Goeree-Overflakkee duurzame energie in het landschap N
H+N+S Lands
Soesterweg
Postbus 16
H
T 033 432
S
E mail@h
Goeree-Overflakkee
duurzame energie in het landschap
Een studierapport in opdracht van het ISGO Amersfoort, februari 2012
N
H+N+ S Landschapsarchitecten Soesterweg 300, 3812 BH Amersfoort Postbus 1603, 3800 BP Amersfoort
H S
T 033 432 80 36
F
E
[email protected]
W www.hnsland.nl
033 432 82 80
Inhoudsopgave
1
INLEIDING
1.1 Aanleiding 1.2 Opgave 1.3 Leeswijzer
7
7
2 3
WERKWIJZE ANALYSE BESTAANDE LANDSCHAPSSTRUCTUUR 3.1 Ontstaansgeschiedenis 3.2 Landschappelijke kwaliteiten
4
VORMEN VAN DUURZAME ENERGIEOPWEKKING
4.1 4.2
4 H
+
N
+
S
'12
Huidige situatie duurzame energie Plaatsingscriteria per modaliteit bio-energie getijdenenergie zonne-energie thermische energie windenergie
9 10
13
15 15 17
19 19 21 23 29 31 33 35
Inhoudsopgave
5 6 7
DENKRICHTINGEN OVER DUURZAME ENERGIEOPWEKKING IN HET LANDSCHAP
39
RICHTLIJNEN VOOR LANDSCHAPPELIJKE INPASSING DUURZAME ENERGIE
45
STUREN OP LANDSCHAPPELIJKE KWALITEIT 61
BIJLAGE Genodigden
werksessies Duurzame energie en landschap Goeree-Overflakkee
63
COLOFON 65
5 H
+
N
+
S
'12
G O E R E E - O V E R F L A K K E E ,
6 Windturbines achter de Klinkerlandse Zeedijk (bestaande situatie) H
+
N
+
S
'12
D U U R Z A M E
E N E R G I E
I N
H E T
L A N D S C H A P
H G OOE RO E F E -D O VS E R T F UL AKK K E E ,
D U U R Z A M E
E N E R G I E
I N
H E T
L A N D S C H A P
1 INLEIDING De vier binnen het ISGO samenwerkende gemeenten van Goeree-Overflakkee
1.1 Aanleiding Energietransitie In de afgelopen eeuwen heeft de mensheid het gepresteerd om een in een véél langere tijdsperiode opgebouwde voorraad fossiele energiebronnen grotendeels op te branden. De bodem van met name onze oliereserves komt langzaamaan in zicht en ook onze voorraad kolen zal op termijn eindig blijken. Je kunt sluipende ontwikkelingen als de op handen zijnde energiecrisis rustig afwachten tot de gevolgen ondragelijk zijn, maar wie vooruit denkt bezint zich nu al op mogelijke strategieën om een transitie in te zetten (zie bijvoorbeeld de publicatie: ‘Duurzaamheid duurt het langst: Onderzoeksuitdagingen voor een duurzame energievoorziening’, KNAW 2007). De transitie naar het grootschalige gebruik van hernieuwbare energiebronnen zal een bijzonder lastige opgave zijn. Verandering van de energie zal merkbaar zijn tot in de haarvaten van onze samenleving, energie raakt
uiteindelijk iedereen. Gevestigde belangen en gehechtheid aan de bestaande situatie zijn daarom bij de energietransitie remmende krachten. Een energietransitie betekent ook nogal wat; waren energiebronnen tot voor kort diep in de grond voor ons verborgen en toonde de elektriciteitsproductie zich slechts als een rookpluim aan de horizon, nu presenteren ze zich op het maaiveld en zijn ze door hun decentrale opwekking steeds beter zichtbaar. Energieopwekking betreedt daarmee de altijd zwaar bevochten ruimtelijke arena. Windmolens staan als (steeds groter wordende) bakens in het landschap, de teelt van biomassa concurreert met voedselgewassen en natuurgebieden en de groeiende populariteit van zonnepanelen laat ons voelen hoe gehecht we zijn aan ons pannen dak. Vooruit denken betekent het ontwikkelen van een visie op de lange termijn. Het Intergemeentelijke Samenwerkingsverband GoereeOverflakkee (verder: ISGO) heeft daarom
een visie ontwikkeld voor een op duurzame energiebronnen gebaseerde toekomst voor het eiland Goeree-Overflakkee. In deze visie zijn een aantal scenario’s gepresenteerd, in oplopend ambitieniveau: moeten, kunnen en willen. • Het ‘moeten’ scenario gaat uit van een reactieve houding, waarbij het landelijk beleid wordt gevolgd en vooral bewezen technieken worden ingezet. Goeree-Overflakkee blijft hiermee netto energiegebruiker. • Het ‘kunnen’ scenario gaat uit van een meer actieve opstelling waarbij aanvullend gemeentelijk energiebeleid wordt geformuleerd en ook meer innovatieve technieken een plek krijgen. Goeree-Overflakkee wordt hiermee een energieneutraal eiland. • In het ‘willen’ scenario wordt het eiland door een proactieve houding netto energieproducent. Deze energieproductie wordt ook een marketing-technisch speerpunt van het eiland.
7 H
+
N
+
S
'12
G O E R E E - O V E R F L A K K E E ,
Bestuurlijk is de voorkeur gegeven aan het ‘kunnen’ scenario. Dit voorkeursscenario heeft daarmee als leidraad gediend voor deze studie; er wordt met een mix van duurzame energiebronnen (getijden, biomassa, wind, zon en aardwarmte) net zoveel energie geproduceerd als er op het eiland wordt gebruikt. Om deze mooie ambitie te realiseren zal het ISGO in de komende 20 jaar flinke stappen moeten zetten om de energiehuishouding te verduurzamen. Zo zal de op het eiland beschikbare biomassa middels verbranding en vergisting zoveel mogelijk moeten worden omgezet in bruikbare energie. Ook zullen er flinke hoeveelheden windturbines en zonnepanelen moeten worden geïnstalleerd. Al deze ingrepen hebben hun ruimtelijke consequenties. Sommige van deze ingrepen zijn slechts voelbaar op de kleine schaal (zonnepanelen op daken, warmtepompen in de kelders van huizen), anderen hebben een impact op de schaal van het landschap.
8 H
+
N
+
S
'12
D U U R Z A M E
E N E R G I E
I N
H E T
L A N D S C H A P
In perspectief: energieneutraliteit Het is een schitterende ambitie: Goeree-Overflakkee als duurzaam energieneutraal eiland in 2030. En nog goed in het landschap in te passen ook. Zou Goeree-Overflakkee soms meer dan andere regio’s geschikt zijn om duurzaam haar eigen gebruikte energie op te wekken? Dat lijkt er wel op. De zuidwestelijke delta is een bovengemiddeld ‘energieke’ regio: de meeste zon van heel Nederland, relatief hoge windsnelheden en de potentie van getijdenenergie. Maar wat nog veel belangrijker is: Goeree-Overflakkee is een uitgesproken landelijke regio met een relatief lage bevolkingsdichtheid. Het mes snijdt hier aan twee kanten: het energiegebruik per hectare is relatief laag en er is veel ruimte voor het opwekken van duurzame energie. Landelijke regio’s zoals Goeree-Overflakkee hebben het op het gebied van duurzame energievoorziening dus relatief makkelijk, zij kunnen met bescheiden middelen duurzaam energie neutraal worden. Dit geldt helaas niet voor de meer verstedelijkte regio’s in ons land. Deze regio’s gebruiken veel meer energie per hectare en hebben door de grotere ruimtedruk minder mogelijkheden om deze energie duurzaam op te wekken. En dan hebben we ook nog de grootverbruikers: de industriegebieden. Zij zullen dus (ook in een duurzamere toekomst) genoodzaakt zijn om energie te importeren. Een deel van deze te importeren energie kan natuurlijk uit het buitenland komen, zo is het bijvoorbeeld niet reëel om te veronderstellen dat Nederland in de toekomst haar eigen biomassa zal verbouwen. Voor een deel zullen de stedelijke regio’s en industriegebieden in Nederland echter ook naar de landelijke regio’s moeten kijken. Als we op de schaal van Nederland een duurzaam energiesysteem willen realiseren dan is het onvermijdelijk dat landelijke regio’s duurzame energie zullen produceren voor stedelijke regio’s en voor de industrie, bovenop de energie die zij al voor eigen gebruik zullen moeten produceren. Energieneutraliteit is voor een landelijke regio als Goeree-Overflakkee dus weliswaar een mooie ambitie en een goede stap op weg, maar voor een duurzaam energiesysteem op het schaalniveau van Nederland zal op termijn meer nodig blijken.
G O E R E E - O V E R F L A K K E E ,
1.2 Opgave
D U U R Z A M E
Het ISGO wil daarom een visie ontwikkelen op landschappelijke en ruimtelijke kwaliteit in relatie tot grootschalige duurzame energieopwekking voor Goeree-Overflakkee. Het kader wordt hierbij gegeven door de Energievisie. In de Energievisie wordt per duurzame modaliteit aangegeven hoeveel energie in 2030 wordt geproduceerd. Aan de hand van de ruimtelijke parameters van deze modaliteiten kan de opgave uit de Energievisie worden vertaald naar een ruimtelijke opgave. Zo kan de hoeveelheid te produceren windenergie worden vertaald in een aantal windturbines met een bepaald vermogen en kan zonne-energie worden uitgedrukt in het aandeel van de daken van huizen dat met een zonnepaneel bedekt zal zijn. De opgave vanuit de energievisie ziet er als volgt uit: Het totale energieverbruik op GoereeOverflakkee wordt in 2030, als gevolg van (ingrijpende) besparingsmaatregelen, gesteld op 553 GWh. Teruggerekend naar vermeden primair energiegebruik is dit zo’n 992 GWhp, ofwel 3,5 PJp) Om deze hoeveelheid energie duurzaam te produceren wordt een aantal modaliteiten van duurzame energie opwekking voorgesteld. In de energievisie wordt uitgegaan van een benodigd vermogen van 125 MW aan windenergie, dit zijn 42 windturbines met een vermogen van 3 MW (inclusief vervangen huidige turbines). Hiermee kan uitgaande van gemiddeld 2.250 vollasturen per jaar zo’n 281 GWh elektriciteit opgewekt worden.
E N E R G I E
I N
H E T
L A N D S C H A P
Uit zonne-energie kan volgens de energievisie maximaal 103 GWh behaald worden. Dit zijn zonnepanelen met een oppervlakte van 30 m2 op 60% van de daken van alle woningen. In totaal is dat een oppervlakte van 35 ha. Volgens het ‘kunnen’ scenario uit de energievisie wordt tot 2030 op 30% van de woningen een oppervlakte van 15 m2 gerealiseerd. Dit is dus 25% van het potentiaal, ofwel 9 ha. De energieopbrengst uit zonne-energie in 2030 is daarmee 26 GWh.
Verwacht wordt dat er potentieel voor energie uit biomassa van zo’n 155 GWh. Bij de praktische haalbaarheid van het daadwerkelijk inzetten van deze maximale jaarlijks beschikbare hoeveelheid biomassa zet de energievisie vraagtekens. Voor het ‘kunnen’ scenario wordt uitgegaan van een in 2030 praktisch haalbare hoeveelheid energie uit biomassa van 91 GWh, verdeeld over 45 GWh uit biomassavergisting (maximaal haalbare hoeveelheid uit mest en co-fermentaat) en 46 GWh uit de verbranding van overige biomassa.
