Groenvoorzieningen in de verkeers- en verblijfsruimte
VSVlokaal
5
Voorwoord
Bij de opmaak van een streefbeeld van een weg, de herziening van een mobiliteitsdossier of de vernieuwing van een belangrijk verkeersknooppunt moet de verkeerskundige rekening houden met tal van vormgevende elementen. De correcte keuze van groenvoorzieningen wordt dan vaak vergeten of er wordt onvoldoende rekening gehouden met de effecten van groenvoorzieningen op lange termijn. Daarnaast is het niet altijd geweten dat groenvoorzieningen een duidelijke rol kunnen spelen bij de interpretatie van verkeers- en verblijfsomgevingen door de weggebruiker. De keuze van de juiste boom of ander groen en een weloverwogen inplanting ervan kunnen cruciaal zijn. Op tijd rekening houden met de aanleg van de juiste groenvoorzieningen kan veel toekomstige problemen en kosten vermijden. Al in de ontwerpfase rekening houden met groeninplantingen is de boodschap. In deze publicatie werd de kennis en de expertise van verschillende deskundigen samengebracht. Auteurs Kathleen De Clercq, Piet Minten, Bea Toppet en Peter Vandyck hebben een jarenlange ervaring
met het onderwerp en brengen een realistisch verhaal over de afweging tussen theorie en praktijk. Daarnaast werden belangrijke vademecums, onderzoeken en praktijkvoorbeelden opgenomen, waardoor u een goed zicht krijgt op de meest relevante informatie over groenvoorzieningen in de verkeers- en verblijfsruimte. Deze brochure is het naslagwerk van de gelijknamige opleiding in het kader van de Mobiliteitsacademie van de Vlaamse Stichting Verkeerskunde (VSV) en het Instituut voor Mobiliteit (IMOB) van de Universiteit van Hasselt en wil de professionele verkeerskundige ondersteunen bij zijn/haar zoektocht naar de meest geschikte groenvoorzieningen. Naast de verschillende soorten groenvoorzieningen, de ruimtevormende en de planologische context en de aanleg- en beheersmodaliteiten, worden de belangrijkste instrumenten aangereikt die u helpen bij dat proces. We hopen dat deze brochure een waardevol hulpmiddel zal zijn om ‘het bos door de bomen te zien’ bij het ontwerpen van verkeersinfrastructuur op lokaal niveau. Veel succes!
Jan Peumans
Hilde Crevits
Voorzitter VSV
Vlaams minister van Mobiliteit en Openbare Werken
1
Inhoudstafel
12 34
2
Pagina 1
Pagina 3
Pagina 11
Voorwoord
Historische betekenis en functie van groen in de verkeersomgeving
Planning en inrichting van groenvoorzieningen
Pagina 21
Pagina 31
Aanleg
Beheer
Historische betekenis en functie van groen in de verkeersomgeving
4
Historische betekenis en functie van groen in de verkeersomgeving
Ondersteunende groenfuncties in de verkeers- en verblijfsruimte In de verkeers- en verblijfsomgeving zijn er meerdere belangrijke functies die door het groen worden ingevuld of ondersteund. Specifiek bomen, maar ook andere groenvoorzieningen hebben een bijzondere functie in de openbare ruimte op het vlak van de verkeersveiligheid, de verkeersleefbaarheid en de mobiliteitsbeïnvloeding. De structurele
aanpak van de relatie verkeer/groen verdient meer aandacht.
Mobiliteit beïnvloeden Meer dan de helft van onze autoverplaatsingen zijn korter dan vijf km. Dat zijn afstanden die perfect te voet of met
de fiets afgelegd kunnen worden. Het zijn verplaatsingen naar scholen, winkelcentra, recreatie- en sportvoorzieningen, familie of vrienden in de buurt. Om deze korte afstandsverplaatsingen te voet of per fiets te laten verlopen, is een goed functionerend netwerk cruciaal. Aangezien wandelen en fietsen in een aangename, groene
Hoofdstuk 1
Het groen in de stad kent vele functies en betekenissen. Er zijn de traditionele functies zoals de structurerende en de stedenbouwkundige functie en de hygiënische en de psychologische functie. De laatste jaren winnen de ecologische en de milieuaspecten aan belang.
5
Historische betekenis en functie van groen in de verkeersomgeving omgeving nu eenmaal gezelliger is dan in een grauwe, troosteloze omgeving, is het van fundamenteel belang om een veilig en leefbaar netwerk voor langzaam verkeer en groen- en natuurverbindingen uit te bouwen.
Leesbaarheid versterken
Hoofdstuk 1
Zoals u een tekst kan lezen, kan u ook de ruimte lezen. Een tekst wordt ingedeeld in alinea’s en zinnen met leestekens. Een lange, stedelijke invalsweg bestaat uit deelgebieden en kleine en grote kruispunten. De technieken van lezen zijn ogenschijnlijk
6
versterken. De tussenliggende delen kunnen met straatbomen beplant worden en groen kan de weggebruikers begeleiden in hun verplaatsingstraject. Op een landelijke weg kan de beplanting aan de buitenbocht voor perspectiefbegeleiding zorgen. Een beek, een riviervallei of een oude dijk, amper zichtbaar in het landschap, kunnen door aanplanting verduidelijkt worden in het wegbeeld.
Gedrag beïnvloeden De ruimte lezen is bij voorkeur de basis voor een goede inrichting en het daaraan
Ontwikkel als sector mobiliteit en verkeer in samenwerking met andere sectoren een netwerk van groen. Besteed daarbij bijzondere aandacht aan het zachte verkeersnet voor voetgangers en fietsers. anders. Teksten en zinnen moeten leesbaar zijn. In de verkeerskunde noemen we dat een sequentiële benadering of de afbakening van min of meer homogene, ruimtelijk functionele zones. Groenvoorzieningen kunnen een belangrijke rol spelen in de zichtbaarheid van verkeersstructuren, in de ruimtelijke beleving, in de verduidelijking van een omgeving en in de sequentiële opbouw. Groenvoorziening kan het ritme van kruispunten visueel
gekoppelde gewenste gedrag van mensen in de ruimte. Alhoewel de burger niet bewust de verschillende ruimten moet kunnen lezen, zal hij onbewust wel zijn gedrag aanpassen in de verschillende ruimtelijke omgevingen. Eenvoudig gesteld: op een terrasje blijft u liefst wat hangen en drinkt u nog iets, op een promenade wilt u zien en gezien worden. Zo is het ook voor het grote gamma aan verkeers- en verblijfsruimten. Ruimte, functie en gedrag hebben veel met
elkaar gemeen. De ontwerper, de inrichter en de beheerder moeten deze vormen van lezen van ruimte en groen goed beheersen om tot duurzame, ruimtelijke beelden te komen. Groenvoorzieningen kunnen helpen om het karakter van omgevingsbeelden te definiëren: • Een verbindend en langgerekt perspectief ondersteund door bermen en groen zal snelheidsgedrag opwekken. • Een woonerf met op regelmatige afstanden een asverschuiving ondersteund door bomen en groen zal vertragend werken. • Een rotonde mag duidelijk beplant worden als een punt, als een duidelijke plek waar men moet stoppen. • Op een grote rotonde mag de rondrijdende beweging meer betekenis krijgen en mag de cirkelvormige begeleidende beweging in de groenvoorziening verduidelijkt te worden.
Structuur versterken Een groengeleiding in het verkeer heeft het vermogen om verschillende buurten of wijken met elkaar te verbinden. Een door groen begeleide verkeersas kan verschillende ruimtelijke omgevingen met een grote variatie aan functies en gabariet met elkaar verbinden. De groenvoorziening vormt dan een belangrijk verbindingsaspect tussen de
Verkeersveiligheid verhogen Groenvoorzieningen kunnen een belangrijke rol vervullen bij het scheiden of mengen van verkeerssoorten en bij snelheidsbeïnvloeding: • Groen wordt vaak gebruikt als scheiding tussen zachte weggebruikers en autoverkeer door bijvoorbeeld een tussenberm te voorzien bij de aanleg van een vrijliggend fietspad. • Lage struiken kunnen voetgangers begeleiden naar een oversteekplaats. • Bij de begeleiding van looplijnen of fietstrajecten ter hoogte van oversteekplaatsen is het belangrijk dat de
gebruikers over de beplanting heen kunnen kijken. Kinderen moeten te voet of per fiets kruispunten, oversteekplaatsen of bochten veilig kunnen betreden. Kinderen moeten het andere verkeer zien aankomen en moeten zelf tijdig gezien worden. De voorzieningen moeten dan op kindermaat zijn. • Het wegbeeld in het algemeen en specifiek ter hoogte van groene verkeerspoorten kan de snelheid van de automobilisten beïnvloeden. • Hagen mogen fietsers niet hinderen en mogen dus niet te dicht tegen het fietspad aangeplant worden.
Leefbaarheid verbeteren Het stedelijk groen heeft ook belangrijke fysische en hygiënische functies. De luchtzuiverende werking van planten en de aantrekking van stofdeeltjes door de bladeren kunnen een omgevingsverbeterende invloed hebben. Psychologisch zorgen groenvoorzieningen voor een gevoel van rust en vrijheid. Laat mensen vrij een woonomgeving kiezen en er zal altijd wel een aangenaam landschap of een park in de buurt zijn. Een straat met groen wordt hoger gewaardeerd dan een grauwe, onder de verkeersdrukte wegkwijnende straat.
Groen in straten heeft zoals een bos het vermogen om de extremen uit de klimatologische omstandigheden te halen. Bij strenge vorst is een bos milder van temperatuur en is de luchtvochtigheid hoger. En op zomerse hete dagen is een bos koeler en is de relatieve luchtvochtigheid hoger. Deze factoren maken dat de omgeving aangenamer aanvoelt. Het groen in onze verkeers- en verblijfsomgeving kan dezelfde effecten hebben. Dat verschil merkt u wanneer u op een warme dag mag kiezen tussen de koelte onder een oude boom en de verstikkende warmte onder een tentzeil. Strategisch geplaatste groenvolumes kunnen ook fijn stof voor een deel fixeren. En groen kan een deel van het geluid dempen. En het zicht gedeeltelijk van de weg onttrekken zorgt voor het psychologische effect dat mensen geluid minder waarnemen.
Hoofdstuk 1
verschillende stadsbuurten. Groenvoorzieningen zijn bijzonder handig om hiërarchieën in verkeersstructuren weer te geven of te verduidelijken: belangrijke ontsluitingswegen met dominante bomenrijen hebben een belangrijker voorkomen dan een zijstraat met kleinschaligere groenvoorzieningen. Als door nieuwe groenvoorzieningen langs straten bestaande groenzones met elkaar worden verbonden en onderdeel gaan uitmaken van aaneengesloten groenstructuren, vormen de nieuwe aanplantingen een meerwaarde die de gebruiksmogelijkheden voor de stadsbewoners vergroten.
Esthetische functies uitoefenen Hoe goed een publieke ruimte ook is ingericht met harde materialen, zonder groen is ze seizoenloos. Benut daarom naast de vormgeving ook de andere sierwaarden van beplantingen zoals bloesems, lichtgroen uitlopend loof, vruchten, herfstkleuren en afgestorven winterloof om de beleving van de seizoenen ook in een stedelijk
7
Hoofdstuk 1
Historische betekenis en functie van groen in de verkeersomgeving
milieu mogelijk te maken. Voor sommige stadsbewoners is het nog de enige voeling met de natuur. Zelfs wanneer vorm, textuur en grootte bij de plantenkeuze bepaald zijn, zal er nog altijd voldoende keuze zijn. Het komt er dan op aan om de sfeer of de uitstraling van een plant te laten meetellen om de eindkeuze te maken. Alhoewel bij groen de esthetische functie het laatste elimineermiddel is, is het misschien wel de door de gebruikers meest geapprecieerde eigenschap.
Andere algemene groenfuncties Groen in publieke ruimtes heeft nog zoveel andere functies en waarden die afhankelijk van de tijdsgeest en de plaats wisselende
aandacht krijgen. De andere mogelijke functies van groen zijn bijvoorbeeld windkering, scheiding van functies in een grotere zone, educatie en de biodiversiteit verhogen. De mogelijke waarden die aan groen gekoppeld worden zijn bijvoorbeeld cultuurhistorisch, ecologisch en economisch. Op dit moment gaat in Nederland de aandacht in het bijzonder naar de economische waarde van groen. Er wordt zelfs gezocht naar manieren om de economische waarde van groen, en in het bijzonder die van bomen, te berekenen omdat de aanwezigheid van groen: • de huurprijs per vierkante meter in winkelcentra verhoogt; • de woonplaatskeuze en zelfs de stadskeuze bepaalt;
• de woningprijs verhoogt; • het koopgedrag vergroot zowel in winkelcentra als in KMO-zones; • het ziekteverzuim verlaagt; • de energiefactuur doet dalen (door de isolerende functie). Bovendien kan er rechtstreeks geld gehaald worden uit groen. Zo lopen er onderzoeken naar de energetische waarde van bermmaaisel waardoor bermen maaien niet langer een kostelijke maar juist een winstgevende zaak zou zijn. Goed beheerde bomen worden bij de eindkap verkocht aan de meubelindustrie. Vooral het hout van bijzondere exoten kan van grote waarde zijn. De economische benadering van laanbomen is in Vlaanderen nog ongekend maar zal zeker haar intrede doen.
