Gouda, het Tolhuis en
• •
zi Jn
•
omgeving
Inhoud Beschrijving Verantwoording Lijst met sponsors
pag. pag. pag.
1 t/m 23
24 3 van de omslag
Colofon "Gouda, het Tolhuis en zijn omgeving" is een uitgave van de Stichting Open Monumentendag Gouda ter gelegenheid van Open Monumentendag op 8 september 1990. - Redactie - Tekst - Foto's :
- Omslag - Kaarten Veerstal Lay-out en druk Verkrijgbaar bij - Oplage
N.D.B. Habermehl en J.W s'Jacob N.D.B. Habermehl Gemeente Gouda, afdeling voorlichting; Streekarchief Hollands Midden, Gouda; Initiatiefgroep Gouda Havenstad; Rijksdienst voor de Monumentenzorg, Zeist; Stedelijke Musea, Gouda; Goudsche Courant; Pim Mul; Gouda Tolhuis en Sluiswachterswoning 1937 (fotop Rijksdienst voor de Monumentenzorg, Zeist) Gemeente Gouda, afdeling landmeetkunde en kadaster; idem, afdeling stedebouwkunde; H.J. van den Berg, Alphen aan den Rijn Drukkerij Verzijl b.v., Gouda/Schoonhoven VVV-Gouda, Markt 27, 2801 JJ Gouda 1 e druk, 2000 exemplaren (1990); 2e druk, 1000 exemplaren (1990); 3e druk, 2000 exemplaren (1992)
Deze uitgave is mede mogelijk gemaakt door financiële steun van bedrijven en instellingen die in Gouda werkzaam en/of gevestigd zijn (zie pag. 3 van de omslag). Overname van tekstgedeelten is toegestaan, mits met duidelijke bronvermelding. Fotocopiëren van delen of het geheel is verboden. In deze reeks van uitgave van de Stichting Open Monumentendag Gouda zijn reeds verschenen: - Gouda Monumentaal (1 e druk 1987; 2e druk 1988) - Gouda Waterstad (1 e druk 1988) - Gouda Restaureert (1 e druk 1989)
GOUDA, HET TOLHUIS EN ZIJN OMGEVING Onder redactie van N.D.B. Habermehl en J.W. s'Jacob Tekst: N.D.B. Habermehl
Inleiding Het recentelijk gerestaureerde Tolhuis is een van Gouda's meest markante monumenten. Schitterend gelegen aan de Havenmond trekt het gebouw sterk de aandacht. Als vanzelf rijst de vraag naar het ontstaan, de ontwikkeling en de functie van het complex. Bestudering van relevante literatuur, aangevuld met bouwkundig en archeologisch onderzoek, heeft ertoe geleid dat het gebouw een aantal geheimen prijs heeft moeten geven. Daarbij is tevens aandacht geschonken aan de bewoners van het Tolhuis. Zij immers zijn in belangrijke mate verantwoordelijk geweest voor de gebeurtenissen die in relatie tot het complex hebben plaatsgevonden. Omdat het Tolhuis niet los kan worden gezien van zijn omgeving wordt ook stilgestaan bij het omliggende gebied, gelegen langs de IJssel tussen Hanepraaigemaal en Mallegatsluis.
Ontstaan van Gouda In de eerste helft van de 13de eeuw wordt het veenland langs de Gouwe, van origine een riviertje dat in de nabijheid van Boskoop zijn oorsprong vindt, in cultuur gebracht. Omdat de IJssel in die tijd veel water voert, vormt de afwatering via de Gouwe een probleem. Dit brengt de kolonisten ertoe een van de kavelsloten in de ontginning ten noorden van Boskoop te verbreden om zo de Gouwe aan te sluiten op de Oude Rijn. Tegelijkertijd wordt in de Gouwemond een keersluis gebouwd: de Donkere sluis. Hiermee is op betrekkelijk eenvoudige wijze de afvoer van het overtollige water op de Rijn mogelijk gemaakt. Korte tijd later blijkt deze verbinding in gebruik te zijn als vaarroute. Langs de Gouwe en de Haven ontstaat een kleine handelsnederzetting die een grote aantrekkingskracht uitoefent op de boeren uit de omgeving. Zich bewust van het strategisch en economisch belang van dit bescheiden plaatsje verleent graaf Floris V het in 1272 stadsrechten. Alles wijst erop dat het stadje zich voorspoedig ontwikkelt. De in Bloemendaal gelegen parochiekerk wordt rond 1278 naar Gouda verplaatst. Ook de grafelijke tol, in 1284 nog te Moordrecht gevestigd,
1
- ----
~~-:..=-
D. Meis(s)ner, IJsselfront (naar de situatie van vóór 1577), 1623.
komt naar Gouda. In welk jaar is niet bekend; in ieder geval vóór 1330. Jan van Beaumont, heer van der Goude, voorziet de Donkere sluis in 1308 van een tweede stel deuren en bekort daarmee de wachttijd voor de schepen aanzienlijk. Omstreeks 1350 wordt de stad ommuurd en met grachten omgeven. In de muur langs de IJssel ten westen van de Haven worden drie poorten aangebracht: de Tolpoort, Veerstalpoort en Dijkspoort. Tevens wordt tussen de twee eerstgenoemde poorten een ronde waltoren met gekanteelde borstwering gebouwd, de Pieter Hugesztoren. Stadsheer Jan van Blois bouwt in 1360 een kasteel langs de IJssel aan de oostzijde van de Haven. In 1389 is er sprake van een 'Tollenhuuse', gelegen aan de westzijde van de Haven. Van dit gebouw is geen afbeelding bewaard gebleven. Er zijn aanwijzigingen dat het een toren met afgeschuinde hoeken betreft.
Jaren van onzekerheid Over de periode 1405 tot 1413 laat de jaarlijkse opbrengst van de Goudse tol een daling zien. Hieruit valt af te leiden dat de stad in het begin van de 15de eeuw te kampen heeft met een economische terugval die aan de Arkelse en Gelderse oorlogen . en een conf liet met de Hanze moet worden toegeschreven. Hierbij blijft het niet. In de jaren 1417, 1419 en 1424 treedt opnieuw een stagnatie op, nu als gevolg van de successie-oorlogen die Holland na de dood van graaf Willem VI (1417) teisteren. Vanwege de gespannen verhouding tussen Holland en de Hanze zijn de pachtsommen van de Goudse tol in het vierde decennium laag. Na het bestand van
2
Kopenhagen in 1441 stijgen de pachtsommen weer als gevolg van de toenemende scheepvaart. Van 1452 tot 1462 treedt een lichte daling op, gevolgd door een sterke stijging die tot 1470 aanhoudt. In 1471 zijn de betrekkingen tussen Holland en de Hanze opnieuw uiterst gespannen nadat pogingen het bestand te verlengen zijn mislukt. Vandaar dat van 1472 tot 1474 zich geen pachter aanmeldt zodat een ambtenaar van de graaf de tolgelden te Gouda int. Tot een oorlog komt het niet; een nieuw bestand wordt gesloten. Tussen 1480 en 1500 blijft het niveau van de pachtsommen en derhalve van de scheepvaart constant. Lange wachttijden te Gouda, al dan niet in combinatie met lage waterstanden in de Gouwe, bezorgen de scheepvaart eveneens de nodige overlast. De aanleg van de Amsterdamsche sluis in 1436 brengt hierin verbetering. Met de Donkere sluis vormt deze sluis een schutkolk van 380 meter waardoor het mogelijk is bij voldoende waterstand een groot aantal schepen tegelijkertijd te schutten. Wat onvoldoende wordt aangepakt, is de geringe diepte van de Gouwe. Zo blijkt in de droge zomer van 1473 de doorvaart via Gouda om deze reden onmogelijk. De schepen zijn genoodzaakt gebruik te maken van een alternatieve route via de Vecht en de Lek. Voor de tollenaar van Gouda, die zich ernstig in zijn bestaan bedreigd ziet, is dit aanleiding tolwachten aan te leggen langs de Amstel en de Vecht. Een aantal Hollandse steden ontwikkelt plannen om een vaart te graven tussen de Oude Rijn en de Schie. Gouda, daarin gesteund door Dordrecht, verzet zich zo heftig tegen deze plannen dat de situatie voorlopig ongewijzigd blijft.
