DUURZAME ENERGIE IN KOELING FRUITSECTOR
Nederlandse Fruittelers Organisatie
Auteurs:
Frank van de Geijn (FBR) Matthijs Montsma (FBR) Heleen Koenraads (NFO)
Zaaknummer:2009-013323 NFO referentie: 12/0811/HK Dit is de inhoudelijke versie, zonder financieel verslag
September 2012
Inhoud 1. Inleiding 2. Resultaten 2.1 Bedrijfsdoorlichtingen 2.2 Eindresultaten 3. Verloop van het Project 3.1 Werving deelnemers 3.2 Projectactiviteiten 3.3 Successen 3.4 Knelpunten 4. Duurzaamheid 4.1 Herbenutting van warmte 4.2 Zelf energie maken 4.3 Koudemiddelen 5. Promotie en Publiciteit
Eindrapportage Duurzame energie in koeling fruitsector zaaknr: 2009-013323
2
1
Inleiding
Gedurende de periode voorjaar 2010 tot zomer 2012 is het project ‘Duurzame energie in koeling fruitsector’(2009-013323) uitgevoerd. Het project wordt gefinancierd door de Provincie Gelderland in het kader van de Provinciale Klimaatagenda. De projectleiding is in handen van de Nederlandse Fruittelers Organisatie. Het project is voornamelijk uitgevoerd door Food & Biobased Research van Wageningen UR en is powered by Fruitpact, Betuwse Bloem. Totaal namen 33 (fruit)bedrijven met koeling deel waarvan 21 in een eerste groep en 12 in de tweede groep. Alle bedrijven zijn gevestigd in het Rivierengebied in de Provincie Gelderland. Doel van dit project is het terugdringen van het energieverbruik en introductie van een duurzamere vorm van (lange termijn) fruitkoeling. Energieoptimalisatie en - besparing in het algemeen. De primaire doelgroep vormen fruittelers en loonkoelers in het rivierengebied. Hiernaast is het de bedoeling dat het project ook een effect heeft op bedrijven buiten de kring van deelnemers. Het project wordt ingevuld met een bedrijfsgerichte analyse. Verder is gekozen om kennisuitwisseling tussen de bedrijven te realiseren door middel van bijeenkomsten waarbij naast de resultaten van de bedrijfsscans en individuele ervaringen in het omgaan met energiebeheer ook diverse partijen uitgenodigd zijn om informatie op vlak van duurzame bewaring te leveren. Een ieder heeft op zijn toepassingsgebied een bijdrage aan kennisuitwisseling geleverd.
Eindrapportage Duurzame energie in koeling fruitsector zaaknr: 2009-013323
3
2
Resultaten
In dit hoofdstuk zijn beschreven de resultaten van de 33 individuele bedrijfsanalyses. 2.1 Bedrijfsdoorlichtingen Aan de hand van de beschikbare informatie over het elektriciteitsverbruik is eerst een beeld verkregen van het aandeel elektraverbruik door fruitbewaring op het totale energieverbruik. Hiervoor is per bedrijf een energiescan uitgevoerd en op basis van cijfers van onder andere elektriciteitsafrekeningen, hoeveelheid opgeslagen fruit, type installatie een energieverbruik bepaald, uitgedrukt in het aantal verbruikte kWh per opgeslagen ton fruit per dag. Als richtlijn voor normaal verbruik bij een gemiddeld fruitbedrijf met koeling is 0,5 kWh/ton/dag vastgesteld. In figuur 1 is een verdeling te zien van het energieverbruik op meerdere bedrijven. Deze verdeling is verkregen uit eerdere energiescans en geldt als maat voor de energiescan binnen dit Fruitpact project. Verdeling van verbruik 25
aantal bedrijven
20
15
10
5
0 tot 0,35
0,35-0,34 0,45-0,55 0,55-0,65 0,65-0,75 0,75-0,85 0,85-0,95 verbuiksklasse (kWh/ton/dag)