Ruimtevormende aspecten van bomen en groenvoorzieningen Groenelementen in de stad en in het landschap zijn zeer bepalend voor de ruimtelijke interpretatie ervan. Of het nu een grasvlakte is die ruimtelijke openheid creëert, een dominant bomenkader op een plein of een alleenstaande boom op een dorpsplein, groenvoorzieningen zijn zeer beeldbepalend voor de wereld waarin we leven. Groenvoorzieningen in de stad vormen naast de verhardingen en de bebouwingen het zachte gelaat van de bebouwde omgeving. Groenvoorzieningen hebben
8
een zeer breed spectrum gaande van de tegeltuintjes in te smalle straten en de groen-recreatieve invulling op de straathoek over de met muurplanten begroeide oude kaaimuur tot het stadsbos voor de stad. Al deze groenelementen hebben hun eigen voorkomen en kwaliteiten. Bomen hebben het vermogen om op schaal van de stad een invulling te geven die enerzijds betekenisvol is voor de gebouwen en die anderzijds aan de mens een gezellige plek biedt.
Specifiek voor de verkeers- en verblijfsomgeving is er de bijzondere relatie tussen zicht, snelheid en gedrag. Hoe verder we kunnen kijken, hoe meer breedtezicht en lage complexiteit in het omgevingsbeeld, hoe sneller we rijden. Daarentegen hoe complexer en smaller ons omgevingsbeeld en hoe minder ver we kunnen zien, hoe trager we rijden. Vandaar het uitzonderlijke belang van het perspectief en het belang van bomen als ruimtebeïnvloedende invullers. Plantafstanden, ritme, soortkeuze,
Hieronder worden enkele van de meest beeldbepalende kwaliteiten van bomen en groenvoorzieningen in relatie tot de verkeers- en verblijfsomgeving aangehaald en besproken.
Alleenstaande boom Alleenstaande bomen zijn blikvangers en daardoor belangrijke oriëntatie-elementen met vaak een bijzondere betekenis. Zo werden in de nabijheid van veelal alleenstaande bomen in het landschap kapelletjes geplaatst en omgekeerd. Deze boom heeft dan meestal een spirituele betekenis. Ook de dorpsboom had zijn betekenis als gerechtsboom, de plek waar bewoners samenkwamen en uitspraak deden onder ‘de gedingboom’. Een alleenstaande boom kan een ongedefinieerde open en ongezellige hoek invullen, de ruimte aangenamer maken en geborgenheid creëren voor de stedelijke ruimte en voor de mensen onder en nabij de boom.
Bomenrij Een bomenrij karakteriseert zich door een enkelzijdige lijnvormige aanplanting van bomen. Een bomenrij geeft ruimtelijke
begeleiding tijdens het bewegen en vergezelt u op weg van de ene plaats naar de andere. Tegelijk zorgt een bomenrij voor een ruimtelijke indeling in het breedteprofiel van de weg. U krijgt een asymmetrisch beeld door links of rechts van de weg een bomenrij te voorzien. Een bomenrij in een middenberm splitst het wegbeeld ruimtelijk in twee. Bomenrijen links en rechts afwisselen, kan een ruimtelijke indeling in de hand werken die variatie doet ontstaan en die klemtonen legt op belevingswaarden. Wegenontwerpers gaan te vaak uit van straatprofielen met aan weerszijden bomen. Die bomen worden dan dikwijls in te krappe zijbermen geplant waardoor ze geen kans krijgen om door te groeien. Het is beter om één bredere zijberm te voorzien met één bomenrij die dominant mag uitgroeien. Deze aanpak geeft de mogelijkheid om te spelen met licht, zon en schaduw.
Dreef Een dreef, in oorsprong bedoeld als een brede landweg om vee te drijven, heeft een sterke verbindende functie, ze brengt of ‘drijft’ u van een vertrekpunt naar een eindpunt. Een dreef is een landweg met aan weerszijden sterk ritmisch aangeplante bomen. Dat biedt een eenheid in het ruimtelijk beeld, een eigen lineaire ruimte onder de bomen. In onze landschappen ziet u regelmatig
dreven die u van een poort naar een kasteel of een herenboerderij brengen. Van oudsher plantte men dreven met enkele en dubbele bomenrijen. Ze gaven de hiërarchie van de adellijke titel weer. Zo beklemtoont de dubbele bomenrij aan weerzijden van prinselijke dreven, zoals in de omgeving van Westerlo, het adellijke karakter. Het ritme, bepaald door de plantafstanden tussen de bomen, de keuze van de bomen, de breedte van de weg en het omgevende landschap, zijn enkele van de vele factoren die de uitstraling en de dominantie van de dreef bepalen. In de omgeving van Brugge wordt reeds jaren consequent langs invalswegen het dreefprincipe als ruimtelijk herkenbare groenvoorziening gehanteerd.
Bomendak/bomenkader Een bomendak wordt gevormd door een zone waar veel bomen staan waarvan de kruinen tegen elkaar komen en waar u onder het loverdak kan doorkijken. Er ontstaat zo een groen plafond met daaronder een zelfstandige ruimte. Een bomendak geeft een nieuwe dimensie aan een ruimte, ook al staan er hoge gebouwen rond. Ze vormt voor de mens een plek met geborgenheid, waardoor mensen er graag verblijven. We kennen allemaal het voorbeeld van het Franse ‘jeu de boules’ onder de platanen. Veel ontwerpers zijn geneigd om zeer
Hoofdstuk 1
enzovoort bepalen in belangrijke mate mee het perspectief van de weg en de omgeving.
9
Hoofdstuk 1
Historische betekenis en functie van groen in de verkeersomgeving
ritmisch en met een gelijkmatig interval bomen te voorzien. Bomen kunnen echter op diverse manieren geplant worden en zo een sterkere variatie en uitdrukking doen ontstaan. De wijze waarop de dichtheid van een bomendak wordt voorzien, creëert een gevarieerde impressie. Door de keuze van de bomen, de plantafstanden en de beheersvorm kan zware of matige schaduw ontstaan. Vooral een gefilterde lichtsterkte geeft een bijzondere impressie. In het zuiden wordt veelal ingezet op zware schaduwvorming, in het noorden krijgt halfschaduw de voorkeur.
Verkeerspoort Een poort is een opvallende plek die de overgang vormt tussen verschillende ruimtelijke omgevingen. Poorten delen ruimtelijke gebieden in en hebben een structurerend karakter. In de verkeerswereld zijn ze van cruciaal belang om gebieden of straten in te delen en snelheidsdifferentiatie af te dwingen. Vooral buitenpoorten die de overgang vormen van de open ruimte naar de bebouwde ruimte krijgen makkelijk een groene invulling met grote bomen. 10
Grasbermen en bermen met lage beplanting of bodembedekking Bermen worden gevormd door de randzone tussen de weg en de omgeving, of tussen verschillende rijstroken. Zijbermen zijn niet alleen nodig voor de stabiliteit, ze zijn ook de zone waar veel weginfrastructuur zoals verlichting en bewegwijzering in opgenomen wordt. Bermen hebben door de relatie tussen de omgeving en de weginfrastructuur een belangrijke functie op het vlak van landschapsintegratie. In een bebouwde zone kunnen bermen best visueel open gehouden worden voor het overzicht en de sociale controle. Op ooghoogte moet u doorzicht hebben. Ecologisch gezien kan een grasberm veel meer betekenen dan een gazonnetje. Voorbeelden zijn groene trambeddingen, groene parkings en bloemrijke tussenbermen. In een niet bebouwde omgeving kunnen bermen gevarieerd ingevuld worden, rekening houdend met de omgevende landschappen en de ecologie.
Groene beddingen Groene beddingen voor trams hebben veel voordelen: ze zijn niet alleen mooier dan verharde trambeddingen, gras of lage bodembedekkers zorgen ook voor een geluidsdempende werking, ze laten het water infiltreren en leggen fijn stof vast. Een minimaal onderhoud, liefst extensief, is wel een noodzakelijke en terugkerende taak.
Planning en inrichting van groenvoorzieningen
12 12
Planning en inrichting van groenvoorzieningen
De interpretatie van de plek, groen in zijn planologische context Een grotere bewustwording bij de politieke overheden, de administratie, de bevolking en de gebruikers is een uitgangspunt om bij groenvoorzieningen tot kwaliteitsvolle processen te komen. Onder een duurzame realisatie verstaan we niet alleen het kwaliteitsvol ontwerp, maar ook de concrete realisatie, het beheer gedurende de jaren na de realisatie, een afgestemde communicatie tijdens verschillende planfases en een evaluatie. Als basis nemen we de omzendbrief OW 98/2 en we gaan na hoe groenvoorzieningen hierin passen.
Het is noodzakelijk om bij elk project uit te gaan van de bestaande kwaliteiten van de landschappelijke omgeving en van de achterliggende historische groei. Een landschappelijke plek kunt u het best begrijpen op basis van de samenhang
tussen bodem, water, reliëf, fauna en flora. Want geomorfologisch is een polderlandschap geen Hageland. Omdat er verschillende landschapstypes zijn, is het van cruciaal belang om de kwaliteiten van een bepaald type landschap te
Hoofdstuk 2
In complexe planprocessen zijn er veel sectoren die rechtstreeks of onrechtstreeks de groenkwaliteit mee beïnvloeden. Naast de algemene onwetendheid over de mogelijkheden en voorwaarden van groenvoorzieningen, is ook de afstemming van de verschillende sectoren op elkaar met het oog op een degelijke eindkwaliteit een probleem.
Het is belangrijk om de kennis en de inzichten van enerzijds de verkeerstechniekers over groen en van anderzijds de groenvoorzieners over verkeerstechniek op elkaar af te stemmen. Elkaars taal begrijpen is een basisvoorwaarde.
13
Planning en inrichting van groenvoorzieningen herkennen en naar boven te halen binnen het ontwerp. Zo zal de gebruikte inheemse beplanting variëren van landschap tot landschap.
Hoofdstuk 2
De keuze van bomen langs onze landelijke wegen kunt u het best afstemmen op de karakteristieken van het omgevende landschap. Dat eenvoudige principe lijkt logisch maar wordt vaak genegeerd. Ook de planologische context speelt een rol bij de keuze van de groenvoorziening. Een ruimtelijk structuurplan, een stedelijk groenplan, een mobiliteitsplan, een jeugdbeleidsplan, de landschapsatlas,
14
de bindingen van ruimtes en naar de identiteiten en de functies die met elkaar verzoend moeten worden. Dat moet dan leiden tot afgestemde groenvoorzieningen. Kwalitatieve groenvoorzieningen vragen zowel ruimte als tijd. Het zijn twee noodzakelijke basisvoorwaarden om op middellange of lange termijn degelijke groenvoorzieningen in de verkeers- of verblijfsomgeving te integreren. Om dat te bereiken, moeten veel contextelementen meezitten. In een normale situatie moet een boom kunnen uitgroeien en bereikt hij zijn
Bestudeer de ontstaansgeschiedenis van de landschappelijke plek. De Polders zijn de Noorderkempen niet. Inheemse beplanting varieert, ook in ons klein land. Natura 2000 (Europese wetgeving), enzovoort kunnen informatie aanreiken voor de ontwikkeling van een degelijke groenvisie in het kader van een bepaald project. Een eerste stap bij de ontwikkeling van een project is de positionering ervan binnen zowel de bestaande als de gewenste groenstructuur van de omgeving. Zo kan een correcte vertaling gebeuren naar de hiërarchie tussen verschillende groenzones, naar
uiteindelijke grootte en volumekwaliteit pas na jaren. Op plannen worden bomen dikwijls te klein getekend, zonder rekening te houden met de karakteristieken van de boomsoort. Traaggroeiende bomen zoals eiken kunnen zeer oud en daarbij steeds waardevoller worden. Traaggroeiende bomen kunt u het best planten op plaatsen waar ze de kans krijgen om oud te worden. Met snelgroeiende bomen
(bv. wilg, populier, berk en es) op een geschikte plaats kunt u op korte tijd en met een minimaal budget een maximaal beplantingsvolume realiseren. Het nadeel is dat die bomen meestal niet zo oud worden en dat u snel nieuwe bomen zal moeten planten. Maar u kunt de twee ook combineren. Dan hebt u de voordelen van de twee en moet u alleen na een tijd de snelgroeiende bomen rooien. Steden als Kopenhagen, Berlijn en Amsterdam werken sinds jaren aan een complementaire visie op het vlak van bebouwing, verkeer, groen en water met een duurzame ecologische insteek en inspelend op de stadsstructuur. De zogenaamde lobbensteden hebben een uitzonderlijk voordeel omdat de basis van de stadsstructuur is opgebouwd uit grote zones van water en groen (de zachte lobben) met daartussen de bebouwde zones (harde lobben). Verkeer wordt in dit systeem zeer complementair ingevuld. In de bebouwde lobben krijgen eerst het openbaar vervoer en dan de auto een plaats. De zachte verplaatsingssassen worden langs de groenblauwe lobben voorzien. Sport- en spelvoorzieningen en scholen kunt u best laten aansluiten op de zachte assen. Verkeersplanologisch heeft dat uitzonderlijke voordelen. De woningbouw is nabij het openbaar vervoer gelegen waardoor het gebruik ervan geactiveerd wordt. De woningbouw is ook nabij zachte verplaatsingsassen gelegen waardoor de korte afstandverplaatsingen perfect veilig met de fiets in een groene omgeving kunnen gebeuren. Recent is gebleken dat de grote groenblauwe lobben naast de rode, harde lobben voor een natuurlijke ventilatie in de stad zorgen die de leefbaarheid van de stad opmerkelijk verbetert. Ook de opvang van fijn stof is milieuhygiënisch een belangrijke kwaliteit. De complementariteit tussen zachte mobiliteit en structurele groenvoorzieningen is een belangrijke troef voor de toekomst. Op Vlaams niveau is Gent de voorbeeldstad.