.. Het kasteel (gesloopt in 1577) gezien vanaf de IJssel, 1728.
De Goudse tol wordt na 1413 overwegend door de landsheer verpacht aan de meestbiedende of ook wel aan een gunsteling. De gebruikelijke pachttermijn is vóór 1457 twee à drie jaar, daarna vijf jaar. Soms slaagt de graaf er niet in een pachter te vinden zoals in perioden van (dreigende) oorlog. Over het algemeen zijn de tollenaars personen van aanzien. Claes Willem Pietersz. bijvoorbeeld, die in 1415 de tollen van Gouda en Spaarndam pacht, is de schout van Alphen aan den Rijn. Een andere Goudse tollenaar, Jacob de Buyser, onderhandelt in 1454 op eigen gezag met de Hanze over het toltarief. Over het
Veerstal, 18de eeuw. Van links naar rechts: Kleine Volmolen,
Veerstalpoort, Tolpoort en Tolhuis.
Tolhuis in die jaren is weinig bekend. Vermeldenswaard is slechts dat tollenaar Jacob Goudt in 1500 drie ramen in het gebouw laat aanbrengen. Spaanse overheersing en bevrijding Ruim een halve eeuw later, omstreeks 1550, ondergaat het Tolhuis een aanzienlijke uitbreiding door de bouw van wat thans als de kern van het complex wordt aangeduid met daarop aansluitend de noordvleugel. Aan de zuidzijde van het gebouw verrijzen langs de IJssel twee naast elkaar gelegen gebouwtjes. De oorspronkelijke toren met afgeschuinde hoeken is dan reeds veranderd in een rechthoekig pand. Deze veranderingen hebben plaatsgevonden tijdens het tollenaarschap van Dirk Cornelisz. van Reynegom over wie wij goed zijn geïnformeerd. Geboren in 1504 uit een adellijke Hollandse familie neemt Dirk Cornelisz. in Gouda al spoedig een vooraanstaande plaats in als grootste bierbrouwer. Hij wordt in 1545 genoemd als tollenaar, is van 1549 tot 1551 schepen en maakt deel uit van de vroedschap. Overeenkomstig zijn status woont hij in het pand Westhaven 12, naast burgemeester Jan Gerrit Stempelsz. De teruglopende welvaart in de Vlaamse en Branbantse steden, in combinatie met de oplopende spanning tussen de noordelijke gewesten en
3
Tolhuis, oostvleugel, circa 1860. In de noordelijke muur zijn nog twee gotische vensters aanwezig.
het Spaanse bewind, berokkent de brouwerijen te Gouda in de tweede helft van de 16de eeuw ernstige schade. Van Reynegom, beducht voor een mogelijke breuk tussen de noordelijke en zuidelijke gewesten, leidend tot het totale verval van de bierexport, kiest in het conf liet de zijde van de Spanjaarden. Vandaar zijn bereidheid om naast de tolgelden de zo sterk bekritiseerde tiende penning te innen. De verrassende inname van Den Briel op 1 april 1572 heeft ook voor Gouda gevolgen. Gesteund door dit onverwachte succes dringt een klein groepje geuzen onder aanvoering van Adriaan van Swieten Holland verder binnen om meer steden voor de Prins te veroveren. Nadat zij eerst Oudewater hebben ingenomen, verschijnen de geuzen in de vroege morgen van 21 juni voor de Kleiwegspoort. Met behulp vanuit de stad weten Van Swieten en de zijnen de poort open te breken en de stad in bezit te nemen. Korte tijd later krijgen de geuzen ook het kasteel in handen. Deze gebeurtenissen zijn mede van invloed op de samenstelling van het stadsbestuur. In augustus wordt Van Reynegom vanwege zijn Spaansgezindheid door Van Swieten uit de vroedschap gezet. Heftige protesten tegen deze inbreuk op de stedelijke autonomie zijn het gevolg, maar de gebeurtenissen die kort daarop plaatsvinden, doen de vroedschapsleden van verdere actie afzien.
4
Een poging tot verraad Na de eerste vreugde om de herwonnen vrijheid volgt al spoedig de teleurstelling. De aanwezigheid van de geuzen, circa 700 man, brengt hoge kosten met zich mee, terwijl tevens moet worden bijgedragen aan de strijd elders in Holland. Het is hopman Maarten Schets die mogelijkheden ziet Gouda weer terug te brengen in Spaansgezinde handen. Onder valse voorwendsels werft hij een legertje en arriveert daarmee op 9 augustus in de nabijheid van Gouda onder het mom van de toegezegde versterking. Van Swieten vertrouwt de zaak niet en weigert het leger
H. Tavenier, ingang van de Haven, 1785. Rechts de Sluiswachterswoning en het Tolhuis.
de toegang tot Gouda. Alleen Schets mag de stad binnen. Tijdens een wandeling in de avondschemering wordt hij door Van Reynegom, gezeten op een bank voor zijn huis aan de westzijde van de Haven, aangesproken. Kort daarop gaan ze samen naar binnen om de bijzonderheden voor de naderende aanslag te bepraten. Daarbij worden Schets duizend daalders in het vooruitzicht gesteld als hij erin slaagt de geuzen uit de stad te verdrijven. Een paar dagen later treedt de hopman in contact met burgemeester Stempelsz. De contacten tussen Schets en beide Spaansgezinde stadsbestuurders blijven niet onopgemerkt. Allerlei geruchten doen de ronde in Gouda. Voor van Swieten is dit voldoende aanleiding de hopman te laten arresteren. Op 3 september wordt hij opgesloten achter de dikke muren van het kasteel. Een eerste verhoor· levert weinig op, maar eenmaal op de pijnbank gelegd, wordt Schets spraakzamer. Hij bekent in contact te zijn getreden met onder meer Van Reynegom en Stempelsz. en met hen het plan te hebben besproken alle in Gouda aanwezige geuzen om te brengen. Niets aan het toeval overlatend, wordt Schets naar de Haven gebracht waar hij de huizen van beide mannen aanwijst. Een kleine twee weken later wordt getracht de hopman te bewegen zijn beschuldigingen tegen Van Reynegom in te trekken. Kort daarop vindt een confrontatie plaats waarbij de tollenaar in woede uitbarst en Schets uitmaakt voor een leugenaar en een boef. Schets blijft evenwel bij zijn eerdere verklaringen. Dit leidt ertoe dat zowel Van Reynegom als Stempelsz. gevangen worden genomen. De prinsgezinde Job Daemsz. neemt hierop de functie van tollenaar voor zijn rekening. Tot een veroordeling komt het niet. Uit angst voor nog meer verhoren op de pijnbank en wetend dat hij de doodstraf niet kan ontlopen, hangt Schets zich in zijn cel op. Geruchten in die dagen doen de ronde dat de hopman door de mannen die bij de aanslag betrokken zijn geweest uit de weg is geruimd om te voorkomen dat hij nog meer onthult. Na de dood van Schets blijven de tollenaar en Stempelsz. nog een tijdlang gevangen. Uiteindelijk wordt Van Reynegom op borgtocht vrijgelaten mits hij in Delft gaat wonen. De band met zijn geboorteplaats blijft, want op verlangen van de Prins behoudt hij zijn functie van tollenaar te Gouda. In 1584 sterft Dirk Cornelisz. op 80-jarige leeftijd. Hij wordt begraven in de St.Janskerk. Zijn zoon Jan Dirksz. van Reynegom volgt hem op. Gouda bedreigd Het tegenoffensief dat de Spanjaarden in het najaar van 1572 inzetten, doet het Goudse stadsbestuur besluiten voorzorgsmaatregelen te nemen. Het meest ingrijpend is wel de sloop van alle huizen die buiten de singels zijn gelegen. Daarnaast worden de muren versterkt. De beide panden die voor het Tolhuis zijn gelegen. maken plaats voor een tweede muur die zich uitstrekt van de Pieter Hugesztoren tot de
