerlieden worden getraind in AED-gebruik.
7
brandweer zorg
een aantal gevallen was sprake van een succesvolle reanimatie. Dat heeft de deelnemende teams al overtuigd van het nut van de inzet door de brandweer. Om een grondige evaluatie te kunnen houden, zijn echter meer gegevens nodig en die hoopt het projectteam te verzamelen door de pilot langer te laten doorlopen en uit te breiden naar meer brandweerposten.
De proef heeft inmiddels wel enkele aandachts- en verbeterpunten opgeleverd. Zo is geconstateerd dat de beoogde verwerkingstijd van maximaal twee minuten tussen melding bij de Meldkamer Ambulancezorg en alarmering van het brandweer AED-team soms niet wordt gehaald. Volgens John van Engelen, manager bedrijfsvoering bij de RAVU en hoofd van de Meldkamer Ambulancezorg, komt dat doordat voor de alarmering van de
brandweerteams nu nog teveel handmatige handelingen nodig zijn. Verdere automatisering van dit doormeldproces is in zijn ogen de oplossing om de verwerkingstijd van twee minuten te kunnen halen. Binnen de meldkamer wordt actie ondernomen om dit doel te realiseren. Ook de bijscholing van de opgeleide brandweerlieden is nog een punt van aandacht. De certificaten voor de AED-opleiding zijn twee jaar geldig
en moeten dan na bijscholing worden vernieuwd. Onderzocht wordt hoe die bijscholing geregeld kan worden en hoe de kosten daarvan moeten worden verrekend. Tijdens een bijeenkomst van het projectteam eind oktober, overhandigde John van Engelen de certificaten van de in 2010 opgeleide brandweerlieden aan projectleider Bart Richter. Rob Jastrzebski
Deelnemers aan de kaderdagen in de weer met zwaar redgereedschap. Even iets anders dan water...
FOTO:ROB JASTRZEBSKI
Scheepsbranden
Kaderdagen 2010 in ‘waterige sferen’ Tijdens de jaarlijkse brandweerkaderdagen in november draaide het vooral om water. Bluswatervoorziening, waterongevallen, samenwerking met waterschappen en scheepsbrandbestrijding waren de thema’s waarover de operationeel leidinggevenden van de brandweer werden bijgepraat op het KNVB-sportcentrum in Zeist. Vrachtwagenongevallen vormden de vreemde eend in de bijt, maar dit was wel het thema waarbij de deelnemers in de praktijk konden uitpakken met allerhande zwaar redgereedschap.
D FOTO: ROB JASTRZEBSKI
De vraag van deelnemers na vorige edities van de kaderdagen om aandacht te besteden aan scheepsbrandbestrijding, bracht de organisatoren op het idee om het thema water breder te trekken. Verschillende wateraspecten van het brandweerwerk zijn namelijk actueel. Zo staat het specialisme waterongevallen binnen de VRU de komende jaren een reorganisatie te wachten,
Schuimbluswagen toont kracht In de middagpauze tussen de programma-onderdelen konden de deelnemers kennismaken met de nieuwe regionale schuimbluseenheid, die binnenkort in dienst wordt gesteld. Bij een theoretische uitleg over de eigenschappen en mogelijkheden van het nieuwe voertuig bleef het niet; een praktijkdemo van de kracht van de twee bluskanonnen waarover het voertuig beschikt, maakte meer indruk.
8
staat de bluswatervoorziening via het drinkwaternet onder druk en werkt de brandweer in het kader van partnerschappen in hulpverlening steeds nauwer samen met waterbeheerders.
Waterongevallen Bij de workshop over waterongevallen werd alvast een voorschot genomen op de herinrichting van dit specialisme binnen de regio. Van oudsher wordt nog steeds gesproken over ‘brandweerduiken’, maar waterredding kent meer vormen. In de organisatie van waterongevallenbestrijding zal een driedeling worden gemaakt in duiken, oppervlakteredding en grijpredding, waarbij oppervlakteredding een taak is waarop sommige korpsen qua uitrusting en opleiding worden toegerust. Een grijpredding is de meest simpele vorm van waterredding, die in principe door iedere tankautospuitbemanning kan worden uitgevoerd, zonder specifieke uitrusting. Over hoe de nieuwe verdeling van de waterreddingstaken over de regio wordt, zijn nog geen details te geven. De plannen voor de herinrichting van de taken moet op beleidsniveau nog gestalte krijgen. Momenteel zijn er zeven posten in de regio met een duikfunctie. De deelnemers kregen toelichting op de landelijke en regionale ontwikkelingen op het gebied van waterongevallenbestrijding, waarbij de boodschap was dat de afgelopen jaren al veel is geïnvesteerd in het veiliger maken van de brandweerduiktaak. Leerzaam was ook de uiteenzetting
van wat een tankautospuitbemanning kan behappen bij een waterongeval waarbij ook duikers nodig zijn. Duiken kan niet, maar de bemanning kan in afwachting van de onderwaterspecialisten wel veel voorbereidende maatregelen treffen op de plaats incident, zodat de duikers bij aankomst snel te water kunnen.
Bluswater Ook bluswater houdt de gemoederen bij de Nederlandse brandweer bezig. Drinkwaterbedrijven brengen vanuit kwaliteitsoogpunt de diameter van hun leidingen terug. Het gevolg is dat de brandweer bij nieuwe leidingen minder bluswater aan de brandkranen kan onttrekken. Tijd om te zoeken naar alternatieven. Brandweerlector Ynso Suurenbroek schreef er enkele jaren geleden een rapport over en ging in op alternatieve vormen van bluswaterwinning, zoals tankwagens om het gat in de behoefte bij incidenten tussen middelbrand en grote brand te overbruggen. Bij grotere blusoperaties resteert eigenlijk alleen open water. De boodschap in deze workshop aan bevelvoerders was vooral bewustwording: “Realiseer je dat brandkranen steeds vaker minder opbrengst hebben dan waar de brandweer op rekent. Houd daar rekening mee in het bluswaterplan bij een inzet.”
Vaak komen ze niet voor in de regio Utrecht, maar scheepsbranden zijn zeker geen ondenkbeeldig incidenttype in onze regio. Het AmsterdamRijnkanaal is een van de drukste vaarwegen van Nederland en langs de zuidgrens van de regio stroomt de rivier de Lek/Nederrijn. Echte scheepsbrandbestrijdingskennis hebben de meeste korpsen in de regio Utrecht niet. Die kennis werd voor de workshop binnengehaald uit de regio Gelderland-Zuid, via een kapitein van de blusboot ‘Gelderland’ die ook nog eens een verleden heeft als binnenvaartschipper. Een nuttige combinatie, want hierdoor kon hij zowel veel vertellen over scheepsbrandbestrijdingstactieken als over de specifieke aandachtspunten en risico’s waar brandweerlieden bij het betreden van schepen rekening mee moeten houden. Nuttig voor alle brandweerlieden van brandweerposten in de ‘kanaalzone’ en langs de Lek.
Zware hulpverlening Om eentonigheid in het programma te vermijden was er naast de diverse waterthema’s ook aandacht voor vrachtwagenongevallen. Die zijn er al zolang als er vrachtvervoer over het Nederlandse wegennet plaatsvindt, maar er is wel een belangrijke trend die het werk van de brandweer beïnvloedt, signaleert instructeur Frans van Mourik van Rifra instructions. Uit economische overwegingen in de transportsector worden vrachtwagens steeds groter, langer en zwaarder, met als gevolg dat bij ongevallen enorme krachten vrijkomen. Het bevrijden van een in de cabine bekneld geraakte vrachtwagenchauffeur kan dan een hele klus zijn. Een vrachtwagenongeval is dan ook per definitie een ‘middelhulpverlening’, omdat er veel handen nodig zijn, zwaar redgereedschap en een werkplatform. Het kost tijd en menskracht om die inzet op te bouwen en een HV met aanvullend zwaar redgereedschap ter ondersteuning van de TS is in de meeste gevallen vereist. Ruimte maken is hèt kenmerk van de inzet bij vrachtwagenongevallen. Ruimte om bij het slachtoffer te komen en de geneeskundige disciplines hun werk te laten doen. Na een uurtje theorie mochten de deelnemers buiten in de praktijk aan de slag met een ruime selectie hulpverleningsgereedschap om diverse tactieken voor het creëren van ruimte uit te proberen. In het bosrijke décor van het KNVBsportcentrum was hiervoor met een serie sloopcabines van vrachtwagens een complex ongeval in scène gezet. Rob Jastrzebski
brandweer zorg
Nieuw brandweerhuis voor Amerongen De realisatie van de nieuwe brandweerpost in Amerongen laat goed zien hoe groot de dynamiek in het bestuur en de brandweersector is. Toen vijf jaar geleden de eerste schetsen op papier werden gezet, was Amerongen nog een zelfstandige gemeente, terwijl de bouw geschiedde onder de vlag van de na herindeling ontstane gemeente Utrechtse Heuvelrug. En bij de officiële ingebruikname op 27 november was het brandweerkorps van Amerongen inmiddels opgegaan in de geregionaliseerde brandweerorganisatie van de VRU.
Jeugdbrandweer als ‘zesde district’? Eerste lustrum JeugdBRULbokaal
Burgemeester Naafs treedt bij de opening van de nieuwe brandweerpost op als ‘spuitgast’.
Burgemeester Frits Naafs van de gemeente Utrechtse Heuvelrug trotseerde kou en sneeuw om met een spectaculaire blusactie de nieuwe brandweerpost te openen. Trots op zijn vrijwilligers, die met hun kennis en vakmanschap de inrichting van het gebouw grotendeels een eigen invulling hebben gegeven. Dat is dan ook de sfeer die de nieuwe post uitademt: het is het centrum van hulpverlening door gemotiveerde lokale vrijwilligers die pal staan voor hun gemeenschap. “Ik vind het belangrijk dat de brandweer ook in een tijd van regionalisering en schaalvergroting het brandweerbedrijf blijft dat het al generaties lang is: een bedrijf dat sterk is verbonden met de lokale samenleving”, sprak Naafs tot de aanwezigen. “Daar moeten we als gemeenteraad zuinig op zijn.” Naafs voegde er nog aan toe dat hij met de directie van de VRU nog wel in debat wil over de condities waaronder het gebouw door de ge-
regionaliseerde brandweer kan worden overgenomen. Postcommandant Kees Kraan dankte het Amerongse korps voor de grote inzet en zelfwerkzaamheid tijdens de bouw, waardoor in zijn ogen een mooi en functioneel gebouw is ontstaan dat een aanwinst is voor de VRU. Dat de brandweerploeg van Amerongen een echt ‘familiebedrijf’ is, bleek
toen tijdens het openingsprogramma achtereenvolgens de partners en de kinderen van de brandweerlieden een schilderij aanboden aan de postcommandant, om het interieur verder te verfraaien. De Amerongse brandweerpost is op een nieuwe locatie verrezen, omdat de gemeente op de plek van de oude kazerne een ingrijpend dorpsvernieuwingsproject wil uitvoeren. Met het nieuwe gebouw is de brandweerzorg in Amerongen volgens burgemeester Naafs helemaal op niveau. De volgende uitdaging in de gemeente Utrechtse Heuvelrug is de nieuwbouw van de brandweerpost Maarn-Maarsbergen. Hij zei te hopen ook bij dat project te kunnen profiteren van de kennis en ervaring van Kees Kraan die het ontwerp- en bouwproces van de nieuwe post Amerongen heeft begeleid. Rob Jastrzebski
Oud-brandweercommandant sloopt ‘eigen’ kazerne Vrijdag 28 januari was voor de Amerongse oud-brandweercommandant Aart van Boort een dag met een dubbel gevoel. Twintig jaar geleden werd onder zijn leiding een nieuwe brandweerkazerne aan de Prinses Beatrixlaan gerealiseerd en nu gaf hij ook de eerste aanzet voor de ondergang van het gebouw door als ‘ad hoc-machinist’ van een grijperkraan de eerste sloophandeling te verrichten. Eind vorig jaar verhuisde de Amerongse brandweer naar een nieuwe post aan de Industrielaan Noord. Op de plek van de oude brandweerkazerne komt een nieuw kloppend cultuurhart voor Amerongen onder de naam ‘Allemanswaard’. De start van de sloopwerkzaamheden op 28 januari werd gadegeslagen en aangemoedigd door dorpswethouder Tim Verhoef, directeur Jaap Broekhuis en projectleider Ilona Drenth van Woningbouwvereniging Amerongen èn alle leerlingen van basisschool De Regenboog. Hun nieuwe schoolgebouw is het eerste onderdeel van het bouwplan dat op de plek van de oude brandweerkazerne wordt gerealiseerd. Onder het genot van warme chocolademelk met koek zongen de leerlingen een ‘slooplied’, waarna zij met groot gejuich het sneuvelen van de eerste muren en een deel van het dak begroetten. Een welkome onderbreking van het lesprogramma.