Complexe verkeers- en verblijfsomgevingen vragen een benadering die rekening houdt met verschillende ruimtes, functies en gedragsmatige aspecten. Een interessant hulpmiddel om hier vat op te krijgen, is redeneren vanuit een concept. Een concept geeft op abstracte wijze een toekomstbeeld van hoe menselijke activiteiten en het daaraan gekoppelde gedrag in de ruimte zullen verlopen. De belangrijkste ruimtevormende factor, de groenvoorziening, moet mee opgenomen en afgestemd worden op de andere aspecten die deel uitmaken van het concept. Groen is dus een belangrijk conceptelement naast andere conceptelementen zoals verlichting, verhardingen, snelheidsregime, fietsvoorzieningen en oversteekbewegingen. Eigen aan een goed concept is dat de aparte conceptelementen elkaar versterken en dat er een meerwaarde ontstaat in het geheel. Het is ook belangrijk om tegenstrijdigheden met andere conceptelementen te voorkomen. Concreet kunnen verlichtingspalen niet op dezelfde plek geplaatst worden als bomen en mogen aanliggende fietspaden niet in een 70 km/u-zone aangelegd worden.
Laat groen het ogenschijnlijk onzichtbare van het landschap zichtbaar maken. Speel in op geomorfologische en natuurlijke processen en op ritmes van de landschappelijke en stedenbouwkundige situaties zodat de logica van de ruimtelijke maatregel duidelijk wordt. Gezien de complexiteit van de concepten is het aan de ontwerpers om het geheel te overschouwen in samenhang met de structurerende delen. Even belangrijk is de samenwerking tussen de verschillende sectoren, de beleidsniveaus en het ontwerpteam om het concept op te stellen en met alle aspecten rekening te
Hoofdstuk 2
Groen als geïntegreerd deel van het concept
houden zodat de verdere uitwerking vlot kan verlopen. Specifiek voor verkeers- en verblijfsomgevingen met veelal lineaire ruimtes is het belangrijk om het concept ‘sequentiële benadering’ te gebruiken. Sequentiële benadering impliceert dat er rekening
15
Planning en inrichting van groenvoorzieningen
Hoofdstuk 2
wordt gehouden met de opeenvolging van verschillende straatbeelden. De groenvoorziening moet in de verschillende straatbeelden een afwisselende invulling krijgen die afgestemd is op de andere aspecten. Er moet ook veel zorg besteed worden aan de overgangen van het ene naar het andere straatbeeld en aan de hiërarchische betekenis die beoogd wordt. Groenvoorzieningen kunnen zowel straatbeelden als overgangspunten verduidelijken en groen kan wat onzichtbaar is in een omgeving toch zichtbaar maken.
rechterzijde begeleiding van bomen krijgen waarlangs dan geparkeerd mag worden. • Het dorpsplein omvat een grote verharde ruimte met een solitaire boom die als groen monument mag uitgroeien. Het conceptelement groenvoorziening moet een samenhangende meerwaarde vormen met de andere ruimtelijke conceptelementen zoals verlichting en wegverharding en met verkeerskundige aspecten zoals snelheidsregime, fietsvoorziening, voetgangersvoorziening, bushalteritme, enzovoort.
Groen ontwerpdetail Bij het plannen van groenvoorzieningen zijn er veel ontwerpcriteria die men niet over het hoofd mag zien. In dit hoofdstuk overlopen we de belangrijkste.
Beschouw groen als een volwaardig en van in het begin mee te ontwerpen conceptelement als deel van de gehele visie, van het gehele concept.
Verkeerstechnische eisen en groenvoorzieningen
voorzien. Gras of halfverharding met gras zijn wel mogelijk. In de beplantingsvrije zone kan in principe geen hoge beplanting aangelegd worden omwille van het zijzicht dat gegarandeerd moet worden. Hoger gras of lage begroeiing zijn wel mogelijk in deze zone, zolang ze visueel geen barrière vormen. In de obstakelvrije zone kunnen lage en hogere heesterbeplantingen voorzien
Groenvoorzieningen en profielen Een profiel heeft in relatie tot de groenvoorziening verschillende zones die de nodige zij- en bovenruimte toelaten. In de zone van de vrije ruimte, de aansluitende zone op de verharding, wordt in principe geen beplanting
16
Enkele voorbeelden van het conceptelement groenvoorziening in een globaal concept: • Een landelijke verbindingsweg naar een dorp in een visueel open gebied kan het beeld krijgen van een recht traject met de aanleg van natuurrijke zijbermen, een gracht en vrijliggende fietspaden. • Een groene verkeerspoort, als toegang tot een dorp, omvat een overgang tussen twee straatbeelden met een snelheidsaanpassing van 70 naar 50 km per uur en bomen zodat ruimtelijk een boseffect ontstaat. • De dorpsstraat kan in het dorp aan de
worden. Het is pas buiten deze drie zones dat bomen een plaats kunnen krijgen. Het spreekt voor zich dat, afhankelijk van het beoogde snelheidsregime, de verschillende zones smaller of breder moeten zijn. Groenvoorziening en kruisingen Ter hoogte van kruispunten en oversteekplaatsen moeten de verkeersdeelnemers vanuit de verschillende richtingen elkaar tijdig kunnen zien. Zien en gezien worden is een prioritaire eis. Een autobestuurder moet tijdig een overstekende voetganger kunnen waarnemen, auto’s moeten elkaar op een straathoek tijdig kunnen zien, een overstekende fietser of voetganger moet tijdig gezien worden door aankomende auto’s, enzovoort. Om hieraan te voldoen, moeten de ontwerpers rekening houden met de uitzichtsdriehoek en beplanting die op de hoeken zichtbelemmerend is vermijden. Te grote bomen op hoeken van kruispunten kunnen het zicht gevaarlijk belemmeren. Een lage beplanting van slechts 70 cm hoog biedt daarentegen een blijvend overzicht op de kruising. Op kruispunten met zijstraten zal de beplanting afhankelijk van de voorrangs-
Hoofdstuk 2 regeling een andere invullingen krijgen. Vanuit een voorrang verlenende weg mag er vanuit stilstaande positie geen beplanting zijn die het zicht op het aankomend verkeer belemmert. Bij voorrang van rechts moeten de zones met lage beplanting ruimer zijn omdat de chauffeurs dan het naderend verkeer vanuit een trage beweging moeten kunnen waarnemen.
Kwaliteitseisen en groenvoorzieningen Het is belangrijk om reeds in de planningsfase rekening te houden met het eindbeeld van de groenvoorzieningen, bijvoorbeeld welke visuele doelstelling de ontwerpers voor ogen hebben met een volwassen boom. De keuze van het eindbeeld heeft namelijk gevolgen voor ontwerp, aanleg en beheer. Ga uit van de mogelijkheden
op het terrein en hou rekening met de standplaatsomstandigheden en de aanwezige ruimte zowel bovengronds als ondergronds (zie ook figuur 1 op pagina 18). Richtlijnen bovengrondse groeiruimte De hoeveelheid bovengrondse ruimte die beschikbaar is voor beplanting is een belangrijke factor. Wanneer de verschillende vervoerswijzen veel ruimte
Groenvoorziening en bochten In bochten mag in de binnenbochtzone geen visueel belemmerende beplanting voorkomen. De ontwerpers moeten voor de plantkeuze rekening houden met de snelheid van het verkeer en de gekoppelde remafstand. Het algemeen geldend principe hierbij is dat hoe sneller u mag rijden, hoe meer de binnenbocht vrij moet blijven aangezien de chauffeurs op grotere afstand stilstaande voertuigen moet kunnen waarnemen. Dit principe is ook van toepassing voor de middenbeplanting op rotondes.
17
Planning en inrichting van groenvoorzieningen Heesters Heesters vertakken zich meteen boven het maaiveld en hebben dus meteen op dat niveau ruimte nodig. In de openbare gebieden worden heesters meestal toegepast in een open of gesloten plantvak of als haag. Het plantsysteem is bij heesters zeer belangrijk. Vakbeplanting heeft meestal het nadeel dat ze veel ruimte opslorpt. Dit is o.a. in winkelstraten moeilijker toe te passen.
Hoofdstuk 2
Kruidachtigen Bij kruidachtingen speelt de bovengrondse ruimtebehoefte geen rol.
Selecteer juiste soorten en laat de natuurlijke vormkenmerken spelen. Kies afhankelijk van het beoogde doel voor bomen van een eerste, tweede of derde grootte. vragen, blijft er soms te weinig ruimte over voor groen. Oplossingen die een groene invulling geven en toch weinig grondoppervlakte vragen, krijgen dan automatisch voorrang. Specifiek bomen hebben het voordeel dat ze het ruimtegebruik maximaliseren omdat de kruin zich boven de gebruiker bevindt. Afhankelijk van de verkeerskundige functie en het gewenste eindbeeld is het
Indicatie van de omvang van een boom Eerste grootte >12m Tweede grootte 6-12m Derde grootte <6m
18
belangrijk er op voorhand rekening mee te houden of de eindgrootte van de bomen van eerste, tweede of derde orde is. Bomen mogen niet te dicht tegen gevels geplant worden omdat ze dan niet mooi kunnen uitgroeien. Zelfs kleinere bomen halen het niet op een afstand van twee meter. Daarom is het ook belangrijk om rekening te houden met de specifieke groeivorm van de boom.
Figuur 1: Indicatie van de omvang van een boom bij aanplanting. Bron: ANB (2008) Technisch vademecum bomen.
Richtlijnen ondergrondse groeiruimte Groenvoorzieningen kunnen maar groeien wanneer ze voldoende ondergrondse ruimte hebben. Eigen aan de verkeers- en verblijfsomgeving zijn verharde oppervlakten. Het groen staat in een plantstrook, plantvak of boomspiegel. Behalve verharde oppervlakten, wegfunderingen en voet- of fietspaden, bevinden er zich dikwijls verdichte bodems, nutsleidingen, rioleringen en funderingen van huizen
Hoofdstuk 2 in de ondergrond. Dat schept moeilijke condities waarin het groen moet groeien. De algemene vuistregel voor een geschikte ondergrondse groeiruimte is dat boomwortels groeien tot de kruinbreedte van de boom. In de praktijk moet u rekening houden met de werkelijk beschikbare ruimte in de ondergrond. Wanneer er op privé-eigendommen al grote bomen staan, gaan de ontwerpers best na of die bomen de beoogde functie niet op die plaats kunnen vervullen. Bestaande waardevolle bomen hebben voorrang op nieuwe bomen.
Geef groeimogelijkheden. Ruimte voor kruinen en wortels is cruciaal.
Bomen De grootte van de boom en de gewenste levensduur is bepalend voor de ruimte die in het ontwerp gereserveerd moet worden. Wanneer het grondwater direct opneembaar is voor de wortels (grondwaterprofiel) is slechts de helft
• Voor de kroonprojectie (uitgedrukt in m2) geldt: kroonprojectie = 3,14 x (1/2D)² • Bij een zuilvormige of afgeplatte kroon wordt de formule: kroonprojectie = 3,14 x (1/2D)² x H/D waarbij D de diameter van de kroon is en H de hoogte.
van het groeiplaatsvolume nodig ten opzichte van een situatie met een hangwaterprofiel. Dat geldt ook wanneer de bomen op een andere wijze voldoende water krijgen. De bodem moet per groeiseizoen een vochtaanbod kunnen dekken van minstens 640 liter per m² kroonprojectie bij laanbomen en tot 800 liter per m² kroonprojectie bij solitaire straatbomen.
Richtlijnen voor het benodigde bodemvolume per m² kroonprojectie: Grondwaterprofiel • 0,75 m³ bij een grond(mengsel) met 3 tot 6% organische stof • 0,5 m³ bij een grond(mengsel) met 7 tot 8% organische stof Hangwaterprofiel • 1.5 m³ per m² kroonproject (Beschikbaar vocht in voorjaar + geïnfiltreerde neerslag in groeiseizoen is vuistregel voor hangwaterprofiel) Heesters Ook bij heesters bestaat er een evenwicht tussen boven- en ondergrondse delen.
19
Hoofdstuk 2
Planning en inrichting van groenvoorzieningen
Vaak vertonen de ondergrondse delen een compactere groei dan de bovengrondse. Heesters hebben dus minder ruimte nodig onder de grond dan boven de grond. Problemen door beperkte groei, die leiden tot een aanpassing van de plantafstanden, doen zich bij heesters zelden voor. Kruidachtigen Kruidachtigen hebben slechts op geringe diepte een goed doorwortelbare bodem nodig. Gras heeft nog het meeste diepte nodig. Richtlijnen groeiplaatseigenschappen Voor optimale groei moet de standplaats voldoen aan een aantal voorwaarden op het vlak van beschikbaarheid van water, zuurstof en mineralen en moeten de fysische bodemeigenschappen wortelgroei toelaten. Kwaliteitseisen zijn echter sterk afhankelijk van de plantsoort (gewenste zuurgraad pH, grondsoort e.d.) en de toepassingswijze (open maaiveld, verharding, waterhuishouding, enzovoort).
Check tijdig alle nutsvoorzieningen. Indien er in een verkeerssituatie op een cruciale plaats bomen noodzakelijk zijn, kunt u de leidingen best omleggen. Figuur 2: Inrichting van de groeiplaats
Groeiplaats in open grond (gazon of beplanting)
Zorg dat de (ondergrondse) groeiruimte van voldoende kwaliteit is en afgestemd is op de boomgrootte en de levensduur van de boom. Er zijn over het algemeen geen extra voorzieningen nodig.
Groeiplaats in licht belaste verharding (let op: geen zwaar verkeer!)
Maak gebruik van bomenzand en zorg dat de (ondergrondse) groeiruimte afgestemd is op de boomgrootte en de levensduur van de boom.
Groeiplaats in zwaar belaste verharding
Maak gebruik van een groeiplaatsconstructie of een bomengranulaat en zorg dat de (ondergrondse) groeiruimte afgestemd is op de boomgrootte en de levensduur van de boom
Geen ondergrondse groeiruimte beschikbaar (beplanting)
Plaats geen bomen of plaats bomen in bakken. Zorg dat de grootte van de bak is afgestemd op de boomgrootte en de levensduur van de boom. De vochtvoorziening vraagt speciale aandacht.