D. de Jong, Veerstal, 1777.
Tolpoort en vandaar tot aan de Haven. De tussenliggende ruimte wordt opgevuld met aarde. Tegen het overige deel van de stadsmuur langs de IJssel wordt aarde gestort. De grootste veranderingen vinden plaats in 1577 als het gevaar van een aanval door de Spaanse troepen is geweken. Dat jaar slopen de Goudse burgers het kasteel en laat het stadsbestuur de Mallegatsluis aanleggen. In een poging het beleg van Leiden te breken, stuurt Willem van Oranje in 157 4 een oorlogsvloot naar die stad. Bij het passeren van Gouda ondervinden deze schepen vanwege hun omvang en diepgang veel oponthoud. Voor de Prins is dit aanleiding bij het stadsbestuur aan te dringen op de bouw van een grotere sluis, gelegen tussen de Turfsingel en de IJssel. In 1577 wordt deze sluis, 50 meter ten westen van de huidige Mallegatsluis gelegen, in gebruik genomen. Het stadsbestuur ziet er evenwel scherp op toe dat uitsluitend oorlogsschepen van deze. verbinding gebruik maken. De koopvaarders blijven verplicht via de binnenstad te varen. Onder druk van een aantal Hollandse steden staat het stadsbestuur in 1598 toe dat ook niet-oorlogsschepen de Mallegatsluis passeren. Voorwaarde is evenwel dat deze schepen eerst 36 uur voor de stad hebben gelegen en er 'armengeld' is betaald. Eind oktober 1577 besluit het stadsbestuur over te gaan tot de sloop van het kasteel omdat er een te grote dreiging van uitgaat. Slotvoogd Adriaan van Swieten die zich op dat moment in Vianen bevindt, wordt hiervan per omgaande in kennis gesteld. Nog voordat hij heeft kunnen reageren, gaan de Gouwenaars aan het werk. Korte tijd later is er van het eens zo imposante bouwwerk - met uitzondering van de Chartertoren, de Kleine IJsseltoren en de muur langs de IJssel - niets meer over. Vijf jaar later, in 1582, verrijst op de fundamenten van een toren de windmolen 't Slot. Datzelfde jaar wordt de hoek van de stad, de Punt genaamd, van een stevige muur voorzien. Tegelijkertijd vindt langs de IJssel de aanleg plaats van een brede kade: de Nieuwe Veerstal. In 1605 is de kade met de stad verbonden door een waterpoortje. Deze Nieuwe Veerstalpoort wordt in 1645 vernieuwd en verbreed en krijgt daardoor meer betekenis.
5
Holland in 1611 meermalen in het Tolhuis vertoeft om daar de maaltijd te gebruiken. Ten einde het dichtslibben van de Haven tegen te gaan, laat het stadsbestuur in 1615 ter hoogte van het Tolhuis sluisdeuren aanbrengen. Het aan de IJsselzijde van het complex gelegen gebouwtje, bestemd tot sluiswachterswoning, wordt enkele jaren later met een vertrek in westelijke richting uitgebreid. De bouwmeester weet beide gebouwen optisch tot een eenheid te smeden door de oostelijke vleugel met dezelfde oranje-rode steen te ommantelen als waarmee de uitbouw is opgetrokken. In 1623 en 1624 worden respectievelijk de Tolpoort en de Veerstalpoort geheel vernieuwd.
Molen 't Slot, 1987.
Ook het Tolhuis en de nabije omgeving zijn aan zij het geringe - veranderingen onderhevig. Ten zuiden van het complex wordt nog vóór 1585 een gebouwtje neergezet met de nokrichting van de kap evenwijdig aan de IJssel. In het Tolhuis heeft Jan Dirksz. van Reynegom te kampen met vochtoverlast en ongedierte zoals slakken, veroorzaakt door de aarde die eertijds ter versterking van de stad tegen het complex is aangebracht. Als blijkt dat het Tolhuis niet langer bruikbaar is, krijgt hij in 1595 toestemming de aarde op eigen kosten weg te laten halen. Het wordt Van Reynegom evenwel verboden in de zuidmuur deuren of vensters te maken. Dat het Tolhuis in 1604 al een àanzienlijk gebouw is, kan worden afgeleid uit de zes haardsteden (stookplaatsen) die het dat jaar telt. Jan Dirksz. heeft tot aan zijn dood in 1606 in het Tolhuis gewoond. Hij wordt opgevolgd door Pieter Cornelisz. de Lange.
In de eerste helft van de 17de eeuw vindt een opleving plaats in de lakennijverheid. Voor het stadsbestuur is dit aanleiding over te gaan tot de bouw van twee volmolens waarin wollen weefsels zodanig worden bewerkt dat de structuur niet meer zichtbaar is. Het vloedwater uit de IJssel dat de in duikers aangebrachte schepraderen in beweging brengt, vormt de aandrijvende kracht van deze molens. In 1620 verrijst de Kleine Volmolen langs de Veerstal boven de duiker die de IJssel verbindt met de gracht langs de Peperstraat. Elf jaar later, in 1631, wordt aan de Punt de Grote Volmolen gebouwd op restanten van het kasteel nadat eerst een nieuwe duiker in de IJsseldijk is aangelegd. Met het teruglopen van de lakennijverheid worden de volmolens ook voor andere doeleinden gebruikt zoals het zagen van hout, beuken van hennep en bereiden van zeemleer. Bijna tachtig jaar lang, van 1627 tot 1706 woont en werkt de Sas-dynastie in het Tolhuis. Onder oudschepen Johan Gijsbertsz. Sas, die De Lange na diens overlijden in 1627 als tollenaar opvolgt, wordt het Tolhuis ingrijpend verbouwd. De belangrijkste werkzaamheden vinden plaats in 1631 wanneer de Goudse timmerman Leendert Harmansz. voor het niet onaanzienlijke bedrag van 3900 pond de kern en de oostvleugel van het complex vrijwel geheel vernieuwt. Getuige de fraaie plafondschilderingen in de oostvleugel is daarbij het interieur niet vergeten.
