Het heemraadschap Gouda
1
drs. Adriana G. Bontenbal
Het heemraadschap Gouda een analyse van het waterbeheer in Gouda vanaf de veertiende tot en met de achttiende eeuw
inhoudsopgave 1 Inleiding
2
2 Zijn elders veertiende eeuwse duikers in de Nederlanden bekend?
2
3 De eerste duikers in Gouda
3
4 Particulier initiatief
4
5 De Goudse overheid als ‘heemraadschap’
4
6 Wat ligt er onder de grond?
4
7 De particuliere bezitters van duikers en de problemen
6
8 De eeuwenlange grief van Rijnland: de Goudse watervolmolens
7
9 Conclusie
8
Het heemraadschap Gouda
2
Het heemraadschap Gouda een analyse van het waterbeheer in Gouda vanaf de veertiende tot en met de achttiende eeuw
1. Inleiding ‘Sluisen, verlaaten, waterschappen en zijlen’, al deze begrippen zijn terug te vinden in de archieven 1 van Gouda als het over waterbeheer gaat. De betekenis van het begrip sluizen zal bekend zijn, een verlaat heeft de algemene betekenis van een schutsluis: alle verlaten in Gouda waren schutsluizen. Wanneer men spreekt over waterschappen in Gouda dan worden de open waterlopen, de grachten en 2 de singels bedoeld. De zijlen in Gouda vertegenwoordigen een hoofdstuk apart. In het algemeen voert een zijl water af. Het woord ‘zijl’ was al vroeg halverwege de dertiende eeuw bekend en toen 3 4 betekende ‘zijl’ een waterloop. Begin veertiende eeuw was een uitwateringssluis een zijl en een zijl in een dijk langs het buitenwater werd een schutsluis genoemd. Tegen het einde van de zestiende 5 eeuw verscheen het woord ‘zijl’ in de betekenis van inlaatduiker of inlaatsluisje. In Gouda daarentegen kwam het begrip ‘zijl’ al vroeg in de veertiende eeuw voor in de betekenis van ‘duiker’ en 6 deze duikers lagen ondergronds onder straten en huizen. De historische stad Gouda heeft door de eeuwen heen in geografische en economische zin redelijk goed gebruik kunnen maken van haar ligging, maar in geologische zin bleef de situatie echter lang problematisch. Een hooggelegen moerasveenpakket en de dagelijkse invloed van de getijden vanuit de Hollandse IJssel tot aan de Donkere Sluis met de wateren die daarmee in verbinding stonden, eisten een zware tol van de waterwerken binnen en buiten de stad. Het getijdenwater zorgde aan de andere kant wel weer voor vers water. Het gebrek aan kennis van de baggertechniek en het gebruik van materialen als hout en baksteen, beide vrij kwetsbare materialen, waren belangrijke oorzaken van de problemen. Het beheer binnen Gouda van de kaden, de waterlopen, de duikers en de sluizen bezorgde de Goudse magistraat en het Hoogheemraadschap Rijnland veel kopzorgen. Heel wat hedendaagse historici en bouwtechnici hebben zich beziggehouden met de waterwegen en de waterlopen binnen en buiten Gouda, maar helaas bleef daarbij de regie door de Goudse magistraat en het Hoogheemraadschap Rijnland van de wateren, sluizen en duikers van Gouda onderbelicht. In dit artikel worden eerst de oudste Goudse duikers beschreven, waarna aan het particulier initiatief op het gebied van duikers aandacht wordt besteed. Het volgende hoofdstuk beschrijft het waterbeheer door de stad Gouda, gevolgd door de bouw van de volmolen, de eeuwenlange grief van het Hoogheemraadschap Rijnland.
2. Zijn elders veertiende eeuwse duikers in de Nederlanden bekend? De oudst bekende duiker dateert van 70-125 na C. en is een zogenaamde klepduiker in een dam bij 7 Vlaardingen, die vermoedelijk een akker of een huisperceel ontwaterde. In de keuren de verordeningen van de stad Gouda komen de duikers al vroeg ter sprake in 1401 en in 8 9 de rekeningen van de graven van Blois al in 1363. In de keuren van de stad Delft komt het begrip ‘zijl’ niet voor. De stad hield zich voornamelijk bezig met het voorkomen van vervuiling van het water. Alle huizen moesten een WC hebben, waarvoor een gat in de grond werd gegraven, dat regelmatig geleegd moest worden en de wc’s mochten geen goten hebben die in de Delft uitwaterden. Bedrijven van leerbewerkers waren verplicht in een beschoeide put aan de oostzijde van de stad de huiden te reinigen. Ververs werden eveneens verplicht ten oosten van de stad de putten te bedekken en voor schoenmaker gold hetzelfde als voor de leerbewerkers. Lakenvollers moesten ook over putten beschikken die aan beide zijden van de stad mochten liggen en voor lijmkokers gold dat zij hun bedrijf alleen op een afstand van 25 roeden van de vesten konden uitvoeren onder beding dat zij hun afval bewaarden en niet in de sloten gooiden.
Het heemraadschap Gouda
3
10
Ook de stad Brielle deed alles om vervuiling te voorkomen. Alle beroepen die vervuiling van de wateren veroorzaakten moesten hun bedrijf uitvoeren buiten de vrijheid van de stad of op zes roeden vanaf de huizen. 11 In Amsterdam komt in het vroegste keurboek een enkele maal het begrip ‘zijl’ in de betekenis van een duiker voor in 1390. Iemand met een hofstede kreeg toestemming om een ‘zijl’ te leggen door de burchtwal naar de gracht. In de veertiende eeuw werden hoofdzakelijk huizen en erven tussen twee grachten verkocht, zodat direct in- en uitgewaterd kon worden onder de nodige voorwaarden. Later in de zestiende eeuw werden de open wateren mondjesmaat overkluisd, maar toch bleef men een voorkeur voor bruggen houden. Rond 1600 waren er tien overkluizingen of duikers en ongeveer dat getal bleef gehandhaafd tot en met de zeventiende eeuw. Bij archeologisch onderzoek in Dordrecht zijn duikers daterend van begin vijftiende eeuw gevonden, die leken uit te monden in een gegraven gracht. Deze duikers zijn gevonden in een veertiende en vijftiende context en waren uitgeholde halve boomstammen van ongeveer 11 m lang, verbonden met 12 houten pennen en gevlochten wilgentenen. Er komen in de Nederlanden wel duikers voor, maar dat waren hoofdzakelijk overkluisde open wateren. Een beroemde Goudse duiker in Gouda is de Donkere Sluis, in ’s-Hertogenbosch werd de Binnendieze vanaf de zestiende eeuw grotendeels overkluisd, waardoor een gesloten in- en afwateringssysteem ontstond. Overkluizing kwam eigenlijk in de meeste grote steden in de Nederlanden voor vanaf de zestiende eeuw.
