Groen wil fundamentele hervorming van de pensioenen: Basispensioen werkt 22% armoede bij ouderen weg 0
Voorstel Impulscongres
Zaterdag 19 en zondag 20 oktober vindt het tweedaagse congres van Groen plaats in Brugge. Met dit congres willen de groenen hun partijprogramma rond het socio-economische uitdiepen en concretiseren. De vier pijlers zijn: fiscaliteit, werk en ondernemen, loopbanen, klimaat en gezondheid. Onderstaand voorstel dat deel uitmaakt van het pakket ‘loopbanen’ dat werd uitgewerkt door de partij onder leiding van kamerlid Wouter De Vriendt en zal ter stemming worden voorgelegd op het congres.
1
Inleiding
Groen maakte de voorbije weken enkele voorstellen bekend om langer werken mogelijk te maken en daarbij meer te rekenen in loopbaanjaren dan een vaste pensioenleeftijd. Maar een leven lang werken is met het huidige pensioensysteem niet langer een garantie op een zorgeloze oude dag. De langere en meer kwalitatieve loopbaan blijft een lege doos als daar op het einde geen volwaardig pensioen dat mensen uit de armoede houdt, tegenover staat. Meer dan 20% van de 65+’ers belanden vandaag in armoede. Groen voert de strijd tegen de armoede onder gepensioneerden op en wil een menswaardig inkomen voor ouderen, ongeacht de loopbaan. Tegelijk wil Groen een transparant en rechtvaardig systeem met twee elementen: een basispensioen en een bovenbouw a rato van de gewerkte jaren. De eerste brede sokkel is een basispensioen voor iedereen, onafhankelijk van het aantal gewerkte jaren, dat iedereen boven de armoededrempel moet tillen. Een basispensioen bedraagt 1000 euro, behalve voor iemand die geen enkel jaar gewerkt heeft en samenwoont, die krijgt 750 euro (voornamelijk huisvrouwen). De bovenbouw wordt bepaald op basis van het aantal gewerkte jaren en hanteert het principe: werken loont. Hoe meer je hebt gewerkt, hoe groter je bijkomend pensioen. Deze werkbonus komt bovenop het basispensioen. Onze samenleving heeft robuuste pensioenen nodig om de schrijnende armoede bij ouderen definitief uit de samenleving te bannen. Ook de onrechtvaardigheden moeten uit het systeem: de verschillen tussen werknemers en ambtenaren doven geleidelijk uit en het systeem is voor iedereen transparant en eenvoudig, zodat mensen die hun rechten minder goed kennen niet langer uit de boot vallen. 1
2
Voorstellen a. Een universeel basispensioen dat armoede voorkomt
Een universeel basispensioen dat overeenkomt met het bedrag van de armoededrempel garandeert dat mensen op pensioengerechtigde leeftijd niet onder de armoedegrens belanden. Anno 2013 gaat het over 1000 €, behalve voor wie geen enkel jaar gewerkt heeft en samenwoont, die krijgt 750 euro. Dit basispensioen staat verder los van de afgelegde loopbaan. Het garandeert het recht op een menswaardige oude dag voor iedereen. Het basispensioen betekent een belangrijke administratieve vereenvoudiging. Het bestaansmiddelenonderzoek bij de Inkomensgarantie voor Ouderen (IGO) is dan niet meer nodig, evenmin als de complexe berekening van het minimumpensioen. Het leidt tot een uiterst efficiënte automatische rechtentoekenning: gepensioneerden vallen niet meer uit de boot omdat ze hun rechten niet kennen. De meerkost wordt gefinancierd via de uitdoving van de gezins-, echtscheidings- en overlevingspensioenen, de afbouw van fiscale prikkels voor de derde pijler, de besparing op de administratie en een beperking van de gelijkgestelde periodes. Het universeel basispensioen wordt gekoppeld aan het verblijf, zoals in Nederland. Daar bouw je basispensioen (AOW) op per jaar dat je in Nederland verblijft tussen 15 en 65 jaar, anders 2% minder per jaar verblijf minder. Wie later in België aankomt, heeft vaak al een pensioen opgebouwd in land van herkomst. Indien niet, bestaat er nog een (marginale) bijstandsregeling, bijvoorbeeld leefloon op basis van middelentoets. b. Bovenbouw: werken loont Werken loont voor het pensioen. Bovenop het universele basispensioen groeit het pensioen met elk gewerkt jaar: dit vormt de bovenbouw van het wettelijke pensioen. Deze bovenbouw wordt berekend op basis van het aantal gewerkte uren en van het loon tijdens de loopbaan, zoals nu het geval is in het