Het Tolhuis verbouwd Tijdens de ambtsperiode van De Lange vinden rondom en in het Tolhuis veel veranderingen plaats. Hij schiet meer dan 1000 pond voor om het complex inwendig te moderniseren. Op deze wijze realiseert hij een representatief onderkomen dat voldoet aan de eisen van die tijd. Vandaar dat Hugo de Groot in zijn functie van advocaat-fiscaal van het Hof van
6
C.J. Visscher, IJsselfront (fragment van plattegrond), 1612.
YEER.~TAL.
.
0-CL
ET 9. · ', · -. , . '; . . . . ti
'R:ORT. •
'},'.',~pis- .•..
'vë.E.l<.51"AL.
~5~~~;~1~ .
\·_
- - - -.
- - -·- - . - - - - - .....
NIELIWE.
VE.E.R5TAL.
nK.ENING,
HAN~ DU'"PP-1
7
Nog een aantal jaren, tot aan zijn dood in 1640, heeft Johan Gijsbertsz. van zijn vernieuwde onderkomen kunnen profiteren. Hij wordt opgevolgd door zijn zoon Albertus Sas. Na diens overlijden in 1664 doet Johan Sas zijn intrede in het Tolhuis. Veel veranderingen brengen zij niet meer aan. Alleen tegen de zuidgevel wordt in de loop van de 17de eeuw nog een trappenhuis gebouwd.
oud, volgt hem op. Twee jaar later reeds, in 1711, sterft hij. Het overlijden van Hieronymus betekent het einde van het geslacht Van der Dussen te Gouda. De nog jonge Jacob Slicher, neef van beide Van der Dussen's, neemt nu zijn intrek in het Tolhuis. Het is zijn eerste stap in een carrière die zal eindigen met het burgemeesterschap van Gouda. Slicher overlijdt in 1736 op 43-jarige leeftijd.
Met goed fatsoen Uit de ruzie die in 1706 ontstaat tussen de burgemeesters Hendrik Daasdonk en Bruno van der Dussen over de opvolging van Johan Sas blijkt dat het tollenaarschap tot een lucratieve functie is uitgegroeid. Daasdonk, die dringend verlegen zit om extra inkomsten, ziet hier zijn kans. Ten einde zo sterk mogelijk te staan, vraagt hij zijn collega-burgemeesters om aanbevelingsbrieven. Van der Dussen die ook op deze functie aast en inmiddels zelf heeft gesolliciteerd, slaagt erin het schrijven van aanbevelingen voor zijn rivaal tegen te houden. Daasdonk is hierover zo ontstemd dat hij op zeker moment een dreigement uit aan het adres van Van der Dussen. Met steun van raadpensionaris Anthony Heinsius weet Bruno van der Dussen het pleit in zijn voordeel te beslissen zodat zijn 23-jarige zoon Jacob de functie mag vervullen.
Burgemeester Gualterus de Moor van lmmerzeel, één van Gouda's meest invloedrijke regenten in zijn tijd, volgt Jacob Slicher op. Tien jaar later, in 17 46, doet hij vrijwillig afstand van de functie van tollenaar ten gunste van zijn zoon Bartolomeus. Aanvankelijk concentreert De Moor van lmmerzeel junior zich geheel op zijn politieke loopbaan waarin hij buitengewoon succesvol is. Eenmaal burgemeester overweegt hij in 1769 de politiek te verlaten vanwege de vele conf lieten met zijn collega's. Zover komt het niet, maar zijn belangstelling gaat in toenemende mate uit naar de Nederlandse letterkunde. Daarnaast besteedt Bartolomeus veel tijd en geld aan de verbouwing van zijn bij Alphen aan den Rijn gelegen buitenplaats die hij de naam Raadwijk geeft. Hier verblijft hij gedurende de zomermaanden om er samen met zijn vrouw Huberta Catharina van Eijck van een stil en huislijk leven te genieten.
Jacob van der Dussen oefent het ambt van tollenaar slechts enkele jaren uit. Nadat hij tot secretaris te Amsterdam is benoemd, doet hij in 1709 vrijwillig afstand. Zijn broer Hieronymus, nog maar 17 jaar
Çouàa Veerstal
Nieuwe Veerstal, circa 1900.
8
Intussen is de Mallegatsluis geheel vernieuwd. Rond 1760 begint de sluis, die dan al meer dan twee eeuwen oud is, ernstige gebreken te vertonen.
,..- .....
/
--
~~~
)
1832 Veerstal, 1762 en 1832.
9
Onderzoek wijst uit dat e sluis grondig gerepareerd of anders geheel verni uwd moet worden. Omdat dit zal leiden tot een la gdurige stremming van het scheepvaartverkeer dri gt het stadsbestuur van Gouda er bij de Staten v n Holland op aan om naast de bestaande Mallegat luis een nieuwe sluis te bouwen. Om dit verzoe kracht bij te zetten, stelt het stadsbestuur de vo r dit doel benodigde grond gratis ter beschikking. an 1763 tot 1764 vindt de bouw van de nieuwe allegatsluis en de bijbehorende sluiswachterswo ing plaats zonder dat de scheepvaart ook maar nige hinder ondervindt. In 1766 wordt de oude si is afgebroken en de kom gedempt. Patriotten en Fransen Het is dominee Petrus T eodorus Couperus die De Moor van I mmerzeel en zijn vrouw kort voor 1770 in contact brengt met d verlichte schrijfster Betje Wolft. Verschillende male is zij bij hen te gast, zowel op Raadwijk als in het olhuis. Bartolomeus wordt door haar omschreven Is een 'eerlijk en wijs man, die zich zeer kan verm ken met het gekakel van vive vrouwen'. Uit deze oorden spreekt een zekere
Tolhuis, westzijde, 1937.
10
genegenheid voor De Moor van lmmerzeel die ook tot uiting komt in een vers dat zij op hem maakt. Hij op zijn beurt is zeer onder de indruk van het werk van Betje Wolft en steekt daarbij zijn bewondering voor haar niet onder stoelen of banken. Vermoedelijk zijn de contacten met Betje van korte duur geweest. Na 1772 althans wordt hiervan geen melding meer gemaakt. In de tweede helft van de 18de eeuw vindt in het Tolhuis een aantal kleine verbouwingen plaats. Het meest in het oog lopend is wel de bouw van het noordelijk deel van de westvleugel. Daarnaast wordt de binnenplaats tussen de Sluiswachterswoning en de kern van het Tolhuis overkapt en ingericht als keuken. Tegen de oostwand van dit nieuwe vertrek wordt een grote keukenschouw geplaatst. Ook het bestaande interieur ondergaat de nodige wijzigingen. Vermeldenswaard in dit opzicht is de verfraaiing van de benedenzaal in de oostvleugel van het Tolhuis. De toegangsdeur en de omlijsting daarvan, de omtimmering van de raampartijen en de schouw als middelpunt van het vertrek in het bijzonder, worden aangepast aan de smaak van die tijd: de Lodewijk XV-stijl.
(foto Rijksdienst voor de Monumentenzorg, Zeist).
Smeedijzeren hek voor een raam van het Tolhuis, gezien vanaf de Oosthaven, 1980.