In perspectief: energiebesparing Uitgangspunt van de Energievisie is een energiebesparing van 20% in 2030 ten opzichte van de huidige situatie. Hiervoor worden verschillende middelen ingezet, zoals warmte- en koudeopslag en isolatie van woningen. Het is goed om deze energiebesparingopgave in het perspectief van lange termijn doelstellingen te plaatsen. Zo hebben het Planbureau voor de Leefomgeving en het ECN onlangs becijferd hoe ons energiegebruik er in 2050 uit zou kunnen zien. Zij komen tot de conclusie dat bij continuering van het huidige energiebesparingsbeleid het energiegebruik evengoed nog met 15% zal toenemen. Goeree-Overflakkee zal dus meer moeten doen dan continuering van het huidige beleid. Wat als het nationale beleid wordt aangescherpt? Wat als we alles uit de kast halen om in 2050 zo min mogelijke energie te gebruiken. PBL en ECN hebben berekend dat we in dat geval kunnen uitgaan van een energiebesparing van maximaal 30% ten opzichte van de huidige situatie. Deze nieuwe beleidsmaatregelen zullen dus echter nog ingezet moeten worden en zullen niet direct effect sorteren. Het ligt dus in de lijn der verwachting dat bij aanscherping van het energiebesparingsbeleid vóór 2030 minder dan 15% energiebesparing wordt bereikt. Het uitgangspunt van 20% energiebesparing in 2030 dat ten grondslag ligt aan deze studie is daarmee waarschijnlijk dus een nog grotere uitdaging dan het realiseren van de hier gepresenteerde visie.
9 H
+
N
+
S
'12
G O E R E E - O V E R F L A K K E E ,
De potentie van de zuidwestelijke delta voor getijdenenergie is hoog. In de energievisie wordt uitsluitend gekeken naar een getijdencentrale in de Brouwersdam. Hiervoor loopt momenteel een MIRT-verkenning. Uit deze getijdencentrale wordt, uitgaande van bewezen techniek, een hoeveelheid opgewekte elektriciteit verwacht van ca. 120 tot 190 GWh per jaar.
D U U R Z A M E
De toepassing van warmte- en koudeopslag (WKO) wordt in de energievisie opgenomen als een energiebesparingsmaatregel. Het potentieel voor WKO is overal op het eiland hoger dan de warmtevraag, dus in principe kan de totale warmtevraag van het eiland met behulp van WKO worden ingevuld. Dit vraagt echter forse investeringen.
Deze jaarlijkse hoeveelheid energie wordt dus als volgt verdeeld over de verschillende hernieuwbare energiebronnen: Zonne-energie (15 m2 op 30% van alle daken)
26 GWh
Getijden 155 GWh (de gemiddelde opbrengst van twee onderzochte technieken in de verkenning naar een getijdencentrale in de Brouwersdam) Biomassaverbranding (afval uit agrarisch-, natuur- en landschapsbeheer)
46 GWh
Biomassavergisting (totale mestopbrengst plus co-fermentaat)
45 GWh
Windenergie (125 MW opgesteld vermogen, bij 2250 vollasturen) Thermische energie
10 H
+
N
+
S
'12
281 GWh besparingsmaatregel
E N E R G I E
I N
H E T
L A N D S C H A P
Met deze mix van duurzame energiebronnen als uitgangspunt is in onderhavige studie gekeken hoe duurzame energie in het landschap van Goeree-Overflakkee kan worden geïntegreerd. De daadwerkelijke energieproductie per modaliteit in 2030 kan uiteraard sterk afwijken van bovengenoemde getallen. Zo is de invloed van de gemeente op het daadwerkelijk bij particulieren te realiseren aantal zonne-panelen beperkt en het is op dit moment ook nog niet zeker of de getijdencentrale daadwerkelijk (en voor 2030) gerealiseerd zal worden. Ook ten aanzien van biomassa en windenergie bestaan veel onzekerheden over de daadwerkelijk te verwachten realisatie. Het centrale uitgangspunt blijft echter de in het ‘kunnen’ scenario nagestreefde duurzame energieneutraliteit van Goeree-Overflakkee. De bijdragen vanuit de verschillende modaliteiten functioneren hiermee als ware het communicerende vaten; de bijdrage per modaliteit kan sterk afwijken van de genoemde getallen, maar bij elkaar opgeteld zullen ze in 2030 553 GWh aan elektrische energie moeten leveren.
1.3 Leeswijzer
In hoofdstuk 2 van dit rapport wordt eerst de gevolgde werkwijze toegelicht. Hierin wordt aan de hand van de georganiseerde werksessies al een voorschot gegeven op de discussie rond de inpassing van met name windenergie. Hierop wordt later in het rapport teruggekomen.
G O E R E E - O V E R F L A K K E E ,
D U U R Z A M E
Hierna worden in het rapport eerst een aantal bouwstenen beschreven, te beginnen met het landschap (hoofdstuk 3). Aan de hand van de ontstaansgeschiedenis van GoereeOverflakkee wordt een beeld geschetst van het eiland, inclusief landschapsstructuur en landschappelijke kwaliteiten. Vervolgens worden in hoofdstuk 4 de verschillende bouwstenen waaruit een duurzaam energiesyteem kan worden opgebouwd behandeld; de modaliteiten. Per modaliteit worden de belangrijkste kenmerken toegelicht en wordt dieper ingegaan op de plaatsingscriteria. De bouwstenen landschap en duurzame energie worden vervolgens gecombineerd. Eerst wordt hierbij een aantal denkrichtingen over inpassing van duurzame energie in het landschap behandeld (hoofdstuk 5). Deze zijn met betrokkenen besproken, waarmee richting is gegeven aan de landschappelijke inpassing van duurzame energie op GoereeOverflakkee. Dit is per modaliteit uitgewerkt in een handreiking voor de landschappelijke inpassing van duurzame energie (hoofdstuk 6). Tenslotte wordt in hoofdstuk 7 een advies gegeven over de wijze waarop de gemeenten kunnen sturen op een kwalitatief hoogwaardige landschappelijke inpassing van duurzame energie.
E N E R G I E
I N
H E T
L A N D S C H A P
Geambieerde duurzame electriciteitsproductie volgens het kunnen-scenario (Energievisie 2010)
11 H
+
N
+
S
'12
Windturbines achter de Klinkerlandse Zeedijk (bestaande situatie)
H G OOE RO E F E -D O VS E R T F UL AKK K E E ,
D U U R Z A M E
E N E R G I E
I N
H E T
L A N D S C H A P
2 WERKWIJZE
Het uitgangspunt voor deze studie wordt gevormd door de Energievisie: GoereeOverflakkee, een bron van duurzame energie. Op basis van het in hoofdstuk 1 beschreven voorkeursscenario uit deze visie is een mix van duurzame energiebronnen gedefinieerd waarvan de landschappelijke inpassingsmogelijkheden zijn onderzocht. Hierbij is op basis van een grote hoeveelheid literatuurbronnen en expertkennis per duurzame energiebron een beeld gevormd van de ruimtelijke mogelijkheden en beperkingen. Dit beeld is gecombineerd met een analyse van de landschapsstructuur van Goeree-Overflakkee. Vervolgens is per modaliteit bekeken op welke wijze duurzame energie op een betekenisvolle manier in het landschap kan worden ingepast. Hierbij is vooral gekeken naar de schaal van de elementen waaruit de verschillende modaliteiten zijn opgebouwd, in relatie tot de schaal van de verschillende landschapsstructurerende elementen zoals de land - water grens, de polders en de dijken. Daarnaast zijn ook energetische en logistieke aspecten in ogenschouw genomen. Deze blijken bij een aantal modaliteiten een doorslaggevende rol te spelen bij de inpassing in het landschap.
Bij dit onderzoek zijn op een tweetal momenten belanghebbenden geconsulteerd. Deze consultatiebijeenkomsten hebben de vorm gekregen van werksessies, waarbij door H+N+S ontwikkelde concepten zijn gepresenteerd, waarop belanghebbenden hun reactie hebben kunnen geven. De reacties zijn steeds gebruikt als input voor de verdere uitwerking. Een lijst van genodigden voor de werksessies is als bijlage bij dit rapport opgenomen. Er zijn verschillende manieren waarop mensen tegen zowel duurzame energie als het landschap aankijken. Daarnaast zijn er voor de gemeenten verschillende manieren om op zowel de energietechnische als de ruimtelijke aspecten van duurzame energie te sturen. Om inzicht te krijgen in de mogelijke denkrichtingen over duurzame energie is met een aantal belanghebbenden een werksessie georganiseerd waarin een aantal verschillende denkrichtingen, alsmede hun ruimtelijke consequenties, inzichtelijk zijn gemaakt en zijn bediscussieerd. De uit deze eerste werksessie resulterende preferente denkrichtingen volgend, is vervolgens per modaliteit een ruimtelijke uitwerking gemaakt. Gezien de grote ruimtelijke impact van windenergie is
deze modaliteit daarbij uitgewerkt in een aantal varianten, waarbij verschillende ruimtelijke benaderingen werden gevolgd. In een tweede werksessie zijn deze uitwerkingen gepresenteerd en is met name op het gebied van windenergie gediscussieerd over een groot aantal verschillende varianten. Uit deze discussie is naar voren gekomen dat een aantal gangbare concepten ten aanzien van de landschappelijke inpassing van windenergie voor de in deze studie gehanteerde opgave (125 MW opgesteld vermogen) tegen beperkingen aanlopen. Uiteindelijk zijn de resultaten van deze discussies verwerkt in een uitgewerkt beeld van de ruimtelijke inpassing van windenergie en andere vormen van duurzame energie op het eiland. Hierbij zijn ook de bevindingen uit het parallel aan deze studie door het bureau SmartAgent uitgevoerde bevolkingsonderzoek meegenomen. Deze resultaten bleken overigens goed aan te sluiten bij de uit de werksessies naar voren komende reacties. Het beeld van de ruimtelijke inpassing is vervolgens uitgewerkt in een aantal kaderstellende richtlijnen over de inpassing van duurzame energieopwekking in het landschap. Om een beter gevoel te krijgen voor de landschappelijke consequenties hiervan zijn deze richtlijnen vervolgens ‘tastbaar’ gemaakt in een voorbeelduitwerking. 13 H
+
N
+
S
'12
G O E R E E - O V E R F L A K K E E ,
14
Oude kreekloop de Breede Gooi bij Dirksland (bestaande situatie) H
+
N
+
S
'12
D U U R Z A M E
E N E R G I E
I N
H E T
L A N D S C H A P
H G OOE RO E F E -D O VS E R T F UL AKK K E E ,
D U U R Z A M E
E N E R G I E
I N
H E T
L A N D S C H A P
3 ANALYSE BESTAANDE
LANDSCHAPSSTRUCTUUR
3.1 Ontstaans- geschiedenis Goeree-Overflakkee is ontstaan uit een reeks eilandjes en platen die werden ingepolderd en met bedijkingen van nieuwe aanwassen steeds werden vergroot. De oudste polders zijn nog te herkennen aan hun ringvormige dijkstructuur. Aanwaspolders hebben vaak een langwerpige vorm, die als schil tegen oudere polders ligt. Rond 1700 waren alle poldertjes aaneengegroeid tot twee eilanden: Westvoorne (Goeree) en Overflakkee. Deze eilanden werden in 1751 met elkaar verbonden door de Statendam. Vervolgens slibde land op langs de Statendam. Ook deze aanwassen werden in een aantal bedijkingen als polders toegevoegd aan het eiland Goeree-Overflakkee. Op basis van zijn ontstaansgeschiedenis is Goeree Overflakkee in drie gebieden in te delen: Goeree, Overflakkee en het land van de Statendam. Deze gebieden hebben
een eigen identiteit en landschappelijke kenmerken. Goeree wordt met name gekenmerkt door het duinlandschap en het schurvelingenlandschap van heggen en houtwallen rond oude akkertjes. Overflakkee wordt gekenmerkt door het inpolderingslandschap met zijn open polders met beplante dijken, kreekrestanten en dorpen met havenkanalen. Het tussenliggende land van de Statendam wordt gekenmerkt door langwerpige polders met rechte wegen en dijken, parallel aan de Statendam.