FOTO: ROB JASTRZEBSKI
O
Ondanks al die fusiebewegingen heerste bij de feestelijke opening toch bij alle korpsleden en genodigden onverminderd het gevoel dat het nieuwe brandweerhuis en de Amerongse vrijwilligers diep zijn geworteld in de lokale samenleving.
Nieuwe haakarmvoertuigen voor ruig terrein
FOTO: MATTHIJS VAN DER VEEN
D
In november heeft Scania vier nieuwe haakarmvoertuigen geleverd aan de VRU. Het gaat om 6x6 aangedreven voertuigen met meesturende achteras, die geschikt zijn om in ruig terrein te opereren.
Negen Jeugdbrandweerploegen streden op 13 november in Utrecht om de JeugdBRUL-bokaal 2010. Het was de vijfde keer dat de Jeugdbrandweer Utrechts land de eindwedstrijd ‘lage druk’ van de regionale competitie organiseerde. Daarnaast speelden vijf ploegen op de additionele hogedrukbaan. De bokaal werd dit jaar in de wacht gesleept door de jeugdploeg van Scherpenwoude. Driebergen werd eerste op de hogedrukbaan.
De wagens zijn geplaatst bij de korpsen Zeist, Woudenberg, Leusden en Veenendaal en worden onder andere gebruikt om de nog in bestelling zijnde natuurbrandbestrijdingsunits te vervoeren. De verwachting is dat dit materieel, bestaande uit pompunits en haakarmbakken met buffertanks, komend voorjaar worden geleverd. In november en december zijn de kerninstructeurs van de betrokken korpsen met medewerking van specialisten van de leverancier opgeleid in het rijden en bedienen van de voertuigen. De kerninstructeurs dragen vervolgens zorg voor de opleiding van de chauffeurs die er straks in de praktijk mee gaan rijden. Dit is een nieuwe instructiemethode binnen de VRU. Onderdeel van de nieuwe aanpak is ook dat de toetsing van de chauffeurs na de opleiding plaatsvindt door kerninstructeurs van een ander korps, zodat de instructeurs geen ‘eigen vlees’ keuren. Rob Jastrzebski
De scenario’s die de wedstrijdleiding had georganiseerd logen er niet om. Op de lagedrukbaan moesten de ploegen niet alleen afrekenen met een forse brandhaard in een bedrijfspand, maar moesten zij ook nog eens een nog in het pand aanwezige brandstichter aanhouden en op correcte wijze aan de politie overhandigen. Op de hogedrukbaan moest, eveneens bij een brand in een bedrijfspand, een slachtoffer van een bovenverdieping worden gered. Volwassen scenario’s voor jeugdige brandweerlieden. De ‘spielerei’ in jeugdbrandweerland is voorbij. FOTO: ROB JASTRZEBSKI
FOTO: MARCEL KRADOLFER
Dat constateert ook Marcel de Vries, regionaal functionaris Jeugdbrandweer, Wedstrijden en Sport bij de VRU: “De jeugdbrandweer is in rap tempo uitgegroeid tot een volwaardige discipline in de brandweersector. Ook de directie van de VRU onderkent het belang van de jeugdbrandweer als kweekvijver voor de reguliere brandweerorganisatie. Dat blijkt uit het feit dat alle directieleden verspreid over de dag de finales hebben bezocht. Daarnaast is de VRU de eerste veiligheidsregio die een beleidsmedewerker voor de jeugdbrandweer heeft aangesteld. Inmiddels zetten we ook op landelijk niveau de eerste stappen naar een verdergaande afstemming tussen de jeugdbrandweer en de brandweerpraktijk. Zo zijn we met het Nederlands Bureau Brandweerexamens in overleg om te onderzoeken of we een deel van de competenties voor de brandweeropleiding al in het jeugdbrandweerstadium kunnen laten registreren in het brandweerpaspoort. De daadwerkelijke brandweeropleiding kan dan wellicht worden verkort.” Binnen de regio wordt volgens De Vries onderzocht hoe de JeugdBRUL in de nieuwe regionale organisatie kan worden ingebed. De leiding van de JeugdBRUL overlegt met de hoofden Incidentenbestrijding in de districten over mogelijke structuren. Een mogelijkheid is om de jeugdbrandweer per district aan de VRU-organisatie te koppelen, maar ook is het idee geopperd om van de jeugdbrandweer een organisatorisch ‘zesde district’ te maken, naast de vijf geografische districten. “We zoeken naar een structuur waarin we de jeugdbrandweer als een sterk product naar buiten kunnen uitdragen en waarin we de jeugdploegen beter kunnen faciliteren en ondersteunen.” Rob Jastrzebski
9
brandweer zorg
Vakgroep Brandweerzorg studeert op ‘rood’ beleidsprogramma Hoe ziet de brandweerzorg van de toekomst eruit binnen de Veiligheidsregio Utrecht? Anders dan de brandweerzorg van nu, zoveel staat vast. Maatschappelijk rendement, brandveilig leven, vernieuwen en innoveren en het bouwen van een efficiënte repressieve organisatie, zijn de speerpunten voor het brandweerbeleid in de komende jaren. Landelijk, maar ook regionaal. Binnen de VRU zet de Vakgroep Brandweerzorg, als vakinhoudelijke denktank, nu al de eerste stappen naar ‘De brandweer over morgen’. Op de agenda van de vakgroep staat het ontwikkelen van een ‘brandweerrood beleidsprogramma’ binnen het veelkleurige VRU-beleid.
SKI FOTO: ROB JASTRZEB
meer wordt ingericht op risicobeheersing en preventie dan op incidentbestrijding. Incidenten en rampen voorkómen en beperken aan de voorkant van de veiligheidsketen is immers beter dan puinruimen achteraf; een visie die uitgaat van minder persoonlijk leed en minder maatschappelijke schade.”
Maatschappelijk rendement
D
De nieuwe VRU-organisatie die op 1 november van start is gegaan, is een brede veiligheidsorganisatie, waarin de diverse kolommen niet meer als afzonderlijke bedrijfsonderdelen herkenbaar zijn. Omdat de brandweerzorg 85 procent van de uitvoerende taken van de VRU vormt, is er echter wel behoefte aan een vakinhoudelijke expertgroep, om de directie van de VRU goed te adviseren bij het vaststellen van zijn beleidsprogramma’s.
Nieuw tijdperk De vakgroep is voorlopig samengesteld uit de leidinggevenden van de organisatieonderdelen: de districtscommandanten en de hoofden van de stafafdelingen die raakvlakken hebben met de brandweerzorg. De structuur
Programmamanager Rob Timmermans: “We leggen de basis voor de brandweerorganisatie van de toekomst binnen de VRU.”
van de vakgroep wordt nog verder uitgewerkt. Maar wat doet de vakgroep nu eigenlijk precies? Rob Timmermans, lid van de vakgroep en projectleider voor het beleidsprogramma brandweerzorg: “In kort bestek: vooruitkijken naar de toekomst. De brandweer staat op de drempel van een nieuw tijdperk, waarin een ander type brandweerorganisatie wordt gebouwd. Het landelijke beleidsprogramma ‘De brandweer over morgen’ van de branchevereniging NVBR, voorziet een organisatie die
In zijn functie als denktank en adviescollege laat de Vakgroep Brandweerzorg zich voor een belangrijk deel leiden door die landelijke ontwikkelingen en probeert zij zich een beeld te vormen van wat die ontwikkelingen betekenen voor de brandweerzorg binnen de VRU. Timmermans: “Hoe kan het brandweerbeleid binnen de VRU zodanig worden vormgegeven dat een organisatie ontstaat die de veiligheidszorg levert waaraan de samenleving over pakweg twintig tot dertig jaar behoefte heeft? Om een brandweerorganisatie met een hoger ‘maatschappelijk rendement’ te bouwen, zal de brandweer meer moeten gaan samenwerken met maatschappelijke partners. Bijvoorbeeld door samen met verzekeraars, woningcorporaties en zorginstanties de brandveiligheid in woonwijken, zorginstellingen en bedrijven te verbeteren.”
Het eerste concrete product waaraan de vakgroep nu werkt is een beleidsprogramma brandweerzorg, voor het effectief en efficiënt organiseren van de rode uitvoeringstaken binnen de VRU. Dit beleidsprogramma richt zich op de langere termijn, de komende decennia, maar zal ook voorstellen bevatten voor concrete stappen die de komende jaren al kunnen worden gezet. Het regionaal vertalen van het nieuwe brandveiligheidsdenken is een van de speerpunten in het programma, net als het verder versterken van het lerend en innoverend vermogen van de VRU en de vorming van een efficiënte en effectieve repressieve brandweerorganisatie. Het is nadrukkelijk niet de bedoeling dat onder de vlag van de vakgroep allerlei afzonderlijke projecten worden ontwikkeld. In plaats daarvan zal vernieuwing en innovatie van de brandweerzorg op alle niveaus worden verweven in de reguliere organisatie van de VRU. Hoe dat het best kan worden gerealiseerd is nog onderwerp van studie en overleg. De vakgroep heeft in december en januari zijn eerste bijeenkomsten gehouden om de basis te leggen voor het beleidsprogramma brandweerzorg voor de periode 2012-2015. Rob Jastrzebski
‘No Play’ in Westbroek Onderzoek pleit brandweer vrij na bizarre ‘oefenbrand’ Hoe bizar de spelingen van het lot kunnen zijn, bleek op dinsdag 23 november in Westbroek. Op het moment dat het lokale brandweerkorps aan een inzetoefening in een boerderij aan de Kerkdijk wilde beginnen, sloegen de vlammen plotseling daadwerkelijk uit het dak. ‘No Play!’ Schrik bij de uitzetploeg, opschaling naar grote brand en een massale brandweerinzet, waardoor het woongedeelte van de boerderij behouden kon worden. Maar het kwaad was al geschied. Kon een bij de enscenering gebruikte ‘knetterkast’ de brand op de hooizolder hebben veroorzaakt?