3. De eerste duikers in Gouda In de eerste decennia van de dertiende eeuw werd het veenriviertje de Gouwe in de richting van de Oude Rijn doorgegraven en kwam er een kaarsrecht kanaal en een goed afwateringssysteem naar de Oude Rijn te liggen. Dit maakte de ontginningen vanaf die Oude Rijn mogelijk, omdat afgewaterd kon 13 worden via de Gouwe naar de Oude Rijn. De aanleg van de keersluizen bij Alphen aan de Rijn en de Goudse Sluis aan de Oude Rijn en de Donkere Sluis in het hart van Gouda was het gevolg hiervan. De breedte van de Sluis, later de Donkere Sluis, was gezien de afmeting van de windas in 1399 niet gering. Om een nieuwe windas te maken werd een balk van bijna 9,5 m lang en 63 cm dik gekocht. Deze as diende om de schotdeur van de sluis omhoog te trekken en te laten zakken met behulp van 14 één rad. De Haven werd de spil van het Goudse waternet en vanuit die haven werden de eerste duikers aangelegd. In de veertiende, maar misschien al in de dertiende eeuw werden drie duikers aangelegd om het IJsselwater in te laten. Eén werd aangelegd aan de westzijde van de Haven vanuit de IJssel door de IJsseldijk heen bij de Oude Veerstal tot in het water van de Peperstraat. De andere twee duikers liepen vanuit de oostzijde van de haven zelf via het kasteeldomein naar het water van de Spieringstraat en de ander vanuit de Haven onder het gasthuis door tot in de waterschap rond de Molenwerf. Via deze drie duikers werd dagelijks vers water door de eb- en vloedbeweging van de IJssel aangevoerd en diende toen al om het grachtenwater te verversen. De duiker vanuit de Oosthaven onder het kasteel door tot in het water van de Spieringstraat en die vanuit de Oosthaven onder het gasthuis met een verbinding naar de Molenwerf zijn waarschijnlijk even oud als de duiker vanuit de IJssel naar de waterschap van de 15 Peperstraat. 16 Al in 1413 waren er al problemen met de omvang van de duikers. De vroedschap besliste daarom dat de duiker naar de Peperstraat met een hoogte van 63 cm en een breedte van 1.63 m tot een derde van die afmetingen moest worden teruggebracht en hetzelfde gold voor duiker ‘opt hof’ die ook met een derde vernauwd moest 17 worden. Deze duiker vanuit de Oosthaven tot in de Spieringstraat ook wel ‘De Oude Seyl van ’t Casteel’ genoemd was in 1630 76 cm 18 hoog en 52 cm breed. Bij een archeologische onderzoek in het jaar 2000 lag er ook een duiker ter hoogte van het huidige pand Oosthaven 14 die vanuit de Haven naar de Molenwerf liep. Wanneer deze is aangelegd is niet duidelijk, want niet heel veel huizen aan de Oosthaven waterden uit op de Spieringstraat. Ingenieur Adam Bernaert constateerde reeds in 1604 al dat heel wat huizen aan de Oosthaven wel inwaterden vanuit de Haven, maar geen uitwatering achter de huizen hadden. Het pand aan de Oosthaven 14 is één van de weinige, die wel
Het heemraadschap Gouda
4
uitwatert achter het huis. Deze overkluisde duiker bestaat nog steeds en loopt in de lengterichting 19 onder het pand door in de richting van het grachtje aan de Molenwerf. In 1614 bleek dat er maar zes 20 duikers inwaterden aan de Oosthaven en uitwaterden in de waterschap van de Spieringstraat. Twee van de oudste Goudse duikers kwamen in het gedrang door een hoog oplopend conflict tussen de stad Gouda en Rijnland. Een paar eeuwen later in 1630 na een rechtszaak voor het Hof van Holland over de geplande watervolmolens in Gouda kwamen beide partijen tot een vergelijk onder de nodige voorwaarden. Van de drie oudste duikers van Gouda moesten er twee afgesloten worden ter compensatie van een nieuwe duiker vanuit de IJssel bij de toekomstige grote volmolen. Dit waren de ‘Oude Seyl van ’t Casteel, die in die periode zo genoemd werd, onder het huis van oud-burgemeester Goutswaert (Oosthaven 68) en de duiker onder het gasthuis. De oudste duiker vanuit de IJssel was de enige die nog overbleef. De beide volmolens komen later nog uitgebreid ter sprake.
4. Particulier initiatief Het lijkt erop dat de burgers op eigen initiatief de eerste duikers onder hun huizen aanlegden, maar na omstreeks 1400 behoorde dit particulier initiatief min of meer tot het verleden. Vooral onder de huizen 21 aan de Gouwe waren de duikers in de meerderheid. De vroedschap van de stad mengde zich al vroeg in het waterbeheer. Bijvoorbeeld in 1413 groeven twee huiseigenaren op een onbewoond erf de 22 duiker tussen de Groenendaal en de Tevecoop bij de Naaierstraat. De schout waarschuwde het gerecht waarna het een en ander tot profijt van de stad werd geregeld, de duiker bleef, maar werd verzwaard met de nodige jaarlijkse belastingen aan de stad. De vele duikers onder de huizen aan de Gouwe en aan de Westhaven zijn waarschijnlijk al vóór 1400 aangelegd zonder tussenkomst van de stedelijke overheid. Deze duikers zullen later aan de orde komen bij het onderhoud daarvan. De kosten van onderhoud aan de kaden, de waterschappen en de duikers werden omgeslagen over de eigenaren van de huizen waaronder de duiker lag en eveneens was dit het geval als het een kade betrof. Al ongeveer in 1340-1345 bepaalde de magistraat in een keur de wijdte van de waterschappen, wat het onderhoud van de kaden vergemakkelijkte omdat men wist waar men aan toe 23 was. In 1611 droeg de vroedschap de landmeter Hendrik Vosch op om de lengte van de straten op 24 te meten met het oog op de bijdrage in de kosten van bestrating. Rond 1617 schakelde de vroedschap Hendrik Vosch weer in om de breedte van huizen op te meten, dit was de eerste opdracht om de breedte en de oppervlakte van de huizen te standaardiseren. Het vergemakkelijkte de berekening van de kosten van onderhoud van de kaden en duikers per eigenaar omdat die kosten per 25 lengte en per oppervlakte werden omgeslagen. In 1785 verzocht de stad voor de tweede maal een 26 gestandaardiseerd overzicht van de breedte van alle huizen in de stad. Tweemaal per jaar, in het voorjaar en in het najaar, bij mooi weer en bij een lage waterstand werden ‘de sluisen, verlaaten, zijlen, slakken, schuyven en slotbalken’ door de fabrieksmeesters, nu bekend als Bouw en Woningtoezicht, en de burgemeesters geschouwd. Ook de particuliere duikers onder de huizen maakten vanzelfsprekend deel uit van de jaarlijkse schouw. 5. De Goudse overheid als ‘heemraadschap’ De jaarlijkse schouwen betroffen de wateren binnen en buiten de stad, waaronder ook de 27 waterwerken van de Domeinen. Een voorbeeld van de schouw in 1637 en één van een eeuw later in 1734 verschilden nogal van elkaar en weerspiegelde de uitbreiding van de verantwoordelijkheden van ‘het heemraadschap’ Gouda. In 1637 inspecteerde de Goudse overheid de sluis buiten de Dijkspoort en de valbrug genaamd het 28 Rabat naast het bolwerk buiten de Potterspoort, deze waren eigendom van de Staten van Holland. De Donkere Sluis met de sluisbrug op de Gouwe en het verlaat in de Gouwe waren eigendommen van de graven van Holland. De duikers binnen de stad werden geschouwd en de wateren buiten de 29 stad met onder andere de sluis achter het Slot bij de Hanepraay en nog de dijk strekkende van achter het kasteel tot aan de Bloemendaalse sluis en de Haastrechtse brug. Een eeuw later in 1734 waren de inspecties uitgebreid met een scala van sluisjes en verlaten zoals de deuren aan de IJssel ofwel het Rabat aan de Haven met de slakken en schuiven, de twee volmolens, de Hanepraysluis, de grote statensluis buiten, de sluis van de grafelijkheid binnen de stad, het verlaat bij het Amsterdamse veer, de sluisjes naast de kerk, de sluis aan de Peperstraat en die op de Gouwe achter de Vismarkt, het Moordse verlaat, het Bloemendaalse verlaat, het Sluipwijkse verlaat, de 30 particuliere duikers met schuiven en voor het overige al wat noodzakelijk was.