Ontstaansgeschiedenis van Goeree-Overflakkee: goed leesbaar in het landschap van dijken en polders
15 H
+
N
+
S
'12
G O E R E E - O V E R F L A K K E E ,
16
Landschappelijke kwaliteiten H
+
N
+
S
'12
D U U R Z A M E
E N E R G I E
I N
H E T
L A N D S C H A P
G O E R E E - O V E R F L A K K E E ,
D U U R Z A M E
E N E R G I E
I N
H E T
L A N D S C H A P
3.2 Landschappelijke kwaliteiten De identiteitsbepalende landschappelijke elementen die hiervoor beschreven zijn, vormen ook de dragers van de landschappelijke kwaliteit. Veel van de oude polderdijken, met hun bloemrijke taluds en bomenlanen, hebben ook een hoge botanische waarde en zijn onderdeel van de ecologische hoofdstructuur. Ook de grotendeels buitendijks gelegen schorren en slikken hebben een hoge natuurwaarde. Landschappelijk gezien vormen
Populierenrij aan de Grevelingendijk bij Dirksland
deze ruige gebieden de tegenhanger van het binnendijkse cultuurlandschap. Cultuur en natuur raken elkaar bij de kreekrestanten. Deze plekken vormen een belangrijk onderdeel in de inpolderingsgeschiedenis van het eiland. Eenmaal buiten de invloed van de zee vormden ze een belangrijke zoetwaterbron. De dorpen op het eiland liggen daarom altijd nabij de (voormalige) monding van een kreek.
Door opeenvolgende inpolderingen kwamen de dorpen, die in de oudste polders liggen, steeds verder van de zee te liggen. Een direct contact met de zee was echter van levensbelang voor de inwoners van GoereeOverflakkee, die leefden van de visserij en scheepvaart. Er werden havenkanalen gegraven om de ligging aan de zee te behouden. Deze havenkanalen vormen nu een van de belangrijkste cultuurhistorische structuren van het eiland.
Havenkanaal van Goedereede
17 H
+
N
+
S
'12
G O E R E E - O V E R F L A K K E E ,
18
Windturbines langs de van Pallandtweg aan de Haringvlietdijk bij Middelharnis (bestaande situatie) H
+
N
+
S
'12
D U U R Z A M E
E N E R G I E
I N
H E T
L A N D S C H A P
H G OOE RO E F E -D O VS E R T F UL AKK K E E ,
D U U R Z A M E
E N E R G I E
I N
H E T
L A N D S C H A P
4 VORMEN VAN DUURZAME ENERGIEOPWEKKING
4.1 Huidige situatie duurzame energie
Op Goeree-Overflakkee wordt op dit moment al duurzame energie opgewekt, met name uit wind. Op het eiland staan een aantal windturbineparken en individuele windturbines, zij leveren de grootste bijdrage aan de opwekking van groene stroom. Uit de inventarisatie voor de energievisie is gebleken dat door duurzame energieopwekking op het eiland al voorzien kan worden in 22% van het energiegebruik. Dit is, vergeleken met het landelijk gemiddelde van 5%, een hele goede prestatie.
Bestaande en geplande windparken op Goeree - Overflakkee in de omgeving
19 H
+
N
+
S
'12
G O E R E E - O V E R F L A K K E E ,
Biomassa
Getijden
Zon
Wind
20 H + N + S '12
D U U R Z A M E
E N E R G I E
I N
H E T
L A N D S C H A P
G O E R E E - O V E R F L A K K E E ,
D U U R Z A M E
4.2 Plaatsingscriteria per modaliteit
De relatie tussen de winning van duurzame energie en landschap is zeer afhankelijk van de modaliteit van energieopwekking. We zullen hieronder toelichten wat per modaliteit zowel energietechnisch als landschappelijk de voornaamste kansen en belemmeringen zijn.
De hoeveelheid duurzame energie die per oppervlakte eenheid ‘geoogst’ kan worden verschilt aanzienlijk per modaliteit. Zon en wind leveren met de huidige stand van de techniek verreweg de meeste energie per vierkante meter op. Met name bij windenergie zijn er bovendien duidelijke geografische verschillen waarneembaar: op de kop van Goeree en langs het Grevelingenmeer waait het aanzienlijk harder dan aan de oostkant van het eiland. De kop van Goeree heeft ook de meeste zonne-uren, maar hier zijn de verschillen met de oostkant minder groot. Biomassa- en getijdenenergie leveren beduidend minder energie per vierkante meter. Althans, als het gehele onttrekkinggebied van de energie in beschouwing wordt genomen. De eigenlijke getijdenenergiecentrale beslaat natuurlijk slechts een relatief klein oppervlak.
E N E R G I E
I N
H E T
L A N D S C H A P
In perspectief: kosten van (duurzame) energie De kostprijs van duurzame energie ligt over het algemeen hoger dan die van energie uit fossiele brandstoffen. De verschillen tussen de verschillende vormen van duurzame energie zijn echter groot en de toekomstige ontwikkeling van de kostprijs is van vele factoren en de daarmee gepaard gaande onzekerheden afhankelijk. Omdat de kostprijs en de ontwikkeling tot 2030 daarvan van cruciale invloed zijn op de haalbaarheid van duurzame energie initiatieven wordt in dit kader de kostprijs van duurzame energie in perspectief gezet. De Nederlandse consument betaalde voor de afgenomen elektrische energie bij het uitkomen van deze studie zo’n € 0,23 / kWh. De verkoopprijs van de elektriciteit wanneer deze aan het net geleverd wordt maakt hier slechts een klein onderdeel van uit: ca. € 0,07 / kWh. De overige kosten zit in het elektriciteitsnetwerk en de energiemarkt (ca. € 0,05 / kWh) en de belasting op energie (ca. € 0,11 / kWh). De gemiddelde ‘kale’ kostprijs voor elektrische energie is dus zo’n € 0,07 / kWh. Dit is ook ongeveer de gemiddelde kostprijs van elektriciteit opgewekt met fossiele brandstoffen. Steenkool is iets goedkoper, gas iets duurder. De kostprijs voor elektrische energie opgewekt door windturbines hangt sterk af van de rendabiliteit van het windpark. Voor een modern windpark, met relatief grote windturbines, op een windrijke locatie in Nederland ligt deze kostprijs op zo’n € 0,09 / kWh. Dat elektriciteit opgewekt met windenergie toch (met winst) voor € 0,07 / kWh aan het net geleverd kan worden ligt aan de subsidie (Stimuleringsregeling Duurzame Energie) die momenteel op windenergie wordt gegeven. Datzelfde geldt ook voor elektriciteit opgewekt met de verbranding van biomassa. De daadwerkelijke kostprijs hiervan bedraagt zo’n € 0,15 / kWh. Vergistte biomassa wordt overigens met name aangeboden als groen gas. Ook de kostprijs van zonne-energie ligt aanmerkelijk hoger dan die van fossiele energie. Met de huidige kostprijs van zonnepanelen en uitgaande van een gemiddelde levensduur van 20 tot 25 jaar ligt de kostprijs inmiddels op zo’n € 0,20 / kWh. Wanneer een zonnepaneel echter direct bij de eindgebruiker geïnstalleerd wordt, dan betaalt deze niet de kosten voor het elektriciteitsnetwerk, de energiemarkt en de belastingen. De kostprijs voor zonneenergie ligt voor ‘thuisgebruik’ dus ongeveer op hetzelfde niveau als via netwerk aangeboden fossiele elektriciteit. Het installeren van zonnepanelen vergt echter wel een particuliere investering en dus jaarlijkse financierings- of opportuniteitskosten. Datzelfde geldt ook voor verwarming en koeling middels WKO. Het investeringsniveau ligt hier voor een individueel huishouden circa twee keer zo hoog als bij zonnepanelen. Bovendien is het alternatief (verwarming met gas) in Nederland relatief goedkoop. De financiële rendabiliteit van WKO is daarmee in Nederland nog relatief laag. De toekomstige kostprijsontwikkeling is sterk afhankelijk van technologische innovaties en van prijsontwikkelingen van fossiele brandstoffen. De laatste laten een (grillige) stijgende trend zien, waardoor duurzame energie op termijn relatief (ten opzichte van fossiele brandstoffen) goedkoper zal worden. Kijkend naar de verschillende modaliteiten zal, onder invloed van technische innovaties, de relatieve kostprijs van zonne-energie het snelste dalen. 21 H
+
N
+
S
'12
G O E R E E - O V E R F L A K K E E ,
Biomassavergistingsinstallatie 22op agrarisch erf, Onstwedde, Groningen H
+
N
+
S
'12
D U U R Z A M E
E N E R G I E
I N
H E T
L A N D S C H A P
Bio-energie
D U U R Z A M E
Kansen voor bio-energie liggen vooral op het gebied van biomassavergisting en verbranding. Biomassa kan bijvoorbeeld bijgestookt worden in reguliere energiecentrales. Bronnen van biomassa zijn o.a. restproducten, zoals mest, gras en resten van voedsel en akkerbouwgewassen. Ook kunnen speciale gewassen geteeld worden voor energieproductie. Bij de vergisting van biomassa ontstaat biogas en uitvergiste biomassa (digestaat). Het digestaat kan als mest worden verwerkt op het land als voor de vergisting minimaal 50% mest als bron is gebruikt. Anders wordt het digestaat behandeld als restafval. Het biogas kan worden opgewaardeerd tot gas van aardgaskwaliteit en worden ingevoerd in het gasnet. In het regionale gasnetwerk van 40 bar is injectie van groen gas mogelijk en dit netwerk heeft in de regel voldoende afleveringscapaciteit. Voor de meer lokale 8 bar gasleidingen is dit vaak niet het geval1. De minimale afname van gas in het betreffende deeltraject van het netwerk is maatgevend voor de hoeveelheid groen gas die geïnjecteerd mag worden. Dat dalmoment ligt vaak in de zomer, als er weinig gas gebruikt wordt. Hoe lager de druk en hoe kleiner het deel-
E N E R G I E
I N
H E T
L A N D S C H A P
traject is waarin geïnjecteerd dient te worden, hoe kleiner de kans dat er ook daadwerkelijk capaciteit beschikbaar is. En zonder deze capaciteit zal de netbeheerder geen vergunning voor gaslevering afgeven. Teruglevering vanuit het 8 bar netwerk naar het 40 bar netwerk zou daarin soelaas bieden maar behoort
(nog) niet tot de mogelijkheden. De verwachting is dat de capaciteit op het gasnetwerk op Goeree-Overflakkee niet voldoende is (zie grafiek Invoedbaarheid biogas). Een andere mogelijkheid is gebruik te maken van omzetting van biogas in warmte en electriciteit via warmtekrachtkoppeling (WKK).
45.000
hoeveelheid biogas (m3/dag)
G O E R E E - O V E R F L A K K E E ,
40.000 35.000 30.000 25.000 20.000 15.000 10.000 5.000 -
Goedereede
Dirksland
Middelharnis
Oostflakkee
gemeente Invoedbaarheid biogas Netwerkcapaciteit (m³/dag) Piekproductie biogas aardgaskwaliteit (m³/dag) bron: Kansenkaart biogas, provincie Zuid-Holland
23 H
+
N
+
S
'12
Processchema, componenten, ruimtebeslag en transportbewegingen van een minivergister.