pensioenstelsel. Zo garanderen we niet alleen dat mensen uit armoede blijven, maar ook dat ze met hun wettelijke pensioen een goede levensstandaard kunnen aanhouden. Nu zijn er vaak mensen die wel een aantal jaren gewerkt hebben, maar die daarmee nog ver onder de armoedegrens belanden (en dan soms een aanvulling krijgen van de bijstand (IGO)). De gelijkgestelde periodes -dit zijn de niet-gewerkte periodes die meetellen voor het pensioen-, worden gedeeltelijk gedekt door het basispensioen. Daarom verminderen we de mate waarin ze meetellen voor het pensioen in de bovenbouw. c. Rechtvaardig systeem beschouwt ambtenaren, werknemers en zelfstandigen als gelijken Twee personen die hetzelfde werk doen, en dat even lang doen, bouwen voor de toekomstige loopbaanjaren een gelijkwaardig pensioen op in de bovenbouw. De verschillen tussen werknemers en ambtenaren doven geleidelijk uit. We verlaten het principe van het pensioen als uitgesteld loon voor ambtenaren en vervangen dit waar nodig door een voldoende concurrentieel beloningspakket. Het budgettaire volume dat in het verleden werd ingezet voor werknemers- en ambtenarenpensioenen wordt herverdeeld over alle gepensioneerde werknemers en ambtenaren. Op langere termijn streven we ook naar een meer gelijkwaardig pensioen voor zelfstandigen. Dit wordt gekoppeld aan een meer gelijkwaardige bijdragenheffing. 2
3
Waarom het basispensioen?
• Huidige minima zijn te laag, wat resulteert in 22% armen onder de senioren. De onderkant van de pensioenen moet omhoog. • Universeel basispensioen is cruciaal om armoede bij ouderen uit te roeien. Die armoede ligt nu op 22%. In Nederland, waar er in de eerste pijler ook een basispensioen bestaat, ligt armoede de helft lager dan in België (10%). Landen met een basispensioen doen het over het algemeen beter op het vlak van armoedebestrijding bij ouderen dan landen met een ander stelsel. • De IGO ligt onder de armoedegrens en heeft te kampen met ‘ondergebruik’ en administratieve rompslomp: je moet de IGO aanvragen en niet iedereen weet dat hij er recht op heeft. Er wordt wel werk gemaakt van automatische rechtentoekenning, maar enkel voor de nieuwgepensioneerden. Er is nog een enorme achterstand op dit vlak, wat de administratieve inspanning om IGO toe te kennen illustreert. Gebeurt ook in veel mindere mate voor gepensioneerden die een verandering in inkomsten hebben eens ze gepensioneerd zijn. Dit blijft daarom een complexe, administratief veeleisende opgave. • Andere minima (minimumpensioenen/minimumrecht per loopbaanjaar) bieden onvoldoende zekerheid in het geval van onderbroken, onvolledige en/of deeltijdse loopbanen. Nochtans worden loopbanen vaak onderbroken voor maatschappelijk waardevolle maar onbetaalde zorgarbeid. Universeel minimumpensioen is een manier om ook dit te waarderen. Er zijn ook problemen met de toepassing van minimumregelingen in het geval van gemengde loopbanen. Minimumrecht per loopbaanjaar geldt enkel voor werknemers. • Welvaartsaanpassingen zijn nu zeer gefragmenteerd, inconsistent en niet transparant (nu eens de oudste pensioenen, dan weer de laagste pensioenen, verhoging minimumpensioenen enkel voor de nieuw-gepensioneerden,...) • Er zijn gelijkgestelde periodes (periodes waarin men niet werkt, maar toch pensioenrechten opbouwt), maar de invulling daarvan gebeurt niet altijd even rechtvaardig: - Zo wordt deeltijds werk soms wel, soms niet gelijkgesteld (wel bij thematisch verlof en gemotiveerd tijdskrediet, niet bij ‘gewoon’ deeltijds werk). Universeel basispensioen lost dergelijke onrechtvaardigheid op. - Gelijkstelling gebeurt vaak op basis van vorig loon (niet meer voor langdurige werkloosheid en brugpensioen). Wie voorheen een hoog loon kreeg en daarna in een gelijkgestelde periode terechtkomt krijgt daarom soms meer pensioen dan iemand die is blijven werken tegen een laag loon. Kortom: het universeel basispensioen is een transparante, administratief eenvoudige en rechtvaardige oplossing en wordt jaarlijks voor iedereen aangepast in functie van de evolutie van de armoedegrens. Het lost ook de problemen op van moeizame communicatie tussen de verschillende stelsels in geval van gemengde loopbanen.