10
FOTO: ROB JASTRZEBSKI
D
De brandweer werd verdachte in het politieonderzoek, maar dat pleitte het korps gelukkig vrij van elke schuld. En uit de vele steunbetuigingen van zowel het gemeentebestuur van De Bilt als vanuit de bevolking, blijkt dat de lokale gemeenschap van Westbroek het volste vertrouwen heeft in zijn brandweer. Postcommandant Martin Groot blikt terug op een
Snel omschakelen van oefenmodus naar reële brandbestrijding!
tuigd dat we als uitzetploeg heel zorgvuldig en veilig te werk waren gegaan en er waren geen ensceneringsmiddelen gebruikt die vuur, rook of warmte genereren. We konden ons dan ook niet voorstellen dat de brand aan de enscenering voor de oefening kon worden toegeschreven. Maar voor de buitenwacht hadden we de schijn tegen. Als de brandweer voor de deur staat voor een oefening en er breekt in hetzelfde pand op exact dat moment echt brand uit, trekken sommige mensen snel hun conclusies.” Te snel, zo zou later blijken. De Technische Recherche verhoorde de volledige uitzetploeg en onderzocht ook een knetterkast om een beeld te krijgen van hoe zo’n apparaat functioneert. Het verhoor, het technisch onderzoek en het sporenonderzoek in het uitgebrande pand, leidden uiteindelijk tot het verlossende oordeel van de speurders dat de knetterkast op de hooizolder niet de oorzaak is geweest van de brand en dat de brandweer derhalve geen enkele blaam treft. Martin Groot vervolgt: “Die uitkomst was een grote opluchting. Het feit dat je je als brandweerfunctionaris je hele leven inspant voor de veiligheid van de gemeenschap en dat je dan door zo’n incident zomaar ‘verdachte’ in een politieonderzoek kan worden, is behoorlijk ingrijpend. Het onderzoek bevestigde onze onschuld, waardoor
Te snelle conclusies Met steun van de posten Maarsseveen-Tienhoven en Maartensdijk kon de brand worden beperkt tot het achterste deel van de boerderij, dat diende als opslag voor een winkel in dierbenodigdheden met daarboven een hooizolder. Op die hooizolder ontstond het vuur. De vraag was: hoe? Martin Groot: “We waren ervan over-
we die enerverende periode na de brand kunnen afsluiten. Waardoor de brand wèl is ontstaan onthult het onderzoek overigens niet, maar wij vermoeden dat verhitting of het springen van een gloeilamp op de zolder, dichtbij het hoog opgestapelde hooi een rol heeft gespeeld.”
brandweer zorg FOTO: ROB JASTRZEBSKI
bewogen oefenavond met een even bewogen nasleep. “Je weet niet wat je overkomt als je een oefening in een pand hebt uitgezet en er ineens echte vlammen tevoorschijn komen”, begint Martin Groot. “Iedereen moest razendsnel omschakelen van oefenmodus naar incidentbestrijdingsmodus en dat ging gelukkig heel goed. Er was geen sprake van paniekstemming en iedereen handelde uit professionele routine. De bevelvoerder had vanuit oefenoogpunt al besloten lage druk te laten afleggen en kon die inzet in de no-playsituatie voortzetten. Uiteraard hebben we direct opgeschaald. Eerst naar middelbrand en in tweede instantie naar grote brand. De meldkamer begreep uit onze berichtgeving eerst niet goed wat er aan de hand was. Evenals de bewoners, die we snel in veiligheid brachten, maar die aanvankelijk dachten dat de ontruiming bij de oefening hoorde.”
Steun en vertrouwen Martin Groot en zijn mensen kunnen dus uitgaan van een ongelukkige en vooral bizarre samenloop van omstandigheden, waardoor een zorgvuldig voorbereide oefenavond een nare staart kreeg. In zijn ogen heeft het incident het vertrouwen van de gemeenschap in de brandweer niet aangetast. “We hebben heel veel steun gehad van de gemeente en van de VRU. Burgemeester Arjan Gerritsen, districtscommandant Frank Slob en hoofd incident management Han den Hartog zijn op de eerste oefenavond na de brand bij ons geweest en uitgebreid met ons gesproken. Die steun deed het korps goed. Net als de diverse kaarten en brieven die we vanuit het dorp kregen overigens. Zèlfs van de getroffen bewoners, die familie zijn van één van onze korpsleden. Uit niets blijkt dan ook dat mensen ons iets verwijten. Toch sluit ik niet uit dat het minder makkelijk wordt om geschikte oefenobjecten te vinden, omdat mensen even wat terughoudender zijn. Begrijpelijk, maar
“Het incident heeft de band tussen de korpsleden sterker gemaakt.” ik hoop dat we ook in de toekomst kunnen blijven oefenen in lokale objecten. Tot slot merk ik dat het incident de band tussen de korpsleden sterker heeft gemaakt. We zijn samen door een moeilijke periode gegaan, waarin de mensen steun hadden aan elkaar. Nu kunnen we het geleidelijk achter ons laten.” Rob Jastrzebski
Toneelmaterialen in vuur en vlam Een enorme vuurzee heeft in de nacht van 22 december een loods aan de Keulsekade in Utrecht met de grond gelijk gemaakt. In de loods lagen onder andere toneelmaterialen opgeslagen. Enkele bewoners van een voormalig kantoorgebouw dat aan de loods was vastgebouwd, konden zichzelf tijdig in veiligheid brengen. Voor de Utrechtse brandweer was er geen eer te behalen aan het redden van de brandende loods en de inzet concentreerde zich dan ook op het voorkomen van brandoverslag naar belendende panden.
D
De brand aan de Keulsekade brak rond tien voor half drie ’s nachts uit. De bevelvoerder van de post Leidsche Rijn, die als eerste ter plaatse was, gaf bij aankomst direct het nader bericht ‘grote brand’, omdat de vlammen al hoog uit het dak van de loods sloegen. Later werd verder opgeschaald naar zeer grote brand. Vier tankautospuiten van de posten Leidsche Rijn, Schepenbuurt, Tolsteeg en Vleuten werden ingezet bij de blussing, ondersteund door de autoladder van Tolsteeg, de hoogwerker van post Voordorp en het grootschalig watertransport uit Maarssen. Bluswater was overigens bij deze brand geen knelpunt, omdat het Amsterdam-Rijnkanaal vlak langs de brandende loods ligt.
Hoewel snel over voldoende bluswater kon worden beschikt, mocht het niet baten. De brand woedde in een oude loods met een hoge vuurbelasting aan brandbare materialen, waaronder toneeldecors. Een binnenaanval was niet aan de orde. Omdat aan alle kanten al dikke zwarte rook uit het gebouw perste en de situatie in het pand onoverzichtelijk was, oordeelden de OvD en de bevelvoerders van de bluseenheden dat zo’n operatie te riskant was. Om het brandweerpersoneel niet aan onnodige risico’s bloot te stellen werd daarom voor een defensieve aanpak gekozen. Met succes, want hoewel enkele andere gebouwen op korte afstand van de loods stonden, konden zij worden behouden. Ook het kantoorgedeelte aan de voorzijde bleef dankzij een in het pand aanwezige brandscheiding be-
De loods aan de Keulsekade was bij aankomst van de eerste brandweereenheden al niet meer te redden.
FOTO: ANEO KONING
waard, al liep het gebouw wel grote rook-, brand- en waterschade op. De scheepvaart op het AmsterdamRijnkanaal werd door Rijkswaterstaat op last van het CoPI tijdelijk stilgelegd, omdat de rook zich door de windrichting over het kanaal verspreidde. Nadat de eveneens gealar-
meerde AGS had vastgesteld dat zich in de rook geen zodanige schadelijke stoffen bevonden dat die direct gevaar voor schippers konden opleveren, kon het scheepvaartverkeer weer doorgang vinden.
Brandweer
in actie
Rob Jastrzebski
11
brandweer zorg
Gehoord op de achterbank VRU kerstgeschenk
FOTO: BART VAN KEULEN
Terwijl wij na een uitruk terugreden naar de post, vond er tussen de ploegleden een stevige discussie plaats. Rode draad was het kerstpakket dat de VRU, als nieuwe werkgever, aan haar personeelsleden had uitgereikt. Met het pakket wenst de werkgever de werknemer een prettige kerst. De inhoud verschilt per jaar. Het geven van een kerstpakket stamt uit de negentiende eeuw, toen het bewaren van voedsel in de lange wintermaanden nog niet zo eenvoudig was. Boerenpersoneel kreeg voor thuis een mand mee met allerlei lekkere en nuttige zaken. Dat maakte het samenzijn thuis met kerstmis extra feestelijk en werd gezien als een blijk van waardering voor het gedane werk. Uit dit gebruik is de traditie ontstaan die wij heden ten dage nog kennen.
Op naar de finish! Het VRU-team tijdens de Vierdaagse van 2010.
De Nijmeegse Vierdaagse, loopt u ook mee? “Ongelooflijk, wat een waardeloos kerstpakket” klonk het uit de geïrriteerde mond van een van de waterploegleden. “Krijg ik een doos van de VRU, zit daar niet eens een nieuwjaarsgroet in. Zeker ook vergeten? Mijn frustratie van een jaar reorganisatie wordt afgekocht met een blikje brie, een doos soepstengels, zalmpaté, fietslampjes en een fietspomp. Dagen later krijg je tussen de kerstkaarten, die alleen je vrouw bekijkt en ophangt, een brief waarin je bedankt wordt. Lekkere timing weer". Een collega van de aanvalsploeg keek hem fronsend aan en zei: “Het komt op mij over alsof je niet open staat voor een blijk van waardering. Stel je eens voor dat je helemaal niets zou krijgen. Wat zou je dan zeggen? Kan dat er òòk al niet meer vanaf?” “Wat vindt jij ervan Frits?”, vroeg de chauffeur. “Tja” zei ik, “wat ik van het kerstpakket vind? Ik ben altijd dankbaar voor dingen die ik krijg als blijk van waardering. Enige jaren terug kregen de toenmalige regiomedewerkers een knalgele dubbele fietstas met VRU-logo. De reacties waren gemengd. Dit jaar eindelijk eens geen licht metalen vuurkorf of picknickmand, maar een pakket met lekkers èn een fietspomp en een noodverlichtingsetje voor op de fiets. Als je dat allemaal bij elkaar denkt, inclusief het in november toegezonden VRU pakketje “Postlokaal” met daarin mooie fietsroutes in de regio, dan denk ik al te weten wat het vòlgende VRU-kerstpakket zal zijn. Alle eerdere cadeautjes waren lapmiddelen en ideeën om je te blijven stimuleren op je oude fiets naar het werk te gaan of om ermee te recreëren. Het volgende kerstpakket zal daarom wel 2 meter lang zijn, 1,15 meter hoog, 0,3 meter breed en nog volledig ingepakt in karton. Volgend jaar kerst, zo schat ik, heeft directeur Hans Wink het vereiste budget bijeen gespaard voor een nieuwe fiets voor alle medewerkers. Goed voor de conditie! Daarmee is de cirkel rond en zeurt niemand meer over de inhoud van het kerstpakket, toch?” Frits Juvert
12
Van 19 tot 22 juli is Nijmegen weer het epicentrum van de internationale wandelsport. De 95e Vierdaagse van Nijmegen zal circa 45.000 lopers op de been brengen. De VRU wil met een team van zo’n 50 deelnemers de show stelen op de Via Gladiola. De inschrijving voor deelname is op 31 januari geopend. Loopt u ook mee onder de VRU-vlag?