Het heemraadschap Gouda
5
6. Wat ligt er onder de grond? In de keur van omstreeks 1340-1345 werd al bepaald hoe breed de sloten en de waterschappen in de 31 stad moesten zijn. In de keur van 1665 werd nogmaals en niet voor de eerste keer de wijdte van de waterschappen vastgelegd en tegelijkertijd werd de oppervlakte van de stad onderverdeeld in vier waterkwartieren, waardoor de verantwoordelijkheid voor het waterbeheer gedelegeerd kon worden naar de vier stadsdelen binnen de stad. Voor een goede controle was van belang waar het water verdween onder de huizen en straten. In diezelfde resolutie van 1665 werden ook de publieke duikers van de vier stadsdelen in kaart gebracht, 32 maar die lagen dan wel weer gedeeltelijk onder de particuliere huizen. 33 Het eerste kwartier zag er als volgt uit. Er liep een duiker vanuit de oostzijde van de Haven onder het 34 al genoemde huis van Goutswaert, dan om de tuin heen van burgemeester Cool in de Vijverstraat. Die duiker waterde uit op de binnenvesten en daarna in de Singel ten zuiden van het Doelepoortje. Vanuit het water van de Groeneweg liepen twee duikers. Eén duiker liep onder het voormalige paterhuis van het Catharinenklooster en later na de opheffing van het klooster werd het paterhuis vervangen door de regentenkamer van het tuchthuis. Heel wat gevangenen van het tuchthuis zullen aan die duiker nachtmerries hebben overgehouden. De duiker onder de regentenkamer kreeg de naam van de ‘Donkere Hel’, een plaats waar tuchtelingen bij herhaald slecht gedrag tot eenzame opsluiting werden veroordeeld. De donkere hel bestond uit een rooster boven het water van de duiker waar men ten hoogste vier weken geketend mocht verblijven. De andere duiker onder het tuchthuis liep vanuit de Groeneweg langs de Catharinakerk tot in de Geuzenstraat en waterde uit in de binnenvesten. Het tweede waterkwartier begon bij de Donkere Sluis liep onder de huizen van de Wijdstraat door richting kerkhof, onder het kerkhof zelf tot achter het koor van de kerk en kwam uiteindelijk uit bij het water van de Groeneweg. Deze duiker had een vertakking naar de Botermarkt en naar de Varkensmarkt. De duiker van het tweede waterkwartier waterde uit in de gracht binnen de vest en vervolgens door de sluistoren in de stadsgracht. In het derde kwartier lagen drie duikers. De eerste duiker begon bij de Gouwe en waterde uiteindelijk uit in de vesten bij de Kleiwegspoort. De tweede liep vanuit de Lage Gouwe (Lage Gouwe 152/154) bij ‘de Swarte Leeuw’ en vervolgde zijn weg achter de huizen van de Tevenkoop en via de Lange Groenendaal, de Turfmarkt, onder het timmererf door tot in de Naayerstraat. De derde duiker begon aan de Gouwe en waterde uit in de waterschap achter de Vismarkt. Het vierde kwartier liep vanuit het Nonnewater met twee duikers onder het Leprooshuis tot in de vesten en waterde uit op twee plaatsen in de stadsgracht. Eén duiker liep dwars door de stadsmuur naast de Potterspoort bij de toren en de andere waterde uit in de Verloren Kost. Een andere duiker liep vanuit de Gouwe aan de zuidzijde achter de huizen van de Gouwe en achter ‘het Huis met de Heyligen’ (Hoge Gouwe 39) vertakte de duiker zich. De ene vertakking liep door de Komijnsteeg en de andere door de Kuipersteeg en beide waterden uiteindelijk weer uit in de Raam bij het Zwaansgat bij de Dijkspoort. Deze waterleidingen annex riolen bleven bestaan tot het begin van de twintigste eeuw, daarna kwam er een tweedeling tussen riolen en drinkwaterleiding. Omstreeks 1900 verhuurde de Goudse overheid de ‘gerioleerde zijlen’ zoals de duikers werden genoemd aan de huiseigenaren per strekkende meter met de grond daarop. Een voorbeeld van zo’n huurcontract met de overheid is dat van Aart van Maarn Jacobsz koopman op 31maart 1916 en zag er als volgt uit: de lengte en de breedte van de duiker, hier een gedeelte van de gerioleerde ‘zijl’ nabij de Komijnsteeg D401, was ongeveer 15.50 m 2 lang en 1.50m breed met een oppervlakte van 23,25 m ten behoeve van de percelen kadastraal 35 bekend als D1508, 1500, 1509 met een onderhoudsplicht van de duiker en de grond daarboven. Tegelijkertijd werden wel de zogenaamde betonriolen aangelegd, maar dat gebeurde pas als er 36 huizen afgebroken konden worden. In 1855 werden nog steeds dan ‘riolen’, zoals de duikers in die periode aangeduid worden, op dezelfde wijze aangelegd en opgebouwd als in de eeuwen daarvoor.
Het heemraadschap Gouda
6
Bij de Vlamingstraat werd in dat jaar een riool aangelegd van 10 el lang dwars door de straat met een wijdte van 30 duim. Op grenen platen werden de twee ‘rechtstanden ‘ opgemetseld van één steen dik en afgesloten met een halfsteens gewelf. Aan de uiteinden metselde men twee vervalputten met een binnenmaat van 50 duim en met een overwelving van halfsteensmetselwerk. Deze vervalputten werden in eikenhouten ramen gelegd met vijfduims platen daarop. Het bestaande riool moest worden gesloopt en verder met zand gevuld worden en het nieuwe riool moest weer bedekt worden met de aarde uit de uitgegraven sleuf. Intussen bleek ook al dat het onderhoud van de waterschappen en duikers uitbesteed was aan binnendiepers zoals de rioolreiniging toen werd genoemd. Nicolaas Mes, Cornelis Nederhoff en Johan 37 Mulder baggerden in 1854 alle waterlopen uit voor een bedrag van 1.400 gulden per jaar. Vijftig jaar nadat de Goudse overheid een aarzelend begin had gemaakt met de aanleg van de zogenaamde ‘betonriolen’ werd er rond 1912 voor de drinkwatervoorziening een commissie van onderzoek ingesteld. Uiteindelijk in 1914 werd een concessie verleend aan de Goudsche Waterleidingmaatschappij, waarbij het Lekwater op chemisch en bacteriologisch gebied de voorkeur genoot boven het IJsselwater.
7. De particuliere bezitters van duikers en de problemen Het Hoogheemraadschap Rijnland had al vroeg invloed op het beheer van de waterstaatszaken van Gouda. In 1413 werd op dringend verzoek van Rijnland door de magistraat verordonneerd dat de Gouwe tussen de Donkere sluis en de stenen brug verdiept moest worden tot op het niveau van de dorpel van de sluis. Een ander punt betrof de eikenhouten beschoeiing in de Haven, die tot op een 38 bepaalde diepte moest worden geslagen voor het aanleggen van de schepen. Een eeuw later in 1511 begon de kwestie van de duikers gevoeliger te liggen door het vele water dat onttrokken werd aan de Haven, de Gouwe en de twee waterschappen achter de Haven, met name die van de Spieringstraat en van de Peperstraat. In 1511 verordende de Goudse overheid dat binnen een week alle duikers gedicht of van schotdeuren moesten worden voorzien. Deze noodmaatregel was nodig voor het geval dat een waterschap afgedamd moest worden, omdat het hele watersysteem met elkaar in verbinding stond. Dat gebeurde in 1517 toen men opdracht kreeg om alle duikers, met de speciale vermelding dat deze opdracht ook voor de kloosters gold, moesten worden afgesloten door middel van een schuif of een schotdeur. In het jaar 1571 was dat weer het geval toen een nieuwe 39 schotdeur voor de grote sluis gemaakt werd. De schouw in 1614 werd bevorderd door een officiële aanschrijving van het Hoogheemraadschap Rijnland in 1610. Hierin werd weer verordonneerd dat alle duikers aan beide kanten van de Haven van schotdeuren moesten worden voorzien en alleen maar geopend mochten worden met medeweten van de burgemeesters. Rijnland had tevens geconstateerd dat sommige gaten in de kademuren, waar de duikers op inwaterden, bespottelijk groot waren en drong bij de magistraat ook aan op een verordening over de officiële maatvoering van de inlaten van de duikers. Die verordening werd 40 vastgesteld en had in 1614 kracht van wet bij de schouw van de huizen aan de Gouwe. De bewoners van de huizen met duikers aan de Gouwe tussen de Visbrug en het Verlaat werden in 1614 verplicht de maatvoering van de inlaten terug te brengen tot een hoogte van 31 cm en een breedte van 37 cm. Op de plaats waar in- of uitgewaterd werd, verplichtte de Goudse magistraat dat de openingen van hardsteen moesten worden gemaakt en de publieke duikers werden voorzien van roosters. Bij de controle in 1614 werden meerdere eigenaren genoemd. Bijvoorbeeld de bakkers Jacob Cornelis en Gijsbert Martens werden verplicht om de duiker onder hun huizen te verwijden, omdat door de duiker onder hun huizen ook het water van de Keizerstraat achter tot aan de Gouwe liep en naderhand zouden de door hen gemaakte kosten met de stad verrekend worden. Gijsbert Martens had al een gat in de kademuur gemaakt om een nieuwe duiker te maken, dus er bestond nog wel enig burgerinitiatief. De eigenaar van het Huys met de Trappen van Camerlingh (Hoge Gouwe 97) met een duiker en uitwatering in de vleugel van de brug werd verplicht om nog een ijzeren stang te laten aanbrengen. In totaal werden 10 huisbezitters verplicht om de inlaat van de duiker op maat te maken. De inspectie werd gehouden door de baljuw, de burgemeesters, de schepenen en de fabrieksmeesters. Vooraf was namelijk besloten om alle bezitters van de huizen met ‘lockingen’ (schuiven) op het raadhuis te ontbieden om hen te laten zweren dat zij de duiker nooit en te nimmer 41 zouden ontdoen van de sluiting, op straffe van het verlies van het recht op inwatering . De verplichtingen tot onderhoud van de duikers en waterschappen maakten ook een belangrijk deel uit van de overdrachtsakten van onroerend goed. Overdrachtsakten werden eeuwenlang voor de schepenen vastgelegd, dus de overheid had altijd wel zicht op onderhoudskwesties en bouwverordeningen.