3
Slotbemerking: Wat dan met erg rijken die ook basispensioen krijgen? Is dat geen geldverspilling? De bestaande fiscaliteit zal daar een antwoord op bieden. Een groot stuk van het basispensioen dat aan deze groep wordt toegekend zal met andere woorden gerecupereerd worden via progressieve inkomstenbelastingen en vermogensbelastingen, indien van toepassing.
4
De bestaande minimumregelingen en hun problemen
• Inkomensgarantie voor Ouderen (IGO) voor 65-plussers: een garantie op een inkomen wanneer de bestaansmiddelen van bejaarde onder een bepaalde grens liggen. Het maximumbedrag IGO ligt onder de armoedegrens, voor alleenstaanden zal men er binnenkort net bovenuit komen. Maar er is ook een sterk ondergebruik van de IGO. Het bestaansmiddelenonderzoek is een complexe aangelegenheid. Ook de automatische toekenning blijft kampen met achterstand en bereikt lang niet iedereen. • Minimumpensioenen (ambtenaren, zelfstandigen, werknemers) zijn geen garantie op een menswaardig inkomen los van de loopbaan. Het minimumpensioen is een minimumbedrag waarop je recht hebt na minstens 30 gewerkte jaren. Deze bedragen liggen net boven of soms net onder de armoedegrens, afhankelijk van het stelsel. Maar ze vormen geen garantie op menswaardig inkomen omdat dit de bedragen zijn in geval van een volledige loopbanen, bij kortere loopbanen wordt het bedrag pro rata aangepast. Voor personen met onvolledige loopbanen liggen deze minimumpensioenen onder de armoedegrens. Mensen met kortere loopbanen dan 30 jaar hebben geen recht op een minimumpensioen. Er duiken ook problemen op met gemengde loopbanen door gebrek aan afstemming tussen de verschillende stelsels. • Minimumrecht per loopbaanjaar, voor werknemers die minstens 15 jaar gewerkt hebben en na 1996 gepensioneerd zijn. Als het loon voor een bepaald jaar waarop 1/45ste van het pensioen berekend wordt onder een bepaalde grens ligt, wordt het opgetrokken tot die grens. Dit dient louter om periodes in de loopbaan waar het salaris laag ligt, op te vullen.
5
Kostprijs universeel, gemoduleerd basispensioen: eigen simulatie
De invoering van het universeel, gemoduleerd basispensioen zonder te raken aan de huidige pensioenen, leidt tot een meerkost van ongeveer 2 miljard euro. Dat komt vooral omdat er binnen de groep gepensioneerden nog steeds veel vrouwen zitten die tijdens de loopbaan niet of nauwelijks gewerkt hebben. Nu is de loopbaanlengte van gepensioneerde mannen 37 jaar lang (en 37/45 = 84%), en de loopbaanlengte van vrouwen 28 jaar lang (28/45 = 62%) (gelijkgestelde periodes inclusief). Belangrijk te benadrukken is dat, door de sterk toegenomen participatie van vrouwen tijdens de loopbaan, dit aandeel op korte tot middellange termijn sterk zal afnemen, en meer en meer gepensioneerde vrouwen een belangrijk deel van de loopbaan zullen gewerkt hebben. Binnen 10 jaar, in 2025, zou het verschil in korte loopbanen van mannen en vrouwen gehalveerd zijn. En binnen 25 jaar, in 2040, zou dat verschil quasi weggewerkt zijn. Hierdoor neemt de kostprijs van een basispensioen in de komende 10 à 20 jaar snel af. 4
120 100 1985 80
1995 2005
60
2015 40
2025 2035
20
2045 0 -20
Figuur: werkzaamheidsgraad van vrouwen naar leeftijd (België, 1985-2045) Hoe komen we tot de kostprijs van 2 miljard? We hebben ons gebaseerd op de laatst beschikbare pensioeninkomensgegevens uit 2007 versus de toenmalige armoedegrens (878 euro). Na indexatie en uitgedrukt in prijzen anno 2013 komt dit neer op een meerkost van 3,2 miljard euro. Na terugverdieneffecten via de personenbelasting en via de BTW (meerconsumptie) komt de meerkost uit op ongeveer 2 miljard euro.