A
Al 25 jaar lopen brandweerlieden en oud-brandweermedewerkers uit onze regio mee met het grootste wandelevenement ter wereld. De Brandweer Wandelclub, die al sinds jaar en dag de organisatie voor zijn rekening neemt, valt sinds kort onder de nieuwe afdeling Jeugdbrandweer, Wedstrijden en Sport van de VRU. De Brandweer Wandelclub staat, anders dan de naam doet vermoeden, niet alleen open voor brandweerlieden uit de regio, maar voor àlle medewerkers van de nieuwe VRUorganisatie. Het streven is om op 19 juli een ‘multidisciplinair VRUteam’ op het parcours te brengen. Medewerkers die de uitdaging aandurven, kunnen voor meer informatie contact opnemen met de Brandweer Wandelclub via
[email protected]. Daarnaast moeten deelnemers zich ook individueel aanmelden bij de organisatie van de Nijmeegse 4Daagse. Meer informatie op www.4daagse.nl.
wegens een knieblessure. Meulendijks nam als medewerker van Brandweer Utrecht en de toenmalige Regionale Brandweer Utrecht (RBU) in 1985 het initiatief om samen met enkele collega’s een Vierdaagseteam te vormen. “Het aantal deelnemers groeide in de jaren daarna gestaag en de organisatie en de verzorging werden professioneler. Wat ik altijd als heel mooi heb ervaren is het feit dat je met een gemengde groep medewerkers van beroepsbrandweer, vrijwilligerskorpsen en bedrijfsbrandweren één team vormt in een unieke sfeer van kameraadschap en gezelligheid. Een prachtige gelegenheid voor mensen uit alle hoeken van de regio en uit verschillende organisatie-onderdelen om elkaar goed te leren kennen. Je deelt alles met elkaar: de passie voor wandelsport, het afzien, de pijn en de blaren, maar ook de feestvreugde als je samen die vierde dag over de finish gaat en de medailles kunnen worden geïnd.”
Unieke sfeer Degenen die al eerder hebben meegelopen in de Nijmeegse Vierdaagse, zullen het beamen; het is een evenement met een onvergetelijke sfeer. Vier dagen intensief samen optrekken, samen een topprestatie leveren, uitstekend verzorgd en ondersteund door het negen leden tellende verzorgingsteam dat onderweg op vijf rustpunten zorgt voor eten en drinken en voor verlichting bij brandende spieren en blaren. Deelnemen aan de vierdaagse betekent vier dagen verbroedering. “De sfeer bij de vierdaagse is uniek”, beaamt Herman Meulendijks, organisator en deelnemer van het eerste uur, maar twaalf jaar geleden gestopt
Verslaving Peter van der Westen, oud-brandweerman van het korps Utrecht, neemt dit jaar voor de zesentwintigste keer deel aan de ‘moeder van alle wandeltochten’. “Het is een verslaving!”, aldus Van der Westen. “Toen ik de eerste keer over de finish kwam op de Via Gladiola, aangemoedigd door honderdduizenden bezoekers en VIPS op de eretribunes, gaf dat een enorme kick. Maar ik was na die vier dagen zo kapot, dat ik dacht: ‘Dit nooit meer’. Toch stond ik een jaar later wéér aan de startlijn. Na die tweede keer was ik definitief verkocht. Die sfeer wilde ik elk jaar meemaken. Dankzij de oefentochten die
Sport als bindmiddel In het nieuwe VRU-bedrijf heeft sport een belangrijke plek gekregen onder de noemer van het organisatie-onderdeel ‘Jeugdbrandweer, wedstrijden en sport’. De directie hecht grote waarde aan sportactiviteiten vanuit het oogpunt van gezondheid en conditie van de medewerkers. Volgens Erwin Bartels, beleidsfunctionaris Sport, worden met het stimuleren van sportactiviteiten verschillende doelen beoogd: “Het grootste deel van de medewerkers van de VRU wordt gevormd door brandweerlieden van de lokale posten. Zij krijgen te maken met de nieuwe landelijke keuringssystematiek voor de brandweer, waarbij conditie en uithoudingsvermogen belangrijke keuringscriteria zijn. Investeren in lichamelijke fitheid en conditie loont dus. Door de sportfunctie op regionaal niveau in de organisatie te verankeren willen we de basis leggen voor een goed sportbeleid voor alle medewerkers. Daarnaast biedt sport een ideale gelegenheid voor het versterken van de samenhang en de sociale contacten in de regio. Het kan een bindmiddel voor de organisatie zijn.”
we al sinds jaar en dag organiseren voor deelnemers, werk je samen een half jaar toe naar de vierdaagse. Dat schept een sterke band in de groep. Die oefentochten zijn overigens echt een must. Hoe meer je traint, hoe makkelijker je de vierdaagse loopt. Binnenkort gaan we weer van start met het oefenprogramma van 2011.” Rob Jastrzebski
Voor meer informatie:
[email protected]
bevolkings zorg
FOTO: WIL GROENHUIJSEN
De beste crisisbeheerser hoort in de kelder
In dit katern: Leerzame procesoefening crisiscommunicatie pagina 14
Crisisbeheersing met de nieuwe wet in de hand Bijna drie jaar geleden begon de VooRU met een ronde langs de adviseurs crisisbeheersing van de VRU-gemeenten. Piketten, lokale zwaartepunten en het wel of niet invliegen van expertteams waren vaste onderwerpen in de interviews met veel bevlogen en ambitieuze crisisbeheersers. Inmiddels is de rondgang niet alleen bij de gemeente Soest aangekomen, maar is ook de Wet veiligheidsregio’s een feit. Marlous Verheul over Soest en haar visie op de toekomstige werkwijze van de gemeentelijke crisisbeheersing. crisisbeheersing, maar de materie waarvoor ze verantwoordelijk is, is niet bepaald nieuw voor haar. Zo werkte ze een aantal jaren voor de VRU in een functie waarbij ze verantwoordelijk was voor de training van gemeentefunctionarissen, en runde ze tot voor kort haar eigen bedrijf dat door het hele land adviezen en trainingen gaf op gebied van crisisbeheersing. Haar functie bij de gemeente Soest past haar dan ook als gegoten.
Goed voor elkaar Binnen de gemeentelijke organisatie van Soest is Verheul de enige func-
tionaris die zich fulltime met crisisbeheersing en openbare orde en veiligheid bezighoudt. Van een echt piket is daarom geen sprake, maar bij haar afwezigheid neemt de teamleider burgerzaken de honneurs waar. Verheul: “Daarnaast is het zo dat, mocht de alarmcentrale mij bij een crisis niet kunnen bereiken, er een gentlemen’s agreement bestaat met de collega’s binnen het district Eemland, en een andere ACB gebeld kan worden om in te springen. In dat opzicht zal er altijd een ACB bereikbaar en beschikbaar zijn.” Voor wat betreft de lokale zwaarte- en
pagina 15 FOTO: PIET PEETERS
S
Soest was eens de plek waar aan de ene kant turfstekers met hard labeur blij waren dat ze het leven hadden en brood op de plank kregen, terwijl verderop gegoede Amsterdammers hun buitenhuizen bouwden, in de prachtige natuur en in de schone boslucht. Later groeiden de kernen Soesterberg, Soestduinen en Soest aan elkaar tot de huidige gemeente, waarin woonwijken, monumenten en natuur een veelzijdig geheel vormen dat de laatste decennia een nieuwe balans vond. De gemeente Soest telt ruim 45.000 inwoners. Marlous Verheul trad er op 1 december vorig jaar aan als adviseur
“Twittert u al?” Crisiscommunicatie in het social mediatijdperk
OTO-traject tunnel Leidsche Rijn binnenkort van start pagina 16
aandachtspunten bevindt Soest zich in rustig vaarwater. Verheul: “We hebben geen Brzo-bedrijven binnen de gemeentegrenzen, en er zijn geen speciale aandachtspunten voor wat betreft bijzondere of bovengemiddelde risico’s. Met de sluiting van de vIiegbasis Soesterberg in 2008 kwam aan het enige evidente risico een einde. Je zou ook gewoon kunnen zeggen dat we het in Soest op dat gebied goed voor elkaar hebben.”
Crisiscoördinatie en de nieuwe wet De Wet veiligheidsregio’s die op 1 oktober 2010 in werking trad, beoogt onder andere om duidelijke normen en werkwijzen te geven volgens welke de rampenbestrijding en crisisbeheersing moet plaatsvinden. In de wet en de daarmee samenhangende besluiten hebben gemeentefunctionarissen duidelijker dan voorheen taken en verantwoordelijkheden binnen dit geheel, en is voor het eerst een integraal kader gegeven waarbinnen zowel de hulpdiensten als de gemeenten een rol hebben. Sindsdien wordt niet alleen binnen de regio’s, maar ook bij gemeenten gekeken welke praktische uitvoering er aan het in de wet gestelde moet worden gegeven. Het is met name lastig hoe de functie van algemeen commandant bevolkingszorg wordt ingevuld. Deze nieuwe functie heeft te maken met de structuur die in de wet is vastgelegd. Een belangrijke rode draad in de nieuwe wetgeving is namelijk de viereenheid
bevolkingszorg – brandweerzorg – geneeskundige zorg – politiezorg (op ROT-niveau aangevuld met water- en scheepvaartzorg), met daarbij (onder andere) de nieuwe functies van algemeen commandant bevolkingszorg en officier van dienst bevolkingszorg. Verheul: “Dit, samen met het nieuwe regionale crisisplan, vormt voor gemeenten een belangrijke impuls om na te gaan denken over de gemeentelijke inbreng in de crisisbeheersing. Nu is het in de meeste gemeenten nog zo dat de adviseur crisisbeheersing bij GRIP 1 plaatsneemt in het CoPI en bij verdere opschaling richting het GBT gaat. Bij vorming van een ROT heeft in het verleden vaak een medewerker van het BGC als liaison voor de betreffende gemeente gefungeerd. Niets dan lof over deze ondersteuning en de ingezette vakbekwaamheid, maar op de keper beschouwd moet je je als gemeente afvragen of je deze vitale functie uit handen wilt geven. Ik heb de stellige overtuiging dat je als gemeente de beste crisisbeheerser die je hebt moet inzetten bij het ROT, in de functie van algemeen commandant bevolkingszorg.”
Effecten en effectgebied Want? Verheul: “Bij een crisis ga je als gemeente niet over bronbestrijding, maar over uitstralingseffecten en effectgebieden. Wat zijn de gevolgen voor de bevolking en de gemeente, op alle fronten? Dat is precies waarvoor het ROT in het leven wordt geroepen, dus daar moet je als gemeente je meest
FOTO: WIL GROENHUIJSEN
bevolkings zorg
“Als gemeente moet je de beste crisisbeheerser die je hebt inzetten bij het ROT, in de functie van algemeen commandant bevolkingszorg.” competente vertegenwoordiger naar toe sturen. Daar moet iemand zitten die precies begrijpt welke gemeentelijke processen je waarvoor moet inzetten en wat de consequenties daarvan zijn voor de gemeente. In het ROT kan een algemeen commandant bevolkingszorg de gemeentelijke processen effectief managen. In het CoPI fungeert vanuit de gemeente de officier van dienst bevolkingszorg. In welke van de twee nieuwe bevolkingszorg-functies de huidige ACB moet worden vertaald is een van de dingen die in de nieuwe situatie nog zijn beslag moet gaan krijgen.”
Als ik een dag later het interview uitwerk drijft een dikke zwarte wolk vanuit het randje van de regio Midden- en West-Brabant richting Drechtsteden, en zijn gemeentefunctionarissen in meerdere regio’s bezig met adviseren, inventariseren, managen en beheersen. En vraag ik me af of er daar ergens in de hele crisisorganisatie een commandant bevolkingszorg is die zijn of haar nieuwe functie gestalte geeft… Piet Peeters
Leerzame procesoefening crisiscommunicatie
“Haal de buitenwereld naar binnen” Circa dertig communicatieadviseurs van de regionale crisiscommunicatiepool werden op 13 januari onderworpen aan een procesoefening crisiscommunicatie. Hun opgave: richt een Actiecentrum Voorlichten & Informeren in en voorzie publiek en media van de informatie waaraan zij behoefte hebben. Gemeente De Bilt stelde niet alleen welwillend de raadszaal beschikbaar aan de VRU voor deze oefening, ook burgemeester Arjen Gerritsen maakte tijd vrij in zijn dagprogramma om realistisch bestuurlijk tegenspel te leveren aan de communicatieadviseurs van het beleidsteam.