Diagram 1 Tijdens de energiescan op de deelnemende bedrijven wordt al snel duidelijk dat er grote verschillen zijn in de informatievoorziening van het energieverbruik. De elektriciteit verbruikscijfers zijn soms niet gemakkelijk te interpreteren door de cryptische informatie op de elektra afschriften of vaak omdat de informatie geldt voor een heel jaar en het bewaarseizoen natuurlijk altijd over 2 boekjaren loopt. Bij enkele deelnemers van het project (meest grootverbruikers) zien we gelukkig ook keurige overzichten per maand en zelfs per dag dat via internet is terug te zien. Dit heeft een groot voordeel vanwege het feit dat op een fruitbedrijf niet alleen bewaard wordt, maar ook gesorteerd, heftrucks worden opgeladen en er is verlichting. Samen met het aantal in gebruik zijnde cellen is voor de deelnemende bedrijven zo goed mogelijk geprobeerd het normgetal vast te stellen. Op locaties waar het elektriciteitsverbruik moeilijk vast te stellen was, is gedurende enkele weken per week de kWh-meterstand opgenomen en het tonnage van in gebruik zijnde cellen geregistreerd. Op die manier is het verbruik vastgesteld weergegeven in staafdiagram 2. Eindrapportage Duurzame energie in koeling fruitsector zaaknr: 2009-013323
4
Diagram 2 (verbruik groep 1)
Diagram 3 (verbruik groep 2) Te zien is dat de verschillen onder de deelnemers groot zijn. Tussen laagste en hoogste energieverbruik zit 0.74 kWh/ton/dag. Het beeld van groep 1 en 2 is redelijk vergelijkbaar. In diagram 4 is opnieuw een verdeling gemaakt van het energieverbruik. Ten opzichte van diagram 1 is een vergelijkbaar verloop te zien, maar dan naar rechts opgeschoven en dus hoger Eindrapportage Duurzame energie in koeling fruitsector zaaknr: 2009-013323
5
in het energieverbruik. Kijkend naar de norm van 0.5 kWh/ton/dag is voor de meeste deelnemers in de groep nog energie te besparen.
Diagram 4 (verdeling Elektra verbruik in klasse) De bevindingen van de energiescan zijn tijdens de avondbijeenkomsten uitgebreid besproken en na een presentatie over aandachtspunten in het gebruik van de koeling en voor energieregistratie is verder gediscussieerd. Er is onderscheid gemaakt in het gebruik en werking van de gehele koelinstallatie en daarnaast op celniveau. Met celniveau wordt bedoeld de registratie en regeling van ventilatie, ontdooiing, CA-techniek etc. Uit de resultaten en de gesprekken blijkt dat: • de registratiemogelijkheid vaak beperkt is. De jaarenergierekening geeft een onvoldoende beeld. Een specificatie per maand is nodig en dan het liefst direct opvraagbaar. Ook de beschikking van aparte kWh-meters voor het bewaardeel van het bedrijf is wenselijk. Hiervoor is zelfs EIA voor aan te vragen. • het aanpassen van ventilatietijden kan op eenvoudige manier leiden tot minder energieverbruik. De instellingen op de bewaarcomputer kunnen hiervoor beter benut worden, door instellingen te benutten als naventilatietijden of middels puls/pauzeregeling. • dat onregelmatigheid tussen gelijke cellen vaak voorkomt. Zorg dat de estafetteregeling optimaal functioneert, zodat koelacties en bij voorkeur ook draaiuren op gelijke cellen zoveel mogelijk hetzelfde zijn. • De compressorregeling geoptimaliseerd kan worden. Bij veel koelinstallaties worden compressoren onnodig bijgeschakeld en vervolgens kort daarna weer uitgeschakeld. De koelinstallateur speelt hierin een belangrijke rol en de bewaarder mag pas tevreden zijn als het probleem echt is opgelost. • Het gebruik van werkcellen geoptimaliseerd kan worden. Vaak zijn meerdere werkcellen in gebruik, maar niet optimaal gevuld. Een halfvolle cel verbruikt meer energie dan een volle cel die op temperatuur is. Eindrapportage Duurzame energie in koeling fruitsector zaaknr: 2009-013323
6
•
De lekdichtheid van de cellen een belangrijke rol speelt bij het gebruik van stikstofgeneratoren. Het is gebleken dat lekdichtheid van de cellen ook na het testen niet optimaal is. Er bestaan gevallen waar de cellen die het beste uit te test kwamen gedurende het bewaarseizoen toch moeilijk op regime te houden waren. Dit resulteert in een hoger energieverbruik door overmatig gebruik van de stikstofgenerator.