Het heemraadschap Gouda
7
De heer Goutswaert, al bekend van de duiker vanuit de Oosthaven, kocht in 1595 een erf bij zijn woning aan de Oosthaven dat lag op de plaats waar het gesloopte kasteel aan de vesten had gestaan. Onder de grond van het erf lag de duiker vanuit de Oosthaven tot achter het voormalige 42 kasteel. Bij de aankoop verkreeg hij tegelijkertijd het recht op visserij in diezelfde duiker. Deze aankoop was bijzonder omdat het recht op visserij, voornamelijk in de Goudse singels, altijd door de stad werd verpacht en later was dat ook weer het geval met de visserij in de duiker van het slot 43 inclusief het visrecht van de vijver. In de acte werd Goutswaert verplicht de duiker tot aan de uitloop te onderhouden en eventueel te laten repareren op zijn kosten als dit door de fabrieksmeesters noodzakelijk werd geacht. Een andere voorwaarde was dat hij op het stuk grond geen molen of een ander gebouw mocht neerzetten. Een tiental jaren later in 1623 verzocht Mangelaer aan de Vreemde Vismarkt of hij de straat mocht openbreken om een waterinlaat tot in de Gouwe te leggen. Het motief van zijn aanvraag was dat hij veel schoon water nodig had voor zijn bedrijf het ‘Compas’, een grote branderij voor het stoken van brandewijn. Hij kreeg toestemming mits hij alleen een waterinlaat maakte en geen overloop. Tijdens de aanleg van de waterinlaat achter de lakenververij van Sas (Gouwe 131) werd verordend dat het werk stilgelegd moest worden. Dit omdat bij nader inzien Sas er meer mee gediend was dan de bierbrouwers en de andere bedrijven in de buurt. De aanleg van een loden waterleiding vanuit de Gouwe bleek uiteindelijk de oplossing te zijn. Deze leiding werd in het huis van Cornelis de Lange een brouwer aangelegd en Sas zou één derde van de kosten op zich nemen. De Lange liet een put in zijn huis maken van waaruit hij het water kon pompen en nam ook éénderde van de kosten op zich. Sas werd gesommeerd om de waterinlaat achter zijn bedrijf tot aan de kademuur af te breken en de kade 44 weer terug te brengen in de oude staat. Bierbrouwers en ververs hadden vrijwel altijd als het over water ging tegengestelde belangen, zoals ook uit de volgende klacht bleek. Heden ten dage wordt het schuren van de wateren geprezen in Gouda, maar het leverde heel vaak de nodige problemen op. Het volgende voorbeeld was beslist geen uitzondering. Johan Hendricks ’t Hart bierbrouwer was de dupe geworden van het Goudse plan om de lakennijverheid en daardoor de economische vooruitgang van de stad te bevorderen. De stad subsidieerde de vestiging van ververs, maar had wat minder aandacht voor gevolgen van de vestiging van lakenververijen binnen een stad. ’t Hart haalde zijn water uit de Spieringstraat en had destijds de stad al verzocht om een andere plaats voor de ververij aan Spieringstraat aan te wijzen. In september 1615 tekende hij bezwaar aan tegen de vermindering van het schuren dan in de periode daarvoor wel het geval was. Een gevolg daarvan was dat de zijl onder het huis van Goutswaert ondieper en smaller door het aangekoekte vuil was geworden. Dit was weer te wijten aan het voortdurende schutten in de Haven. Tijdens het schutten was men verplicht de duikers af te sluiten door middel van de schuiven, waardoor heel weinig water kon worden ingenomen. Het tweede punt was dat de duiker onder het huis van Goudswaert onder de vesten was verlegd, waardoor er nog meer water aan de waterschap van de Spieringstraat onttrokken werd. Het gevolg was dat de verfstoffen in het water niet konden worden weggeschuurd, maar alleen bezonken en naar boven kwamen als het water in beweging werd gebracht. ’t Hart verzocht om een putgalg op de kade voor zijn huis te mogen maken om het water door een goot in de ketel te laten stromen. Hij kreeg toestemming om een putgalg te slaan. Na de eeuwenlange kwesties met de schotdeuren en schuiven voor de duikers onder particuliere huizen in Gouda greep Rijnland in 1869 in. Het hoogheemraadschap sloot een contract af met het gemeentebestuur van Gouda over de duikers. Op kosten van Rijnland werden de duikers voorzien van schuiven, die uitsluitend en alleen bij aflopend schutwater door de sluisknechts werden geopend 45 om doorspoeling van die duikers te verkrijgen. 46 Rond 1900 begon men met de aanleg van betonnen riolen, maar nog niet op grote schaal. Alle ‘gerioleerde zijlen’ het vaste begrip voor duikers, werden voorlopig in afwachting van een definitieve oplossing door de stad per strekkende meter verhuurd. 8. De eeuwenlange grief van Rijnland: de Goudse watervolmolens Een moeilijk onderwerp voor het waterbeheer binnen en buiten de stad Gouda was de aanwezigheid van de twee getijdenvolmolens die werkten op de getijbeweging van het IJsselwater. Dit waren de kleine volmolen bij de Oude Veerstal die op de al bestaande duiker naar de Peperstraat kon werken en een nieuwe volmolen met een nieuwe waterinlaat vanuit de IJssel. Voor de grote nieuwe volmolen zou uiteindelijk een duiker vanuit de IJssel gegraven worden door de stedevesten, langs de fundamenten van het gesloopte kasteel tot in de Spieringstraat en uitwaterend op het water van de 47 vesten en vervolgens met het water van de Gouwe in de boezem van Rijnland terechtkomen . met de bedoeling de economische ontwikkeling van de stad Gouda door de ‘mechanische’ vollerij te bevorderen werd de kleine volmolen in 1621 in gebruik genomen en de grote volmolen pas in 1632.