T
FOTO: ROB JASTRZEBSKI
Tijdens de oefening was er veel aandacht voor ‘omgevingsanalyse’, waarbij ook de berichtgeving op Twitter nauwlettend werd gevolgd. Een informatiebron die in het actiecentrum goed de ‘gevoelstemperatuur’ in de samenleving weergeeft.
Grote telefoondruk bij de persvoorlichters tijdens de procesoefening.
14
In een ochtend tijd werden de medewerkers van het Actiecentrum op twee pittige scenario’s losgelaten. Per scenario was er ruim een uur de tijd om concrete communicatieproducten te maken die voorzagen in de publieke informatiebehoefte, zoals nieuws-
berichten op de gemeentelijke website, een Q&A-lijst, persberichten en een strategisch communicatieadvies voor de burgemeester. Eigenlijk een mission impossible, want alleen al het opstarten van het actiecentrum en het verdelen en inregelen van de diverse functies kost enige tijd. Daarnaast wordt een calamiteit die in werkelijkheid vele uren duurt gecomprimeerd in een tijdsbestek van een uur. Toch is een krap tijdschema de realiteit van de crisiscommunicatie anno 2011. Het publiek is er in het tijdperk van snelle nieuwsstromen via internet zo aan gewend geraakt dat informatie à la minute beschikbaar is, dat van de overheid hetzelfde wordt verwacht. De boodschap van trainers Frank Vergeer en Anne-Marie van ‘t Erve van InConnect, was dan ook duidelijk: “Zorg dat je zo snel mogelijk in je rol komt en focus op het zo snel mogelijk leveren van informatieproducten!”
Informatiedilemma’s Twee scenario’s, elk met hun eigen dynamiek en hun eigen dilemma’s voor de crisiscommunicatie, werden behandeld. Als eerste een besmetting van het drinkwater met een giftige
stof in drie gemeenten. Het gevolg: veel zieken, enkele doden en heel veel publieke onrust. Een lastige klus met de nodige dilemma’s voor de crisiscommunicatie. Maken we wel of niet bekend dat de vergiftiging moedwillig is veroorzaakt door een boze medewerker van het drinkwaterbedrijf? En noemen we de naam van het gif wel of niet? Als mensen zelf op internet gaan googelen naar die stof zal de paniek mogelijk alleen maar groter worden als ze zien wat de effecten zijn. Frank Vergeer waarschuwde in een reactie dat crisiscommunicatieadviseurs zich niet moeten laten leiden door de ‘paniekmythe’: “Paniek is een zeldzaam verschijnsel. Het overgrote deel van de mensen reageert heel rationeel op een crisis en op crisisinformatie. We moeten ze dus volwassen behandelen en ze geen informatie onthouden omdat we denken dat ze daarvan in paniek zullen raken.” Het tweede scenario was een ‘klassieker’, explosie en brand bij een chemisch bedrijf. Een ‘Moerdijkscenario’, gekenmerkt door een vermoedelijk giftige rookpluim die woonwijken en automobilisten in een file bedreigt.
Ook hier moesten de communicatieexperts pogen om de stroom onjuiste berichten en geruchten over een mogelijke aanslag en over gevaren voor de volksgezondheid te ontzenuwen, het juiste beeld te schetsen van de situatie en het handelingsperspectief voor de bevolking te schetsen.
Omgevingsanalyse In het actiecentrum hadden de omgevingsanalisten, de nieuwe term voor ‘mediawatchers’, een flinke kluif aan het volgen van de publieke nieuwsstromen. Niet alleen op de websites van de gevestigde media, zoals RTV Utrecht en de NOS, want er werd ook flink ‘getwitterd’. Een nieuw fenomeen voor de crisiscommunicatie, zoals in december al bleek tijdens een themadag van de VRU over dit onderwerp. Social media blijken een belangrijke bron van informatie om erachter te komen wat er onder burgers leeft tijdens een calamiteit of crisis. “Haal de buitenwereld naar binnen via omgevingsanalyse”, was de opdracht van oefenleider Vergeer bij de start van de oefening. “De omgevingsanalyse is jullie vertrekpunt voor het opstellen van een communicatiestrategie. Zo stem je de boodschap af op de informatiebehoefte bij de burgers.”
Bestuurlijk advies Twee keer ontving burgemeester Arjen Gerritsen communicatieadvi-
seurs van het beleidsteam met een advies voor een mediastatement en beide keren volgde ook een korte persconferentie voor de leden van de responscel die optraden als journalisten. Maar kreeg de burgemeester een advies waar hij mee uit de voeten kon? “De tweede keer kreeg ik een beter gestructureerd advies dan de eerste keer”, reflecteert burgemeester Gerritsen. “Bondiger en meer toegespitst op mijn rol als burgervader die het vertrouwen van de burgers moet krijgen. Heel goed was het advies om de boodschap vooral te richten op het tonen
van empathie en betrokkenheid bij slachtoffers en getroffenen, vooral in een situatie waarin je nog niet veel feitelijke informatie kan geven. Een goed communicatieadvies is voor mij cruciaal als je de burgers slecht nieuws hebt te brengen. Daarom vind ik het ook belangrijk dat de VRU zo intensief oefent met het thema crisiscommunicatie.”
Gerichte training Sibyl Kosutic, adviseur risico- en crisiscommunicatie bij de VRU en organisator van de oefening, sprak na
afloop van de oefening van een zeer leerzame exercitie, die vooral het belang van grondige omgevingsanalyse via de media en internet heeft aangetoond. “Die publieke berichtgeving wordt steeds meer van invloed op de crisiscommunicatie en we overwegen daarom een gerichte training voor media- en omgevingsanalyse te ontwikkelen. We zullen deze oefening later dit jaar nogmaals aanbieden, om meer communicatiemedewerkers in de gelegenheid te stellen te oefenen voor hun processen.” Rob Jastrzebski
De communicatieadviseurs bespreken hun advies met burgemeester Gerritsen.
“Twittert u al?” Crisiscommunicatie in het social mediatijdperk De samenleving ‘vertwittert’. De opmars van social media als Twitter, Hyves, Facebook, Linkedin en Youtube heeft de manier waarop burgers informatie met elkaar delen ingrijpend veranderd. De impact die deze social mediarevolutie heeft op het vakgebied crisiscommunicatie is enorm. Als de overheidsvoorlichting niet meegaat in de informatierevolutie, zal zij achter de feiten aanlopen en het vertrouwen van de burger verspelen. Overheidsvoorlichters moeten de kracht van social media daarom omarmen en integreren in hun werk. Belangrijke lessen tijdens een tweetal themabijeenkomsten over crisiscommunicatie en social media van de VRU in december. Welkom in het ‘Twittertijdperk’.
E
Enkele tientallen voorlichters van de VRU en gemeenten namen deel aan de themabijeenkomsten op 2 en 16 december. Op de eerste dag werden zij door communicatie-experts Lodewijk van Wendel de Joode van het Nationaal Crisiscentrum en Annet van Betuw van Van Betuw advies bijgepraat over de rol van de ‘nieuwe’ media in de samenleving en hun invloed op de overheidsvoorlichting. Op de tweede dag mochten de deelnemers zelf praktisch aan de slag achter de laptop. Twitteren, hoe doe je dat? En hoe kan je op basis van tags en steekwoorden snel interessante nieuwsstromen uit de digitale Twitterbrij filteren?
Burgerjournalistiek “De social mediarevolutie maakt het werk van overheidsvoorlichters bij rampen en crises lastiger”, signaleert Lodewijk van Wendel de Joode. “Twitter en nieuwssites als Youtube en Geenstijl bieden ongekende mogelijkheden om nieuws snel wereldwijd te verspreiden. Het gebruik van social media is goedkoop en ze zijn voor iedereen toegankelijk. De razendsnelle ontwikkelingen in het informatielandschap dragen ook bij aan de snelle groei van het fenomeen burgerMonique de Bakker, communicatie-adviseur Gemeente Utrecht: “Ik was altijd erg terughoudend in het gebruik van social media, maar op de themabijeenkomsten heb ik geleerd hoe ik die informatiebronnen effectiever kan gebruiken en er de informatie uit kan filteren die ik nodig heb voor mijn taak. Bronnen als Twitter en Geenstijl zijn de manier voor mediawatchers in een actiecentrum voorlichting om de buitenwereld binnen te halen, maar ik vond zelf dat ik te weinig kennis had van social media om ze goed te kunnen gebruiken. De praktijkworkshop heeft daarvoor handige tools opgeleverd. In dat opzicht heb ik het aangeboden programma als bijzonder nuttig ervaren.”
journalistiek. Iedere burger met een mobieltje met camerafunctie en toegang tot internet kan binnen enkele minuten nieuws aanbieden aan miljoenen mensen overal ter wereld. Vaak sneller dan de reguliere pers, hulpverleners en overheidsvoorlichters kunnen bijhouden. Bekende voorbeelden in eigen land zijn de brand in het Amersfoortse Armandomuseum en de Poldercrash.” Die voorsprong van de burgerjournalistiek stelt de overheidscommunicatie volgens Van Wendel de Joode voor een dilemma en er schuilen ook gevaren in. Enerzijds zijn de nieuwsstromen via sites als Youtube en Twitter vaak ongeverifieerd en er vinden geen maatschappelijke en morele afwegingen plaats over wat wel en niet publicabel is. Anderzijds voorzien ze in de onverzadigbare informatiebehoefte bij het grote publiek. “Mensen volgen liever burgerinformatiebronnen op internet dan te wachten op officiële bekendmakingen van burgemeesters of voorlichters uren later”, vervolgt Van Wendel de Joode. “Een reden voor de terughoudendheid van de overheidscommunicatie is het feit dat men graag feiten grondig gecheckt wil hebben alvorens ze bekend te maken. Bijvoorbeeld informatie over slachtoffers. Maar wat voor zin heeft het nog om niet te willen bevestigen of er doden zijn gevallen, terwijl iedereen op internetsites bijna live het aantal afgedekte lichamen kan tellen?”
Social media als bron De les die de wereld van crisiscommunicatie ter harte moet nemen is volgens de communicatie-expert van het NCC duidelijk: Overheidsvoorlichters en bestuurders moeten in het nieuwe informatietijdperk sneller reageren op calamiteiten en met eigen statements komen. Daarnaast moeten mediawatchers tijdens crisissituaties behalve de gevestigde journalistieke media ook het social medialandschap nauwlettend in de
FOTO: ROB JASTRZEBSKI
FOTO: ROB JASTRZEBSKI
bevolkings zorg
Annet van Betuw geeft inzicht in de omvang van het social medialandschap.
gaten houden, om bij te houden welke informatie daar wordt verspreid en wat er leeft onder burgers. Communicatiedeskundige Annet van Betuw gaf de deelnemers aan de themabijeenkomst de volgende les mee: “Leer de kracht van nieuwe informatiebronnen te benutten in jullie werk als communicatieprofessionals. Neem de tijd om ze te leren kennen en ze te leren gebruiken. Maak een handboek voor de eigen organisatie en volg een poosje een aantal Twitteraars om handigheid te krijgen in het filteren van nieuwsstromen.” De VRU heeft met de themabijeenkomsten een aanzet gegeven om communicatieadviseurs meer bekend te maken met het fenomeen social media. Ideeën worden ontwikkeld om de kracht van social media te benutten in de mediastrategie bij crises. Rob Jastrzebski
Meer informatie bij: Sibyl Kosutic via
[email protected]
Mark de Kok, communicatie-adviseur Gemeente IJsselstein: “Een eye-opener voor mij was de enorme omvang van het social medialandschap. Er zijn veel meer nieuwssites en blogs dan ik mij realiseerde, waardoor in heel korte tijd heel veel mensen worden geïnformeerd. Ik onderschrijf de stelling dat we daardoor als overheidsvoorlichters het informatiemonopolie bij crises kwijt zijn en dat we op een andere manier moeten gaan werken om niet achter de feiten aan te lopen. Inmiddels hebben we als gemeente een eigen account op Twitter, zodat we ook kunnen aansluiten op de nieuwsstroom op de digitale snelweg. Daar hebben we onder andere al gebruik van gemaakt tijdens de sneeuwval en gladheid in december. We hebben ook een social mediaprotocol opgesteld voor gemeentelijk medewerkers, om verantwoord gebruik te waarborgen. Welke informatie kan je wel op Twitter zetten en welke niet? Vanuit het oogpunt van zorgvuldigheid en integriteit kleven er ook risico’s aan het gebruik van social media en die willen we met dit protocol beheersbaar houden.” 15
bevolkings zorg
FOTO: ROB JASTRZEBSKI
Het gaat beginnen!