Na de eerste bijeenkomst hebben de meeste deelnemers direct aanpassingen doorgevoerd. In het gunstigste geval is een besparing van rond de 30% gerealiseerd wat aanzienlijk scheelt in de exploitatie van het bewaarcomplex. Bij de tweede groep is de periode tussen de bijeenkomsten te kort geweest om een inventarisatie van het besparingsvoordeel te bepalen. De succesfactor van het energieproject is een directe energiebesparing zonder dat investeringen nodig zijn. Door het geven van extra aandacht aan de registratie, waardoor het energieverbruik inzichtelijk gemaakt wordt, en een goede optimalisatie van instellingen van zowel koelcel als koelinstallatie, is een energievoordeel gemakkelijk te halen. Dit werkt natuurlijk ook door in de portemonnee! Wanneer blijkt dat het gebruik van de bewaring optimaal is en het energieverbruik per ton per dag al onder de norm zit dan kan eventueel geïnvesteerd worden in energiebesparende maatregelen. Overigens moet de terugverdientijd wel reëel blijven (<10-15 jaar). Alternatieve energiebronnen komen dan ook in beeld. Binnen het project is hier in een later stadium aandacht aan besteed. Tijdens de tweede avondbijeenkomst is extra aandacht besteed aan de discussie rondom R12en R22-koelinstallaties. Het is een feit dat deze koudemiddelen steeds moeilijker beschikbaar worden. Steven Lobregts van Sparkling Project heeft tijdens de bijeenkomsten bijgedragen om duidelijkheid te scheppen over de situatie van deze installaties en eventuele alternatieven. De keuze is altijd aan de ondernemer om te besluiten door te werken met R12- of R22-installaties, maar duidelijk is dat de risico’s steeds groter worden. Zeker als er lekkages optreden tijdens het bewaarseizoen. 2.2 Eindresultaten Het resultaat van dit energieproject is op bedrijfsniveau variabel van tevredenheid tot teleurstelling. Bedrijven denken in veel gevallen dat een hoog energieverbruik juist niet bij hen speelt. Het gezamenlijk vaststellen van een hoog verbruik is dus teleurstellend. Wel blijkt in zeker 50 % van de bedrijven een besparing mogelijk van meer dan 10 % zonder dat hiervoor grootschalige investeringen moeten worden uitgevoerd. Opvallend zijn ook ervaringen van installaties van hoge leeftijd die energetisch nog een prima prestatie leverden. Om deze reden hoeven deze installaties dus niet te worden vervangen. Opvallend is dat Energie Subsidie geschikte installatie (EIA) in een aantal gevallen niet resulteren in een laag energieverbruik. Als kernpunt van energiebesparing is het beperken van de luchtcirculatie aangewezen. Op de meeste bedrijven is hier binnen de bestaande regeling op een eenvoudige wijze een andere instelling mogelijk. Veel bewaarders waren hier op basis van de landelijke informatie al mee aan het optimaliseren maar voelden zich door de projectinformatie gesterkt om verder te optimaliseren. In kern zijn enkele hoofd verbeteringen aangewezen: • • • • •