Gouda wordt in de jaren 1775 en 1776 geteisterd door zware stormen die het IJsselwater tot ongekende hoogten opzwiepen. Medio november 1775 staat het water zo hoog dat de poorten langs de Veerstal moeten worden afgedamd. Het is evenwel niet te voorkomen dat het IJsselwater over de sluisdeuren heen de Haven instroomt. Omdat de deuren intact blijven, valt de wateroverlast in de stad mee. Een jaar later, op 20 en 21 november 1776, wordt het water in de IJssel nog hoger opgestuwd. Ditmaal dreigen de sluisdeuren onder geweld van de vloed te bezwijken. Door het aanbrengen van schoorbalken wordt het gevaar bezworen. Wel is de reparatie van de sluisdeuren nadien noodzakelijk. In de jaren 1777 en 1778 vindt een grondig herstel van de Havensluis plaats. waarbij de deuren en sluishoofden worden verhoogd. Tegelijkertijd wordt de Kleine IJsseltoren afgebroken. Op 4 oktober 1779 wordt Gouda opgeschrikt door het bericht dat Bartolomeus de Moor van lmmerzeel op zijn buiten Raadwijk plotseling aan een beroerte is overleden. Drie dagen later arriveert zijn stoffelijk overschot in Gouda waar hij in de St.-Janskerk wordt begraven. Als zijn opvolger treedt aan Jan Jacob Slicher. een kleinzoon van Jacob Slicher die van 1711 tot 1736 tollenaar is geweest. In politiek opzicht toont hij zich in de jaren 1780 tot 1787 een heftig tegen-
stander van de orangisten. In de vroedschapsvergaderingen neemt hij op dit punt geen blad voor de mond. Dit leidt ertoe dat Slicher in september 1787, bij het naderen van de Pruisische troepen die het gezag van stadhouder Willem V komen herstellen, met zijn vrouw en tien kinderen de stad verlaat. Als de rust is teruggekeerd, neemt hij in november van dat jaar weer zijn intrek in het Tolhuis. Metzijn ontslag uit de vroedschap in december 1787 eindigt zijn politieke loopbaan. In januari 1795 trekken de Fransen onder toejuichingen van de Goudse burgers de stad binnen. Kort na hun komst worden de tollen afgeschaft. Hiermee komt een einde aan het tollenaarschap van Slicher.
Pastorie Na het vertrek van de laatste tollenaar blijft het Tolhuis eigendom van het Rijk. Het complex, omschreven als een huis met een allerschoonst uitzicht op de rivier de IJssel, gelegen ten westen van de Tolpoort, wordt aan de meestbiedende verhuurd. Vermoedelijk in het eerste kwart van de 19de eeuw krijgt het Tolhuis met de uitbreiding van de westvleugel in zuidelijke richting zijn huidige vorm. De Sluiswachterswoning is in 1832 eigendom van de stad Gouda en wordt zoals de naam al aangeeft door de sluiswachter bewoond.
11
Op 15 februari 1837 wordt het Tolhuis door 's Rijks domeinen voor een bedrag van f 2.675,-- verkocht aan Gerhard van Warmelo, predikant bij de Hervormde Gemeente. Woonachtig aan de Gouwe heeft hij vanwege een gestage gezinsuitbreiding te kampen met ruimtegebrek. Vandaar zijn belangstelling voor het Tolhuis met zijn vele vertrekken. Gedurende zijn ambtsperiode te Gouda heeft Van Warmelo, die vrijzinnig is georiënteerd, veel belangstelling aan de - dag gelegd voor de minst bedeelden in de samenleving. Hij is een van de initiatiefnemers tot de oprichting van de Armenkerk aan de Peperstraat. Daarnaast doet hij veel belangrijk werk als gevangenispredikant. Door de gemeenteleden wordt Van Warmelo ervaren als een plichtsgetrouw en nauwgezet herder en leraar. Ook in het Tolhuis zien nog vier kinderen het levenslicht. In het revolutiejaar 1848 wordt zijn 25-jarig ambtsjubileum als predikant feestelijk herdacht. Na deze ongetwijfeld belangrijke mijlpaal in zijn loopbaan als predikant wordt Van Warmelo ziek en moet het bed houden. Een inwendige ziekte tast zijn gezondheid zodanig aan dat er van herstel geen sprake meer kan zijn. Hoewel zijn overlijden is voorzien, sterft Van Warmelo toch nog onverwacht in de vooravond van de 19de mei 1850, een echtgenote en tien waaronder nog zeer jonge kinderen achterlatend.
12
Kort na het overlijden van Van Warmelo voltrekken zich in de omgeving van het Tolhuis grote veranderingen. Successievelijk worden de poorten, waltoren en stadsmuur langs het IJsselfront gesloopt. De Veerstal, aanvankelijk een verborgen straatje achter de hoge stadsmuur, wordt nu opgenomen in het stadsgezicht en gaat meer nog dan voorheen dienst doen als koopcentrum voor de schippers. Een grote verscheidenheid aan middenstanders is hier gevestigd zoals een kapper, kruidenier, zeilmaker, sigarenwinkelier, slijter en caféhouder. Langs de Nieuwe Veerstal bevinden zich de rederijen De IJsel en Estafette die met stoomschepen diensten onderhouden op Rotterdam en Utrecht. De kade doet daarbij dienst als laad- en losplaats. Voorjaar 1851 verkoopt de weduwe van dominee Van Warmelo, Christina Deliana ten Bosch, het Tolhuis voor een bedrag van f 2.650,-- aan Antoine Auguste de Salengré, ontvanger der Rijksbelastingen. Tot 1854 woont hij zelf in het Tolhuis om het na zijn vertrek uit Gouda te verhuren. In 1866 wordt het complex voor f 5.000,-- gekocht door de in Utrecht woonachtige officier der gezondheid Van der Hoek. Ook hij verhuurt het pand .. Twee jaar later reeds verkoopt Van der Hoek het Tolhuis voor een bedrag van f 3.000,--, daarmee een fors verlies incasserend.
Gouda
Veerstal Veerstal, 1904. Rechts de Kleine Volmolen. Op de achtergrond het Tolhuis.
Koper is de Goudse kaashandelaar Cornelis Adrianus Schouten die het pand bewoont tot aan zijn dood in 1885. Deze eigenaren hebben slechts kleine veranderingen in het Tolhuis laten aanbrengen, zoals het prachtige stucwerk in enkele vertrekken, een schouw in de westvleugel, de empire-schuiframen en het zeshoekige raam boven de ingang.