OTO-traject tunnel Leidsche Rijn binnenkort van start Eind 2011 zullen de werkzaamheden aan de tunnel A2 Leidsche Rijn zijn afgerond, waarna begonnen kan worden met de gefaseerde openstelling van de tunnelbuizen. Voor de VRU en de politie betekent dit dat er komend jaar tunnelwerk aan de winkel is. Want vóór de eerste auto door de nieuwe tunnel rijdt dient een groot aantal hulpverleners te worden voorbereid op de ins en outs van de incidentbestrijding in wegtunnels. Het traject hiervoor gaat binnenkort van start.
H
Hoewel uit onderzoek blijkt dat een wegtunnel niet veiliger of onveiliger is dan een open weggedeelte, zijn de gevolgen van een tunnelincident vaak ernstiger. Daarnaast zorgen de eigenschappen van een wegtunnel voor bijzondere risico’s en speciale aandachtspunten bij de incidentbestrijding. Dit alles heeft tot gevolg dat de werkwijze van hulpverleners bij tunnelincidenten op bepaalde punten afwijkt van de normale procedures. Hulpverleners en functionarissen in de crisisbeheersing en rampenbestrijding moeten hierop voorbereid zijn, zodat er veilig en doeltreffend kan worden opgetreden. Je goed voorbereiden is overigens niet alleen een kwestie van gezond verstand, maar ook iets dat door de Nederlandse tunnelwetgeving is voorgeschreven.
De tunnel A2 Leidsche Rijn
16
Ten behoeve van de operationele voorbereiding van iedereen die bij de bestrijding van een incident in de tunnel Leidsche Rijn betrokken kan zijn, is in 2008 het project Veiligheid tunnel A2 Leidsche Rijn gestart. Terwijl het beton van de tunnel werd gestort en het asfalt werd gelegd, is een groot aantal medewerkers uit alle delen en disciplines binnen de VRU en de politie bezig geweest met het
opzetten van een OTO-traject (Opleiden, Trainen en Oefenen) voor meer dan 2000 hulpverleners en functionarissen. Het traject bevat een aantal verschillende onderdelen, waarbij je taak en functie bij de incidentbestrijding bepalend is voor welke OTO-activiteiten voor jou bedoeld zijn. Zo neemt een politieagent aan andere activiteiten deel dan een brandwacht, een OVD-Geneeskundig of een hoofd actiecentrum van de gemeente Utrecht. De activiteiten bestaan onder andere uit e-learning op de e-Campus Tunnelveiligheid, bezoeken aan de tunnel, virtual reality training en kleine en grote (multidisciplinaire) oefeningen. De kroon op het OTO-traject wordt gevormd door de eindoefening, waarbij een groter incident in scene wordt gezet en gekeken wordt hoe de diverse partijen en disciplines met elkaar samenwerken om het incident te bestrijden.
OTO: wie en wanneer? Het OTO-traject is bedoeld voor alle hulpverleners en functionarissen die bij een incident in de tunnel Leidsche Rijn mogelijk als eerste(n) worden gealarmeerd of ter plaatse zullen zijn. Dat betekent dat een deel van alle VRU-medewerkers, de RAVU, de regiopolitie Utrecht en het KLPD
aan het traject zal deelnemen. De deelnemende eenheden en functionarissen zullen de komende tijd verder over de details worden geïnformeerd. Het OTO-traject start in maart dit jaar en zal eind oktober zijn afgerond.
e-Learning Een bijzondere component van het OTO-traject is e-learning, ofwel: leren via internet, via een daarvoor ingerichte website, de e-Campus. Deze vorm van leren is al bij veel grote bedrijven in gebruik, met name bij organisaties met verspreid liggende vestigingen en medewerkers die op verschillende tijden werken. Wanneer medewerkers van dergelijke bedrijven moeten worden bijgeschoold, is het bij elkaar brengen van iedereen in leslokalen een bijna onmogelijke en zeer tijdsintensieve opgave. Door de leerstof via e-learning aan te bieden, kan elke medewerker leren op een zelfgekozen tijdstip en via elke computer met een internetaansluiting. E-learning geeft bovendien de mogelijkheid om meer gebruik te maken van filmpjes, foto’s en interactieve pagina’s. Ook kan de inhoud van de leerstof veel sneller worden aangepast aan nieuwe ontwikkelingen en inzichten. Bij de hulpdiensten is e-learning een
relatief nieuw fenomeen, dat echter zeer geschikt is voor organisaties als deze. Toen de VRU startte met het ontwikkelen van de e-Campus Tunnelveiligheid, waren er dan ook direct een aantal regio’s die belangstelling toonden. De intentie bestaat om op termijn de door de VRU opgezette e-Campus uit te breiden zodat ook voor andere tunnels e-learning kan worden gevolgd. Het zal duidelijk zijn dat de VRU bijzonder trots is op deze voortrekkersrol! Wat ook niet onvermeld mag blijven is de constructieve en professionele manier waarop de diverse onderdelen van de VRU, de politie, de gemeente Utrecht en Rijkswaterstaat hebben samengewerkt om het komende OTO-traject zijn vorm en inhoud te geven. Piet Peeters
Meer informatie over e-learning en OTO traject: Om de e-Campus Tunnelveiligheid te kunnen bezoeken zijn persoonsgebonden inloggegevens nodig, die aan het begin van het OTO-traject aan alle deelnemers worden verstrekt. Een link naar de e-Campus en meer informatie over e-learning en het OTO-traject is te vinden op www.vru.nl/tunnelveiligheid.
geneeskundige zorg
FOTO: ISTOCKPHOTO
In dit katern:
Regio Utrecht voorbereid op een volgende grieppandemie?
Iedereen wil beter voorbereid zijn op zoönosen pagina 18
D
Dat is de reden dat de Veiligheidsregio Utrecht (VRU), GGD Midden-Nederland en GG&GD Utrecht samen op 9 december jl. een bijeenkomst organiseerden voor sleutelfunctionarissen die in de provincie Utrecht bij de grieppandemie betrokken waren. Behalve medewerkers van de GGD’en en de VRU waren ook huisartsen, gemeentelijke adviseurs crisisbeheersing, communicatiemanagers en betrokken medewerkers van de ziekenhuizen in de regio aanwezig. Ruim dertig personen van twintig organisaties hebben zich de hele dag gebogen over het vraagstuk:
“Hoe kunnen wij – lerend van onze ervaringen met de grieppandemie – de samenwerking tussen organisaties in de regio Utrecht in een opgeschaalde of crisissituatie verbeteren, wat betekent dat voor mijn organisatie en welke bijdrage kan ík daaraan leveren?”
Vijf thema’s De opzet en het programma van de dag waren zo gekozen, dat de deelnemers met elkaar de discussiepunten van de dag hebben benoemd en geprioriteerd. Iedereen was in staat om mee te praten over en invloed uit te
FOTO: ROB JASTRZEBSKI
Het is alweer ruim een jaar geleden dat de grieppandemie over ons land trok. Veel organisaties zijn destijds in opperste staat van paraatheid gebracht. Huisartsen, ziekenhuizen, gemeenten, apotheken, GGD’en en de Veiligheidsregio Utrecht. Ieder droeg zijn steentje bij om een grote pandemie te voorkomen. Daarvoor zijn draaiboeken gemaakt en uitgerold, in- en externe overlegstructuren en tal van werkprocessen opgestart. Veel organisaties hebben een eigen evaluatie uitgevoerd. Maar hoe zit het met de knelpunten waarbij de ene organisatie afhankelijk is van de andere? Wat hebben wij collectief geleerd en wat kunnen we verbeteren? Is de regio Utrecht nu echt beter voorbereid wanneer een infectieziekte in volle hevigheid zou toeslaan? oefenen op die onderwerpen die voor zijn organisatie van belang waren. De deelnemers formuleerden aan de hand van hun eigen ervaringen een aantal concrete verbeterpunten. De belangrijkste wensen bleken meer duidelijkheid over taken en verantwoordelijkheden, de aansturing en het verbeteren van onderlinge contacten. Uiteindelijk bleven er vijf thema’s over, die geleid hebben tot vijf concrete acties.
VRU producten Zorgcontinuïteit populair in het hele land pagina 19 Expertise GGD bij familiedrama’s en zedendelicten onvoldoende bekend? pagina 20
1. Regie Het ontbreekt in de beleving aan regie. Zonder regie blijven alle betrokken partijen teveel in de eigen rol en bij
het eigen belang. Voor een heldere aansturing en taakverdeling wordt voorgesteld de opschaling van een pandemie te koppelen aan de GRIPstructuur of een vorm hiervan. Dit voorstel zal in nauw overleg met de VRU en de Inspectie voor de Gezondheidszorg (IGZ) worden uitgewerkt. In overleg met alle betrokken ketenpartners zullen afspraken helder worden vastgelegd. Betrokken organisaties: IGZ, VRU, GHOR, GGD’en, ziekenhuizen, gemeenten, huisartsen, apotheken.
2. Verantwoordelijkheden, taken en rollen Ruim een jaar na afloop van de pandemie zijn er nog steeds veel vragen over taken, rollen en verwachtingen. Dit heeft vooral te maken met een aantal lastig te definiëren taakgebieden. In deze zogenoemde grijze gebieden blijkt in de praktijk een overlap aan taken. Daarvoor komt er een structureel overleg tussen alle ketenpartners, dat helderheid verschaft over taken en verantwoordelijkheden. Betrokken organisaties: GHOR, Regionaal Overleg Acute Zorg (ROAZ), GGD’en, huisartsen, alle ketenpartners
3. Couleur locale (bij het inrichten van zorgmeldpunten) De omstandigheden voor het inrichten van een zorgmeldpunt blijken
lokaal te divers te zijn om gedetailleerd in te vullen met centrale richtlijnen. Er zou ruimte moeten zijn voor een lokale invulling. Dit vergroot bovendien het draagvlak voor de zorgmeldpunten bij huisartsen en gemeenten. Een informatiebijeenkomst voor huisartscoördinatoren en gemeentelijke adviseurs crisisbeheersing kan het draagvlak voor zorgmeldpunten vergroten. Deze partijen denken mee over en leveren input voor een regionale ‘checklist zorgmeldpunt’. Betrokken organisaties: ROCU, huisartscoördinatoren, gemeentelijke adviseurs crisisbeheersing, apothekers, thuiszorg- en mantelzorgorganisaties, Rode Kruis, stichting welzijn ouderen, vrijwilligersorganisaties
4. Informatiemanagement Voor er werkelijk sprake is van een pandemie, worden alle partijen overspoeld door een overkill aan informatie. Dit frustreert de samenwerking en afstemming. Om dit te verbeteren wordt een communicatiestructuur opgezet voor deze fase met een multidisciplinaire uitwerking. Alle betrokken partijen worden in een vroeg stadium bij het proces betrokken. Dit vereenvoudigt de overdracht naar de fase waarin daadwerkelijk een pandemie is uitgebroken. Betrokken organisaties: Communicatieadviseurs van VRU, GGD’en, gemeenten, ziekenhuizen
FOTO: WIL GROENHUIJSEN
geneeskundige zorg
Sleutelfunctionarissen die bij de grieppandemie betrokken waren werken verbeterpunten uit.