Beperken circulatie “Rust en regelmaat” koelgedrag op celniveau “Rust en regelmaat” op koelunit niveau (machinekamer) N2 gebruik beperken binnen C(ontrolled) A(tmosphere) bewaring Absorberen/Regeneren alleen die tijden die echt nodig zijn
Eindrapportage Duurzame energie in koeling fruitsector zaaknr: 2009-013323
7
3
Verloop van het project
3.1
Werving deelnemers
In de winter van 2009-2010 is de werving van de 45 beoogde fruit koelende bedrijven van start gegaan. Hiervoor is gebruik gemaakt van het magazine Fruitteelt, hét vakblad voor fruittelend Nederland. Via nieuwe oogst is ook kenbaar gemaakt dat bedrijven konden deelnemen aan het project. Ook heeft de NFO gebruik gemaakt van haar bestuurlijke structuur om telers te werven. Daarnaast de uitvoerder FBR heeft haar netwerk ingezet om telers warm te maken voor deelname aan het project. Ook heeft het Fruitpact aandacht besteedt aan de werving van deelnemers. Het aantal aanmeldingen kwam niet heel vlot op gang. Ook werd het beoogde en tevens maximale aantal van 45 niet gehaald. Er is besloten om in het voorjaar 2010 met de 21 aangemelde bedrijven van start te gaan in een eerste groep. De enthousiaste reacties van de eerste groep deelnemende bedrijven waren aanleiding om voor het project een verlenging van de looptijd aan te vragen en een tweede groep bedrijven te werven. Hier is veel tijd in gestoken waardoor met name de projectleiding fors meer uren heeft gemaakt dan aanvankelijk begroot. In 2011 bleek het animo voor een tweede groep te beperkt. Gedurende het winterseizoen 2011 en 2012 is weer actief geworven en is een tweede groep van 12 bedrijven gevormd die lopende het project een grote betrokkenheid hebben getoond. Hierbij is ook gebruik gemaakt van een adressenbestand van Frugiventa (AGF handel). Voorwaarden voor deelname Van de deelnemers werd een tijdsinput verwacht voor registratie, meelopen bij de individuele bedrijvenscans, aanpassingen van installaties of handelingen en het bijwonen van de gezamenlijke bijeenkomsten. Van enkele bedrijven waren zelfs meerdere personen betrokken bij de scans en aanwezig tijdens de bijeenkomsten. Bedrijven hebben een eigen bijdrage in cash betaald, gerelateerd aan koelcapaciteit. De koelcapaciteit van de bedrijven varieert enorm van onder 200 tot boven de 3000 ton fruit. Met arbeidsinput en cash betaling kan het project gedeeltelijk worden gefinancierd. Een eigen bijdrage stimuleert bovendien de gemotiveerdheid om serieus deel te nemen en aanpassingen uit te voeren op het bedrijf. Gezien de besparingen die bedrijven kunnen halen en nieuwe inzichten die deze professionele koelers hebben opgedaan, was het de investering van tijd en een bescheiden eigen bijdrage zeer zeker waard.