Wateroverlast Na vele jaren van voorbereiding wordt in 1856 begonnen met de bouw van een stoomgemaal aan het einde van de Fluwelensingel. De droogmaking van de Haarlemmermeer heeft ertoe geleid dat bij zware regenval de laag gelegen woonwijken in de stad en een deel van de weilanden in de polders telkens onder water lopen. Het stoomgemaal moet aan dit ongemak een einde maken. Vanwege de situering binnen de stadsgrenzen is niet iedere Gouwenaar enthousiast over de komst van het gemaal. Met name de blekers zijn beducht voor de te verwachten roetuitstoot. Anderen weer maken zich zorgen over de aantasting van de promenade nabij de Hanepraaisluis. Door het ontwerp aan te passen, wordt in belangrijke mate aan de bezwaren tegemoet gekomen. Bij de bouw doet zich het probleem voor dat de uit 1535 daterende Hanepraaisluis, die is voorbestemd dienst te doen als afsluiting van het gemaal, in zo'n slechte staat verkeert dat slechts
nieuwbouw rest. In 1857 wordt het stoomgemaal, beter bekend als de watermachine, in gebruik genomen. In 1884 wordt de Mallegatsluis, inmiddels meer dan een eeuw oud, grondig gerenoveerd. Gedurende een periode van bijna drie maanden is de sluis daartoe gesloten. De grote schepen kiezen gedurende deze periode voor de vaarroute langs Leidschendam, · terwijl de kleinere schepen de voorkeur geven aan de doorvaart via de binnenstad. Door het beweegbaar maken van de bruggen in 1869 en de verruiming van de Donkere sluis is deze vaarweg aanzienlijk verbeterd. Tijdens de periode dat de Mallegatsluis is gesloten, passeren maar liefst 7.950 schepen het Tolhuis. Nadat de sluis weer is opengesteld, schutten er meer schepen dan ooit; in 1890 niet minder dan 28.000, het grote aantal houtvlotten niet meegerekend. Lange rijen wachtende schepen in de Turfsingel zijn in die jaren dan ook een vertrouwd beeld, evenals het gekrakeel tussen de schippers in hun poging een plaatsje in de Mallegatsluis te krijgen.
Met de sloop bedreigd Rond de eeuwwisseling kent het Tolhuis een veelheid aan bewoners. De bekendste zijn wel de remonstrantse predikant Schim van der Loeff (1887 -1891 ), burgemeester Martens (1895-1899) en reder Van der Garden (1902-1903). In 1903 wordt het Tolhuis gesplitst in twee woningen. De bewoners van de
13
Gouda.
Stoomgemaal aan de Fluwelensingel, circa 1910.
14
atoomgemaat
PUNT 2 - GOUDA == Telefoon 662 == OOCXXJOOOCXXXXXXJOOOCXXXlOOOOOOOO<X)ClOOOOOCX)
Mcer-Dagelijksche
Passagiers-
en Goederendienst
GOlJDA-ROTTERDAM Voor
V.V.
vaartijden
wordt verwezen naar dienstregelingen. ====== (Op aanvraag verkrijgbaar). Alle plaatsen a. d. Hollandsche I.Tsel worden aangedaan. Geriefelijk ingerichte Stoom booten voor pleiziertochten te huur.
Dagelijksche
Motorbootdienst
GOUDA-ROTTERDAM 3 X wekelijksche
GOUDA
•
V.V.
Motorbootdienst
's-GRAVENHAGE DELFT ) LEIDEN UTRECHT
en tusschengelegen plaatsen.
cxxxxxxx:,mooooooooooooooooooooooooooooooooooooooooooooooocxxxxxxx:,cxxxxxxx:,,
15
aangrenzende Sluiswachterswoning zijn honkvaster. Eind 19de, begin 20ste eeuw woont daar havenmeester en sluiswachter Van der Linden. De woning wordt in 1902 aangepast aan de eisen van die tijd. De kamers worden voorzien van schoorstenen en een toilet wordt geplaatst. Aan de buitenzijde wordt de stuclaag verwijderd waarmee de Sluiswachterswoning zijn oorspronkelijke rode kleur terugkrijgt. De toename van het wegverkeer na 1918 is van grote invloed geweest op de stedelijke ontwikkeling van Gouda. In de begroting voor 1938 zijn gelden opgenomen voor het dempen van de Nieuwehaven en het tot stand brengen van de verbinding tussen de Oude en de Nieuwe Veerstal door middel van een ophaalbrug. Onderdeel van deze plannen is de afbraak van het Tolhuis. Vrijwel onmiddellijk na de bekendmaking hiervan breekt een ongemeen felle discussie los tussen de voor- en tegenstanders van de gemeentelijke voornemens. De Goudsche Winkeliersvereeniging spreekt zich in een motie uit voor de plannen. Zij is de mening toegedaan dat Gouda zich moet aanpassen aan de moderne verkeersomstandigheden. De Oudheidkundige Kring Die Goude daarentegen keert zich fel tegen de plannen en stelt alles in het werk om het dempen van de Nieuwehaven te voorkomen en het Tolhuis van een roemloze ondergang te redden. Die Goude vindt dat de plannen een onaanvaardbare aantasting van het stadsschoon tot gevolg hebben. Uiteindelijk wordt de Nieuwehaven in 1940 gedempt. Het Tolhuis daarentegen blijft behouden.
Mallegatsluis, circa 1925.
16
Ingrijpende veranderingen De Mallegatsluis wordt in de jaren 1941 en 1942 opnieuw gemoderniseerd. Elektrisch voortbewogen ijzeren val- of hefdeuren komen in de plaats van de oude houten sluisdeuren. Hiermee is het mogelijk zowel bij eb als bij vloed te schutten. De enkele ophaalbrug die in 1923 in de plaats van de toenmalige dubbele klapbrug is gekomen, wordt op haar beurt vervangen door een iets zuidelijker gelegen hoge vaste brug. Ondanks deze verbeteringen neemt het scheepvaartverkeer door de Mallegatsluis af vanwege de bouw van de Julianasluis die in 1936 in gebruik wordt genomen. Passeren in 1938 nog een kleine 13.40Q_§_chepen de Mallegatsluis, in 1946 zijn dat er slechts 5.900. Met de achteruitgang van de lakennijverheid wordt de Kleine Volmolen voor andere doeleinden gebruikt zoals het beuken van hennep ten behoeve van de touw- en garenfabricage. In 1869 vindt de ombouw plaats tot stoombeukmolen. Het scheprad wordt daarbij weggenomen, maar de duiker blijft intact ten behoeve van het schuren (schoonspoelen) van de grachten. Een kleine kwart eeuw later is de exploitatie zo onvoordelig geworden dat het gemeentebestuur de beukmolen uit bedrijf neemt en de opstallen verhuurt aan de firma Endenburg voor de opslag van scheepsbenodigdheden. In 1941 worden enkele gebouwen, waaronder de Kleine Volmolen, gesloopt om de aansluiting op de in aanbouw zijnde nieuwe Mallegatsluisbrug te kunnen realiseren.
Uitg. B. Gompers,
Gouda..
Ingang van de Haven, 1904.