5. Taken en rolverdeling in de communicatie Er is onduidelijkheid over de taaken rolverdeling in de communicatie tijdens een pandemie. Welke taken verzorgt het Rijk, wat doet de medische kolom, de Veiligheidsregio en wanneer komen gemeenten en GGD in beeld? Om dit te verbeteren, wordt gewerkt aan een breed regionaal communicatienetwerk. Daarnaast wordt gepleit voor het inrichten van een communicatiestructuur voor professionals, voor het ‘brengen’ en ‘halen’ van informatie. Betrokken organisaties: RIVM en communicatieadviseurs van VRU, GGD’en, gemeenten, ziekenhuizen
Vervolg Ieder thema krijgt een werkgroep. Op basis van een vraagstelling werkt de werkgroep dit thema uit tot concrete voorstellen. Was u niet aanwezig op 9 december, maar bent u wel geïnteres-
seerd in (de voortgang van) één of meer werkgroepen dan kunt u contact opnemen met één van de leden van de projectgroep. Rond de zomer van 2011 wordt opnieuw een bijeenkomst georganiseerd, waarin de werkgroepen hun voortgang presenteren. Mariska Snakenborg
Bereikbaarheidsgegevens projectgroep Ton Bresser MCM, projectleider, email:
[email protected], tel: 06 2456 9991 Robert Jan Schouwerwou (VRU), email:
[email protected], tel: 030 - 2404572 Judith Ludding (GGD MiddenNederland), email:
[email protected], tel. 030-6086069 Angela van der Putten (GG & GD Utrecht), email:
[email protected], tel. 030-2863242
Iedereen wil beter voorbereid zijn op zoönosen GGD Midden-Nederland smeedt heet ijzer
FOTO: ISTOCKPHOTO
Met 38 deelnemers mag de startbijeenkomst vorig jaar november voor de oprichting van een regionaal platform voor de voorbereiding op een nieuwe zoönose-uitbraak een groot succes worden genoemd. Alle partijen die ze had verwacht, waren aanwezig, vertelt arts infectieziektebestrijding en organisator Ans van Lier van de GGD Midden-Nederland. De belangrijkste regionale spelers, maar ook de grote landelijke organisaties die betrokken zijn bij zoönosebestrijding, zoals de RIVM, VWS, nVWA en Dutch Wildlife. “Iedereen wil er nu bij zijn.”
D I 18
De Q-koorts was slechts één van de eyeopeners de afgelopen jaren. Van alle nieuwe pathogenen is driekwart zoönosen. De deskundigen zijn het er dan ook over eens dat het niet de vraag is of er nog een uitbraak zal komen, maar wanneer die komt. De geitenziekte heeft door het aantal slachtoffers, de ernst van het ziektebeeld en de aanvankelijke aanpak wel het bewustzijn gevoed dat er zowel in de voorbereiding op als in de bestrijding van zoönosen iets moet veranderen. Dat een groot deel van de aanbevelingen van de commissie-Van Dijk nog voor de, weliswaar late, verschijning van haar kritische rapport over de aanpak van Q-koorts al is ingevoerd, tekent het besef van urgentie. Maar ook de vele congressen en symposia die aan het onderwerp zijn gewijd, maken volgens Van Lier duidelijk dat de awareness is toegenomen.
Vliegende start Echt verbaasd was ze dan ook niet over de hoge opkomst bij de startbijeenkomst voor de oprichting van het regionale platform waar diergeneeskunde en volksgezondheid samenkomen. Iedereen wil beter voorbereid zijn op zoönosen. Daarbij werd de bijeenkomst, die tegelijkertijd een oefensetting bood voor het netwerk in oprichting, gefinancierd met OTOgelden. Ook deelt een aantal landelijke organisaties de wens om dit soort ‘one-health-initiatieven’ tot stand te brengen. Van Lier is blij met het grote aantal deelnemers. In de regio Utrecht is zij een van de pleitbezorgers voor het versterken van de banden in tijden van rust om meer op elkaar te kunnen bouwen in tijden van crisis. Maar de omvang van de groep maakte het niet mogelijk om op de dag zelf |tot concrete inhoudelijke afspraken te komen. Aan het eind van de bijeenkomst werd daarom besloten in kleiner comité verder te praten over de mogelijke vormgeving van dit platform.
De helft van de handen ging omhoog op de vraag wie hieraan wilde deelnemen, vertelt Van Lier. Dat geeft volgens haar aan dat de behoefte aan een platform oprecht wordt gevoeld. Zelf is ze vooral ook tevreden over de breedte van de doelgroep die is bereikt. “Ook de vereniging van hobbyboeren was aanwezig. En de jagers die we hadden uitgenodigd, gaven aan dat
ze niet structureel in het platform zitting willen nemen, maar wel graag op de hoogte gehouden willen worden. Die weten we nu dus in geval van een crisis ook te vinden. Dat is belangrijk, want wildlife is voor de verspreiding van zoönosen zeker zo relevant als gedomesticeerde dieren.” Joke Schaapman
RIVM, nVWA en GGD tekenen samenwerkingsovereenkomst Tijdens het zoönosecongres op 9 september in Amersfoort was het al aangekondigd. Inmiddels is het een feit. Het RIVM, de nieuwe Voedsel en Waren Autoriteit (nVWA) en de GGD Nederland hebben hun afspraken over taken, bevoegdheden en hoe ze elkaar in geval van zoönosen kunnen vinden, vastgelegd in een samenwerkingsovereenkomst. De Q-koorts vormde de aanleiding, maar in de overeenkomst zijn ook alle andere aangifteplichtige ziekten meegenomen. De organisaties hebben vastgelegd elkaar op de hoogte te houden van meldingen en in overleg een inschatting te
maken van het besmettingsgevaar en de mogelijke gevolgen. Als de kans op een uitbraak reëel is, zullen de nodige voorzorgsmaatregelen worden getroffen. “Door de samenwerkingsovereenkomst wordt de GGD van alle verdenkingen van zoönose op de hoogte gebracht. Wij hebben gekeken wat we in dat geval direct kunnen doen. Zo weten wij dat burgemeesters het zeer op prijs stellen als wij ze op de hoogte houden van de ontwikkelingen,” licht arts infectieziekten Ans van Lier van de GGD Midden Nederland toe. “Ook kan het in sommige gevallen zinvol zijn huisartsen alvast in te lichten.”
geneeskundige zorg
VRU producten Zorgcontinuïteit populair in het hele land De Veiligheidsregio Utrecht presenteerde afgelopen najaar de Regionale Leidraad Zorgcontinuïteit bij Rampen en Crises. Zorginstellingen kunnen deze Leidraad opvragen bij de Veiligheidsregio. Zij krijgen vervolgens een handige usb-stick toegestuurd, met daarop ook een format Zorgcontinuïteitsplan en een format Vademecum. In het hele land is veel interesse voor deze unieke usb-stick. Zelfs commerciële BHV-organisaties pikten het product op, omdat ze de handleiding zo helder en overzichtelijk vinden.
D
De landelijke interesse voor de zorgcontinuïteitsproducten van de Veiligheidsregio Utrecht en het doorontwikkelen daarvan kunnen worden gezien als een compliment, met name aan het adres van Ivonne Vliek. Zij was verantwoordelijk voor de ontwikkeling van deze producten. Maar het is volgens vakgroepvoorzitter GHOR Robert Jan Schouwerwou niet alleen maar leuk. De winst is wat hem betreft dat zorginstellingen aan de slag gaan met het onderwerp zorgcontinuïteit.
zoveel mogelijk willen beperken. Door het opstellen van een plan en door samen te oefenen en te trainen, vergroten zij hun zelfredzaamheid bij rampen. Dat is mooi, aldus Schouwerwou, want de VRU kan niet garanderen dat alle mensen in een verpleeghuis bij bijvoorbeeld een overstroming ook in korte tijd geholpen kunnen worden. Of dat alle instellingen snel kunnen worden geholpen wanneer de nutsvoorzieningen uitvallen.
Over het algemeen beschikken verpleeg- en verzorgingshuizen wel over een BHV-plan (rampenplan), waarin het in veiligheid brengen van cliënten en patiënten staat beschreven. Maar hierin staat meestal niet beschreven hoe zij de zorg na een ramp of incident garanderen. De Regionale Leidraad zet de mogelijke gevolgen van een ramp op een rij en adviseert instellingen over een adequate voorbereiding. De bewustwording hiervoor is toegenomen weet Schouwerwou. De VRU merkt dat zorginstellingen zelf de risico’s voor hun cliënten en patiënten
Verpleeg- en verzorgingshuizen kunnen aan de hand van de Regionale Leidraad snel aan de slag met een Zorgcontinuïteitsplan. “Het enige dat de betrokken medewerkers hoeven te doen, is het format op de usb-stick te openen en de vragen in dit format beantwoorden”, legt netwerkcoördinator Ivonne Vliek uit. Reeds aanwezige BHV- en Calamiteitenplannen kunnen eenvoudig in het Zorgcontinuïteitsplan worden geïntegreerd. Vervolgens kunnen alle benodigde gegevens uit het plan actueel in het Vademecum worden opgeslagen. Vliek: “Met een geprint vademecum
FOTO: WIL GROENHUIJSEN
Zorgcontinuïteitsplan Bewustwording
heb je altijd een checklist bij de hand, compleet met namen en telefoonnummers.”
mindert de kwetsbaarheid van een groep in de bevolking die tijdens rampen extra kwetsbaar is.” Mariska Snakenborg
Aandachtspunt Zorgcontinuïteit is inmiddels een punt van aandacht bij een groot aantal zorginstellingen. Steeds vaker werken instellingen samen om elkaar hierbij te helpen en te stimuleren, constateert Schouwerwou. Hij noemt dat een positieve ontwikkeling. Het ver-
Meer weten over deze praktische zorgcontinuiteitsproducten? Mail dan naar Ivonne Vliek:
[email protected]
“Alle rampscenario’s voor de nieuwbouw zijn de revue gepasseerd” Bij de nieuwbouw van Meander Medisch Centrum in Amersfoort zijn rampenopvang en crisisbeheersing benoemd als apart onderwerp van aandacht. “Al in een vroeg stadium zijn we verzocht hierover mee te denken”, aldus Jan van Dam, crisiscoördinator bij het ziekenhuis. “We hebben alle mogelijke rampscenario’s voor de nieuwbouw in kaart gebracht.”
M
Meander Medisch Centrum krijgt een volledig nieuwe locatie aan de oevers van de Eem. De bouw van dit nieuwe ziekenhuis zal naar verwachting in 2013 worden afgerond. De eerste paal ging in augustus 2010 de grond in.