Maak nog tijdens de ontwerpfase afspraken over het beheer. Laat de beheerders mee inschatten of de gewenste eindbeelden wel realiseerbaar zijn. Organiseer en implementeer van bij het begin het concrete groenonderhoud. Een goed eindresultaat wordt maar bereikt als ook een geschikt onderhoud de verkeers- en verblijfsruimte inhoudelijk ondersteunt.
20
Aanleg
22
Aanleg
Groenvoorzieningen Na de aanplant moeten bomen gedurende hun hele bestaan voldoende ruimte hebben om te groeien. Op beleidsniveau moeten dus keuzes gemaakt worden over de groeiplaats. Te vaak wordt bij de aanplant gedacht dat de boom aan een flink plantgat voldoende heeft. Het milieu waarin de boom moet gedijen omvat echter meer.
Aspecten die daarbij een rol spelen, zijn onder andere: • de omvang van de ondergrondse groeiruimte; • de bodemkwaliteit; • de luchthuishouding; • de vochthuishouding; • de beschikbaarheid van voedingselementen; • het bodemleven;
• de zuurgraad; • zout.
Hoofdstuk 3
Straat- en laanbomen en park- en pleinbomen vormen een belangrijk onderdeel van het openbaar groen. Ze zijn onmisbaar voor de leefbaarheid van een verstedelijkte omgeving. Maar de stenige omgeving en de strijd om ruimte in het stads- of dorpscentrum beperken de overlevingskansen van bomen. Dat betekent dat boombeplantingen volgens een goed doordacht ontwerp moeten gebeuren, passend binnen de stedenbouwkundig ruimtelijke structuur en rekening houdend met zowel de bovengrondse als de ondergrondse ruimte.
Indien er onvoldoende rekening wordt gehouden met deze aspecten, zullen bomen niet optimaal functioneren. Bij ronduit slechte groeiplaatsomstandigheden zullen bomen niet overleven.
Groeiplaatsaspecten De groeiplaats van een boom omvat alle boven- en ondergrondse fysische, chemische en biologische factoren van de standplaats die de levensomstandigheden en de ontwikkelingsmogelijkheden van de boom bepalen. Bovengronds wordt de kwaliteit van de groeiplaats negatief beïnvloed door onder andere: • te weinig ruimte voor de uitgegroeide kroon; • ruk- en valwinden en tocht rond grote (hoge) gebouwen; • een te geringe afstand tot de rijbaan met aanrijschade als gevolg; • spatzout; • verharding dichtbij de stamvoet. Hoewel een boom in bebouwd gebied bovengronds op verschillende manieren bedreigd wordt, bevinden de grootste bedreigingen zich toch in de bodem.
Groeiplaats: boomspiegels - VVOG
23
Aanleg Toetsing bij nieuwe aanplant Om te voorkomen dat er bij de aanplant mislukkingen ontstaan, moeten de ontwerpers op voorhand goed afwegen of de aanplant uitvoerbaar is en of er aanvullende maatregelen nodig zijn. Dat is mogelijk door de stappen in onderstaand toetsingsschema te doorlopen. Toelichting van het toetsingsschema nieuwe aanplant: 1. Aan nieuwbouw gaat een (stedenbouwkundig en civieltechnisch) ontwerpproces vooraf. De verantwoordelijke voor het stedelijk groen
moet tijdens dat proces kunnen meepraten en meebeslissen. Behalve aandacht voor nieuwe bomen, moeten de ontwerpers ook proberen om de reeds aanwezige bomen op bouwlocaties te behouden. 2. Naar aanleiding van het overleg wordt een beplantingsplan gemaakt met zowel de te sparen als de nieuw te planten bomen. 3. De civieltechnische uitwerking van het ontwerp en het beplantingsplan geven samen een beeld van: A. de (ruimtelijke) kwaliteit van de groeiplaats;
B. de groeiplaatseisen van de ont worpen beplanting (vooral vol doende ruimte, zowel boven- als ondergronds). 4. De groeiplaatseisen worden vergeleken met de ontworpen situatie. Als het civieltechnisch ontwerp aan de eisen van de bomen voldoet, kan gestart worden met stap 8. Zijn de groeiomstandigheden onvoldoende, dan volgt stap 5. 5. De ontwerpers onderzoeken of ze de groeiomstandigheden binnen het ontwerp kunnen verbeteren, bijvoorbeeld door leidingenstraten of
Hoofdstuk 3
Figuur 3 : toetsingsschema nieuwe aanplant
1
2
Overleg in stedenbouwkundige ontwerpfase
Beplantingsplan
3b
3a Kwaliteit groeiplaats
7
Groeiplaatseisen ontworpen beplanting
4
Herzien soortkeuze/ ontwerp
Nee
Voorstellen aanpassing groeiomstandigheden
Beplanting uitvoerbaar?
Ja
Nee
5
8
Afstemming met alle uitvoerende instanties
Bodem geschikt?
Geaccepteerd ?
Ja
Bodemkundig onderzoek
9
6
Nee
10 Bodemverbetering
Ja
11
Plantplaatsvoorbereiding
12 Aanplanting IPC Groene Ruimte (2006). Stadsbomen Vademecum – Groeiplaatsaspecten.
24
Voor de stappen 8, 10, 11 en 12 is afstemming met de andere uitvoerende instanties noodzakelijk. Dat geldt in sterke mate voor bomen die in verharding worden aangeplant. De meest praktische werkwijze is dat bij het grondwerk voor de wegenaanleg ook ineens de plantplaatsen worden aangelegd. Dat vereist echter grondig vooroverleg en een goede begeleiding van de uitvoering. De normen en eisen voor een goede groeiplaats in de verharding en voor de verwerking van de speciale grondmengsels die daarbij vaak worden gebruikt, wijken op bepaalde onderdelen sterk af van de eisen voor een goede verharding. Onvoldoende afstemming leidt in de praktijk dan ook vaak tot (zwaar) teleurstellende resultaten.
Een voorbeeld van een ondergrondse activiteit in combinatie met de staan- en groeiplaats van de bomen - VVOG
Conflictsituaties groen en verharding
te kiezen als om het systeem juist toe te passen.
In de bebouwde kom vinden zowel boven- als ondergronds veel activiteiten plaats waarvoor gebruik gemaakt wordt van dezelfde ruimte. Bij gebrek aan voldoende kwantitatieve en kwalitatieve ondergrondse groeiruimte voor groen, zal het gewenste eindbeeld nooit bereikt worden en zullen de problemen met wortelopdruk en –ingroei blijven toenemen. Creativiteit bij de inrichting en de technische uitvoering van groenvoorzieningen maken dat planten ook in een zware concurrentiestrijd optimaal kunnen groeien en hun functies kunnen vervullen.
Wortelwering wordt gebruikt om een wortelvrije zone tot stand te brengen om bijvoorbeeld ondergrondse nutsfaciliteiten te beschermen tegen wortelgroei. Wortelwering kan alleen gebruikt worden als de beschikbare doorwortelbare ruimte voldoende is. Als vuistregel geldt dat de afstand tussen de wortelweringswand en de boom minimaal twee meter moet zijn.
Wortelopdruk en – ingroei door boomwortels In onze toenemende verstedelijkte gebieden zorgt wortelgroei jaarlijks voor veel schade aan wegverhardingen, rioleringen en nutsfaciliteiten. Om dat te voorkomen en wanneer een natuurlijke barrière niet mogelijk is, worden steeds vaker wortelschermen gebruikt. Want een goede, ruime plantlocatie tegenover een slecht bewortelbare omgeving zorgt er vanzelf voor dat de wortels binnen de plantlocatie blijven. Bij de aanleg van wortelschermen is het zowel belangrijk om het juiste systeem
Hoofdstuk 3
verhardingen te verleggen of aan te passen. 6. Zijn er mogelijkheden om de groeiomstandigheden te verbeteren en worden die, met de daarmee gepaard gaande kosten geaccepteerd, dan volgt stap 8. Zo niet, verder naar stap 7. 7. De ontwerpers stellen alternatieven op voor het beplantingsontwerp en/ of de soortkeuze, rekening houdend met het bomenstructuurplan. Wanneer er geen alternatieven zijn, moeten er geen bomen geplant worden. 8. Bij de potentiële plantplaatsen wordt onderzoek verricht naar de geschiktheid van de bodem: structuur, vocht- en luchthuishouding en bodemrijkdom. 9. In de bebouwde kom zullen er vaak tekorten zijn. Dan volgt stap 10. Wanneer de locatie wel aan de bodemeisen voldoet, volgt stap 11. 10. Wanneer de bodem niet geschikt is, moet er bodemverbetering of gronduitwisseling plaatsvinden. 11. Is er aan alle eisen voldaan en is de groeiplaats geschikt, dan wordt de plantplaats voorbereid. 12. De boom wordt geplant.
Wortelgeleiding is bruikbaar op een afstand van minder dan twee meter van de boom (richtlijn, afhankelijk van de stamvoetdoorsnede van de volwassen boom). Wortelgeleiding dient om bijvoorbeeld wegverharding te beschermen en kan toch de noodzakelijke stabiliteit van de boom garanderen. Met wortelgeleiding vermijden de ontwerpers wortelopdruk aan de bestrating en besparen ze fors op het onderhoud van de bestrating. Schade aan beplanting door gladheidsbestrijding Gladheidsbestrijding is noodzakelijke voor de verkeersveiligheid maar veroorzaakt neveneffecten voor het milieu. Een deel van het dooimiddel komt terecht in de directe omgeving van de wegen. Dat kan leiden tot ernstige zoutschade aan vegetaties zoals chlorose (vergelen),
25
Aanleg
Hoofdstuk 3
Wortelgeleiding - VVOG
necrose (verdorren) en bladval en er is een achteruitgang in de groei van bomen merkbaar. De eerste mogelijke maatregel om zoutschade te voorkomen of te beperken, is uiteraard minder zout gebruiken. Daarnaast is het mogelijk om bij ontwerp, aanleg en beheer de schadelijke gevolgen van wegenzout terug te dringen. Bij een ruim wegprofiel kan bijvoorbeeld de beplanting verder van de verharding gezet worden. Ook een goed afwateringssysteem en een goede randafwerking van het plantvak zijn belangrijk zodat vegetaties minder directe schade ondervinden van het strooizout in het smeltwater. Voor de aanleg van wegbeplantingen is voldoende voedzame grond heel belangrijk. De ontwerpers kunnen waar nodig ook kiezen voor boom- en struiksoorten die van nature vrij veel zout kunnen verdragen (zouttolerante soorten). Gebrek aan infiltratie van vocht en uitwisseling van lucht door verharding De infiltratie van vocht en de uitwisseling van lucht hangen nauw samen met de aard van de verharding. Er wordt onderscheid gemaakt tussen gesloten verharding (zoals asfalt of beton), open verharding (zoals klinkers en tegels) en halfverharding (zoals grind en dolomiet). Om extra zuurstof en water toe te laten, kunnen bij bomen in verharding speciale boomroosters rond de stamvoet of zelfs over grotere oppervlakten gelegd worden.
26
Onder het rooster kan een laag grind worden aangebracht. Dat remt vervuiling en onkruidgroei af, terwijl het nauwelijks invloed heeft op de zuurstof- en vochtdoorlatende werking van de grond. Roosters zijn tegenwoordig in allerlei vormen en maten verkrijgbaar. Hoe zwaar de roosters belast mogen worden, is afhankelijk van de constructie en de fundering. Die bepalen of de roosters aangelegd mogen worden op plaatsen waar auto’s komen (parkeerplaatsen) of alleen op voetpaden en promenades. Roosters moeten wel voldoende ruimte laten voor diktegroei van de stamvoet. Er zijn speciale roosters verkrijgbaar waaruit ringen kunnen verwijderd worden voor de diktegroei van de stam. Verdichting van de bodem door zware verkeerslast Voor zwaar belaste plaatsen zoals stadspleinen zijn groeiplaatsconstructies een oplossing. Met dergelijke constructies wordt een tweede maaiveld gecreëerd. De bovenlaag draagt dan de verharding met het verkeer erop. De onderlaag kan uit een rijke, relatief losse grond bestaan die niet belast wordt door verkeer. De aanleg van groeiplaatsconstructies is relatief duur. Er zijn voorzieningen nodig om ervoor te zorgen dat er vocht en zuurstof bij de boomwortels kunnen komen. Het beheer en het onderhoud van beluchting en infiltratie zijn dan ook van groot belang.
Herprofilering De aanleiding om in de groeiplaats in te grijpen hoeft niet altijd een slechte toestand van de bomen te zijn. Bij een reconstructie van een straat (herprofilering) vindt doorgaans grondverzet plaats, vaak ook in de buurt van bomen. Grondverzet is het uitgraven en verplaatsen van de bodem. Dat kan een goede gelegenheid zijn om tegelijk de levensomstandigheden van de bomen te verbeteren. Ook voor gezonde bomen is het goed om de mogelijkheden voor groeiplaatsverbetering mee in de reconstructieplannen op te nemen. Het is altijd beter om te streven naar een optimale groeiplaats voor bomen. Voorwaarde is dat er al in een vroeg planningsstadium met de bomen rekening wordt gehouden. Er zijn verschillende verbeteringen mogelijk, bijvoorbeeld: • vergroting van het doorwortelbaar volume; • aanpassing van de verharding (wateren luchtdoorlaatbaarheid); • maatregelen tegen zoutoverlast afkomstig van gladheidsbestrijding; • verleggen van kabels en leidingen. Op die manier worden de bomen op een positieve wijze in een reconstructie opgenomen. Dat is een veel sterkere uitgangspositie dan de bomen behouden onder dezelfde of mogelijk slechtere omstandigheden.
De juiste plant op de juiste plaats Een duurzame soortkeuze is altijd gebaseerd op de groeiplaatseigenschappen en op het gewenste eindbeeld. Welke bomen en heesters het meest geschikt zijn voor de beoogde groenvormen hangt af van verschillende factoren. Hier volgt een overzicht van de belangrijkste punten waar u op moet letten. Veel van deze informatie staat in plantenlijsten.