De Grote Volmolen maakt een vrijwel identieke ontwikkeling door, zij het dat deze niet wordt afgebroken. Al spoedig na de bouw wordt ook deze molen gebruikt voor het beuken van hennep, later gevolgd door het stampen van zeemleer. In het midden van de 19de eeuw vindt de ombouw plaats tot oliemolen. Vanwege een overeenkomst tussen het gemeentebestuur en het hoogheemraadschap van Rijnland over de beperking van de waterinstroom komt in 1870 aan deze activiteit een einde. Nog datzelfde jaar wordt het waterrad verwijderd. Drie jaar later, in 1873, wordt de Grote Volmolen in het openbaar verkocht. Koper is kaashandelaar en bewoner van het Tolhuis Cornelis Adrianus Schouten voor een bedrag van f 3.335,--.Schouten richt het gebouw in als kaaspakhuis. Vanaf 1880 krijgt het stoomgemaal aan de Fluwelensingel in toenemende mate te kampen met een tekort aan capaciteit omdat steeds meer polders overgaan op stoombemaling. Bij ongunstige omstandigheden malen de polders meer uit dan het boezemgemaal kan verwerken. Vandaar dat Rijnland in 1928 besluit het oude stoomgemaal af te stoten en een dieselgemaal te bouwen met een aanzienlijk grotere capaciteit. Acht jaar later, in 1936, neemt Rijnland dit in het Gouwekanaal gelegen dieselgemaal, genoemd naar de energieke dijkgraaf Mr. PA. Pijnacker Hordijk, in gebruik. Het stoomgemaal wordt
in 1938 buiten werking gesteld en in 1943 tezamen met de Hanepraaisluis afgebroken. Op de fundamenten van het oude gemaal wordt een voetbrug over de Fluwelensingel aangelegd. Een duikersluis, bestemd voor het in- en uitlaten van water ter verversing van de stadsgrachten, wordt op de plaats van de Hanepraaisluis gebouwd. De stormramp van 1953 Collecteur der staatsloterij Meijer (1903-1910), wijnhandelaar Van de Velde (1913-1923) en sigarenfabrikant Bisschop (1935-1953) zijn in de eerste helft van deze eeuw de belangrijkste bewoners van het Tolhuis. Van de Sluiswachterswoning zijn dat havenmeester lmholz (1918-1936) en de chef van de gemeentelijke havendienst Twigt (1936-1950). Tot de taak van laatstgenoemden behoort onder meer het bewaken van de waterstand in de IJssel, vooral 's winters wanneer de noordwesterstorm het water hoog opstuwt. Dreigt de Veerstal onder te stromen, dan laten zij de vloedplanken in de kademuur plaatsen. De waterkering wordt met ingang van 1951 onder de zorg van Rijnland geplaatst. Omdat de keermuur langs de Veerstal 30 cm lager is dan de sluishoofden en de muur ten oosten van de Haven, is verhoging noodzakelijk. De dijkgraaf en hoogheemraden geven evenwel te kennen dat zij bereid zijn van het eisen
17
Tolhuis, noordzijde, 1937.
18
(foto Rijksdienst voor de Monumentenzorg,
Zeist).
Mallegatsluis, 1988.
van een zodanige verhoging af te zien als het gemeentebestuur van Gouda verklaart de schade voor zijn rekening te nemen indien er onverhoopt door overloop van de waterkering langs de Veerstal schade aan derden wordt veroorzaakt. Het college van burgemeester en wethouders neemt deze verantwoordelijkheid op zich, maar het provinciaal bestuur van Zuid-Holland wil hier niets van weten en verzoekt Rijnland te bevorderen dat de keermuur langs de Veerstal vóór 1 oktober 1952 is verhoogd tot het niveau van de sluishoofden (3,80 m + NAP). Dat deze verhoging geen overbodige luxe is, blijkt maar al te spoedig. In de nacht van 31 januari op 1 februari 1953 raast een hevige storm over ons land die op de Zeeuwse en Zuidhollandse eilanden grote overstromingen veroorzaakt waarbij vele honderden mensen verdrinken. Ook in Gouda is de situatie kritiek. Met het stijgen van het water worden de waterkeringen aan de Veerstal die nacht met zandzakken versterkt en verhoogd. Ondanks deze maatregelen stroomt er via de Sluiswachterswoning en het Tolhuis water in de Haven. Om zes uur 's ochtends bereikt het water
een hoogte van 3,80 m + NAP en begint over de deuren van de Havensluis heen te lopen. Dit levert acuut gevaar op voor het achterliggende gebied. Omdat het water niet verder stijgt en het peil drie kwartier later gaat dalen, blijft de schade voor Gouda beperkt. De ramp waaraan Gouda op het nippertje is ontsnapt, heeft duidelijk gemaakt dat de waterkering langs de Veerstallen te laag en niet voldoende massief is. De sluisdeuren in de Havenmond zijn daarbij nog een extra zwakke schakel. Teneinde de situatie te verbeteren en mede om een belangrijk verkeersprobleem op te lossen, besluit het gemeentebestuur van Gouda in 1954 beide Veerstallen te verhogen en door middel van een dam met elkaar te verbinden. Verschillende plannen daartoe worden gemaakt, onder meer één waarbij het Tolhuis met de Sluiswachterswoning moeten verdwijnen. Enthousiast voor dit plan gaat gemeenteraadslid Van Ooijen nog een stapje verder met zijn suggestie de Haven vanaf de Uiterste brug te dempen om zo een goede oprit vanuit de stad naar de. Veerstallen te verkrijgen. Anderen daarentegen keren zich tegen dit plan en bepleiten
19
Verval en herstel Van 1953 tot in het midden van de jaren zestig woont en werkt zenuwarts Van Strij de Regt in het Tolhuis. Hij laat enige veranderingen in het interieur aanbrengen waaronder een hetelucht-verwarming. Aan de buitenzijde wordt de zuidmuur en een gedeelte van de westmuur van een betonnen ommanteling voorzien. Eenzelfde versterking wordt bij de Sluiswachterswoning inpandig aangebracht. Voorjaar 1986 wordt op het allerlaatste moment afgezien van een openbare verkoping van het Tolhuis waarin op dat moment een kamerverhuurbedrijf is gevestigd. Het gebouw verwisselt kort daarop ondershands van eigenaar. Tot de zo· noodzakelijke restauratie komt het onder de nieuwe eigenaar niet.
Grote Volmolen, 1987. Op de achtergrond
molen 't Slot.
Een belangrijke verandering die zich in 1987 in de omgeving van het Tolhuis voltrekt, is de bouw van het Hanepraaigemaal. Vanwege het relatief kleine oppervlak van het stadswater treedt bij zware regenval een snelle stijging van het peil op. De lage ligging van enkele delen van de binnenstad laat echter maar, beperkte afwijkingen van het waterpeil toe. Om ook bij grote wateroverlast toch greep op de situatie te houden, laat Rijnland ter plaatse van de Hanepraaiduiker een tweede stadsboezemgemaal bouwen. De vormgeving van het gebouw is zodanig gekozen dat het in belangrijke mate harmonieert met de omgeving. Op het dak, dat het niveau van de IJsseldijk heeft, bevinden zich zitbanken en plantenbakken, terwijl het bordes op de begane grond onderdeel vormt van de wandelpaden in het Houtmansplantsoen.
handhaving van de aanwezige bebouwing. Uiteindelijk wordt de verbindingsweg tussen de Veerstallen ten zuiden van het Tolhuis en de Sluiswachterswoning aangelegd en in 1957 in gebruik genomen. De prijs die daarvoor moet worden betaald, is de afsluiting van de Haven, die nog slechts via een duiker in verbinding staat met de IJssel.
Tolhuis, oostzijde, 1937. (foto Rijksdienst voor de Monumentenzorg,
20
Zeist).
Tolhuis en Sluiswachterswoning, 1954. (foto Rijksdienst voor de Monumentenzorg,
Zeist).
Hollandsche IJssel, circa 1950. Links de Veerstal met het Tolhuis.
Voorbereidende
werkzaamheden
voor de overkluizing van de Veerstal, 1956.
(foto Goudsche Courant).
21
Hanepraaigemaal,
1 988.
Veerstal, 1988.
Tolhuis, westzijde, 1990. De restauratie is vrijwel afgerond.