3.2
Uitvoering projectactiviteiten
Doorlichting bedrijven Met behulp van de energie scan zijn alle 33 bedrijven doorgelicht. Dit was de meest tijdsvergende activiteit van het project. In een nulmeting is het aanvankelijke energieverbruik in KWh per ton fruit per dag in kaart gebracht voor de bedrijven. Voor een aantal bedrijven was dit zeer nauwkeurig te bepalen, omdat zij zeer gedetailleerde energienota’s ontvangen. Voor andere (vaak kleine) bedrijven was dit lastiger te benaderen. De resultaten staan in voorgaand hoofdstuk 2. Gezamenlijke bijeenkomsten Voor elke groep zijn er gezamenlijke bijeenkomsten gehouden. Voor de eerste groep drie maal op 24 maart 2010, 19 mei 2010 en 15 maart 2011 en voor de tweede groep tweemaal op 6 maart en 19 juni 2012. In de startbijeenkomst van de tweede groep zijn de ervaringen van de eerste groep besproken. Na afloop van de projectperiode is in Eindrapportage Duurzame energie in koeling fruitsector zaaknr: 2009-013323
8
augustus 2012 een vervolg bijeenkomst georganiseerd voor geïnteresseerden uit beiden groepen. Onderwerp was gezamenlijke inkoop van energie. Bij de bijeenkomsten stonden onder andere de volgende zaken op de agenda; uitleg over het project en het plan van aanpak; wat wordt er van de deelnemende bedrijven verwacht?; toelichting over ervaringen elders en van de eerste groep; wat zijn de bepalende elementen voor het energieverbruik in de koeling en hoe kunnen we deze verbeteren?; Luchtcirculatie; wat kan wel, wat kan niet?; timing en planning van individuele bedrijfsscans en planning bijeenkomsten. Ook zijn er externe sprekers uitgenodigd om over gerelateerde zaken te discussieren. Hieronder Steven Lobregts Sparkling, Harrie van Beelen Fruitmasters Geldermalsen, Paul van Bergen Van Kessel Architectuur & Projectmanagement. Een ieder heeft op zijn toepassingsgebied een bijdrage aan kennisuitwisseling geleverd. Bedrijf zelf aan de slag De deelnemende bedrijven zijn veelal aan de slag gegaan naar aanleiding van de nulmeting. Een markant onderwerp waar vrijwel alle bedrijven mee aan de slag zijn gegaan naar aanleiding van de bijeenkomst en bezoek van FBR zijn de instellingen voor de luchtcirculatie. 3.3
Successen
In hoofdstuk 2 staan de positieve effecten, veelal op koeltechnisch vlak, genoemd. Naast energiebesparingen op de bedrijven, is er beduidend meer inzicht in koelinstallaties en processen, energieverbruik en gerelateerde aspecten bij de deelnemers. Diverse deelnemers uit beiden groepen hebben aangegeven behoefte te hebben aan voortzetting van de gezamenlijke bijeenkomsten waarbij gerelateerde thema’s onderling worden besproken. In augustus is zelfs een vervolgbijeenkomst gehouden, zoals hierboven genoemd. Deelnemers willen dus zelf verder om hun kennis uit te bouwen en ervaringen uit te wisselen en dat is een uitstekend resultaat. De ervaring leert dat er in de bijeenkomsten van de tweede en kleinere groep meer discussie en interactie was tussen de deelnemers. Deze interactie is erg bevorderend voor het bewustwordingsproces. 3.4
Knelpunten
Het geplande aantal bedrijven (45) bleek te ambitieus te zijn. Het wervingsproces is daarmee verlengd en heeft aanzienlijk meer tijd van de projectleiding gevergd en uiteindelijk hebben 33 bedrijven deelgenomen. Dit lagere aantal bedrijven is in een schrijven aan de Provincie Gelderland in februari 2012 kenbaar gemaakt door de projectleiding. De projectperiode is enkele keren verlengd met doel een tweede groep te kunnen laten draaien. De inzichten en adviezen die voorgekomen zijn uit de bedrijfsscan, kunnen in veel gevallen niet direct worden uitgevoerd. Grotere aanpassingen vergen namelijk forse kapitaalsinvesteringen. Dat heeft tijd nodig. Bovendien heeft de fruitsector de afgelopen jaren met veel financiële tegenvallers te kampen. De prijzen zijn jaar op jaar relatief laag geweest. In het bewaarseizoen 2012-2013 hebben de koelbedrijven te kampen met een onderbezetting van de koelcellen vanwege een fors lagere oogst van appels en peren.