Het heemraadschap Gouda
8
Het vollen van wollen stoffen was één van de bewerkingsprocessen om geweven wollen stoffen de nodige dichtheid te geven en van vetdelen te zuiveren. Men deed dit door de lappen stof in een kuip, genaamd kom, gevuld met een bijtende stof eerst met de voeten te trappelen en later in de zeventiende eeuw met de hand te beuken waardoor de stoffen 25 tot 50 % krompen. Hierdoor ontstond een viltachtige stof die verkocht werd als lakense stof. In een volmolen in Epen die werkte vanaf 1725 werden de eiken volkuipen gevuld met volaarde (een soort klei), lijnzaadolie, ranzige boter, rottende urine en water. Men had de molen in Epen ver buiten de bebouwde kom gebouwd, omdat men regelmatig de stoffen in de kuipen moest vervangen en deze werden geloosd in de Geul. Het is heel waarschijnlijk dat men in de volmolens in Gouda hetzelfde mengsel in de volkuipen gebruikte, waardoor de klachten over de slechte waterkwaliteit alleszins te begrijpen zijn. De volmolen in Epen is nog steeds te bezoeken. Al in 1630 werd geklaagd over de kleine volmolen, het inlaatwater werd tot de helft gereduceerd in de 48 waterschap van de Raam en het water vervuilde bij het vollen. Uiteindelijk kwam er in 1632 een schikking tussen Rijnland en Gouda over de waterinlaat vanuit de IJssel. In de voorwaarden van het huurcontract van de volmolen aan de Punt kwam te staan dat de huurder moest gedogen dat de molen drie maanden per jaar zou sluiten. Als het water van de Gouwe tijdens die drie maanden redelijk laag stond dan mocht de molen wel werken, maar alleen na toestemming van de heemraden van Rijnland en Schieland. Deze voorwaarden waren niet zo verwonderlijk gezien de afmetingen van de duiker van de grote volmolen vanuit de IJssel, namelijk 73 49 cm wijd en 167 cm hoog. Het was deze duiker die werd aangezien voor een vluchttunnel uit het kasteel door de Goudse burgers in de twintigste eeuw. Moeilijkheden waren te verwachten door de enorme afmetingen van de waterinlaat vanuit de IJssel. Het waterschap Rijnland controleerde zeer regelmatig de hoeveelheid water die binnen kwam vanuit de IJssel. Bijvoorbeeld bij een inspectie van Rijnland in 1725 bleek dat door de uitwatering op de boezem van Rijnland het boezemwater in dat jaar, mede ook door de hevige regenval, zo hoog stond dat de koeien al vroeg in oktober op stal moesten. Bij een andere inspectie berekende één van de inspecteurs de inname van de hoeveelheid water vanuit de IJssel. Hij kwam tot de eindconclusie, dat als de volmolens per etmaal 12 uur zouden werken er iedere dag 768.000 ton water in de boezem van 50 Rijnland terecht zou komen. Bij een inspectie in 1738 merkte de inspecteur op dat er in de grachten ten oosten en ten westen van de Haven geen IJsselwater in de duikers werd ingelaten. Wel bleek dat alleen door de doorstroming 51 van het water van de beukmolens er zeer veel boezemwater in Rijnland kwam. Pas op 15 februari 1870 werd het waterrad voorgoed verwijderd en kwam er een einde aan de grief van Rijnland. Het is moeilijk voorstelbaar dat de Goudse volmolens, maar vooral de grote volmolen meer dan twee eeuwen hebben gewerkt en zijn gedoogd, terwijl het evenwicht van de waterhuishouding ernstig verstoord werd. In de binnenstad verstoorde de waterinname van de beide molens het effect van het schuren van de waterschappen en van de duikers door de afname van de hoeveelheid water. Ook die volmolens vervuilden en verontreinigde nog eens het water. Buiten de stad veroorzaakte de toename van het inlaatwater vanuit de IJssel door de Gouwe op de boezem van Rijnland aanzienlijke schade 52 aan de twee sluizen halverwege de Sparendamse dijk bij het huis Swanenburgh. Door de toevloed van het IJsselwater in het boezemwater van Rijnland kwam het water in sommige perioden vier duim hoger te liggen dan in Leiden en deze voorbeelden waren niet de enige. 9. Conclusie Gouda heeft vanaf de dertiende eeuw letterlijk gevochten om het hoofd boven water te houden. De uitgaven van de Goudse overheid en van de Goudse huizenbezitters waren hoog gezien de enorme kosten van onderhoud aan de watergangen, maar het beleid van de overheid beperkte zich vaak tot het belang van bedrijven. Met de beschikbare middelen lukte het om een consensus te bereiken, ook met de bedrijven die veel water nodig hadden. Schoon water was noodzakelijk voor de bierbrouwers, maar een goede afwatering was ook nodig voor het afvalwater van de ververs, de looiers en de vollers via de vele duikers om de woede van de burgerij niet op de hals te halen. Schoon water is een eerste levensbehoefte, maar dat werd pas echt mogelijk met de aanleg van de waterleiding en de riolen omstreeks 1900. Mij lijkt dat de dagelijkse waterproblemen en de daaruit voortkomende werkzaamheden juist een goed beeld bieden van het Goudse waterbeheer en van de ligging van de boven- en ondergrondse watersystemen. Pragmatische oplossingen, die de vrede en rust binnen en buiten de stad moesten garanderen, waren een belangrijk onderdeel van dit beheer. De besluiten vanaf de veertiende eeuw
Het heemraadschap Gouda
9
tot en met omstreeks 1900 geven mede inzicht op de verhouding van de stad met het Hoogheemraadschap van Rijnland, dat een flinke greep op de regie had.
Bijlage I. SAMH, OA-2461 Verbaal van de wijdte van sluisen en bruggen op de doorvaart door Gouda, van de IJssel af tot in de Gouwe in 1742 de sluis voor aan de Haven aan de IJssel genaamd het Rabat = 20 voet 6 duim de brug over de Minderbroederssteeg = 18 voet 5 duim de brug over de Noodsteeg = 17 voet de Gemeenlandssluis in de Haven genaamd de Swaey = 15 voet 1 duim Hoornbrug of de Slepersbrug wijd tussen de muren = 21 voet 6 duim brug bij de Vismarkt = 21 voet brug over de Keizersstraat = 21 voet 8 duim brug over de Lutherse kerk = 17 voet sluis bij het Amsterdamse Veer = 14 voet 3 duim brug over de Turfmarkt = 14 voet 10 duim Hoge brug bij de Potterspoort over het Galgenveld = 16 voet 9 ¾ duim brug buiten de Pottersport genaamd Jan Cattenbrug = 14 voet 8 duim de sluis bij de Donkere Sluis ten zuiden van de kerk = 7 voet 8 ¾ duim sluis in de Peperstraat = 11voet 6 ¾ duim sluis onder de Craalbrug in de Gouwe = 9 voet 2 ½ duim Moordsche Verlaat in de Cingel = 9 voet 2 ½ duim Bloemendaalsche Verlaat in de Cingelbuiten de Kleiwegspoort = 9 voet 2 duim Bogen onder de brug Tiendewegspoort tussen de muren = 11voeten brug in de Cingel over de karnemelksloot = 14 voet 5 duim Sluis achter het Slot onder de dijk bij de Hanepraay = 16 voet 3 duim Reeuwijksche of Sluiswijkse Verlaat liggende aan de wetering bij de molens = 9 voet 1 duim 20 september 1742, alle maten rijnlandse maat 12 voeten in de roede
Bijlage II. SAMH, OA-3673 ‘Lijste van zijlen in de voorsz stadt gelegen soo ten aansien van het begin als eynde ende deselve bevonden hebbende tot 17 int getal’ Eerste quartier van de zijlen beginnende van de Haven tot aan de Tiendewegspoort alle gelegen aan de oostzijde van de gemelte Haven De eerste zijl heeft zijn incomst oostzijde van de Haven door de huysinge voor desen genaamt Goutswaert loopt om den thuyn van den heer burgermeester Cool in de Vijverstraet ende soo voorts langs de stadsvesten tot in der stedegracht besuyden ‘t Doelepoortje De tweede zijl loopt in op de Vijverstraet achter de huysen van de Houffsteech achter ‘Troyen’ in de Zack De derde zijl loopt in op de Groenewegh achter huysinge genaamt ‘’ ‘t Misverstand’ benoorden de Doelestraet achter de huysen van de 53 gemelte Doelestraet tot achter het Latijnsche Schoele met 54 drie aderen