• Klimaat: Europa is verdeeld in een aantal klimaatzones met minimale wintertemperaturen. (zie website www. vdberk.nl/bomeninfo/winterhardheid). Deze temperaturen zijn bepalend voor
Omgevingsfactoren: beschikbare bovengrondse ruimte - VVOG
de overlevingskansen van een boom. Kies daarom een soort met de juiste winterhardheid. • Omgevingsfactoren: Hou rekening met de locatie van een boom: komt hij in een verharding te staan? Of in een straat waar in de winter strooi-
zout gebruikt wordt? Of tussen flats met risico op valwinden of aan de kust met forse zeewind? Denk goed na en kies een soort die tegen de op de standplaats voorkomende elementen bestand is.
Hoofdstuk 3
• Grondsoort: Hou rekening met de grondsoort. Op een humusrijke zandgrond doen bijna alle bomen het goed maar voor zware klei of arme zandgrond zijn alleen bepaalde soorten geschikt. Gelukkig zijn er ook soorten die bijna overal gedijen.
Indien nodig en/of wanneer de kans zich voordoet, kan met de groeiplaatsomstandigheden verbeteren.
1
2
Vroegere situatie
4
5
Drain + goede grond
Beperkte doorwortelbare ruimte
Verwijderen ondergrond
3 6
Verwijderen verharding
Nieuwe situatie. Meer doorwortelbare ruimte, betere lucht en waterhuishouding 27
Aanleg
Hoofdstuk 3
Blote wortel, kluit - VVOG
• Gebruiksfunctie: Hou rekening met de activiteiten in de omgeving van de boom: worden er in de toekomst auto’s onder geparkeerd? Kies dan een vruchtloze cultivar. Komt er een zitplaats onder de bomen? Kies dan een soort die niet gevoelig is voor luis. Gaan er kinderen onder de boom spelen of zijn er paarden of schapen die bij de bomen kunnen? Vermijd dan giftige soorten. Kies de juiste soort voor elke toepassing.
Container - VVOG
• Milieuwaarde: Dit is een redelijk nieuw maar sterk opkomend criterium. Vanuit de overheid worden voor groenvoorzieningen steeds meer milieudoelstellingen over fijnstof en CO2 geformuleerd. Ook steeds meer bedrijven willen
• Esthetische wensen: Bepaal op voorhand duidelijk het visueel beeld dat u met de aanplantingen wilt bereiken: zoekt u transparantie of hebt u liever een massieve boom? Verwacht u sierwaarde van het blad of een duidelijk zichtbare bloei? Hebt u een voorkeur voor een bepaalde bladkleur of kroonvorm? U kunt al uw esthetische wensen opnemen in uw keuze, maar ze komen pas op de laatste plaats: eerst moet voldaan zijn aan alle bovenstaande eisen. Soms blijkt dat niet aan alle esthetische wensen voldaan kan worden. Geef dan de voorkeur aan de criteria die het meest beeldbepalend zijn en doe toegevingen ten koste van de andere eisen. Dit levert meestal het beste eindresultaat op.
• Grootte: Bepaal goed op voorhand hoe lang een boom op een bepaalde locatie mag blijven staan en wat de grootte (hoogte/breedte) aan het einde van de levensloop mag zijn. Vaak wordt een te grote soort gekozen en moet de boom na vijftien jaar drastisch gesnoeid worden, met als gevolg een onevenwichtige boom en terugkerende onderhoudskosten. Uiteindelijk moet de boom na een aantal jaren vaak toch nog wijken en dat is zonde (figuur met bomen van 1ste, 2de en 3de grootte zie pagina 18). • Waterhuishouding: Onderzoek de waterhuishouding ter plekke. Er zijn bomen die niet van natte voeten houden, terwijl andere dat juist heerlijk vinden. De meeste soorten hebben een voorkeur maar er zijn ook soorten die het in beide situaties goed doen. Tegen een sterk schommelde waterstand zijn echter maar een paar soorten bestand.
28
CO2-neutraal opereren. Bomen zijn daarbij onmisbaar, maar de ene soort is doeltreffender dan de andere. Voor meer informatie over dit onderwerp verwijzen we graag naar publicaties op de website www.functioneelgroen.nl.
Aanplant
Een goede start hangt vooral af van de kwaliteit van het plantmateriaal. Om de kwaliteitseisen te bepalen en te keuren bij levering kan men o.a. gebruik maken van SB250, het technischbomenvademecum en het VVOG-zakboekje (+CD) Kwaliteitskeuring bij levering van bomen VVOG
Planten lijkt een eenvoudige activiteit. Toch worden er vaak fouten gemaakt waardoor het resultaat teleurstellend is. Het beste planttijdstip, de juiste voorbereiding van de plantplaats, de goede plantdiepte en een goede nazorg zijn belangrijk voor het welslagen van de
Handelsvorm
Periode
naakte wortel
15 november tot 1 april
kluit
15 november tot 1 mei
containerplant
begin oktober tot 1 mei
Voor alle types plantgoed geldt dat u ze best niet kunt planten tijdens een zeer natte periode of een vorstperiode. Bij strenge vorst bevriest de losse grond in de plantput en kunnen de wortels uitdrogen. Om in een bodemprofiel te kunnen planten dat niet te zeer verdicht is, is het van belang de bouw- en verkeerstechnische activiteiten vooraf zoveel mogelijk te weren. De basisregel voor het planten van een boom is nog altijd: nooit te diep! Dat veroorzaakt immers zuurstofgebrek bij de wortels en de boom gaat onherroepelijk
langzaam dood. De bomen moeten even diep geplant worden als dat ze op de kwekerij stonden. Neem de juiste afmetingen en voorkom dat de boom weer uit het gat moet. Dat geeft voor de boom onnodige stress en vergroot de kans op beschadigingen. Bij sommige boomsoorten kan het nuttig zijn om na het planten de stam te beschermen tegen zonnebrand door bijvoorbeeld de stam in te pakken met jutte. Vooral soorten met een gladde bast (beuk - Fagus, linde - Tilia, haagbeuk - Carpinus en esdoorn - Acer pseudoplatanus) zijn gevoelig.
De bomentoets, een instrument om bomen te beschermen De heraanleg van een plein, tuin of park is een ingrijpend gebeuren. Het is een uitdaging om bestaande bomen te beschermen tegen schade en reeds in de planfase de effecten op de bomen correct in te schatten en te minimaliseren.
Ontwerpfase Maak een inventaris van alle bomen op de werf vóór de planning en bepaal aan de hand van behoudscriteria welke bomen behouden kunnen blijven. Maak van alle bomen die moeten behouden worden een uitgebreide inventaris op voor in het bestek. Neem hierbij ook de waarde van de boom op (Bron www.vvog.info). Voorbereidingsfase In het bestek wordt duidelijk aangegeven dat er bomen behouden moeten worden en welke consequenties dat heeft voor de aannemer. Bepaal ook de boetes voor het niet naleven van de opgelegde regels. Uitvoeringsfase Scherm de bomen bij de aanvang van het bouwproces af door middel van bouwhekken of andere geschikte bescherming en hou tijdens de werken intensief toezicht op de naleving van de maatregelen.
Hoofdstuk 3
aanplant. Het planttijdstip is in de eerste plaats afhankelijk van de aard van het plantmateriaal. Als vuistregel voor de goede planttijd geldt:
Verhardingen Constructieopbouw Verhardingen moeten voor de duurzaamheid voldoende gefundeerd zijn. Daarom wordt er gewerkt met cementgebonden funderingen. Ook de versteviging van de randen gebeurt met cementgebonden speciën. Net die cement heeft nadelige gevolgen voor de beplanting die in de nabijheid van verhardingen wordt ingeplant. Ondanks plantmateriaal van goede kwaliteit en goede plantmethodes zullen de planten nog lang lijden en zelfs niet voldoende kunnen ontwikkelen. Daardoor wordt het eindbeeld niet bereikt, niet van de planten op zich en niet van het totale plaatje. Door tijdens de wegenwerken cementgebonden speciën zorgvuldig uit de plantzones te houden, zal de beplanting het nadien beter doen.
De beste verharding voor verkeer is de verharding met een zo laag mogelijke milieubelasting die geschikt is voor het verwachte verkeer. In hoofdstuk 4, Beheer is het duidelijk dat het voor pesticidenvrij beheer beter is te voorkomen dan te genezen. Dat geldt ook voor verhardingen. Als er door slechte constructieopbouw of door te gering afschot (een bewust aangebrachte helling van een vlak of leiding voor het doen af- of weglopen van een vloeistof) verzakkingen of zones ontstaan waar vuil kan blijven liggen, zal dat vuil de ideale voedingsbodem zijn voor onkruiden. Omdat herbiciden op verhardingen verboden worden, biedt goede constructieopbouw ook op het vlak van beheer grote voordelen. Bij ontwerp en aanleg prioriteit geven aan pesticidenvrij beheer betekent zoeken
naar materiaal met zo weinig mogelijk voegen omdat vuil daar makkelijker aanhechting vindt. Rekening houden met het integraal waterbeheer en de beperking van de verzegeling van de bodem, zal tot andere materiaalkeuzes leiden.
Randafwerking In het kader van pesticidenvrij beheer van de openbare ruimte moet bijzondere aandacht besteed worden aan de randen van verharding. In de praktijk blijken vooral rechte hoeken van bv. parkeerplaatsen en parkeerplaatsen die per een aangelegd worden tot de meeste problemen te leiden. Veegwagens, die het
29
Aanleg meest worden ingezet voor de preventie en verwijdering van onkruiden, kunnen niet tot in de hoeken geraken of geraken soms helemaal de parkeerplaats niet op.
Verharding en randen die voor veegwagens makkelijk bereikbaar zijn, blijven langer onkruidvrij.
hoek > 90°
Hoofdstuk 3
Goede bereikbaarheid voor veegwagens … zelfs tot in de hoekjes - VVOG
Grondlaag Na de aanplant zal er onder bomen en tussen struiken nog gedurende een redelijke tijd naakte, onbegroeide grond zijn. Als die grond onbegroeid blijft, zullen onkruiden snel de overhand nemen. Pesticiden gebruiken is niet langer toegestaan en werkt bovendien soms groeiremmend op de jonge aanplant zelf. Daarop kan geanticipeerd worden door, tot het moment waarop het bodemdichte
eindbeeld bereikt is, het onkruid minder kansen te geven. Het proefcentrum sierteelt in Destelbergen werkte hiervoor verschillende proefopstellingen uit. Samengevat leiden ze tot deze aanwijzingen, in volgorde van voorkeur: • dek naakte grond af om onkruid te voorkomen; • werk met strooisellagen van houtschors, gehakseld hout, cacaodoppen...;
De afdekking en/of de bewerking van grondlagen tussen jonge aanplantingen zijn altijd een tijdelijke oplossing.
30
Naakte grond afdekken - VVOG
Dichtgegroeide boomspiegels - VVOG
• verkies afbreekbare boven nietafbreekbare worteldoek; • bewerk de grond om onkruid te voorkomen of om opgekomen onkruid te verwijderen. Maar vertrek altijd vanuit de gedachte dat dit tijdelijke oplossingen zijn en dat de beplanting uiteindelijk de rol van bodembedekking moet overnemen. Dat kan door de juiste planten te kiezen en door er een beheer op toe te passen dat gericht is op een snelle bodembedekking (zie hoofdstuk 4, Beheer).
Pagina
Beheer
32
Beheer
Meestal is het voor de beheerder niet mogelijk om fout gekozen planten zo te beheren dat ze voldoen aan het vooropgestelde beeld en dat heeft meer te maken met onvoldoende plantenkennis dan met onvoldoende beheerkennis of –ervaring. Beheerders volgen opleidingen om de ‘groene erfenissen’ te beheren volgens de nieuwe visies. Die groene erfenissen zijn niet ontworpen volgens hedendaagse visies zoals hedendaagse ontwerpen niet aangepast kunnen zijn aan de visies die er over 10 of 20 jaar zullen zijn. Het is wel een plicht om als ontwerper op de hoogte te zijn
Het eindbeeld wordt maar bereikt als de bedoelingen van de inrichter, de aanlegger en de beheerder in dezelfde richting gaan. van de problemen die de beheerders ondervinden en er al vanaf het ontwerp op te anticiperen. Begin 1990 verschenen de eerste sensibiliseringsbrochures over een natuurvriendelijker beheer in openbare ruimten en privétuinen. Voor een mentaliteitswijziging is ongeveer 15 jaar tijd nodig. 20 jaar na die eerste brochures heeft iedereen, van leek tot ontwerper, wel
iets opgevangen over natuurvriendelijk beheer. Deelfacetten werden verder bestudeerd en in veel gemeenten werd met vallen en opstaan geëxperimenteerd. Zonder die experimenten zouden we niet staan waar we nu staan. De ontwerpers van nu moeten de thema’s kennen waarop het hedendaagse groenbeheer gericht is en die mee het eindbeeld bepalen.
Hoofdstuk 4
Wanneer de ontwerper zijn dossier klasseert en de aannemer zijn taak volbracht heeft, zijn de beheerders aan de beurt en dat nog voor een heel lange tijd. Is het dan niet logisch dat de beheerders samen met de bewoners en de gebruikers het laatste woord krijgen? Of een openbare ruimte als ‘geslaagd’ wordt bevonden door haar gebruikers hangt mee af van de inpassing en het beheer van het groen.