Eindrapportage Duurzame energie in koeling fruitsector zaaknr: 2009-013323
9
4 Duurzaamheid De thema’s, gericht op duurzaamheid, die gedurende de diverse groepsbijeenkomsten behandeld zijn worden in dit hoofdstuk behandeld. 4.1 Herbenutting van warmte Tijdens de bijeenkomsten is onder andere gediscussieerd over de mogelijkheden van het hergebruiken van de warmte uit de installatie. Bewaarders weten dat de warmte uit de koelcellen via de condensor naar buiten worden afgevoerd, al dan niet in mindering van de warmte voor heetgasontdooiing. In het verleden werd deze condensor nog wel eens in de loods gehangen om hier voor een zekere verwarming te zorgen, met overigens weer een ongewenst verhoging van de warmte belasting van de cellen. Tegenwoordig overwegen bewaarders om in de persleiding een warmtewisselaar op te nemen en deze wisselaar aan te sluiten op bijvoorbeeld een vloerverwarming systeem. De warmte uit de wisselaar is laagwaardig dus voor veel meer dan voor vloerverwarming is het systeem niet geschikt. Volledig afhankelijk van deze vorm van warmtevoorziening zijn de meeste gebruikers van deze systemen niet. Het is raadzaam om een volwaardige CV installatie achter de hand te houden. De totale infrastructuur voor wisselaar, leidingen en aansluiting op een basis CV systeem is voor de meeste bedrijven redelijk kostbaar. Zeker als de warmte over een grotere afstand moet worden getransporteerd. De terugverdientijd is gebaseerd op het verminderen van de m3 gas en komt in veel gevallen uit op meer dan 10 jaar. 4.2 Zelf energie maken Tijdens de slotbijeenkomst van de tweede groep is door Paul van Bergen van Van Kessel Architectuur een presentatie gegeven over zonnepanelen. Inmiddels zien we op eerste fruitbedrijven daadwerkelijk panelen verschijnen. Feitelijk heeft het benutten van het dakoppervlak voor energiewinning weinig met bewaring te maken, maar binnen dit project is energiewinning ook een item. Toepassen van zonnepanelen kan feitelijk als apart businessmodel worden beoordeeld. Veel ondernemers zien de investering puur economisch. Met de investering wordt immers een flinke aanslag gedaan op het bedrijfsvermogen. Echter als de energieopbrengsten de totale kosten inclusief rente, aflossing en onderhoud gedurende de technische levensduur voldoende compenseren is het meer de vraag of we het vrije vermogen aan een milieu investering willen spenderen of dat we verwachten elders in de sector hogere rendementen te behalen. De hoeveelheid energie die op een dakoppervlakte kan worden gerealiseerd is onvoldoende om de kilo’s fruit die hieronder staan te koelen. We blijven dus afhankelijk van een aansluiting op het vaste net, zowel tijdens het inkoelen als in de bewaarfase. Zonnepanelen blijft dus ook op dit punt een aparte business. 4.3 Koudemiddelen passeren de revue Voor beiden groepen heeft Steven Lobregts van Sparkling zijn visie over koudemiddelen toegelicht. Het standpunt is dat feitelijk in duurzaamheidszin het beste voor natuurlijke koudemiddelen gekozen kan worden. Voor de kleine koudemiddelinhoud komt propaan in aanmerking. Dit koudemiddel staat echter geen grote inhoud toe waardoor totaal maximaal 200 ton kan worden gekoeld. Voor installaties onder de 2.000 ton opslagcapaciteit wordt de meerinvestering voor een natuurlijk koudemiddelen installatie (NH3) aanzienlijk (tot zeker 50 % hoger). Kleinere installaties, zeker bij thuisbewaarders, zullen dus nog logischerwijs op synthetische koudemiddelen worden uitgevoerd. Het minst ter discussie staande synthetische koudemiddel is R134a, die weliswaar een iets duurder systeem vraagt (compressoren met Eindrapportage Duurzame energie in koeling fruitsector zaaknr: 2009-013323