Het heemraadschap Gouda
10
De vierde zijl loopt uyt de Groenewegh door ‘t Groot School ende soo uyt in de voorgaande zijl tot in de put De vijfde zijl is loopende uyt de waterschap van de Groeneweg benoorden de Coepoort door de huysinge van Maayke Jans 55 staande naast het Tuchthuys achter de huysen van de Geuse straat als oock deur de put in de Geusestraat door de selve Geusestraat ende soo in de vestesloot tot in de stadsgracht besuyden de Tiendewegspoort op twee plaatsen De seste zijl begint uyt de straat van de Groenewegh achter de Dubbelde Buyrt ende soo door de straat van de Groenewegh voor Sint-Catrijnenkerck heen beneffens deselve kerck door de Geusestraat tot in de vestesloot ende soo in de gracht bij ‘t wedde aan de Tiendewegspoort Tweede quartier van de zijlen beginnende aan de Donckere Sluys ende sijn eponerende in de gracht tusschen Tiendewechsende Cleywechspoort De eerste begint aan de Donckere Sluys ende loopt onder door de huysen, het kerckhoff om tot achter het choor van de kerck achter de huysinge genaemt ‘de Clocke’ dese zijl heeft mede een uytloop xii voet besijden Coster Gijsenstraat, loopt door de huysinge van Adriaan Pansert, soo achter de huysen op de Boter marct, door de straat van de Corten Tiendewegh, door de huysinge naast ‘t Wapen van Gelderlant’ om het erff vant 56 huys van den ‘ Blaewen Haen’ achter Schimmelpennincksteegjen ende achter de huysen van de Cappenaarsteegh aan de zuidzijde door de Vogelesangh, Paradijs, rontsom stadtsdoelen in de vestesloot ende soo in de gracht bij Tiendewegspoort benoorden De tweede zijl uyt de Vogelsangh door deselve straat met een duycker benoorden de Robaarsteegh achter deselve huysen van de Robaarsteegh ende uyt in de vestesloot Een lockinge loopt uyt de vestesloot achter de huysen van de Lemdulsteegh aan de noordsijde De derde begint uyt de Agnieten waterschap achter de Bank van Leeninghe loopt met twee aderen, om door ‘t Magdaleenen clooster loopt tegenover de Varckemarct uyt De vierde zijl begint aan de Verckemarct loopt rontsom ‘t Pest huys tot in de vestesloot ende soo deur de sluystoorn in de stadsgracht Derde quartier van de zijlen ende eponerende tusschen Potters ende Cleywechspoorten als oock in de waterschappen van de Turff marct Nieuwe Haven ende Nayerstraat 57
De eerste comt in binnen de colck op de Gouwe ende loopt onder door de straat vant Amsterdamse Veer onder door de brugge aant Amsterdamsche Veer over de Turffmarct leggende door de straat tot bij de huysinge van Grietgen Pots nu Arien Augustijns van Bergen, slaat daar met een elleboogh om, loopt achter de huysen benoorden de Turffmarct tot door de Nieuwe Haven voor de Cleywegsteegh, soo na de vesten tot in de gracht bij de
Het heemraadschap Gouda
11
Cleywegspoort beoosten deselve poort. Dese zijl heeft verscheyden 58 lockingen d’eerste begint bij Capiteyn van der Zans ende om ‘t erff van de potterije van Jan Dircs noch twee lockingen aan wedersijden van de Vuylsteegh ende noch twee aan wedersijden van de Vrouwesteech loopt om den thuyn van den heer Adriaan van Swaanswijck ende oock mede achter de huysen van de Cleyweg steech aan wedersijden als oock tot aant erff aan ‘ het Schaack bort’ soe dat de Cleywegh ten deele daar sijn water in loost bij ‘t Schaackbort’ op een huys naar De tweede zijl loopt uyt op de oostzijde van de Gouwe bij ‘t huys ‘de Swarte Leeuw’ achter de huysen van Tevecoop ende Lange Groenendal, deselve zijl heeft drie aderen d’een loopt achter de huysen van de Nayerstraat in de waterschap van deselve de tweede looptuyt op de Turffmarct over stadtserff de derde loopt uyt op de Nayerstraat tegenover het huys van de Keyser staande aan de Marct op de Coestraat De derde zijl loopt uyt op de Gouwe doort huys van ‘ ’t Duyfje’ daar Hendrick Schoofs woont door het Lommersteegjen ende achter de huysen van den Langen Groenendal besijden deselve ende ten deele achter de huysen achter de Vischmarct loopt uyt in de waterschap achter de Vischmarct bij Zeger de schoenmaecker ende loopt noch met drie lockingen naar Achter de Vischmarct Vierde quartier van de zijlen eponerende tusschen Potterspoort ende Swaansgadt De eerste zijl loopt uyt het Nonnewater met twee zijlen oft 59 lockingen door ‘t Leprooshuys, het erff ende het Mierenest tot in de vesten op twee plaatsen in de stadsgracht, d’een door de stadtsmuyr besijden Potterspoort bij den thooren, ‘t ander aant Verloren Cost De tweede loopt uyt de waterschap vant Verloren Cost suytwaerts aan door de huysen vant Verloren Cost ende recht door achter de huysen van de Coningstraat tot de huysen van de Vlamingstraat ende loopt uyt op den Raam tegenover ‘t Dubbelt Cruys’ dese zijl heeft vier lockingen De derde comt in opten Raam twee huysen besuyden de Vlamingstraat loopt achter de huysen besijden de Vlamingstraat in de stadts gracht besijden ‘t Vlamingspoorten Dandere loopt om den thuyn van Jan Joppen Cool ende achter Sint-Jacobs erff om het erff van Joris Bosens schoemaker als mede om ‘ ’t erff van Cornelis Maartens de Lange schoemaker ende achter de huyssen van de Drappierstraat ende comt uyt in de vestesloot aan de veste bij de Drapierstraat De vierde zijl comt uyt de waterschap van den Raam off Coningh straat aan de brugge bij de huysinge van --------loopt in de vestesloot tot de Houtesteegh met twee aderen De vijfde zijl loopt uyt op de Gouwe aan de zuidzijde van den Rooden Thoorn achter de huysen van de Gouwe ende achter ‘het Huys met de Heyligen’ alwaar de zijl scheyt in twee aderen tot Sijmon den Raamborger toe ende soo door de Comijnsteegh ende Cuypersteegh ende met twee aderen om het erff van Jan Bolenes ende loopt uyt
Het heemraadschap Gouda
inden Raam bijt Swaanshals
12 60
Ende sijn tot commissarissen over ‘t eerste quartier sijnde d’oostzijde van de Haven gecommitteert d’heeren Jacob van der Dussen, raat ende schepen, Dirck Jongkint cappiteyn ende Jan van Waarden Int tweede quartier d’heeren Lucas de Vet, raat en schepen, Johan van Immerseel ende Michiel Felbier beyde cappiteynen Int derde quartier d’heeren Dammes van Swaanswijck, raat ende schepen, Gerard van Hardenhouck ende Pieter Cinq Int vierde quartier d’heeren Lambertus Buys, raat ende schepen ds Pieter van Groenendijck ende Adriaan de Lange
drs. Adriana G. Bontenbal
[email protected]
1