6
Hoe betalen we de meerkost voor de invoering van het basispensioen?
Voorafgaand benadrukken we nogmaals dat de kostprijs van een universeel basispensioen in de komende 10 à 20 jaar sterk zal dalen, gelet op de vooral bij vrouwen langere loopbanen (zie 5b). Vijf maatregelen: a. Besparing in de administratie (o.a. IGO en minimumpensioenen) b. Uitdoving gezins-, echtscheidings- en overlevingspensioenen. Dit zijn afgeleide rechten voor wie zelf geen eigen loopbaan opbouwt, afgeleid van de loopbaan van de (ex-)partner. Het basispensioen voor iedereen komt in de plaats. c. Beperkte vermindering van de mate waarin gelijkgestelde periodes meetellen voor het pensioen. Bepaalde periodes waarin de gepensioneerde niet heeft gewerkt, kunnen gelijkgesteld worden. Dit wil zeggen dat die periodes meetellen in de pensioenberekening. Een gelijkgestelde dag wordt niet berekend op basis van de werkelijk ontvangen uitkeringen, maar wel op basis van een fictief loon (vanaf 1968, gemiddelde loon in jaar voorafgaand) of een forfaitair loon (vóór 1968). Meest voorkomende periodes van gelijkstelling: werkloosheid, ziekte, deeltijds werken, loopbaanonderbreking, tijdskrediet, etc. De volledige gelijkstelling is niet meer strikt noodzakelijk want worden gedeeltelijk afgedekt door het basispensioen. De globale kost van de gelijkstellingen is ongeveer 6 miljard euro. 5
d. Afbouwen fiscale steun voor derde pensioenpijler (weinig betrouwbare cijfers beschikbaar, er is sprake van een bedrag van minstens 780 miljoen euro bruto per jaar). Iedereen kan aan pensioensparen blijven doen, maar de fiscale prikkels voor de derde pijler (pensioensparen en langetermijnsparen) bouwen we af en investeren we in een versterking van de eerste pijler. Dat komt elke gepensioneerde ten goede. Naar schatting 2,73 miljoen Belgen tussen 18-64 doen aan pensioensparen, dus zo’n 4,14 miljoen doen dat niet. Er is een Mattheuseffect: vooral diegenen met al een bovengemiddeld pensioen en een aanvullend pensioen van de werkgever, hebben een derde pijler. Bovendien is pensioensparen afhankelijk van de beursresultaten, met alle risico’s van dien. e. Minderuitgaven armoedebestrijding, met name de aanvullende steun van OCMW’s in energie, zorg, etc. voor gepensioneerden.
7
Conclusie
Voor Groen is het onaanvaardbaar dat 22% van de ouderen tegen armoede vecht. Dat toont aan dat de het huidige pensioensysteem geen garantie biedt op een menswaardige oude dag en er dus dringende, fundamentele hervormingen nodig zijn. Via het toekennen van een basispensioen voor iedereen wil Groen bereiken dat geen enkele gepensioneerde nog in armoede moet leven. Door het universeel te maken, kunnen we zorgen voor een rechtvaardig en transparant systeem waarin iedereen zijn rechten krijgt uitgekeerd. Via de bovenbouw honoreert de partij het principe dat werken moet lonen. Onze hervorming zal leiden tot een meerkost van 2 miljard euro die we via andere maatregelen willen compenseren, zoals de gelijkgestelde periodes minder laten doorwegen en allerlei afgeleide pensioenen afbouwen. Dankzij het basispensioen zijn die bijkomende maatregelen immers minder nodig. Wouter De Vriendt, Kamerlid Groen
6