10
hoger slagvolume) maar energetisch dicht bij de ammoniak komt. Mogelijk brengt de toekomst systemen op basis van directe expansie van CO2. Bestaande R22 systemen vragen een aparte behandeling. Vanaf 2015 mag hier geen R22, ook geen recycle R22 worden ingebracht. Voor kleinere installaties kan gekozen worden de installatie om te bouwen naar R422d. Eerste praktijk ervaringen zijn overwegend positief. We winnen geen capaciteit en het energieverbruik neemt beperkt toe maar de levensduur van de installatie kan nog worden verlengd. R22 pomp systemen met grotere hoeveelheden vragen meer aandacht. Vooral de gevoeligheid van pakkingen die zullen gaan lekken vraagt om bredere aandacht en dus meer kosten. Het blijft een lapmiddel en kan voor het verlengen van de levensduur van de installatie met enkele jaren prima worden ingezet. Blijf echter realist en kijk of de installatie niet een duurzamere ombouwactie verdient. Het meest logisch lijkt dan een ombouw naar R404a of R507 echter ook deze koudemiddelen staan inmiddels binnen de politieke lobby al ter discussie. Eén van de grootste problemen in de koudemiddelensituatie is dat niemand op een keuze zit te wachten, maar het ontbreken van een duidelijke verplichtende richting nu tot veel twijfels leidt. Tijdens de tweede avondbijeenkomst is extra aandacht besteed aan de discussie rondom R12en R22-koelinstallaties. Een feit is dat deze koudemiddelen steeds moeilijker beschikbaar worden. Steven Lobregts van Sparkling Project heeft tijdens deze bijeenkomst bijgedragen om duidelijkheid te scheppen over de situatie van deze installaties en eventuele alternatieven. De keuze is altijd aan de ondernemer om te besluiten door te werken met R12- of R22-installaties, maar duidelijk is dat de risico’s steeds groter worden. Zeker als er lekkages optreden tijdens het bewaarseizoen.
Eindrapportage Duurzame energie in koeling fruitsector zaaknr: 2009-013323
11
5
Promotie en publiciteit
Er is actief gewerkt aan de promotie en publiciteit. Regelmatig is over het project gepubliceerd in voornamelijk het Vakblad Fruitteelt met een groot bereik onder fruittelend Nederland. Bij aanvang van het project met name voor de werving van deelnemers. Vervolgens zijn op basis van de positieve ervaringen artikelen geplaatst in 2010 en 2011 over de resultaten waardoor een olievlek werking in gang is gezet. Tijdens de Kennisdag voor de Fruitteelt op 2 december 2011 heeft uitvoerder Frank van der Geijn resultaten van het project aan een breed publiek in de fruitsector gepresenteerd in een lezing genaamd "Koelen met Watt minder". Deze presentatie en ook de artikelen hebben een belangrijke functie gehad bij werving van een tweede groep. Hierbij zijn aansprekende resultaten kenbaar gemaakt met doel bedrijven te overtuigen om deel te gaan nemen aan het project. Ook aandacht in de Fruitpact digitale nieuwsbrieven met interviews van deelnemers en kennisgeving op de website hebben bijgedragen aan de publiciteit van het project. Eveneens heeft in ‘nieuwe oogst’ (LTO) een artikel gestaan om het bereik breder te trekken dan het NFO ledenbestand. Enkele geïnteresseerde bedrijven gelegen buiten de Provincie Gelderland konden vanwege hun locatie helaas niet deelnemen. Het project dient zeker als voorbeeld voor uitvoering van vergelijkbare initiatieven buiten Gelderland. Concluderend: NFO, FBR en de deelnemende bedrijven hebben veel tijd en energie in dit project gestoken met doel op langere termijn aanzienlijk op energie te kunnen besparen en zelfs milieuvriendelijke energie op te kunnen wekken.
Eindrapportage Duurzame energie in koeling fruitsector zaaknr: 2009-013323
12