J. E. J. Geselschap, Inventaris van het oud-archief Gouda (Gouda 1965). Aangeduid als Streekarchief Middel Holland, Oud Archief, voortaan afgekort als SAMH, OA. hier: SAMH, OA-119 f12 (1735). 2 S. J. Fockema Adreae, Het hoogheemraadschap van Rijnland,Zijn recht en zijn bestuur van den vroegsten tijd tot 1857. (Leiden 1934). Betekenissen van waterschap: watergang, waterloop en een lichaam belast met de zorg voor waterstaatswerken. 3 Vroegmiddelnederlands Woordenboek (Leiden 2001). Onder het woord ‘sijlbeemd’ in de betekenis van waterloop langs een weiland (1248-1271). 4 Vroegmiddelnederlands Woordenboek, Tussen 1311-1320 kreeg het ook deze betekenis. 5 CD- ROM Middelnederlands uitgegeven door het Instituut voor Nederlandse Lexicologie (1998), zie onder Beekman. 6 De betekenis van het woord ‘zijl’ is in de loop der tijden aan verandering onderhevig geweest. Verdam onder Beekman (Den Haag/ Antwerpen 1998)de grondbetekenis van dit woord is waterafvoer; in Holland en Zeeland is ‘zijl’ de gewone naam voor sluis. Zie het Woordenboek der Nederlandsche Taal, onder zijl: waterleiding, waterloop, ook een afwateringssluis, waterverlaat. Tot zover de woordenboeken, nu een chronologisch overzicht van de woordbetekenis in de Goudse bronnen. L.M. Rollin Couquerque en A. Meerkamp van Embden, “Rechtsbronnen der stad Gouda”, in: Werken der Vereeniging tot Uitgaaf der Bronnen van het Oud-Vaderlandsche Recht, tweede reeks no. 18 (‘s-Gravenhage 1917) 63, ‘die zijl bi den Veerstal nauwen sel mit een kooker--- ende des sel men de zijl opt hof desghelijx minderen’ (1413) zijl hier in betekenis van waterinlaat ofwel duiker. SAMH, OA-93 f71v-72. Inspectie van de zijlen en lokkingen ’comende aan de Gouwe tussen de Visbrug ende Verlaat’ iedereen die een lokking ( een schuif) heeft moet beloven dat deze nooit meer tot een zijl gemaakt zal worden op straffe van de inloop van het water te verliezen (1614)eveneens in betekenis van een duiker. SAMH, OA-195 f123. ‘Huysje int convent van de Clarissen aan de Nieuwe haven naest het stedetimmerhuys daer de groote zijl onder door loopt’ (1614) een duiker. 7 T. de Ridder, De oudste deltawerken van West-Europa. Tweeduizend jaar oude dammen en duikers te Vlaardingen. In : Tijdschrift voor Waterstaatsgeschiedenis, 8e jaargang nummer 1 (1999) 10-22 8 A. A. M Schmidt-Ernsthausen, Archief van de graven van Blois (‘s- Gravenhage 1982)inventarisnummer 91 f24 in het jaar 1363. 9 J.Soutendam, Keuren en ordonnantiën der stad Delft (Delft 1870) 10 H. de Jager( uitg.) De middeleeuwsche keuren der stad Brielle (‘s- Gravenhage 1901) 11 J. C. Breen (uitg.) Rechtsbronnen der stad Amsterdam ( ’s-Gravenhage 1902) 12 T. Hos, P. Sannen en D. Paalman, bureau monumentenzorg en archeologie, gemeente Dordrecht. Rapport van een archeologisch onderzoek van de gemeente Dordrecht in 2006 en 2007 bij bouwwerkzaamheden aan de Overkampweg en op het ‘Gezondheidspark’ 13 G.P. van der Ven, “De uitwatering van de landstreek tussen de Oude Rijn en Hollandse IJssel”. In: Waterbeweging rond Gouda van ca. 1100 tot heden.Geschiedenis van Rijnlands waterstaat tussen IJssel Gouwe (Leiden 1988) 10-12. 14 NL-HANA-3.01.01. Rekeningen van de graven van Holland. Rekeningen van de rentmeesters inv. nr. 1766 over het jaar 1399. 15 J. J. M. Sloof, “De duikers en volmolens te Gouda en de gevolgen daarvan voor Rijnlands waterstaat” in: Waterbeweging rond Gouda van ca. 1100 tot heden. Geschiedenis van Rijnlands waterstaat tussen IJssel en Gouwe. (Leiden 1988) 26. 16 Rechtsbronnen der stad Gouda 63, ‘die zijl bi den Veerstal nauwen sel mit een kooker--- ende des sel men de zijl opt hof desghelijx minderen’ (1413) zijl hier in betekenis van waterinlaat ofwel duiker. 17 L. M. Rollin Couquerque en A. Meerkamp van Embden, “Rechtsbronnen der stad Gouda”, in: Werken der Vereeniging tot Uitgaaf der Bronnen van het Oud-Vaderlandsche Recht, tweede reeks no. 18 (‘s-Gravenhage 1917) 63, ‘die zijl bi den Veerstal nauwen sel mit een kooker--- ende des sel men de zijl opt hof desghelijx minderen’ (1413) 63. Zijl hier in betekenis van waterinlaat ofwel duiker. 18 S.J. Fockema Andreae, De oude archieven van het Hoogheemraadschap van Rijnland (Leiden 1933). Voortaan vermeld als OAR. OAR-1981. Een dossier over een rechtszaak tussen Rijnland en de stad Gouda voor het Hof van Holland van 1630-1631.
Het heemraadschap Gouda
13
bijlage OAR-1981 9 (bijlage 3) Verzoek over het meten van de beide zijlen (duikers) en de zijlen (duikers) die gestopt moeten worden aan de burgemeesters en schepenen van Gouda, gedateerd 09-07-1630. 19 R. S. Kok, “Gouda Oosthaven 14”. In : Holland. Archeologische Kroniek, 33e jaargang 2001. 85. Onder het achterhuis bleek een overkluisd riool te liggen, dat nog watervoerend en vrijwel intact was. Oosthaven 13 en 14 vormde oorspronkelijk één pand. 20 SAMH, OA 93 f 141v Ghijsbert Ariens Sloos, het Gasthuis, Den vergulden bock, burgemeester Cinq, burgemeester Goudswaert en In den Arck. 21 SAMH, OA 93 f 71v-72v in het jaar 1614 lagen aan de Hoge Gouwe in totaal vijftien duikers en aan de noordijde en zuidzijde nog eens 9 duikers. 22 Rollin Couquerque en Meerkamp van Embden, “Rechtsbronnen Gouda”, 74-75. Zie ook Goudse straatnamen 188 De Tevecoop maakte deel uit van de Turfmarkt. Vroege vermelding als ‘Turfmarkt in Tevecoep” 23 K. Goudriaan, B. J. Ibelings en J. C. Visser (ed.), Het Goudse hofstedengeldregister van ca. 1397 en andere bronnen voor de vroege stadsontwikkeling van Gouda (Hilversum 2000) LXVI- LXXI over de datering. 24 SAMH, OA-3669, 2 stukken 25 SAMH, OA-3670 ‘Quoyer van de langte en de breete van de straten voor de huysen’c. 1617. 26 OA-596. Lijsten van de breedte van de huizen gemeten voor de berekening van de aanslag in het stratengeld, ordonnantie van 1 maart 1785. 27 S. J. Fockema Andrae, Het Hoogheemraadschap van Rijland. 328. Gouda liet zich ten tijde van de republiek gelden als ‘heer’ over de gebieden rondom de stad, volgens Van Hogendorp ‘het oppertoezicht was hier (Gouda) al zo ver over gegaan in opperbestuur, dat de magistraat van de stad zich niet zonder recht de hoedanigheid van opper-waterstaatsbestuur over het land van der Goude kon toekennen’. 28 L. A Kesper, Inventaris der oude rechterlijke archieven. Voortaan aangeduid als SAMH, ORA. SAMH, ORA-423 f140 bij Cromme Gouwe tegenover de valbrugge ofte nieuwe sluis 1646 29 SAMH, OA-2461 De wijdte van de sluizen en bruggen van de IJssel tot in de Gouwe. 30 Voor een transcriptie zie bijlage I 31 SAMH, OA-3673 t/m 3676. Alle vier de teksten beginnen met een afschrift van de keur zoals hij beschreven staat in SAMH, OA-288. Zie hiervoor de tekstuitgave van J. C. Visser. In de afschriften van 1665 in SAMH, OA-3673-3676 staan heel wat verschrijvingen. Ook zijn de teksten van de vier handschriften identiek, waarop verder wordt ingegaan. J. C. Visser, “De wijte van de waterschappen”, in Goudriaan, ea, Het Goudse hofstedenregister LXII-LXXIV en voor de uitgave van de keur 24-29, zie LXXI voor de datering van de oudste keur tussen 1340-1345 en LXV voor de uitgegeven keur in het laatste kwart van de vijftiende eeuw. 32 Zie voor een transcriptie van de tekst bijlage II 33 Het eerste kwartier bestond uit een stelsel van vier duikers, het tweede ook vier duikers , het derde uit drie duikers en het vierde uit 5vijf duikers, 34 SAMH, ORA-431 f17v. Elisabeth Ruitenburgh weduwe van de heer Cornelis Cool, oud-burgemeester en hoogheemraad van Schieland verkocht een huis en erf, een koetshuis, een zaal, een tuin en een paardenstal , alle naast elkaar bij het Slot strekkende van de straat tot de stadsvesten. Aan de zuidzijde lag de volmolen en aan de achterzijde de korenmolen 1690. De Vijverstraat is bij besluit van de burgemeesters in 1612 ontstaan. 