Werken naar eindbeelden Betekenis van eindbeelden Tijdens het planproces gaan ontwerpers en inrichters uit van toekomst- of eindbeelden. Voor de harde materialen wordt dat eindbeeld meteen tijdens de aanleg bereikt. Met beplanting is dat anders: de planten moeten groeien om het eindbeeld te bereiken. Het is een traag proces waar de beheerder een belangrijke rol in speelt. Voor het eindbeeld van bomen is er, afhankelijk van de soort, makkelijk een wachttijd van 12 jaar. Voor struiken bereikt u al na 2 à 5 jaar een goed beeld. Met grasvlakken wordt al na enkele weken een goed beeld bereikt. Vanuit een plan (2D) het gewenste eindbeeld (3D) realiseren, vraagt om een goede communicatie naar zowel aanleggers als beheerders en vice versa - VVOG
33
Beheer
Hoofdstuk 4
Ontwerpen van groenvoorzieningen worden veel beter wanneer ontwerper en beheerder al in de ontwerpfase met elkaar overleggen. Voor beheerders zijn die eindbeelden momentopnamen. Hun streefdoel is om de planten te beheren volgens hun functie, aangepast aan de situatie en ze in goede conditie te houden en dat is een evenwichtsoefening. Met levend materiaal werken betekent rekening houden met verandering. Bij duurzame bomen duurt het vaak een lange tijd voor het eindbeeld bereikt is. Maar eens het bereikt is, kan het lang behouden blijven. Voor andere beplantingen kan het te lang aanhouden van een bepaald beeld in conflict komen met de vitaliteit van de planten. Voor die beplanting is er regelmatig ingrijpen nodig, waardoor ze tijdelijk niet zal voldoen aan het gewenste eindbeeld.
Drie groepen van groen Om tot eindbeelden te komen, worden beplantingen ingedeeld in drie groepen:
• bomen; • houtachtigen: heesters, hagen, klimplanten, … ; • kruidachtigen: bermen, vaste planten, perkplanten, … . Zij vormen samen, in verschillende lagen, het eindbeeld.
Drie fasen van eindbeeldstadia Voor die drie groepen (bomen, houtachtigen en kruidachtigen) streeft de beheerder naar een eindbeeld. Daarin zijn drie fases te herkennen:
Beheer afgestemd op de groenfuncties Om tot een gewenst eindbeeld te komen, is wederzijdse communicatie tussen studiebureau en groenbeheerder heel belangrijk. Beplanting in een ontwerp voorzien zonder met de beheerders te communiceren, is nefast voor elk ontwerp. Wanneer enkele jaren na de aanleg blijkt dat het resultaat qua beeld niet is zoals gewenst, geven de ontwerpers maar al te graag als reden dat de mensen van de groendienst niet kunnen snoeien. In veel gevallen een onterechte uitspraak. Er is de voorbije decennia ontzettend geïnvesteerd in kwalitatieve opleidingen en de knowhow groeit nog elke dag. Maar sommige ontwerpen zijn niet beheerbaar naar het idee van de ontwerper.
Fase van eindbeeldstadia
Beheer
1 het eindbeeld is nog niet bereikt
vormen, begeleiden en vormgeven
2 het eindbeeld is bereikt
onderhouden en behouden
3 de planten zijn voorbij het eindbeeld
ingrijpen, verjongen of vervangen
De functies die een ontwerper toekent moeten ook voor de beheerder duidelijk zijn. De functies die beschreven werden in hoofdstuk 1, worden hier qua beheer toegelicht. Mobiliteit beïnvloeden Als het groen het fietsgebruik op bepaalde locaties wil stimuleren, moet het groenbeheer op die plaatsen gericht zijn op een aantrekkelijke, aangename en veilige sfeer.
Vormen tot 34
Leesbaarheid versterken Groeninrichtingen bepalen de leesbaarheid van een straat of andere ruimte. Als er in zo’n ruimte beplantingsvormen herhaald worden, dienen de beheerders daarvan op de hoogte te zijn zodat het beheer van die groenelementen overal hetzelfde is. Ook wanneer het beheer door verschillende ploegen wordt uitgevoerd, zoals bij lange doortochten. Dat is zeker het geval bij
Volwassen vorm VVOG
Fysieke barrière + overzichtelijk - VVOG
bij poorten, die soms ver van elkaar verwijderd liggen.
gewenst gedrag uitgelokt wordt, moet de beheerder dat volume voortdurend nastreven.
Gedrag beïnvloeden Groeninrichtingen bepalen het gedrag van de gebruikers van de ruimte. Door het juiste beheer kunnen ze die functie een jaar rond vervullen. Waar bv. via het volume van een beplanting een
90 l
50 l
Structuur versterken Groeninrichtingen kunnen structuren binnen een gemeente aan elkaar binden. Het is aan de beheerder om die wevende functie zo weinig mogelijk
Verbindingsweg
Inkom centrum
Sturende functie van groenvoorzieningen
70 l
te onderbreken. Op plaatsen waar het moeilijk is om de wevende functie van het groen te behouden, moet de beheerder extra middelen, tijd en geld inzetten om toch het gewenste beeld te bereiken.
Hoofdstuk 4
Aangename en veilige fietspaden stimuleren het nemen van de fiets ipv de auto - VVOG
Inkom gemeente
Centrum 35
Beheer Beheer afgestemd op de ruimtevormende aspecten Alleenstaande boom Alleenstaande bomen zijn eyecatchers. Hierdoor zijn ze heel beeldbepalend en dus ook waardevol. Het beheer dient secuur te gebeuren omdat ingrepen opvallen.
Hoofdstuk 4
Vorm en bloei - VVOG
Verkeersveiligheid verhogen Groenvoorzieningen die de verkeersveiligheid moeten verhogen, moeten zo beheerd worden dat ze: • afgestemd zijn op de gebruikers (bv. lage beplantingen in de omgeving van scholen); • het verkeer niet (overmatig) hinderen (soms kan ‘hinderen’ de doelstelling zijn bv. wanneer er een verkeersremmend effect gewenst is, maar meestal mag het groen niet hinderen zoals dat bv. het geval is bij hagen langs fietspaden); • hun verkeersremmend en –geleidend effect behouden. Leefbaarheid verbeteren Hiervoor verwijzen we naar het beheer van milieutechnisch groen.
Vakkennis is hierbij onontbeerlijk. Het is onvoldoende om op basis van een snoeigids alle planten van een soort in alle situaties hetzelfde te behandelen. Elke toepassing zal een aangepast beheer vragen en om dat beheer correct uit te voeren, is er veel inzicht nodig.
Bomenrij Het beheer van een bomenrij is gericht op het ritme dat bepaald wordt door de gelijkvormigheid en de gelijkjarigheid van de bomen. Fouten in vorm en leeftijd en grote onderbrekingen in dit ritme vallen op en verstoren het beeld. Toch hoeft de ontwerper niet angstvallig vast te houden aan een bepaalde afstand tussen bomen als er situaties zijn waar bomen op die afstand niet kunnen groeien. Het
Plant waar plaats is, niet waar de lat de maat aangeeft. Kleine onderlinge verschillen in plantafstand storen het beeld minder dan een slecht groeiende boom op de juiste afstand.
Esthetische functies uitoefenen Groen heeft ook een esthetische functie. Het genieten van groen moet mogelijk blijven. Daarom kan het beheer erop gericht zijn om de sierkenmerken van een beplanting in de kijker te zetten. Maar dat is ondergeschikt aan het streven naar de verkeersfuncties van het groen. Andere algemene groenfuncties Een beplanting heeft altijd meerdere functies. Zorg dat de beheerders op de hoogte zijn van zowel de specifieke als de bijkomende functies van het groen zodat ze hun beheer hierop kunnen afstemmen.
36
VVOG-wedstrijd Groene Lente, winnaar verkeersgroen 2010 - VVOG
Als er uitval is in de eerste jaren na de aanleg moet er ter vervanging gezocht worden naar een even groot exemplaar. Tussen oude, grote bomen kunt u de nieuwe aanplantingen best niet spreiden over verschillende jaren. Wat wel kan is tussenin alles gelijktijdig volplanten of vervangen. Eindkap is een oplossing wanneer de bomen niet meer voldoen aan het gewenste eindbeeld.
Bomendak/bomenkader Bij een gelijksoortig bomendak is het beheer vergelijkbaar met dat van een bomenrij of dreef. De dichtheid van het bomendak wordt bepaald door de soort en het beheer. Bomen kunnen via snoei uitgelicht worden.
Verkeerspoort Bij het beheren van bomen die de poort van een stad of gemeente aanduiden, zal het beheer gericht zijn op het behouden van het volume, ook al zijn deze poorten nooit gelijktijdig waarneembaar. De bomen van de poort moeten duidelijk te onderscheiden zijn van de andere bomen, o.a. door hun verschillend volume. Bovendien kunnen de bomen van de verkeerspoorten in verschillende geografische streken staan, waardoor de voedingswaarde van de bodem en bijgevolg ook de groeisterkte kunnen verschillen. Eenzelfde beheer volgens dezelfde cyclus is dus niet altijd mogelijk, maar ook niet wenselijk.
Bij een ongelijksoortig bomendak zal het beheer gericht zijn op de individuele kwaliteiten en de vitaliteit per soort. Als er door uitval nieuwe bomen voorzien moeten worden, kan dat zo goed als probleemloos omdat de ongelijkjarigheid minder invloed heeft op het algemeen beeld van het bomendak. Een ongelijksoortig bomendak zal meestal sowieso al tamelijk ongelijkvormig zijn.
Hoofdstuk 4
voordeel van het ritme van een bomenrij is dat foutjes in de onderlinge afstand door ons oog worden gecorrigeerd. Als de ontwerper dat weet, zal de geschiktheid van de standplaats méér dan de onderlinge afstand doorslaggevend zijn om de juiste plaats van de boom te bepalen.
Bermen Voor het beheer van bermen moet het wegbermbeheer gevolgd worden. Toch kan via monitoring van de soorten in die bermen het beheer aangepast worden. Dit aangepaste beheer kan zich bijvoorbeeld uiten in andere maairegimes (methode en tijdstip van maaien). Ook altijd kort gemaaide bermen kunnen een aangepast beheer krijgen als er bijvoorbeeld voor de belevingswaarde
Dreef Het beheer van een dreef is vergelijkbaar met het beheer van een bomenrij. Bijkomend gegeven is dat dreven soms een cultuurhistorische betekenis hebben. Het is daarom zinvol om al voor de aftakeling van de bomen nakomelingen te kweken zodat er bij de eindkap van een dreef snel terug een aanzienlijk volume met nieuwe, juiste bomen geplant kan worden.
Groene bedding - VVOG
37
Beheer
Hoofdstuk 4
voorjaarsbloembollen worden ingeplant. In dat geval gebeurt de eerste maaibeurt pas nadat het blad van de uitgebloeide bloembollen voldoende afgestorven is. Groene beddingen, parkings wachtruimtes Het beheer van deze inrichtingen is gericht op de kleur groen. Het beheer is vergelijkbaar met dat van gazons en/of bermen op niet-overrijdbare zones.
Het beheer van groenobjecten is in de eerste plaats afhankelijk van hun verkeersbeïnvloedende functie.
Eindbeeldbepalende thema’s Functioneel groen Groenobjecten die in het ontwerp voorzien zijn om invloed uit te oefenen op het verkeer zullen aangepast beheer vragen. De verkeersfunctie krijgt altijd voorrang op de esthetische functie van een beplanting. Enkele voorbeelden ter verduidelijking: Afremmen Bijvoorbeeld in een wijk waar strategisch ingepaste, forse lindes een verkeersremmend effect hebben, zal dit effect verminderen als de bomen sterk ingesnoeid worden, hoewel hun volume op de grond (de stam) hetzelfde blijft. Drastische snoeimethodes hebben invloed op het verkeer. De oplossing is om de bomen vaker te snoeien: een kleine hoeveelheid snoeien biedt veel voordelen tegenover sporadisch een grote hoeveelheid snoeien. Noodoplossingen zoals kandelaberen en kandelaren zijn te vermijden omdat deze beheersvormen leiden tot veel snoeien.
Voor
Het verkeersremmend effect vermindert wanneer bomen sterk ingesnoeid worden. - VVOG
Volume jaar rond behouden 38
Na
Goed beheer = volume behouden gedurende het hele jaar - VVOG
snoeikennis
Gebruik/functie: Veiligheid - Bochten <70cm 5m-5m
Gebruik/functie: Veiligheid Doorrijhoogte: Fiets 2,5m - Straat 4m
5m
5m
Begeleiden en/of afschermen Bijvoorbeeld brede groenbuffers naast gewestwegen hebben als functie de afscherming naar een woonwijk en worden cyclisch volgens de hakhoutmethode beheerd. Er is dan tijdelijk geen afscherming t.a.v. die woonwijk. Bijvoorbeeld in een middenberm wordt beplanting voorzien om het tegengestelde verkeer te scheiden. Dat volume in die middenberm moet zo lang mogelijk behouden blijven. Planten die in een vak staan, worden kort afgezet wanneer het eindbeeld overschreden is. De conditie van de planten bepaalt de lengte van de cyclus en die kan meerdere jaren omvatten. Tussen dat kort afzetten en het opnieuw bereiken van het eindbeeld zullen de planten enige tijd geen bufferende werking meer hebben voor het verkeer. Dat valt bij een lage beplanting in het bijzonder op in perioden met sneeuwval. Oplossingen: • planten kiezen die geen kortzetten of hakhoutbeer verlangen; • gefaseerde dunningen uitvoeren om altijd een minimaal volume te behouden; • de functie van het verkeersgroen invloed laten hebben op het tijdstip van snoei. Zo kunnen vak- en blokbeplantingen die kort worden afgezet best in het begin van de lente gesnoeid worden zodat ze zo snel mogelijk terug
Takvrije hoogte om onder bomen door te rijden - VVOG
Pesticidenvrij groenbeheer is evolueren van aanpakken naar voorkomen door met de planten zelf de concurrentie met onkruid, ziekten en plagen aan te gaan. het gewenste minimale volume bereiken. De lente is immers de periode van de groeispurt. Veiligheid Onder de veiligheid van groenvoorzieningen begrijpen we de fysieke veiligheid voor de weggebruiker, de beheerder en de sociale veiligheid. Verkeersveiligheid en sociale veiligheid bepalen mee het eindbeeld. Fysieke veiligheid voor de weggebruiker Boven een rijweg moet een takvrije ruimte van 4 m verzorgd worden, boven fietspaden is dat 2,5 m. Op hoeken van kruispunten moet de beplanting binnen een bepaalde zone op een maximale hoogte van 70 cm gehouden worden om het overzicht te behouden. Fysieke veiligheid voor de beheerder Streven naar fysieke veiligheid van de beheerder zal consequenties hebben voor de beplantingskeuze en de kostprijs
Hoofdstuk 4
Voldoende overzicht op de hoeken (>70cm hoogte) - VVOG
voor het beheer. Intensief te beheren beplantingen zullen gemeden worden op plaatsen met een hoge verkeersdruk. Als er toch gekozen wordt voor intensief onderhoud, zal dat gevolgen hebben voor de uitvoering van het beheer, zowel qua tijd als mogelijkheden. Het zal bijvoorbeeld soms noodzakelijk zijn om tijdens het beheer signalisatie te plaatsen. Dit is omslachtig en bijgevolg kostenbepalend. Sociale veiligheid Over dit thema is er al veel gepubliceerd. De beheerders van de beplantingen moeten er voor zorgen dat er voldoende interactie tussen het verkeer en de omgeving mogelijk blijft en omgekeerd.