Rampscenario's Voor een optimale indeling en inrichting van de nieuwbouw, dachten specifieke gebruikersgroepen, gevormd vanuit diverse professies in het ziekenhuis, vanaf het begin mee over de nieuwbouwplannen. Ook crisiscoördinator Jan van Dam werd in een vroeg stadium benaderd. “Vanuit de spoedzorg vormden we een gebruikersgroep die meekeek naar de gevolgen van de nieuwbouw voor de crisisbeheersing.” De gebruikersgroep bekeek eerst welke rampscenario's verwacht kunnen worden. “Onze huidige locatie ligt op een berg, een overstroming is daar bijvoorbeeld niet aan de orde. Maar in de toekomst is het wel dege-
Artist impression van het nieuwe Meander Medisch Centrum in Amersfoort.
lijk een scenario om rekening mee te houden. De nieuwe locatie ligt immers aan een rivier.” Vervolgens werden de noodzakelijke randvoorwaarden en voorzieningen vastgesteld. Van Dam noemt een eenvoudig voorbeeld. “Is de nieuwbouw logistiek berekend op de grote mensenstromen die je bijvoorbeeld bij een ontruiming kunt verwachten? Al onze bevindingen leggen we vast. We passen ons ziekenhuis rampenopvangplan (ZIROP) uiteraard nog op de nieuw-
bouw aan. We hebben goed nagedacht over wat nodig is om de nieuwbouw, wat crises betreft, goed voorbereid te betrekken. Het is onmogelijk om alles tot in detail te regelen, maar een goede crisisbeheersing begint met bewustzijn: weten wat er kan gebeuren en wat je vervolgens te doen staat.”
Voortschrijdend inzicht In de nieuwbouw is ook ruimte gereserveerd voor een commandocentrum. Van Dam: “Tot op heden hadden we
hiervoor geen aparte ruimte. In geval van een ramp of calamiteit huisde het crisisbeleidsteam ergens in. Dat is straks dus verleden tijd.” Ook tijdens de bouw blijft het onderwerp onder de aandacht. “We hebben voortdurend te maken met voortschrijdend inzicht” zegt Van Dam. “De klok tikt door, inzichten veranderen. Alle actuele ontwikkelingen volgen we.” Mariska Snakenborg
19
“Wij kunnen onrust reduceren” Expertise GGD bij familiedrama’s en zedendelicten onvoldoende bekend? Als een dorp, wijk of school te maken krijgt met een familiedrama of een zedendelict is de ontreddering groot. Er is dan ook vaak behoefte aan iemand die met kennis van zaken, vanuit ervaring en met afstand tot de zaak kan adviseren over een adequate reactie. “Mensen zijn in dit soort situaties bang om fouten te maken. Dat doen ze over het algemeen niet, maar ze hebben bevestiging nodig”, aldus adjunct-directeur Monique Kavelaars van de GGD Midden Nederland. “Heeft deze brief de juiste toon? Zien we geen dingen over het hoofd?” De calamiteitendienst van de jeugdgezondheidsdienst helpt de onrust reduceren.
H
Het uitgangspunt in de witte kolom is dat hulp bij incidenten en calamiteiten in het verlengde dient te liggen van de dagelijkse zorg. Dat geldt misschien wel bij uitstek voor de hulp bij familiedrama’s en zedendelicten, stelt Kaverlaars. “Er is bij dit soort incidenten vrijwel nooit sprake van opschaling. Het zijn over het algemeen lokale crises, die veel vragen van lokale actoren.” De calamiteitendienst van de GGD staat tijdens kantooruren klaar om die lokale actoren te ondersteunen. De dienst bestaat uit artsen en gespecialiseerde verpleegkundigen die gemeentebesturen, maar bijvoorbeeld ook de politie en scholen bijstaan met inhoudelijke antwoorden en hun kennis van het hulpverleningsnetwerk. “Ze hebben de kennis paraat waaraan organisaties in dit soort situaties behoefte hebben”, aldus Kavelaars. “Ze denken mee over te nemen stappen en bieden houvast.”
Bestaande monitor Hoeveel en welke psychosociale hulp nodig is, hangt zowel van de gebeurtenis zelf af als van sociale en individuele factoren. De GGD is verantwoordelijk voor de collectieve hulp en de organisatie van de psychosociale hulp bij ongevallen en rampen, die ook gericht is op individuele slachtoffers. Waar mogelijk maakt de GGD, na de eerste opvang, gebruik van de reguliere hulp om de gevolgen op langere termijn in de gaten te houden. “De jeugdgezondheidszorg ziet alle kinderen en kent de intern begeleiders op de scholen. De relaties die nodig zijn om over en weer tijdig aan de bel te trekken, zijn er en daarmee een vrij natuurlijke manier om ook na calamiteiten te monitoren. Scholen geven aan dat ze ons weten te vinden als dat nodig mocht zijn. Wij kunnen kinderen bijvoorbeeld eerder oproepen om na te gaan hoe het gaat en hoe de ontwikkeling verloopt.”
Persoonlijke contacten
“Wij hebben al regelmatig contact met de kinderpsychotraumazorg, bijvoorbeeld om onze inzet te toetsen en op de hoogte te blijven van de nieuwste inzichten”, aldus Monique Kavelaars.
Bij zeer ernstige incidenten die de samenleving sterk ontwrichten, zoals het zedendelict dat eind vorig jaar aan het licht kwam in Amsterdam, wordt een uitgebreid aanbod van nazorg opgezet, waarbij ook de kinderpsychotraumazorg wordt betrokken. Hiervoor wordt gebruik gemaakt van het bestaande netwerk. “Wij hebben al regelmatig contact met de kinderpsychotraumazorg, bijvoorbeeld om onze inzet te toetsen en op de hoogte te blijven van de nieuwste inzichten”, aldus Kavelaars. De vraag blijft steeds
of bestaande afspraken en goede persoonlijke contacten voldoende zijn om altijd van een sterk netwerk te kunnen spreken. “De ervaring leert dat veel van dit soort incidenten zich afspelen tijdens schoolvakanties. Vaste contactpersonen kunnen dan afwezig zijn. Is het netwerk dan ook stevig? Daar moeten we nog eens goed naar kijken, zodat we weten wat we nog moeten regelen. Het moet duidelijk zijn wanneer wie wordt betrokken. Daar moet een zeker automatisme in komen.”
ligheidsregio Utrecht bestaat is één van de kanalen waarlangs een melding kan binnenkomen. Van belang is dat de partijen elkaar herkennen en erkennen. De GGD is een partij die expertise heeft op het vlak van openbare geestelijke gezondheidszorg en jeugdzorg. In Schouwerwous beleving zou dit beter benut kunnen worden als partijen beter bekend zijn met de beschikbare know how.
Goede afspraken Oefenen De structuren die in de Veiligheidsregio zijn ontstaan, bieden daarvoor wat Kavelaars betreft goede uitgangspunten. Zo evalueert de GGD Midden Nederland dit soort incidenten altijd, onder meer om de kennis over een adequate aanpak verder te vergroten. Daarbij maakt de dienst gebruik van de structuur die hiervoor in de VRU is ontstaan. Daarnaast wijst Kavelaars op het belang om ook de opvang na een familiedrama of zedendelict te trainen en te oefenen. “Het zou goed zijn zo’n situatie eens in een oefening centraal te stellen. Het zijn uitzonderlijke situaties. Het is logisch dat niet iedereen paraat heeft hoe dan te handelen. Ook als er eerder wel afspraken over zijn gemaakt.”
Alarmering Volgens Robert Jan Schouwerwou, vakgroepvoorzitter GHOR, is het belangrijk dat de GGD in een zo vroeg mogelijk stadium wordt betrokken. De crisisstructuur die binnen de vei-
Overigens zijn het de gemeenten die beslissen hoe er bij dit soort incidenten wordt gehandeld, benadrukt Kavelaars. “Wij handelen altijd in opdracht van het college van B&W.” Niet alle gemeenten zijn echter bekend met de expertise die de GGD kan inzetten om voor een zo adequaat mogelijke opvang te zorgen. Het is jammer dat die expertise daardoor onvoldoende wordt benut, aldus Kavelaars. De calamiteitenpool van de GGD is bereikbaar binnen kantooruren en via kanspiket. Dat is bij de gemeenten bekend. De VRU heeft voor haar taken een hard piket. “Uiteraard moeten ook deze afspraken worden geëvalueerd”, aldus Kavelaars. Het belangrijkste blijft volgens haar echter dat er goede afspraken worden gemaakt, zodat bestuurders weten hoe ze een beroep kunnen doen op de aanwezige kennis en de opvang zo goed mogelijk kunnen regelen. Joke Schaapman
What’s in a name
D
Nieuwe invulling naam GHOR weerspiegelt eigen rol zorginstellingen De naam GHOR blijft bestaan. Maar met de nieuwe Wet Veiligheidsregio’s heeft de afkorting wel een nieuwe invulling gekregen. De Geneeskundige Hulp bij Ongevallen en Rampen wordt de Geneeskundige Hulpverlenings Organisatie in de Regio. De verandering weerspiegelt de taak die de GHOR in de nieuwe wet is toebedeeld, aldus vakgroepvoorzitter GHOR Robert Jan Schouwerwou. “De scoop ligt nu echt bij de instellingen. Als VRU/GHOR moeten wij er, nog meer dan we al deden, voor zorgen dat die partijen hun taken in de rampenbestrijding kunnen uitvoeren.”
D
‘De VRU/GHOR maakt afspraken met zorginstellingen (zoals ambulancevervoerders, ziekenhuizen en traumacentra). De organisatie is belast met de coördinatie, aansturing en regie van de geneeskundige hulpverlening in het kader van rampenbestrijding en de crisisbeheersing, en met de advise-
veel verandert. “De werkwijze komt grotendeels overeen met hoe wij het hier al deden”, aldus Schouwerwou. “Wij waren altijd al een platform waar partijen elkaar ontmoetten en waar afspraken werden gemaakt over rol, taak en levering van zorg.”
Nieuwe afspraken
“Niets is zo funest als er tijdens een ramp achterkomen dat afspraken voor tweeërlei uitleg vatbaar zijn.”
20
ring van andere overheden op dat gebied.’ De beschrijving in de rijkstoelichting op de wet is duidelijk. Zoals ook duidelijk is dat er voor het VRU/GHOR in Utrecht niet heel
Al die afspraken uit het verleden zullen volgens hem echter wel tegen het licht moeten worden gehouden om te kijken of ze aan de nieuwe wettelijke voorschriften voldoen. Taken en verantwoordelijkheden zijn aangescherpt en juist daarover gaan veel van de afspraken en convenanten die de afgelopen jaren zijn gesloten. Zo vallen de ambulancebijstand en gewondenspreiding sinds de invoering van de nieuwe wet onder de verantwoordelijkheid van
de RAVU. Dat moet ook in afspraken en overeenkomsten zijn vastgelegd. Hetzelfde geldt voor alle piketfunctionarissen in de calamiteitenzorg. Wie gaat al die functionaliteiten bijvoorbeeld betalen? De VRU/GHOR wil er zorgvuldig naar kijken. Niet alleen om alles met goedvinden van iedereen op papier te krijgen, maar ook omdat het maken van afspraken wat Schouwerwou betreft altijd aandacht vraagt. “We willen onduidelijkheden voorkomen. Niets is zo funest als er tijdens een incident achterkomen dat afspraken voor tweeërlei uitleg vatbaar zijn.”
Uitdaging Aan de zorgvuldigheid wil de VRU/ GHOR daarom geen concessies doen, maar Schouwerwou weet ook dat dat
op gespannen voet staat met de roep om efficiëntie en zuinigheid. Dat soort uitdagingen is aan de VRU/GHOR volgens hem echter wel besteed. Lastiger blijft het de aandacht na het tekenen van de nieuwe convenanten niet te laten verslappen. “De awareness is wel toegenomen de afgelopen jaren”, constateert hij. “Maar in de praktijk blijkt het toch vaak ingewikkeld om goede rampenopvangplannen op te stellen én te oefenen en trainen.” Financiële spanningen, wisselende functionarissen, er zijn tal van redenen waarom rampenopvang niet de aandacht krijgt die zij verdient. “Wat dat betreft is het wel duidelijk dat zorginstellingen er zelf verantwoordelijk voor zijn dat ze opleiden, trainen en oefenen.” Joke Schaapman