Processchema, componenten, ruimtebeslag
24 H
+
N
+
S
'12
en transportbewegingen van een agrarische biomassavergistingsinstallatie
G O E R E E - O V E R F L A K K E E ,
D U U R Z A M E
Aangezien het thermisch rendement hoog is (50%) is aan te bevelen de warmte te leveren aan een warmtevrager, zoals een zwembad, kas, ziekenhuis, verzorgingshuis, sportcomplex, vakantiepark of nieuwe woonwijk. Deze moet zich bevinden binnen een afstand van ca. 5 km van de vergistingsinstallatie. Het gas wordt naar de warmtevrager getransporteerd en ter plaatste omgezet in warmte en electriciteit. Electriciteit kan op vrijwel iedere locatie teruggeleverd worden aan het electriciteitsnetwerk. Biomassavergistingsinstallaties worden gekenmerkt door hun industriële karakter. Daarnaast kunnen ze een behoorlijke verkeersstroom genereren, wanneer fermentatiemateriaal van elders aangevoerd wordt. Op basis van schaalgrootte zijn vier categorien vergistingsinstallaties te onderscheiden1. 1. Minivergister. Deze is geïntegreerd op het agrarisch bedrijf. Omdat de benodigde biomassa voor 90% uit mest bestaat, lenen alleen veehouderijen zich voor dit type. Een vergistingsinstallatie op deze schaal draagt vooral bij aan zelfvoorzienendheid van het bedrijf. De benodigde biomassa komt van het eigen bedrijf. Dit type is nog weinig rendabel. 2. Vergister op agrarisch erf. Minimaal 50% van in- of output komt van het eigen bedrijf of wordt daar verwerkt. In de huidige markt is dit moeilijk rendabel te houden. Een deel van de biomassa wordt van elders aangevoerd en levert ca. 1-2 transportbewegingen per dag op.
E N E R G I E
I N
H E T
L A N D S C H A P
3. Agro-industriële vergister. Deze past qua schaal niet goed meer bij een agrarisch erf. Het bouwvolume is ca. 3 keer groter dan dat van een regulier agrarisch bedrijf. Vaak zal de hoeveelheid benodigde biomassa en/ of geproduceerde digestaat groter zijn dan een bedrijf kan aanleveren of verwerken. Het aantal transportbewegingen loopt op naar ca. 9 vrachtwagens per dag. 4. Industriële vergister. Deze past door zijn grootte niet meer bij een boerenerf, maar
wordt geplaatst bij waterzuiveringsinstallaties, op industrieterreinen en bij afvalverwerkingsbedrijven. De input bestaat vaak uit de specifieke beschikbare biomassa op het bedrijf, zoals rioolwaterzuiveringsslib. Het digestaat wordt ter plaatse bewerkt en vervolgens afgevoerd. Door de grotere schaal zijn de vergisters uit categorie 3 en 4 op dit moment de meest rendabele.
Processchema, componenten, ruimtebeslag en transportbewegingen van een agro-industriële biomassavergistingsinstallatie
25 1. Sijmons D,. F. Talsma, K.J. Noorman, A.J. Veenstra (2011) Biomassavergistingsinstallaties in het landschap H+N+S, Amersfoort
H
+
N
+
S
'12
G O E R E E - O V E R F L A K K E E ,
Analyse van locatiefactoren voor biomassavergistingsinstallaties
26 H
+
N
+
S
'12
D U U R Z A M E
E N E R G I E
I N
H E T
L A N D S C H A P
G O E R E E - O V E R F L A K K E E ,
D U U R Z A M E
E N E R G I E
I N
H E T
L A N D S C H A P
Inrichtingsprincipes De vergistingsinstallaties uit categorie 1 en 2 zijn goed in te passen op het agrarisch erf. De inrichtingsstrategie sluit aan op die van een agrarisch erf. Het erf ligt op enige afstand van de weg, met een grasveld of tuin er tussen. Het erf kan ook aan de weg liggen, maar wordt dan afgeschermd door bijvoorbeeld een forse haag. De zijkanten en achterzijde van het erf worden omzoomd door singels of hagen, die tevens functioneren als windscherm. Op de kop van het eiland zijn aarden wallen een passend middel. Deze zijn op Overflakkee weer minder geschikt, omdat deze lijken op de oude polderdijken, die van hoge landschappelijke waarde zijn op dit deel van het eiland. Voor de grotere installaties van categorie 3 is een maatwerkbenadering noodzakelijk. Er dient dan ook goed gelet te worden op een goede infrastructurele ontsluiting. Ook is een zorgvuldige en evenwichtige ordening, maatvoering en vormgeving van de gebouwen en installaties van belang. Deze wordt in de eerste plaats bepaald door bedrijfsmatige eisen, maar is ook van belang voor de wijze van presentatie naar de omgeving. Door de tanks of silo’s te ordenen aan één zijde van de kavel en de techniekhal aan de voorzijde, ontstaat een heldere hoofdopzet van het terrein. De wat rommeliger kant van de installatie (invoerbak, sleufsilo’s, manoeuvreerruimte, kan achter de grotere bouwvolumes geplaatst worden.
Inrichtingsprincipes voor inpassing van biomassavergistingsinstallaties op het agrarische erf
27 H
+
N
+
S
'12
G O E R E E - O V E R F L A K K E E ,
Artist impression getijdencentrale Brouwersdam (bron: MIRT Verkenning getijdencentrale Grevelingen)
28 H
+
N
+
S
'12
D U U R Z A M E
E N E R G I E
I N
H E T
L A N D S C H A P
G O E R E E - O V E R F L A K K E E ,
D U U R Z A M E
E N E R G I E
I N
H E T
L A N D S C H A P
Getijdenenergie
In de MIRT-verkenning Grevelingen worden de mogelijkheden van een getijdencentrale in de Brouwersdam onderzocht. De voorlopige resultaten van deze verkenning laten zien dat een getijdencentrale in de Brouwersdam technisch haalbaar is en mogelijk in 2020 gerealiseerd kan worden. De centrale wordt gebaseerd op een getijdenverschil van 50 cm. Het geleverde vermogen van de centrale is afhankelijk van de gebruikte technologie en ligt tussen 35MW en 60 MW. Dit komt overeen met 120 tot 190 GWh. Het grootste effect van een getijdencentrale op het landschap is de introductie van getij op het Grevelingen. Dit heeft een positieve invloed op de ontwikkeling van natuurwaarden in het Grevelingen. Uit de MIRT-verkenning is gebleken dat met introductie van een getij van 0,5 m 80% van de huidige problematiek omtrent o.a. waterkwaliteit opgelost kan worden. Zo zal het bodemleven verbeteren en nieuw areaal getijdennatuur ontstaan. Van de centrale zelf is niet veel te zien. Deze kan worden geïntegreerd in de Brouwersdam. Wel zal de aangesloten strandreep aan de westzijde van de dam doorbroken worden door de in- en uitstroomopening van de centrale.
Getijdencentrale Brouwersdam, optie conventionele techniek met turbines (190 GWh)
Getijdencentrale Brouwersdam, optie experimentele hydro-pneumatische techniek (120 GWh) (Bron: MIRT Verkenning getijdencentrale Grevelingen)
29 H
+
N
+
S
'12
G O E R E E - O V E R F L A K K E E ,
Analyse van kansen en belemmeringen voor de plaatsing van zonnepanelen.
30 H
+
N
+
S
'12
D U U R Z A M E
E N E R G I E
I N
H E T
L A N D S C H A P
G O E R E E - O V E R F L A K K E E ,
Zonne-energie
D U U R Z A M E
De kansen voor de winning van zonne-energie kunnen vooral benut worden door middel van zonnepanelen op daken. In principe is elk dakoppervlak, dat een goede oriëntatie op de zon heeft hiervoor geschikt. Met name grote dakoppervlakten, zoals daken van winkels, bedrijven, boerenschuren en stallen kunnen gebruikt worden om snel een groot oppervlak aan zonnepanelen te realiseren. Een aantal dorpen hebben een beschermd dorpsgezicht. Hier zal bepaald moeten worden of zonnepanelen op de daken inbreuk doen op de kwaliteit van het dorpsgezicht. Een alternatief voor panelen op het dak, kunnen in dakpannen geïntegreerde zonnecellen zijn. Deze zijn in ontwikkeling. De eigenaar van het pand, waar zonnepanelen of zonneboilers op het dak geplaatst
Zonnepanelen als add-on modules op een woonhuis
E N E R G I E
I N
H E T
L A N D S C H A P
worden, kan direct gebruik maken van de opgewekte electriciteit en warmte. Hij bespaart hiermee op zijn energierekening. Een andere plaatsingsstrategie voor zonneenergie is geconcentreerde opwekking door middel van zonnepanelen in velden. Deze strategie heeft als beperking dat ze alleen gecombineerd kan worden met extensieve vormen van landgebruik, zoals beweiding. Zonnepanelen in velden hebben daarnaast invloed op de landschappelijke kwaliteiten van het agrarisch cultuurlandschap, zoals openheid. Zonnepanelen in velden kunnen tot circa 3 m hoog zijn en vormen daarmee schermen in het landschap. Bij grootschalige toepassing krijgt het landschap een industrieel karakter. Dit kan de aantrekkelijkheid van het landschap voor recreanten verminderen.
Grootschalige toepassing van zonne-energie op een bedrijfspand
Voorkomen moet worden dat recreatieve routes tussen zonnepanelenvelden doorlopen. Daarnaast is de kwetsbaarheid voor vandalisme hoger en is beveiliging nodig. Vanuit landschappelijk oogpunt dient het plaatsen van hekwerken voorkomen te worden. Brede sloten kunnen een goed alternatief vormen. Op het eiland liggen veel dijken met een helling op het zuiden, die mogelijk geschikt zou kunnen zijn voor plaatsing van zonnepanelen. Een groot deel van deze dijken is echter beplant of heeft een hoge ecologische waarde. Daarnaast vormt het dijkenpatroon de belangrijkste landschappelijke structuur op het eiland. Het plaatsen van zonnepanelen op de dijken doet afbreuk aan deze kwaliteiten.