Pesticidenreductie De reglementering In 2004 ging als gevolg van het pesticidendecreet de campagne Zonder is gezonder van start. Daarin staat dat alle openbare besturen uiterlijk tegen
De ontwerper moet planten kiezen die afgestemd zijn op het pesticidenvrij beheer. 39
Beheer
Neem het licht weg van de bodem en vermijd naakte grond. De oplossingen Pesticiden werden (en worden) gebruikt omdat ze snel en efficiënt zijn tegen onkruid, ziekten en plagen. Het groen pesticidenvrij beheren betekent dat we bestrijding moeten ombuigen naar beheersen en beter nog naar voorkomen. Het beheer moet dus evolueren van aanpakken naar voorkomen. De planten zelf kunnen de concurrentie met onkruid, ziekten en plagen aangaan, op voorwaarde dat ze in een goede
Hoofdstuk 4
31 december 2014 hun publieke ruimte pesticidenvrij moeten beheren en onderhouden. Het voorbije decennium hebben heel wat gemeenten hierrond geëxperimenteerd. Daaruit kan geleerd worden. Goed of slecht beheer is vooral afhankelijk van de kennis van de ontwerper. Of een beplanting voldoende snel- en dichtgroeiend is om ze zonder pesticiden te kunnen beheren, is ook een kwestie van voldoende plantenkennis en een goed inschattingsvermogen van de
Verhoogde plantaantallen, versterkte randen - VVOG
groeiverwachtingen van die plant op die plaats. De realiteit Pesticidenvrij beheer gaat gepaard met investeringen in nieuwe machines, opleidingen voor iedereen die met de openbare ruimte bezig is en vaak een verhoging van het aantal manuren. Maar als gevolg van de huidige besparingen zullen er inspanningen op alle niveaus gedaan moeten worden. Zo zal de ontwerper voortaan de beplantingen moeten kiezen afhankelijk van de mogelijkheden van de beheerders en afgestemd op dat pesticidenvrij beheer. Kortom: denk ecologisch en economisch.
40
conditie verkeren. Wanneer planten op een geschikte standplaats en in de beste omstandigheden groeien en de aanleg en het beheer ervoor zorgen dat die planten in die goede conditie kunnen blijven, is succes al in grote mate verzekerd. Onkruid Onkruid is een verzamelnaam voor planten die op een bepaalde plaats ongewenst zijn. Dat betekent dat alle planten onkruiden kunnen zijn maar vaak gaat het om pionierssoorten die razendsnel op naakte grond kunnen kiemen. Een tweede belangrijke groep
zijn de wortelonkruiden die via hun sterke, vlezige wortels grote oppervlaktes kunnen inpalmen. Onkruiden zijn meestal gewoon sterke planten die snel kunnen reageren op een veranderende situatie, daar waar de voorziene beplanting vaak iets trager is. De uitzaaiende onkruiden zijn met een goede aanpak vrij goed te voorkomen. Die aanpak is gebaseerd op het kenmerk dat pionierssoorten licht verkiezen boven schaduw. Wordt het licht van de bodem weggenomen, dan worden de groeimogelijkheden voor deze onkruiden gering. Dat is mogelijk op twee manieren: • Afdekken door hakselhout, schors, doek, kruidlaag … toe te passen bij de aanplanting. Dit is wel een tijdelijke oplossing tot de beplanting die rol van bodembedekking overneemt. • Volledige dekking door planten. De planten nemen door hun groeiwijze en/of het beheer zelf het licht weg van de bodem. De plant- en beheerskeuze is dan heel belangrijk: planten moeten de potentie in zich hebben om de grond te bedekken of moeten zo beheerd worden dat ze de grond bedekken. Ideaal is wanneer de planten net zo groot worden als de te bedekken oppervlakte zodat er nauwelijks snoeiwerken nodig zijn. Maar de praktijkervaring leert dat beplantingen die in directe relatie staan met verkeer meestal niet de kans krijgen om volledig uit te groeien. Om planten volledig en snel de grond te laten bedekken, kunnen ze in hoge aantallen aangeplant worden. Op de randen van een beplanting is er steeds het meeste lichtinval. Om dat te voorkomen, is het best de plantdichtheid op de randen op te drijven en daar de grootste en/of best vertakte planten te plaatsen. Bedoeling is dat de planten voldoende hoog en dicht zijn om onkruidgroei te voorkomen. Dat helpt ook om te vermijden dat er door de beplanting
Verhoogde plantaantallen, versterkte randen en goede snoeimethodes dragen samen bij aan pesticidenvrij groenbeheer.
Door bovendien een goede vormingssnoei (beginsnoei) toe te passen op het juiste moment worden de planten gestimuleerd om sneller en meer vertakt dicht te groeien. Door onderhoudssnoei worden de planten in goede conditie gehouden en blijft het volume behouden. Na enige tijd zal zich een verjongingssnoei opdringen. Die snoei moet op het juiste moment gebeuren om zo snel mogelijk terug volume te bereiken zodat de beplanting het onkruid de baas kan. In verkeerssituaties is dat meestal in het begin van de lente, bij de groeispurt. Voor het juiste moment, de methodes van verjongen en de uitzonderingen hierop verwijzen we naar de groenopleidingen. Deze aanpak kunt u het best onmiddellijk bij de aanplant toepassen. Eerst te weinig planten voorzien en achteraf bijplanten geeft problemen: in veel gevallen zal de reeds aangelegde beplanting de concurrentie met de snel opkomende onkruiden niet aankunnen. Deze aanpak is echter weinig gekend bij ontwerpers en aannemers waardoor beheerders na oplevering van de werken een beplanting moeten beheren die al drie jaar oud is maar die niet de normale groeivorderingen gemaakt heeft. De aanpak ‘licht wegnemen van de bodem door planten’ is toepasbaar voor heesters en vaste planten maar niet voor bomen. Om onder bomen een pesticidenvrij beheer te verzekeren, moeten er volgens deze methode onder de bomen beplante boomspiegels aangelegd worden. De wortelonkruiden vormen een groter probleem omdat zij vaak wel in schaduw kunnen gedijen. Bij de aanleg moet er in het bijzonder op gelet worden dat de grond vrij is van die onkruidwortels. Blijkt na aanleg toch het ene of andere wortelonkruid op te rukken, dan bestaat de beste beheermethode er meestal in van een doorgedreven maai- of wiedbeheer tot aan de uitputting van de plant toe te passen. In sommige gevallen
is de beplanting niet meer te redden en is zelfs heraanleg nodig. Dat gebeurt bij voorkeur met een sterkere, houtachtige soort die (net) hoger wordt dan de wortelonkruiden. Bij wortelonkruiden bestaat het pesticidenvrij beheer uit uitputting. Ziekten en plagen Ziekten en plagen hebben bij planten net zoals bij mensen en dieren meer kans op slagen als er onvoldoende weerstand geboden wordt. Vaak zijn planten aangetast omdat ze zich in een toestand van ‘stress’ bevinden. Sommige planten
volgende selectiecriteria in acht genomen worden: • Gebruik voldoende inheemse plantensoorten omdat zij een gunstige invloed hebben op de biodiversiteit (fauna en flora) wat op haar beurt weer invloed heeft op de beheersing van ziekten en plagen. Op plaatsen waar de omstandigheden zich niet lenen voor inheemse soorten kiest u voor ‘de best aangepaste exoot’. • Verkies resistente of minder gevoelige variëteiten boven gevoelige variëteiten. • Maak plantensamenstellingen waarin voldoende planten aanwezig zijn die
Hoofdstuk 4
gelopen of gereden wordt (zie pagina 42, Vandalismebestendig groen).
Diversiteit kan in soorten, maar ook in beheer - VVOG
Zorg voor voldoende diversiteit zowel in soorten als in beheermethodes. zijn bovendien gevoeliger voor ziekten en plagen dan andere. Er is een informatiemoment over goede praktijkvoorbeelden voor de aanpak van ziekten en plagen in de openbare ruimte uitgewerkt door PCS (ProefCentrum voor Sierteelt) en VVOG (Vereniging Voor Openbaar Groen). Ontwerp: geschikte plantenkeuze De plantenkeuze moet afgestemd worden op het eindbeeld dat de ontwerpers voor ogen hebben, op de groeiplaatsomstandigheden en op het gewenste beheer. Daarbij kunnen, afgestemd op pesticidenvrij beheer, de
een grote diversiteit aan nuttige organismen kunnen aantrekken, herbergen en in stand houden. • Zorg voor migratiemogelijkheden voor fauna en flora. • Beperk het gebruik van waardplanten voor schadelijke organismen. Al deze criteria leiden samen tot het besluit dat monoculturen en eilanden van groen best vermeden worden. Dat kan door te zorgen voor voldoende diversiteit in zowel soorten planten als in beheermethodes. Wanneer dan toch een ziekte of plaag de kop opsteekt, is slechts een stukje van het eindbeeld verloren.
41
Beheer
Hoofdstuk 4
Vandalisme bestrijden door de plantmethode ‘beplanting op slot’. Aanleg Ook tijdens de aanleg kunt u best al rekening houden met het pesticidenvrij beheer achteraf. Dat doet u door kwalitatief plantmateriaal aan te schaffen, een kwalitatieve aanleg te voorzien en door goede groeiplaatsomstandigheden te crëeren. Als de aanleg gebeurt met kwaliteitsvol plantenmateriaal vergroot de kans op succes. Met slecht plantenmateriaal blijft de kans op slagen gering. Het is dus belangrijk om de kwaliteit van het materiaal in het bestek gedetailleerd te beschrijven en niet te besparen op kwaliteit. Beheer Bij pesticidenvrij beheer zal de beheerder als volgt te werkt gaan: • De beheerder zal de juiste methode op het juiste tijdstip toepassen om de plant zo gezond mogelijk te houden. Dat is conditiebeheer. Hij zal hiervoor methodes moeten kennen en kunnen toepassen. Zo zal hij snoeien op het juiste tijdstip zodat wonden op tijd dichtgroeien. Hij zal soorten die gevoelig zijn voor bepaalde aantastingen niet snoeien op momenten dat die aantastingen aanwezig kunnen zijn. • De beheerder zal de groeiplaatsomstandigheden verbeteren als blijkt dat die de oorzaak van de problemen zijn, als de planten door de groeiplaatsomstandigheden in stress komen. Die verbeteringen kunnen bestaan uit een opwaardering tot zelfs een herinrichting van de groeiplaats. • De beheerder zal aangetaste planten(delen) verwijderen of bewerken (bv. branden of zuigen van de processierups). • De beheerder zal gebruik maken van nuttige organismen door ze aan te trekken en in stand te houden. Dat doet hij door te variëren in beheermethodes en tijdstippen. • De beheerder zal waardplanten van aantastingen op het juiste tijdstip beheren (bv. Meidoorn snoeien in de
winter zodat er minder kans is op bacterievuur).
Vandalismebestendig groen Onder vandalisme in groen verstaan we o.a. door beplanting rijden, fietsen en lopen, parkeren in zones die daar niet voor voorzien zijn, zwerfvuil achterlaten, planten vernielen en planten(delen) verwijderen. Het zorgt zowel voor onveilige situaties als voor onverzorgde eindbeelden. Dat laatste werkt dan weer het onveiligheidsgevoel in de hand waardoor mensen een ander gedrag vertonen in deze ruimte. Via ontwerp, aanleg en beheer kan veel vandalisme vermeden worden. In het verleden werd vandalisme beschouwd als een te bestrijden kwaad dat aangepakt moest worden als het zich voordeed door te sensibiliseren, te straffen en te beboeten. Deze methodes blijven actueel maar er wordt nu vooral gezocht naar methodes die vandalisme voorkomen omdat dat meer resultaat oplevert.
Aanleg Tijdens de aanleg kunnen bepaalde vormen van vandalisme zoals doorlopen en zwerfvuil verhinderd worden door hoge plantdichtheden, door de beste planten op de randen te planten en door de hoeken te beschermen. Deze plantmethode heet ‘beplanting op slot’. Aangepast beheer Pesticidenvrij onkruidbeheer zal ook vandalisme helpen voorkomen. Vormingssnoei doet planten zo snel mogelijk het gewenste volume krijgen: snoeien doet groeien. Bij vakbeplantingen van heesters kan het snoeien gebeuren volgens de ‘lasagnetechniek’ waarbij gestreefd wordt naar sterke vertakking. Deze techniek is goed toepasbaar op sterkgroeiende planten met veel vertakking aan de basis en houdt in dat er in laagjes wordt gewerkt tot aan het eindbeeld. Die laagjes worden opgebouwd door te snoeien wat resulteert in groei en vertakking. Het onderhoud bestaat er in van stevig volume te bekomen en te behouden. Als er verjonging nodig is, kunt u dat het best doen op het moment dat er zo snel mogelijk terug volume verkregen wordt.