35 SAMH, Secretarie-archief 1668 voorheen inv. nr. 1116 (Secretarie-archief in het vervolg aangeduid als SA). Nr 162 dd. 25-04-1914. Theodorus de Kruys fotograaf vergunning om de poort kad.D 537 lopende van de Westhaven naar het water van de Peperstraat te overbouwen en te sluiten Nr. 416 dd. 25-05-1914. C. J. Bruynel, spekslager. Huurcontract voor gerioleerde zijl D 2087 groot 5 ca gelegen achter zijn perceel aan de Peperstraat, voorwaarde onderhoud bestrating van de zijl en van de kolkput daaronder. Nr. 272 dd. 31-07-1916. Aart van Maarn Jacobsz, koopman. Huurcontract van een gedeelte van de gerioleerde zijl nabij de Komijnsteeg D401 ongeveer 15.50 m lang en 1.50m breed, opp 23,25 m2 ten behoeve van de percelen D1508, 1500, 1509 > onderhoud Nr. 1049 dd. 09-12-1916. C Bontenbal, aannemer in Reeuwijk. Contract van gerioleerde zijl achter de Robaartsteeg C2266 het gedeelte groot 17 1/2 m2, grenzende aan en liggende achter de woningen C2600, 2599, 2598> onderhoud 2-3-1917> huurcontract I van der Want, pijpenfabrikant gerioleerde zijl D 401 tussen de Kuiperstraat en de Komijnsteeg 79 ca gelegen naast en achter de percelen van van der Want D 371, 2594,2593, 2592 bij de Kuiperstraat en achter het perceelD2259 aan de Peperstraat nr 464> 15-9-1917> huurcontract Nicolaas Franciscu van Duyn, pijpenfabrikant het gedeelte lang 57.65 m en 1.45m breed groot 83.6 m2 sectie B 1497 lopende van de Nieuwe haven tot aan het perceel B 1839 en grenzende aan het perceel B 1839 en B 2229, 2228 en 1714 De nummers zijn contractnummers. 36 SAMH, SA-1668 voorheen nr 1116 nr 412. Verbreden Aaltje Baksteeg, afbreken percelen kadastraal D 188, 1694, 185, opknappen D 189 en 1693 welke buitenmuren worden , aanleg betonriool, steeg breed bij de Gouwe 7.60 en bij Raam 9.10 m, 37 SAMH, Secretariearchief inv nr 1102 f235 in het jaar 1854. Uitbaggeren kanalen, zijlen, riolen benevens het reinigen van kokers en de daarbij behorende vervalputten; onder deze diep en baggerwerken begrepen het afdammen en drooghouden van de zijlen en riolen> A: in de Haven en de Gouwe 3 ellen beneden AP; B: in de Turfmarkt, Raam, Nieuwe Haven, Spieringstraat, Peperstraat, Nayerstraat en Zeugstraat alsmede achter de Vischmarkt en overige wijde kanalen 2 el beneden AP; C: in de Vogelezang, Vijverstraat, Zak en voorts alle smalle kanalen en zijlen op 1 ½ el beneden AP; D: in de gedekte zijlen en riolen ter diepte van de houten bodems en waar deze niet bestaan op zodanige diepte als onder de bewerking zal worden aangewezen; de riolen en de putten op de markt en andere stadspleinen en straten zoo ook die op het erf van het proveniershuis geene tot de gemeente behorende uitgezonderd ter diepte van de vaste bodems 38 Rollin Couquerque, “Rechtsbronnen”, 53. 39 Ibidem, 345, 504 en 622. 40 SAMH, OA-93 f72v ‘dye particuliere zijlen hebben, die en sullen de mondt niet wijder moeten maken als opte wijte van een voet ende opte hoogte van 14 duymen ende sullen onder en boven moeten leggen hartsteen off bogen slaen en de gemene sijlen sullen beset moeten worden mit ijserne staven’ 41 SAMH, OA-93 f71v 42 SAMH, OA-869. Een servituut van Adriaen Claesz Goudwaert, burgemeester, van de zijl op het slot dd 28 juni 1612. 43 SAMH, OA-3610. Manualen van de ontvangsten en uitgaven van de tresoriers 1595-1605.
Het heemraadschap Gouda
44
14
SAMH, OA-94 f86-88v. Geweest opten Raem ende inspectie genomen van de koocker bij den schepen Jan Sas achter zijne verwerie gemaect ende is denselven Sas aengeseyt met zijn werck bij provisie op te houden ende zijn gecommitteert Claes Wierts ende Dirck Luyten stadstimmerman mitsgaders Michiel Leest ende Jan de Zeeu de timmerman ende metselaer vande voors Sas omme mette anderen te letten ende in wat voegen men best de voors koocker zal mogen brengen . Jan Ghijsberts Sas is tevreeden te draghen een derde van de costen van de pijp dye gemaeckt zoude worden duer thuys van Adriaen Corn de langhe brouwer. Geweest opten raem achter de verwerye van Jan Sas schepen ende is denselven geordonneert zijne koocker in te haelen tot gelijck de buytencant van de muyr van zijne nieuwe kaije 1620. 45 Notulen van het verhandelde in de verenigde vergadering van Rijnland gedurende het jaar 1878 (Leiden z.j.) 540-542. 46 Waterbeweging rond Gouda, zie het artikel van S P. Klapwijk en C. J. Smit, De waterkwaliteit te Gouda in de afgelopen 150 jaar en de rol van Gouda in de verversing van Rijnlandsboezem. 59-76 over de aanleg van riolering en de waterleiding. 47 Bijlage OAR-1981 (bijlage 6). 48 Bijlage OAR-1981 (bijlage 5). Voor de baljuw en schepenen verschijnen: Claes Gerrits foyer 60 jaar, Raes Bick 33 jaar, Corn van der Stael 31 jaar, beide brouwers, Corn Corn Besem kuiper 29 jaar en de aalman Gerrit Pieter Slingeland uit den Haag en hebben op verzoek van de burgemrs de eed afgelegd dat sedert op de zijl aan de Veerstal responderende uit de IJssel tot in de Peperstraat gesteld is geweest de volmolen nog steeds aanwezig maar de helft van het inlaatwater in de stedewaterschappen van de Raam responderende op de waterschap van de Peperstraat alwaar vier comparanten met hun huizen en erven op uitkomen hebben ondervonden dat de waterschappen door de volmolen vervuild en verontreinigd worden door het weinige inlaatwater en stelden dat deselfde molen niet tegelijkertijd ververser en verschoner is en Slingeland stelde dat hij al 16/18 jaar met zijn schuit met aal op de markt heeft gestaan en dat sedert de volmolen werkt heel wat aal is gestorven door het vuile water. Gedateerd 10-10-1630 49 Water in beweging, 32-33. 50 OAR-9185. Over de volmolen in Gouda 1725. 51 OAR-9184. Verbaal van inspectie inlaten IJsselwater. 52 OAR-9185. Over de volmolen in Gouda 1725. 53 SAMH, OA-3645 f9. Groote school en Latijnsche school zijn identiek 54 Vertakkingen of zijarmen. 55 SAMH, OA-2761 f1. Het paterhuis van het Katarinenklooster werd in 1610 tot spinhuis ofwel tuchthuis bestemd. 56 SAMH, ORA-416 f151v. Dit steegje lag bij de Lange Tiendeweg (1626). 57 Ondergrondse verdeelput van diverse duikers. 58 Het woord locking heeft meerdere betekenissen: SAMH, ORA-350 f60 ‘ lockinge of dwerssloot’ (1639) SAMH, OA-197 f77. Jan Goverts Mangelaer vroeg een vergunning om een ‘koocker’ door de straat in de Gouwe te mogen maken, hij krijgt deze ‘ mits maeckende de koocker alleenlick tot een lockinge ende nyet tot een zijll ofte overloop’. (1623) locking in de zin van schuif SAMH, ORA-420 f51v. Bij aankoop van een huis en erf aan de Westgouwe moet de eigenaar het onderhoud en reparatie van ‘ de lockinge van de secreten (toiletten) daeraen’ mede onderhouden (1641) de schuif 59 SAMH, ORA375 f178. Mierenest in de Hollandse Tuyn met aan de oostzijde het Leprooshuys. 60 SAMH, OA-92 f119v -----wonende in den Swaenshals op de hoeck van de stedevesten (1612), zie ook SAMH, OA-91 f112 --verkoopt een erf van 15 roeden int Swaensgat op de stedevesten (1601), in de zeventiende eeuw zijn deze plaatsaanduidingen vrijwel hetzelfde.