Zonnepanelen geïntegreerd in dakpannen
Zonne-energie opstelling in een veld
31 H
+
N
+
S
'12
G O E R E E - O V E R F L A K K E E ,
Schematische voorstelling van een gesloten WKO systeem (bron: internet)
32 H
+
N
+
S
'12
D U U R Z A M E
E N E R G I E
I N
Schematische voorstelling van een open WKO systeem, waarbij uitwisseling met het grondwater plaatsvindt (bron: internet)
H E T
L A N D S C H A P
G O E R E E - O V E R F L A K K E E ,
D U U R Z A M E
Thermische energie
De warmtevraag op Goeree-Overflakkee is voornamelijk afkomstig van de huishoudens. De warmtevraag per oppervlakte-eenheid is afhankelijk van de bebouwingsdichtheid en de isolatiewaarde van de woningen. De warmtevraag per oppervlakte-eenheid is het hoogst in de dichtst bebouwde wijken van Middelharnis (ca. 250 MWh/ha) en is in het landelijk gebied vele malen lager. Goeree-Overflakkee kent geen grote artificiële (industriële) warmtebronnen. Deze zijn met name op enige afstand ten noorden van het eiland (o.a. Botlek) te vinden. De restwarmte die daar geproduceerd wordt kan goed ingezet worden voor het verwarmen van woningen (stadsverwarming) en kantoren, maar gezien de relatief grote verliezen die optreden bij warmtetransport komen dichterbij gelegen gebieden (o.a. Rotterdam) eerder in aanmerking dan Goeree-Overflakkee. WKO: warmte – koude opslag. De ondiepe ondergrond (tot ca. 250 m) van het eiland biedt echter voldoende perspectief voor het voldoen aan de huidige vraag naar verwarming en koeling. Hierbij wordt gebruik gemaakt van de constante temperatuur van de ondergrond (geen seizoensvariatie). Er zijn twee mogelijkheden: open systemen die warm en koud water uitwisselen met het grondwater en gesloten systemen die onder de grond een eigen reservoir hebben. Open systemen onttrekken warmte uit het
E N E R G I E
I N
H E T
L A N D S C H A P
grondwater dat ligt opgeslagen in de bodem. Er wordt bij een open bronsysteem altijd met minimaal twee bronnen gewerkt. De eerste bron is voor het oppompen van het grondwater en de tweede bron voor het retourneren van het grondwater. Het retourneren is verplicht om zo het grondwaterpeil niet te verstoren. Het is van belang om bij het aanbrengen van een open bronsysteem ervoor te zorgen dat deze in een juist watervoerend pakket wordt geplaatst. Gesloten systemen (verticale warmtewisselaars) werken op basis van circuleren. Er worden gesloten leidingen (warmtewisselaars) in de grond aangebracht, waar continue glycol (antivries) doorheen circuleert. Tijdens het circulatieproces neemt het glycol de warmte op en transporteert dit naar de warmtepomp. De aangebrachte warmtewisselaars wisselen alleen warmte uit met de ondergrond en laten het grondwater verder ongemoeid. Open systemen zijn relatief duur en bieden het hoogste rendement bij het koelen van grote ruimtes. Het grootste potentieel voor open systemen ligt bij gebouwen met een grote koelvraag in de zomer (kantoren, supermarkten, ICT, koelhuizen, glastuinbouw). Voor meer kleinschalige toepassingen met een accent op verwarmen bieden gesloten systemen betere perspectieven. Gesloten systemen sluiten dus beter aan bij de huidige
energievraag van Goeree-Overflakkee. De potentie van WKO middels gesloten systemen voor Goeree-Overflakkee is homogeen verdeeld: overal is zo’n 450 MWh/ha beschikbaar voor het verwarmen van ruimtes. De dichtheid van de warmtevraag op het eiland is overal lager, dus met alleen WKO middels gesloten systemen kan ruimschoots aan de warmtevraag op het eiland voldaan worden. Diepe geothermie Diepte geothermie (5,5 – 7,5 km) onder Goeree-Overflakkee laat eveneens een behoorlijke potentie zien: 140 – 220 MWh/ ha. Diepe geothermie is echter een dure techniek die vooral rendabel wordt in het geval dat er reeds een verbinding naar de diepe ondergrond aanwezig is, bijvoorbeeld in de vorm van een aardgasboring. Dit is op Goeree-Overflakkee niet het geval. Daarnaast is per oppervlakte-eenheid de potentie van WKO reeds hoger dan het warmtegebruik op het eiland. Diepe geothermie is hiermee voor Goeree-Overflakkee dus geen voor de hand liggende optie. In principe kan op basis van WKO aan de gehele warmtevraag van Goeree-Overflakkee voldaan worden. De transitie van verwarmen met gas naar WKO kan op huishouden- of buurtniveau plaatsvinden, zonder dat daarvoor een (in ruimtelijke zin) uitgebreide infrastructuur aangelegd hoeft te worden.
33 H
+
N
+
S
'12
G O E R E E - O V E R F L A K K E E ,
34 H
+
N
+
S
'12
Belemmeringen ten aanzien van de plaatsing van windturbines in het landschap
D U U R Z A M E
E N E R G I E
I N
H E T
L A N D S C H A P
G O E R E E - O V E R F L A K K E E ,
D U U R Z A M E
Windenergie
Windenergie is momenteel de belangrijkste bron van duurzame energie. Het is de meest kosteneffectieve modaliteit, die gebaseerd is op bewezen technologie. De potentie voor windenergie op Goeree Overflakkee is groot. Het is gelegen aan de kust, waar de windsnelheden gemiddeld hoger zijn dan in de rest van Nederland. Wanneer ingezoomd wordt, is te zien dat een iets grotere potentie is te vinden aan de zuid-westzijde van het eiland.
E N E R G I E
I N
H E T
L A N D S C H A P
Windturbines kunnen effect hebben op vogels en vleermuizen. Het belangrijkste effect is de barrièrewerking die uit kan gaan van windparken. Vogels kunnen hierdoor gaan omvliegen tijdens de trek of op weg naar hun leefgebied. Dit kost extra tijd en energie. Ook kunnen vogels tegen de wieken of tegen de mast van een windturbine aan vliegen. Deze mogelijke effecten zijn bij een milieueffectrapportage zwaarwegende onderzoekselementen.
Deze belemmeringen zijn weergegeven in nevenstaande figuur. Er blijft als het ware een negatief over, waar windturbines geplaatst kunnen worden. Naast deze belemmeringen is de kop van Goeree in zijn geheel minder geschikt voor de plaatsing van windturbines door zijn afwijkende landschapstructuur van duinen en strandwallen en de daarbij horende hoge waarde voor recreatie en toerisme.
In deze visie ontwerpen we met windturbines met een vermogen van 3 MW. Dit zijn turbines met een masthoogte van ca. 100 m en rotorbladen met een diameter van 100m. Hieronder benoemen we de belangrijkste regels voor het ontwerp van een windpark met deze turbines. Voor een optimale energieopbrengst per turbine wordt een onderlinge afstand tussen turbines aangehouden. Deze afstand is te definiëren als een ovaal van 500 bij 300 m: 5 x de rotordiameter in de overheersende windrichting en 3 x de rotordiameter dwars op de overheersende windrichting. Om geluidsoverlast te voorkomen, wordt een afstand van 400m aangehouden (4 x rotordiameter) tot woningen. Ook vanuit andere milieuaspecten, zoals slagschaduw en risico’s zijn zoneringen rond woningen, wegen en leidingen te leggen, waar de plaatsing van een windturbine belemmerd wordt.
Kaart van de verdeling van de windsnelheid op 100 meter hoogte over Schouwen-Duiveland en de Zuid-Hollandse eilanden. De windsnelheden boven de westelijke punt van Goeree-Overflakkee zijn zo’n 10 tot 15% hoger dan boven de oostkant van het eiland. (bron: Senter Novem)
35 H
+
N
+
S
'12
G O E R E E - O V E R F L A K K E E ,
D U U R Z A M E
E N E R G I E
I N
H E T
Opstellingsvormen
36 H
+
N
+
S
'12
L A N D S C H A P
G O E R E E - O V E R F L A K K E E ,
D U U R Z A M E
Voor de plaatsing van windturbines kan ook uitgegaan worden van aanleidingen vanuit bestaande landschappelijke structuren of het aanbrengen van nieuwe structuren. Hierbij dient rekening gehouden te worden met de maat van de huidige windturbines. Deze zijn zo hoog, dat ze nog maar moeilijk te associëren zijn met structuren in het landschap. Bovendien is hun maat moeilijk in te schatten en hebben ze een verkleinend effect op andere landschapselementen, zoals gebouwen en beplanting. Goede aanleidingen die het landschap kan bieden zijn daardoor beperkt. Alleen grote structuren, zoals de grenzen tussen land en water, grote landschappelijke eenheden en de toegangen tot het eiland, zijn geschikt. Deze structuren zijn van voldoende maat en kunnen de basis zijn voor een sterk plaatsingsconcept. Ook plaatsingsconcepten die autonoom zijn ten opzichte van het landschap zijn goed mogelijk en kunnen een nieuwe laag toevoegen aan het landschap. Historische landschapsstructuren, zoals de ringpolders en havenkanalen kunnen niet de basis vormen voor een plaatsingsconcept voor windturbines, omdat hun maat en structuur te klein van schaal zijn om een opstellingsconcept voor windturbines te ondersteunen. De huidige landschappelijke kwaliteit zou door de toevoeging van windturbines bij deze structuren zelfs geschaad kunnen worden.
E N E R G I E
I N
H E T
L A N D S C H A P
Voor de beleving van windparken is het van belang dat de windparken niet te groot zijn, zodat afzonderlijke opstellingen als eenheid herkenbaar zijn. Bovendien is het van belang dat de opstellingsvorm eenvoudig is. De meest optimale opstellingsvormen zijn enkele lijnen van 3-6 turbines of kleine clusteropstellingen van 6-10 turbines. Een voorbeeld een klein cluster is een dubbele rij van 4 windturbines. Wanneer zelfstandige opstellingen te groot worden ontstaat het gevaar dat de windturbines beleefd worden als overal aanwezig, of als een hekwerk om een gebied. Ook de afstand tussen de windparken is belangrijk. Windparken zijn tot ca. 6 tot 8 km goed zichtbaar aan de horizon en kunnen met elkaar interfereren. Een overkoepelend concept op de schaal van het eiland is daarom nodig. Ook windparken aan de overkant van Haringvliet, Volkerak en Grevelingen moeten in beschouwing worden genomen. De afstand waarbij interferentie tussen de verschillende windparken geen rol van betekenis meer speelt kan gedefinieerd worden als ca. 3 km (dit komt overeen met een rij van 6 grote turbines). De afstand waarbij het landschap tussen de verschillende windparken nog als ‘vrij van windturbines wordt ervaren is veel groter: ca. 8 tot 10 km.
Plaatsingsafstand tussen windturbines
37 H
+
N
+
S
'12
Oude kreekloop bij Herkingen (bestaande situatie)
H G OOE RO E F E -D O VS E R T F UL AKK K E E ,
D U U R Z A M E
E N E R G I E
I N
H E T
L A N D S C H A P
5 DENKRICHTINGEN OVER
DUURZAME ENERGIEOPWEKKING IN HET LANDSCHAP
De gemeenten kunnen op grofweg twee schalen sturen op de inpassing van duurzame energie. Op de schaal van het hele eiland kunnen de gemeenten een concentratie van duurzame energiebronnen op een bepaald deel van het eiland voorstaan om hiermee enerzijds delen van het eiland te vrijwaren en anderzijds een overtuigend energielandschap te creëren, of zij kan juist een spreiding van energie over het eiland voorstaan. Op de schaal van individuele duurzame energieprojecten kunnen de gemeenten er vervolgens voor kiezen om regie te voeren op de ruimtelijke kwaliteit, of zij kunnen ervoor kiezen om de wensen van initiatiefnemers leidend te laten zijn. Deze twee schalen kruisend ontstaat een viertal denkrichtingen waarlangs de gemeenten met duurzame energie in het landschap om kunnen gaan:
Schematische opbouw van de verschillende denkrichtingen, aan de hand van keuzes ten aanzien van ruimte en energie
39 H
+
N
+
S
'12
G O E R E E - O V E R F L A K K E E ,
D U U R Z A M E
E N E R G I E
I N
H E T
L A N D S C H A P
Opportunistisch
De wensen van initiatiefnemers zijn leidend en duurzame energie kan overal op het eiland worden geproduceerd. Er ontstaat een beeld van een eiland waar op het gebied van duurzame energie ‘alles’ mogelijk is; wie een plan heeft kan direct aan de slag. De keerzijde is dat de ruimtelijke kwaliteit van het eiland mogelijk te lijden zal hebben aan een ‘wildgroei’ van duurzame energie initiatieven.