Vandalisme bestrijden door volume te creëren en te behouden.
Groene ‘plinten’ aan de randen van een beplanting - VVOG
42
Ontwerp In de ontwerpfase moeten planten gekozen worden die na vernieling snel herstellen.
Om doorlopen van het groen te voorkomen, kunt u best ook een aantal maten voor beplantingsvakken respecteren. Conditie en waardebepaling van bomen De conditie van bomen bepalen, wordt aangeleerd in diverse opleidingen. De waardebepaling van bomen wordt meestal gedaan aan de hand van de Uniforme Methode voor Waardebepaling van Bomen (zie www.vvog.info). Wanneer bomen beschadigd worden, wordt de schade bepaald. Er volgt een oordeel over de conditie, het mogelijk herstel en de stabiliteit. Vervolgens wordt beslist of verzorging nog mogelijk en zinvol is en of er (en zo ja welke) schadevergoeding betaald moet worden. Want de beschadiging kan gebeuren door aanrijding of bij wegenwerken maar ook door weersinvloeden zoals blikseminslag.
Onderhoudsvriendelijk groen Ook de technische diensten en de groendiensten ondervinden de invloed van de economische crisis. De rijkelijke investeringen in machines en andere uitrustingen tijdens de jaren 60 en 70 van de vorige eeuw zijn vandaag niet meer haalbaar of aanvaardbaar. Het intensieve beheer van toen is onbetaalbaar geworden. Maar de aanplantingen van de vorige generatie moeten beheerd worden door de huidige generatie. Het beheer van die beplantingen is niet altijd om te buigen naar een extensiever beheer. Maar kleine ingrepen in bestaande
beplantingen kunnen toch een verschil maken en gaan vaak gepaard met een van de reeds behandelde thema’s. Zo besteedt een groenbeheerder tegenwoordig vrij veel tijd aan het ruimen van zwerfvuil. Kan door het toepassen van de methodes, beschreven onder het hoofdstuk Vandalismebestendig groen, de hoeveelheid zwerfvuil verminderd worden of de frequentie van zwerfvuil ruimen verlaagd, dan draagt dat bij tot de onderhoudsvriendelijkheid van een beplanting. Hierna lichten we enkele voorbeelden van aanpassingen aan bestaande beplantingen en beheer toe.
kwaliteitsvoller, goedkoper en makkelijk inpasbaar in de planning is. Heesters en kruidachtige: plintbeplantingen Plintbeplantingen krijgen een verfijnd, intensiever onderhoud door ze bijvoorbeeld te scheren als een haag of blok. De dichte beplanting op de voorgrond neemt het licht weg op de bodem waardoor onkruidgroei wordt tegengegaan. Daarmee worden wiedbeurten, die als onaangenamer werk dan snoeiwerk worden beschouwd, verminderd (zie ook pesticidenreductie). De beplanting erachter mag losser groeien en onder die hogere beplanting kan zelfs
Verricht zo weinig mogelijk werk met een zo groot mogelijk resultaat, dat is slim en economisch. Bomen: begeleidings- en onderhoudssnoei versus achterstallige snoei Groendiensten kunnen op regelmatige basis, op vrij korte tijd, met beperkte middelen en signalisatie in eigen beheer de begeleidingssnoei van bomen uitvoeren. Hierbij wordt slechts een beperkte hoeveelheid (maximum 20%) van de boom gesnoeid. De bomen zullen rustig reageren op de begeleidingssnoei waardoor de invloed van de ingreep op de conditie van de plant tot een minimum beperkt blijft. Wanneer diezelfde laanbomen echter door uitgesteld beheer uiteindelijk drastisch moeten worden gesnoeid (achterstallige snoei), zijn daarvoor vaak grote machines en uitgebreide veiligheidsmaatregelen nodig. Dat omslachtig werk wordt meestal uitbesteed aan gespecialiseerde firma’s omdat de eigen diensten het niet mee kunnen opnemen in hun planning of omdat ze er niet de middelen of de specifieke kennis voor hebben. Bovendien is het gevolg van dit soort beheer dat er nog twee à drie gelijkaardige snoeibeurten nodig zijn om de bomen terug in goede conditie te brengen. Dat is te vermijden door tijdig de begeleidingssnoei en daarna de onderhoudssnoei toe te passen. Aan het einde van de rit zal bovendien blijken dat de begeleidings- en onderhoudssnoei
ongemerkt ‘onkruid’ groeien. Deze aanpak is economisch en wellicht ook redelijk ecologisch. Maar belangrijker nog is dat het een verzorgd beeld oplevert dat in de smaak zal vallen van de gebruikers.
Hoofdstuk 4
Aangepaste beplantingsvormen Bijzonder aangepaste beplantingen zijn de ‘plintbeplantingen’. Zoals een plinttegel als randafwerking van een vloer en pleisterwerk dient, zo kunnen lage beplantingen als plint fungeren tussen verharding en hogere beplantingen. De lage beplanting op de voorgrond verhindert doorlopen en inrijden en houdt zwerfvuil en honden tegen. Mocht er zwerfvuil in de hogere beplanting achter de plint liggen, dan zien de voorbijgangers dat niet. Dat is interessant omdat de aanwezigheid van zwerfvuil leidt tot meer zwerfvuil.
Heesters: werkgangen In ontwerpen worden wel eens beplantingen voorzien die, om het eindbeeld te bereiken, geschoren moeten worden. Het bereik van heggenscharen is echter beperkt. Afhankelijk van het bereik van de beschikbare heggenscharen zal de beheerder soms onopvallende werkgangen in de beplanting moeten maken. Wil de ontwerper deze werkgangen vermijden, dan zal hij voor de maatvoering van de blokbeplantingen rekening moeten houden met het maximale bereik van de heggenscharen. Bermen: extensief maaibeheer versus intensief snoeibeheer Het beheer van hellende terreinen is voor de werkhouding altijd moeilijker dan het beheer van vlakke terreinen. Als op talluds of oevers wordt gekozen voor bermbeheer volgens een extensief machinaal maaibeheer, is dat minder arbeidsintensief dan handmatig snoeibeheer op lage heesters. Bovendien leiden goede bloemenweidesamenstellingen tot een hogere biodiversiteit en een hogere
43
Beheer belevingswaarde. In de overgangszones tussen landelijke gebieden en stedelijke omgevingen brengen ze de natuur dichter bij de stad. Maar voor welke beplantingsvorm men ook kiest, de veiligheid voor de weggebruikers blijft prioritair.
Afvalarm groen
Hoofdstuk 4
Afvalverwerking is heel kostelijk en dat geldt ook voor groenafval. Voorkomen van afval krijgt volgens de Ladder van Lansink prioriteit en als dat niet kan moet het afval gerecycleerd worden.
Onopvallende groenafvalverwerking Bomen Tijdens de bladval van laanbomen regent het klachten bij de gemeentelijke groendiensten. Stoepen, straatkolken en goten vol met bladeren moeten geruimd worden. Als er in de omgeving van die bomen beplantingen zijn die dicht genoeg zijn om bladeren vast te houden, kan die beplanting dienst doen als bladkorf door de gevallen bladeren onder en in die beplanting te blazen. De bladeren kunnen ter plaatse verteren en composteren, ze dekken de bodem af (zie ook pesticidenreductie) en ze zijn de
Als alle voordelen van afvalarm groenbeheer in rekening gebracht worden, is het een meerwaarde voor ontwerper en beheerder Voor veel groenobjecten is recycleren ter plaatse of in de nabije omgeving van het groenobject mogelijk en zelfs wenselijk. Door organisch materiaal zoals snoeiafval of bladeren zo veel mogelijk ter plaatse te verwerken, blijft de mineralenkringloop gesloten. Dat vraagt bijkomende inspanningen van de beheerders maar het loont om de verwerking van afval ter plaatse af te wegen tegenover de aanvoer van meststoffen. Behalve economisch is deze aanpak ook milieugericht. De verwerking van het afval ter plaatse kan geordend worden in twee groepen die we hierna illustreren met voorbeelden.
winterjas voor de beplanting. In de eerste jaren van het beheer zal de compostering eerder traag gaan maar als er na enkele jaren voldoende micro-organismen aanwezig zijn, zal de compostering steeds sneller gaan en de hinder van bladeren die uit de beplanting ontsnappen, zal steeds geringer worden. Struiken Struiken worden gesnoeid voor functionele, esthetische en andere redenen. De takken die vrijkomen moeten niet afgevoerd worden als ze fijn genoeg zijn. Als ze niet fijn genoeg zijn, kunnen
ze fijn genoeg gemaakt worden door ze te verhakselen of door ze in lagen af te snoeien. Dat fijn materiaal kan perfect tussen de struiken gestrooid worden. Ook hier zal de compostering steeds sneller verlopen. Op sommige plaatsen kunnen ook grotere stukken hout blijven liggen. Deze kunnen dienst doen als insectenhotel. Kruidachtigen Jarenlang werden kruidachtige beplantingen voor de winter opgeruimd en proper gemaakt. De huidige inzichten leren dat afgestorven kruid een isolerende winterbescherming vormt voor de wortels waarmee de planten de winter moeten overleven. Bovendien zal aan het einde van de winter het grootste deel van het afgestorven kruid vergaan zijn. Het afval is dus gereduceerd. Een belangrijk voordeel is dat ook de biodiversiteit verhoogt want in de holle, uitgedroogde stengels kunnen kleine organismen zoals insecten overwinteren. Opvallende groenafvalverwerking Groenafval kent ondertussen heel wat nieuwe, creatieve toepassingen zoals boomschijven, vlechtwanden, snipperwanden en takkenrillen. Een schanskorf vervangen door een snipperkorf, een neergelegde boomstronk als middel om doorrijden te voorkomen … het zijn economisch-ecologische oplossingen die bovendien heel esthetisch kunnen zijn.
Besluit Natuur- en milieuvriendelijk groenbeheer heeft tot nieuwe inzichten geleid bij zowel de ontwerper als de beheerder. Deze ommekeer naar ecologischer groenbeheer die oorspronkelijk een last
44
leek, bleek economische, ergonomische en sociale voordelen te bieden. Zoveel voordelen zelfs dat deze aanpak na 20 jaar niet alleen ecologisch maar vooral ook logisch is. Het is dan ook niet meer
dan normaal dat veilig en architectonisch groen voor verkeerssituaties ook ecologische beheermethodes toelaat.
Bronnen • ANB (2008) Technisch vademecum bomen. • Bennink, P. (2010). Moderne groeiplaatsinrichtingen vergeleken. In Tuin&Landschap,15, p.38-39. • OBIS (1988) Bomen in straatprofiel. OBIS, VHB en CROW. ’s Gravenhage, Uitgeverij van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten. • SVT (1986) Verkeer en Groen in het stedelijk gebied. Studiecentrum Verkeerstechniek. ’s Gravenhage, Uitgeverij van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten. • www.vvog.info -Uniforme methode voor waardebepaling van straat-, laan- en parkbomen behorend tot het openbaar domein. • http://edepot.wur.nl/199315 - Hop, M.E.C.M.(maart 2012). Zoutgevoeligheid van boomkwekerijgewassen. • IPC Groene Ruimte (2006). Stadsbomen Vademecum – Groeiplaatsaspecten. • Bronnen beheer: • Vereniging voor openbaar groen: cursussen, studiedagen, onderzoeken … • Proefcentrum Sierteelt: cursussen, studiedagen, onderzoeken …
Colofon n Auteur:
n Coördinatie vormgeving:
Kathleen De Clercq is docent bij de PHL Departement Bio, Groenmanagement
Piet Minten is docent aan het Provinciaal Centrum voor Volwassenenonderwijs, afdeling Verkeerskunde Diepenbeek en aan de Erasmushogeschool Brussel, afdeling Landschapsarchitectuur, departement Jette. Hij is ook zaakvoerder van Buro 4D te Gent.
Ingrid Geeraerd (VSV) en Stijn Dergent (VSV) n Foto’s: • Piet Minten • Vereniging voor Openbaar Groen (VVOG) • ANB (2008) Technisch vademecum bomen. • IPC Groene Ruimte (2006). Stadsbomen Vademecum – Groeiplaatsaspecten.
Bea Toppet is docent groenmanagement aan de Provinciale Hogeschool Limburg (PHL)
De foto’s bij de teksten geven niet perse de bestaande situatie weer, maar dienen vooral als illustratie bij de tekst.
Peter Vandyck is lesgever en adviseur bij de VVOG Vereniging Voor Openbaar Groen en docent bij de PHL Departement Bio, Groenmanagement
n Tekstrevisie:
Peter Cokelaere, Projectcoördinator publieke ruimte bij de stad Mechelen, Dienst Ruimtelijke Planning en Mobiliteit Kirsten De Mulder (VSV) Kurt Marquet (VSV)
n Eindredactie:
Ingrid Geeraerd (VSV) en Stijn Dergent (VSV)
n Concept, pre-press en druk:
FBD - www.fbd.be
n Verantwoordelijke uitgever:
Jan Peumans Louizastraat 40, 2800 Mechelen
n Depotnummer: D/2012/8258/11 Mechelen, augustus 2012
Niets uit deze uitgave mag, op welke wijze dan ook, worden overgenomen zonder de uitdrukkelijke schriftelijke toestemming van de uitgever.
45
Vlaamse Stichting Verkeerskunde Louizastraat 40, 2800 Mechelen Tel. 015 44 65 50 Fax 015 44 65 59
[email protected] www.verkeerskunde.be