Schildersbedrijf Prévoo koopt het Tolhuis eind 1987 en de Sluiswachterswoning begin 1988 aan met als doel deze panden in te richten als kantoor. Vrijwel onmiddellijk worden voorbereidingen getroffen voor een grondige restauratie waartoe de Stichting Gouds Tolhuis in het leven wordt geroepen. Voorjaar 1989 gaan de werkzaamheden van start. Eenvoudig is de restauratie van het complex allerminst. De vele verbouwingen die in het verleden hebben plaatsgevonden, stellen de architekt, aannemer en uitvoerder telkens voor nieuwe problemen. Met veel kennis van zaken en een groot doorzettingsvermogen weten zij, te zamen met hun medewerkers, de restauratie tot een goed einde te brengen. Op 8 september 1990 nemen het schildersbedrijf Prévoo en de MPR-groep, dat staat voor Meest Praktische Realisatie onderhoud gebouwen, het tot kantoor ingerichte complex officieel in gebruik. Het direct naast de sluis gelegen sluiswachterskantoortje is intact gelaten om te zijner tijd dienst te kunnen doen als bedieningsruimte voor de sluisdeuren zodra deze weer in werking worden gesteld. Tot zolang staat deze ruimte ter beschikking van de Initiatiefgroep Gouda Havenstad die zich ten doel stelt weer een open vaarverbinding tussen de Gouwe en de Hollandsche IJssel tot stand te brengen.
22
Tolhuis, noordzijde, 1990.
Nawoord Nu de meest ingrijpende restauratie sedert 1631 is voltooid, wacht het Tolhuis een nieuwe toekomst. Afbraakplannen behoren naar mag worden aangenomen voorgoed tot het verleden. Een volgend restauratieproject langs de IJssel, dat van de voormalige Endenburg-panden aan de Veerstal, is al weer in voorbereiding. Het lijkt erop alsof Gouda zich nu pas - bijna anderhalve eeuw na het afbreken van de stadsmuur - de waarde van het IJsselfront realiseert. De initiatiefnemers tot de restauratie van het Tolhuis komt de eer toe dit proces van bewustwording in gang te hebben gezet.
Veerstal en Nieuwe Veerstal, 1990.
1. Hanepraaigemaal 2. Molen 't Slot
3. Fundament kasteeltoren 4. Punt
5. 6. 7. 8.
Grote Volmolen Nieuwe Veerstal Fragment stadsmuur Tolhuis
9. Sluiswachterswoning 10. Veerstal 11. Mallegatsluis
23
Verantwoording De in deze bijdrage vermelde informatie over het Tolhuis en zijn omgeving is ontleend aan een groot aantal publicaties. Het meest geraadpleegd zijn: Akkerman, C.J.W., Het Tolhuis, Go/da 4 (1989) 50-59; Berg, H.J. van den, Rapport ter onderste'uning van het afstudeerproject: 'Tolhuis te Gouda' (niet uitgegeven rapport Technische Universiteit Delft 1989); Boeree, Th.A., Het verraad van hopman Maarten Schets. Een mislukte aanslag op Gouda in 1572, Tijdschrift voor Geschiedenis 39 (1924) 195219; Briefwisseling van Betje Wo/ff en Aagje Deken 1, P.J. Buijnsters ed. (Utrecht 1987); Buiskool, Koen, De ruimtelijke ontwikkeling van Gouda tot 1398 (niet uitgegeven scriptie Universiteit Amsterdam 1988); Dröge, J.F, Rapport bouwhistorisch onderzoek 'Het Tolhuis' te Gouda (niet uitgegeven rapport Bureau voor Bouwhistorisch Onderzoek J.F. Dröge, Leiden 1990); Drost Pont, Adrianus, Nicolaas Jacobus van Warmelo 1835-1892 (Utrecht 1955); Giebels, Ludy, Waterbeweging rond Gouda van ca. 1100 tot heden. Geschiedenis van Rijnlands waterstaat tussen IJssel en Gouwe (Leiden 1988); Goudsche Courant, diverse jaargangen; Het Goudsche stadsschoon bedreigd, Heemschut 15 (1938) 8-10; Habermehl, N.D.B., Gouda Monumententaa/, (Gouda 1987); Habermehl, N.D.B., Gouda Waterstad, (Gouda 1988); Habermehl, N.D.B, Gouda Restaureert (Gouda 1989); Hibben, C.C., Gouda in revolt. Particularism and pacifism in the revolt of the Netherlands 1572-1588 (Utrecht 1983); Jacobsz., Wouter, Dagboek van broeder Wouter Jacobsz. (Gualtherus Jacobi Masius) prior van Stein. Amsterdam 15721578 en Montfoort 1578-15791, l.H. van Eeghen ed. (Groningen 1959); Jong, D.L. de, De Mallegatsluis, Die Goude 3 (1941) 71-84; Jong, J.J. de, Met goed fatsoen. De elite in een Hollandse stad, Gouda 1700-1780 (z.p. 1985); Kelner, F., Amsterdam en de binnenvaart door Holland in de 15e eeuw, Bijdragen voor Vaderlandsche Geschiedenis en Oudheidkunde, 8e reeks deel 4 (1943) 169-200, deel 5 (1944) 33-59; Lange van Wijngaerden, C.J. de, Geschiedenis en beschrijving der stad van der Goude (3 dln.; Amsterdam en Den Haag, 1813 en 1817; Gouda 1879). Deel 3 bewerkt en vermeerderd door J.N. Scheltema; Scheygrond, A., Goudsche straatnamen (2e druk; Alphen aan den Rijn 1979); Scheygrond, A., De namen der Goudse straten, wijken, bruggen, sluizen, waterlopen en poorten (Alphen aan den Rijn 1981); Scheygrond, A., J.E.J. Geselschap en .L.B. Korstanje ed., Gouda zeven eeuwen stad. Hoofdstukken wt de geschiedenis van Gouda (Gouda 1972); Taal, J., Hugo de Groot en Gouda (Gouda 1946); Walvis, 1., Beschrijvi~g der sta.d Gouda (2 dln.; Gouda en Leiden 1714; Herdruk Nieuwendiik 1972). Materiaal is mij verstrekt door en! of waardevolle adviezen heb ik ontvangen van: H.J. van den Berg, H.A. van Dolder-de Wit, J.F. Dröge, J.H. Gerritse, ·J. van de Graaf, C. van Kooien, J. du Pré, dr. A. Scheygrond en J.H. Starreveld, waarvoor mijn dank.
24
Financiële en/of materiële bijdragen aan de Stichting Open Monumentendag zijn gegeven door:
Gouda
- Architectenbureau Abken b.v., Nieuwegein - Moret Ernst & Young Registeraccountants, Gouda
-
Restaurant "De Mallemolen", Gouda Architectenbureau Campman Tennekes. de Jong, Gouda TRN Groep, Gouda KPMG Klynveld / KPMG DATAM. Gouda De heer G.T.H. Steenland, Gouda V.O.F.Dynamic Communication, Gouda Atelier "AA", Gouda Kamer van Koophandel voor Midden-Holland, Gouda Schildersbedrijf Prévoo b.v.. Gouda Bontenbal Bouw b.v., Reeuwijk Van Nieuwpoort Beheer b.v.. Gouda Bob C. van Beek b.v.. Architect, Oegstgeest Bouwgroep "Ouwe Gouwe", Gouda BDO Camp Obers Groep, Alphen a/ d Rijn Perkin-Elrner Nederland b.v., Gouda Gemeente Gouda Degenaar schoonmaakservice b.v.. Gouda
Deze lijst is begin juli.1990 afgesloten. Aan allen, genoemd of ongenoemd, betuigt het bestuur van de Stichting Open Monumentendag Gouda zijn dank.