Mogelijke ruimtelijke uitwerking van het consequent volgen van een ‘opportunistische’ denkrichting: alle initiatieven op het gebied van duurzame energie worden gestimuleerd, zonder ruimtelijke sturing
40 H
+
N
+
S
'12
Fictief landschapsbeeld van inpassing van duurzame energie volgens een ‘opportunistische’ denkrichting
G O E R E E - O V E R F L A K K E E ,
D U U R Z A M E
E N E R G I E
I N
H E T
L A N D S C H A P
Pragmatisch
Vanuit de logica van het energiesysteem ligt het onder andere vanwege schaalvoordelen voor de hand om bepaalde vormen van duurzame energie op bepaalde plekken te concentreren. Ook kan aansluiting worden gezocht bij plekken op het eiland waar op dit moment al duurzame energie (met name windenergie) wordt geproduceerd. In deze denkrichting wordt ingezet op productie van biomassa ten behoeve van biobrandstoffen, geconcentreerd in één gebied, om te profiteren van schaalvoordelen en goede verbindingen richting de raffinaderijen in de Rotterdamse haven. De opwekking van zonne-energie wordt geconcentreerd in velden nabij woonkernen en de huidige windparken worden vergroot.
Mogelijke ruimtelijke uitwerking van het consequent volgen van een ‘pragmatische’ denkrichting: praktische (lokatie-) factoren bepalen de ruimtelijke inpassing van duurzame energie
Fictief landschapsbeeld van inpassing van duurzame energie volgens een ‘pragmatische’ denkrichting
41 H
+
N
+
S
'12
G O E R E E - O V E R F L A K K E E ,
D U U R Z A M E
E N E R G I E
I N
H E T
L A N D S C H A P
Monumentaal
Concentratie van duurzame energie op één bepaalde plek op het eiland biedt naast schaalvoordelen ook de kans om duurzame energie op Goeree-Overflakkee op een voetstuk te zetten. Er ontstaat een energielandschap met nieuwe recreatieve potentie. Daarnaast kunnen grote delen van het eiland ontzien worden: duurzame energieopwekking is op grote delen van het eiland geen thema. Het voorbeeld laat bovendien zien dat een belangrijk aspect van de ruimtelijke opbouw van het eiland (de vereniging van twee eilanden door de Statendam) met duurzame energie als ruimtelijke ingreep verteld kan worden.
Mogelijke ruimtelijke uitwerking van het consequent volgen van een ‘monumentale’ denkrichting: het Land van de Statendam als sterk energielandschap
42 H
+
N
+
S
'12
Fictief landschapsbeeld van inpassing van duurzame energie volgens een ‘monumentale’ denkrichting
G O E R E E - O V E R F L A K K E E ,
D U U R Z A M E
E N E R G I E
I N
H E T
L A N D S C H A P
Narratief
Het vertellen van een verhaal kan ook meer verspreid over het eiland plaatsvinden. Bijvoorbeeld door de meest winderige plekken of de land– water grens te markeren. Met name windenergie kan een functie vervullen in het faciliteren van de oriëntatie op het eiland.
Reacties van belanghebbenden en bewoners Met name tijdens de eerste werksessie hebben betrokkenen duidelijk aangegeven dat de ruimtelijke inpassing van duurzame energie op GoereeOverflakkee een landschappelijke betekenis moet hebben. Het gevoel dat er ‘maar wat gedaan wordt’ dient vermeden te worden. Zowel tijdens de eerste werksessie als in het bewonersonderzoek werd door veel mensen aangegeven dat het ongecoördineerd over het eiland verspreiden van met name windturbines niet tot een wenselijk landschappelijk beeld zal leiden. De inpassing van duurzame energie moet beantwoorden aan een bepaalde logica. Voor de ene modaliteit (bijvoorbeeld windenergie) zal die logica meer vanuit het landschap komen terwijl voor de andere modaliteit (biomassavergisting) vooral de logistieke logica van het energiesysteem een rol speelt. Ook is ons in de eerste werksessie een zeker pragmatisme meegegeven. De bewoners van GoereeOverflakkee zijn erg gehecht aan het huidige landschapsbeeld en zullen daardoor een voorkeur hebben voor een continuering van de huidige manier van inpassing boven een nieuwe benadering. Voor windenergie betekent dit bijvoorbeeld een wens om indien mogelijk vast te houden aan het huidige beeld van lijnopstellingen op de land-water grens. Dit sluit aan bij de wens om vanuit acceptatieoverwegingen naar een zekere aansluiting bij bestaande locaties te zoeken.
Mogelijke ruimtelijke uitwerking van het consequent volgen van een ‘narratieve’ denkrichting iedere vorm van duurzame energie vertelt zijn eigen verhaal
Fictief landschapsbeeld van inpassing van duurzame energie volgens een ‘narratieve’ denkrichting
43 H
+
N
+
S
'12
Windturbines achter de Klinkerlandse Zeedijk (bestaande situatie)
H G OOE RO E F E -D O VS E R T F UL AKK K E E ,
D U U R Z A M E
E N E R G I E
I N
H E T
L A N D S C H A P
6 RICHTLIJNEN VOOR
LANDSCHAPPELIJKE INPASSING DUURZAME ENERGIE
De in hoofdstuk 4 beschreven duurzame energiebronnen zijn onderzocht op hun landschappelijke inpassingsmogelijkheden, waarmee op basis van de in hoofdstuk 3 beschreven analyse van de landschapsstructuur van Goeree-Overflakkee en aan de hand van de in hoofdstuk 5 beschreven denkrichtingen een beeld is gevormd van de wijze waarop duurzame energie in het landschap kan worden ingepast. De bevindingen worden in dit hoofdstuk beschreven in de vorm van kaderstellende richtlijnen voor de ruimtelijke inpassing van duurzame energie. Deze zijn per modaliteit verschillend, en worden daarom ook per modaliteit behandeld. In het concluderende laatste hoofdstuk worden deze richtlijnen samengevat in een handreiking duurzame energie en landschap.
Zon
Transport van elektriciteit leidt tot verliezen en belast het elektriciteitsnetwerk. Idealiter vindt opwekking van elektriciteit dus zo dicht mogelijk bij de afnemer plaats. Zonne-energie kent relatief weinig ruimtelijke plaatsingsbeperkingen en past qua benodigde oppervlakte aan zonnecellen goed bij de schaal van de individuele woning, boerderij of kantoorruimte. Het ligt daarmee voor de hand om in de toekomst de elektriciteitsvraag van huishoudens en dienstverlening zoveel mogelijk met behulp van op daken geïnstalleerde zonnecellen op te wekken. De prijs van met zonnecellen opgewekte elektriciteit is weliswaar momenteel echter nog een factor drie hoger dan elektriciteit uit fossiele brandstoffen, maar bij kleinschalige opwekking voor eigengebruik worden netwerkkosten en belastingen vermeden, waardoor zonne-ener-
gie in feiten nu al concurrerend is. De hoge investeringskosten vormen momenteel nog het grootste ‘struikelblok’. Zonne-energie is een vorm van duurzame energie die door milieu- / energiebewuste bewoners in eigen beheer ingezet kan worden. Zeker als bewoners hiertoe gestimuleerd worden. De gemeenten kunnen er bijvoorbeeld voor kiezen om op grote schaal zonnepanelen in te kopen en de bedongen korting door te berekenen aan de afnemers. Doordat het plaatsen van zonnepanelen op daken niet vergunningplichtig is, zijn de mogelijkheden voor ruimtelijke sturing door de gemeenten uiterst beperkt. De landschappelijke impact van zonneenergie op daken lijkt echter ook beperkt, maar dit is deels omdat nog weinigen zich een goed beeld kunnen vormen van hoe het straatbeeld of het dorpsgezicht eruit ziet als 45 H
+
N
+
S
'12
G O E R E E - O V E R F L A K K E E ,
D U U R Z A M E
De huidige dorpsrand van Stad aan ’t Haringvliet (gezien vanaf de Zeedijk)
46 H
+
N
+
S
'12
Landschappelijke impact van zonne-energie op daken aan de dorpsrand van Stad aan ’t Haringvliet (gezien vanaf de Zeedijk)
E N E R G I E
I N
H E T
L A N D S C H A P
G O E R E E - O V E R F L A K K E E ,
D U U R Z A M E
E N E R G I E
I N
H E T
L A N D S C H A P
daadwerkelijk een groot deel van het elektriciteitsverbruik wordt opgewekt met behulp van zonnecellen. Dit beeld zal dan wezenlijk veranderen. Er zijn weliswaar voorbeelden van nieuwbouwwijken waarbij zonne-energie op grote schaal is toegepast (bijvoorbeeld Stad van de zon, Heerhugowaard), maar hier is de toepassing van zonnepanelen vanaf het begin meegenomen in het ontwerp, waardoor een relatief consistent beeld wordt gecreëerd. De vraag is hoe dat beeld bij toepassing in bestaande wijken zal zijn. Er zijn ook ontwikkelingen op het gebied van beter in het dak te integreren zonnecellen (zie pagina 31). Op deze ontwikkelingen heeft de gemeente weinig invloed, maar ze kan de toepassing ervan wel stimuleren. De plaatsing van zonnepanelen op velden in het landelijk gebied is wel vergunningsplichtig, waardoor de gemeenten op dit punt richtlijnen kunnen opstellen. De grootte van de velden en de onderlinge afstanden zouden hierbij richtinggevend moeten zijn. Grootschalige toepassing van zonnepanelen geeft een weiland namelijk al snel een industrieel karakter. Verspreid over het agrarische landschap hoeft dit geen probleem te zijn, maar wanneer mensen op bepaalde plekken het gevoel krijgen dat ze tussen de zonnepanelen wonen of fietsen, dan kan de beleving van het agrarische landschap daar onder lijden. Eventuele initiatieven die de grootte van het agrarisch erf overstijgen zullen dus ruimtelijk goed op elkaar afgestemd moeten worden.
voorbeelduitwerking
Landschappelijke inpassing van zonne-energie: met name op de daken
47 H
+
N
+
S
'12
De Brouwersdam, gezien vanaf de N57
Impressie van een getijdencentrale in de Brouwersdam, gezien vanaf de N57.
Getijden
De zuidwestelijke delta is binnen Nederland de regio bij uitstek voor het op grote schaal toepassen van getijdenenergie. De dammen en de bekkens liggen er al en voor de watersysteemkwaliteit van een aantal bekkens is het zelfs gunstig om getijslag en wateruitwisseling met de Noordzee te realiseren. Het benutten van de kracht van het in- en uitstromende water om elektriciteit mee op te wekken lijkt dan ook een no-regret maatregel. De voordelen van de inzet van dammen en bekkens moet echter goed worden afgewogen tegen ander functies, met name natuur. Op dit moment loopt er een MIRT verkenning naar een getijdencentrale op de Brouwersdam. Deze levert in de Energievisie een belangrijke bijdrage aan de energieneutrale doelstellingen voor 2030. De toepassing van getijdenenergie kan dus een significante bijdrage leveren aan de doelstellingen ten aanzien van duurzame energie. Dit roept de vraag op waarom ook niet het Haringvliet wordt meegenomen. Op termijn is uitbreiding van het areaal getijdenenergie zeker het onderzoeken waard. Mede gezien de zoetwatervoorzieningsdiscussie is het echter de vraag of het realiseren van twee getijdencentrales voor 2030 haalbaar is. In de Energievisie wordt daarom alleen het lopende initiatief van de getijdencentrale in de Brouwersdam meegenomen. Binnen dit initiatief worden momenteel twee technieken onderzocht: conventionele waterkrachtturbines en een experimentele hydro-pneumatische techniek. De waterkrachtturbine is gebaseerd op techniek die zich inmiddels ruimschoots bewezen heeft, maar deze heeft zonder mitigerende maatregelen nadelige effecten op
de visstand. Bij de hydro-pneumatische techniek kunnen vissen vrij migreren tussen de Noordzee en het Grevelingenmeer, waardoor deze techniek vanuit natuurbelangen de voorkeur verdient. Het rendement is echter aanzienlijk lager dan dat van waterkrachtturbines en bovendien bevindt de techniek zich nog in een experimentele fase. De landschappelijke effecten van waterkracht worden over het algemeen als erg groot beschouwd. Waterkracht roept al snel het beeld op van onder stuwmeren verdwenen dalen. In het geval van het Grevelingenmeer gaat het
echter om de herintroductie van een (beperkte) getijbeweging die het bekken vóór de indamming reeds had. Hiermee kan juist een positief effect op het ecosysteem ontstaan en ook op (de beleving van) het landschap. De herintroductie van het getij zal er met name langs flauwe oevers voor zorgen dat delen van het Grevelingenmeer tijdens eb weer zullen droogvallen en dat het ritme van de getijden weer kan worden beleefd. Zelfs de benodigde aanpassingen en de stroming bij de Brouwersdam kunnen bijdragen aan de landschapsbeleving. Ook in landschappelijk opzicht kan dus worden gesproken van een no-regret maatregel.
voorbeelduitwerking
Landschappelijke inpassing van getijdenenergie: het Grevelingenmeer en (wellicht in een later staduim) de haringvliet als onttrekkingsgebied
49 H
+
N
+
S
'12
Bedrijvenpark Oude Tonge
Landschappelijke inpassing van een middelgrote agro-industriële biomassavergisitngsinstallatie
G O E R E E - O V E R F L A K K E E ,
Biomassa
D U U R Z A M E
Ook het inzetten van biomassa kan worden opgevat als een no-regret maatregel. Tenminste, daar waar het om restproducten gaat. Biomassateelt is naar verwachting tot 2030 in West-Europa geen concurrerend gewas. De opbrengsten zijn veel lager dan die van voedselgewassen en de grondprijzen zijn hier te hoog om het voor agrarische ondernemers opportuun te maken om volledig op biomassateelt over te stappen. Tot 2030 zal biomassateelt waarschijnlijk hooguit een rol spelen in de vorm van kleinschalige, maar zeker niet onbelangrijke, proef- en voorbeeldprojecten. De potenties van de verbranding of vergisting van agrarische en natuurlijke restproducten lijken in eerste instantie hoog, er is immers redelijk wat biomassa op het eiland beschikbaar. Het gaat hierbij niet alleen om vergisting van mest (dit levert in potentie ongeveer de helft van de op het eiland op te wekken energie uit biomassa), maar ook om verbranding van bijvoorbeeld dood hout uit natuurgebieden en bijvoorbeeld gemaaid bermgras. In theorie kan hieruit veel energie gewonnen worden, maar er zal ook veel energie geïnvesteerd moeten worden in het winnen en het transport van de grondstoffen.
E N E R G I E
I N
H E T
L A N D S C H A P
Voor wat betreft de locaties voor biomassavergistingsinstallaties spelen logistieke factoren een doorslaggevende rol. Met name de aanvoer van co-fermetaat en de afvoer van digestaat levert afhankelijk van het type vergistingsinstallatie veel transportbewegingen op, waardoor lokale wegen mogelijk overbelast kunnen worden. Agrarische biomassavergistingsinstallaties (typen 1 en 2) kunnen
nog op het agrarische erf worden ingepast. Hoofdstuk 4 geeft hiervoor enige inpassingsprincipes. Agro-industriële vergisters (typen 3 en 4) zijn te groot en kennen te veel transportbewegingen om een goede inpassing op het agrarische erf mogelijk te maken. Voor dit type vergisters zal dan ook naar voor zwaar transport goed bereikbare bedrijventerreinen en RWZI’s gekeken moeten worden.
voorbeelduitwerking
Landschappelijke inpassing van agro-industriële biomassavergistingsinstallaties: bij voorkeur op bedrijventerreinen en bij RWZI’s
51 H
+
N
+
S
'12
G O E R E E - O V E R F L A K K E E ,
52 Goedereede (bestaande situatie) H
+
N
+
S
'12
D U U R Z A M E
E N E R G I E
I N
H E T
L A N D S C H A P
G O E R E E - O V E R F L A K K E E ,
D U U R Z A M E
Warmte
Uitwisseling met de ondergrond is in potentie een veelbelovende warmtebron voor huishoudens en kantoorgebouwen (laagwaardige warmtevraag). Afhankelijk van de schaal van de warmtevraag kan deze worden ingevuld met (kleinschalige) gesloten WKO systemen of (relatief grootschalige) open WKO systemen. De invloed van de gemeenten op toepassing van dergelijke systemen heeft vooral betrekking op nieuwbouwwijken en overheidsgebouwen. Deze kunnen evenwel een voorbeeldfunctie krijgen voor in particulier beheer zijnde bestaande bebouwing. Voor deze bestaande bebouwing zijn de investeringskosten nog een groot struikelblok, de verwachting is dat dit tot 2030 nog wel zo zal blijven.
E N E R G I E
I N
H E T
L A N D S C H A P
reinen, grote glastuinbouwcomplexen) op het eiland aanwezig, waardoor de toepassing van grootschalige diepe geothermie (met een wat grotere ruimtelijke impact) zeer waarschijnlijk niet aan de orde zal zijn.
voorbeelduitwerking
De ruimtelijke implicatie van WKO systemen zijn daarnaast beperkt. Gesloten WKO systemen kunnen op vrijwel het gehele eiland worden toegepast. Open WKO systemen kunnen worden toegepast bij ziekenhuizen en glastuinbouwcomplexen. Doordat bij deze systemen een uitwisseling met het grondwater plaatsvindt kunnen zij niet overal worden toegepast. Zo zijn de randen van het eiland minder geschikt en is het grondwater onder het waterwingebied Middelduinen (ten noorden van Ouddorp en Goedereede) beschermd. Er zijn geen sterk geconcentreerde warmtevragers (grote industrieterInpassing van warmte: warmtenetwerken op wijkniveau in de dorpen en individuele WKO-installaties in het buitengebied
53 H
+
N
+
S
'12
Beeld vanaf de Magdalenadijk, huidige situatie.
Beeld vanaf de Magdalenadijk. Concept lijnen langs het water. Van links naar rechts zijn de windparken bij de Hellegatsdam, park Piet de Wit en bij de Veerweg te zien.
Beeld vanaf de Magdalenadijk. Concept clusters langs het water. In het verlengde van de weg is het uitgebreide park Piet de Wit te zien.
G O E R E E - O V E R F L A K K E E ,
Wind
D U U R Z A M E
In deze studie is gezocht naar een landschappelijke plaatsingsstrategie voor windturbines, waarbij de bestaande landschapsstructuur leidend is. De maat van de huidige generatie windturbines (en daarmee de afstand waarop deze zichtbaar zijn, bij helder weer zo’n 20 km) roept de vraag op, op welk schaalniveau aansluiting bij de landschapsstructuur gevonden dient te worden. Relatief kleinschalige landschapsstructuren zoals de dijken of de havenkanalen zijn bijvoorbeeld te klein van schaal om een relatie aan te gaan met een modern windpark. De juiste schaal om bij aan te sluiten is die van het eiland zelf: de grens land-water en de landschappelijke eenheden Goeree, Overflakkee en het Land van de Statendam. Het huidige plaatsingsconcept voor windparken op Goeree-Overflakkee is dan ook gebaseerd op het met lijnopstellingen markeren van de grens tussen land en water. De huidige op het eiland aanwezige opstellingen zijn daar het gevolg van. Deze zullen op termijn vervangen kunnen worden door grotere en efficiëntere windturbines. Op een aantal locaties kunnen nieuwe windparken ontwikkeld worden. Hierbij moet echter voorkomen worden dat een beeld ontstaat, waarbij de gehele rand van het eiland ‘volgezet’ lijkt met windturbines. Dit levert geen wenselijke ruimtelijke beleving van het eiland op. Vasthoudend aan de land-water grens zullen dus bepaalde concentratiezones en ‘vides’
E N E R G I E
I N
H E T
L A N D S C H A P
gemaakt moeten worden. Hierbij is de afstand tussen individuele opstellingen leidend. Twee windturbineopstellingen zullen als individuele windparken moeten worden beleefd, en niet als één groot windpark. De hiervoor vereiste onderlinge afstand is, afhankelijk van de
voorbeelduitwerking
Landschappelijke inpassing van windenergie volgens het bestaande concept: (lange) lijnen langs het water
55 H
+
N
+
S
'12
G O E R E E - O V E R F L A K K E E ,
D U U R Z A M E
E N E R G I E
I N
H E T
L A N D S C H A P
Beeld vanaf de Zuiddijk (ringdijk van Dirksland). Huidige situatie.
Beeld vanaf de Zuiddijk (ringdijk van Dirksland). Concept lijnen langs het water. In het midden, achter de bomenrij is het vernieuwde park Battenoert te zien. Rechts daarvan is het geplande park op de Krammersluizen zichtbaar (afstand 4,5 km) en rechts op de voorgrond een opgewaardeerde enkele lijnopstelling langs het Grevelingenmeer (afstand 2 km).
56 H
+
N
+
S
'12
Beeld vanaf de Zuiddijk (ringdijk van Dirksland). Concept clusters langs het water. Park Battenoert is komen te vervallen. In het midden op de achtergrond is windpark Krammer zichtbaar en rechts op de voorgrond het cluster aan de Klinkerlandse Zeedijk.
G O E R E E - O V E R F L A K K E E ,
D U U R Z A M E
grootte en de vorm van de windparken, zo’n 2 kilometer. Bij verdere uitbreiding van de windparken in kwestie zal deze tussenruimte kleiner worden, waardoor alsnog interferentie kan ontstaan. Het is daarom in de praktijk raadzaam om een grotere onderlinge afstand te hanteren. Hoe groter de afstand tussen de windparken, hoe ‘leger’ het landschap ervaren zal worden en hoe groter de mogelijkheden zijn om op termijn nieuwe, zelfstandige windparken te realiseren. De wens om grote vides te ‘realiseren’ leidt tot een concentratiemodel, waarbij de windturbines op een klein aantal locaties wordt geconcentreerd. Het huidige plaatsingsbeleid en de huidige locaties volgend stellen wij voor om het plaatsingsbeleid te richten op concentratie van windturbines op enkele bestaande locaties op de land-water grens. Wanneer tevens een ruime afstand tot bestaande en geplande windturbineparken in of aan de overkant van de grote wateren wordt gerespecteerd, dan komen de volgende windturbineparken in aanmerking voor uitbreiding: - Van Pallandt - Klinkerlandse Zeedijk - Piet de Wit (in de Groote Adriana Theodorapolder)
E N E R G I E
I N
H E T
L A N D S C H A P
voorbeelduitwerking
Landschappelijke inpassing van windenergie volgens het voorgestelde nieuwe concept: compacte clusters in de buitenste polders
57 H
+
N
+
S
'12
G O E R E E - O V E R F L A K K E E ,
D U U R Z A M E
E N E R G I E
I N
H E T
L A N D S C H A P
Beeld vanaf de N59. Huidige situatie.
Beeld vanaf de N59. Concept lijnen langs het water. Op de voorgrond is het vernieuwde park Battenoert te zien. Rechts daarvan is aan de horizon de nieuwe locatie aan de Bekadeweg zichtbaar. Langs de oevers van het Grevelingen zijn op de achtergrond de windturbines aan de Klinkerlandse Zeedijk en de Herkingsezeedijk te zien
58 H
+
N
+
S
'12
Beeld vanaf de N59. Concept clusters langs het water. Op de voorgrond is park Battenoert verwijderd. Langs de oevers van het Grevelingen is op de achtergrond het uitgebreide windpark aan dKlinkerlandse Zeedijk te zien.
G O E R E E - O V E R F L A K K E E ,
D U U R Z A M E
E N E R G I E
I N
H E T
L A N D S C H A P
voorbeelduitwerking
Beperkte robuustheid strategie ‘lijnen’: bij een verdubbeling van de opgave (250 MW) is vrijwel de hele rand van het eiland gevuld met windturbines.
De onderlinge afstand tussen deze windparken bedraagt zo’n 10 tot 15 kilometer. Wanneer op een vergelijkbare afstand een nieuwe locatie voor een windpark moet worden aangewezen dan biedt de Kroningspolder ten oosten van Stellendam goede perspectieven. Dit is een relatief lege polder die bovendien samen met de overige drie locaties de hoekpunten van Overflakkee markeert. De huidige lijnopstellingen zullen bij een verdere concentratie van windenergie op deze locaties moeten worden omgevormd tot clusters. De lange lijnen van de van Pallandtweg en de Groote Adriana Theodorapolder kunnen verkort worden door op termijn afgeschreven windturbines te verwijderen en vervangende exemplaren in een te vormen
voorbeelduitwerking
Robuustheid strategie ‘clusters’: clusters groeien uit binnen de poldergrenzen. De open gebieden blijven gehandhaafd.
cluster op te nemen. Voor de begrenzing van deze clusters kunnen de polderdijken als kader gebruikt worden. Zo ontstaat op het eiland een viertal zelfstandige en duidelijk begrensde ‘windpolders’. Kleine initiatieven die buiten deze locaties vallen kunnen mogelijk naar deze locaties verwezen worden. Wanneer zich grootschalige initiatieven buiten deze locaties aandienen die niet binnen de locaties te plaatsen zijn, dan dient op basis van de hierboven genoemde uitgangspunten een heroverweging van de genoemde locaties gemaakt te worden. Andere plaatsingsstrategieën vallen uit praktisch of landschappelijk oogpunt af. Zo is er op de dammen van Goeree-Overflakkee
eenvoudigweg niet voldoende plek om het benodigde aantal turbines te plaatsen. Dit geldt overigens al helemaal voor de havenkanalen. Ook de huidige plaatsingspraktijk van lijnopstellingen langs het water gaat bij een dergelijke opgave wringen. De lijnopstellingen worden dan namelijk te lang of komen te dicht bij elkaar te staan, waardoor ze met elkaar gaan interfereren waardoor voor het gevoel de hele rand van het eiland vol staat met windturbines. Het creëren van één groot windlandschap door alle windturbines op een bepaald deel van het eiland te concentreren wordt zowel door bewoners als door deelnemers aan de werksessie niet als wenselijk ervaren. Evenmin als het over het eiland verspreiden van solitaire windturbines. 59 H
+
N
+
S
'12
voorbeelduitwerking
H G OOE RO E F E -D O VS E R T F UL AKK K E E ,
D U U R Z A M E
E N E R G I E
I N
H E T
L A N D S C H A P
7 STUREN OP LANDSCHAPPELIJKE KWALITEIT DE GEREEDSCHAPSKIST
De hiervoor beschreven kaderstellende richtlijnen laten zich niet direct vertalen naar een ‘eindbeeld’ van het landschap in 2030. Er bestaat binnen deze richtlijnen immers een zekere vrijheid die het mogelijk maakt om de door de gemeente te stellen kaders te matchen met de wensen van initiatiefnemers. De mate waarin sturing op landschappelijke kwaliteit door de gemeenten wenselijk is, is per modaliteit verschillend. Zo is de landschappelijke impact van windturbines veel groter dan die van bijvoorbeeld zonne- of getijdenenergie. Hieronder wordt per modaliteit, in aflopende volgorde van landschappelijke impact, aangegeven hoe de gemeenten kunnen sturen op een kwalitatief hoogwaardige landschappelijke inpassing van duurzame energie. Om de ruimtelijke uitwerking van deze richtlijnen toch zo goed mogelijk in beeld te brengen is hiernaast een voorbeelduitwerking weergegeven die laat zien hoe Goeree-Overflakkee er in 2030 uit als duurzaam energieneutraal eiland uit kan zien.
Wind
De schaalsprong in de toepassing van windenergie vraagt om een nieuw plaatsingsconcept: een beperkt aantal, relatief grote, compacte en ver uiteen liggende clusters langs de waterlijn van Overflakkee. Dit nieuwe concept is in eerste instantie een maatlat waarlangs lopende initiatieven gelegd moeten worden. stap1 Aan initiatieven die goed met dit concept zijn te rijmen kan doorgang verleent worden. Voor initiatieven waarbij dit niet het geval is zal bekeken moeten worden of zij eventueel op een andere, binnen het concept passende, locatie te realiseren zijn. De verwachting is dat de locaties van de clusters hiermee in grote lijnen vast komen te liggen. stap 2 Daarnaast zal van bestaande windparken bekeken moeten hoe zij op termijn (wanneer bepaalde turbines afgeschreven zijn) kunnen worden omgevormd tot de in stap 1 gedefinieerde locaties, danwel hoe deze kunnen worden gesaneerd.
stap 3 Nieuwe initiatieven worden alleen gehonoreerd op de in stap 1 gedefinieerde locaties.
gereedschappen wind Hou vast aan de rand van het eiland: windturbines op de grens tussen land en water zijn in de zuidwestelijke delta een herkenbaar plaatsingsprincipe. Kies voor compactie: liever weinig grote windparken dan veel relatief kleine opstellingen. Schakel over van lijnen naar clusters. Houdt afstand: 8 tot 10 km ‘windturbinevrije ruimte’ is wenselijk vanuit landschapsbeleving. Baken af: benut poldergrenzen als ruimtelijke eenheid voor windparken.
61 H
+
N
+
S
'12
G O E R E E - O V E R F L A K K E E ,
Biomassa
De gemeenten kunnen vooral sturen met de vergunningverlening op locatiekeuze voor biomassavergistingsinstallaties. Hierbij kunnen agrarische biomassavergistingsinstallaties op het agrarische erf worden ingepast en zullen agro-industriële vergisters vanwege hun afmetingen en het aantal transportbewegingen een plek dienen te krijgen op voor zwaar transport goed bereikbare bedrijventerreinen en RWZI’s. Als locaties eenmaal gekozen zijn, dan is het van belang dat de installaties op een zorgvuldige manier landschappelijk worden ingepast. Hoofdstuk 4 geeft hiervoor een aantal richtlijnen.
gereedschappen biomassa Geen agro-industriële biomassavergistingsinstallaties in het buitengebied, wel op bedrijventerreinen en bij RWZI’s. Koppel agrarische biomassavergistingsinstallaties aan het erf en zorg voor een locatiespecifieke landschappelijke inpassing.
62 H
+
N
+
S
'12
D U U R Z A M E
Zon
Bij een grootschalige toepassing kan zonneenergie een grote impact op het landschap hebben. De sturing de gemeenten hierop hebben is beperkt, de particuliere initiatiefnemers zullen in de meeste gevallen eigenaar zijn van het object (het eigen woonhuis) waarop de zonnepanelen geplaatst zullen worden. Door eventueel zelf op grote schaal zonnepanelen in te kopen (en deze daarmee tegen een aantrekkelijk tarief aan particulieren aan te bieden) kunnen de gemeenten wel invloed hebben op de gebruikte panelen, en de hierin gehanteerde eenheid. Met relatief grote partijen als woningbouwcoöperaties kunnen de gemeenten in gesprek gaan over de toepassing van zonne-energie. Hierbij kunnen dan ook esthetische aspecten een rol spelen.
gereedschappen zon Zonnepanelen in dorpen: zoveel mogelijk integreren in daken, streef architectonische kwaliteit na. Zonnepanelen in het landelijk gebied: zoveel mogelijk intereren in (bedrijfsgebouwen op) het agrarisch erf.
E N E R G I E
I N
H E T
L A N D S C H A P
Getijden
Er ligt een concreet initiatief voor een getijdencentrale in de Brouwersdam. De gemeenten zijn hierbij betrokken. Vanuit landschappelijk oogpunt is met name de herintroductie van getijden op het Grevelingenmeer het belangrijkste effect. Onder meer door het initiëren van natuur- en recreatieprojecten langs de waterrand van het Grevelingenmeer kunnen de gemeenten de landschappelijke beleefbaarheid van het getij maximaliseren. De getijdencentrale zelf heeft het in zich een attractie te worden. Door aan de getijdencentrale een bezoekerscentrum te koppelen en voor een aansprekende architectuur te kiezen kan de aantrekkingskracht van de getijdencentrale mogelijk worden vergroot.
gereedschappen getijden Zet in op beleving getij en architectuur getijdencentrale.
Warmte
Zowel landschappelijke impact als sturingsmechanismen zijn bij warmte-koude opslagsystemen zeer beperkt aanwezig. Hier hoeven de gemeenten zich dan ook niet met nadruk op te richten.
G O E R E E - O V E R F L A K K E E ,
D U U R Z A M E
E N E R G I E
I N
H E T
L A N D S C H A P
BIJLAGE Genodigden werksessies Duurzame energie en landschap Goeree-Overflakkee Naam
Organisatie
Siem van der Stoel Erik Rumpff Jan Janse Fred Wolters Ria de Graaf Durk Visser Jan Smitsman Gert Jan Korte Jeroen Leijtens Rick Wasser Andries Middelbos Monique Sweep Cees Dam Carolien Kranse Jan Zuidweg Martijn Hoogmoed Lennard Seriese Adriaan Bijl Peter van Alphen Anne Marijke Elema Bart Verschoor Carolien Huisman Gerrit de Zoete Jasper Hugtenburg Sven Stremke
LTO Goeree-Overflakkee Groenservice Zuid-Holland Staatsbosbeheer Stedin Natuur en Landschap Goeree-Overflakkee Natuur en Landschap Goeree-Overflakkee Waterschap Hollandse Delta Recron Duurstroom Eneco Deltawind Innovatieplatform Goeree-Overflakkee / Deltawind Woongoed Flakkee Gemeente Oostflakkee Gemeente Dirksland Gemeente Goedereede ISGO ISGO ISGO ISGO (IVN) Provincie Zuid-Holland Provincie Zuid-Holland MWH H+N+S Landschaparchitecten Wageningen Universiteit & Researchcentrum
63 H
+
N
+
S
'12
Windturbines langs de Battenoordseweg, nabij Nieuwe Tonge (bestaande situatie)
Colofon Het studierapport Goeree Overflakkee, duurzame energie in het landschap is verricht in opdracht van het ISGO en uitgevoerd door H+N+S Landschapsarchitecten. Samenstelling Jasper Hugtenburg Marieke Brouwer - te Molder Sven Stremke (Wageningen Universiteit) Dirk Sijmons (supervisie) Vormgeving en lay-out H+N+S Foto's en afbeeldingen H+N+S tenzij anders vermeld project nr. 1767
Amersfoort, februari 2012 © H+N+S (2012) Alles uit deze uitgave mag worden vermenigvuldigd en / of openbaar gemaakt mits de bron wordt vermeld.
65 H
+
N
+
S
'12